Nummer 10, Jaargang 4, Maart 2015
Themanummer ‘RADICALISERING’: Een verslag van onze expertmeetings ‘Radicalisering’ Wat gebeurt er in Rotterdam ...en meer Aankondiging RotterdamsKennislab Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Mei 2014
Van de redactie
Het Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit en de Hogeschool Rotterdam organiseren op 19 maart a.s. een kennislab over radicalisering. Waarom dit kennislab? Nederland wordt de afgelopen maanden overstelpt door berichten en beelden van gewelddadigheden uit met name Syrië en Irak. Veel van dit geweld wordt gepleegd uit naam van de islam. In Nederland, ook in Rotterdam, zijn er steeds meer gevallen bekend van jongeren die sympathie hebben voor de groepen die dit geweld uitdragen of zich zelfs aansluiten bij radicale groeperingen in het buitenland. Woorden zoals extremisme, jihadisme, radicalisering en Syrië-gangers komen in het politieke en maatschappelijke debat steeds vaker aan bod. De stad Rotterdam heeft een leidende rol in het debat over radicalisering en maatschappelijke spanningen. Vanuit de gemeente wordt de dialoog op veel plaatsen gevoerd. Er worden zowel grote debatten als kleinschalige dialooggespreken gehouden. Deze vinden o.a. plaats in de wijk, moskeeën, bij belangenorganisaties en op scholen. Burgemeester Aboutaleb van Rotterdam heeft een uitgespro-
2
ken rol in het maatschappelijk debat. Niet alleen in de stad, maar ook nationaal en zelfs internationaal. Als input voor deze nieuwsbrief heeft RKD contact gezocht met verschillende gemeenten en organisaties buiten Rotterdam om ons te laten informeren over wat elders gebeurt. De meeste instanties zwijgen echter in alle talen. Men is te voorzichtig met het verstrekken van informatie. Veel instellingen en professionals worstelen met dit onderwerp. Professionals die te maken hebben met islamitische jeugd staan vaak voor dilemma’s. Hoe ga je om met radicalisering en hoe bespreek je de visie van jongeren op gebeurtenissen in het Midden–Oosten? Gaat het om jeugd die aan het puberen is, of is meer aan de hand? Hoe kun je radicalisering bespreekbaar maken? Wanneer is het tijd om instanties in te schakelen? Maken we niet van een mug een olifant of onderschatten we juist het gevaar van radicalisering? Met dit kennislab wil RKD met organisaties en professionals antwoorden formuleren op deze vragen. In aanvulling op het kennislab is deze nieuwsbrief geheel gewijd aan het onderwerp ‘radicalisering’.
foto: Christine Matthews
In de maanden oktober en november organiseerde het Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit vijf expertmeetings voor verschillende groepen in Rotterdam. Het doel was om na te gaan hoe de ontstane onrust over “Syrië-gangers” beleefd wordt door Rotterdammers met verschillende achtergronden. Hieronder volgt een samenvatting van de bevindingen van deze bijeenkomsten. De expertmeetings zijn georganiseerd in Delfshaven (Bospolder), Rotterdam–Noord (Agniesebuurt en Liskwartier) en Rotterdam–Zuid (Bloemhof en Hillesluis). Aan deze meetings hebben ouders (mannen en vrouwen) en jongeren met islamitische achtergrond deelgenomen. Verder zijn er meetings gehouden voor sleutelfiguren die betrokken zijn bij zelforganisaties en moskeeën.
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
Expertmeetings over radicalisering
een samenvatting Radicalisering een vicieuze cirkel? Radicalisering wordt vaak gekoppeld aan strenggelovigheid. Bij het koppelen van deze begrippen voelt echter niet iedereen zich thuis. Over de gevolgen van deze koppeling worden veel zorgen geuit. Zo zien veel mensen in de eigen omgeving dat jongeren die zich meer met het geloof bezig houden, zich bijvoorbeeld anders gaan kleden en de moskee vaker bezoeken, door buurtbewoners en soms zelf door hun eigen ouders worden aangewezen als ‘geradicaliseerd’. Dit terwijl zij alleen een keuze hebben gemaakt om de islam strenger te praktiseren, zonder hierbij sympathie te hebben voor radicale en/of gewelddadige ideeën of groepen. Deelnemers aan de meetings maken zich veel zorgen over de toon in media en polarisatie in politieke en in maatschappelijke debatten.
Men maakt zich ook veel zorgen over jongeren die zich aangetrokken voelen tot gewelddadige ideeën. Jongeren die oorlogsbeelden zien en die denken de geloofsgenoten te gaan ‘helpen’ in de oorlogen. Sommige deelnemers zijn van mening dat ronselaars, o.a. via social media, een beeld schetsen van een ideale islamitische staat. Een ‘staat’ waarin de jongeren bij een groep kunnen horen, geaccepteerd worden om wie zij zijn en kunnen bijdragen aan een hoger doel. Dit beeld oefent grote aantrekkingskracht uit op jongeren, die zoekende zijn. Ongewild vormen media en politiek een katalysator in deze ronselpraktijk. De media leggen het probleem onder een vergrootglas en moslims, vooral jongeren, hebben het gevoel dat de politiek hen in een hoek drijft. Er is veel aandacht voor problemen die een deel van moslims veroor-
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
zaken. Maar de maatschappelijke en economische problemen die zij ondervinden krijgen geen aandacht, zo is de ervaring. Daarnaast is er sprake van algehele verharding in de maatschappij. Het risico daarvan is dat veel jongeren zich gestigmatiseerd, niet geaccepteerd en daardoor geen volwaardig lid van de Nederlandse maatschappij voelen. Mogelijk gevolg is dat deze jongeren zich tegen de maatschappij gaan afzetten. Dit is een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden.
De Rotterdamse situatie De genoemde ontwikkelingen en het thema radicalisering zijn erg actueel bij jongeren binnen de islamitische gemeenschappen in Rotterdam. Zij volgen het nieuws op de voet en bespreken het thema met leeftijdsgenoten. Zij zijn nieuwsgierig naar de verschillende kanten
3
Expertmeetings over radicalisering een samenvatting
van het verhaal en via internet zoeken en vinden zij veel informatie over bijvoorbeeld de oorlog in Syrië en IS. Door het internet komen kwetsbare jongeren in contact met sympathisanten van IS en ronselaars. Op internet verandert de informatie razendsnel, beelden zijn live te volgen en ronselaars gaan op in de anonimiteit. Tevens is er op het net te weinig sprake van een tegengeluid voor deze jongeren. De Rotterdamse moslims die het RKD sprak, geven aan dat er een verschil is tussen jongeren die sympathie hebben voor bijvoorbeeld IS en jongeren die uiteindelijk de stap nemen om het land te verlaten en in Syrië mee te gaan vechten. Volgens hen roepen jongeren te snel dat het IS het ‘goed’ doet. Dit is meestal een eerste emotionele reactie op de manier waarop de media en politiek de islam en moslims in Nederland en daarbuiten in beeld brengen. Of het wordt gekoppeld aan het jarenlange conflict tussen de Palestijnen en Israël. Als er echter doorgevraagd wordt, blijft er slechts een kleine groep jongeren over die werkelijk achter de IS–ideeën staat. Het gros van de jongeren nuanceert zijn mening. Van de groep jongeren die werkelijk radicale ideeën heeft, vertrekt vervolgens een klein aantal naar het buitenland. Deze groep verdient wel aandacht.
Zorgen van ouders Het thema wordt zo vaak en zo breed besproken door media en politiek dat ouders zich grote
4
zorgen maken. Zij vragen zich af in hoeverre hun kinderen hier vatbaar voor of mee bezig zijn. Vaak weten zij niet wat er zich in het leven van hun kinderen afspeelt. Dat maakt hun zorgen alleen maar groter. Er is sprake van een communicatiekloof. Ouders treden bijvoorbeeld te hard op tegen hun kinderen waardoor er nauwelijks sprake is van een vertrouwensband tussen ouders en kind. Kinderen gaan zich dan afzetten tegen hun ouders. Ouders proberen hun kinderen weliswaar zo goed mogelijk te begeleiden, maar ontberen vaak de nodige vaardigheden. Zelforganisaties, moskeeën en sleutelfiguren zoals jongerenwerkers, proberen een steentje bij te dragen aan de begeleiding van jongeren. Zo gaan imams bijvoorbeeld tijdens de vrijdagpreek in op dit thema. Uit diverse signalen blijkt echter dat de jongeren die dreigen te radicaliseren of al radicale ideeën hebben, juist niet op deze plekken komen. De boodschap gaat daardoor aan hen voorbij.
Repressie alleen werkt niet De landelijke inzet die wordt gepleegd ervaren veel Rotterdamse moslims als negatief. Het is vooral harde taal die gesproken wordt en de maatregelen zijn repressief. Taal en maatregelen die, volgens deelnemers, kwetsbare jongeren nog verder in een hoekje duwen en niet bijdragen aan een oplossing van het probleem. Door deze repressieve maatregelen wantrouwen ouders instellingen die bezig zijn
met het onderwerp radicalisering. Opmerkingen als ‘stel dat ik daar aangeef dat ik mij zorgen maak om mijn zoon, pakken ze hem dan op?’, worden dan ook veel gehoord. Er is brede inzet nodig uit de gehele maatschappij, vinden de Rotterdamse sleutelfiguren en instellingen waarmee RKD sprak. Dat is vooral nodig om radicalisering tegen te gaan, maar ook om gezinnen met kinderen die geradicaliseerd of vertrokken zijn naar het buitenland zo goed mogelijk op te vangen. Jongeren, met welke achtergrond dan ook, moeten zich geaccepteerd voelen en voldoende kansen krijgen om hun toekomst vorm te geven. Er dient daarom o.m. gewerkt te worden aan het tegengaan van discriminatie (van moslims). Verder is het van groot belang om te werken aan het bevorderen van saamhorigheid en op het vergroten van kansen voor iedereen. Dat maakt dat iedereen zich thuis voelt in Nederland. Het zorgt voor verbondenheid met de stad en dat men zelf wil bijdragen aan een leefbare maatschappij. Dit kan kleinschalig gerealiseerd worden door het organiseren van ontmoetings– en dialoogbijeenkomsten in wijken en door het inzetten van diverse projecten rondom anti–discriminatie, opleiding en werk. Dat is op verschillende plekken in Rotterdam al gebeurd. Ook zijn activiteiten gericht op de verbinding tussen jongeren en de maatschappij, zoals gezamenlijke sport– en spelactiviteiten, een middel om radicalisering tegen te gaan. Vanuit de politiek dienen de ge-
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
zijn in de omgeving voor het geven van informatie en advies. Dit kunnen buurtwerkers, sleutelfiguren en rolmodellen zijn. Zo wordt het bredere sociale netwerk rondom gezinnen ingezet om een optimaal resultaat te behalen. noemde zaken gefaciliteerd worden. De politiek zelf moet wat betreft ideeën een afspiegeling zijn van wat er in de stad leeft en dient op te komen voor alle Rotterdammers.
Opvoedings ondersteuning Ouders kunnen in hun rol van opvoeder een belangrijke rol spelen in de preventie van radicalisering. Zij kunnen hulp gebruiken in de begeleiding van hun kinderen bij keuzemomenten, hoe met hen te communiceren en een vertrouwensband te ontwikkelen. Het is daarom goed om trainingen en voorlichtingen te organiseren. Bij het organiseren van dergelijke bijeenkomsten is het belangrijk om mensen in te zetten die een achtergrond hebben en vertrouwd
Naast de ouders en brede sociale omgeving, moet er ook veel aandacht zijn op scholen. Tenslotte vindt een deel van de opvoeding ook hier plaats. Lespakketten over diversiteit, gericht op het bewerkstellingen van verbinding, kunnen hier worden ingezet.
Vangnet Ouders moeten weten waar zij terecht kunnen voor hulp als jongeren dreigen te radicaliseren. Zij moeten vertrouwen kunnen hebben in die instanties om ook daadwerkelijk aan te kloppen voor hulp. Het instellen van werkgroepen, bestaande uit diverse partners die met jongeren werken, kan bijdragen aan het bevorderen van het vertrouwen tussen jongeren, ouders en instellingen. Voor ouders van jongeren die al geradicaliseerd
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
zijn en bijvoorbeeld zijn vertrokken naar het buitenland, is het belangrijk om een goed vangnet te hebben. Ook hierin zouden dergelijke werkgroepen, in samenwerking met zelforganisaties en moskeeën, een belangrijke rol kunnen spelen.
Een ander geluid De radicale beelden die worden verspreid, moeten ontkracht worden. Jongeren en organisaties die een gematigd geluid laten horen kunnen hierin een rol spelen. Vooroordelen kunnen weggenomen worden door voorbeeldfiguren binnen de gemeenschap een podium te bieden. Zij kunnen een inspiratiebron zijn voor kwetsbare jongeren. Samenwerking tussen organisaties en steun van gemeente en overheid zorgt voor een breder draagvlak. De boodschap kan dan beter overgebracht worden. Ook hierbij kan de stad in haar geheel worden betrokken. Immers: een maatschappelijk probleem los je samen op, door de handen ineen te slaan en samen een ander geluid te laten horen.
5
Initiatieven tegen radicalisering in Rotterdam een overzicht Na de terroristische aanslag op de redactie van het satirische blad ‘Charlie Hebdo’ in Parijs is de discussie over radicalisering actueler dan ooit. Zowel op landelijk als lokaal niveau worden allerlei initiatieven ondernomen om radicalisering te bestrijden, angst weg te nemen en mensen op te roepen tot verbroedering.
Protest in Rotterdam Op 8 januari, een dag na de moordpartij in Parijs, is er door de gemeente Rotterdam een herdenkings– en protestbijeenkomst georganiseerd op Plein 1940. De opkomst was groot. Naast burgemeester Aboutaleb waren ook minister Plasterk, minister Blok en staatssecretaris Van Rijn aanwezig. In een indrukwekkende toespraak uitte de burgermeester zijn afkeer over de aanslag en riep op om niet alle moslims te veroordelen. Wel was hij fel over mensen die zich zelf buiten de samenleving plaatsen. “Wij zijn een tolerante samenleving. Een inclusieve. Maar er is geen plek voor intolerante mensen. Die moeten we de deur wijzen. Vrijheid is niet afkomstig uit een kalasjnikov.”
6
Het beeld ‘De Verwoeste Stad’ van O. Zadkine op Plein 1940
Meer dan 2000 mensen waren aanwezig. Uit alle lagen van de bevolking klonk afkeer van deze aanslag. Zo hebben ook moskeeën, (islamitische) scholen en moslimbelangenorganisaties de aanslag sterk veroordeeld en besteden zij aandacht aan dit onderwerp. Radicalisering besproken in de gemeenteraad Op donderdag 15 januari jl. is in de gemeenteraad een beleidsbrief
besproken over de intensivering van de aanpak en bestrijding van radicalisering. Gekoppeld daaraan werd ook de motie “Rotterdam tegen haat” behandeld. De hoofdpunten van deze beleidsbrief en motie zijn: Uitbreiding capaciteit - De capaciteit van het Meld– en Adviespunt Radicalisering (MAR), politie en Openbaar Ministerie wordt uitgebreid.
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
- Het aantal trainingen en bewustwordingsbijeenkomsten voor professionals, maatschappelijke organisaties en sleutel– en vertrouwenspersonen wordt opgevoerd. De focus van de gemeente ligt de komende jaren op: 1) De preventie van radicalisering in samenwerking met de moslimgemeenschap, onderwijs, moskeebestuurders en vertrouwenspersonen. Speciale focus wordt gelegd op jongeren die kwetsbaar zijn voor radicalisering. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan opvoeding, discriminatie, (het wegnemen van) sociale spanningen en identiteitsvorming. 2) Professionals, leraren en vertrouwenspersonen krijgen meer training in de omgang met, en signalering van radicalisering. 3) De zichtbaarheid van het Meld– en Adviespunt Radicalisering wordt vergroot. 4) Het intensiveren van de persoonsgerichte aanpak: a. Begeleiding & coaching van personen en groepen die (dreigen te) radicaliseren. b. Het bieden van onderwijs en werk. c. Toepassen van drang en dwang. d. Extra aandacht voor uitreizigers, terugkeerders en minderjarigen. 5) Het verminderen en wegnemen van onrust en sociale spanningen. 6) Het erkennen en herkennen van de oorzaken van angst en onvrede in de samenleving. Wat gebeurt er verder in Rotterdam? - De Gemeente Rotterdam heeft in wijken verschillende gesprekken met Rotterdammers georganiseerd in aanwezigheid van de burgemeester. - Stichting LOKAAL heeft in de Arminius kerk op 22 januari jl. een grote bijeenkomst en op 23 januari een debatavond gehouden. o De bijeenkomst op 22 januari
had als thema “Rotterdam na Charlie Hebdo”. Sprekers waren o.a. burgermeester Aboutaleb, vicepremier Asscher, Frank Pauw, chef politie Rotterdam-Rijnmond, Leopold Herzberger, voorzitter van de Liberaal Joodse Gemeente, Marianne Vorthoren, directeur SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond) en verschillende anderen. o Het thema van de debatavond op 23 januari was: “Het ware gezicht van de Islam?” met o.a. Ahmed Marcouch, mensenrechtenactivist Ahmed Assid en universitair docent dr. Mohamed Ajouaou. - Verschillende belangenorganisaties organiseren regelmatig bijeenkomsten (expertmeetings, kennislabs en discussiebijeenkomsten) om radicalisering op de agenda te zetten. Zo zijn er meerdere bijeenkomsten geweest specifiek voor Marokkaanse ouders die willen weten hoe om te gaan radicalisering. - Op donderdag 19 maart organiseert het Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit, in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam een kennislab over radicalisering. Meer hierover elders in deze nieuwsbrief. - Maatschappelijke organisaties, moskeebesturen en de Directie Veiligheid van de gemeente werken nauw samen op het gebied van preventie van radicalisering. Zo is op 23 januari op initiatief van de Essalam-moskee op Rotterdam Zuid, een grote bijeenkomst geweest voor buurtbewoners en gelovigen met als doel de verbinding en saamhorigheid in de buurt te vergroten. - Op scholen wordt steeds meer aandacht besteed aan het probleem van radicalisering. Zowel op het gebied van signalering als het bespreekbaar maken. Knelpunten Het is belangrijk dat leerkrachten de juiste hulpmiddelen en training krijgen om radicalisering effectief
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
te signaleren en bespreekbaar te maken. Radicalisering is complex, er is niet slechts één duidelijke oorzaak aan te wijzen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat radicalisering niet alleen terug te voeren is op discriminatie en het zich buiten gesloten voelen. Daarnaast is er nog de vraag waarom in Nederland de geradicaliseerde jongeren voornamelijk uit de Marokkaanse gemeenschap komen, terwijl die bijvoorbeeld in Duitsland juist uit de Turkse gemeenschap komen. Verder moet men oppassen voor stigmatisering van alle moslims. Dat kan vervreemding alleen maar verder in de hand werken. Ook moet men waken voor radicalisering uit Nederlandse hoek en dienen zaken als bedreiging van bijvoorbeeld de Gultepe–moskee (op maandag 19 januari jl.) serieus onderzocht worden.
“DRAAD special: Rotterdam na Charlie Hebdo | Met burgemeester Aboutaleb & vicepremier Asscher” – Op de website van Arminius kunt u het programma nalezen van de bijeenkomst ‘Rotterdam na Charlie Hebdo’ en kunt u de videoregistratie van deze avond terugkijken. “Het ware gezicht van de Islam?” – Lees de rede gehouden door intellectueel, dichter en mensenrechtenactivist Ahmed Assid op de debatavond in Arminius op 23 januari jl. Arminius is te vinden via: http://arminius.nu/ eerder-in-arminius/
7
Vertrouwen als basis Veel organisaties praten niet graag naar buiten toe over radicalisering. Uitzondering op deze regel vormt het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) dat zelfstandig een hulplijn voor ouders opzette en het Amsterdamse jongerencentrum Argan. Zij lichten graag hun werkwijze toe.
Met Habib el Kaddouri spraken we over de context van radicalisering. Habib werkte tot voor kort bij het SMN en was betrokken bij de opzet van de hulplijn radicalisering. Hij benadrukt dat er met de opkomst van ISIS een nieuwe situatie is ontstaan, waarbij radicalisering niet meer alleen ‘home grown’ is zoals bij de moordenaar van Van Gogh. De internationale component is veel belangrijker geworden. Daarmee heeft het ‘jihadisch radicalisme’ een ander karakter en ook een andere impact gekregen. El Kaddouri is voorstander van een brede, preventieve aanpak, al is het dan de vraag waar te beginnen: “Wat wil je tackelen? De polarisatie? Effect van internationale conflicten? De discussie of je verplicht afstand moet nemen?” Zijn primaire insteek is het versterken van de identiteit van jongeren. El Kaddouri: “Ze delen met de rest van de samenleving dat ze op zoek zijn naar een plek, dat er veel onzekerheid en angst is in deze tijd. Maar sommigen zijn gevoelig voor een jihadistisch verhaal. Voor hen moet je op zoek naar een alterna-
8
tief verhaal dat hen kan meenemen, inspireren.” El Kaddouri denkt daarbij aan verschillende sectoren. Hij noemt een theatervoorstelling als Mijn vader de expat & Oumi van Nasrdin Dchar en Abdelkarim El–Fassi. “Zo’n voorstelling heeft echt impact op jongeren, het is een verhaal dat hun een plek geeft.” Dat geldt ook voor bijeenkomsten zoals onlangs in het Rotterdamse theater Zuidplein waar het Amazigh nieuwjaar gevierd werd met de populaire band Imetlaâ & Milouda. Het is dan wel van belang, zegt El Kaddouri, dat die podia er ook zijn voor jongeren. De bezuinigingen op kunst én welzijnsvoorzieningen hebben daar bepaald niet aan bijgedragen. Maar het is ook van belang onvrede te kanaliseren. Politieke partijen als NIDA in Rotterdam kunnen jongeren binden en een politiek ideaal geven. Facebookinitiatieven zoals ik–doe–aangifte–tegen–Wilders (met bijna 100.000 likes); de demonstraties in verband met Gaza in de zomer van 2014 en de actie ‘Niet–mijn–islam’ dragen volgens
El Kaddouri bij aan de mogelijkheid voor jongeren om hun stem in deze samenleving te laten horen zonder op het spoor van de ‘jihadisten’ te komen. Daarnaast is het van groot belang dat moskeeën en andere moslimorganisaties de IS ideologie tegenspreken, al is onduidelijk of dit al doorwerkt. Er vertrekken nog steeds mensen, al is het bekende aantal nog onder tweehonderd. Behalve preventieve acties is er ook sprake van direct ingrijpen. Dit gebeurt veelal zonder publiciteit. Degenen die bemiddelen – imams, ouders, hulpverleners – blijven graag buiten beeld, uit angst om tussen wal en schip te komen. Er staan snel mensen klaar om hen als verraders te betitelen omdat ze zouden samenwerken met de overheid. Omgekeerd heeft de overheid er belang bij zaken stil te houden om te voorkomen dat verschillende kanten haar verwijten de scheiding tussen kerk en staat te schenden. De door SMN opgezette hulplijn draait op vertrouwelijkheid en op een professionele hulpverlening. Want bij ouders en andere betrok-
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
kenen is er altijd de twijfel over de rol van de landelijke overheid en de gemeenten. Kun je hulpverlening verwachten of repressie, insluiting of uitsluiting? De (onvermijdelijke) dubbele rol van de overheid maakt het belang van intermediairs groter. El Kaddouri vindt wel dat ouders van ‘jihadisten’ onvoldoende ondersteund worden. “Zij hebben de steun van lotgenoten nodig, maar dreigen een vergeten groep te worden.” Laagdrempelig Daarnaast spraken we met projectleider Chakib Lamnadi over de concrete werking van de hulplijn. De hulplijn is sinds de oprichting op 5 januari al tachtig keer gebeld door verontruste ouders, familieleden, maar ook hulpverleners en geïnteresseerden. Concreet zijn er nu 24 casussen in behandeling. In zeven gevallen gaat het om autochtone gezinnen, in drie gevallen om Turkse, Somalische en Irakese ouders en de overige om gezinnen van Marokkaanse afkomst. De aanpak is laagdrempelig, benadrukt Chakib. Mensen kunnen hun verhaal kwijt in het Nederlands, Berbers of in een Arabisch dialect. In dat eerste gesprek wordt ook de hulpvraag verkend. Als de ouders erin toestemmen, worden ze gekoppeld aan een lokale vertrouwenspersoon. Nog voor de start van de hulplijn had de SMN vorig jaar een netwerk van vertrouwenspersonen opgezet in tien verschillende steden. Deze kregen trainingen op inzicht in radicaliseringsprocessen, juridische kaders en leerden ook te werken volgens een handelingsprotocol. Inmiddels is dat netwerk uitgebreid naar andere steden zoals Alphen aan den Rijn, Huizen en Tilburg en is het aantal vertrouwenspersonen opgelopen tot 27. Chakib benadrukt dat hij niet in kan gaan op individuele gevallen, maar hij kan wel een voorbeeld geven van wat er kan gebeuren. Er belt
bijvoorbeeld een moeder die merkt dat haar zoon radicaliseert. Zij wordt doorverwezen naar de vertrouwenspersoon en die schakelt in overleg met haar een gematigde moslimtheoloog in die in gesprek gaat met de jongere en hem meer uitleg geeft over een gematigde zienswijze vanuit de islam. In dit geval levert dat vooruitgang op. Chakib benadrukt dat de vertrouwenspersonen geen informanten zijn van de politie. Het SMN heeft wel contacten met allerlei instanties, waaronder de politie en gemeenten, maar alleen op het vlak van kennis delen over processen, aanpakken en eventuele doorverwijzing. Het SMN wil in de komende maanden op lokaal niveau bewustwordingsbijeenkomsten organiseren in samenwerking met moskeeën, informele netwerken en lokale overheden. Deze bijeenkomsten hebben drie doelen: het bespreekbaar maken van de radicalisering in lokale gemeenschappen, het bespreken van de aanpak van de gemeente in kwestie en het promoten van de rol van vertrouwenspersonen. Organisaties die dat willen, kunnen zich aanmelden bij SMN.
Verantwoordelijkheden Ook het jongerencentrum Argan in Amsterdam Nieuw West is actief tegen radicalisering. Projectleider Taoufic ben Yahia benadrukt de brede functie van Argan. Het centrum wil de belangen van jongeren behartigen én de binding van jongeren met de samenleving versterken. Het één niet zonder het ander. Zijn ervaring is dat de kleine
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
groep van orthodoxe jongeren niet snel radicaliseert. “Moslims die vrouwen geen hand willen geven, gaan vaak niet eens solliciteren, zij zoeken hun eigen weg en beginnen bijvoorbeeld een eigen bedrijf. Zij hebben niet de frustratie afgewezen te worden.” De radicalisering ontstaat volgens hem vooral bij jongeren die zich kansloos voelen of kansloos zijn op de arbeidsmarkt, door gebrek aan kwalificaties, door de recessie of door het ontbreken van een netwerk. Deze jongeren raken wel gefrustreerd. Argan steunt deze jongeren als ze gediscrimineerd worden, maar wijst ze ook op hun eigen verantwoordelijkheden en stimuleert ze om zich beter te kwalificeren door te studeren. Argan schuwt geen moeilijke thema’s. Debatavonden over homoseksualiteit en dialooggroepen met Joden behoren bij het repertoire. Volgens Taoufic bereikt het centrum direct 400 – 500 jongeren per jaar, maar indirect zijn dat er veel meer, vanwege de uitstraling die het centrum heeft in de stad. Argan ziet weinig mogelijkheden met al geradicaliseerde jongeren in contact te komen. Het centrum zet vol in op preventie, vooral via identiteitsvorming. Taoufic tipt in dit verband gemeentelijke overheden om te beseffen dat radicaal zijn op zich niet strafbaar is, zolang geen geweld wordt gebruikt of gepredikt. Repressie werkt niet en zal de polarisatie zelfs verscherpen. Naar zijn oordeel slaagt de Gemeente Amsterdam er overigens tot nu toe in de juiste balans te houden.
Hulplijn voor bezorgde ouders bij radicalisering Het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) telefoonnummer 06–81893529
9
Wat te doen met islamitische terroristen en radicalen? Tekst: Frank Bovenkerk en Floris Vermeulen
Veel Europese steden worstelen met dilemma’s bij het tegengaan van radicalisering. Frank Bovenkerk en Floris Vermeulen onderzochten hoe men daarmee omgaat. Hun les: koppel de aanpak van islamitisch extremisme niet te snel aan algemeen integratiebeleid.
De sociale stabiliteit van onze samenlevingen kent sinds het begin van de 21e eeuw een nieuwe bedreiging: de islamitische terrorist. Dergelijke terroristen kan men niet altijd als buitenstaanders of een ‘extern probleem’ zien, omdat zij vaak in diezelfde westerse samenlevingen zijn opgegroeid. Overheden hebben in het algemeen op twee manieren gereageerd op dit ‘gevaar van binnenuit’: allereerst door anti–terreurmaatregelen te nemen die specifiek gericht zijn op verdachte moslims en in de tweede plaats door contact te zoeken met islamitische organisaties. Er zijn echter grote verschillen in de manier waarop steden dit contact in de praktijk vormgeven. Wetenschappelijke basis voor (preventief) radicaliseringsbeleid Onderzoek naar de typische eigenschappen van de terrorist laat zien dat het meest opvallende kenmerk is dat hij zo normaal is. Hét terroristenprofiel bestaat niet, of het is in elk geval nog niet ontdekt. Onder-
10
zoek naar het radicaliseringsproces stuit op het probleem dat in het Westen het absolute aantal werkelijke terroristen zo laag is dat er nauwelijks iets algemeens te zeggen valt over hun eigenschappen en de weg die ze hebben afgelegd. Er bestaan ook ongewenste neveneffecten van onderzoek naar extremisten en terroristen. Bij etnische profilering wordt een hele categorie mensen als verdacht beschouwd. Dit ondermijnt het principe van gelijke behandeling en gaat ten koste van de bereidheid van de betreffende groepen om samen te werken met de overheid. Op zoek naar de moslimgemeenschap Het in korte tijd creëren van een effectief netwerk van informanten en informatie door de geheime diensten was aanvankelijk niet eenvoudig. Slechts een zeer klein aantal medewerkers sprak Arabisch of andere relevante talen. De groep die bekend was met het politieke landschap van de Arabische wereld en de immigrantenpopulatie was nog kleiner. Uit onderzoek blijkt eveneens dat het aantal actieve terroristen erg klein is, terwijl de groep van personen met radicale ideeën die zich tot terroristen kunnen ontwikkelen enkele procenten van de moslimbevolking kan uitmaken. De groep van radicalen en fundamentalisten waar deze extremisten oorspronkelijk toe behoorden, is nog groter. Dit heeft ertoe geleid dat de islamistische veiligheidsdreiging wordt voorgesteld als een piramide, met een paar terroristen bovenaan en
een basis die bestaat uit de gehele moslimbevolking. Met als ongelukkig resultaat dat de hele moslimgemeenschap als een (potentieel) veiligheidsrisico is bestempeld. Ingewikkelde beleidsdilemma’s De autoriteiten in Europa zijn doorgaans geneigd om (gewelddadig) extremisme te zien als een probleem van de (gebrekkige) integratie van de islam of moslims in Europese samenlevingen. Daarom koppelen ze het antiterrorismebeleid aan algemenere maatregelen op het gebied van de integratie van islamitische immigranten. Dit plaatst de autoriteiten voor dilemma’s die nog ingewikkelder zijn: over representativiteit, over het bepalen wie ‘de vijand’ is, over het kiezen van geschikte partners en over de modus operandi. De standpunten die autoriteiten innemen hangen gedeeltelijk af van de manier waarop ze de aard van de dreiging van gewelddadig islamitisch extremisme zien. De Britse onderzoeker Yahya Birt onderscheidt hierbij twee benaderingen. Een op waarden gebaseerde benadering (‘value–based approach’) stelt religieuze factoren centraal bij de verklaring voor het terrorisme. Het uiteindelijke doel is om de islam in Europa uiteindelijk meer in overeenstemming te brengen met ‘westerse’ normen en waarden. Een op middelen gebaseerde benadering (‘means–based approach’) ziet het islamitisch terrorisme vooral als een sociaal–politieke beweging en meent dat persoonlijke omstandigheden doorslaggevend zijn voor hen die de route naar gewelddadig terrorisme kiezen. De resultaten
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
werking met (of steun aan) ‘gematigde’ islamitische organisaties. Ze maken zich niet veel zorgen om de representativiteit van de islamitische partner, het gaat hen alleen om de ideologie. Dit kunnen we inderdaad zien in Antwerpen en Parijs. Aan de andere kant wordt in Berlijn en Londen een evenwichtige en brede vertegenwoordiging van de moslimgemeenschap van groot belang geacht, omdat de autoriteiten hiermee toegang tot de doelgroepen kunnen krijgen. Amsterdam vormt hier een uitzondering, omdat de autoriteiten dit dilemma lijken te omzeilen door samen te werken met individuele islamitische actoren, die orthodox of zelfs (voormalige) extremisten kunnen zijn, maar die niet bij een organisatie zijn aangesloten. De autoriteiten weten niets over de representativiteit van deze personen, wat de vraag oproept of ze dan wel echt de doelgroep bereiken. van de samenwerking tellen zwaarder dan het eens zijn over normen en waarden. Beleid in West–Europese steden In de meeste steden is een mix van een op middelen gebaseerde en een op waarden gebaseerde benadering te zien. Door orthodoxe en (voormalige) extremistische individuen bij zijn radicaliseringsbeleid te betrekken, laat Amsterdam bijvoorbeeld een pragmatische houding zien. Tegelijkertijd wordt extremisme (tenminste deels) als een religieus probleem beschouwd en probeert men daarom (extra) steun te bieden aan ‘gematigde’ islamitische organisaties. Misschien kan het duidelijkste voorbeeld van een op middelen gebaseerde benadering worden gevonden in Berlijn, waar men de samenwerking boven alles beoordeelt op de relevantie en effecten voor de beleidsdoeleinden. Antwerpen en Parijs lijken vooral een op waarden gebaseerde benadering te hanteren. Dilemma 1: representativiteit Autoriteiten die een op waarden gebaseerde benadering hanteren, zullen vooral streven naar samen-
Dilemma 2: bepalen wie de werkelijke vijand is Autoriteiten die een op waarden gebaseerde benadering volgen, zijn geneigd om een ruime definitie van de vijand te hanteren. In Antwerpen en Parijs worden de niet–gematigden – en dit is een groot deel van de lokale moslimbevolking – als vijand en als ongeschikte partner beschouwd. Lokale autoriteiten in Amsterdam geven tegenstrijdige signalen. Aan de ene kant zeggen ze niet expliciet wie de vijand is en werken ze samen met orthodoxe of (voormalig) radicale individuen. Aan de andere kant worden lokale moskeeën die als orthodox of radicaal worden beschouwd openlijk bekritiseerd door het Amsterdamse bestuur. In Berlijn voert men in vergelijking met de andere steden een heel open debat over de vraag wie de vijand is. De vijand wordt er heel ‘smal’ gedefinieerd: weinig organisaties worden echt uitgesloten. Dilemma 3: het vinden van geschikte partners Wie als geschikte partner wordt beschouwd, hangt natuurlijk sterk af van de definitie van het begrip
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Maart 2015
vijand. Toch spelen ook lokale factoren een rol, zoals in Amsterdam, waar de relatie met religieuze organisaties wordt bemoeilijkt door verhitte en principiële debatten over de scheiding van kerk en staat. De conclusie van die debatten is dat geen enkele organisatie geschikt is. Anders dan in Berlijn, waar er een breed scala aan partnerschappen, zowel met ‘gematigde’ als met orthodoxe of fundamentalistische organisaties. Dilemma 4: modus operandi Steden die een op middelen gebaseerde benadering hanteren, krijgen te maken met het dilemma van de modus operandi. Dit dilemma geldt niet voor steden met een op waarden gebaseerde benadering (zoals Parijs en Antwerpen), omdat samenwerking met orthodoxe of extremistische organisaties hier helemaal niet voorkomt. Het is overduidelijk dat de autoriteiten in Londen met dit dilemma worstelen. In Amsterdam hebben de autoriteiten dit dilemma geprobeerd te vermijden door enerzijds geen enkel debat te verbieden maar anderzijds ook niet bij die discussies betrokken te raken. In Berlijn gaat men op een heel interessante manier met dit dilemma om. Hier gingen de autoriteiten in debat met orthodoxe en (potentieel) radicale en extremistische organisaties, maar achter de gesloten deuren van het besloten ‘Berlijn islamforum’. Op deze manier kon worden gereageerd op extremistische ideeën, zonder dat men bang hoefde te zijn dat hierdoor de invloed van die ideeën daardoor zou toenemen. Aanbevelingen Analyseer het dreigingsniveau zo goed mogelijk en koppel de reactie aan het niveau van de dreiging. Sta daarbij kritisch tegenover de veronderstelde relatie tussen gewelddadig islamitisch extremisme en marginalisering van de islam en/of moslims in Europese steden. Er van uitgaan dat deze relaties automatisch bestaan is stigmatiserend voor de moslimbevolking, terwijl er weinig bewijs voor is. In lijn hiermee is
11
behoedzaamheid op zijn plaats bij het koppelen van beleid tegen gewelddadig islamitisch extremisme aan algemeen integratiebeleid. Wees niet altijd bang voor het dilemma van de representativiteit Het vinden van representatieve partners zal altijd moeilijk zijn en ze zullen nooit helemaal representatief voor hun gemeenschap zijn. Door niet samen te werken met religieuze organisaties – of alleen samen te werken met zogenaamde gematigde organisaties – kunnen ongewenste neveneffecten ontstaan: de groep kan bijvoorbeeld afgezonderd raken van de samenleving, wat tot verdere gevoelens van frustratie, boosheid en uitsluiting kan leiden. Hanteer een nauwe definitie van het begrip vijand om geen groepen en individuen uit te sluiten die fundamenteel anders denken dan de samenleving om hen heen. Autoriteiten dienen zich er echter wel bewust van te zijn dat vermoedelijke extremisten de samenwerking kunnen gebruiken om meer politieke invloed te verkrijgen. Indien er weinig ontwikkeling of vooruitgang in de discussie zit, is het daarom soms beter om de samenwerking helemaal te beëindigen. Ook kunnen hun standpunten zoveel negatieve aandacht trekken dat dit weer leidt tot meer stigmatisering en uitsluiting van de andere betrokken islamitische actoren. Misschien is daarom de Berlijnse benadering, waarbij deze vormen van contact en debat achter gesloten deuren plaatsvinden, wel de beste oplossing.
Wees voorzichtig met het van tevoren categoriseren van moslimorganisaties In plaats daarvan lijkt het voor het definiëren van de vijand en het kiezen van geschikte partners beter om zelf contacten te leggen met verschillende organisaties. Tegelijkertijd lijkt de op individuen gerichte benadering van de Amsterdamse autoriteiten, waarbij religieuze organisaties van elke vorm van samenwerking worden uitgesloten, niet de beste weg te zijn. De persoonlijke netwerken van de individuele, niet aan een organisatie verbonden sleutelfiguren zijn uiteindelijk vaak te klein en nog minder representatief dan de netwerken van organisaties binnen hun gemeenschappen. Denk goed na over de aanpak van het dilemma van de modus operandi Dit kan voor de autoriteiten een van de moeilijkste dilemma’s zijn. In principe lijkt de steun aan een open debat waarin ook verschillende extremistische stemmen te horen zijn, de beste optie. Deze stemmen maken nu eenmaal deel uit van de bestaande ideologieën in de stad. Autoriteiten zouden zelfs meer belang kunnen hebben bij het contact met dit soort groepen, omdat het de groepen zijn die ze het meest vrezen. Het is ook belangrijk dat deze extremisten worden geconfronteerd
met de politici om hen en hun eventuele achterban te laten weten dat ze niet automatisch worden uitgesloten door de politieke elite.
Frank Bovenkerk is bijzonder hoogleraar aan de FORUM Frank Buijs leerstoel Radicalisering Studies, Floris Vermeulen is assistent professor aan de afdeling politieke wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en mededirecteur van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES). Dit is een ingekorte versie van hun onderzoeksrapport ‘Engaging with violent islamic extremism’, FORUM, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken, juni 2012. Dit stuk is (met toestemming) overgenomen van www.republiekallochtonie.nl/wat–te–doen–met–islamitische–terroristen–en–radicalen
Ook interessant Op onze site staat een overzicht van verschillende websites, artikelen, opinies en hulpmiddelen die interessant voor u kunnen zijn als u meer wilt weten over radicalisering. Ga naar www.diversiteitrotterdam.nl.
Dit is een uitgave van Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit Grotekerkplein 5 3011 GC Rotterdam 010 3031020 www.diversiteitrotterdam.nl
3
Redactie: RKD / Nenad Haak Ontwerp: Pressure Line Druk: Grafisch Kralingen Foto omslag: Nenad Haak © 2015
Rotterdams Kenniscentrum Diversiteit • Nieuws • Juli 2014