VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
THEMA’S: • Gezondheid • Installaties
Nr. 6 • Jaargang 1 • juni 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Bewust renoveren met ClimaLife luchtreinigende dakpannen. De enige dakpan die actief bijdraagt aan een schoner milieu, tijdens de gehele levensduur. Door de titaniumdioxide in de micromortel én coating, wordt de vervuilde lucht gezuiverd. Schadelijke stikstofoxiden en fijnstof, zichtbaar in de vorm van smog, zijn met ClimaLife dakpannen te neutraliseren. Een dakoppervlak met 200 m2 reinigt de NOx uitstoot van ca. 17.000 gereden autokilometers, ieder jaar opnieuw! Daar waar de titaniumdioxide actief wordt, is het oppervlak sterk water afwijzend en kunnen organische stoffen (alg) zich niet hechten, met een schoner dakvlak als gevolg. Neem contact op en laat u voorlichten op welke wijze u kunt bijdragen aan een schonere luchtkwaliteit, de CO2 emissie kunt reduceren en een in alle opzichten verantwoorde pan keuze kunt maken.
[email protected] www.nelskamp.nl
1 maand gratis via omgevingindepraktijk.nl/gratis
Omgeving in de praktijk.nl
Inhoud
8
24
Gezondheid 6 Europeanen willen frisse lucht en veel daglicht 10 Omgevingswet, gezondheid en ruimtelijke besluiten 13 Houd rekening met elektro magnetische velden bij bouw 16 Binnenklimaat kernpunt voor energieprestatie 19 Normen van belang voor ventilatie en gezondheid 21 Nieuws Gezondheid
Installaties en gezondheid 25 De verbinding met het spoor 28 Dikwandige buizen verbinden wordt eenvoudiger 29 Gezond binnenklimaat met fluisterstil luchtverdeelsysteem 30 ABC school Liendert krijgt een 10 32 Productnieuws 35 Octrooi
En verder 5 Column 22 De instrumentbeheerder en de toelatingsorganisatie 36 Vraag en antwoord 38 Bouwrecht 40 Nieuws 41 NEN Nieuws 45 Verenigingsnieuws VBWTN
VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
Voorpagina
Col ofon HOOFDREDACTIE Ing. Frank de Groot Katja van Roosmalen REDACTIE Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CE-markering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER Marcel Jille (
[email protected])
Leden van de Vereniging BWT Nederland dienen met betrekking tot wijzigingen/opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340.
VORMGEVING De Opmaakredactie, Wehl ABONNEMENTEN BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Abonnementen: € 203,- (excl. btw), losse nummers € 27,50 (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
ProRail
• Gezondheid • Installaties
Ontwerp: dJGA 4 juni werd het
ADVERTENTIE-ACQUISITIE Rob Koppenol (
[email protected]), 070- 399 00 00
gebouw geopend. Het
www.omgevingindepraktijk.nl | www.nbd-online.nl
gebruik is binnen en
Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. ISSN: 1382-4937
EINDREDACTIE Ingrid de Zwart-Schaap (
[email protected])
Verkeersleiderspost THEMA’S:
© BIM Media 2015 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
bijzondere materiaalbuiten zichtbaar. Nr. 6 • Jaargang 1 • juni 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Adverteerdersindex Nelskamp Dakpannen 2 NEN42 Nysingh advocaten-notarissen 4 Ubbink Nederland BV 48
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 3
Om iets van de grond te krijgen moet je alle kikkers in de kruiwagen houden.
Gebiedsontwikkeling. Nysingh weet er meer van. Bouwen, bestemmingsplannen of grondverwerving. Flora en fauna of projectontwikkeling. Als u zich met gebiedsontwikkeling bezighoudt, wordt u regelmatig geconfronteerd met juridische vraagstukken. Onze gespecialiseerde juristen hebben de ervaring om uw project niet ingewikkelder te maken dan het is. Wij brengen partijen niet alleen samen, maar zorgen er ook voor dat er geen kikkers uit de kruiwagen
Kijk op www.nysingh.nl
springen. De betrokken organisaties moeten elkaar juist versterken. Zij zijn voor een geslaagd project immers afhankelijk van elkaar. De vastgoedspecialisten van Nysingh kennen de regels én kennen de praktijk. Voor een deskundig en praktisch advies. Over onroerendgoedtransacties, erfpacht en exploitaties. Over ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen. Over financieringen en kostenverhaal.
Column
Een ambtenaar met drie tanden Op het prachtige medium Youtube gaat een filmpje rond van een bijna tandeloze Spaanse ambtenaar die zich op een bijzondere wijze uitlaat over de invoering van de private kwaliteitsborging in het koude kikkerlandje waar wij wonen. Als je het filmpje bekijkt dan lukt het je absoluut niet om je lachspieren buiten werking te houden, maar toch zit er wel degelijk een boodschap in het filmpje.
D
e ministerraad heeft inmiddels ingestemd met het wetsvoorstel verbetering kwaliteitsborging in de bouw en dit doorgestuurd naar de Raad van State. Het wetsvoorstel wordt vervolgens samen met het advies van de Raad van State behandeld in de Tweede Kamer. Maar waar heeft de ministerraad nu mee ingestemd, is mijn vraag. Of de kwaliteitsborger meer tanden krijgt dan die Spaanse ambtenaar is namelijk geheel afhankelijk van de nog te schrijven AmvB. En als we advies 8 van de kwartiermakers (die als één van de bouwstenen geldt voor deze AmvB) goed lezen, dan worden er in de instrumenten voldoende criteria opgenomen om de kwartiermakers voldoende scherpe tanden te geven. Zowel op product-, proces- als persoonsniveau. Neem bijvoorbeeld het criteria dat de kwaliteitsborger zich ervan moet vergewissen dat voorafgaand aan de bouw de tekeningen, berekeningen, attesten en dergelijke moeten leiden tot een bouwwerk dat geheel voldoet aan het Bouwbesluit. Dit houdt dus in, dat waar de uitvoerende aannemer zelf kwaliteitsborger wordt, hij voorafgaand aan de bouw ook bouwplantoetser wordt, en hij dus ook de kennis dient te hebben die daarvoor nodig is. Eén ding weet ik zeker. Die kennis ontbreekt nu nog bij 80% van de partijen die deze kleinere bouwwerken uitvoert, en zal daar ook niet komen. Ik vraag me dan ook serieus af of de markt wel door heeft wat het voldoen aan al deze criteria ze gaat kosten, en natuurlijk wat zij hiervoor zullen moeten gaan doorrekenen aan de klant.
Willen we het stelsel, met name voor de kleinere bouwwerken, namelijk betaalbaar houden, dan zie ik zo voor me dat er in iedere regio of gemeente een soort kwaliteitsborgingsbureau komt waar alle aannemers, bouwbedrijven en ZZP’ers zich bij dienen aan te sluiten om nog te kunnen blijven bouwen. Zij dienen dan vervolgens al hun bouwplannen in bij dit bureau. Dit bureau zal dan afhankelijk van risico, ervaring, vertrouwen in de bouwer en, natuurlijk met ook nog een beetje financieel positief resultaat, deze plannen toetsen, en er toezicht op houden tijdens de uitvoering. Maar niet te veel, of soms helemaal niet, want dan wordt het veel te duur. En aan het eind van het proces komt dan de handtekening op het as-built dossier omdat het gebouw zonder niet in gebruik mag worden genomen. Maar lijkt dit niet verrekte veel op die Nederlandse ambtenaar in het huidige stelsel, die volgens de minister te weinig tanden heeft... Vertrouwen in het nieuwe stelsel is dan ook wat mij betreft echt afhankelijk van nieuwe verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, en dan niet uitsluitend op entiteit maar ook op het hoofd van de persoon met het liefst wat meer dan drie tanden.
Wico Ankersmit Directeur Vereniging BWT Nederland
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 5
Europeanen willen frisse lucht en veel daglicht Volgens Europeanen is een gezond huis belangrijker voor hun gezondheid dan stoppen met roken of starten met sporten. Daarom is het nu tijd dat we beginnen om ons huis te zien als een belangrijk onderdeel van een gezonde levensstijl. Dit is de conclusie van een nieuwe studie in opdracht van de VELUX Groep, gepubliceerd op Wereldgezondheidsdag op 7 april 2015. Tekst Frank de Groot
E
en goede nachtrust, goede woningventilatie en voldoende daglicht in je woning: deze onderwerpen staan allemaal in de top 4 van wat Europeanen belangrijk vinden in relatie met hun gezondheid. Opvallend dat drie van de vier hoogst scorende aspecten een directe relatie hebben met een gezond leefklimaat in woningen. Dit is de verrassende conclusie van een nieuwe studie onder 12.000 Europeanen in twaalf landen, waaronder Nederland, weergegeven in de Healthy Homes Barometer 2015. Het is tot nu toe het omvangrijkste onderzoek dat de mening en het gedrag van Europeanen weergeeft omtrent een gezond woonklimaat. Uit het onderzoek blijkt overigens ook dat Europeanen niet direct een relatie leggen tussen voldoende daglicht en ventilatie en hun gezondheid. Er is meer sprake van een intuïtief gevoel dat daglicht en ventilatie het welbevinden bevorderen. Zo zullen bewoners in de zomer automatisch veel ventileren om warme lucht af te voeren, maar in de winter ventileert men juist weinig. Maar ook dan is een goede ventilatie nodig om frisse lucht binnen te halen. Een goede voorlichting en advisering blijven dus belangrijk.
Voldoende daglicht en verse lucht Het belang van een woning met een gezond binnenklimaat is onderzocht als deel van een lijst met daarop negen aspecten (zie kadertekst) die onze dagelijkse gezondheid in meerdere of mindere mate beïnvloeden. Van deze negen aspecten staat een goede nacht6 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Welke landen zien frisse lucht en daglicht als belangrijkste factoren voor de gezondheid?
rust bovenaan. Woningventilatie met frisse lucht volgt op de tweede plaats en voldoende daglicht staat op de vierde plaats. De studie is uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksinstituut Wilke, om beter inzicht te krijgen in hoe Europeanen denken over hoe hun huis een rol kan spelen in hun gezondheid. Michael K. Rasmussen, Chief Marketing Officer van de VELUX Groep, is verrast over deze uitkomst: ‘Als je kijkt naar wat we weten over Europa’s huidige bouwvoorraad en het gedrag van Europeanen dat blijkt uit de Healthy Homes Barometer 2015, zijn Europeanen in het algemeen wellicht te optimistisch over
het binnenklimaat in hun eigen woning. Een nieuw onderzoek van het Frauenhofer-Institut für Bauphysik uit 2014 toonde namelijk aan dat 80 miljoen Europeanen in vochtige huizen leeft. Vochtige huizen hebben een ongezond binnenklimaat dat de kans op ontwikkeling van astma bijna verdubbelt. Met andere woorden, als Europeanen zich bewuster waren van hoe ongezond hun woning eigenlijk is, zouden ze waarschijnlijk minder tevreden zijn.’ De nieuwe studie laat eveneens zien dat Europeanen in de koude wintermaanden hun huis te weinig luchten. Bijna een kwart van alle Europeanen negeren het dagelijks
Gezondheid
Aan Europeanen is gevraagd hoe belangrijk negen aspecten zijn voor hun gezondheid. Wanneer we de reacties op volgorde van importantie zetten, komen we tot de volgende ‘ranglijst’: 1. Goede nachtrust 2. Woningventilatie 3. Eten van fruit en groente 4. Daglicht in de woning 5. Tijd doorbrengen in de buitenlucht 6. Vermijden van roken van tabak 7. Regelmatig bewegen 8. Vermijden van schadelijke stoffen 9. Voedingssupplementen
Voldoende daglicht en verse lucht in de HoTT-woning van Jos Lichtenberg.
vervangen van binnenlucht tijdens de winter. Ook het binnenshuis drogen van wasgoed is een slechte gewoonte waar Europeanen maar moeilijk afscheid van kunnen nemen. 65% van alle Europeanen droogt wasgoed minimaal één maal per week binnenshuis, waarmee de kans op vocht en schimmel stijgt. Ook slaapt een aanzienlijk deel van de Europeanen in minder dan complete verduistering, waardoor de kwaliteit van hun slaap vermindert.
Active House Om hun visie op gezonde gebouwen kracht bij te zetten, is de VELUX Groep één van de initiatiefnemers van de Active House-visie. In Nederland wordt deze holistische benadering van bouwen inmiddels gedeeld door een netwerk van architecten, adviseurs, toeleveranciers, kennisinstituten en bouwers binnen Active House Nederland. Binnenklimaat, comfort en energie zijn bij een Active House in balans en het wooncomfort en de gezondheid van de bewoners staat centraal. ‘We brengen 90% van onze tijd door in gebouwen, maar 30% van deze gebouwen draagt niet bij aan een gezond binnenklimaat.
Daarom zouden toekomstige Nearly Zero Energy Buildings moeten worden ontworpen met de focus op een comfortabel wooncom-
fort, duurzaamheid en de gezondheid van de gebruikers. Een gezond binnenklimaat met voldoende toegang tot frisse lucht en daglicht
Het VELUX INTEGRA® dakraam is met een bedieningstablet op afstand te besturen. De dakramen en daarop aangesloten raamdecoratie, rolluiken en zonwering zijn op afstand te openen en sluiten met één veeg van uw vinger. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 7
→
is van cruciaal belang voor de gezondheid, productiviteit en het algemene welzijn van mensen’, zei Kurt Emil Eriksen, secretary general van de internationale Active House Alliance, tijdens een conferentie over dit onderwerp bij de Deense Ambassade in Den Haag vorig jaar. Waar men in Nederland nog zoekende is naar een goede balans tussen leefbaarheid in een gebouw en energieprestatie, is Denemarken hierop wereldwijd koploper. ‘In Washington DC ontvingen we 21 mei 2014 de Energy Efficiency Visionary Award 2014 voor onze inspanningen om de energieconsumptie te reduceren. Daarin zijn we toonaangevend in de wereld’, aldus de Deense ambassadeur Ole Emil Moesby tijdens de eerder genoemde conferentie. Moesby wees op de herziening van de EPBDrichtlijn (2010/31/EU) die de richting voor de EU-lidstaten bepaalt voor het opstellen van hun wettelijke kaders met de eisen voor alle nieuwe gebouwen. Deze moeten uiterlijk 31 december 2020 bijna-energieneutraal (Nearly Zero Energy Buildings) zijn. ‘Toekomstige eisen voor Nearly Zero Energy Buildings moeten een kader bieden dat door ontwikkelaars kan worden gebruikt om gebouwen te ontwerpen met een minimale impact op het milieu en een
Daglichttoetreding bij HoTT woning.
Active House-principes
Deze figuur toont hoe alle parameters binnen elk principe tegen elkaar zijn afgewogen. ook is te zien dat Active House parameters afhangen van een actieve keuze en priorisering binnen elk principe.
Active House Radar
Comfort • Een gebouw dat voorziet in een binnenmilieu dat de gezondheid en het welzijn van bewoners bevordert. • Een gebouw dat een goede interne luchtkwaliteit, het juiste thermische klimaat, én een geschikt visueel en akoestisch comfort kan leveren. • Een binnenmilieu dat bewoners gemakkelijk kunnen regelen en dat tegelijkertijd milieuverantwoordelijk gedrag stimuleert.
COMFORT
1.2 Thermische omgeving
1.3 Binnenluchtkwaliteit
1.1 Daglicht
1 1
2 2
3.3 Duurzaam materiaalgebruik
3 3
2.1 Energievraag
4 4
4
Energie • Een gebouw dat zeer energiezuinig is, zonder dat dit een bijzonder gebruik vereist. • Een gebouw dat vele malen beter presteert dan wettelijk vereist op het vlak van energieverbruik. • Een gebouw dat waar mogelijk, in het totaalontwerp geïntegreerde, lokale energiebronnen benut. Milieu • Een gebouw met een minimale impact op het omgevings milieu en de gebouwde omgeving. • Een gebouw dat geen schade toebrengt aan het milieu, maar bijdraagt aan de plaatselijke biodiversiteit. • Een gebouw dat grotendeels recyclebaar is, onder andere doordat de gebruikte materialen dit ook zijn.
3
3.2 Drinkwaterverbruik en afvalwaterzuivering
2.2 Energievoorziening 2
1
3.1 Milieubelasting door emissies in lucht, bodem en water
Goed
2.3 Jaarlijkse energieprestatie
Beter
Beste
Foto: Adam Mørk
13
De Active House Radar toont het gerealiseerde niveau voor elk van de drie sleutelprincipes. Om een gebouw als Active House te kunnen bestempelen, dient het ambitieniveau te worden gekwantificeerd in vier niveaus, variërend van 1 (hoogste niveau) t/m 4 (laagste niveau). Hoe hoger het getal, hoe lager het beoogde/behaalde ambitieniveau.
8 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Gezondheid gezond en comfortabel binnenklimaat. Hierin moeten ambitieuze en holistische eisen staan op het gebied van enerzijds energieprestatie en CO2-uitstoot van gebouwen en anderzijds ambitieuze eisen wat betreft binnencomfort, daglicht, geluidsisolatie, thermisch comfort, binnenluchtkwaliteit en brandveiligheid. Daarnaast ligt de grootste uitdaging natuurlijk in de bestaande bouw.’
HoTT woning In Sterksel, nabij Eindhoven, is de eerste woning in Nederland volgens de Active Houseprincipes gerealiseerd. Het is het House of Tomorrow Today (HoTT) van prof. dr. ir. Jos Lichtenberg, hoogleraar productontwikkeling aan de Technische Universiteit Eindhoven, consultant bij project- en productinnovatie en voorzitter stichting Slimbouwen. De woning heeft veel ramen en dakvensters en VELUX was actief bij HoTT betrokken. Lichtenberg: ‘Een gebouw dat is gebouwd volgens de Active House Specificaties is energieneutraal of levert zelfs energie op, biedt een comfortabel binnenklimaat en wordt milieuverantwoord ingepast in de leefomgeving. Een Active House geeft meer dan het neemt.’ Volgens Lichtenberg heeft de nationale kierenjacht in de jaren zeventig weliswaar geleid tot energiebesparing en minder tocht, maar het binnenklimaat werd ook ongezonder. ‘We zagen een toename van luchtvochtigheid, vluchtige materialen, CO2, schimmels, mijten, astma, allergieën, longziekten en concentratieproblemen. Diezelfde ontwikkeling zien we nu weer ontstaan. Als we de ventilatie in de Nederlandse woningen die voldoen aan het Bouwbesluit zouden verdubbelen, dan zou het aantal astmapatiënten met 60 procent worden gereduceerd, COPD met 30 procent en longkanker met 13 procent. Verder is aangetoond dat de leerprestaties van leerlingen op school met 15 procent kan stijgen door een gezonder binnenklimaat. Daarbij blijkt daglichttoetreding een belangrijke rol te spelen.’ Lichtenberg pleit voor een holistische benadering van bouwen waarbij energie, milieu en comfort in balans zijn: ‘Ik vergelijk het met een schaakspel: we weten nu wat elk stuk kan en mag, maar we hebben nog onvoldoende overzicht over het hele spel.’
Holistische benadering en visualisaties voor beter gebruikerscomfort ‘De VELUX Groep investeert in onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van de gebruiker van gebouwen. Met deze kennis zijn wij in staat om innovaties en productontwikkelingen de juiste richting te geven. Als leverancier van dakramen verwachten wij niet op alle vlakken invloed te hebben. Echter door een holistische benadering van het ontwerp, oriëntatie, de installaties en de toegepaste producten kunnen onze producten hier wel een belangrijke bijdrage aan leveren’, legt Marcel Vreeken, manager technische voorlichting van VELUX Nederland, uit.
Het toepassen van (dak)ramen en actieve zonweringsystemen (rolluiken en buitenzonweringen) kan met behulp van sensoren een forse bijdrage leveren aan het verminderen van oververhitting in het zomerseizoen en bijdragen aan een optimale passieve zontoetreding tijdens het stookseizoen. Ideale nachtkoeling kan al worden bereikt als één dakraam boven de trapopgang wordt gepositioneerd, zeker als deze elektrisch opent en sluit. De warme lucht in de hele woning wordt door het schoorsteeneffect in de zomer maanden eenvoudig vervangen door de koele nachtlucht.
Door al tijdens het ontwerpproces de daglichttoetreding en spreiding te simuleren kan vroegtijdig de daglichtambi tie worden bepaald en bijgestuurd. Hiervoor biedt het bedrijf een gevalideer de Daylight Visualizer aan. Daarnaast is er een Indoor Climate Visualizer beschikbaar waarmee de effecten van de toegepaste (dak)ramen op energetisch vlak kan worden gesimuleerd. Al deze tools zijn kosteloos te downloaden, zodat het eenvoudiger wordt om al vooraf rekening te houden met het gebruikerscomfort en de behoeften van de toekomstige gebruikers.
Download de Healthy Homes Barometer 2015 op www.velux.nl/healthyhomes. ←
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 9
Omgevingswet, gezondheid en ruimtelijke besluiten
Gezondheid speelt een rol in veel ruimtelijke en milieu-afwegingen. Veel milieuregelingen en milieunormen hebben hun achtergrond in de effecten op de gezondheid en de veiligheid van mensen. Bekende voorbeelden zijn de wettelijke normen op het gebied van geluidhinder (verkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai), luchtkwaliteit (fijnstof) en externe veiligheid. Al deze normen hebben ieder voor zich redelijk succesvol gewerkt. De fysieke leefomgeving is er grosso modo op de genormeerde milieu-aspecten gezonder en veiliger op geworden. Van een compleet succes kunnen we echter ook niet spreken. Tekst Mr. drs. J.L. (Hans) Damen
10 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Gezondheid
D
e huidige verdeling van milieunormen over diverse wetten en normstelsels verleidt de initiatiefnemer soms tot een soort afvinkgedrag, waarbij een initiatiefnemer eerst zijn project definieert en daarna de diverse aspecten afvinkt, met als doel (net) te voldoen aan de individuele normen. Dit kan er soms toe leiden dat relatief makkelijk te behalen milieuwinst blijft liggen, omdat dit boven de norm zit. Het kan er ook toe leiden dat er op alle onderdelen een minimale voldoende is behaald, maar dat de optelsom (cumulatief) toch eigenlijk leidt tot een maatschappelijk ongewenst eindresultaat. En soms leidt het ertoe dat voor sommige aspecten grote en kostbare kunstgrepen nodig zijn om de norm te halen, waarbij met diezelfde investering wellicht een groter maatschappelijk rendement haalbaar was. Suboptimale resultaten qua inhoud en qua kosten dus. De conclusie is dat met dezelfde maatschappelijke kosten er meer te bereiken moet zijn door anders te gaan werken.
Appels en peren afwegen Het probleem is hierbij het gebrek aan integraliteit in het systeem en bij de gebruikers, zowel bij de markt als de overheid. Initiatiefnemers worden daardoor onvoldoende gestimuleerd om ‘milieu-inclusief’ te ontwerpen, omdat het gefragmenteerde stelsel geen echte prikkels bevat om milieuwinst te optimaliseren. Uiteindelijk wordt je aanvraag immers toch per aspect getoetst. Ook ‘het bevoegd gezag’ komt in het huidige stelsel slechts beperkt aan een integrale afweging toe. De wens om ‘Raad van State proof’ te werken werkt ook hier behandeling per milieu-aspect in de hand. Voorts bieden de diverse stelsels maar beperkte flexibiliteit, zeker om onderling uit te ruilen. Dit terwijl de ruimtelijke ordening nou bij uitstek een plek is waar appels met peren moeten worden vergeleken. ‘Goede ruimtelijke ordening’ is in de kern het onderzoeken van de ruimtelijk relevante feiten en belangen, het maken van een integrale belangenafweging en het onderbouwen van deze afweging. Het huidige stelsel, de jurisprudentie èn de manier
van werken zijn echter in toenemende mate een sta in de weg geworden bij een integrale benadering.
Gezondheidsaspecten bij varkens en kippen De huidige praktijk bij veehouderijen is een voorbeeld van deze problematiek. Voor het voeren van een dergelijk agrarisch bedrijf zal over het algemeen een toetsing in het milieuspoor en in het ruimtelijk spoor aan de orde zijn. Voor wat betreft het milieuspoor (de activiteit milieuverantwoord ondernemen) maakt het inhoudelijk hier niet veel uit of het een vergunningplichtige of een meldingsplichtige activiteit betreft. Dat onder de milieutoetsing (bij vergunning of melding) ook de belangen voor de gezondheid van mensen valt, is vaste jurisprudentie van de Raad van State. Het bevoegd gezag kan dus (maatwerk)voorschriften verbinden aan zijn besluit, ter bescherming van de volksgezondheid. Welke ruimte men daarbij heeft, hangt van het milieu-aspect af. Als dit milieu-aspect al wettelijke normen kent (bijvoorbeeld fijnstof, geur) of als er sprake is van een uitputtende regeling (geur en ammoniak in het Activiteitenbesluit), dan is er zeer weinig ruimte voor het bevoegd gezag om zelf nog wat toe te voegen of af te wegen.
Artikel 1.3 ontwerp Omgevingswet Maatschappelijke doelen van de wet: a. het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
Andere aspecten Bij andere aspecten (huisvestingssytemen en luchtwassers in het Activiteitenbesluit), is die ruimte er wel omdat geen sprake is van een uitputtende regeling. Het benutten van die ruimte ten behoeve van het aspect volksgezondheid is in de praktijk niet altijd eenvoudig, omdat over de relatie tussen volksgezondheid en de nabijheid van veehouderijen nog geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten bestaan. Een (maatwerk)voorschrift of een afwijzing zal om deze reden moeilijk verdedigbaar zijn bij de bestuursrechter. Bij voorbaat kansloos is het niet, maar het stelt wel hoge eisen aan onderbouwing en onderzoek van het concrete geval.
→ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 11
Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij De BZV is kort gezegd een systeem, waarmee ontwikkelruimte voor veehouders kan worden verdiend door naar keuze te scoren op een aantal aspecten: gezondheid, dierenwelzijn, geur, fijnstof, endotoxines, ammoniak, biodiversiteit, mineralenkringlopen en verbinding met de omgeving. Als een ondernemer bovenwettelijk scoort, krijgt hij meer punten. Ook zijn er extra punten te
Locatieafweging De locatieafweging voor een nieuwe veehouderij vindt plaats in het ruimtelijk spoor: de regeling in een bestemmingsplan of in een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit. Het toetsingskader hierbij is ‘een goede ruimtelijke ordening’. De vraag of hier ook gezondheid onder valt, heeft tot de nodige jurisprudentie geleid. Een globale conclusie bij veehouderijen hieruit is dat de volksgezondheidsaspecten een af te wegen belang vormen in het kader van een goede ruimtelijke ordening, maar dat het primaire toetsingskader voor wat betreft op de mens overdraagbare dierziektes (zoonosen) wordt gevormd door het milieuspoor. De ruimtelijke afweging dient dus wel in te gaan op de gezondheids aspecten, maar werkt als toetsingskader aanvullend op het milieuspoor. Dit betekent dus wel onderzoek naar gezondheidsaspecten, bijvoorbeeld in de vorm van een Gezondheidseffectscreening (GES) als onderdeel van de MER, maar bij het bedenken van eventuele maatregelen moet dus worden gecheckt of dit niet al elders (in het milieuspoor) is geregeld. Of dergelijke maatregelen (bijvoorbeeld het aanhouden van afstanden ten opzichte van woningen) ook zijn te onderbouwen aan de hand van algemeen wetenschappelijk aanvaarde inzichten is dan weer de vervolgvraag. Leuker kunnen we het vast niet maken, maar makkelijker zou toch moeten kunnen… Omgevingswet komt eraan De Omgevingswet zal naar verwachting in 2018 in werking treden. Deze wet zal in ieder geval aan de huidige gefragmenteerde formele wetgeving een eind maken. Een hele serie van 12 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
verkrijgen voor innovatie. De BZV is binnen het huidige wettelijke systeem mogelijk gemaakt door gebruik te maken van de innovatiebepaling in de Crisis- en herstelwet. De BZV is ontwikkeld door de provincie Noord Brabant in overleg en afstemming met alle bij de veehouderij betrokken partijen (‘Het Brabantberaad’).
wetten zal geheel of gedeeltelijk opgaan in de Omgevingswet: De Wro, de Wabo, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Tracéwet, de Waterwet, de Crisis- en herstelwet en de nog vast te stellen nieuwe Wet natuurbescherming; om een paar belangrijke te noemen. In de maatschappelijke doelen van de wet zit zowel de beschermende functie als de instrumentele functie van het omgevingsrecht: maatschappelijk gewenste ontwikkelingen mogelijk maken en milieu en gezondheid beschermen.
Versterken De bedoeling van de wetgever is dat beide functies van het omgevingsrecht elkaar meer gaan versterken dan elkaar in de weg zitten. Door aan de voorkant van het project te zorgen voor participatie, in de vorm van daadwerkelijke communicatie met de omgeving van
Stand van zaken Omgevingswet De Omgevingswet is sinds juni 2014 als ontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. De plenaire behandeling is de komende maanden gepland (mei-juli 2015). De verwachting is dat rond de zomer 2015 de uitvoeringsregelingen (vier AMvB’s) voor consultatie beschikbaar komen. Vervolgens moet er nog een Invoeringswet en een Invoeringsbesluit worden gemaakt. Beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet is 2018.
het project en de betrokken belanghebbenden, moet het mogelijk zijn om projecten en initiatieven met maatschappelijk draagvlak in procedure te brengen. Het voeren van een dergelijke dialoog is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf. Hij/zij wil iets en heeft de buren daarbij nodig. Hoe dit afstemmingsproces vorm wordt gegeven, zou grotendeels vrijgelaten moeten worden. Een vorm van verantwoordelijkheidsplicht bij het indienen van de aanvraag bij het bevoegd gezag ligt wel voor de hand. Vervolgens dient het bevoegd gezag (in de meeste gevallen zal dit het gemeentebestuur betreffen) over bestuurlijke afwegingsruimte te beschikken om een integrale afweging te maken en daarbij ook de creativiteit van de aanvrager bij het maken van een afgewogen aanvraag al dan niet te honoreren. Dit zou dus kunnen betekenen dat de gemeente in een concrete situatie een verbetering van de volksgezondheidaspecten afweegt ten opzichte van bijvoorbeeld een ingreep in landschap. Dat hiervoor slimme en afgewogen instrumenten zijn te bedenken, laat de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (zie kadertekst) zien.
Ruimte Hoeveel ruimte de gemeenten voor een dergelijke integrale afweging krijgen, zal sterk afhangen van de uitvoeringsregelingen die behoren bij de Omgevingswet. Deze AMvB’s zullen medio dit jaar in procedure worden gebracht. Voor initiatiefnemers, ambtenaren en bestuurders zal de invoering van de Omgevingswet ook tot een andere manier van werken moeten gaan leiden, om het maatschappelijk doel van de wet daadwerkelijk te bereiken. Bemoedigend daarbij is het groot aantal overheden en andere partijen die zich al op de Omgevingswet voorbereiden, bijvoorbeeld in het kader van het Rijksprogramma Nu al eenvoudig beter.
↘ Informatie over de auteur
Mr. drs. J.L. (Hans) Damen, clustermanager omgevingsrecht bij Rho adviseurs voor leefruimte, www.rho.nl.
[email protected]. Tel. (010) 201 8649.
←
Gezondheid
Speciale ‘Wintrack’ hoogspanningsmasten met een smalle magneetveldzone.
Houd rekening met elektromagnetische velden bij bouw Elektromagnetische velden zijn overal om ons heen. Het meest bekend zijn de radiogolven van onze mobiele telefoon, van omroepzenders en de GSM- en UMTSantennes in masten en op daken. Wat minder bekend is, is dat hoogspanningslijnen, transformatoren en elektriciteitskabels ook elektromagnetische velden maken. Bouwondernemingen kunnen onaangenaam worden verrast door extra eisen bij bouwwerkzaamheden, of door publieke weerstand tegen bouw of renovatie. Tekst Leo Lagendijk
→ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 13
S
Kinderleukemie Een stevige wetenschappelijke onderbouwing om huizen, scholen en kindercrèches uit de buurt van hoogspanningslijnen te houden is er niet. Het is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek in het buitenland, waar een samenhang is gezien tussen de aanwezigheid van hoogspanningslijnen en het vaker optreden van kinderleukemie. Op zich is deze bevinding natuurlijk verontrustend, maar er zijn ook wetenschappelijke onduidelijkheden, zoals over wat de oorzaak van die samenhang is. In de meeste landen vindt men dit te mager om hierop een beleid te voeren. In Nederland heeft de overheid wél een beleid ontwikkeld, dat als doel heeft om uit voorzorg nieuwe situaties te voorkomen waarbij kinderen langdurig binnen de specifieke magneetveldzone verblijven. Of in Nederland kinderen, die nu in de buurt van hoogspanningslijnen wonen of naar school gaan, een verhoogde kans hebben op leukemie kan niet op basis van de wetenschap gesteld worden. Het is ook niet bekend of het magneetveld de veroorzaker is van kinderleukemie, of het iets anders is en of de samenhang wel echt bestaat. Daarom is het ook niet bekend of het voorzorgbeleid effect zal hebben op het ontstaan van kinderleukemie. Mede om die reden heeft de overheid het beleid alleen van toepassing verklaard op nieuwe situaties bij bovengrondse hoogspan-
Foto: Rob Voss.
inds 2005 mag je niet ‘zomaar’ woningen gaan bouwen naast hoogspanningslijnen. De Rijksoverheid hanteert een voorzorgbeleid, waarbij binnen de specifieke magneetveldzone van lijnen geen nieuwe woningen, kindercrèches of scholen gebouwd mogen worden. Bij de bouw van nieuwe hoogspanningslijnen worden dergelijke gebouwen binnen de specifieke magneetveldzone nu meestal uitgekocht en afgebroken. Daarnaast wil de overheid woningen, die nu al direct onder de hoogspanningslijnen staan, uitkopen of de hoogspanningslijnen tot 150kV ondergronds gaan leggen in steden en dorpen.
ningslijnen, zodat het handhaven hiervan weinig geld zou kosten en de maatschappelijke gevolgen beperkt zouden blijven. De praktijk leert echter anders. Het uitkopen van bestaande huizen in de buurt van nieuwe hoogspanningslijnen kost veel geld. Tennet, de beheerder van de hoogspanningslijnen, heeft mede om de specifieke magneetveldzone zo klein mogelijk te maken speciale Wintrack-masten ontwikkeld die duurder zijn dan de oude vakwerkmasten. Deze nieuwe masten geven een smallere zone en verdienen zichzelf terug omdat minder huizen rond nieuwe lijnen uitgekocht hoeven te worden. Omdat het effect van de maatregelen onzeker is, zijn sommige mensen van mening dat het geld beter besteed kan worden aan wetenschappelijk onderzoek naar kinderleukemie in het algemeen. Gemeenten, planontwikkelaars en bouwondernemingen moeten met het voorzorgbeleid rekening houden. Bij een wijziging van een bestemmingsplan wordt de lokale overheid geadviseerd de beperkingen in verband met de magneetvelden op te nemen.
Kenmerken van een specifieke magneetveldzone • A lleen bij bovengrondse hoogspanningslijnen. • Alleen voor nieuwe situaties. • Alleen voor bestemmingen waar kinderen langdurig kunnen verblijven zoals woonhuizen, kindercrèches en scholen.
14 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
• B erekend op basis van de eigenschappen van de lijn. • Vastgestelde berekeningsmethode. • Veldsterkte gemiddeld over een jaar minder dan 0,4 microtesla (waarde afgeleid van onderzoeken naar kinderleukemie).
Kabels, hoogspanningsstations en transformatorhuisjes Het voorzorgbeleid van de Rijksoverheid geldt vanwege de wetenschappelijke onzekerheden alleen voor bovengrondse hoogspanningslijnen. Door een aantal lokale overheden wordt het voorzorgbeleid echter ook toegepast op de bouw van hoogspanningsstations, transformatorhuisjes en ondergrondse elektriciteitskabels. Zij stellen vaak de eis dat bestaande woningen niet in de ‘magneetveldzone’ van deze nieuwe installaties mogen vallen. Zij schrijven ook voor dat nieuwe woningen uit de buurt moeten blijven van bestaande elektriciteitsvoorzieningen, buiten de ‘magneetveldzone’. Ook hier geldt dat men niet weet of dit doorgevoerde beleid effect heeft. Maar omdat het hier om kinderleukemie gaat speelt men liever op safe. De manier waarop de specifieke magneetveldzones van hoogspanningslijnen worden berekend is vastgelegd in een handreiking van het RIVM. Alleen een aantal door het RIVM goedgekeurde bureaus mag deze berekeningen uitvoeren. De door de overheid vastgelegde rekenmethode gaat uit van de bouw van de hoogspanningslijnen en de belastbaarheid van de geleiders. De methode die toegepast wordt op hoogspanningsstations en hoogspanningskabels is apart ontwikkeld. Het rekenen aan bestaande ondergrondse kabels is onbetrouwbaar omdat niet precies bekend is hoe de kabels in de grond liggen. Voor transformatorhuisjes is geen methode vastgelegd; daarom heeft DNV GL zelf een methode hiervoor ontwikkeld.
Gezondheid Regelgeving In Nederland geldt voor blootstelling aan magnetische velden van de elektriciteitsvoorziening: • advies voor algemene bevolking: maximale veldsterkte 100 microtesla, conform EU-aanbeveling 1999/519/ EG; • richtlijn voor blootstelling op werkplekken: maximale veldsterkte 1000 microtesla, conform EU-richtlijn 2013/35/EU voor beroepsmatige blootstelling. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid besloten om vanwege de onduidelijkheden die er zijn over een mogelijke samenhang tussen het wonen bij bovengrondse hoogspanningslijnen en de kans op kinderleukemie een voorzorgbeleid te
Ongerustheid bij omwonenden De beheerders van de lokale elektriciteitsnetten, zoals Stedin en Liander, doen vaak een beroep op DNV-GL. Zij hebben de ervaring dat wanneer zij pro-actief inzicht geven in de magneetvelden bij de aanvraag van vergunningen voor nieuwe transformatorstations en kabels, zij sneller een vergunning krijgen en dat er minder ongerustheid ontstaat bij de omwonenden. Over de magneetvelden van hoogspanningslijnen en kabels kun je op het internet veel zin en onzin lezen. Bewoners worden daardoor ongerust en eisen dat de gemeente hiermee rekening houdt. Onze rapporten bevatten dan ook niet alleen de meetof rekenresultaten, maar geven ook uitleg over de risico’s van de magneetvelden en hoe daarmee rekening is gehouden. Het aanwezig zijn bij voorlichtingsavonden voor omwonenden neemt ook veel onrust weg. De omwonenden van een nieuw elektriciteitsstation of nieuwe kabel kunnen dan hun vragen stellen. Omdat DNV-GL (net als KEMA in het verleden) een onafhankelijke positie inneemt en zich niet laat leiden door degene die het onderzoek betaalt, kunnen wij de mensen vaak beter overtuigen dat op de juiste manier rekening is gehouden met de magneetvelden. De lokale overheden weten dit zeer te waarderen en hebben dan ook meer vertrouwen in de netbeheerders dat zij hun zaken goed geregeld hebben. Het komt steeds vaker voor dat gemeenten en netbeheerders er bij bouwondernemingen en planontwikkelaars op aan sturen om, voordat de plannen gepresenteerd worden, de magneetvelden van de kabels en transformatorstations in kaart te brengen. In dat geval worden
hanteren. Zij adviseert te voorkomen dat kinderen langdurig boven 0,4 microtesla worden blootgesteld in nieuwe situaties bij een combinatie van bovengrondse hoogspanningslijnen en gevoelige bestemmingen: woningen, scholen en kinderopvangplaatsen en gebieden waar kinderen gedurende langere perioden vrijwel dagelijks langdurig aanwezig zullen zijn. De meeste GGD-en in Nederland gaan een stap verder en adviseren het 0,4 microtesla criterium bij àlle bronnen van de elektriciteitsvoorziening, niet alleen bij nieuwe situaties bij hoogspanningslijnen. Lokale overheden nemen deze adviezen over en vertalen dit naar beperkingen voor nieuwbouw in bestemmingsplannen.
we door bouwondernemingen gevraagd om de magneetvelden te meten of te berekenen en een uitspraak te doen of de bouwplannen aan het ‘doorvertaalde’ voorzorgbeleid voldoen. Toekomstige bewoners van deze huizen stellen het op prijs dat hiermee rekening is gehouden en dat hun huizen niet onnodig in een hoog magneetveld komen te liggen.
Bouwen in nabijheid van hoogspanningslijnen Als een bouwonderneming in de buurt van hoogspanningslijnen gaat bouwen kunnen de eigen werknemers daarvan hinder ondervinden. Grote metalen objecten kunnen, als zij niet geaard zijn, door het elektrisch veld worden opgeladen en gaan ‘meezingen’ met de hoogspanningslijn. Zodra dit metalen object wordt aangeraakt kunnen ontlaadstromen gevoeld worden die soms hinderlijk of pijnlijk zijn. Indirect kan dat door een schrikreactie een risico opleveren op de werkplek. Vanuit DNV-GL adviseren we om, wanneer er met grote metalen objecten of met grote machines bij hoogspanningslijnen gewerkt gaat worden, voordat de bouw begint, hierover advies in te winnen. We hebben meegemaakt dat asfalteerwerkzaamheden werden stilgelegd omdat de medewerkers sterke ontladingen waar hadden genomen en weigerden verder te werken. Ook bij het vlechten van betonijzer en bij het bouwen met grote metalen dakdelen kunnen deze effecten optreden. Deze effecten treden niet op in de buurt van ondergrondse kabels en bij transformatorstations, omdat de elektrische velden daar door grond en muren zijn afgeschermd.
Over de auteur en DNV Leo Lagendijk is senior adviseur bij DNV GL op het gebied van elektrische veiligheid, EMC en elektromagnetische velden en gezondheid. Hij is voorzitter van het Nationaal Elektrotechnisch Comité EMV en secretaris van het wetenschapsforum van het Kennisplatform Elektromagnetische velden en gezondheid. Dit is een samenwerking tussen het RIVM, de GGD-en, TNO, Agentschap Telecom, DNV-GL en ZonNW. DNV, bekend als één van de grote certificeringinstanties in de offshore en gas- en olie-industrie, heeft in 2011 KEMA overgenomen. In Duitsland hebben zij ook GL overgenomen. DNV-GL is hiermee één van de grootste keurings-, certificeringsen adviesorganisaties ter wereld geworden. Evenals in het verleden bij KEMA, zijn en blijft men onafhankelijk van de opdrachtgevers en geeft men objectieve
informatie over alles wat met elektriciteit, veiligheid en duurzaamheid te maken heeft. Voor meer informatie kunt u terecht bij kennisplatform elektromagnetische velden en gezondheid, www.kennisplatform.nl, of op de website van DNV-GL, www. dnvgl.com, onder de zoekterm ‘EMF’. Ook kunt u Leo Lagendijk direct benaderen via het e-mailadres
[email protected].
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 15
←
Binnenklimaat kernpunt voor energieprestatie Energieprestatie is soms zodanig belangrijk, dat het wel eens lijkt of de ménsen in het gebouw worden vergeten. Te warm in de zomer, te koud in de winter, te weinig frisse lucht, te veel CO2, te donker: er kan van alles misgaan met het binnenklimaat. Daarom gaat de nieuwste generatie ‘Energy Performance of Buildings’ (EPB)-normen het binnenklimaat als uitgangspunt nemen. Tekst Annet van der Horn
B
ij energiebesparing en duurzaam ontwerpen van gebouwen wordt vaak de Trias Energetica gebruikt. Hier zijn verschillende varianten van in omloop, zoals: 1. Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan; bijvoorbeeld een compacte gebouwvorm of door isolatie van gevels en daken.
16 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
2. Maak maximaal gebruik van energie uit duurzame bronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie; bijvoorbeeld door installatie van een zonneboiler of een zonnepaneel. 3. Maak zo efficiënt mogelijk gebruik van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien; bijvoorbeeld door gebruik te maken van een warmte-
pomp, lage temperatuurverwarming (vaak in de vorm van vloerverwarming) of het beperken van leidinglengten van verwarmings- en ventilatiesystemen. In de EPG-berekening (NEN 7120) is dit verwerkt. Ondertussen wordt alweer aan een nieuwe generatie EPB-normen gewerkt. NEN 7120 zal hier t.z.t. bij aansluiten. Hierin speelt
Gezondheid
Trias Energetica.
de Trias Energetica ook weer een centrale rol, maar met accentverschuivingen. De getrapte eis volgens de EPB-normen: • Stap 1: Beperk de energiebehoefte: o ga uit van adequate binnenklimaatcondities (gezondheid!); o zorg voor goede gebouweigenschappen (isolatie, ramen, oriëntering, massa, zonering ventilatie). • Stap 2: Beperk het totale primaire energiegebruik: o ontwerp efficiënte gebouwinstallaties; o kijk naar elke energiedrager; o bepaal dit op de beoordelingsgrens (assessment boundary). • Stap 3: Beperk het aandeel niet-hernieuwbare primaire energie.
Beperk de energiebehoefte Stap 1, beperk de energiebehoefte, is de belangrijkste. Als dit goed voor elkaar is, zijn de volgende stappen eenvoudiger. Bij deze stap begin je met het bepalen van de energiebehoefte. Wat is er nodig om een adequaat binnenklimaat te maken? Hiervoor is een norm in ontwikkeling die nu nog onder vier verschillende nummers bekend staat. Dat is de herziening van NEN-EN 15251 (Europese norm) en de vergelijkbare ISO 17772 (internationaal). De Europese norm wordt gepubliceerd in de EN 16798-reeks als NEN-EN 16798-1 en internationaal in de ISO 52000-reeks als ISO 52007. De bedoeling is om dit samen te trekken tot één norm NEN-EN-ISO 52007: ‘Energy performance of buildings - Part 1: Indoor environmental input parameters for design and assessment of energy performance of buildings addressing indoor air quality, thermal environment, lighting and acoustics.’ Zoals de titel al zegt gaat het om de ontwerpparameters voor het binnenklimaat voor: • verwarming en koeling; • ventilatie en luchtkwaliteit; • verlichting en daglicht; • geluid. De norm bevat geen berekeningen, maar specificeert hoe de parameters voor het ontwerp
Category
Explanation
I
High level of expectation and also recommended for spaces occupied by very sensitive and fragile persons with special requirements like some disabilities, sick, very young children and elderly persons, to increase accessibility.
II
Normal level of expectation.
III
An acceptable, moderate level of expectation.
IV
Low level of expectation. This category should only be accepted for a limited part of the year.
Tabel 1 Categorie
Ontwerp CO2-concentratie voor verblijfsruim-
Ontwerp CO2-concentratie voor slaapkamers
ten (ppm boven buitenlucht*)
(ppm boven buitenlucht*)
I
550
380
II
800
550
III
1350
950
IV
1350
950
* Default concentratie buiten is 400 ppm (350 - 500 ppm) Tabel 2
vast te stellen. Hiervoor wordt naar bezettingsgraden gekeken. Waar mogelijk wordt naar andere normen verwezen waar specifiekere bepalingen in staan. Per onderwerp zijn er verschillende categorieën aangewezen. Het is de keuze van de opdrachtgever welke categorie voor het gebouw wordt gekozen. Maar dit mag natuurlijk nooit onder het wettelijke minimum liggen. Het is de bedoeling een Nederlandse bijlage bij de norm te publiceren waarin dat minimum voor Nederland wordt vastgelegd. Tabel 1 laat zien wat de vier categorieën betekenen. Als voorbeeld bevat Tabel 2 de categorieën voor de CO2-concentraties in verblijfsruimten en slaapkamers uitgaande van een standaard CO2-uitstoot van 20 liter per uur per persoon. In Nederland hanteren we 1200 ppm, wat overeenkomt met klasse II (800 + 400). Maar categorie I (met een lagere CO2-concentratie, dus hogere ventilatie) is natuurlijk beter. In dit voorbeeld is categorie III gelijk aan categorie IV, juist omdat dit zo belangrijk is dat je een te hoge concentratie ook niet voor een deel van het jaar akkoord kunt vinden. Het zal duidelijk zijn dat het voor de ontwikkelaars van de normen niet eenvoudig is om de juiste waarden voor de categorieën te vinden. De werkgroep (met ook enkele Nederlanders) die dit opstelt, gaat niet over één nacht ijs. Ze werken ‘evidence based’. Alleen als er gedegen onderzoek is geweest, komt het in de norm. Ook maken ze, waar mogelijk, gebruik van andere, reeds bestaande normen.
Verwarming en koeling Volgens het normontwerp moeten bij het ontwerpen plaatselijke thermische ongemakken worden voorkomen. De warmte moet enigszins evenredig zijn verdeeld (horizontaal en verticaal), er mag geen tocht ontstaan en er mogen geen te koude vloeren voorkomen. Of deze ongemakken een effect op de gezondheid hebben is moeilijk te zeggen. Vooral omdat met kleding en met psychische effecten (verwachtingspatroon, het gevoel zelf iets aan de temperatuur te kunnen doen) ook veel bereikt kan worden. Bij de uitwerking van deze algemene eisen wordt gekeken naar het PPD (Predicted Per| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 17
→
Foto: P.W. Sloot.
centage of Dissatisfied) en de PMV (Predicted Mean Vote). Immers, zoals diverse studies aantonen, is het niet mogelijk om een temperatuur in te stellen die 100% van de populatie fijn vindt (bij een voldoende grote populatie). In gewoon Nederlands: je kunt het niet iedereen naar de zin maken.
Ventilatie en luchtkwaliteit Ook bij ventilatie hebben we te maken met een verwacht percentage ontevredenen. Maar ventilatie gaat niet alleen over comfort, ook over gezondheid. Daar zijn de laatste jaren veel onderzoeken naar gedaan, bij scholen bijvoorbeeld. Ventilatie is nodig om de vervuilende en schadelijke stoffen uit de lucht af te voeren. Dit kan afkomstig zijn van meubilair, het airconditioningssysteem, installaties en van de bouwmaterialen zelf. Om het over sigarettenrook nog maar niet te hebben. Er zijn duizenden stoffen en stofjes waar mensen last van kunnen hebben. Denk aan ozon, formaldehyde, radon, CO en pollen. Te veel om ze allemaal apart te behandelen. Daarom wordt aangesloten bij de WHO-richtlijnen. Voor bepaalde ruimten worden handmatig te openen ramen voorgeschreven met het oog op ventilatie (en niet voor koeling). Verlichting en daglicht Daglicht heeft een aantoonbaar effect op ons dag- en nachtritme, zeer waarschijnlijk op 18 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
onze gezondheid, en mogelijk ook op ons humeur. Het is niet gek om een minimale eis aan daglicht te stellen. Dit wordt gedaan door het percentage gevelopening te bepalen. Waarbij dan ook echt ‘contact met de buitenwereld’ moet zijn. Een verlichtingsexpert legde mij uit dat ook kunstlicht effect op de gezondheid heeft; immers, in het donker val je sneller! Voor werkplekken is het verlichtingsniveau sterk afhankelijk van de te verrichten taak. Daar bestaan al prima oplossingen voor. Bij woningbouw is verlichting een heikel punt, omdat ‘sfeerverlichting’ zich erg moeilijk laat voorspellen.
Geluid Op dit moment wordt voor het binnenklimaat alleen naar het geluid van installaties in de betreffende ruimte gekeken. Niet zo gek omdat het om energieprestatie gaat, en die installaties energie gebruiken. In Nederland is sinds ‘Vathorst’ wel bekend dat te hoge geluidniveaus leiden tot het uitzetten van de ventilatie en dat leidt tot een slechte luchtkwaliteit, met alle gevolgen van dien. Zeer terecht dat hier dus eisen aan worden gesteld. Uiteindelijk: energieprestatie Door het binnenklimaat als uitgangspunt te nemen in de eerste stap van de EPB-berekening, kunnen hier geen concessies meer aan
worden gedaan. Het is de taak van de ontwerpers om op basis van de categorieën een goed gebouw te ontwerpen. Hiervoor worden ook EPB normen ontwikkeld – deels herziening van bestaande normen, deels nieuw. In Nederland zullen we dit terugzien in een aanpassing van NEN 7120 (Energieprestatie van gebouwen) en NEN 1087 (Ventilatie van gebouwen, nieuwbouw). Ook voor bestaande bouw worden EPBnormen ontwikkeld – ook deels herziening, deels nieuw. Hiermee kan worden gemeten of de gevraagde prestatie is gehaald, maar ook kan een energiecertificaat voor een bestaand gebouw worden afgegeven. Dat zal voor Nederland een toekomstige aanpassing inhouden van bijvoorbeeld NEN 2686 en NEN 2690 (beide: Luchtdoorlatendheid van gebouwen, waarbij de tweede specifiek over de relatie tussen kruipruimte en woning gaat) en NEN 8087 (Ventilatie van gebouwen, bestaande bouw). Op deze manier wordt gewerkt aan een complete set normen voor Energieprestatie, waarbij dDe mens weer staat weer centraal staat, en de EPB is slechts een gevolg is. ←
↘ Informatie over de auteur
Ir. Annet van der Horn is secretaris van de CEN (Europa) en ISO (mondiaal) commissies voor het opstellen van energieprestatie normen. Ze werkt bij NEN Standards Bouw en installatie. Tel. (015) 2 690 286. Iwww.nen.nl.
Gezondheid
Normen van belang voor ventilatiekwaliteit en gezondheid Gebouwen worden steeds energiezuiniger. Dat betreft zowel nieuwbouw als gerenoveerde gebouwen. Stuwend vanuit de wetgeving, bijvoorbeeld via een EPC-eis en energielabel, is de bewustwording bij de gebruikers enorm toegenomen. Gebouwen worden (na)geïsoleerd, luchtdichter gemaakt en er worden steeds energie-efficiëntere installaties aangebracht. Tegelijkertijd dringt de vraag zich op of er sprake is van een goed functionerend binnenklimaat waarbij de gezondheid van de gebruiker(s) gewaarborgd wordt. Een commissie die zich al vele jaren over deze thema’s buigt is de normsubcommissie Ventilatie- en Luchtdoorlatendheid van Gebouwen bij het Nederlands Normalisatie Instituut NEN (afgekort NsC-Ventilatie). Tekst ing M.C. Hofman en ing. R. v.d. Aa
N
ormalisatie – kortweg het proces om te komen tot een norm – is een transparant proces dat gericht is op consensus. Het vindt plaats in normcommissies die bestaan uit vertegenwoordigers van alle betrokken partijen, zoals wetenschap, industrie en overheid. Dit gebeurt niet alleen op nationaal niveau, maar ook op Europees en mondiaal niveau. Een norm is een vrijwillige afspraak tussen partijen over een product, dienst of proces. Dat betekent dat normen geen wetten zijn, ook al worden er vele aangewezen via wet- en regelgeving, zoals dat in het Bouwbesluit gebeurt. Vaak zijn het eisende afspraken gebaseerd op ‘best practices’, waarmee iedereen zijn voordeel kan doen. In zakelijke overeenkomsten hebben normen daarom een belangrijke functie. Ze bieden marktpartijen duidelijkheid over en vertrouwen in producten, diensten of organisaties en dagen de maatschappij uit te innoveren. Het meest bekende type norm is de Nederlandse norm (NEN-norm), die een groot draagvlak en autoriteit geniet. Kenmerkend bij de ontwikkeling van dit type norm is onder andere de brede vertegenwoordiging van | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 19
→
Gezondheid
Oproep deelname aan normalisatiewerk NsC-ventilatie Het uitgangspunt bij normalisatie is dat een zo breed mogelijke afspiegeling van belanghebbende partijen participeert. Om het gehele ontwikkelproces te realiseren wordt van deelnemende organisaties een financiële bijdrage gevraagd. Deze bijdrage is afhankelijk van het soort organisatie en uiteraard van de geplande activiteiten in enig jaar. Zoals uit dit artikel blijkt, heeft het werk van de NsC-Ventilatie en de onder haar verantwoordelijkheid vallende bepalingsmethoden (= normen) met vele onderwerpen van doen. Of het nu gaat om luchtkwaliteit, comfort, gezondheid of energiezuinigheid. Een breed scala aan onderwerpen vraagt dus om een breed georiënteerde commissie. Op dit moment constateert de
belanghebbenden, consensus en een openbare commentaarperiode van minimaal drie maanden. Voor overige typen van normen zie de website www.NEN.nl.
Onderwerpen in NsC-Ventilatie De NsC-Ventilatie richt zich op ontwikkeling en onderhoud van nationale normen voor het bepalen van: • Ventilatie van gebouwen c.q. de luchtverversing in ruimten, voor het bereiken van een voor de gezondheid optimale kwaliteit van de binnenlucht, met aandacht voor het benodigde energiegebruik. • Luchtdoorlatendheid van gebouwen ter beperking van het energieverlies ten gevolge van luchtinfiltratie via de gebouwschil.
Vanuit de regelgeving worden de nationale normen NEN 1087, NEN 8087 (beide: Ventilatie van gebouwen, de eerstgenoemde voor nieuwbouw, de tweede voor bestaande bouw), NEN 2686 en NEN 2690 (beide: Luchtdoorlatendheid van gebouwen, waarbij de tweede specifiek over de relatie tussen kruipruimte en woning gaat) aangestuurd. Deze normen zijn zogeheten eerstelijnsnormen. Dit betekent dat deze direct vanuit (de Regeling) het Bouwbesluit worden aangewezen. Tevens van belang is de aansturing vanuit het Bouwbesluit van NEN 7120, Energieprestatie van gebouwen. Deze norm verwijst direct naar NEN 8088-1 waarmee de luchtvolumestromen (ventilatie- en infiltratie) kunnen worden bepaald voor energieprestatieberekeningen. Naast normering in het kader van het Bouw
Lid uit de NsC-Ventilatie aan het woord Naast afvaardiging uit adviesbureaus en namens de industrie nemen ook enkele bedrijven deel in de commissie. Jan Verdonck van JAGA: ‘Het belang voor deelname van de industrie ligt vooral in het feit dat normen de richting bepalen voor de komende jaren. Enerzijds voor de ontwikkeling van producten, maar ook hoe straks goed in te spelen op nieuwe bouwmethoden en de daarbij behorende energiestromen. Verder spelen normen
20 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
een belangrijke rol bij praktijkmetingen (klopt hetgeen wat er gemeten wordt met de voorgestelde norm en of methode?). Hierbij werkt de industrie veel samen met gespecialiseerde adviesbureaus. Actueel hierin is het Monicair onderzoek waarin ventilatiesystemen onderling worden vergeleken op prestaties en effectiviteit. De uitkomsten van dit onderzoek gaan weer gebruikt worden om de normen en ventilatieproducten aan te passen.’
commissie dat hoofdzakelijk brancheorganisaties vanuit de installatiesector en de producenten/leveranciers deelnemen. Overige belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van ontwikkelende en bouwende partijen, evenals vertegenwoordigende organisaties van consumenten, ontbreken op dit moment. De commissie doet een dringend beroep op juist deze partijen om zich aan te melden als lid van de NsC-Ventilatie. Juist hun deelname zorgt voor een verbreding van kennis en inzicht op de genoemde onderwerpen. Voor meer informatie over normalisatie en de NsC Ventilatie kunt u zich richten tot de secretaris van deze commissie, Ron van der Aa,
[email protected]. Tel. (015) 269 02 83.
besluit, worden ventilatie- en luchtdoorlatendheidsnormen ook privaatrechtelijk gebruikt. Deze normen moeten van tijd tot tijd worden geactualiseerd gelet op de technische ontwikkelingen en gewijzigde inzichten. Kortom: Luchtkwaliteit, comfort, gezondheid en energiezuinigheid zijn de onderwerpen waar de NsC-Ventilatie zich nadrukkelijk mee bezighoudt.
Wat doen we in 2015? Voor 2015 ligt de aandacht van de NsC-Ventilatie voornamelijk op het actualiseren van de huidige NEN 1087 en NEN 8087. Beide normen dateren uit 2001 en aanpassing op basis van de nieuwste inzichten en technologieën is ten zeerste gewenst. Daarnaast realiseert de commissie zich dat er op het gebied van de bouwregelgeving de komende jaren forse wijzigingen voor de deur staan. Daarbij zal, zoals het er nu naar uitziet, de aandacht verlegd worden van een prestatie-eis aan de voorzijde van het bouwproces naar een prestatie-eis bij oplevering/ gebruik van het gebouw. In 2015 zal gestart worden met de ontwikkeling van methoden die hierop aansluiten.
↘ Informatie over de auteur
Ing M.C. Hofman is voorzitter NsC ventilatie en projectcoördinator (ISSO). Ing. R. v.d. Aa is secretaris NsC ventilatie en consultant Bouw & Installatie (NEN).
←
Nieuws Gezondheid
Natuur op kantoor: meer welzijn, productiviteit en creativiteit Interface heeft wereldwijd onderzoek laten doen naar de effecten van natuur op de werkplek. Hieruit blijkt dat werkplekken met natuurlijke elementen zorgen voor 15% meer welzijn, 15% hogere creativiteit en 6% hogere productiviteit. In 2014 werden deze effecten op Europees niveau onderzocht. Onder leiding van de Engelse professor Sir Cary Cooper is wereldwijd onderzoek gedaan naar de invloed van de fysieke kantooromgeving op het welzijn van werknemers. Het onderzoek is uitgevoerd onder 7.600 kantoormedewerkers uit 16 landen uit Europa, Noord- en Zuid-Europa en delen van Azië. Het onderzoek is een uitbreiding van een onderzoek dat hierover vorig jaar in Europa en Dubai is uitgevoerd. De resultaten zijn gebundeld in een rapport, genaamd The Human Spaces report into The Global Impact of Biophilic Design.
Resultaten Bijna de helft van de respondenten (47%) geeft aan geen natuurlijk daglicht op hun werkplek te hebben en bijna 58% heeft geen planten. Dit is nagenoeg in overeenstemming met de Europese resultaten, waarbij 42% geen daglicht heeft en 55% geen planten. Als het gaat over productiviteit geeft 39% van de ondervraagden de voorkeur aan een eigen kantoorruimte, terwijl 36% zich productiever voelt in een open kantoorruimte. Ook dit is in lijn met de resultaten uit 2014 (40% en 31%). ‘Contact met de natuur en ontwerpen die de natuur nabootsen, blijken de gezondheid, prestaties en concentratie te bevorderen en stress te verminderen. Het hebben van werkruimtes met natuurlijke elementen zoals planten, zonlicht en natuurlijke elementen en kleuren wordt daarmee steeds belangrijker’, aldus Geanne van Arkel, hoofd duurzame ontwikkeling bij Interface.
Nederlandse resultaten • Als het gaat om de ideale werkplek, noemt 55% van de respondenten daglicht als favoriet kenmerk. Toch heeft 24% geen natuurlijk daglicht en 4% zelfs geen raam op de werkplek. • Bijna de helft van de respondenten (41%) heeft aangegeven zich meer productief te voelen in een eigen kantoorruimte. Slechts 17% van werknemers voelt zich het productiefst in een kantoortuin. • In hun favoriete werkomgeving willen Nederlandse werknemers de volgende vijf natuurlijke elementen: 1. Daglicht (55%) 2. Rustige werkomgeving (32%) 3. Echte planten (22%) 4. Heldere kleuren (16%) 5. Gebruik van natuurlijke materialen (14%) • 67% van de Europese respondenten werkt in een stedelijke omgeving. • Nederlandse werknemers brengen gemiddeld 33 uur per week door op kantoor. www.interfaceflor.nl
Klimaatconcept voor scholen Het wandconcept BoWall Flow van Knauf ventileert ruimtes, maar maakt zo min mogelijk gebruik van techniek. Hierdoor kunt u een beter binnenklimaat creëren tegen lagere investerings-, energie- en onderhoudskosten. Het concept is ontwikkeld vanuit de vraag hoe het binnenklimaat van scholen te verbeteren is tegen zo laag mogelijke kosten. BoWall Flow is ideaal als gangwand in scholen. Het klimaatconcept voorziet ruimtes als het klaslokaal en de gang van verse lucht, zonder extra ventilatielucht en energie, met behoud van de gewenste luchtkwaliteit. En de akoestische scheiding tussen de ruimtes blijft behouden. Het systeem bestaat uit het BoWall Base-systeem
B75-128-S12 in een dubbelskeletwand met enkele Knauf Diamond Board beplating. In combinatie met een innovatief CO2-gestuurd ventilatiesysteem wordt schone voorverwarmde lucht via de wand het lokaal ingezogen. Door toepassing van het speciale wandsysteem is er in de lokalen geen enkel luchtcomponent meer benodigd. Dit biedt veel flexibiliteit en maakt het systeem ongevoelig voor storingen. De gebruikte lucht wordt door de verse lucht verdrongen en verlaat het lokaal via het systeemplafond. Zo wordt een comfortabele en efficiënte luchtverversing gecreëerd. Het voordeel is dat de verse lucht niet vermengt met de gebruikte lucht.
Frisse Scholen klasse A Uit berekeningen van bbn adviseurs blijkt dat met BoWall Flow klasse A (conform Programma van Eisen Frisse Scholen) behaald kan worden, terwijl energie- en onderhoudskosten halveren. Dit maakt het concept ook nog eens zeer duurzaam. Het openzetten van een raam of deur om frisse lucht binnen te laten, is prima te combineren met dit systeem. BoWall Flow ondersteunt namelijk dit natuurlijke gedrag en werkt optimaal samen met spuiventilatie. www.knauf.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 21
Bestuursrechtelijke handhaving bij (private) kwaliteitsborging, deel 6
De instrumentbeheerder en de toelatingsorganisatie Deze serie artikelen is geschreven terwijl de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen nog ‘under construction’ is. Op het moment dat deze editie van Bouwkwaliteit in de praktijk verschijnt, ligt het wetsvoorstel inmiddels voor advies bij de Raad van State. Afhankelijk van de inhoud van dat advies kan minister Blok nog overwegen wijzigingen door te voeren. Uiteraard kan de wet bij de behandeling in de Tweede Kamer – waarschijnlijk komend najaar – worden geamendeerd. Mochten die wijzigingen en amendementen aanleiding geven om terug te komen op de eerdere artikelen, inclusief deze laatste aflevering in de serie, dan volgt een correctie. Tekst Ing. Gert-Jan van Leeuwen met medewerking van ir. Hajé van Egmond en mr. Hans Barendregt
I
n deze zesde aflevering zoomen we in op de rollen van de instrumentbeheerders (IB) en de toelatingsorganisatie (TO). Beide organen zien niet direct op bouwwerken maar op de toepassing van instrumenten respectievelijk op het functioneren van het stelsel. De audits en ‘reality checks’, die zij uitvoeren aan de hand van dossieronderzoek en controles bij concrete bouwwerken, dienen ter ondersteuning van dit toezicht op instrumentof stelselniveau. Mede door de sancties die zij daaraan kunnen verbinden – jegens kwaliteitsborgers, respectievelijk instrumenten – leveren zij een essentiële bijdrage aan het doel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.
Sancties De wet voorziet in sancties door de TO (een zelfstandig bestuursorgaan conform de Kaderwet ZBO) op de IB’s. Dat zijn certificerende instellingen en brancheorganisaties, die een instrument ontwikkelen en voordragen om te worden toegelaten tot het stelsel. Toelating gebeurt door de TO op grond van ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) gestelde regels’. IB’s zelf certificeren of erken22 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
nen kwaliteitsborgers, die met de door de IB ontwikkelde én door de TO toegelaten instrumenten willen werken. Daarnaast zien zij toe op het functioneren van de kwaliteitsborgers en leggen zij deze – als daartoe aanleiding
bestaat – zo nodig sancties op. Over dit type sancties gaat het in de slotaflevering, deel 6, van deze reeks.
Handhaving
Rol van instrument en instrumentbeheerder In het stelsel van private kwaliteitsborging opereert elke kwaliteitsborger binnen de spelregels van het instrument dat hij toepast. Hier passen enkele opmerkingen terzijde over sommige actuele pilots. Soms worden instrumenten maar voor een deel toegepast én soms door partijen die daartoe (nog niet) gerechtigd zijn. Vanuit het Instituut voor Bouwkwaliteit worden dergelijke pilots begeleid omdat de bevindingen en conclusies van belang kunnen zijn voor de toelatingscriteria, de eigen protocollen en organisatie van de TO en wellicht voor de inrichting van het instrument zelf. Daarbij worden de betrokken partijen er steeds op gewezen dat ook de instrumenten gebruikt in de pilots nog voor toelating aan de TO moeten worden voorgelegd. Als oefening en grensverkenning zijn de pilots nuttig en noodzakelijk. Daarom worden de pilots kritisch én enthousiast begeleid door of namens de kwartiermakers. Een minpunt van de hiervoor bedoelde pilots is dat de toekomstige rol van een IB geheel of gedeeltelijk buiten beeld blijft. Dat betekent aan de ene kant, dat deze IB niet of onvoldoende in de gelegenheid is om er door middel van audits en dergelijke, op toe te zien of de kwaliteitsborger zijn werk goed doet. Aan de andere kant kan de IB de kwaliteitsborger niet adequaat terzijde staan als deze oneigenlijke pressie ondervindt van andere bij het bouwwerk betrokken partijen. Ook heeft de IB op deze manier geen zicht op de effectiviteit en werkbaarheid van het instrument en de eventuele noodzaak van aanpassingen. Deze opmerkingen terzijde maken duidelijk dat de IB een cruciale speler is in het instrument. De kwaliteitsborger die zijn werk gewetensvol uitvoert, verdient steun van de IB. Als een kwaliteitsborger slecht werk aflevert, hoort de IB daarop te reageren met gepaste maatregelen, die in het instrument zijn vastge-
legd. De spelregels van het instrument moeten goed werk stimuleren en wanprestaties straffen. In de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie – tussen de IB en de borgers die zich hebben gekwalificeerd tot toepassing ervan – kan dit een zwak punt zijn. Maar per saldo hebben zowel de borgers die goed presteren als de IB er baat bij om ondermaats werk tegen te gaan door middel van sancties.
Sanctiestrategie Het is een must dat instrumenten een sanctiestrategie bevatten. De sanctiestrategie behelst een escalatieladder. Elke stap op de ladder heeft gevolgen variërend van verbetervoorstellen via waarschuwingen – al dan niet openbaar – naar schorsing en uiteindelijk intrekking van het recht op toepassing (zoals erkenning en certificaat). Bij de toepassing van deze escalatieladder is proportionaliteit van groot belang. Een kleine afwijking, een administratief foutje of vergissing hoeft geen sanctie op te leveren. Als een borger echter steeds opnieuw dit soort slordigheid vertoont, is actie op z’n plaats. Ook is denkbaar dat een borger zulke grote steken laat vallen, dat deze resulteren in een bouwwerk met onmiddellijke gevaarzetting. Als dat het geval is, kan het noodzakelijk zijn stappen op de escalatieladder over te slaan en direct over te gaan tot stevige sancties. Dat kan vervelend zijn voor IB en borger, maar het komt de geloofwaardigheid van het instrument en het stelsel ten goede. Rol van Toelatingsorganisatie De Toelatingsorganisatie is als ZBO1 niet privaat en heeft tot taak erop toe te zien dat private kwaliteitsborging naar behoren functioneert. De TO heeft als toezichthouder op het systeem indirect zicht op de gang van zaken per bouwwerk. De kwaliteitsborger moet, als het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften en dit manco niet wordt hersteld, dit volgens de toelatingscriteria2 aan
het bevoegd gezag én de IB melden. Via de verplichte jaarverslagen van de IB aan de TO wordt de TO daarvan op de hoogte gesteld. Als die vertraagde en geabstraheerde wijze van informeren in de praktijk ontoereikend blijkt, kan het direct melden aan de TO door de kwaliteitsborger een oplossing bieden. Anders wordt de TO er wellicht alleen via de zogenoemde ‘reality checks’ – inspectiebezoeken door de TO aan bouwwerken – steekproefsgewijs mee geconfronteerd. De vraag is: hoe zwaar moet de TO inzetten op het niveau van het individuele bouwwerk? De TO moet vooral zorgen, dat ze in de breedte een goed beeld krijgt van de werking van het stelsel, de kwaliteit van de borging en de kwaliteit van de bouwproductie. Als er sprake is van ontoelaatbare strijdigheid met het Bouwbesluit die de monitoringsagenda van de TO gaan bepalen, bestaat de kans dat het beeld niet wordt bepaald door het gemiddelde, maar door de negatieve incidenten. Anderzijds is de kans aanwezig dat vooral de ernstige manco’s vroeg of laat toch in de openbaarheid komen en dan zal de TO door publieke opinie, media en politiek erop worden aangekeken als ze daar geen of te weinig aandacht aan heeft besteed in haar controlerende rol.
Oplossing Een goede oplossing voor dit dilemma kan zijn om de onafhankelijke TO ruimte te geven voor een eigen koersbepaling. In de beginfase van het nieuwe stelsel kan ‘compliance assistance’ passend zijn: streng in de beoordeling, maar mild in het opleggen van sancties. Vervolgens zou de TO perioden van controle in de breedte kunnen afwisselen met een meer thematische benadering. Of zij kan zich tijdelijk richten op de zwakke schakels in het geheel. Om te voorkomen dat input uit de bouwpraktijk van kwaliteitsborgers via jaarverslagen actuele beeldvorming vertraagt, zijn IB’s en kwaliteitsborgers te allen tijde verplicht desgevraagd informatie aan de TO te leveren. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 23
→
Handhaving
Escalatieladder De TO hanteert in haar beleid met betrekking tot de afzonderlijke instrumenten een escalatieladder, die vergelijkbaar is met die van de IB. Als blijkt dat de IB te lankmoedig optreedt jegens een slecht presterende borger, komt daarmee de geloofwaardigheid van het instrument in het geding. Een instrument heeft immers – zoals de wet dit noemt – ‘tot doel (…) vast te stellen of er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het bouwen van een bouwwerk voldoet aan de voorschriften’. De TO ziet zelf niet op het presteren van de individuele borger. Zij moet er dus op toezien hoe de IB in zo’n geval optreedt, omdat de wijze waarop de IB toeziet op het feitelijk functioneren van de borgers mede bepalend is voor het functioneren van het instrument. Dit is een beoordelingsaspect waar een instrument op wordt afgerekend.
Proportionaliteit De escalatieladder is zowel voor de IB als voor de TO een middel om proportionaliteit in te bakken in de conclusies, aanbevelingen en eventuele sancties, die worden verbonden aan het toezicht. Als verbeteringen worden voorgesteld, maar daarop geen respons volgt, is een volgende stap, zoals een waarschuwing, gerechtvaardigd. Zwaardere sancties, mochten die nodig zijn, worden zo zorgvuldig ingeleid. Het middel van de waarschuwing heeft ook een functie voor kwaliteitsborgers die goed hun werk doen. Wanneer de TO achterwege laat adequaat op te treden, kan dat immers negatieve gevolgen hebben voor het instrument als geheel. Niet alleen qua reputatie, maar uiteindelijk ook in formele zin: schorsing of intrekking van de toelating van het instrument, terwijl dat met een oplopende en gerichte aanpak van een IB voorkomen kon worden. Een tussenstap kan zijn om de waarschuwing openbaar te maken via het register van toegelaten instrumenten en borgers. Dat maakt aan bouwconsument en bevoegd gezag duidelijk, dat ‘gepruts’ is opgemerkt en dat daartegen wordt opgetreden. Het kan zijn, dat het niet-functioneren van een borger of instrument en de negatieve gevolgen daarvan dermate manifest zijn, dat deze zorgvuldige route te veel tijd kost en het disfunctioneren intussen ‘gewoon’ wordt voortgezet. De instrumenten en de nadere regelgeving moeten erin voorzien, dat in zo’n onverhoopt geval IB of TO kunnen ingrijpen. Zo kunnen zij aan de ongewenste situatie een eind maken; elk op het eigen niveau: de IB jegens de borgers en de TO jegens de instrumenten. De commissie Dekker adviseerde in 2008 al klip en klaar: ‘Kaderstellende voorschriften, die ruimte bieden voor vertrouwen aan de bouwpartners, mogen niet leiden tot vrijblijvendheid. Wanneer het vertrouwen wordt beschaamd, moet de overheid sancties kunnen opleggen.’
Ten slotte Goedwillende partijen in de bouw verdienen graag het vertrouwen, waar de commissie Dekker op doelde. Zij hebben er baat bij om zelf onderling per instrument en als bouwsector in z’n geheel te leveren wat nodig is. Dat is wat de klant van hen vraagt en wat zij de klant beloven. Het voldoen aan het Bouwbesluit is slechts een ondergrens voor de te leveren prestaties. De bouwsector heeft er belang bij dat de overheid op dit punt geen ruimte biedt aan inferieure bouwers en borgers. Hoe beter bouwpartijen en in het bijzonder de instrumentbeheerders er in slagen zelf hun zaken op orde te houden, des te minder bestaat de noodzaak van sancties door de overheid. Dat geldt voor de toelatingsorganisatie én het bevoegd gezag, dat na de gereedmelding aan zet is via het toezicht op de bestaande gebouwenvoorraad en langs die weg geconfronteerd kan worden met gekozen oplossingen die niet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.
Serie artikelen in Bouwkwaliteit in de praktijk In de voorgaande vijf afleveringen van deze serie kwamen achtereenvolgens aan de orde: • Handhaving bestaande bouw (Bouwregels in de praktijk 2014, nr. 5) • Bestuursrechtelijke rol bij bouwen onder kwaliteitsborging (Bouwregels in de praktijk 2014, nr. 6) • Respons op handhavingsverzoeken (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015, nr. 1/2)
24 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
• B estuursrechtelijke sancties (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015, nr. 3) • Private sancties (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015 nr. 4). In deze zesde en laatste aflevering wordt ingezoomd op de rollen van de instrumentbeheerders (IB) en de toelatingsorganisatie (TO).
↘ Informatie over de auteur
Ing. Gert-Jan van Leeuwen is kwartiermaker voor de Toelatingsorganisatie, die in het kader van de komende Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingesteld om instrumenten voor kwaliteitsborging toe te laten en toe te zien op de toepassing daarvan. Hij schreef dit artikel met medewerking van ir. Hajé van Egmond, medekwartiermaker en Mr. Hans Barendregt, werkzaam bij de Dienst Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam.
←
Project
De verbinding met het spoor
De bouw van de verkeersleidingspost van ProRail in Utrecht kon door reizigers op de voet worden gevolgd. Het gebouw is namelijk gelegen langs een drukke spoorlijn, in de Cartesiusdriehoek naast Utrecht Centraal. De Jong Gortemaker Algra (dJGA) ontwierp het gebouw dat in juni 2015 wordt geopend. Tekst Katja van Roosmalen Beeld Christiaan Richter
I
n het nieuwe onderkomen van de regionale verkeersleiding in Utrecht wordt 24 uur per dag gewerkt. ‘De werkomgeving is voor de verkeersleiding erg belangrijk. Niet alleen wordt er het hele etmaal gewerkt, de werkzaamheden vergen ook alertheid’, legt architect Maurits Algra uit. ‘Situering direct naast het spoor was echter niet noodzakelijk. Toch wilde ProRail graag dat er verbinding was met de fysieke activiteiten van het bedrijf, daarom heeft zij dit terrein aangekocht.’
Robuust Er is gekozen voor een robuust ontwerp. Degelijkheid moest het
gebouw uitstralen, maar ook nieuw elan en professionaliteit. Van de bovenzijde is duidelijk zichtbaar dat het gebouw asymmetrisch is. Hierdoor vult het de driehoek tussen de sporen. ‘De oplettende voorbijganger kan zien dat de cortenstalen zonwering niet overal hetzelfde is. Er is een verloop in de hellingshoeken. Aan de noordkant is de bovenzijde van de zonwering vlakker terwijl bij de gevel aan de zuidkant de schuine zijde van de wering een hoek van bijna 45 graden heeft. De moeilijkheid was een vloeiende lijn te creëren waarin de hellingshoek verloopt. Zo kan aan de noordzijde het licht maximaal toetreden terwijl de zuidkant optimaal beschut is tegen het zonlicht.’ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 25
→
Hondekop Bij het betreden van de Verkeersleidingspost valt op dat het sfeervol is. Het gefilterde licht draagt daaraan bij, maar ook de kleurstelling en de referenties naar het verleden. De bruine natuurlijke tinten zijn warm en de bedrijfskleur, de rode logokleur van ProRail, verlevendigt het interieur. Algra: ‘De keuzes die we maakten ten aanzien van het interieur houden verband met de activiteiten. De balie is daar een voorbeeld van. De vorm refereert aan de Hondekop, de oude locomotief. Een carrosseriebouwer heeft de balie gemaakt en het staal geklonken. Hij is niet te glad, waardoor de structuur van het metaal zichtbaar is. In de seinzaal staan drie plantenbakken die op dezelfde wijze zijn vervaardigd.’
26 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Project Licht Licht is van belang voor de gezondheid van werknemers. Maar in een gebouw met zoveel glas is het essentieel dat de daglichttoetreding – en de warmte die daarbij komt – het klimaat zo min mogelijk verstoort. Algra maakte van de nood een deugd en voorzag de verkeersleidingspost van een blikvanger. ‘Door de cortenstalen zonwering refereert het gebouw aan de kern – het spoor van het bedrijf. Cortenstaal heeft echter ook een nadeel: plaats je het tegen de gevel, dan vervuil je deze omdat de roest er de eerste jaren uitloopt. Door de zonwering 80 centimeter voor de gevel te plaatsen is vervuiling van de gevel te voorkomen, en kan bovendien de glazenwasser er goed bij.’ Hart van het gebouw De seinzaal is gelegen op de tweede etage en vormt het hart van het gebouw. De zaal is 1.000 m2 groot en er zijn 40 werkplekken (ruimte voor 60). Naast de seinzaal bevinden zich een ontspanningsruimte en kantoren voor ondersteunende diensten. Deze zijn geplaatst in de overstek. Op de bovenste etage zijn de pers- en vergaderruimten geconcentreerd. ‘Vanuit de seinzaal heeft de verkeersleiding zicht op het spoor en is zij omgekeerd ook zichtbaar voor reizigers. Bijzonder is daarnaast dat je vanuit de seinzaal, waar de verkeersleiding werkt, de treinen voorbij ziet rijden, maar het bijbehorende geluid en de trilling mist. Drievoudige beglazing draagt daaraan bij.’
Techniek De techniekruimten bevinden zich achter de entree in een afgesloten zone op de begane grond. ‘Vaak is deze op het dak geplaatst. Dat wilden we niet, het verstoort het beeld en bovendien konden we op deze wijze het dak geheel bedekken met zonnepanelen. Alleen op het dak waar de vergaderruimte op uitkijkt, is gekozen voor sedum dakbedekking.’ Onder de seinzaal, op een tussenverdieping, is ruimte voor de ICT gecreëerd. ‘Alle apparatuur die warmte uitstraalt is bewust gescheiden van de seinzaal. Daardoor verstoort het binnenklimaat niet. En het heeft nog een ander voordeel. Bekabeling kan direct vanuit de technische etage naar de werkplekken worden getrokken, en computers kunnen worden vervangen zonder dat daarbij de medewerker in de seinzaal gestoord wordt.’ BIM Een gebouw waar zoveel techniek samenkomt en waar gebruikers (terecht) hoge eisen aan stellen, kan volgens Algra bijna niet meer op traditionele wijze geconstrueerd worden. ‘De techniek is een onlosmakelijk deel van het gebouw en volledig geïntegreerd. Efficiënte realisatie kan alleen als je samenwerkt in BIM. Maar we beseffen ook dat er met BIM-modellen veel meer mogelijkheden zijn. Daarom zet ProRail het BIM in bij gebouwbeheer. Zo kunnen zij het pand beter onderhouden en installaties beter aansturen.’
Duurzame maatregelen ProRail werkte mee aan een pilot van de Green Deal Circulair Inkopen. Deze Green Deal heeft als doel de levenscyclus van producten te sluiten, door ze bijvoorbeeld te hergebruiken, herbestemmen of te recyclen. ProRail kocht de vloerbedekking en een deel van de inrichting circulair in. Maar ook op andere terreinen toonde het bedrijf zich milieubewust. Een greep uit de maatregelen: - Op het dak liggen PVE-panelen - De gevels zijn voorzien van 3-laags glas - Recyclebare houtskeletbouw is gebruikt voor de binnenwanden - Er is FSC-hout gebruikt - Door lichtsensoren met aanwezigheidsdetectie wordt het gebruik van kunstlicht geminimaliseerd - Het pand is voorzien van WKO en hybride koelinstallaties
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 27
←
Productnieuws uitgelicht Gezondheid en installaties
Megapress
Dikwandige buizen verbinden wordt eenvoudiger Viega toonde op de Bouwbeurs 2015 het persverbindingssysteem Megapress. Hiermee kunnen dikwandig stalen leidingen geperst worden. Maar welk voordeel biedt het persen van dikwandige stalen buizen? Tekst Katja van Roosmalen
‘Voor dikwandig stalen buizen waren tot nu geen andere verbindingen dan groefkoppelingen en lasverbindingen beschikbaar. Beide methoden zijn arbeidsintensief en omslachtig. Of er moet heen en weer gelopen worden naar een snijbank of het is een heel gesjouw met gasflessen. De perstechniek is veel eenvoudiger en het voorziet in een grote vraag’, legt Gerben Verweij van Viega uit. ‘Zeker bij renovatie of het aanbouwen van bijvoorbeeld een annex aan een klein utiliteitsgebouw. Opdrachtgevers willen niet van een dikwandig naar een dunwandig systeem, willen geen heel nieuw leidingsysteem aanleggen en letten goed op de kosten. In die gevallen biedt Megapress uitkomst.’ Het Megapress-systeem is toegepast in het Stadskantoor in Zwolle: ‘Viega presenteerde de vinding op de ISH in 2014, vandaar dat zij een voorloper zijn. Daarnaast wordt het nu toegepast in een kantoorpand in het noorden van het land. Deze eigenaar wilde de huidige installatie en materialen behouden.’
Geschikte fitting De wereld van dikwandige stalen buizen van 0,5” tot en met 2” is volgens Verweij groot. ‘Deze diameters komen veel voor in appartementencomplexen en kleine utiliteitsgebouwen als scholen en kantoren. De uitdaging waar wij bij de ontwikkeling van het perssysteem voor stonden was het maken van een geschikte fitting. Buizen hebben een ruime tolerantie. Wordt 21,4 millimeter voorgeschre28 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
ven in de norm, dan mag er 0,3 afgeweken worden. We konden dit oplossen door de fitting te voorzien van een RVS grijpring die de tolerantie overbrugt. Daarnaast drukt de snijring zich tijdens het persen in de buis en geeft daardoor extra veiligheid. En de EPDMafdichtring is aan de binnenzijde voorzien van ribbels, waardoor de verbinding ook gedicht is als de buis licht beschadigd is.’ De grootste winst is volgens Verweij echter de verwerking. ‘Door persen kan de installateur meer dan de helft montagetijd besparen. Bovendien is het brandveilliger, omdat bij een koude perstechniek geen vlammen of rookgassen ontstaan.’
Megapress fittingen Leverbaar in 0,5 tot en met 2,0 inch. Universeel te gebruiken. Beveiliging Viega SC-Contur. Hierdoor zijn nietgeperste verbindingen bij een dichtheidstest onmiddellijk zichtbaar. Afwerking zink-nikkelcoating
Productnieuws uitgelicht Gezondheid en installaties
Air Excellent
Gezond binnenklimaat met fluisterstil luchtverdeelsysteem Met het flexibele luchtverdeelsysteem Air Excellent van Ubbink zijn optimale energie- en geluidsprestaties realiseerbaar. Kenmerkend voor het systeem zijn de grote ontwerpvrijheid en universele toepasbaarheid door de bijzondere koppeling van ronde en halfronde kanalen. Inmiddels zijn de eerste woningen en kleine utiliteitsgebouwen van deze nieuwe kanalen voorzien. Tekst Katja van Roosmalen
In Den Helder installeerde Wilms Installatiebedrijf het Air Excellent AE35sc luchtverdeelsysteem in 21 nieuwbouwwoningen. Zij kozen hiervoor omdat de woningen zijn voorzien van prefabwanden. ‘Het betrof een systeem met alleen afzuiging, systeem C. De halfronde kanalen konden we eenvoudig instorten. Dit in tegenstelling tot de maatvoering van concurrerende systemen’, vertelt Jeroen Wilms. ‘Voor ons was de maatvoering bepalend. Maar ik ben ook blij dat het luchtverdeelsysteem luchtdicht is en fluisterstil.’
Invloed op de gezondheid ‘Een optimaal binnenklimaat heeft een positieve invloed op de gezondheid van mensen en het lage geluidniveau draagt bij aan leefcomfort’, vult Yvette Janssen van Ubbink aan. ‘Vaak wordt alleen gekeken naar de specificaties van installaties, en gaat men eraan voorbij dat het ontwerp en de kwaliteit van luchtkanalen minstens zo essentieel zijn voor zowel de gezondheid als het comfort van bewoners. Air Excellent draagt daaraan bij.’ Het luchtverdeelsysteem is gemaakt van hoogwaardige kunststoffen en volledig antistatisch en anti-bacterieel. Het systeem heeft een REACH verklaring conform EU richtlijn 1907/2006/EG en is het eerste flexibele luchtverdeelsysteem in Europa met het kwaliteitscertificaat van TÜV SÜD. De mechanische verbindingen tussen de kanalen garanderen een luchtdichte aansluiting en realiseren lagere
drukverliezen. Dit heeft positieve effecten op het geluidsniveau én op het energiegebruik.’
Universele toepassing Wat het luchtverdeelsysteem bijzonder maakt zijn de universele toepassingsmogelijkheden. ‘Het is geschikt voor de kleine utiliteitsbouw en woningbouw, maar onlangs is ook een boot van Continental Yachts met ons systeem uitgerust. Daarnaast kan het systeem bij
renovatie en bijvoorbeeld voor levensloopbestendige woningen oplossingen bieden. De ronde en halfronde kanalen kunnen namelijk gecombineerd worden en zijn zowel in vloeren als wanden te verwerken. Dat geeft ontwerpvrijheid. Bovendien passen de kanalen op alle gangbare ventilatieunits, ongeacht het merk.’
De belangrijkste voordelen van Air Excellent • Geschikt voor mechanische ventilatiesystemen incl. WTW • Geschikt voor nieuwbouw en renovatieprojecten • Verlaging van het energieverbruik door lagere drukverliezen • Isolatie in luchtverdeelkasten beperkt de geluidsoverdracht • Ontwerpvrijheid door combinatiemogelijkheden van ronde en halfronde kanalen • Luchtdichte aansluitingen dankzij mechanische verbindingen • Kanalen zijn vormvast, bestand tegen ‘voetbelasting’ tijdens het bouwproces • Snelle en eenvoudige inbedrijfstelling door het rekenprogramma en de restrictieringen in verdeelkasten • Eenvoudige reiniging van de kanalen is mogelijk • Anti-statische en anti-bacteriële eigenschappen • REACH verklaring conform EU richtlijn 1907/2006/EG • BIM gereed • Als eerste systeem TÜV SÜD gecertificeerd
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 29
ABC school Liendert krijgt een 10 Jorissen Simonetti architecten heeft bij ABC-school Liendert in Amersfoort het Passiefhuis-concept toegepast. Volgens dit principe is het gebouw zeer goed geïsoleerd, luchtdicht gebouwd en wordt de beschikbare passieve energie van bijvoorbeeld zon en bodem optimaal benut. Tekst Katja van Roosmalen
30 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
In beeld In het gebouw worden twee basisscholen, buitenschoolse opvang en een peuterschool gehuisvest. Ook is een sportzaal voorzien en komt er een ruimte voor ontmoeting. De school scoort op alle vijf de onderdelen van GPR Gebouw – Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde – meer dan een 9. Mede daarom ontvingen Jorissen Simonetti architecten, de gemeente Amersfoort, de betrokken gebruikers, Bongers/Jansen, DURA Vermeer en Linthorst Installatietechniek de Gouden Kikker 2014. Dolf Jorissen: ‘Natuurlijk vinden wij het belangrijk dat een gebouw duurzaam is. Maar minstens zo belangrijk is het educatieve aspect hiervan bij een school. Het bewustwordingsthema maakt onderdeel uit van het ontwerp. In het gebouw maken we zichtbaar en voelbaar wat het gebouw doet met haar energie.’ ‘Vanuit de ‘passiefhuisgedachte’ is de eis voor het energieverbruik voor ruimteverwarming vastgesteld op maximaal 15 kWh/m². Het energieverbruik voor het ABC-cluster zal bijna 40% lager liggen dan vanuit het passiefhuisconcept gevraagd wordt.’ Jorissen selecteerde beproefde materialen en installaties, zoals een WKO en zonnepanelen. ‘Wel kozen we voor extra toevoegingen zoals het gebruik van energieopwekkende tegels. Dit heeft eraan bijgedragen dat we bij de uitwerking een GPR-score 10 hadden voor energie. Daar moet ik bij aantekenen dat de uitwerking voor 1 januari rond was, dus vóór de nieuwe regels van het Bouwbesluit van kracht waren.’ Jorissen wijst erop dat niet alleen de technische aspecten bij een ontwerp van belang zijn: ‘Een gebouw voldoet pas, als ook aan de beeldverwachting wordt voldaan. Daarom gaan we aan de slag met de gebruikers; zij zijn de belangrijkste bron om tot een passende omgeving te komen. We hebben daarvoor een tool ontwikkeld: het Emotioneel Programma van Eisen. De tool is een aanvulling op het technische en functionele programma van eisen. Het betrekt eindgebruikers bij het ontwerpproces. Binnen dit programma gaat het over de beleving van het gebouw en haar omgeving.’
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 31
Productnieuws Gezondheid en installaties Kleine ventilatie-oplossing De WHR 918 van Zehnder - J.E. StorkAir is een compacte ventilatie-unit met warmteterugwinning. De unit is stil, voorzien van moderne technologie en geschikt om toe te passen in kleine ruimtes. Tegelijk met de WHR 918 introduceert Zehnder een Ventilatie-app. Deze ondersteunt de installateur bij installatie en onderhoud. www.zehnder.nl
Natuurlijke ventilatie bespaart energie DucoBox Silent is sinds begin 2015 verkrijgbaar met opsteeksensoren. Daardoor is voor de meting van CO2 en vocht geen bekabeling nodig. De opsteeksensoren zijn in de centrale afvoerventilator geïntegreerd. De boxsensoren kunnen elk afzonderlijk in een specifieke kanaalopening van de afvoerbox geklikt worden. DucoBox Silent is compact, wat de mogelijkheid biedt om de afvoerventilator in te bouwen achter een verlaagd plafond. De ventilator werkt stil dankzij een geluidsvermogen van 57,5 dB(A) bij aanzuig en 46,5 dB(A) bij afstraling (bij een debiet van 350 m3/h). www.duco.eu
Ventilatieprogramma zorgt voor optimaal binnenklimaat Ubbink biedt een ventilatieoplossing voor ‘kwetsbare’ ruimten, zoals de keuken en badkamer. Het MultiVent ventilatieprogramma bestaat uit: MultiVent Basis (een dakdoorvoer), MultiVent Hybride (een elektrische ventilator) en MultiVent Zolderventilatie (voorziet bijvoorbeeld afgesloten zolderruimtes van verse lucht). Daarnaast heeft Ubbink MultiVent 5V ontwikkeld voor de nieuwste mechanische afvoersystemen. Deze is aan te sluiten op het gangbare luchtkanaal Ø 125 mm en geschikt voor daken met dikkere isolatiepakketten. Tot slot is er MultiVent 5V Combi, een dakdoorvoer met een dubbele ventilatieafvoer. www.ubbink.nl
Lage temperatuur vloerverwarming in renovatieproject De flats in de Klarenstraat in Amsterdam zijn getransformeerd tot dertig woningen van nieuwbouwkwaliteit. In het renovatieproject is een combinatie van Fermacell vloerelementen (type 2E26) en JK Flextube van JK Vloerverwarming uit Ede toegepast. De leveranciers bieden een totaaloplossing met een gipsvezelvloer met een geïntegreerd lage temperatuur verwarmingssysteem. De vloer van Fermacell draagt bij aan geluiddemping conform de eisen in het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen voor luchtgeluidisolatie (DnT;A ≥ 52 dB) en contactgeluidniveau (LnT;A ≤ 54 dB). www.jk-nl.com
Meer warmteafgifte De robuuste convectoren Zehnder Stana en Zehnder Lateo garanderen een uitstekende epc-winst en hoge warmteafgifte. Zij zijn toe te passen in woningen, scholen en kantoren; zowel voor nieuwbouw als renovatie. De convectoren worden voorgemonteerd geleverd en ‘plug-and-play’ geïnstalleerd. De montagetijd wordt daardoor met circa vijftien procent bekort. www.zehnder.nl 32 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De redactie van dit blad aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van de besproken producten.
Klimaatbeheersing via het kozijn SOFTLINE 70 MB (Multibox) van VEKA verlaagt het energieverbruik en vergroot het wooncomfort. Het betreft een boxvormig kozijnsysteem dat een binnen- en een buitenraam heeft. Dit biedt de mogelijkheid om de opening in de muur actief te benutten voor klimaatbeheersing. Afhankelijk van het seizoen kan men warmte buitensluiten of binnenlaten. Met als resultaat: verhoging van het comfort in de woon- en werkomgeving én energiebesparing. In de optimale situatie kan met SOFTLINE 70 MB een Uw-waarde tot en met 0,521 W/m2 K worden gerealiseerd. www.veka.com
N D nieuwsB brieven Op de hoo gte
blijven va productnie n al het uws kan o ok via de nieuwsbri themaeven van NBD-onlin thema’s va e. De n komend e maand: 2 juli 2015 Terreininri chting/bu itenruimte 16 juli 2015 Zonwerin g
Zuinige radiator Low budget ventilatiesysteem OxyGreen Easyfix van Aralco NVS voorziet in de vraag naar eenvoudige low budget ventilatiesystemen. Het ventilatiesysteem bestaat uit een ventilatiebox en één draadloze vierstandenschakelaar. Op deze vierstandenschakelaar worden de ventilatiestanden met duidelijke icoontjes weergegeven: een aanwezigheidsstand, een ‘niet thuis’stand en twee standen voor de tijdsduur van maximaal 15 en 60 minuten. Dit zorgt voor effectieve ventilatie en gebruikersgemak voor de bewoners. Het systeem is uit te breiden met een vochtsensor en extra handbediening. Indien gewenst is het systeem uit te breiden tot een energiezuinig vraaggestuurd OxyGreen CO2-systeem, waardoor de Energie Index sterk verbetert. www.aralco.nl
In onderzoek naar het afgifterendement en bijbehorende EPGwaardering heeft Kiwa Technology een kwaliteitsverklaring voor de Jaga Low-H2O warmtewisselaar afgegeven. De Low-H2O radiator presteert beter dan alle andere systemen. Bovendien heeft het systeem het hoogst mogelijke afgifterendement bij lage en hoge watertemperatuur. Voor de EPG-berekening van een gemiddelde woning betekent dit resultaat een vermindering van 0,02 tot 0,04. De besparing op het totale karakteristieke energieverbruik in een woning beloopt tot 2000MJ. www.jaga.nl
Efficiënte ventilatie bij renovatie RenoC+ube van RENSON is een vraaggestuurd ventilatiesysteem ontwikkeld voor toepassingen in renovatieprojecten. RENSON combineert dit ventilatiesysteem met het luchtkanaalsysteem Easyflex, een flexibel systeem van PE kunststof. Dynamische sensoren van RenoC+ube analyseren dag en nacht de afvoerlucht op vocht en aanwezigheid van personen. Op een intelligente manier wordt het ventilatieniveau aan de behoefte van de gebruikers aangepast. De ventilator is geïntegreerd in de dakdoorvoer. www.renson.be
Ventilatie op afstand gestuurd Op de vakbeurs Renovatie & Transformatie introduceerde Aralco NVS OxyGreen Vision, een applicatie voor afstandsbeheer van ventilatiesystemen. OxyGreen Vision bestaat uit twee delen: voor beheerders een beheerprogramma waarbij op afstand de toestelgegevens en statussen zijn uit te lezen en voor bewoners de VentiApp. Op de VentiApp is de kwaliteit van de binnenlucht af te lezen, is overige informatie beschikbaar en kan men het systeem bedienen. www.aralco.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 33
NIA AIR OPSTELLING_002.indd 1
Productnieuws Installaties Hoog rendement luchtverwarmer De RHeco Hoog Rendement luchtverwarmer van Reznor combineert rendement en duurzaamheid. De RHeco brander werkt volgens het ‘pre-mix’ principe. Brandstof en lucht worden voorgemengd en door volledige verbranding optimaal omgezet in warmte. De luchtverwarmer produceert primair warmte uit gasverbranding. Daarnaast onttrekt de Rheco secundair, via een extra warmtewisselaar de condensatiewarmte uit de rookgassen. De verwarmde lucht wordt vervolgens door de luchtworp met brede verdeling optimaal door de ruimte verspreid. www.grnnrg.nl
Verbeter de energieprestaties GeniaAir van AWB is een warmtepompsysteem voor verwarming, warm water en koeling. Hij is zowel in een all electric uitvoering als een hybride uitvoering leverbaar. Een gasaansluiting wordt overbodig door toepassing van de all electric versie. Voor iedere gezinssituatie is er warm water naar behoefte met een 200 liter ThermoBoiler. Met de elektrische naverwarming wordt het comfort ook onder uitzonderlijke weersomstandigheden gegarandeerd. De hybrid versie van het GeniaAir-systeem combineert twee technieken: de GeniaAir lucht/ water-warmtepomp en een (bestaande) HR-ketel. www.awb.nl
Duurzame vervanger voor CV-installatie Samsung Eco Heating System is een 5-in-1 warmtepomp met hoog rendement. Het Samsung Eco Heating System gebruikt geen gas, maar draait voornamelijk op hernieuwbare energie. De technologie maakt het mogelijk dat het systeem tegelijkertijd in lucht/water- en lucht/lucht-modus werkt. Het systeem gebruikt energie uit de buitenlucht om de woning met lage temperatuurradiatoren of vloerverwarming te verwarmen en om sanitairwater tot 55 °C te produceren. Met de geïntegreerde airconditioningsinstallatie is een efficiënte verwarming en/of koeling via de lucht mogelijk. www.samsung-airco.nl
Circulaire verlichting Op Schiphol introduceerde Philips haar circulaire verlichtingsconcept. Niet langer is de eigenaar van het gebouw de eigenaar van de armaturen, maar de leverancier. De luchthaven betaalt voor de service en het licht. De armaturen die het bedrijf ontwikkelde hebben een 75 procent langere levensduur dan gebruikelijk. Derk Bot, commercieel directeur bij Philips: ‘Bovendien kunnen we onderdelen van de armatuur afzonderlijk vervangen. Recycling stellen we daardoor zo lang mogelijk uit.’ Dat is ook een van de uitgangspunten van de circulaire economie. ‘Het gaat verder dan recycling. Het circulaire-principe gaat ervan uit dat recycling zo lang mogelijk wordt uitgesteld en het gebruik van nieuwe grondstoffen tot een minimum wordt beperkt. Daar dragen we aan bij door armaturen zo lang mogelijk te gebruiken. Dat kan door ze aan het einde van het contract – en na een upgrade – elders opnieuw in te zetten.’
18/02/15 11:06
Zuinig een warme woning Met het installatietechnische concept ALEC van ATAG kan duurzame winst behaald worden. ALEC benut zonnewarmte voor warmwater en verwarming. Het hybride systeem met energie-opslagvat slaat zonneenergie op en maakt gebruik van de restwarmte die vrijkomt bij de verbranding van aardgas. Het ALECconcept is in staat om zeer kleine vermogens (vanaf 500W) tot het gewenste maximale vermogen aan het LT-afgiftesysteem (vloer-, plafond- of wandverwarming) af te geven, zonder concessies te hoeven doen aan het warmwatercomfort in de woning. Het benut hierbij primair zonne-energie en levert warmwaterprestaties gelijk aan CW4+1 of CW5+1. ALEC maakt een EPC-reductie van 0,40 mogelijk en zelfs een energielabel A-woning behoort tot de mogelijkheden. www.atag.nl 34 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Gezondheid en installaties
Centraal reservoir met water voor toiletspoeling ↘ Octrooi Tekst Joost Melten
Een centraal, verticaal opgesteld waterreservoir kan een mengsel van hemel- en grijswater leveren aan toiletten op meerdere verdiepingen. Uiteraard pas na voorzuivering, want bij het besparen op drinkwater moet de gezondheid niet in gevaar komen.
O
ctrooi NL2006112 gaat over een centraal waterreservoir voor het leveren van hemel- en grijswater aan toiletten. Bij te weinig aanbod kan dat zo nodig worden aangevuld met leidingwater via een vlottersysteem met terugslagklep.
In zijn eenvoudigste vorm bestaat het reservoir uit een verticaal opgestelde standaard pvc-buis met een voldoende grote diameter, waarop verbindingsleidingen zijn aangesloten voor de toiletten. De waterdruk van het zich over één of meerdere verdiepingen uitstrekkende reservoir is ruim voldoende om bijvoorbeeld via simpele drukspoelkranen toiletten door te spoelen, zonder tussenkomst van afzonderlijke wc-spoelreservoirs met vlottermechanisme. Het reservoir kan bij een renovatie worden verstopt achter een voorzetwand, of meteen al bij de bouw worden opgesteld in een centrale schacht. In dat laatste geval kan het worden geïntegreerd met de gebruikelijke standleiding die is aangesloten op het riool. Het wordt dan een enkele buis die met een verticaal schot is verdeeld in twee compartimenten: de ene voor het waterreservoir en de andere voor het afvalwater van de toiletten en de overloop van het reservoir. Het centrale reservoir zou bovendien met één of meer horizontale schotten kunnen worden opgesplitst in semi-centrale reservoirs voor elke verdieping, waardoor de hoeveelheid water ‘eerlijk’ kan worden verdeeld.
Voordelen In de octrooitekst noemt uitvinder Jurgen Keizers – met zijn broer Eric, directeur van Easy Sanitary Solutions – enkele voordelen ten opzichte van een traditioneel systeem. Onder andere de ruimtewinst in het toilet of de badkamer, de besparing op drinkwater, en de mogelijkheid een toilet meerdere keren kort achter elkaar door te spoelen, doordat er geen stortbak hoeft te worden gevuld. Bovendien kan de toiletpot op onconventionele posities worden geplaatst als hij aan de onderzijde kan worden aangesloten op een al dan niet geïntegreerde aan- en afvoerleiding. De pot kan in dat geval geheel los komen te staan van de wanden.
De toiletten (10) zijn aangesloten op een centraal waterreservoir (6) dat onder andere kan worden gevuld met opgevangen (5, 7) hemelwater (1).
Striktere normen Dit najaar verschijnt een herziene versie van NEN 1006, met onder andere aangepaste regels voor het gebruik van ‘huishoudwater’. Onder dit begrip vallen zowel grond- als hemelwater (maar grijswater eigenlijk niet). Een voorraad huishoudwater zal volgens deze herziene versie koel moeten worden bewaard, bijvoorbeeld ondergronds.
De octrooitekst noemt nadrukkelijk de mogelijkheid het reservoir niet alleen te vullen met regenwater, maar ook met grijs water uit bijvoorbeeld een douche of ligbad. Daarbij gaat de tekst voorbij aan de grondige voorzuivering die in dat geval nodig is om waterbederf te voorkomen. Ook aan de noodzakelijke filtering van het opgevangen hemelwater wordt trouwens geen woord vuilgemaakt. Maar Keizers laat in een toelichting weten dat er wel degelijk grote aandacht wordt besteed aan manieren om het water te zuiveren: ‘Aangezien het geen goed idee is om grijs water langdurig in een woning te laten stilstaan.’ Hij verwacht dat zijn vinding eind 2015 op de markt zal komen. octrooinummer: NL2006112 houder: Easy Sanitary Solutions, Hengelo uitvinder: J. Keizers | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 35
CV-ketel in verblijfsruimte Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwkwaliteit in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
↘ Vraag en antwoord Tekst Helpdesk Bouwbesluit
OMSCHRIJVING Het plaatsen van een cv-ketel in een verblijfsruimte. VRAAG Mag bij een nieuw te bouwen woning een cv-ketel in een verblijfsruimte worden geplaatst? antwoord Ja, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In artikel 4.38, lid 2 en 3 van Bouwbesluit 2012 is aangegeven dat een gebruiksfunctie een opstelplaats voor een verwarmingstoestel en voor een warmwatertoestel moet hebben, tenzij de gebruiksfunctie wordt aangesloten op een publieke voorziening voor verwarming of warm water. Er worden in dit artikel geen voorwaarden gesteld aan de positie van de opstelplaats. Wel zal voldaan moeten worden aan de eis aan installatiegeluid in een verblijfsruimte. Het te verwachten geluidsniveau van een moderne voor een woning bestemde HR-ketel op 1 m afstand is 35 à 40 dB(A). Om aan de eis van LI;A;k < 30 dB te kunnen voldoen, moet de ketel aan een zware wand (> 200 kg/m²) worden bevestigd én zal deze omtimmerd moeten worden met voldoende zware beplating en zal kierdichting toegepast moeten worden. Zie echter ook de opmerking hieronder over ventilatie van de omtimmering. Er zal dus een zeer stille ketel toegepast moeten worden. Ook zal voldaan moeten worden aan de eisen met betrekking tot veilig gebruik van verbrandingstoestellen uit artikel 7.9 van Bouwbesluit 2012.
Aanvullende opmerking(en) - De opstelplaats van een enkele cv-ketel in een woning hoeft niet te worden aangemerkt als technische ruimte, een stookruimte echter wel. - Bij de afmetingen van de opstelplaats voor de cv-ketel moet ook rekening worden gehouden met de ruimte die nodig is voor onderhoudsactiviteiten. - In NEN 3028 zijn in onderdeel 5.11 t/m 5.15 eisen opgenomen waaraan opstelruimtes (niet zijnde stookruimtes) voor verbrandingsinstallaties, zoals een cv-ketel, moeten voldoen. Denk hierbij 36 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
aan eisen aan de temperatuur van de ruimte, ligging en afmetingen van de opstellingsruimte, ventilatie en brandveiligheidseisen (van toepassing voor zover het Bouwbesluit of het installatievoorschrift van de ketel hierin niet voorziet). - Bij een moderne HR-ketel (gesloten toestel) hoeft in de verblijfsruimte geen rekening te worden gehouden met extra ventilatielucht ten behoeve van de ketel. De ventilatielucht wordt namelijk van buiten aangezogen via een gesloten kanaal. De circuits voor afvoer van verbrandingslucht en toevoerlucht van en naar de ketel zijn gescheiden, maar gaan meestal door dezelfde (dubbelwandige) pijp. N.B. bij een omtimmerde HR-ketel moet volgens tabel 4 in 5.15.2 van NEN 3028 een ventilatievoorziening met een doorlaat van minimaal 50 cm² in de omtimmering aanwezig zijn. Dit kan een conflict opleveren met de eisen voor installatiegeluid. - Houd bij woongebouwen ook rekening met de brandwerendheid van schachten, zie ook 5.13 van NEN 3028. - Bij een onverhoopte gasexplosie zijn geen problemen met de draagconstructies van een woning te verwachten, omdat lichte wanden en gevelopeningen het zullen begeven en er daardoor geen hoge druk wordt opgebouwd. Wel is het verstandig om de plaats van de ketel zo te kiezen dat de gevolgen van een eventuele explosie zo klein mogelijk zijn. Zo heeft een ruimte die grenst aan de gevel, het liefst op de bovenste verdieping, de voorkeur. - In een bestaande woning geldt geen eis aan installatie-geluid in een verblijfsruimte en mag de cv-ketel dus zonder extra geluidwerende voorzieningen in een verblijfsruimte hangen. Let er bij een open cv-ketel wel op dat er voldoende ventilatielucht in de verblijfsruimte binnenkomt. Dit is zeer belangrijk voor een volledige verbranding, wat nodig is om het vrijkomen van koolmonoxide te voorkomen. De capaciteit van de benodigde toevoer voor verbrandingslucht en afvoer van rookgas voor de cv-ketel moet worden berekend volgens artikel 3.50 (nieuwbouw)/artikel 3.59 (bestaande bouw) van Bouwbesluit 2012. - Kortom: ook al is het onder voorwaarden toegestaan om een cvketel in een verblijfsruimte te plaatsen, uit oogpunt van veiligheid en gezondheid (onder andere geluid) is dit niet aan te raden.
Vraag en antwoord Toelichting 3. Een gebruiksfunctie heeft een opstelplaats voor een warmwatertoestel, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op het te plaatsen toestel. Dit geldt niet indien de gebruiksfunctie wordt aangesloten op een publieke voorziening voor warm water.
installatiegeluid in een verblijfsruimte artikel 3.9, lid 2, Bouwbesluit 2012 Een mechanische voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking of warmteterugwinning veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte van de gebruiksfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatiegeluidsniveau van ten hoogste de in tabel 3.7 aangegeven waarde. (Deze waarde is 30 dB voor een woonfunctie. Bij verbouw ligt het eisenniveau 10 dB lager (dus 40 dB) en bij bestaande bouw geldt geen eis.)
veilig gebruik van verbrandingstoestellen artikel 7.9, Bouwbesluit 2012 1. Een verbrandingstoestel wordt uitsluitend gebruikt indien:
a. de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht en de voorziening
b. de capaciteit van de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht,
voor afvoer van rookgas niet zijn afgesloten; van de voorziening voor afvoer van rookgas en van de daarop aangesloten aansluitleidingen, niet kleiner zijn dan de voor het adequaat functioneren van het verbrandingstoestel noodzakelijke capaciteit;
c. de opstelling van het verbrandingstoestel met inbegrip van een aansluitleiding tussen het toestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas brandveilig is;
d. de voorziening voor afvoer van rookgas doeltreffend is gereinigd, en
e. het verbrandingstoestel met een aansluitmogelijkheid op een voorziening voor afvoer van rookgas adequaat op de voorziening is aangesloten.
2. Van een brandveilige opstelling als bedoeld in het eerste lid, onder c, is in ieder geval sprake indien de opstelling brandveilig is, bepaald volgens NEN 3028.
technische ruimte artikel 1.1, Bouwbesluit 2012 Ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren
opstelplaats voor een verwarmingstoestel en voor een warmwatertoestel artikel 4.38, lid 2 en 3, Bouwbesluit 2012
van het bouwwerk, waaronder in ieder geval begrepen een meterruimte, een
2. Een gebruiksfunctie heeft een opstelplaats voor een verwarmingstoestel, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op het te plaatsen toestel. Dit geldt
stookruimte onderdeel 3.40, NEN 3028
niet indien de gebruiksfunctie wordt aangesloten op een publieke
Ruimte waarin een of meer opstelplaatsen voor verbrandingstoestellen liggen
voorziening voor verwarming.
met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW.
liftmachineruimte en een stookruimte.
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of helpdeskbouwbesluit@ bimmedia.nl. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/ helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is. Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV). | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 37
Rookmelders en blustoestel ↘ Bouwrecht Tekst Mr F.H. van den Bercken
Op 18 februari 2015 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een geschil dat betrekking had op een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Daarbij werd een eigenaar van een pand dat wordt gebruikt voor kamerverhuur, een last onder dwangsom opgelegd, omdat het pand niet in overeenstemming was met Bouwbesluit 2012. Blijkens een controle van de gemeente waren de vereiste rookmelders en blustoestellen niet aanwezig in het pand.
38 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Bouwrecht
ellen bij kamerverhuur
D
e Woningwet bepaalt dat het verboden is een bestaand bouwwerk in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk van toepassing zijnde voorschriften van het Bouwbesluit. Volgens Bouwbesluit 2012 moet een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie één of meer rookmelders hebben die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Verder moet volgens dat besluit een dergelijk gebouw zijn voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden, voor zover daarin niet al voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien.
Bezwaar De eigenaar van het pand was het niet eens met de opgelegde last. Burgemeester en wethouders van Maastricht hadden hem namelijk voor het gebruik van het pand voor kamerverhuur in 2003 op grond van de bouwverordening Maastricht 1999 een gebruiksvergunning verleend. Hij meende dat de voorschriften van Bouwbesluit 2003 volgens artikel 9.1, vierde lid, van Bouwbesluit 2012 op zijn pand van toepassing zijn gebleven. Reden waarom naar zijn mening burgemeester en wethouders de last niet hadden mogen opleggen, te meer daar het gebruik van het pand voor kamerverhuur niet is gewijzigd. Burgemeester en wethouders deelden de bezwaren van de eigenaar niet. Zij handhaafden de onder dwangsom opgelegde last dan ook. Beroep De eigenaar van het pand bleef het oneens met burgemeester en wethouders van Maastricht. Hij stelde daarom tegen het besluit op bezwaar beroep in bij de rechtbank Limburg. Deze rechtbank deed op 21 juli 2014 uitspraak. Zij verwierp daarbij het beroep van de eigenaar op het door hem in artikel 9.1, vierde lid, van Bouwbesluit 2012 vervatte overgangsrecht.
Hoger beroep Met de uitspraak van de rechtbank Limburg kon de eigenaar van het pand niet uit de voeten. Hij stelde daartegen dan ook hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling overwoog het volgende. Overgangsrecht Bij de inwerkingtreding van nieuwe regelgeving geldt als uitgangspunt dat deze regelgeving onmiddellijke werking heeft, tenzij in de regelgeving anders is bepaald. Bouwbesluit 2012 is, op enkele voor deze zaak niet relevante onderdelen na, op 1 april 2012 in werking getreden (Stb. 2012, 125). Ten aanzien van de artikelen 6.21 en 6.31 van Bouwbesluit 2012 is niet in overgangsrecht voorzien. Anders dan de eigenaar van het pand stelde, bevat artikel 9.1, vierde lid, van Bouwbesluit 2012 geen voor deze zaak relevant overgangsrecht. In deze bepaling staat dat op een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van Bouwbesluit 2012, alsmede op enig bezwaar of beroep, ingesteld tegen een beslissing over een dergelijke melding, de voorschriften van Bouwbesluit 2003, het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en de daarop berustende bepalingen van toepassing blijven, zoals zij luidden op het tijdstip waarop de melding werd gedaan. Een dergelijke melding wordt op grond van de tweede volzin aangemerkt als een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 van Bouwbesluit 2012. Anders dan de eigenaar stelde, volgt hieruit echter niet dat wanneer, zoals in dit geval, voor het gebruik van een pand voor kamerverhuur in het verleden krachtens een bouwverordening een gebruiksvergunning is verleend, de staat van dat pand niet aan de voorschriften van Bouwbesluit 2012 hoeft te voldoen. Vast staat dat ten tijde van het opleggen van de last het pand van deze eigenaar niet aan de artikelen 6.21 en 6.31 van Bouwbesluit 2012 voldeed. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat burgemeester en wethouders daarom bevoegd waren de last op te leggen.
Onduidelijkheid opgelegde last In het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom staat dat de eigenaar zijn pand in overeenstemming moet brengen met de in de artikelen 6.21 en 6.31 van Bouwbesluit 2012 opgenomen voorschriften. In deze voorschriften zijn de bij plaatsing van rookmelders en blustoestellen in acht te nemen eisen voldoende duidelijk omschreven. Anders dan de eigenaar van het pand veronderstelde, waren burgemeester en wethouders niet gehouden om in de last concreet het aantal te plaatsen rookmelders en blustoestellen te vermelden. De rechtbank heeft dan ook terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de last onduidelijk is. De Afdeling verwierp dan ook het hoger beroep van de eigenaar van het pand. Hij zal, voor zover hij dat niet heeft gedaan, alsnog uitvoering moeten geven aan de opgelegde last en de nodige rookmelders en blustoestellen moeten plaatsen in zijn pand. Heeft hij dat niet binnen de hem daarvoor gegunde termijn gedaan, dan is hij de in de last genoemde dwangsom verschuldigd zodra burgemeester en wethouders tot invordering van die dwangsom overgaan. Conclusie Deze uitspraak maakt duidelijk dat, ook al heb je een vergunning, ook nieuwe voorschriften van toepassing zijn op het onderwerp van die vergunning, tenzij bij die nieuwe regelgeving een overgangsbepaling is gegeven. In dit geval heeft de wetgever, gelet op de noodzakelijke veiligheid (het tijdig kunnen vluchten en zelf blussen) en de kosten van rookmelders en blustoestellen het kennelijk niet nodig gevonden een overgangsbepaling te geven. Dat betekent dat ook in oude panden die voor kamerverhuur worden gebruikt, deze voorzieningen aanwezig moeten zijn, tenzij er sprake is van een gelijkwaardige oplossing.
↘ Informatie over de auteur
Mr Van den Bercken is als seniorjurist werkzaam geweest bij het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het besproken geschil heeft zaaknummer 201407236/1/A4. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 39
←
Nieuws
Stelsel kwaliteitsverklaringen in de bouw herzien
Bouwregelgeving is continu aan verandering onderhevig. Daarom was het nodig het bestaande stelsel van kwaliteitsverklaringen te herzien. Stef Blok (minister voor Wonen en Rijksdienst), Jan van der Poel (Raad voor Accreditatie) en Kees Vriesman (Stichting Bouwkwaliteit) sloten gezamenlijk een vernieuwde overeenkomst om het nieuwe kwaliteitsstelsel vorm te geven.
Het stelsel toetst kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en processen, waarin uitspraken staan over de prestaties van het product of proces in een bepaalde toepassing. Met de nieuwe opzet zijn de bouw en het bouwtoezicht zeker van kwaliteitsverklaringen die voldoen aan Nederlandse en Europese regels. De kwaliteit van bouwproducten en processen worden hiermee verhoogd en procedures kunnen sneller worden doorlopen. Het nieuwe stelsel draagt ook bij aan lastenvermindering en kostenbesparing voor bouwpartijen. Door transparantie tussen Nederlandse kwaliteitsverklaringen en Europese CE-markeringen worden handelsbelemmeringen voorkomen en vrij verkeer van bouwproducten gestimuleerd. De Raad voor Accreditatie (RvA) vervult binnen het stelsel de belangrijke accreditatiefunctie voor de aangewezen certificatie-instellingen die de kwaliteitsverklaringen mogen verlenen. Stichting Bouwkwaliteit (SBK) is door de overheid aangewezen als coördinator voor de inhoudelijke toetsing van alle kwaliteitsverklaringen die tot het stelsel behoren. SBK publiceert daartoe onder meer op haar website de lijst van kwaliteitsverklaringen met aansluiting aan de bouwregelgeving die onder het stelsel vallen. De gesloten overeenkomst wordt aangepast als de wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingevoerd.
Register Bouwbesluitdeskundige in oprichting Vooruitlopend op de ‘Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen’ heeft het Constructeursregister het initiatief genomen tot de oprichting van een ‘Register Bouwbesluitbesluitdeskundige’. Het Constructeursregister stelt sinds vijf jaar via een serieuze toelatingsprocedure hoge eisen aan de kwaliteit en deskundigheid van de Nederlandse constructeurs en wil dit nu ook gaan doen voor de zogeheten ‘Bouwbesluitdeskundige’. Deze deskundige maakt zijn opwachting eind 2016, wanneer de eerste fase van het stelsel ‘Kwaliteitsborging voor de bouw’ naar verwachting in werking treedt. Een aanvrager van een omgevingsvergunning kiest in het nieuwe stelsel een ‘borgingsinstrument’, afhankelijk van de ‘gevolgklasse’ waarin het bouwwerk valt. Zo wordt bij een bouwplan in gevolgklasse 3 (bijvoorbeeld hoogbouw met een hoge complexiteit) een zwaarder instrument (en deskundigheid) geëist dan bij een relatief eenvoudig bouwwerk (woning) in gevolgklasse 1. Het borgingsinstrument stelt in essentie voorwaarden aan het proces van de totstandkoming van het bouwwerk, aan de producten die worden toegepast en aan de personen die aan het bouwproject werken. Degene die het bouwplan aan de hand van dit instrument mag toetsen, kan voortaan ook een private partij zijn (die het werk van de gemeente overneemt), waarmee een nieuwe ‘borger’ de markt betreedt. Op dit moment zijn de instrumenten nog in ontwikkeling en ook de ‘Toelatingsorganisatie’ die de instrumenten moet toelaten, is nog in oprichting. Toch kan nu al worden vastgesteld dat voor het functioneren van de instrumenten en de werking van het gehele stelsel, het noodzakelijk is om op een zichtbare en een algemeen aanvaarde wijze de deskundigheid van de kwaliteitsborgers vast te stellen en vast te leggen. 40 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Het opzetten van een register van deskundige personen vormt daartoe een geëigend middel, aldus de initiatiefnemers verenigd in het Constructeursregister, dat het meetbaar en zichtbaar maken van deskundigheid (‘aantoonbare kennis en kunde’) hoog in het vaandel heeft. Zo moet het Register Bouwbesluitdeskundige bijvoorbeeld duidelijk maken welke kwaliteitsborger in staat is met welk instrument te werken. In samenwerking met het instituut voor Bouwkwaliteit, de kwartiermakers van het nieuwe stelsel, wordt momenteel onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een ‘bouwbreed gedragen’ Register Bouwbesluitdeskundige. Aan koepel- en branche-organisaties die aan de bouw zijn verbonden, wordt gevraagd of zij mee willen denken over en bij willen dragen aan de oprichting van het nieuwe register.
Deze pagina’s komen tot stand
NEN
Tel. (015) 2 690 391
onder verantwoordelijkheid
Vlinderweg 6
www.nen.nl
van NEN.
2623 AX Delft
[email protected]
↘ NEN nieuws nieuws
Norm voor koellastberekening wijzigt NEN 5067 beschrijft de bepaling van het benodigde koelvermogen in klimaatregelinstallaties (airconditioning). Deze nationale norm wordt aangepast of vervangen door de Europese NEN-EN 16798-11 die aansluit bij de normenreeks voor energieprestatie van gebouwen. Het normontwerp van de norm is nu gereed en ter commentaar gepubliceerd. Met de komst van deze nieuwe Europese norm wordt de methode voor koellastberekening gewijzigd en in zijn algemeenheid simpeler. Voorbeelden en toelichting komen in Technisch Rapport CEN/TR 16798-12 (in ontwikkeling).
nationale bijlage bij NEN-EN 16798-11 worden, of een uitgedunde NEN 5067.
Doel NEN-EN 16798-11 moet een uniforme basis bieden voor het opstellen van bestekken, functiegaranties en aanbiedingen en beproevingsregels van klimaatregelinstallaties. Daarnaast zullen gebouwen waarvan de klimaatinstallatie is ontworpen volgens NEN-EN 16798 in normale gevallen aan de gestelde eisen voldoen.
Vochtigheid NEN-EN 16798-11 gaat uit van de vochtigheid in de toevoerlucht zoals berekend volgens prEN-ISO 52016-1 ‘Energy performance of buildings — Calculation of the energy needs for heating and cooling, internal temperatures and heating and cooling load in a building or building zone — Part 1: Calculation procedures’. Deze laatste norm is ook in ontwikkeling, maar de stemtermijn voor belanghebbenden die geen lid zijn van de NEN-normcommissie is inmiddels verlopen.
Commentaar indienen Belanghebbenden kunnen tot 15 juli commentaar indienen op het voorstel via www.normontwerpen.nen.nl. Dit commentaar wordt in de normcommissie 351 074 25 ‘Europese en mondiale normalisatie klimaatbeheersing’ besproken en in de Europese Technische Commissie ingebracht voor verwerking. Als de commentaren uit heel Europa zijn verwerkt, gecontroleerd en akkoord bevonden, wordt de norm in 2016 gepubliceerd. Ondertussen bekijkt de normcommissie wat er met NEN 5067 gaat gebeuren.
Oppervlakte Vanwege de enorme verschillen per land wordt er in de Europese normen vrij weinig gezegd over oppervlaktebepaling. De voorschriften voor de oppervlakte uit NEN 5067 kunnen dus hetzelfde blijven. Dit kan een
Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze norm(en) of over het normalisatieproces: ir. Annet van der Horn, consultant Bouw & Installatie, (015) 2 690 286 of
[email protected].
Drie nieuwe normen voor zetsteen gepubliceerd NEN heeft een nieuwe serie normen voor zetsteen gepubliceerd. Het gaat om de koepelnorm NEN 7024-1 voor zetsteen, algemene eisen en de twee uitwerkingsnormen NEN 7024-2 en -3 voor zetsteen van cementbeton zonder, respectievelijk met interlocking. De bestaande norm NEN 7024:2005 ‘Zetsteen van beton’ met aanvullingsblad NEN 7024/A1:2013 was te beperkt van opzet. Om innovatieve oplossingen zoveel mogelijk een kans te geven is nu een geheel vernieuwde normenserie verschenen: • NEN 7024-1 ‘Zetsteen – Deel 1 Algemene eisen’; • NEN 7024-2 ‘Zetsteen – Deel 2 – Zetsteen van cementbeton, zonder interlocking en zonder wapening’; • NEN 7024-3 ‘Zetsteen – Deel 3 – Zetsteen van cementbeton, met interlocking en zonder wapening.
• d e eis van de modelproef voor de stabiliteit bij belasting door golven bij gebruikscategorie I zetsteen; • het vervallen van het onderscheid tussen open en gesloten glooiingen; • het onderscheid tussen zonder en mét interlocking.
Meer informatie Voor meer inhoudelijke informatie over deze normen of over het normalisatieproces: ir. Harry Steeghs, secretaris van normcommissie 353 156 ‘Zetsteen’, (015) 2 690 155 of
[email protected].
Wijzigingen De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de vorige versie NEN 7024:2005 met A1:2013 zijn: • de koepelnorm met algemene eisen die materiaal-onafhankelijk zijn; • het onderscheid tussen gebruikscategorie I en gebruikscategorie II zetsteen; • het benoemen van proeven voor het type-onderzoek en voor de productiecontrole; | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 41
6 oktober 2015 - Jaarbeurs Utrecht
CONGRES
De impact van de nieuwe ISO’s In 1 dag alles over ISO 9001:2015 en ISO 14001:2015 Uw dagvoorzitter: Ben Tiggelaar Bekend van ‘MBA in een dag’ en de boeken ‘Dromen Durven Doen’ en ‘Dit wordt jouw jaar!’
• Wat is nieuw? Wat is veranderd? • Impact van implementatie • Effect op het certificatieproces • Veranderende rol van de KAM-manager • Transitie naar duurzaamheid • Koppeling strategie en operatie • Betekenis van leiderschap • Focus op risico’s en kansen • Klanten en andere stakeholders • Compliance als succesfactor Deelnemers aan dit congres ontvangen: • NEN-EN-ISO 9001:2015 (nl) • NEN-EN-ISO 14001:2015 (nl) • direct toepasbare tips en een concreet stappenplan
ticket € 545,vroegboekkorting tot 1 juli € 495,-
NEN helpt u direct met de toepassing van (nieuwe) normen! Meer info en aanmelden: nieuweisocongres.nen.nl
Advertentie Nieuwe ISO_def.indd 1
12-05-15 12:21
nieuws
Nederlandse wc kan niet zomaar van 6 naar 4 liter spoelwater Uit oogpunt van duurzaamheid zou een toiletspoeling met 4 in plaats van 6 liter water beter zijn. Maar een kleiner spoelvolume is pas echt duurzamer als de riolering ook goed functioneert, zegt een expertgroep sanitaire technieken. Toiletspoelingen met slechts 4 in plaats van 6 liter water zijn in Nederland niet mogelijk zonder bouwkundige aanpassingen, stelt de expertgroep sanitaire technieken van TVVL.
Spoelwater Volgens de expertgroep is een kleiner spoelvolume pas echt duurzamer als de riolering ook goed functioneert. ‘Spoelwater in toiletten moet immers niet alleen fecale stoffen, urine en wc-papier uit de toiletpot verwijderen zonder resten achter te laten, maar ook zorgen dat de fecale stoffen in de riolering voldoende transportafstand hebben’, aldus een studie van de expertgroep. Afschot afvoerleidingen Voor toiletten met minder spoelvolume is volgens TVVL het afschot van afvoerleidingen cruciaal. Voor een groter afschot zijn dikkere vloeren en meer hoogte boven verlaagde plafonds nodig. Ook moet rekening worden gehouden met de ruimtelijke indeling van toiletruimten ten opzichte van leidingschachten, vanwege de beperkte transportafstanden van de fecale stoffen via de liggende afvoerleidingen tot aan de standleiding. De studie waar de expertgroep aan werkt is in gang gezet naar aanleiding van een voorstel van de Europese Commissie in november 2013. Hierin presenteert de commissie maximale limieten voor de waterspoeling van een toilet. Om voor het EU-milieukeur in aanmerking te komen, moeten toiletcombinaties voldoen aan de criteria die in het Technische Rapport Development of EU Ecolabel Criteria for Flushing Toilets and Urinals staan. Gebouwriolering Volgens Will Scheffer van de TVVL-expertgroep lukt dat met de huidige voorschriften voor gebouwriolering en de beoordelingsrichtlijnen voor toiletten in Nederland vooralsnog niet. De rioolsystemen in de EU zijn zeer heterogeen. Zonder aanvullende maatregelen zijn toiletten met spoelvolumes kleiner dan 6 liter op sommige systemen niet aan te sluiten. In Nederland is het zelfs niet toegestaan. Algemene regel is dat gebouwrioleringen in Europa goed moeten kunnen functioneren met een spoelvolume van 6 liter.
NTR 5076 voorkomt geluidhinder van installaties De nieuwe NTR 5076 ‘Installatiegeluid in woningen en woongebouwen’ voorkomt geluidhinder door installaties. NTR 5076, een uitgave van NEN en ISSO, beschrijft onder meer installatie- en bouwtechnische factoren en maatregelen. Aan de hand van de NTR voldoet de gebruiker aan Bouwbesluit 2012. De meeste woningen en woongebouwen die sinds circa 1990 zijn gebouwd, hebben geen collectieve installaties meer. Een eigen installatie verlangt echter specifieke maatregelen om geluidhinder te voorkomen of te beperken. NTR 5076 wijst de factoren aan die geluid veroorzaken en de te treffen maatregelen. De uitgave richt zich specifiek op ventilatiesystemen, installaties voor toe- en afvoer van water en installaties voor ruimteverwarming en bereiding van warm tapwater.
Geluideisen installaties Om verschillende redenen is deze NTR verschenen, onder meer vanwege klachten over geluidhinder van ventilatiesystemen die bijvoorbeeld niet goed ingeregeld zijn. Hierdoor worden de systemen vaak niet goed gebruikt of uitgezet en dat kan vervolgens leiden tot een ongezond binnenmilieu. Daarnaast stelt het Bouwbesluit voortaan ook geluideisen aan installaties van particuliere woningen en woongebouwen. De installatiesector kan geluidhinder voorkomen dankzij deze nieuwe kennis op het gebied van installaties en bouwmethoden.
Voorschriften Bouwbesluit Een van de prestatie-eisen van het Nederlandse Bouwbesluit is dat de gebouwriolering zodanig is ontworpen en aangelegd dat een voor de gezondheid nadelige situatie wordt voorkomen. Dit wordt bepaald in NEN 3215.
Inspelen op ontwikkelingen Zo is er meer kennis over de geluidsoverdracht bij schachten en standleidingen en over het voorkomen van waterslag. Dat heeft onder meer geleid tot het computerrekeningprogramma SoundSpotSIM Plus. De NTR 5076 geeft aanwijzingen om met dit programma dit type leidingsy stemen en schachten te ontwerpen. Met de SoundSpotSIM Plus is het geluid van riolering en standleiding beter te voorspellen. NTR 5076 richt zich ook op nieuwe ontwikkelingen, zoals liftmachines in liftschachten, energieneutrale warmtepompen voor verwarming en warm tapwater en zware woningscheidende constructies.
Presentatie op Nationaal Congres Sanitaire Technieken Op het TVVL Nationaal Congres Sanitaire Technieken, dat plaatsvindt op 10 juni a.s. in Amersfoort, presenteert de TVVL de resultaten van haar studie waarmee in theorie wel met een 4-liter spoeling kan worden voldaan aan de prestatie-eis van het Bouwbesluit.
Hoe verkrijgbaar? NTR 5076 ‘Installatiegeluid in woningen en woongebouwen’ is voor € 65 (excl. verzendkosten en btw) te bestellen via de winkel op isso.nl. De digitale versie is te raadplegen met een abonnement op isso-digitaal.nl, de digitale bibliotheek van ISSO. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 43
↘ NEN nieuws
Overzicht normen 13.220.40 Brandgedrag/brandvoortplanting en ontvlambaarheid van materialen en producten NPR-CEN/TR 16816:2015 en
Prestaties van houtproducten in hun toepassing - Gebruik en verbetering van bestaande methoden voor het schatten van de levensduur
13.220.50 Brandwerendheid van bouwmaterialen en bouwdelen NEN-EN 13381-3:2015 en
Beproevingsmethoden voor de bepaling van de bijdrage aan brandwerendheid van constructie-onderdelen - Deel 3: Bescherming, aangebracht op betonnen constructiedelen
79.060.01 Houtachtige plaatmaterialen, algemeen NEN-EN 13986:2004+A1:2015 en
Houtachtige plaatmaterialen voor gebruik in de bouw - Eigenschappen, conformiteitsbeoordeling en merken
79.060.10 Triplex NEN-EN 636:2012+A1:2015 en
Triplex - Specificaties
91.010.30 Technische aspecten NEN-EN 1992-1-1:2005/A1:2015 nl
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen
91.060.40 Schoorstenen, schachten, leidingen NEN-EN 13084-6:2015 Ontw. en
Vrijstaande schoorstenen - Deel 6: Stalen voeringen - Ontwerp en uitvoering
NEN-EN 13384-1:2015 en
Schoorstenen - Thermische en dynamische stromingsberekeningsmethoden - Deel 1: Enkelvoudige schoorstenen
NEN-EN 13384-2:2015 en
Schoorstenen - Thermische en dynamische stromingsberekeningsmethoden - Deel 2: Schoorstenen voor verwarmingstoestellen
NEN-EN 14471:2013+A1:2015 en
Schoorstenen - Systeemschoorstenen met kunststoffen binnenbuizen - Eisen en beproevingsmethoden
NEN-EN 16854:2015 Ontw. en
Warmte-isolatie producten voor bouwapparatuur en industriële installaties - Bepaling van roetbrandweerstand van warmte-isolatie producten gebruikt voor schoorstenen
91.100.10 Cement. Gips. Kalk. Mortel NEN-EN 14944-3:2015 Ontw. en
Invloed van cementeuse producten op water bestemd voor menselijke consumptie - Beproevingsmethoden - Deel 3: Migratie van bestanddelen uit fabrieksmatig vervaardigde cementeuse producten
NEN-EN 15743:2010+A1:2015 en
Gesulfateerd cement - Samenstelling, specificaties en conformiteitsbeoordeling
91.100.15 Minerale materialen en producten NEN-EN 16515:2015 en
Conservering van cultureel erfgoed - Richtlijnen voor de bepaling van natuursteen gebruikt in cultureel erfgoed
91.100.30 Beton en betonproducten NEN 7024-1:2015 nl
Zetsteen - Deel 1: Algemene eisen. NEN 7024-1 geeft de algemene producteigenschappen die van toepassing zijn op zetstenen voor de bekleding van taluds of belopen (steenzettingen) bestemd voor natte waterbouw.
NEN 7024-2:2015 nl
Zetsteen - Deel 2: Zetsteen van cementbeton, zonder interlocking en zonder wapening. NEN 7024-2 geeft de (nadere) eisen en bijbehorende bepalingsmethoden voor zetsteen van cementbeton, zonder interlocking en zonder wapening. Deze norm geeft nadere uitwerking aan de algemene eisen en bepalingen van NEN 7024-1 en kan niet zonder die norm worden gebruikt. NEN 7024-2 en NEN 7024-1 zijn tegelijkertijd van toepassing.
NEN 7024-3:2015 nl
Zetsteen - Deel 3: Zetsteen van cementbeton, met interlocking en zonder wapening. NEN 7024-3 geeft de (nadere) eisen en bijbehorende bepalingsmethoden voor zetsteen van cementbeton, met interlocking en zonder wapening. Deze norm geeft nadere uitwerking aan de algemene eisen en bepalingen van NEN 7024-1 en kan niet zonder die norm worden gebruikt. NEN 7024-3 en NEN 7024-1 zijn tegelijkertijd van toepassing.
91.100.50Bindmiddelen. Afdichtingsmaterialen NEN-EN 12730:2015 en
Flexibele banen voor waterafdichtingen - Bitumen, kunststof en rubber dakbanen voor waterafdichtingen - Bepaling van de weerstand tegen statische belasting
NEN-EN 13075-1:2015 Ontw. en
Bitumen en bitumineuze bindmiddelen - Bepaling van het breekgedrag - Deel 1: Bepaling van de breekwaarde van kationische bitumenemulsies, methode met minerale vulstof
NEN-EN 13075-2:2015 Ontw. en
Bitumen en bitumineuze bindmiddelen - Bepaling van het breekgedrag - Deel 2: Bepaling van de mengtijd van kationisch bitumenemulsies
NEN-EN 16849:2015 Ontw. en
Bitumen en bitumineuze bindmiddelen - Bepaling van het watergehalte in bitumineuze emulsies - Methode die gebruik maakt van uitgebalanceerd drogen
91.100.60 Warmte- en geluidisolatiematerialen NEN-EN 16382:2015 2e Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van de doortrekweerstand van ankers door thermische isolatieproducten
NEN-EN 16383:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - Bepaling van het hygrothermisch gedrag van externe thermische isolatie van samengestelde systemen met bepleistering (ETICS)
NEN-EN 16854:2015 Ontw. en
Warmte-isolatie producten voor bouwapparatuur en industriële installaties - Bepaling van roetbrandweerstand van warmte-isolatie producten gebruikt voor schoorstenen
91.120.10 Warmte-isolatie van gebouwen NEN-EN 16798-5-2:2015 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Modules M5-6, M5-8 - Ventilatie van gebouwen - Berekeningsmethoden voor de energie-eisen van ventilatiesystemen - Deel 5-2: Distributie en opwekking - (Revisie van EN 15241) - methode 2
91.140.10 Centrale verwarmingssystemen NEN-EN 15316-4-10:2015 Ontw. en
Verwarmingssystemen in gebouwen - Berekeningsmethode voor de systeemenergiebehoefte en het systeemrendement - Deel 4-10: Windenergie
NEN-EN 834:2013/C1:2015 en
Warmtekostenverdelers voor bepaling van het verbruik van verwarmingsradiatoren - Toestellen met elektrische energievoorziening
91.140.65 Warmwaterinstallaties NEN-EN 13203-4:2015 Ontw. en
Gasgestookte huishoudelijke warmwatertoestellen - Deel 4: Beoordeling van het energieverbruik van gas gecombineerde warmte en elektriciteit toestellen (mCHP) van warmwatertoestellen en elektriciteit
NEN-EN 13203-5:2015 Ontw. en
Gasgestookte warm-water-toestellen - Deel 5: Beoordeling van het energieverbruik van gas gestookte warm-water- toestellen gecombineerd met een elektrische warmtepomp
91.140.70 Sanitaire installaties NEN-EN 1113:2015 en
Sanitaire kranen - Doucheslangen voor sanitaire kranen voor leidingwaterinstallaties type 1 en type 2 - Algemene technische eisen
NEN-EN 15719:2015 Ontw. en
Sanitaire toestellen - Baden gemaakt van slagvaste gecoëxtrudeerde ABS/acrylplaten - Eisen en beproevingsmethoden
91.140.80 Binnenriolering NEN-EN 12050-2:2015 en
Pompinstallaties voor afvalwater van gebouwen en terreinen - Deel 2: Pompen voor afvalwater zonder fecaliën
NEN-EN 12050-3:2015 en
Pompinstallaties voor afvalwater van gebouwen en terreinen - Deel 3: Rioolwaterpompen voor beperkte toepassing
NEN-EN 12050-4:2015 en
Pompinstallaties voor afvalwater van gebouwen en terreinen - Deel 4: Terugslagkleppen voor afvalwater met en zonder fecaliën
91.140.90 Liften. Roltrappen NEN-EN 81-72:2015 en
Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften - Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften - Deel 72: Brandweerliften
NEN-EN-ISO 25745-2:2015 en
Energieprestatie van liften, roltrappen en rolpaden - Deel 2: Energieberekening en -classificatie voor liften
NEN-EN-ISO 25745-3:2015 en
Energieprestatie van liften, roltrappen en rolpaden - Deel 3: Energieberekening en -classificatie voor roltrappen en rolpaden
91.140.99 Installaties in gebouwen, overige NEN-EN 50491-2:2010/A1:2015 en
Algemene eisen voor elektronische systemen in woningen en gebouwen, gebouwautomatisering en controlesystemen - Deel 2: Omgevingsomstandigheden
44 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Opdracht: Het vernieuwen van het BWT logo
Het BWT logo krijgt een nieuw jasje. Dit betekend dat het oude logo hier en daar wordt aangepast, maar wel zijn herkenning moet blijven behouden. Het logo straalt een stevig, krachtig gevoel uit met een helder, goed te lezen lettertype welke als modern wordt ervaren. De verschillende vormen die gebruikt zijn, zijn te herkennen in het huidige logo alleen zijn ze meer betrokken bij de bouwmarkt. De vormen bestaan nu uit verschillende bouwelementen.
↘ Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Vereniging BWT Nederland Postbus 416 6710 BK Ede
Tel. 0318 – 43 83 40 www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl
Welke bouwwerken wel en niet naar de markt? Half mei heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel kwaliteitsborging. Hiermee is akkoord gegeven om het wetsvoorstel voor advies voor te leggen aan de Raad van State. Dit betekent dat we even weinig nieuws kunnen verwachten, omdat het natuurlijk wachten is op het advies van deze Raad van State. Het artikel over deze instemming riep bij menig BWT-er echter nog wel vragen op over de bandbreedte van bouwwerken die in de eerste fase naar de markt zullen gaan.
I
n eerste instantie werd gesproken over uitsluitend projectmatige nieuwbouw en grootschalige projectmatige renovaties, maar in het nieuwsbericht wordt gesproken over het beginnen met eenvoudige nieuwbouw en seriematige verbouw. Voor de Vereniging BWT-Nederland was dit aanleiding om hierover toch iets meer duidelijkheid te vragen bij de kwartiermakers. Als antwoord op de vraag wat nu precies in de eerste fase van de private kwaliteitsborging naar de markt gaat, is op de website van het Instituut voor Bouwkwaliteit een concretere beschrijving geplaatst van deze eerste categorie. De lijst beschrijft welke bouwwerken in de eerste fase qua technische toetsing nog bij de gemeente blijven. Het betreft: • V erandering aan een bouwwerk indien de constructie wijzigt, voor zover nu niet vergunningvrij. • Verbouwing, waarbij de indeling in brandcompartimenten wordt gewijzigd. • Meerlaagse bijbehorende bouwwerken (uitbreidingen van een hoofdgebouw). • Vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken, hoger dan 5 meter. • Niet op de grond staande bijbehorende bouwwerken, zoals een dakopbouw.
In het artikel ‘De onderkant van gevolgklasse 1’ op de website www.instituutbouwkwaliteit. nl is precies te lezen welke bouwwerken dit betreft. Maar in dit artikel is ook te lezen dat bij de invoering van de private kwaliteitsbor-
ging ook het vergunningvrije bouwen verder wordt uitgebreid. Bijvoorbeeld eenlaagse bijbehorende bouwwerken die los van de plek waar ze worden gerealiseerd qua Bouwbesluittoets altijd vergunningvrij worden. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 6 juni 2015 | 45
Verenigingsnieuws VBWTN
Ontwerpconsultatie bouwkundig versterken aardbevingsgebied De provincie Groningen en de NAM staan voor een enorme uitdaging. Er zullen namelijk in de komende jaren tienduizenden gebouwen bouwkundig moeten worden versterkt om eventuele aardbevingen te kunnen weerstaan. Een groot probleem is echter dat onze huidige bouwregelgeving absoluut geen rekening houdt met eventuele aardbevingschade. Daardoor bouwen we in ons land al honderd jaar zonder rekening te houden met zijwaartse of seismische krachten. Hierdoor is er ook weinig kennis aanwezig in de bouw om schade bij aardbevingen te voorkomen. Om die reden is door de NAM in 2014 een ontwerpconsultatie uitgeschreven. Bedrijven, die een idee hadden dat kon worden uitgewerkt en toegepast in de te versterken gebouwen, konden zich hiervoor inschrijven. De ontwerpwedstrijd ging met name om maatregelen die het versterken van wand met vloerverbindingen én het verstijven van slappe vlakken zouden moeten aanpakken. De partijen die voldeden aan de criteria van de ontwerpconsultatie mochten hun plan indienen en vervolgens hun plan via een pitch in de vorm van ‘het beste idee van Nederland’ presenteren aan de jury. De vereniging BWT Nederland, in de persoon van Wico Ankersmit, maakte deel uit van de jury. Het was dan ook een boeiend proces om te zien hoe partijen hun ideeën hadden verwerkt tot een toonbaar model. Om een ronde verder te komen moesten de partijen voldoen aan diverse strenge beoordelingscriteria, namelijk: voldoen de berekeningen aan de aangenomen krachten, is het technisch uitvoerbaar, is het meervoudig toepasbaar, is het esthetisch verantwoord, is de overlast voor de bewoners acceptabel en beperkt, en uiteraard is het betaalbaar?
Een zeer zware oplossing betreft het geheel omarmen van het gebouw met een stalen corset, waarbij het gehele buitenspouwblad van het gebouw eerst moet worden verwijderd.
Beoordeling projectvoorstellen Na de beoordeling van de stukken en het houden van de pitches eind november 2014 zijn er tien partijen doorgegaan naar de tweede ronde. Deze tweede ronde betekende dat iedere partij een woning kreeg aangewezen waar zij daadwerkelijk de door hun bedachte oplossingen mochten gaan toepassen. Op 20 mei 2015 is de jury vervolgens alle projecten langsgegaan om te beoordelen of de uitgevoerde projecten overeenkwamen met de projectvoorstellen. Op 21 mei zijn de winnaars van de ‘ontwerpconsultatie bouwkundig versterken’ bekend geworden. Tijdens het bezoeken van de projecten werd duidelijk dat sommige ideeën zeker wel doen wat ze doen, maar dat de ingrepen daarvoor in de woningen wel erg zwaar en ingrijpend waren. Bij sommige ingrepen was de vraag of sloop en nieuwbouw niet goedkoper zouden zijn. Uiteindelijk heeft de wedstrijd één winnaar opgeleverd, maar zijn de oplossingen van de meeste partijen in de toekomst goed toe te passen in het gebied. Allen afhankelijk van type gebouw en de afstand tot het episch centrum. Voor het aardbevingsbestendiger bouwen heeft het in ieder geval heel veel kennis opgeleverd, en zullen de partijen in de praktijk deze kennis in de toekomst veel moeten gaan inzetten. De winnaar Strackee verbindt het buitenspouwblad met het binnenspouwblad en de vloeren door een met epoxyhars in het werk te vullen spouwdonut, in combinatie met lange diagonale staafankers die in de spouw nog zijn voorzien van een koudebrugonderbreking. 46 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
←
Alles wat u moet weten over het Bouwbesluit vindt u in de Bouwbesluitboeken VERBEELDING BOUWBESLUIT 2012 BOUWFYSICA In dit boek krijgt u door middel van tekeningen de technische eisen aan gebouwen voor wat betreft de bouwfysica in het Bouwbesluit uitgelegd. Deze uitgave is geoptimaliseerd met een verdiepingsslag en met het toevoegen van praktijkgerichte aandachtspunten bij de tekeningen. Auteurs: ing. D.M. Hellendoorn en ing. H. Harbers ISBN: 9789462451292 Prijs € 117,91*
VERBEELDING BOUWBESLUIT 2012 ALGEMEEN BOUWKUNDIG In dit boek krijgt u aan de hand van beeld uitleg van de artikelen uit het Bouwbesluit. Door de overzichtelijke presentatie en het gebruik van eenduidige symbolen en afkortingen vindt u snel de gezochte informatie. Auteurs: ing. D.M. Hellendoorn, ing. H. Harbers, ing. M.I. Berghuis, ing. M.J. Dunnink en ing. P.J. van der Graaf ISBN 9789462450844 Prijs € 124,98*
BOUWBESLUIT 2012 MET TOELICHTING EN COMMENTAREN Met dit boek heeft u in één boek alle relevante toelichtingen van Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012. De officiële teksten van de toelichting van de Nota’s van toelichting uit de afzonderlijke Staatsbladen en de Toelichtingen uit de afzonderlijke Staatscouranten zijn ‘in elkaar geschreven’, zodat er twee leesbare integrale toelichtingen zijn ontstaan. Auteurs: M. van Overveld, M.I. Berghuis en P.J. van der Graaf Aantal pagina’s: 556 ISBN 9789462451100 Prijs € 65,99* *Prijs is exclusief btw en verzendkosten
De boeken uit de Reeks Bouwbesluit Praktijk bevatten informatie over de toepassing van Bouwbesluit 2012. Zowel in tekst als in afbeeldingen zijn de voorschriften uitgelegd. De auteurs van deze boeken hebben dagelijks beroepsmatig met het Bouwbesluit te maken en hun expertise staat garant voor de deskundige en praktische benadering van dit complexe onderwerp.
Kijk voor meer informatie of uw bestelling op www.bimmedia.nl/bouwbesluitboeken14 of bel naar 070 304 67 77.