Thema:
Gezond vanaf dag 1
Nr .
Insert your footer-text and/or logo’s here.
Thema:
Gezond vanaf dag 1
86
Handhygiëne in kinderdagverblijven: Omgevingsdeterminanten Tizza P. Zomer1,2, V. Erasmus1, J.H. Richardus1,2, H.A.C.M. Voeten2 1. Erasmus MC, 2. GGD Rotterdam-Rijnmond
Inleiding Handhygiëne is een simpele en effectieve manier om infectieziekten bij kinderen op kinderdagverblijven te voorkomen Het doel was om in kaart te brengen in hoeverre de handhygiëne richtlijn door pedagogisch medewerkers (PM) in kinderdagverblijven wordt nageleefd (i.e. compliance met handhygiëne richtlijn), en om te bepalen welke omgevingsdeterminanten daarbij van invloed zijn
Methode Observaties zijn uitgevoerd in kinderdagverblijven in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Leiden en Gouda Er werd geobserveerd of handhygiëne al dan niet werd uitgevoerd op de momenten die in de richtlijn staan Handhygiëne was gedefinieerd als het wassen van de handen met water en daarna afdrogen; of gebruik van handalcohol Ook werden data verzameld betreffende omgevingsdeterminanten op de groep
Resultaten 122 kinderdagverblijven namen deel 350 PM-ers geobserveerd 2003 potentiële handhygiëne momenten Overall compliance was 42% (841/2003) Handen werden het vaakst gewassen na toilet- en verschoonmomenten en minder vaak voor eten/ voedselbereiding en na contact lichaamsvocht Hoe minder kinderen per PM-er, hoe beter de handhygiëne Hoe meer handdoekvoorzieningen per PM-er, hoe beter de handhygiëne Als er alleen papieren handdoeken aanwezig zijn worden de handen vaker gewassen dan bij aanwezigheid van zowel stoffen als papieren handdoeken
Tabel 1: Compliance handhygiëne richtlijn per type moment Type moment
Compliance % ( # potentële momenten)
Voor eten/ voedselbereiding Voor voedselbereiding Voor eten Voor helpen kind met eten
29 31 20 27
(588) (351) (75) (162)
Na toilet- en verschoonmomenten Na poepluier Na plasluier als kind op commode ligt Na plasluier als kind in en uit de luier stapt Na helpen kind met toiletgebruik/billen afvegen
50 79 53
(1269) (239) (556)
22
(323)
55
(151)
Na contact lichaamsvocht Na hoesten/ niezen/ neus snuiten Na contact lichaamsvocht
25 29 21
(146) (62) (84)
Overall
42 (2003)
Tabel 2: Multivariaat model omgevingsdeterminanten, gecorrigeerd voor type moment Omgevingsdeterminant
OR (95% CI)
Aantal kinderen per PM
0.86 (0.77-0.96)
Aantal handdoekvoorzieningen per PM
2.33 (1.40-3.88)
Soort handdoekvoorziening (cat) Papieren handdoeken Stoffen handdoeken Combinatie papier/stof
2.13 (1.32-3.44) 1.45 (0.92-2.28) Ref.
Kinderdagverblijf grootte (>33 kinderen op de dag van observatie)
0.71 (0.51-0.98)
Conclusie Handhygiëne werd in minder dan de helft van de vereiste momenten uitgevoerd Goede interventies ter verbetering van de handhygiëne zijn nodig Daarbij moet rekening worden gehouden met het belang van de aanwezigheid van papieren handdoekjes en de noodzaak de handen te wassen voor eten/ voedselbereiding en na contact met lichaamsvocht
Contactpersoon: Tizza Zomer (
[email protected]) www.heelgewoonhandenschoon.nl Het "Huisman Onderzoekscentrum Infectieziekten en Publieke Gezondheid" is een samenwerkingsverband tussen de GGD Rotterdam-Rijnmond en het Erasmus MC. Het maakt deel uit van CEPHIR, de academische werkplaats Publieke Gezondheid in de regio Rotterdam-Rijnmond
Thema:
Gezond vanaf dag 1
158Infant nutrition in relation to eating behaviour and fruit and vegetable intake at age 5 L.M. Möller1, M.L.A. de Hoog1,2, M. van Eijsden2, R.J.B.J. Gemke3, T.G.M. Vrijkotte1 of Public Health, Academic Medical Centre, Amsterdam, 2Public Health Service, Amsterdam, 3Department of Paediatrics, EMGO institute, Institute of Cardiovascular Research VU, VU University Medical Centre, Amsterdam
1Department
Backgroun d Breastfeeding protects against overweight in later life, which may be partly attributable to the development of a different eating behaviour or less healthy food preferences. A delayed introduction of solid foods also seems to protect against later overweight.
Results Introduction solid foods
Enjoyment of food
Satiety responsiveness
Slowness in eating
Food responsiveness
<4 months 0.05 -0.08 N=202 (-0.03, 0.12) (-0.16, -0.01)
-0.04 (-0.13 to 0.04)
0.02 (-0.02, 0.06)
4-5 months N=1378
-0.01 -0.01 (-0.05, 0.03) (-0.05, 0.03)
-0.01 0.01 (-0.05, 0.03) (-0.01, 0.03)
6 months N=1597
Ref.
Ref.
Ref.
Ref.
Objectives >6 months -0.09 0.03 N=447 (-0.14, -0.03) (-0.02, 0.08)
• To explore the effect of infant feeding on eating behaviour at age 5. • To explore the relationship between infant feeding and fruit and vegetable intake at age 5.
Methods • Data (n= 3624) were derived from the ABCD-study • Outcome measures: - Eating behaviour at age 5 by the CEBQ, 4 scales: enjoyment of food, food responsiveness, satiety responsiveness and slowness in eating. - Fruit and vegetable intake by FFQ. • Infant feeding: - Duration of exclusive breastfeeding - Age at the introduction of complementary feeding • Statistics: linear regression with correction for maternal age BMI, ethnicity and educational level and for child birth weight, gestational age and gender.
Results • No differences in eating behaviour were found between the breastfeeding subgroups. • Age at introduction of solid foods was significantly associated with eating behaviour at age 5 (table). • Both the duration of exclusive breastfeeding and the age at the introduction of solid foods were associated with fruit and vegetable intakes (figures).
0.01 -0.04 (-0.05, 0.07) (-0.07, -0.01)
Duration of exclusive breastfeeding in relation to fruit and vegetable intakes at age 5 Fruit intake (gram/day)
Vegetable intake (gram/day)
170 165 160 155 150 145 140 135 130 125 120
100 95 90 85 80 75 70 65 60 none
<1 month
1-2.9 months
3-6 months
>6 months
Duration of exclusive breastfeeding
Age at introduction of solid foods in relation to fruit and vegetable intakes at age 5 Fruit intake (gram/day)
Vegetable intake (gram/day) 100 95 90 85 80 75 70 65 60
170 165 160 155 150 145 140 135 130 125 120 <4 months
4-5 months
6 months
>6 months
Age at introduction of solid foods
Conclusio •n Early introduction of solid foods may lead to less healthy eating behavior • Exclusive breastfeeding for a longer period of time was associated with higher fruit and vegetable intake. • Further research is needed to determine if the WHO guidelines on timing of solid foods should be adjusted.
Marieke de Hoog, Academic Medical Centre P.O. Box 22660, 1100 DD Amsterdam
[email protected] // www.abcd-study.nl
Thema:
Gezond vanaf dag 1
CAPHRI School for Public Health and Primary Care MHeNS School for Mental Health and Neuroscience
‘The MOM study’ Preventive child health care and developmental surveillance Bernice Doove
A,C
, Barbara Schiffelers D, Jolien Feron D, Marjan Drukker
B,C
, Jim van Os B, Frans Feron
A,C
A
Department of Social Medicine, Child and Youth Health Care, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, Maastricht University (CAPHRI) B Department of Psychiatry and Neuropsychology, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, Maastricht University Medical Centre (MHeNS) C Academic Collaborative Center for Public Health Limburg D Medical student, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, Maastricht University Background Objective Problem Dutch preventive child health care (PCHC) guidelines are specific but not sufficiently sensitive to detect psychosocial difficulties (Reijneveld, 2004) Relevance Children with learning disabilities often have comorbid behavioural, social and emotional problems. Early educational failure and (partial) dropout is associated with a decrease in social participation during adult life. Stressful life experiences can be associated with a higher risk of disorders. PCHC (i.e. preventive pediatric primary care) focuses more on the early identification and managing of children’s developmental problems than on conventional medical diagnosing or classifying. Its pre-emptive approach aims to Introduction target children with subthreshold signs and symptoms and to prevent further difficulties in the future. MOM (Monitor ontwikkeling kinderen Maastricht en Heuvelland) studies the association between (early) signs of behavioural and developmental problems on one hand and successful adaptation and social participation on the other. Adaptation is a multidimensional developmental process. From organisational theory of development, taking into account the changing nature of development, risk- and protective factors, a dynamic child-environment interaction and a prospective developmental approach, we developed a preventive child health care surveillance ‘toolkit’ for pre-emptive and personalized health care (Snyderman, 2009) Repeated measures and 360˚ information Criteria referenced and process oriented Informal, indirect and naturalistic evaluations Multi-/inter-/transdisciplinairy approach Pare Kindergarden/(pre)sch nt ool Partnership between family and professionals PEDS Nurture CBCL PEDS Competence SNEL Health SF-36 SNEL Participation (Glascoe,2000) SDQ
Life events
NOSIK
SDQ
To explore the association between early detected behavioural and developmental problems at preschool age and successful adaption and social participation. To study nurturing potential and successful participation within the perspective of life long learning Research questions •What is the predictive value of parents’ concerns in the preschool period measured with the Dutch PEDS in relation to developmental problems and successful adaptation to school at the age of 5/6? •What parental and environmental factors are most strongly associated with child developmental screening results amongst preschool children? •To what extent are childhood developmental factors and environmental factors in the preschool period important in predicting successful adaptation to school? First MOM results •To what extent does a preventive child health care assessment in from the 318 children were used to examine the Baseline data preschool period, as early developed in this study, contribute to association between life stress and reduced health participation at preschool. Parents (n=308) as well as profiles (n=223) predicting successful adaptation to school? teachers provided information. We also compared the PEDS with other instruments to assess children's mental health, well being and parental perceived difficulty in child raising. The correlation between early life stress and SDQ respectively CBCL sum scores is higher in children of unhealthy parents compared to healthy parents Preschoolers living in a nonstandard family show a higher association between early life stress and daycare attendance proportion.
Life events
Early life stress is associated with reduced quality of social participation at preschool daycare. Presence of ‘unhealthy parents’ and ‘nonstandard family’ induced effect modification showing higher association between early life stress and several adverse outcomes.
Preventive Child Health Care Parental, Environmental + Child developmental factors PEDS-score, Risk- and protective factors/CAP-J
Methods
Longitudinal follow up real life PCHC practice sample of STEP + interventions children from the age of 3 to 5/6
PEDS showed a high cross-informant agreement between Conclusion parents and teachers and showed more concerns than SDQ PCHC as primary care embedded in Public Health offers an exclusive context for longitudinal surveillance based on multi informant, mixed method and process oriented 360˚information with repeated measures.
Multi informant mixed-method and 360˚information is obtained from parents, day-care, kindergarten, school and preventive child health care professional settings. Concerns and determinants of child development are systematically elicited and addressed at the age of 3, 4 and 5/6.
PCHC professionals should ask about the educational context: parental perceived concerns, the presence of early life stress, family situation and health of the parents in order to provide personalized support if necessary.
Outcome: the degree of successful adaptation and social participation
PCHC professionals have to deal with emerging problems and symptoms at a stage where these signs do not yet meet DSM-IV criteria, but already cause clinical impairment.
Main screening instrument: the Parents’ Evaluation of Developmental Status (PEDS), a parent report tool to facilitate ongoing developmental surveillance
PEDS is a brief screening tool and as such very promising for use and application in PCHC to identify children at risk of adverse outcomes related to developmental and behavioural problems that do no meet diagnostic criteria yet.
References 1. Glascoe F P. Evidence-based approach to developmental and behavioral surveillance using parents’ concerns. Child: Care, Health and Development. Vol. 26, nr 2, 2000, pp137-149 2. Reijneveld SA, Brugman E, Verhulst FC, Verloove-Vanhorick SP. Identification and management of psychosocial problems among toddlers in Dutch preventive child health care. Arch Pediatr Adolesc Med. 2004 Aug;158(8):811-7. 3. Snyderman R. The role of genomics in enabling prospective health care. In: Willard H, Ginsburg GS, eds. Genomic and personalized medicine. Durham, NC: Elsevier, 2009:378–85.
Acknowledgement. This study is supported by: The Netherlands Organisation for Health Research and Development, ZonMw (No 7125.0001) GroenekruisDomicura, department Preventive child health care, Maastricht 11-04-2012
Correspondence to: Drs. Bernice M. Doove, MD Email-adres:
[email protected] Website: www.academischewerkplaatslimburg.nl
Department of Social Medicine
Maastricht University
Child and Youth Health Care T +3143 388 1709
P.O. Box 616 6200 MD Maastricht, The Netherlands
Thema:
Gezond zwanger
Nr VoorZorg: een effectieve interventie jonge hoog risico zwangeren .J.Mejdoubi, voor S. van den Heijkant, E. Struijf, F. van Leerdam, A. Crijnen, R.A. HiraSing ¹ EMGO+ Instituut, VU medisch centrum, Amsterdam; 2 GGD Hollands Noorden, Schagen; 3 Fier Fryslan, Leeuwarden
Casus: Chris, kind van een hoogrisico moeder •Als Chris 12 is, heeft hij ADHD en functioneert niet goed op school. Hij durft niet naar huis, zijn moeder en stiefvader mishandelen hem en elkaar regelmatig. Hij hangt op straat met vrienden, en steelt sigaretten en drank. •Als Chris 20 is, is hij meerder malen opgepakt voor vernieling, mishandeling en diefstal en in behandeling bij een psychiater. •Als Chris 30 is, is hij werkloos, heeft een uitkering, blowt en drinkt regelmatig. Hij heeft overgewicht en lijdt aan diabetes. •Als Chris 50 is, pleegt hij zelfmoord. Dit betreft 0.8% van alle geboorten! Maatschappelijke impact is enorm, daarom Primaire Preventie! Zo verminder je prenatale schade en pak je risicofactoren aan voordat deze hebben geleid tot een negatieve spiraal in de (toekomstige) opvoeding!
Achtergrond VoorZorg is een interventie voor een specifieke doelgroep jonge vrouwen zwanger van hun eerste kind, met een lage opleiding en diverse andere negatieve factoren, zoals huiselijk geweld. Dit betreft 0.8% van alle geboorten in Nederland.
Gebruikte aanpak VoorZorg versterkt de mogelijkheden van de moeders. In 40-60 huisbezoeken werken de (aanstaande) moeders samen met hun VoorZorgverpleegkundige aan 6 domeinen om de gezondheid en ontwikkeling van het kind en de moeder te verbeteren
Eerste resultaten
% Borstvoeding
% Rokers
78% 82% 75%
65%
VoorZorg vrouwen: 48% 35% 33% -Roken minder -Roken niet in bijzijn 13% 18% 6% van kind -Geven vaker borstvoeding bij 6 maanden -Zijn minder vaak slachtoffer en/of dader van partnergeweld 32 wkn zwangerschap
2 mnd na geboorte
Controle
Controle
VoorZorg
VoorZorg
Nederland
dag 1
6 mnden
Conclusie VoorZorg blijkt in staat bij deze vaak moeilijk toegankelijke groep, een verandering in leefwijze te initiëren. VoorZorg is een goede investering in het gemeentelijke preventieve jeugdbeleid!
[email protected] NCVGZ 2012
Thema:
Gezond zwanger
Healthy Pregnancy 4 All
Nr 57
Antenatale risicoselectie AA Vos, AJM Waelput, R Bakker, LC de Jong-Potjer, MJ van Veen, GJ Bonsel, EAP Steegers en S Denktaş Contact: E
[email protected] / T 010-7038647
Achtergrond Het wordt steeds duidelijker dat ongunstige zwangerschapsuitkomsten niet alleen geassocieerd zijn met obstetrische en algemeen medische risicofactoren tijdens de zwangerschap, maar ook gerelateerd zijn aan sociaal-economische status, etniciteit, leefstijlgerelateerde en (psycho)sociale problematiek. Opvallend hierin is het fenomeen risicocumulatie: veel kleine risico’s samen vormen een gezamenlijk groot risico. In april 2011 is het project ‘Healthy Pregnancy 4 All’ (HP4ALL) gestart. Een onderdeel van dit project is uitgebreide, systematische risicosignalering met inzet van zorgpaden in de zwangerschap. De hoofddoelen van dit experiment zijn onderzoek naar de haalbaarheid van de implementatie van het risicosignaleringsinstrument Rotterdam Reproductive Risk Reduction (R4U) en het effect van systematische risicosignalering en implementatie van zorgpaden op ongunstige zwangerschapsuitkomsten.
R4U: Rotterdam Reproductive Risk Reduction • Risico scorekaart met gewogen risico’s • 6 domeinen: sociaal, etniciteit, zorg, leefstijl, algemeen medisch, obstetrisch • 63 items: ja/nee • Begeleidende scriptvragen • Afkapwaarde multidisciplinair overleg (VSV) • Aansluitende zorgpaden
Cluster randomised controlled trial Interventie: • Systematische risicoselectie met de R4U tijdens 1e zwangerschapscontrole door verloskundigen en gynaecologen. • Aansluitende zorgpaden • Ketenoverstijgende zorg in samenwerking met GGD, JGZ, CJG en lokale organisaties. Controle: • Reguliere antenatale zorg Het project vindt plaats in samenwerking met 14 gemeenten waar de perinatale morbiditeit en mortaliteit bovengemiddeld hoog is (hoogrisicogebieden).
www.erasmusmc.nl/HP4ALL Preconception Care and Risk Assessment during pregnancy
Thema:
Gezond zwanger
124
Zet hier uw tekst neer.
Thema:
Gezond zwanger
53
GyPsy screen-en-advies instrument Depressie en zwangerschapsuitkomsten
C Quispel, GJ Bonsel, AJ Schneider, EAP Steegers, MP Lambregtse-van den Berg Afdelingen Psychiatrie en Obstetrie & Gynaecologie Erasmus MC Rotterdam
Achtergrond en doelstelling Stedelijke gebieden tonen een verhoogde prevalentie nadelige zwangerschapsuitkomsten, gerelateerd aan antenatale psychopathologie en psychosociale problematiek. Het Erasmus MC heeft samen met de Rotterdamse GGD het digitale PDA-based GyPsy screen-en-advies model ontwikkeld, ter opsporing en zorgtoeleiding van zwangeren met deze problematiek. Bij het testen van dit model in de praktijk is onderzocht of nadelige zwangerschapsuitkomsten direct gerelateerd zijn aan antenatale depressie of dat deze associatie indirect veroorzaakt wordt door een gemeenschappelijke rol van het hoge stedelijke achtergrondrisico.
Methode Follow-up studie onder zwangere-cohorten in zowel de eerste-, tweede-, als derdelijn (n=1013 in Breda, Apeldoorn, Rotterdam). Zwangeren vulden de GyPsy in in de wachtkamer, waarna interventie adviezen met verloskundig zorgverleners werden besproken (figuur 1). GyPsy screengegevens (o.a. sociodemografische determinanten en depressie gemeten met de Edinburgh Depression Scale (EDS) en postpartum uitkomsten (o.a. vroeggeboorte en laag geboortegewicht) zijn opgevraagd. Mediatie analyse werd uitgevoerd om directe en indirecte (via depressie) effecten van sociodemografische determinanten voor nadelige zwangerschapsuitkomsten te testen.
Figuur 1 GyPsy screen-en-advies methode
Resultaten Vooral een laag opleidingsniveau beïnvloedt vroeggeboorte na adjusteren voor andere sociodemografische determinanten en EDS score. Er werd geen mediatie effect gevonden van depressie, omdat EDS scores na adjusteren voor sociodemografische determinanten niet significant gerelateerd bleken aan nadelige zwangerschapsuitkomsten (tabel 1). Tabel 1 (n=1013) Mediatie analyse met C als direct effect van determinanten op vroeggeboorte en C’ als indirect effect van determinanten via EDS score op vroeggeboorte.
Discussie en conclusie De relatie tussen EDS score en nadelige zwangerschapsuitkomsten kan worden verklaard door het directe effect van sociodemografische risicofactoren op nadelige zwangerschapsuitkomsten. Ter preventie van nadelige zwangerschapsuitkomsten zijn vooral sociodemografische risicofactoren van primair belang. Daarentegen pleiten wij toch voor het behandelen antenatale depressie voor de gezondheid van de moeder zelf.
Contact:
[email protected] / 010-7032952
Thema:
Gezond zwanger
264
Meedoen aan onderzoek naar foliumzuur? Kwalitatieve pilot studie naar attitudes en intenties F. Blom1,2; C. Vrinten1,2; L. Henneman1,3; H.E.K. de Walle4; D.J. de Smit5; M.N.M. van Poppel1,3; M.C. Cornel1,2
Achtergrond In een RCT met 5000 deelneemsters wordt onderzocht of een hogere dosis en langere duur van de foliumzuursuppletie een groter preventief effect heeft op aangeboren aandoeningen en vroeggeboorte. [ePoster 265] Een effectieve werving van deelneemsters is cruciaal en daarom zijn attitudes en intenties om mee te doen in kaart gebracht. Focus • Attitudes t.a.v. hogere dosering en langere duur van foliumzuursuppletie • Attitude t.a.v. en intentie tot deelname aan FoliumzuurExtra Methoden • Semigestructureerde interviews • Face-to-face, incidenteel telefonisch • Kwalitatieve analyse met Atlas.ti door 2 onderzoekers, consensus over codering • Dataverzadiging bereikt
Respondenten (n=24) variërend in: • leeftijd • pariteit • etniciteit • opleidingsniveau • Verwachte tijd-tot-zwangerschap
Resultaten • Belangrijkste reden voor negatieve attitude en barrière tot deelname: onzekerheid over bijwerkingen en veiligheid. • Belangrijkste stimulansen voor deelname: ‘iets betekenen voor vrouwen en kinderen in de toekomst’ en ‘voor het eigen kind’. • Sleutelpersonen in besluit over participatie: partners en (huis)artsen. • Aanvullende informatie ontvangen de vrouwen het liefst middels een website en/of persoonlijk gesprek. Attitudescores
0,4 mg foliumzuur periconceptioneel (schaal 1-5)
4,34 (3,29 – 5,00)
4,0 mg foliumzuur periconceptioneel (schaal 1-5)
3,44 (2,29 – 4,71)
foliumzuur in 2e en 3e trimester (schaal 1-5)
3,73 (2,29 – 4,86)
Intentie tot deelname
Ja
n = 13
Weet niet / misschien
n=7
Nee
n=4
Discussie en conclusie Het geven van korte aanvullende informatie nam zorgen over bijwerkingen weg. Beschikbaarheid van aanvullende informatie, ook voor partners en artsen, is belangrijk. Deze pilot studie wijst uit dat we geen grote barrières in de inclusie in FoliumzuurExtra hoeven te verwachten. 1
EMGO+ Instituut, VUmc; 2 Sectie Community Genetics, Klinische Genetica, VUmc; Geneeskunde, VUmc; 4 UMCG EUROCAT; 5 MediClara Projects BV
www.foliumzuurextra.nl
[email protected]
3
Sociale
Thema:
Gezond zwanger
Opzet en wervingsstrategie van FoliumzuurExtra
265
Gerandomiseerd onderzoek naar periconceptioneel en prenataal foliumzuurgebruik F. Blom1,2; D.J. de Smit3; M.N.M. van Poppel1,4; H.E.K. de Walle5; L.T.W. de Jong-van den Berg6; M.C. Cornel1,2
Achtergrond Periconceptioneel foliumzuurgebruik verkleint het risico op neuralebuisdefecten aanzienlijk. Onzekerheid bestaat over de optimale dosering en duur van de suppletie. Vraagstelling • Wat is het effect van een hogere dosis (4,0 vs 0,4 mg, periconceptioneel) op foliumzuur gerelateerde aangeboren aandoeningen? • Wat is het effect van een langere suppletie (0,2 vs 0,8 mg in 2e en 3e trimester) foliumzuursuppletie op vroeggeboorte? Opzet Een RCT met 5000 vrouwen in Noord-Nederland die binnen 12 maanden vanaf inclusie verwachten of hopen zwanger te worden. Inclusie - 12 weken zwangerschap
2e en 3e trimester
Groep 1
0,4 mg foliumzuur
0,2 mg foliumzuur
Groep 2
0,4 mg foliumzuur
0,8 mg foliumzuur
Groep 3
4,0 mg foliumzuur
0,2 mg foliumzuur
Groep 4
4,0 mg foliumzuur
0,8 mg foliumzuur
Wervingsstrategie • Alle openbare apotheken in Noord-Nederland (ongeveer 150) worden uitgenodigd voor deelname in de werving, d.m.v. proactieve voorlichting. Vrouwelijke cliënten van 25-35 jaar ontvangen een informatieve mailing. • Belangrijke regionale stakeholders worden uitgenodigd voor deelname in een ‘aanbevelingscommissie’. • Een regionale en lokale publiekscampagne gedurende het gehele project. Uitkomstmaten • Aangeboren aandoeningen • Pre-eclampsie • vroeggeboorte Tijdspad Werving 4 april 2012 tot 2014. Einde follow-up in 2016. Implicaties voor de toekomst Dit onderzoek kan uitsluitsel geven over foliumzuurdosering en duur van de suppletie. De wervingsstrategie draagt bij aan bredere kennis van de populatie over foliumzuur. 1
EMGO+ Instituut, VUmc; 2 Sectie Community Genetics, Klinische Genetica, VUmc; 3 MediClara Projects BV;4 Sociale Geneeskunde, VUmc;5 UMCG EUROCAT; 6 Farmacoepidemiologie en farmacoepidemiologie, RuG
www.foliumzuurextra.nl
[email protected]
Thema:
Gezondheids beleid
145
Gezondheid aan het stuur?
De leefomgeving is van invloed op onze gezondheid. Maar het beleid voor de leefomgeving wordt in andere sectoren bepaald. Staat gezondheid wel voldoende op het netvlies bij deze beleidsmakers of projectleiders?
Horizon Een gezonde leefomgeving is een omgeving waar het prettig wonen is en waar de druk door milieufactoren laag is. Een omgeving die de gezondheid van bewoners bevordert. Een omgeving die mensen uitnodigt tot gezond gedrag.
Routekaart In Den Haag is het meewegen van gezondheid in planvorming speerpunt in de nota Volksgezondheid en de Krachtwijkaanpak. De GGD adviseert bij plannen en heeft hiervoor informatiebladen ontwikkeld. Deze dienen als bron van inspiratie en als naslagwerk.
Instappen of laten rijden?
Fotografie: dutchphotoday.nl
Prioriteit gaat uit naar plannen met effecten op luchtkwaliteit, geluid, bewegen, groen en hitte. Naar krachtwijken of gevoelige groepen zoals kinderen, ouderen of chronisch zieken. Ook stapt de GGD in zodra het gaat om een m.e.r.-plichtig plan. Het is belangrijk om vroegtijdig in te stappen.
Bestemming bereikt? Gezondheid meewegen in planvorming vraagt voortdurend aandacht. Staat gezondheid op de kaart, leidt dit dan ook tot gezondheidswinst? Hoe houd je balans tussen ‘evidence-based’ en ‘baat het niet dan schaadt het niet’? De GGD Den Haag heeft ervaring opgedaan met plannen zoals de Haagse Nota Mobiliteit, het Actieplan Luchtkwaliteit, de kadernota Openbare Ruimte, milieueffectrapportages en plannen rondom snelwegen. Meer informatie:
[email protected] Jessica Kwekkeboom, Anna van Leeuwen GGD Den Haag, Afdeling Leefomgeving Rob van Kleef, Gemeente Den Haag, producgroep MZV
Thema:
Gezondheids beleid
150
Aan de slag met gezondheid in ruimtelijke planvorming
Inleiding Ruimtelijke inrichting heeft direct en indirect effect op de gezondheid van mensen. Er is versnipperd al veel kennis en informatie beschikbaar. RIVM faciliteert mensen die aan de slag willen met gezondheid in ruimtelijke planvorming en informatie daarover zoeken. Aanpak RIVM verzamelt bestaande kennis en informatie rond gezondheid in ruimtelijke planvorming en ontsluit deze. Hierbij gaat het o.a. om: stand van wetenschappelijke kennis ontsluiting van, standaardisatie van en toelichting op informatie themagewijs bijeen brengen van praktijkvoorbeelden en instrumenten beschrijven van succes- en faalfactoren in kaart brengen van kennisnetwerken ontwikkeling en standaardisatie van beleidsondersteunende instrumenten Waar vind ik de opbrengsten? www.atlasleefomgeving.nl (Geo-)informatie over leefomgeving en gezondheid www.gezondontwerpwijzer.nl Praktijkvoorbeelden, instrumenten, organisaties en kennis over gezonde inrichting leefomgeving www.loketgezondleven.nl o.a. Handreiking Gezonde Gemeente www.rivm.nl > HIA in ruimtelijke plannen o.a. instrumentenoverzicht ‘Gezonde Plannen’, Handreiking Gezondheid in Ruimtelijke Planvorming
Discussie en conclusie Er bestaan (lokaal) al veel bruikbare instrumenten, kennis en informatie rondom gezondheid in ruimtelijke planvorming. Deze zijn door RIVM gebundeld en ontsloten voor de praktijk. Het is van belang te weten in hoeverre deze daadwerkelijk bruikbaar zijn en bijdragen aan een gezonde leefomgeving. Hiervoor is (evaluatie-) onderzoek nodig.
H. Kruize, B. Staatsen, A. van Overveld, H. van Zoest
RIVM Contact:
[email protected]