Thema Geen eerlijke kans Beeldvorming van de Vrijmaking in de VS G. Harinck Binnen kerkelijk Nederland is de Vrijmaking van 1944 een geïsoleerde gebeurtenis gebleven; de vrijgemaakte kring kende anders dan eertijds de afgescheiden kerken, geen aanwas van buiten. Er volgde evenmin een vereniging met andere kerken, zoals na de Doleantie van 1886 het geval was. Ook internationaal bleef de Vrijmaking onbekend en onbemind. Deze nationale en internationale onbemindheid inzake de Vrijmaking verbaast misschien nog het meest in het geval van de grootste zusterkerk van de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Christian Reformed Church (CRC) in de Verenigde Staten. Want niet alleen kwam het dogmatische standpunt van de bezwaarden tegen de synode in de jaren 1942-1944 overeen met de CRC-positie, maar ook waardeerden vele CRC-leden de publicaties van de erkende leider van de vrijgemaakten, prof.dr. K. Schilder, die deels door hen vertaald waren uitgegeven in Amerika. Velen waren bovendien enthousiast geraakt over hem tijdens diens bezoek aan de VS in 1939, veel enthousiaster dan over andere bezoekende hoogleraren uit Nederland. Schilder was omstreeks 1940 binnen de CRC het gezicht van de Gereformeerde Kerken. De vraag rijst dus: wat is er misgegaan, dat de CRC vier jaar later zonder aarzelen koos voor de synodaal-Gereformeerde Kerken? Om het begin van een antwoord op deze vraag te vinden, ben ik in de Amerikaanse gereformeerde kerkelijke pers van 1944 en 1945 nagegaan, hoe het nieuws van de Vrijmaking er doordrong en wat de reactie daarop was. Vooraf dit: Schilders eerste bezoek aan Amerika heeft een rol gespeeld in de beoordeling van de Vrijmaking. Toen hij in 1938 door CRC-leden werd uitgenodigd een bezoek te brengen aan hun kerken, vreesden diverse theologische hoogleraren en predikanten spanningen als in Nederland en verzochten Schilder thuis te blijven. Hoewel teleurgesteld in deze reactie, ging Schilder toch op reis en maakte begin 1939 een succesvolle tournee, die de kritiek toen deed verstommen. De relatie met zijn collega-hoogleraren bleef koel, maar onder kerkleden was hij gezien. Opmerkelijk was zijn contact met ds. H. Hoeksema. Deze predikant was in 1924 door de synode van de CRC afgezet vanwege zijn afwijzing van Kuypers gemene gratieleer. Hij had toen een nieuw kerkgenootschap gevormd, de Protestant Reformed Churches. Schilder was van mening dat deze scheuring onnodig was en trachtte tijdens zijn verblijf tevergeefs CRC-kerkbestuurders te bewegen met Hoeksema in gesprek te treden. Deze koele Amerikaanse kerkbestuurlijke houding jegens Schilder vormt de opmaat van de reactie van de CRC op de Vrijmaking. Hoewel het vreemd is een afscheiding van ongeveer 80.000 kerkleden toe te schrijven aan het handelen van een persoon, werd ook voor Amerikanen Schilders naam synoniem van de Vrijmaking. Hun oordeel over de Vrijmaking werd in sterke mate bepaald door de indruk die ze hadden van Schilder. De Vrijmaking zelf behoeft hier geen uitleg, maar wel is het van belang te beseffen dat de Duitse bezetting, de strenge oorlogswinter van 1944/45 en de geallieerde oorlogsvoering op Nederlandse bodem de voortgang en verbreding van de Vrijmakingsbeweging belemmerde. Het was zelfs voor de betrokkenen vrijwel onmogelijk het scheuringsproces te overzien.
Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
1
1944 Als in Nederland het overzicht over de Vrijmakingsbeweging al ontbrak, wat kon men in de VS dan weten? Schilders afzetting vond plaats twee maanden na D-day, toen duizenden Amerikanen, onder wie vele CRC-leden, in Europa tegen Hitlers legers vochten, ook in Nederland. Omdat er hier geen vrije pers was en ook geen open postverbinding met de VS, was er nauwelijks Nederlands oorlogsnieuws, laat staan nieuws over een kerkelijke twist. Maar toch sijpelde er iets door. Het eerste nieuws over moeilijkheden in de Gereformeerde Kerken bereikte Amerika in augustus 1944, toen ds. E. van Halsema in DE WACHTER het gerucht van Schilders schorsing - in maart uitgesproken - wist te melden. In MISSIONARY MONTHLY vermoedde dr. Henry Beets een maand later, dat hij het woord schorsing niet politiek moest opvatten als een Duitse arrestatie, maar kerkelijk, want Schilder had de neiging het niet met zijn broeders eens te zijn. Nadat Van Halsema in oktober het gerucht meldde dat Schilder zelfs was afgezet, schreef THE BANNER in november 1944 stelliger. Redacteur ds. H.J. Kuiper schreef dat Schilder inderdaad was geschorst en afgezet, al wist hij niet waarom en wanneer. Maar Kuiper kon het ‘waarom’ wel raden. In 1939 was hij de voornaamste tegenstander tegen Schilders bezoek geweest. Hij wees er nu op, dat Schilder opvattingen inzake de gemene gratie aanhing, die de CRC in 1924 had afgewezen. Daarmee plaatste hij Schilder in een kwade reuk. De uitspraken van 1924 waren binnen de CRC een schibbolet en genoten een welhaast confessionele status: wie deze uitspraken niet onderschreef, week met Hoeksema af van het gereformeerde spoor. Voor Kuiper was in 1939 alleen reeds het feit dat Schilder kanttekeningen plaatste bij de gemene gratie, voldoende reden geweest hem te verzoeken thuis te blijven. Nu, zes jaar na zijn verzet tegen Schilders bezoek, erkende Kuiper dat hij nooit meer kritiek over zich heen had gekregen dan destijds. ‘Maar’, zo schreef hij in het novembernummer van THE BANNER, ‘toen Schilder hier was, bleek al spoedig dat mijn inschatting juist was geweest’: Schilder week af van het in 1924 getrokken spoor. Kuiper kende de feiten nog niet, maar hij twijfelde er niet aan, dat Schilder door de synode was afgezet vanwege zijn ontkenning van de gemene gratie. Interessant is hoe Hoeksema in het oktobernummer van zijn blad THE STANDARD BEARER reageerde op Schilders mogelijke afzetting. Hij bekritiseerde Beets’ kenschets van Schilder als querulant en herinnerde aan de kille ontvangst van Schilder in 1939 door CRCpredikanten en -hoogleraren. Hij veronderstelde dat de huidige inschatting binnen CRC-kring van de moeilijkheden tussen Schilder en de synode werd ingegeven door een ‘hardnekkige obsessie inzake de gemene gratie-theorie’. Overzien we de Amerikaanse persberichten uit 1944, dan valt op dat niets wordt geschreven over de rol van de synode, toch een van de twee partijen in het geding. Dit hing vermoedelijk samen met het hoge gezag dat destijds aan synodes werd toegekend. Deze houding had grote gevolgen, want van meet af aan werd daardoor verondersteld dat niet de synode, maar Schilder iets had misdreven. Hij werd van meet af aan in de Amerikaanse pers in zo’n onmogelijke positie geplaatst, dat hem zelfs het voordeel van de twijfel niet gelaten werd: hij was een moeilijk man, met opvattingen die bedenkelijk waren in het licht van wat de CRC als gereformeerde leer had geijkt, ja, die zelfs leken op de afwijkingen van Hoeksema. Zover waren de Amerikanen reeds in hun oordeelsvorming, toen het schokkendste nieuws nog niet eens ontvangen was: van een scheuring wist eind 1944 nog niemand in de CRC.
Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
2
1945 Het waren geen journalisten, maar in het reeds bevrijde zuiden van Nederland gelegerde Amerikanen, die het nieuws van de Vrijmaking in hun vaderland bekend maakten. DE WACHTER speelde als Nederlandstalig kerkblad in deze nieuwsgaring een hoofdrol (MISSIONARY MONTHLY, THE BANNER en CALVIN FORUM waren alle Engelstalig, terwijl de STANDARD BEARER tweetalig was). Vanaf januari 1945 publiceerde redacteur Van Halsema verschillende brieven van in Nederland gelegerde militairen. Al de briefschrijvers waren met hun legers Zuid-Nederland binnengetrokken nadat de Vrijmaking al begonnen was. Daar woonden weinig gereformeerden en al nauwelijks vrijgemaakten. De briefschrijvers betreurden de Vrijmaking, vooral nu het berooide Nederland eensgezindheid zo nodig had. Ze erkenden Schilders kwaliteiten, maar schreven dat de synode hem wel had moeten afzetten. Zijn houding was namelijk grof en dictatoriaal geweest. De soldaten hadden dit alles uiteraard vernomen van informanten - die kennelijk synodaal waren. Van Halsema onthield zich van een oordeel, zolang de officiële bevestiging van dit nieuws uitbleef. Beets en Kuiper hadden minder scrupules en meenden nu de legpuzzel te kunnen voltooien. Beiden stelden dat Schilders afzetting en de Vrijmaking samenhingen met afwijkingen inzake de gemene gratie. Met name Kuiper, die uitgesproken anti-Schilder en anti-Hoeksema was, draafde in THE BANNER door en meende zelfs alles te hebben voorzien: ‘Even before the war began it was evident that unless Schilder would change his views or his attitude or both a break would come’ (‘Reeds voor de oorlog was duidelijk dat, tenzij Schilder zijn opvattingen en/of zijn houding zou herzien, een scheuring onvermijdelijk was’). Hoeksema was de enige in de Amerikaanse pers, die openlijk twijfels behield. Was het werkelijk onmogelijk geweest Schilder voor de Gereformeerde Kerken te behouden, vroeg hij zich diezelfde februarimaand af. En was een geschil over de gemene gratie wel de oorzaak van de scheur? Het verhaal over de onheuse Schilder en de brave synode herinnerde hem te sterk aan de beeldvorming die hemzelf in 1924 noodlottig was geworden. Hoeksema neigde ernaar Schilders zijde te kiezen, maar zolang hij geen zekerheid had, beperkte hij zich tot het plaatsen van vraagtekens bij CRC-zekerheden. Hoeksema kreeg gelijk. Een nieuwe oorlogsbrief in DE WACHTER van februari 1945 meldde dat een dispuut over doop en wedergeboorte de oorzaak was geweest van de Vrijmaking. Er was ruimte voor meningsverschil op dit punt binnen de Gereformeerde Kerken, maar Schilder en zijn collega prof.dr. S. Greijdanus hadden de synode grof bejegend en zijn autoriteit betwist, zodat ingrijpen onvermijdelijk was geweest. Van Halsema concludeerde nu dat de scheuring een andere en complexere oorzaak had dan was aangenomen: het was niet om de gemene gratie gegaan, maar om doop en wedergeboorte, terwijl bovendien een kerkordelijke kwestie in het geding was geweest. Beets begon nu zijn mening te herzien. Toen DE WACHTER van februari 1945 meldde dat ook de door hem geliefde Greijdanus was geschorst en zich had vrijgemaakt, schreef hij in MISSIONARY MONTHLY van april 1945 verslagen: ‘Strange and sad, that while water, fire and snow is destroying the old Fatherland literally, theological quarreling persists’ (‘Terwijl water, vuur en sneeuw het oude vaderland letterlijk verwoesten, is het vreemd en verdrietig dat theologische twisten zich daar niet door laten weerhouden’). De verslagenheid nam nog toe, toen THE BANNER van 15 juni berichtte dat meer dan zestig kerken met de Vrijmaking waren meegegaan, terwijl DE WACHTER in juli zelfs sprak van honderd kerken! We moeten niet vergeten dat in de eerste helft van 1945 het grootste deel van Nederland nog bezet was. Zolang de oorlog duurde, hadden de gereformeerden weinig mogelijkheden gehad voor berichtgeving inzake hun conflict. Het is tekenend dat de buitenwereld via buitenlandse Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
3
militairen moest worden geïnformeerd over de toestand binnen gereformeerde kring in Nederland. De Amerikaanse redacteuren waren dankbaar voor hun brieven, maar die verwarden hen wel. Ze waren eenzijdig en bovendien tegenstrijdig. Wat het beeld in de zomer van ’45 nog onoverzichtelijker maakte, was het nieuws dat er na de bevrijding van Nederland een nieuwe Vrijmakingsgolf was losgebroken. Het gevolg was dat de zekerheid aangaande de Nederlandse situatie deels weer verloren ging en men oprecht nieuwsgierig werd naar de Vrijmaking. Waar ging het conflict nu eigenlijk om en was de afzetting van Schilder wel zo onvermijdelijk? Synodale propaganda Gelukkig verbeterde de nieuwsvoorziening nu zienderogen. Nederlandse kranten verschenen weer en de postverbinding met de VS werd hersteld, zij het dat tot september 1945 nog geen kranten en brochures mochten worden verzonden. Beets kon zodoende in de MISSIONARY MONTHLY van augustus 1945 een brief afdrukken van prof.dr. G.Ch. Aalders, adviseur van de synode die Schilder had afgezet. De hoogleraar had hem reeds kort na de bevrijding geschreven om het conflict in de Gereformeerde Kerken uit te leggen, voordat de onbetrouwbare vrijgemaakten dat zouden doen. Eindelijk hadden de Amerikanen nu informatie, van een nauw betrokkene bovendien. Aalders’ brief was klip en klaar. Er was een conflict geweest tussen de synode en Schilder. Schilder was niet tevreden geweest met de synodebesluiten van 1942 en had daarom gezocht naar een stok om de hond te slaan. Hij vond die in de zelfcontinuatie van de synode in 1942. Dit was in strijd met de kerkorde, erkende Aalders, maar geschiedde met het oog op de oorlogsomstandigheden. Schilder beschouwde de zelfcontinuatie echter als een hiërarchisch besluit en stookte met succes de kerken op tegen de synode. De synode eiste dat Schilder inbond, maar deze weigerde. Aalders vervolgde: ‘And so the synod at last, having shown a nearly incomprehensible amount of patience, found itself in the necessity of suspending him’ (‘En toen was de synode, na een welhaast eindeloos geduld aan de dag te hebben gelegd, wel gedwongen hem af te zetten’). Daarop publiceerden Schilder en zijn vrienden de Acte van Vrijmaking, waarin ze de Gereformeerde Kerken beschuldigden van afwijking van Gods Woord en het verkrachten van de kerkorde. Schilder begon propagandatochten en stichtte veel kleine kerken, met name in Groningen. De breuk was verschrikkelijk en zij die tegen de synode waren opgestaan, hadden geen verontschuldiging: ‘It is a great sin against God’ (‘Dit is een grote zonde voor God’). Aalders’ oordeel was duidelijk: Schilder had een opstand gepleegd en was verantwoordelijk voor de gevolgen. Zo’n heldere visie sprak natuurlijk meer aan dan de vele, studie vereisende, Vrijmakingsbrochures die de Amerikanen vanaf september 1945 bereikten. Ook THE BANNER kon in augustus zijn lezers dienen met informatie uit de eerste hand. Kuiper publiceerde een brief van ds. W.M. le Cointre, lid van de synode die Schilder afzette. Ook hij zette uiteen dat het conflict twee aspecten kende: verzet tegen de synodale beslissingen van 1942 en verzet tegen de zgn. hiërarchie. Greijdanus had zich met ongekende agressie tegen de synode gekeerd, maar het conflict concentreerde zich rondom de revolutionair Schilder. De synode had zijn best gedaan, maar was tenslotte gedwongen geweest hem als predikant en hoogleraar af te zetten. Schilders Acte van Vrijmaking bevatte beschuldigingen van tiranniek bestuur en gewetensdwang en zijn ‘schismatieke factie’ kenmerkte zich door fanatieke propaganda. In oktober 1945 werd deze synodale visie in CALVIN FORUM nog eens bevestigd door dr. P. Prins, gereformeerd predikant en de Nederlandse correspondent van dit academische Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
4
maandblad. Hij zette uiteen hoe in de voorgaande twintig jaar een geest was opgekomen in de Gereformeerde Kerken, die zich keerde tegen piëtisme. Voorstanders van deze geest beklemtoonden het objectieve karakter van het geloof. Maar in hun drang een eenzijdigheid te bestrijden, sloegen ze door. De synode van 1942 trachtte de balans te herstellen, maar lokte daarmee nieuwe debatten uit. Schilder en de zijnen zetten toen de zaak op hun kop. Niet langer was het piëtisme het gevaar, maar de naar balans zoekende synode. De kerkleden werden opgeroepen zich van de valse kerk af te scheiden. Onze kerken zijn in nood, schreef hij in een boude vergelijking, niet langer vanwege Hitlers terreur, maar vanwege die van broeders die denken daarmee God te dienen. ‘They call this work reformation, I call it revolution’ (‘Zij omschrijven hun optreden als reformatie, ik noem het revolutie’). Hoeksema publiceerde geen Nederlandse brief in THE STANDARD BEARER. Hij bood zijn lezers vanaf oktober 1945 op basis van ontvangen brieven en brochures wekelijks een degelijk verslag van wat er in Nederland had plaatsgevonden op en rond de synodezittingen van 1943 en 1944. Zijn hoofdindruk was dat de synodebesluiten inzake de leer en inzake Schilder voorbarig waren. Hij was het niet met Schilders leerstellige visies eens, maar achtte ze wel overeenkomend met wat in de CRC werd geleerd. Hij voorspelde echter dat de verstarde CRC desondanks zou kiezen voor de Gereformeerde Kerken en tegen de Vrijmaking. Met deze drie brieven kreeg de CRC tenslotte in de tweede helft van 1945 substantiële informatie over wat zich in de Nederlandse zusterkerken had afgespeeld. De brieven bevestigden min of meer de mening van Kuiper en Beets, dat Schilder de oorzaak van de moeilijkheden was. Duidelijker werd nu, dat er zowel een dogmatisch als een kerkrechtelijk aspect aan de zaak zat. Opmerkelijk waren de scherpe bewoordingen die de Nederlanders inzake Schilder en zijn medestanders gebruikten: hij was een revolutionair, die het conflict had opgezocht en de kerken had opgezet tegen de synode, de vrijgemaakten oefenden terreur, voerden heftig propaganda met ongekende agressie enz. In contrast is het beeld van de synode arcadisch: de synode had een bijna eindeloos geduld geoefend en zijn uiterste best gedaan de vrede te bewaren. De briefschrijvers hadden hun verhalen zo geconstrueerd, dat het welhaast leek of Schilder een tegenstribbelende synode had gedwongen hem af te zetten! Met name de propaganda van vrijgemaakten zat de synodalen hoog. Het ironische is echter achteraf, dat niet de vrijgemaakten de CRC met propaganda bestookten, maar juist deze drie theologen. Terwijl er van vrijgemaakten geen woord doordrong in de CRC-pers, waren de synodaal-gereformeerden druk in de weer hun invloed in te dammen. De vrijgemaakte visie Op 29 september 1945 meldde DE WACHTER dat Schilders weekblad DE REFORMATIE sinds juli weer verscheen. Van Halsema wilde recht doen aan de vrijgemaakten en citeerde in de volgende nummers veel van Schilder, maar viel hem tenslotte niet bij. Kuiper besteedde nu ook meer aandacht aan de inhoud van het Vrijmakingsconflict, maar alleen aan de dogmatische zijde. Evenals in 1939 bij Schilders bezoek vreesde hij op dit punt besmetting met de Nederlandse onenigheid. Hij gaf daarom in THE BANNER veel aandacht aan de synodeuitspraken van 1942 en concludeerde: de schuld ligt bij hen die zich niet schikten naar de in de gereformeerde lijn gebleven synoden. Inmiddels richtten de vrijgemaakten zich nog steeds niet rechtstreeks tot de CRC, al schreef DE REFORMATIE wel kritisch over de Amerikaanse reactie op de Vrijmaking. Schilder betreurde het dat de CRC zich jegens de Gereformeerde Kerken gedroeg als een afhankelijke dochter. Ze trachtte zich niet zelfstandig een beeld te vormen van de gebeurtenissen in de oorlog, maar voer blind op de eenzijdige informatie van synodale zijde. Een voorbeeld was de Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
5
volgens Schilder ‘apert kwaadsprekende’(1) brief van Aalders, waarmee ds. H. Knoop in DE REFORMATIE de vloer aanveegde. Toen Knoops kritiek en andere reacties in de vrijgemaakte pers doordrongen in de VS, rees er toch enige twijfel aan de wijsheid van de synodale beslissingen uit de oorlogsjaren. Beets voelde zich ongemakkelijk onder Knoops kritiek op Aalders’ brief. Hij had gehoopt dat Greijdanus hem op de hoogte zou hebben gehouden, maar toen nieuws van hem uitbleef, was hij blij geweest met Aalders’ brief. Begrepen de Nederlanders dan niet hoe in Amerika gehunkerd was naar informatie? Beets vroeg Greijdanus alsnog te schrijven over de Vrijmaking en bood ook Knoop ruimte aan in de MISSIONARY MONTHLY.(2) In de tussentijd publiceerde Beets een lijst van wel honderd predikanten die zich hadden vrijgemaakt en van honderdvijftig kerken: een kleine tien procent was met de Vrijmaking meegegaan! Deze omvang van de Vrijmaking deed ook bij het Nederlandstalige Californische blad DE VOLKSVRIEND de vraag rijzen naar de werkelijke oorzaak ervan. Het blad bekritiseerde Aalders, omdat die over de inhoud van het conflict had gezwegen, maar had uitgewijd over Schilders gedrag. De toonaangevende CRC-pers viel niet serieus te nemen met haar verklaring dat tienduizenden de kerk hadden verlaten, alleen omdat Schilder de synode niet had gehoorzaamd! De werkelijke reden voor de Vrijmaking was volgens DE VOLKSVRIEND, dat de synode de kerken had gebonden aan haar uitspraken van 1942 en geen ruimte had gelaten voor afwijkende meningen. Slot THE BANNER en DE WACHTER hadden eind 1945 definitief hun positie bepaald, maar Beets aarzelde toen nog. In de MISSIONARY MONTHLY van maart 1946 vatte hij Greijdanus’ mening over de Vrijmaking samen. De kern van de zaak was, dat de synode van 1942 de ruimte voor verschil van inzicht had ingeperkt en de kerken vervolgens aan haar uitspraken had gebonden: ‘This, and this alone is the reason for the present misery in our church life’ (‘Dit ene feit, en niets anders, is de reden voor de huidige ellende in ons kerkelijk leven’). Beets gaf Greijdanus’ mening zonder commentaar door, maar vroeg zich wel af waarom de synode zo’n haast had gehad met Schilders afzetting. Maar deze afwegingen brachten geen verandering meer in het algemene oordeel van de CRCpers, dat de Vrijmaking geen bijval verdiende. Ze werd bevestigd in die overtuiging, doordat de vrijgemaakten nalieten hun zaak te verdedigen in CRC-kringen. Op de eerste vrijgemaakte synode in oktober 1945 was wel een perscomité benoemd, dat de kerken in Noord-Amerika moest informeren over de Vrijmaking. Maar op de synode van 1946 bleek dat dit comité zijn werk niet had gedaan. Daarop besloot de synode ds. D. van Dijk naar de CRC af te vaardigen om de Vrijmaking uit te leggen, maar ook hij voerde zijn opdracht niet uit. Het resultaat was dat de vrijgemaakte kerken voor de CRC niet bestonden. Een verzoek om de vrijgemaakte synode van 1946 bij te wonen, werd afgewimpeld en toen de CRC in hetzelfde jaar de Gereformeerde Oecumenische Synode organiseerde, werden de vrijgemaakte kerken niet uitgenodigd. Deze oecumenische synode stemde in met het handelen van de Nederlandse synoden in oorlogstijd. Toen Schilder in 1947 bekend maakte opnieuw de VS te bezoeken, werden de CRC-kansels voor hem gesloten. De conclusie van dit beperkte personderzoek kan kort zijn: de Vrijmaking heeft in de CRCpers geen eerlijke kans gekregen. Grotendeels hing dit samen met de vooringenomenheid van enkele opiniemakers jegens Schilder. Met name THE BANNER slaat in journalistiek opzicht een zwak figuur, maar ook MISSIONARY MONTHLY en in mindere mate DE WACHTER legden Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
6
zich gemakkelijk neer bij de eenmaal ontstane beeldvorming. Hoeksema’s STANDARD BEARER onderscheidt zich in gunstige zin in de poging vrijgemaakten recht te doen. Voor een kleiner deel hebben de vrijgemaakten zelf bijgedragen aan de negatieve beeldvorming, door de eigen zaak slordig te behartigen. Het gevolg van een en ander was, dat de vrijgemaakte kerken ook internationaal geïsoleerd bleven, hetgeen zowel voor deze als voor verwante kerken in binnen- en buitenland een nadeel is gebleken. Hoor en wederhoor heeft namelijk altijd een gezonde werking, ook wanneer het niet om scheuringen gaat. Uit deze episode blijkt opnieuw hoe groot in dat opzicht de zegen is van een objectieve kerkelijke journalistiek.
De historicus dr. George Harinck is directeur van het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken te Kampen.
Noten: 1 2
K. Schilder, VERZAMELDE WERKEN 1944-1945, Barneveld, 2001, pag. 276. Knoop zond een stuk in dat te lang was om geplaatst te worden en de bijdrage van Greijdanus heeft kennelijk Beets niet bereikt. Zie ook: Schilder, 1944-1945, pag. 276 en 371.
Nader Bekeken juli 2002 Thema – G. Harinck
7