‘The younger the better’ Vroeg vreemdetalenonderwijs
Bachelor Thesis Rapportage van een afstudeeronderzoek, uitgevoerd in het kader van het behalen van de titel Bachelor of Education.
Student: Studentnummer: Begeleider: Datum:
Linda Jongenburger 477271 Arjen Heijboer Juni 2013
Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Hogeschool Inholland Domein Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing
Samenvatting Op steeds meer scholen wordt het vroeg vreemdetalenonderwijs voor Engels ingevoerd. Dit terwijl het in Nederland alleen nog maar in groep 7 en 8 verplicht is. Veel scholen kiezen voor eerdere invoering om zich te kunnen onderscheiden van andere scholen en om een betere aansluiting op het voortgezet onderwijs te waarborgen. Vroeg vreemdetalenonderwijs heeft nog meer positieve effecten. Vroeg beginnen met het leren van een vreemde taal is de beste manier om de taal zo goed mogelijk te leren beheersen (Groot, 2009). Jonge kinderen zijn gevoeliger voor een goede uitspraak en daardoor is er minder kans op de ontwikkeling van een accent. De taalgevoelige leeftijd ligt vóór zeven jaar. Tot slot stimuleert vroeg vreemdetalenonderwijs de algemene cognitieve ontwikkeling (Bot, de. & Herder, 2008). Doel In dit afstudeeronderzoek bekijk ik welke didactische methoden goed passen bij de Johannes Postschool te Hazerswoude-dorp. Zij willen vanaf schooljaar 2013/2014 het Engels vanaf groep 1 invoeren. Dit doen zij om zich te onderscheiden van andere scholen waardoor zij een hoger leerlingenaantal hopen te bereiken. Daarnaast wil de Johannes Postschool het niveauverschil tussen groep 8 en klas 1 van het voortgezet onderwijs verkleinen. Met dit onderzoek wil ik uiteindelijk aanbevelingen kunnen doen voor een motiverend lespakket met een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8, waarvan de didactische methode past bij de visie en de wensen van de school. De vraag die ik in mijn onderzoek centraal stel, is de volgende: Hoe kan het vak Engels vanaf groep 1 op de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp worden ingevoerd waarbij de didactische methode en het lespakket passen bij de visie en de wensen van de school? Ik heb mijn onderzoeksvraag verdeeld in de volgende deelvragen: 1. Wat is de meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs? 2. Welke didactische methoden zijn er mogelijk voor het geven van Engels? 3. Welke visie heeft de Johannes Postschool te Hazerswoude-dorp op het vak Engels en wat is de mening van de leerkrachten over de invulling van het vroeg vreemdetalenonderwijs? 4. Aan welke eisen moet de didactische methode voldoen om te passen bij de visie, de missie en de wensen van de leerkrachten van de Johannes Postschool? En welke didactische methode(n) sluit(en) daarbij aan? 5. Welke didactische methode vinden de leerlingen en leerkrachten van de Johannes Postschool in de praktijk het beste? 6. Wat zijn de ervaringen met het vroeg vreemdetalenonderwijs van scholen die dit al ingevoerd hebben? 7. Welk lespakket zou ik aanbevelen aan de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp? Methode Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden, gebruik ik verschillende onderzoeksstrategieën. Zo begin ik met literatuuronderzoek waarin ik de meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs onderzoek en bekijk welke didactische methoden er bestaan. Vervolgens gebruik ik vragenlijsten bij interviews met verschillende leerkrachten om te kijken wat hun mening is over de invulling van het vroeg vreemdetalenonderwijs. Daarna ga ik verder met actieonderzoek waarin ik drie didactische methoden
2
in praktijk breng. Na elke les geef ik de leerlingen en leerkracht een vragenlijst om hun mening van de didactiek te achterhalen. Tot slot houd ik me bezig met een casestudy. Ik breng een bezoek aan een basisschool die het vroeg vreemdetalenonderwijs vorig jaar heeft ingevoerd. Ik leg verschillende leerkrachten en de directeur een vragenlijst voor en ik observeer een lesje Engels in groep 1/2. Conclusie Door de leerkrachten op de Johannes Postschool te interviewen en hen de verschillende didactische methoden te laten beoordelen, heb ik een goed beeld gekregen van de didactische methoden die passen bij de visie en de wensen van de school. Mijn conclusie is dat de communicatieve benadering en TPR (Total Physical Response) het beste bij hen past. Om mijn onderzoeksgroep wat uit te breiden, heb ik ook leerlingen verschillende didactische methoden laten beoordelen. Dit heb ik gedaan door middel van een vragenlijst. Ik heb een les gegeven volgens de communicatieve benadering, TPR en CLIL (Content and Language Integrated Learning). De eerste twee didactische methoden heb ik gekozen omdat de leerkrachten hier het meest positief over waren. Omdat CLIL bij de leerkrachten niet populair is, maar wel grotendeels aansluit bij de visie en de wensen van de school, heb ik deze benadering ook in de praktijk uitgeprobeerd. De leerlingen waren net als de leerkrachten het meest positief over de communicatieve benadering en TPR. Het kan zijn dat zij wat minder positief over CLIL zijn, omdat deze benadering enige gewenning nodig heeft. Het eist meer van leerling en leerkracht. Vervolgens heb ik verschillende lespakketten bekeken die deze didactische methoden als basis bieden en die een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 hebben. Deze lespakketten heb ik naast de verdere wensen van de leerkrachten gelegd. Drie lespakketten voldeden aan alle eisen: iPockets in combinatie met Our Discovery Island, Take it easy en My name is Tom. Ik adviseer het team van de Johannes Postschool om uit deze drie lespakketten een keuze te maken. De keuze zal afhankelijk zijn van de prioriteiten van de leerkrachten. - Als een flexibele lestijd erg belangrijk wordt geacht zou ik de methode My name is Tom of Take it easy aanbevelen. Deze methoden zijn vooral in de onderbouw erg flexibel qua lestijd. - Als herhaling belangrijk is, dan zou ik iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Deze lespakketten gaan ervan uit dat er twee keer per week een Engelse les wordt gegeven. - Als het team het belangrijk vindt dat het lespakket modern is en de leerlingen aanspreekt, zou ik ook iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Het lesboek staat digitaal, er is een onlinegame met leerlingvolgsysteem en het lespakket heeft een erg aantrekkelijke lay-out. - Als het team het belangrijk vindt dat de werkdruk voor de leerkracht zo klein mogelijk wordt gehouden, zou ik gaan voor Take it easy. Deze methode is geheel gebaseerd op filmpjes. De leerkracht heeft zelf een kleine rol, maar kan deze naar eigen inzicht wel vergroten.
3
Inhoudsopgave
Blz. Voorwoord
6
Inleiding
7
Methodologie
9
1. De meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs 1.1 Vroeg vreemdetalenonderwijs in Nederland 1.2 Redenen tot invoering
11 11 12
2. Didactische methoden 2.1 Vierfasenmodel 2.2 Didactische methoden
14 14 15
3. De visie, de missie en de wensen van de Johannes Postschool 3.1 Visie 3.2 Missie 3.3 Invulling van Engelse lessen volgens de leerkrachten
18 18 18 19
4. Eisen aan de didactische methode 4.1 Eisen 4.2 Mogelijke didactische methoden
21 21 21
5. Praktijkonderzoek 5.1 TPR 5.2 CLIL 5.3 Communicatieve benadering 5.4 Analyse
23 23 25 26 27
6. Ervaringen van andere scholen 6.1 Interviews onder de leerkrachten 6.2 Interview met de directeur 6.3 Observatie
30 30 31 32
7. Een passend lespakket 7.1 Eisen aan het lespakket 7.2 Mogelijke lespakketten 7.3 Aanbeveling 7.4 Verdere aanbevelingen
34 34 34 38 38
8. Eindresultaat 8.1 Onderzoeksvraag 8.2 Conclusie per deelvraag 8.3 Antwoord op de hoofdvraag 8.4 Verdere aanbevelingen 8.5 Reflectie op het onderzoek
40 40 40 41 42 43
Afkortingen
4
44
Literatuurlijst
45
Bijlagen 47 1. Interviews op de Johannes Postschool 56 2. Resultaten interviews op de Johannes Postschool 57 3. Observatie op Het Kompas 58 4. Interviews op Het Kompas 66 5. Resultaten interviews op Het Kompas 67 6. Lesvoorbereidingen van lessen die ik heb gegeven aan groep 6 van de Johannes Postschool - TPR - CLIL - Communicatieve benadering
67 69 72 75
7. Evaluatieformulieren van de leerlingen van groep 6 van de Johannes Postschool 77 8. Evaluatieformulieren van de leerkracht van groep 6 van de Johannes Postschool 80 9. Methode-analyses Early Bird 92 10. Methodevergelijking
5
Voorwoord In het kader van het behalen van de titel Bachelor of Education heb ik onderzoek uitgevoerd naar het vroeg vreemdetalenonderwijs dat de Johannes Postschool te Hazerswoude-dorp in het schooljaar 2013/2014 wil invoeren. Voordat ik aan het onderzoek begon, heb ik de directeur om onderwerpen gevraagd waarin ik iets zou kunnen bijdragen aan de schoolontwikkeling. De directeur heeft mij enkele mogelijkheden aangereikt. Zo vertelde ze dat de school bezig is met: meervoudige intelligentie, het zoeken van een nieuwe methode voor het schrijfonderwijs en de invoering van het vroeg vreemdetalenonderwijs. Vrijwel meteen leek het mij het meest interessant om me met het vroeg vreemdetalenonderwijs bezig te houden. Mijn interesse voor vroeg Engels is op de Pabo gewekt. Gedurende de colleges deed ik veel inspiratie op voor het geven van Engelse lessen. Daarnaast heb ik in 2012 een workshop gevolgd over AIM (Accelerative Integrated Methodology): een didactische methode die mij erg aansprak. Ook mijn tante heeft mijn interesse voor vroeg vreemdetalenonderwijs gewekt. Zij is directeur op een basisschool die deze ontwikkeling in het schooljaar 2012/2013 heeft ingevoerd. Ik heb van haar altijd enthousiaste verhalen over vroeg Engels gehoord.
6
Inleiding Op de Johannes Postschool wilde het team aan het begin van het schooljaar 2012/2013 met het invoeren van Engels vanaf groep 1 beginnen. Door de invoering van een nieuwe rekenmethode, die ook erg vernieuwend voor de leerkrachten is, is er echter voor gekozen om dit nog een jaar uit te stellen. Het schoolteam wil een nieuwe Engelse methode met een doorgaande lijn die past bij de school. De methode moet motiverend zijn voor leerling en leerkracht. Probleemstelling Op dit moment wordt er op de Johannes Postschool vanaf groep 6 Engels gegeven. Er wordt gebruik gemaakt van de methode Hello World. Deze methode wordt niet met veel plezier door de leerkrachten gebruikt. Sommige leerkrachten maken hun Engelse lessen daarom zelf. Ze vertellen bijvoorbeeld een deel van een zelfgekozen verhaal en laten de kinderen enkel Engelse woordjes opschrijven en vertalen. Op deze manier oefenen de leerlingen het spreken van Engels niet. Een probleem dat ook met dit onderwerp te maken heeft, is dat de Johannes Postschool een grote terugloop heeft van het aantal leerlingen. Door de kleine klassen is de school gedwongen om voor drie dagen in de week combinatieklassen te maken. De andere twee dagen in de week hebben de groepen wel apart les. Om meer leerlingen te trekken, wil de school zich onderscheiden van andere scholen door Engels vanaf groep 1 aan te bieden. Op deze manier hopen zij het niveau van de leerlingen op te krikken zodat de kloof tussen groep 8 en klas 1 van de middelbare school kleiner wordt. Leerlingen die naar de middelbare school gaan, ervaren een groot niveauverschil tussen het Engels op de basisschool en het Engels op de middelbare school. Doelstelling Met dit onderzoek wil ik uiteindelijk aanbevelingen kunnen doen voor een motiverend lespakket met een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8, waarvan de didactische methode past bij de visie en de wensen van de school. Op deze manier geef ik de school een opstapje voor het invoeren van het vroeg vreemdetalenonderwijs. Door middel van literatuuronderzoek, vragenlijsten, actieonderzoek en een casestudy hoop ik mijn doel te kunnen bereiken. Onderzoeksvragen De vraag die centraal staat in mijn onderzoek is de volgende: Hoe kan het vak Engels vanaf groep 1 op de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp worden ingevoerd waarbij de didactische methode en het lespakket passen bij de visie en de wensen van de school? Na mij wat meer in het onderwerp te hebben verdiept, heb ik bedacht hoe ik mijn onderzoek kan afbakenen. Na een gesprek met de directeur van de school en mijn inhoudelijk begeleider heb ik vervolgens de onderstaande deelvragen geformuleerd die elk een hoofdstuk van mijn verslag in beslag nemen.
7
1. Wat is de meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs? 2. Welke didactische methoden zijn er mogelijk voor het geven van Engels? 3. Welke visie heeft de Johannes Postschool te Hazerswoude-dorp op het vak Engels en wat is de mening van de leerkrachten over de invulling van het vroeg vreemdetalenonderwijs? 4. Aan welke eisen moet de didactische methode voldoen om te passen bij de visie, de missie en de wensen van de leerkrachten van de Johannes Postschool? En welke didactische methode(n) sluit(en) daarbij aan? 5. Welke didactische methode vinden de leerlingen en leerkrachten van de Johannes Postschool in de praktijk het beste? 6. Wat zijn de ervaringen met het vroeg vreemdetalenonderwijs van scholen die dit al ingevoerd hebben? 7. Welk lespakket zou ik aanbevelen aan de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp?
8
Methodologie Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen heb ik de onderstaande aanpak gehanteerd. Achtereenvolgens bepaal ik de onderzoeksstrategie, onderzoeksgroep, onderzoeksmethoden en analyseermethode. Onderzoeksstrategie Met mijn onderzoek sluit ik direct aan bij de onderwijskundige praktijk. Ik wil er namelijk achter komen hoe het Engels vanaf groep 1 kan worden ingevoerd op een manier die bij de school past. Centraal staan de wensen van de leerkrachten en de visie en missie van de school. Deze punten passen allemaal bij het kwalitatief onderzoek. Dit wordt dan ook mijn onderzoeksstrategie. Onderzoeksgroep Mijn onderzoeksgroep bestaat uit de leerkrachten van de Johannes Postschool (van elke groep minimaal één leerkracht) en hun directeur. Daarnaast breid ik mijn onderzoeksgroep uit met drie leerkrachten van een basisschool die het vroeg vreemdetalenonderwijs al heeft ingevoerd. Ik kan terecht op basisschool Het Kompas te Voorschoten. Ik kies een leerkracht in de onderbouw, de middenbouw en de bovenbouw. Ook de directeur stel ik vragen. Tot slot ga ik de verschillende didactische methoden in de praktijk uitproberen. Ik geef van elke didactische methode één les en geef de leerlingen en leerkracht na afloop een vragenlijst. Ook de leerlingen en de bijbehorende leerkracht behoren dus tot mijn onderzoeksgroep. Onderzoeksmethoden Omdat ik de meerwaarde van het vroeg vreemdetalenonderwijs wil weten, ga ik beginnen met literatuuronderzoek. Op een paar deelvragen kan ik dan antwoord geven. Met het literatuuronderzoek kom ik erachter welke didactische methoden er bestaan. Om deze verschillende didactische methoden zelf te gaan ervaren, wil ik Engelse lesjes geven waarin ik deze toepas. Ik geef één les van elke didactische methode. Na afloop vraag ik de kinderen hoe ze het vonden om op deze manier Engels te krijgen. Voor hen maak ik een korte vragenlijst die ze aan het einde van elke les kunnen invullen. Ook voor de bijbehorende leerkracht maak ik een vragenlijst. Zij is aanwezig bij de lessen die ik geef en kan zodoende haar mening over de didactische methoden geven. Zo kom ik te weten welke didactische methode deze leerlingen en leerkracht het meeste aanspreekt. Met het doel van mijn onderzoek in het achterhoofd, is het ook van belang om interviews uit te voeren onder leerkrachten. Ik wil van elke groep op de Johannes Postschool minimaal één leerkracht interviewen. Het interview gaat over de verwachtingen van het vroeg vreemdetalenonderwijs, de didactische methode en over de punten die het lespakket moet bevatten. Ook met de directeur houd ik een interview over de didactische methode en het lespakket die zij vindt passen bij de visie en de missie van de school. Naast deze twee typen onderzoek, wil ik ook een casestudy uitvoeren. Mijn tante is directeur op basisschool Het Kompas te Voorschoten. Zij hebben begin dit jaar het vak Engels vanaf groep 1 ingevoerd. Zij zijn dus al iets verder dan de Johannes Postschool. Om te kijken hoe dit de leerkrachten bevalt, ga ik op deze school onderzoek doen. Ook kan ik dan informatie opdoen over zaken waar zij tegenaan zijn gelopen bij het invoeren. Ik wil dit doen door middel van interviews met drie leerkrachten (onderbouw, middenbouw en bovenbouw) en de directeur. Daarnaast regel ik dat ik in een kleuterklas een lesje Engels kan observeren.
9
Analyseermethode In mijn vragenlijsten zorg ik ervoor dat ik zoveel mogelijk werk met stellingen. De leerkrachten, leerlingen en directeurs kunnen aangeven in hoeverre zij het eens zijn met een stelling. Dit doen zij met een cijfersysteem van 1-5.
1
Totaal niet mee eens
2
Een beetje mee eens
3
Gemiddeld
4
Mee eens
5
Zeker mee eens!
Ik maak van elke soort vragenlijst een grafiek. Op de horizontale as staat het vraagnummer en op de verticale as staat van elke leerkracht een staaf met de ingevoerde resultaten. Op deze manier kan ik de resultaten goed met elkaar vergelijken. Ook maak ik een aparte grafiek met het gemiddelde. Van de vragenlijsten voor de leerlingen maak ik net zo’n grafiek. Er is echter wel een verschil, want ik kies ervoor om enkel de gemiddelde score per vraag te berekenen. In elke vragenlijst staan ook enkele open vragen. De uitkomsten hiervan bespreek ik in de daarvoor bestemde hoofdstukken in dit verslag.
10
1. De meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs Bij het ontstaan van de samenwerking in de Europese gemeenschap, werd afgesproken dat de lidstaten het aanbieden van vreemde talen in het onderwijs zouden stimuleren. De regeringsleiders benadrukten het voordeel van het aanbieden van een vreemde taal op jonge leeftijd. In sommige landen, zoals Spanje en Frankrijk, werd vroeg vreemdetalenonderwijs zelfs verplicht. In Nederland is sinds 1987 het Engels alleen in groep 7 en 8 verplicht gesteld. (Adam & Gonzalez, 2010) 1.1 Vroeg vreemdetalenonderwijs in Nederland Het vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) wordt in Europese landen steeds meer een begrip. Verschillende Europese landen laten hun leerlingen op een eerder moment beginnen met het leren van een nieuwe taal. Ook in Nederland zien we deze ontwikkeling. In het primair onderwijs bieden steeds meer scholen vroeg vreemdetalenonderwijs aan. Zo zien we in figuur 1, van het Europees Platform (2012), dat de groei van vvto-scholen in Nederland per schooljaar toeneemt.
Figuur 1 Groei vvto-scholen per schooljaar
11
In het schooljaar 2011/2012 waren er in Nederland 6.807 basisscholen. Van deze basisscholen boden ongeveer 660 scholen vroeg vreemdetalenonderwijs aan. Omgerekend is dit 9,7% van de Nederlandse basisscholen. In het huidige schooljaar 2012/2013 is dit aantal al flink gegroeid. Nu zijn er namelijk al ongeveer 850 scholen die vroeg vreemdetalenonderwijs aanbieden. De vreemde taal die deze scholen aanbieden, is overwegend Engels, maar kan ook Frans, Duits of Spaans zijn. 1.2 Redenen tot invoering Er zijn diverse redenen te noemen waarom veel basisscholen kiezen voor vroeg vreemdetalenonderwijs. Met vvto kan een school: zich profileren en onderscheiden van andere scholen. bijdragen aan de verbetering van de aansluiting op het voortgezet onderwijs. kinderen beter voorbereiden op een veranderende, internationaliserende wereld. Het leren van een nieuwe taal beperkt zich namelijk niet alleen tot het verkrijgen van kennis en vaardigheden, maar brengt mensen ook in contact met een andere cultuur. de communicatieve mogelijkheden van kinderen verbeteren. bijdragen aan de vreemde taalontwikkeling. De algemene cognitieve ontwikkeling van een kind heeft ook voordeel van vroeg vreemdetalenonderwijs. (Bot, de. & Herder, 2008) De kinderen moeten namelijk steeds van het ene taalsysteem switchen naar het andere. Daardoor ontwikkelen ze intellectuele flexibiliteit. Volgens Paul Groot (2009) is uit diverse onderzoeken gebleken dat een vroege kennismaking met een vreemde taal de beste manier is om de taal zo goed mogelijk te leren beheersen. Jonge kinderen leren een vreemde taal sneller en beter. Hun hersenen zijn flexibel en het taalverwervingsproces verloopt daardoor tot de puberteit spontaan, onbewust en bijna moeiteloos. Ze blijken klanken makkelijker na te doen en zijn dus gevoeliger voor een goede uitspraak. Waar deze jonge kinderen meer moeite mee hebben dan kinderen ouder dan twaalf jaar, is het inzicht in de taalstructuur. Oudere kinderen en volwassenen zijn beter in staat om grammaticaregels en losse woorden uit het hoofd te leren. Jonge kinderen kunnen daarentegen beter hele zinnen en uitdrukkingen overnemen en op het juiste moment gebruiken. Zij kunnen echter niet uitleggen waarom zij een bepaalde zin alleen op bepaalde momenten gebruiken. Leerlingen op de basisschool zijn hier nog niet aan toe. (Oskam, 2008) Het Europees Platform geeft ook enkele redenen waarom een vreemde taal het beste op jonge leeftijd kan worden aangeleerd. Zo is het kind het meest taalgevoelig voordat het zeven jaar oud is. Bovendien stimuleert het vroeg vreemdetalenonderwijs de algemene taalontwikkeling en geeft het een kwaliteitsimpuls aan het taalonderwijs. Ook P. Groot (2009) benoemt deze gevoelige periode waarin kinderen op dezelfde wijze als hun moedertaal, een nieuwe taal aanleren. Ze ontdekken de regels zelf en passen deze ook toe. Naast de gevoelige periode is er ook een kritische periode. Deze komt na de gevoelige periode en loopt tot ongeveer de puberteit. Deze periode is kritisch voor het leren van een nieuwe taal, omdat na afloop ervan het aanleren van een ander taal moeizamer zal verlopen. Het kan nog steeds, maar meestal op een lager niveau dan de moedertaal. Er zal dan ook moeten worden geleerd via de moedertaal door middel van formele instructie. Aan het aanbieden van vroeg vreemdetalenonderwijs zitten veel positieve kanten. Er waren aanvankelijk echter ook vraagtekens. Zo dacht men dat het een negatief effect zou hebben op de beheersing van het Nederlands. Uit het FLiPP-onderzoek (Foreign Languages in Primary school Project) is gelukkig geen verschil gebleken in de woordenschatontwikkeling van kinderen die wel en kinderen die geen Engelse les hebben gevolgd. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de CITO woordenschat en de toets Taal voor kleuters. (Unsworth, De Bot, Persson & Prins, 2012, p. 9-10). Het blijkt dat bij vvtoE-leerlingen de taalgevoeligheid voor het Nederlands juist wordt versterkt. 12
Ook de gedachte dat het vvto nadelig is voor allochtone kinderen is onjuist. Als zij zouden worden vrijgesteld van het volgen van Engelse lessen tot ze voldoende kennis en vaardigheden van de Nederlandse taal bezitten, worden zij weer in een uitzonderingspositie geplaatst. Bovendien beginnen ze dan meteen met een achterstand. Engels is immers een verplicht vak op Nederlandse basisscholen, dus het is beter dat ook allochtone leerlingen zoveel mogelijk meedoen met de Engelse lessen (Oskam, 2008). Dezelfde beginsituatie als bij hun autochtone medeleerlingen zal waarschijnlijk niet mogelijk zijn, maar een mogelijke achterstand wordt op deze manier wel zo klein mogelijk gehouden.
13
2. Didactische methoden 2.1 Vierfasenmodel Volgens Herder en Stegenga-Burgers (2009) zijn er bij de didactiek twee uitgangspunten van belang: communicatief taalonderwijs en ontdekkend leren. Met het communicatief taalonderwijs wordt bedoeld dat de inhoud oftewel de boodschap belangrijk is. De betekenis moet altijd de focus zijn. Met ontdekkend leren wordt gedoeld op de verschillen tussen leerlingen. Elke leerling verwerkt een taal op z’n eigen manier. Daar bestaan drie verschillende tijdzones voor die door De Bot en Philipsen (2007) zijn ontwikkeld. Deze tijdzones zijn vergelijkbaar met het vierfasenmodel van Oskam (2008). Het doel van zowel de tijdzones als het vierfasenmodel is om de kinderen eerst in een veilige situatie te laten oefenen. Hieronder een tabel met uitleg bij de verschillende fasen en zones.
Figuur 2 Uitleg van het vierfasenmodel (Oskam, 2008) en de tijdzones (De Bot & Philipsen, 2007)
14
Door het leren volgens dit model doorloopt een leerling steeds de cyclus van receptieve oefeningen, via reproductieve oefeningen naar productieve oefeningen. Dit is volgens de taalverwervingstheorieën van Krashen, Postovsky en anderen. In elk model geldt steeds dat input vóór output gaat. (Oskam, 2008) Als er wordt geleerd volgens een bepaald thema, moet elk thema volgens het vierfasenmodel opgebouwd zijn. De verschillende fasen worden over meerdere lessen verspreid. Meestal worden de verschillende fasen doorlopen in minstens drie lessen. Oskam (2008) meldt dat het consequent hanteren van de invulling van alle vier de fasen een veel groter rendement van de lessen geeft. Helaas zijn er nog veel methoden die niet op het vierfasenmodel aansluiten. 2.2 Didactische methoden Oskam (2008) vertelt ons dat er verschillende opvattingen bestaan over hoe je een taal het beste zou kunnen aanleren. De belangrijkste daarvan zijn de structurele en de communicatieve benadering. De structurele benadering legt de nadruk op een klein grammaticaal onderdeel van de taal (zoals lidwoord of meervoud). De communicatieve benadering legt de nadruk op het overbrengen van de boodschap. Het gaat bij deze laatste aanpak dus veel meer om de inhoud. Aan grammaticale onderdelen wordt vrijwel geen aandacht geschonken. Bij deze aanpak worden lessen gegeven rondom situaties (zoals boodschappen doen of iemand de weg wijzen). 2.2.1 Structurele benadering Bij de structurele benadering horen twee didactische methoden: de grammatica-vertaalmethode en de audiolinguale methode. Grammatica-vertaalmethode Bij het lesgeven volgens de grammatica-vertaalmethode laat de leerkracht de leerlingen werkwoorden vervoegen en teksten vertalen. Woordjes worden geleerd met tweetalige woordenlijsten en grammaticaregels worden uit het hoofd geleerd. De kennis die je volgens deze methode opdoet, helpt niet voldoende bij de communicatie in de vreemde taal. Er wordt weinig aandacht besteed aan spreekvaardigheid. In het basisonderwijs is deze methode niet aan te bevelen. Leerlingen van die leeftijd kunnen de regels niet integreren, imiteren en toepassen. Ook het uit het hoofd leren van losse woordjes heeft op deze leeftijd maar weinig zin. Audiolinguale methode De audiolinguale methode besteedt meer aandacht aan het spreken en luisteren in de vreemde taal. De lessen worden echter nog steeds rondom een grammaticaal probleem gegeven. Net als bij de grammatica-vertaalmethode. Bij de audiolinguale methode wordt daarom nog niet echt gecommuniceerd. De oefeningen zijn niet toepasbaar in echte situaties en nog steeds wordt de taal opgedeeld en aangeboden in hele kleine stapjes. Met de dialogen die worden gevoerd, worden nieuwe woorden en structuren geoefend. In deze methode is de doeltaal ook de voertaal. Nederlands wordt vanaf het begin zo min mogelijk gesproken. 2.2.2 Communicatieve benadering Bij de communicatieve benadering horen zowel de functioneel-notionele methode (F-N) als de receptieve methode. Functioneel-notionele methode De functioneel-notionele methode wordt het meest in het basisonderwijs gebruikt. Deze methode is opgedeeld in thema’s. Hier leren de kinderen taalfuncties (communicatieve productdoelen zoals iets vragen of je excuses aanbieden) en taalnoties (hetgeen je vraagt en/of meedeelt). Wat ze leren, 15
kunnen ze meteen toepassen in een echte situatie. Bij deze methode ligt de nadruk meer op begrijpen dan op spreken. Tijdens de lessen wordt echter niet alleen de vreemde taal gesproken. Nieuwe taalfuncties worden nog steeds in het Nederlands uitgelegd. Belangrijk is dat de taal gezien wordt als een middel om iets te bereiken. Het is geen doel. De inhoud is daarom belangrijker dan de vorm geworden. In deze methode bestaat een grote variatie in werkvormen en leeractiviteiten. Afwisseling werkt vaak motiverend voor leerlingen. Ook het feit dat de leerlingen het nut inzien van wat ze leren, werkt motiverend. Wat jammer bij deze methode is, is dat er geen mogelijkheid is voor creatieve constructie door kinderen. Dit wil zeggen dat de kinderen zelf geen regels in de taal zullen ontdekken, waardoor de methode dus niet bij de natuurlijke taalverwerving aansluit. Receptieve methode De receptieve methode wordt ook wel de lees-luistermethode genoemd. Bij deze methode heeft de taalproductie in het begin een kleine rol. Er wordt uitgegaan van de natuurlijke taalverwerving. De leerkracht mag alleen Engels spreken tegen het kind. Het kind krijgt echter wel de keuze tussen Engels of Nederlands. Net als bij de verwerving van het Nederlands heeft deze methode een lange stille periode waarin het kind niets in de vreemde taal hoeft te zeggen. De leerlingen krijgen dan veel taalaanbod. De kinderen beginnen met het lezen van simpele Engelse boekjes die steeds moeilijker worden. Terwijl ze lezen, luisteren ze naar een opname van een native speaker die de tekst voorleest. Er is bij deze methode dus sprake van creatieve constructie. De kinderen bouwen een grote receptieve woordenschat op die ze later na de stille periode kunnen gaan toepassen. Naast deze vier grote methoden, bestaan er nog meer didactische technieken en benaderingen die gebruikt kunnen worden bij het aanleren van een vreemde taal. Een aantal technieken wordt hieronder toegelicht. 2.2.3 TPR TPR staat voor Total Physical Response en is ontwikkeld door James Asher. De theorie gaat ervan uit dat een leerproces pas effectief is als de kennis wordt verankerd wanneer de visuele, auditieve en fysieke waarneming en beleving worden aangesproken. (Groot, 2009) In een TPR-les krijgen de kinderen gesloten opdrachten. Zij volbrengen zo’n opdracht door middel van fysieke actie. Deze techniek sluit aan bij de natuurlijke taalverwerving omdat de kinderen de vreemde taal niet meteen hoeven te spreken. Er is in deze techniek sprake van een stille periode. Ouders spreken met jonge kinderen vaak in de gebiedende wijs en geven korte opdrachtjes. Antwoord geven hoeft nog niet, maar er wordt wel gereageerd door middel van acties. Als kinderen in hun ontwikkeling eraan toe zijn om terug te spreken, dan doen ze dat vanzelf. Dit is ook het geval bij TPR in de klas. Het blijkt dat leerlingen na tien tot twintig uur les in de doeltaal, de taal spontaan beginnen te spreken. Individuele verschillen zijn er dan natuurlijk nog wel. Bij TPR staan drie belangrijke principes centraal: begrijpelijke input, een stressvrije omgeving en het recht om niet te spreken. (Bodde-Alderlieste & Schokkenbroek, 2011) Een groot voordeel van TPR is dat het voor leerlingen motiverend is. Ze mogen actief zijn! 2.2.4 CLIL CLIL staat voor Content and Language Integrated Learning. Dit betekent dat de vreemde taal de voertaal is in zaakvaklessen. Er worden geen aparte Engelse lessen gegeven. Bij CLIL wordt er uitgegaan van de vakinhoud en de actieve ondersteuning van het taalverwervingsproces. Er zijn dus doelen voor twee verschillende vakken. De kern van CLIL is taalgericht vakonderwijs waarin interactie, een betekenisvolle context en taalsteun erg belangrijk zijn. Met taalsteun wordt bedoeld dat leerlingen de taal aangereikt krijgen die ze nodig hebben om de vakinhoud te kunnen begrijpen. Belangrijke Engelse woorden kunnen bijvoorbeeld met de Nederlandse vertaling op het bord gezet worden. 16
Door middel van deze didactiek hopen scholen de taalbeheersing te vergroten en een internationale oriëntatie bij leerlingen te verkrijgen. CLIL biedt hiernaast nog meer voordelen. Zo leren leerlingen in minder tijd twee vakken. Tegelijkertijd zijn ze bezig met taal en vakinhoud waardoor er geen extra tijd voor Engels hoeft te worden ingeroosterd. Naast deze voordelen moet er met een aantal belangrijke punten rekening worden gehouden: -
Leerlingen zijn vaak onzeker als ze starten met CLIL. De werkwijze vergt enige gewenning en een goede opbouw. Leerkrachten dienen een goede beheersing van de taal te hebben. Nascholing kan hierbij helpen. Men is nog wel eens bang is dat CLIL ten koste gaat van de vakinhoud van de les die in het Engels wordt gegeven. Bij een vroege start met CLIL maakt dit gelukkig nauwelijks uit. Als een leerling later met deze didactiek te maken krijgt, is er in het begin wel moeite met het begrijpen van de vakinhoud. Het blijkt dat dit probleem in een later stadium meestal verdwijnt. (Bodde-Alderlieste & Schokkenbroek, 2011)
2.2.5 AIM Met AIM wordt Accelerative Integrated Methodology bedoeld. Bij deze aanpak worden veel gebaren gebruikt. Voor elk woord(deel) is een gebaar. Terwijl de leerkracht spreekt, wordt het gebaar meteen gemaakt. De leerkracht hoeft uiteindelijk alleen de gebaren te maken terwijl de kinderen de betekenis hardop zeggen. De kinderen spreken gedurende de hele les Engels. In deze aanpak wordt gebruik gemaakt van drama, muziek en verhalen.
17
3. De visie, de missie en de wensen van de Johannes Postschool 3.1 Visie 3.1.1 Algemene visie Op de Johannes Postschool is ‘samenwerking’ één van de sleutelwoorden. Overal zie je de tekst: samen werken, samen leren, samen spelen. Dit geeft aan dat de school het coöperatieve aspect van het onderwijs erg belangrijk vindt. Samenwerking tussen leerlingen, samenwerking in het team, met verschillende instanties en met ouders neemt een belangrijke plaats in op deze school. De gedachte hierachter is dat we samen vaak meer kunnen bereiken dan alleen. 3.1.2 Visie op vvtoE Een belangrijke vraag uit het interview onder de leerkrachten van de Johannes Postschool was: Wat is de visie van de leerkracht op het vroeg vreemdetalenonderwijs? Uit de antwoorden blijkt dat alle geïnterviewde leerkrachten het volledig eens zijn met het plan om het vvtoE in te voeren. Verschillende argumenten worden genoemd. -
-
Er komt vaak naar voren dat de leerlingen al veel met Engels in aanraking komen in hun omgeving. Het is daarom belangrijk dat ze ook begrijpen wat ze tegen komen. De mogelijkheid om te communiceren in een vreemde taal vinden de leerkrachten noodzakelijk. Kinderen komen namelijk ook wel eens in een ander land. En als ze later aan het werk gaan, zullen ze ook wel eens met anderstalige mensen in aanraking komen. Kinderen maken zich makkelijker een vreemde taal eigen als ze nog jong zijn en daarom is het beter om meteen in groep 1 te starten.
3.2 Missie 3.2.1 Algemene missie De Johannes Postschool streeft naar eigentijds onderwijs. In de schoolgids worden de volgende speerpunten benoemd: ontwikkelingsgericht samenwerken, toegespitst op de leerbehoeften en capaciteiten van de kinderen, in een veilige omgeving, waar men respectvol van en met elkaar leert. De school wil graag een betrouwbare, gezellige sfeer bieden. Individuele aandacht voor leerlingen is belangrijk. Tevens staat er in de schoolgids dat ze de competenties van leerkrachten voortdurend willen verbeteren. (Johannes Postschool, 2012) 3.2.2 Missie voor vvtoE In gesprekken met de leerkrachten en de directeur is mij duidelijk geworden wat de school als missie voor het vroeg vreemdetalenonderwijs heeft. -
Het Engelse onderwijs moet aansluiten bij de moderne tijd. Daarom wil men tijdens de lessen van ICT gebruik maken. Daarnaast vindt men samen leren en werken belangrijk.
18
3.3 Invulling van Engelse lessen volgens de leerkrachten Door middel van interviews onder de leerkrachten van de Johannes Postschool heb ik een beeld gekregen van het vroeg vreemdetalenonderwijs dat zij voor ogen hebben. De leerkrachten moesten aangeven in hoeverre zij het met bepaalde stellingen die ik ze voorlegde eens zijn. Dit deden zij door deze met een cijfer tussen de 1 en de 5 te waarderen. De betekenis van deze cijfers staan in de tabel hieronder. In figuur 3 en 4 op de volgende pagina staan de resultaten. De uitgebreide interviews zijn te vinden in bijlage 1. 1
Totaal niet mee eens
2
Een beetje mee eens
3
Gemiddeld
4
Mee eens
5
Zeker mee eens!
Door het analyseren van de resultaten kan ik een aantal conclusies trekken. Ik zal mij beperken tot de conclusies op het gebied van ‘tijd’ en ‘didactische methoden’. Deze onderdelen zijn voor mijn onderzoek het meest van belang. 3.3.1 Tijd Over de tijd die genomen moet worden voor het geven van Engelse lessen blijken de meningen te verschillen. De ene leerkracht vindt één Engelse les per week voldoende. Een ander geeft aan eigenlijk elke dag wel even tijd te willen besteden aan het vak. Vier van de zes leerkrachten zijn voor meerdere lessen in de week. Herhaling vinden ze allemaal belangrijk. De tijd die per les besteed moet worden, verschilt per bouw. De leerkrachten in de onderbouw willen lesjes geven van 10-20 minuten, in de middenbouw lessen van 20-30 minuten en in de bovenbouw bij voorkeur lessen van 30 minuten. De directeur vertelt dat de tijdindeling afhankelijk zal zijn van het lespakket dat binnenkort wordt gekozen. Afgezien daarvan vindt ze dat het Engels in de onderbouw elke dag aan bod moet komen. Ze wil dat in elke groep minimaal 30-45 minuten per week aan Engelse les besteed gaat worden. 3.3.2 Didactische methoden Uit analyse van de resultaten blijkt dat de leerkrachten het idee om een hele les Engels te spreken tegen de kinderen, niet direct afkeuren. Ongeveer de helft van de leerkrachten is het er mee eens tot zeker mee eens. De andere helft van de leerkrachten staat er neutraal tegenover. Zij gaven aan een deel van de lestijd in het Nederlands te willen blijven spreken. Het gebruik van een native speaker sprak de leerkrachten bijna allemaal aan. Op één leerkracht na was iedereen positief. De leerkracht die het er zeker niet mee eens was, vond een native speaker niet nodig omdat de leerkracht zelf kan zorgen voor input. Met de vraag of er les moet worden gegeven in thema’s die aansluiten bij de belevingswereld, was iedereen het eens. Vervolgens heb ik de leerkrachten de verschillende didactische methoden uitgelegd. Ik heb hen voorbeelden van oefeningen laten zien en deze laten beoordelen. De twee methoden waar de meeste leerkrachten negatief over zijn, zijn AIM en CLIL. De leerkrachten zien het niet zitten om alle gebaren uit het hoofd te leren en om ook andere lessen in het Engels te geven. Zij denken dat dit teveel van de leerling en de leerkracht vraagt. De directeur geeft als score een 4 aan CLIL. Zij is dus wel een voorstander van het geven van andere vakken in het Engels. De didactische methoden waar de leerkrachten erg positief over zijn, zijn de receptieve methode (communicatieve benadering) en TPR. De leerkrachten vinden het leuk dat leerlingen een actieve rol kunnen spelen bij de Engelse lessen. Ook vinden zij het belangrijk dat de leerlingen echt leren communiceren. De overige methoden hebben allemaal een gemiddeld resultaat. De directeur vond de combinatie van de functioneelnotionele en de receptieve methode het beste. 19
6
5
4
Groep 1/2 Groep 3/4 Groep 5
3
Groep 6 Groep 7
2
Groep 8 Directeur
1
0
Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Figuur 3 Resultaten interviews Johannes Postschool
Gemiddelde 6 5 4 3 Gemiddelde
2 1 0
Figuur 4 Resultatengemiddelde interviews Johannes Postschool
20
4. Eisen aan de didactische methode Nu ik de wensen van de leerkrachten en de visie en de missie van de school in kaart heb gebracht, kan ik bepalen welke eisen er aan de didactische methode worden gesteld. Op deze manier hoop ik tot een didactische methode te komen die past bij de school. 4.1 Eisen 4.1.1 Eisen volgens de visie en de missie Gezien de visie en de missie van de Johannes Postschool zal de didactische methode eigentijds moeten zijn. Dit betekent onder andere dat er mogelijkheden moeten zijn om de lessen te ondersteunen met ICT-middelen. Daarnaast moeten er met de didactische methode mogelijkheden zijn voor coöperatief leren. 4.1.2 Eisen volgens de leerkrachten Ook de leerkrachten stellen eisen aan de didactische methode. Zo moeten de lessen in thema’s worden gegeven die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen en moet er sprake zijn van een native speaker. Daarnaast is het goed als de leerlingen ook actief zijn met hun lichaam. Zoals bijvoorbeeld bij TPR het geval is. Tot slot moet de didactische methode volgens de leerkrachten voornamelijk gericht zijn op het communiceren in een vreemde taal. En niet op enkel grammaticaregels.
4.2 Mogelijke didactische methoden De verschillende eisen die ik hierboven heb beschreven, heb ik in onderstaande tabel geplaatst. In de linker kolom staan de verschillende didactische methoden. Als een didactische methode zou kunnen voldoen aan een bepaalde eis, heb ik daar een kruisje gezet.
ICT
Coöperatief
Communiceren in vreemde taal
Thema’s
Leerlingen zijn actief
Native speaker
Grammaticavertaalmethode
x
x
x
Audio-linguale methode
x
x
x
Functioneelnotionele methode
x
Receptieve methode
x
TPR
x
x
x
x
CLIL
x
x
x
x
AIM
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Figuur 5 Eisen waar de didactische methoden aan voldoen
21
x
x
x
Uit de tabel blijkt het volgende: -
-
-
-
-
De grammatica-vertaalmethode en de audio-linguale methode blijken maar aan de helft van de eisen te voldoen. Omdat de leerkrachten vinden dat het meer gaat om de communicatie dan om de grammatica, valt de structurele benadering dus af. Ook de receptieve methode voldoet maar aan de helft van de eisen. De leerkrachten zijn echter wel positief over de receptieve methode. Deze benadering zou daarom wel een onderdeel van een lespakket kunnen zijn. De functioneel-notionele methode voldoet aan alle eisen. Deze methode is volgens de visie, missie en wensen van de leerkrachten dus ideaal. De resterende methoden voldoen ook aan de meeste eisen. TPR is zeker aan te raden, maar dan als onderdeel van een lespakket. In combinatie met één of meer andere didactische benaderingen. De leerkrachten waren bij de interviews allemaal erg positief over deze didactiek. Over AIM waren de leerkrachten erg negatief. Deze methode werd afgewezen omdat het heel veel voorbereiding van de leerkrachten vergt. Dit werd ongeveer door elke leerkracht en de directeur als argument gegeven. De last op de schouders van de leerkrachten mag niet te groot worden. Daarom laat ik deze didactiek geheel afvallen, hoewel het volgens de tabel wel zou kunnen voldoen aan veel eisen en wensen van de school. Ook over CLIL waren de leerkrachten negatief. Dit is in tegenstelling tot de directeur. Uit figuur 5 blijkt dat deze methode zou kunnen voldoen aan de meeste eisen en wensen van de school. Om die reden wil ik CLIL gaan proberen in de praktijk. Misschien dat het beeld van de leerkracht er door verandert.
Samengevat zou als basis van een lespakket de functioneel-notionele methode kunnen dienen. Omdat de leerkrachten erg positief zijn over de receptieve methode, kan deze als aanvulling gebruikt worden op de functioneel-notionele methode. Men kiest dan voor de communicatieve benadering. Korte TPR-spelletjes blijken de leerkrachten erg leuk te vinden. Dit wordt dus ook een eis aan het nieuwe lespakket. Naast CLIL wil ik ook de communicatieve benadering in de praktijk uitproberen. Onder de communicatieve benadering vallen de functioneel-notionele en de receptieve methode. Methoden, die zoals gezegd, passen bij deze school. Ik wil onderzoeken wat de mening van een aantal leerlingen en een leerkracht van de Johannes Postschool is. Hiernaast kan deze leerkracht aangeven wat de sterke en zwakke kanten van de methode zijn. Tot slot wil ik TPR proberen in de praktijk. Van deze methode wil ik ook graag weten wat de mening van de leerlingen is.
22
5. Praktijkonderzoek Ik heb drie didactische methoden gekozen die ik in de praktijk wil uitproberen. Dit zijn TPR, CLIL en de communicatieve benadering. Ik kies ervoor om dit in groep 6 te doen, omdat dit de klas is waarin ik mijn afrondende stage uitvoer. Dit is dus de meest praktische oplossing. Daarnaast zijn deze kinderen oud genoeg om een evaluatieformulier te kunnen invullen aan het einde van de les. Na het uitvoeren van elke les hebben de leerlingen een evaluatieformulier ingevuld (bijlage 7). De leerkracht van de groep heeft ook met de lesjes meegekeken en zij heeft eveneens een evaluatieformulier ingevuld (bijlage 8). De stellingen en vragen die de leerlingen voorgelegd kregen, waren de volgende:
1. Deze manier van les krijgen is leuk. 2. Ik kan de lesstof zo goed onthouden. 3. Het is goed dat de juf alleen maar Engels spreekt. 4. Als de juf iets in het Engels zegt, begrijp ik dat. 5. Ik spreek zelf graag Engels. 6. Wat ik in deze les leer, is handig voor later. 7. Wat vond je leuk aan de les? 8. Wat vond je minder leuk aan de les?
Door cijfers te geven tussen de 1 (helemaal niet mee eens) en de 5 (helemaal mee eens) konden de leerlingen antwoord op vraag 1 t/m 6 geven. De resultaten zijn in de grafieken op de volgende pagina’s weergegeven. In de gegeven lessen heb ik ervoor gekozen om de hele les Engels te spreken. Ik wilde kijken hoe dit werkte voor leerkracht en leerling. Hieronder geef ik van elk lesje een korte beschrijving en reflectie. De uitgebreide lesvoorbereidingen staan in bijlage 6. 5.1 TPR 5.1.1 Korte lesbeschrijving In deze les heb ik de leerlingen opdrachtjes gegeven waarbij zij met fysieke actie moesten reageren. Dit ging in een oplopende moeilijkheidsgraad. Ik noemde verschillende zinnetjes die steeds begonnen met: touch your …. (hand, finger, nose, hair, shoulder enz.) In het begin deed ik de bewegingen zelf ook mee omdat de kinderen de woorden nog niet allemaal kenden. Maar al vrij snel wisten ze welke beweging bij welk zinnetje hoorde en konden ze het zonder dat ik mee deed. Ik sprak de zinnetjes steeds sneller uit om het wat moeilijker te maken. Het was leuk om te zien dat de kinderen enthousiast mee deden en heel snel nieuwe woordjes leerden. Voor leerkracht en leerling zijn dit soort opdrachtjes dus heel motiverend! Als ik het spelletje moeilijker ging maken, legde ik dit in het Engels uit. Ook vragen van kinderen beantwoordde ik in het Engels. Door middel van gebaren en aanwijzen, probeerde ik mezelf zo duidelijk mogelijk te maken. Ik merkte dat de kinderen me steeds goed begrepen. Ze deden precies wat ik zei, ook al verstonden ze niet elk zinnetje. Als leerkracht heb ik het niet als een probleem ervaren om steeds Engels te spreken. Ik vond het in het begin wel spannend, maar op een gegeven moment gaat het vanzelf. En dan is het heel leuk!
23
5.1.2 Resultaten evaluatieformulieren In figuur 6 staan de resultaten van de evaluatieformulieren van de les die ik heb gegeven. Bij het doorkijken van de evaluatieformulieren zag ik dat bijna alle kinderen heel positief waren over deze manier van les krijgen. De meeste kinderen gaven aan het geen probleem te vinden wanneer ik alleen Engels spreek. Zij begrijpen mij goed. Toch was 16,7% van de kinderen negatief over het feit dat de juf alles in het Engels uitlegde. Zij gaven aan het toch nog erg lastig te vinden en het soms niet te begrijpen. Het valt op dat dit vooral leerlingen zijn die op het gebied van ‘taal’ zwak zijn. Wat opvalt, is dat de meeste kinderen achteraf aangeven dat ze zelf niet graag Engels spreken. Met dit onderdeel zijn ze in de klas nog te weinig bezig geweest. De leerlingen waren het allemaal eens met stelling 6: Wat ik in deze les leer, is handig voor later. Het nut van deze Engelse les zagen zij dus zeker in. Wat een aantal leerlingen ook had ingevuld, was dat zij het leuk vonden dat de les in de vorm van een spelletje werd gedaan. Ze konden zo lekker actief zijn.
TPR 5 4.5 4 3.5 3 2.5
Gemiddelde van de leerlingen
2 1.5 1 0.5 0
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Figuur 6 Resultaten evaluatieformulieren bij TPR
De leerkracht heeft op mijn verzoek ook een evaluatieformulier ingevuld. Op dit formulier stonden net wat andere vragen. Deze zijn in bijlage 8 weergegeven. De leerkracht was erg positief over deze manier van les geven. Zij gaf aan dat ze de manier van les geven leuk vindt en dat de leerkrachten hier competent genoeg voor zijn. Ook gaf zij aan dat deze manier van les geven bij de visie van de school aansluit. Ze vond aan deze didactiek vooral goed dat er veel herhaling in voorkomt. Daarnaast zijn de kinderen zowel met taal als met bewegen bezig, waardoor er twee gebieden in de hersenen geactiveerd worden en ze de stof beter kunnen onthouden. De leerkracht heeft ook wat negatieve aspecten van deze didactische methode benoemd. Zo is deze les alleen voor het aanleren van woordjes bedoeld. En dat is maar één onderdeel van het geheel. Deze methode is op zich dus goed, maar je kunt je Engelse lessen niet alleen met deze didactiek vullen. Er moeten ook andere taalonderdelen (spreken, grammatica enz.) aan bod komen.
24
5.2 CLIL 5.2.1 Korte lesbeschrijving Bij het geven van een les volgens deze methode, integreerde ik Engels met een ander vak. Ik koos voor een tekenles. Ik gaf een les over het maken van een tekening volgens de stijl van Magritte. Ik begon de les met de kinderen goed te laten kijken naar de schilderijen van Magritte. Vervolgens gingen de leerlingen aan het werk. Ze moesten in hun tekening vooral rekening houden met de compositie. Eerst kleurden ze een achtergrond. Vervolgens moesten ze uit ander papier of uit tijdschriften dingen voor de voorgrond knippen en plakken op de achtergrond. Het was de bedoeling dat er allemaal grapjes in de tekening verstopt zaten. Net als bij de schilderijen van Magritte. Erg leuk bij deze les was dat we, bijna ongemerkt, bezig waren met Engelse woordenschatuitbreiding. Ik heb de leerlingen de schilderijen laten zien en gevraagd wat ze allemaal zagen. De kinderen begrepen wat ik bedoelde en ze antwoordden in het Nederlands. Vervolgens wees ik op het schilderij aan waar het kind het over had en herhaalde het antwoord in het Engels. Na dit lesonderdeel legde ik de tekenopdracht uit. Terwijl ik uitleg gaf, deed ik voor wat ik zei om duidelijk te maken wat de bedoeling was. Voor een paar kinderen was dit echter nog te onduidelijk. Daarom heb ik teruggevraagd wat de bedoeling was om misverstanden te voorkomen. Dit deed ik in het Nederlands. De kinderen noemden in het kort de stappen op die gedaan moesten worden. Zo werd de opdracht voor iedereen duidelijk gemaakt. Als er kinderen in het Nederlands vragen stelden, antwoordde ik ook in het Engels. Wat ik leuk vond, was dat als een kind mij niet begreep, er soms een klasgenootje voor tolk speelde. Na schooltijd kreeg ik ook nog een paar leuke vragen van kinderen. Zo zei er een meisje: ‘Wat is een paintding?’ Toen ik vertelde dat een ‘painting’ een schilderij was, zei ze: ‘O, ja, dat dacht ik al. Dat is ook van paint op de computer!’ 5.2.2 Resultaten evaluatieformulieren Na het geven van een les volgens deze methode heb ik de kinderen weer het evaluatieformulier laten invullen. De kinderen waren in vergelijking met de vorige les minder positief. Dit merkte ik ook doordat er na de les een meisje naar me toe kwam en zei: ‘Ik vind het minder leuk, want tekenen hoort leuk te zijn en je hoort er niet Engels van te leren.’ In figuur 7 is te zien dat de kinderen bij de eerste stelling (‘Deze manier van les krijgen is leuk’) een gemiddelde score van 2,6 geven. Dit betekent dat ze het er een beetje mee eens zijn. Ze zijn dus niet heel erg positief. Wat ook opvalt, is dat de kinderen aangeven dat als ik iets in het Engels zeg, ze dit maar ‘een beetje’ begrijpen. De score is één punt lager dan bij TPR. Blijkbaar vonden ze het Engels dat ik in deze les gebruikte, moeilijker. Dit is logisch omdat ik meer vraag van de kinderen. Mijn taalgebruik is veel uitgebreider dan in de vorige les, omdat ik belangrijke uitleg over een ander vak moet geven. Daar gebruik ik dus vanzelfsprekend meer en moeilijkere woorden en zinnen bij. Dit maakte het voor een aantal kinderen te lastig. Voor CLIL is enige gewenning en een goede lesopbouw noodzakelijk, wil het de kinderen aanspreken. Omdat ik nu maar één les heb gegeven, is het dus logisch dat deze methode minder positief wordt bevonden. Bij de open vragen vroeg ik de kinderen om op te schrijven wat ze leuk en wat ze minder leuk aan deze les vonden. Wat opvalt, is dat 57% van de kinderen specifiek aangeeft dat ze het niet leuk vonden dat ik de hele tijd Engels sprak. De tekenopdracht vonden ze wel leuk.
25
CLIL 5 4.5 4 3.5 3 2.5
Gemiddelde van de leerlingen
2 1.5 1 0.5 0
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Figuur 7 Resultaten evaluatieformulieren bij CLIL
Mijn praktijkbegeleider heeft ook een evaluatieformulier over deze les ingevuld. Zij is even positief over de didactiek van CLIL als over die van TPR. Ze vindt de manier van les geven zeker leuk en het past bij de visie en de missie van de school. Wat ze er ook goed aan vindt, is dat de kinderen op een gegeven moment automatisch zullen antwoorden in het Engels. Daarnaast was ze er positief over dat de leerlingen steeds begrepen wat ik bedoelde. Ook al verstonden ze niet alles. Je hoeft dus niet veel Engels te verstaan om te begrijpen wat iemand wil zeggen. Ze gaf wel aan dat de kinderen voor een CLIL-les eigenlijk een grotere woordenschat moeten hebben. Dat zou de les leuker maken, omdat ze er dan nog meer van zouden verstaan. 5.3 Communicatieve benadering 5.3.1 Korte lesbeschrijving In deze les leer ik de kinderen communiceren in situaties die ze echt tegen kunnen komen. Ik heb gekozen voor het thema: het wijzen van de weg. Ik gebruik in deze les de context van een dierentuin. Op het bord heb ik de plattegrond staan waarop ik eerst wat voorbeelden van het wijzen van de weg laat zien. Zo vraag ik mijn praktijkbegeleider om mij de weg te wijzen naar de olifanten. Op deze manier zorg ik voor input bij de kinderen. Vervolgens stel ik de kinderen gesloten vragen. Ik vraag ze verschillende dieren aan te wijzen en ik maak ze duidelijk waar ik op de plattegrond sta. Hierna vraag ik bij elke splitsing of ik voor bepaalde dieren naar rechts of naar links moet gaan. De kinderen antwoordden in het begin steeds in het Nederlands, maar op een gegeven moment werd het ze duidelijk en begonnen ze in het Engels te antwoorden. Dit deden ze met korte uitspraken als ‘left’ en ‘right’. Hierna heb ik de kinderen de plattegrond in handen gegeven en gaf ik zelf aan of ze bij een splitsing naar links, rechts of rechtdoor moesten gaan. De routebeschrijving die ik gaf, volgden ze op de plattegrond met een potlood. Deze opdracht konden de meeste kinderen goed aan. Tot slot heb ik een andere opdracht gegeven. Ik liet een kind opstaan en gaf aan welke kant het op moest lopen. Vervolgens liet ik hem/haar handen schudden met iemand anders in de klas en mocht het kind weer gaan zitten. De leerlingen waren allemaal enthousiast en wilden in dit spel graag de pion zijn. Omdat dit zo goed ging, heb ik ook een paar kinderen mijn rol laten overnemen. Zij stonden vooraan in de klas en gaven een klasgenootje aanwijzingen voor de looprichting. Dit deden zij allemaal in het Engels. Af en toe vroegen ze mij nog om hulp door naar een Engels woordje te vragen. Ik vond het 26
erg leuk om te zien dat de communicatie in dit spelletje centraal stond. Het ene kind moest een ander duidelijk maken waar hij heen moest lopen. Bij alle kinderen lukte dit. En dat terwijl ze maar een paar woordjes Engels hoefden te spreken. Communicatie was er! 5.3.2 Resultaten evaluatieformulieren De leerlingen hebben op het evaluatieformulier aangegeven dat ze deze manier van les geven leuk vinden. Wat ze vooral leuk vonden aan de les, was het spelletje dat we aan het einde deden. Dit spelletje zou eigenlijk ook onder TPR kunnen vallen. De kinderen antwoordden namelijk met fysieke actie. Als we kijken naar vraag 4 in figuur 8, zien we dat de leerlingen aangeven mij in deze les beter te begrijpen dan in de vorige les (CLIL). Dit zou kunnen komen doordat er in deze les veel meer herhaling zat. Bij de laatste vraag (Wat vond je minder leuk aan de les?) zie ik opvallend minder vaak dat de kinderen het vervelend vinden dat ik steeds Engels spreek. Bij deze les geeft nog maar 7,8% specifiek aan het niet leuk te vinden dat de doeltaal ook de voertaal is. Maar liefst 69% van de leerlingen geeft aan alles leuk te vinden.
Communicatieve benadering 4.5 4 3.5 3 2.5 Gemiddelde van de leerlingen
2 1.5 1 0.5 0
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Figuur 8 Resultaten evaluatieformulieren bij de communicatieve benadering
De leerkracht is ook positief over deze manier van les geven. Ze vindt het leuk en het past bij de school. Daarnaast zit er veel herhaling in de les. En dat is goed voor de inoefening van de Engelse doelwoorden. Het valt haar op dat tegen deze generatie leerlingen Engels kan worden gesproken zonder het steeds te moeten vertalen. Ze begrijpen steeds goed wat ik wil dat ze doen. De leerkracht had deze keer wel wat meer verbeterpunten dan bij de vorige keer. Dit ging echter niet over deze manier van les geven, maar over de opbouw van de les. Ze gaf aan dat ik een plattegrond met kronkelwegen gebruikte, waardoor het voor de kinderen eigenlijk een beetje te lastig werd gemaakt. Ze moesten steeds bedenken welke kant ik op stond en wat dan links en rechts zou zijn. Dit zorgde bij sommige kinderen voor verwarring. Ik had beter met een kaart met rechte wegen kunnen beginnen. 5.4 Analyse Als ik de uitkomsten van deze drie didactische methoden vergelijk, kan ik iets zeggen over mijn eigen ervaringen, de ervaringen van de leerlingen en de bevindingen van de observerende leerkracht.
27
5.4.1 Mijn ervaringen Het geven van de verschillende lessen heb ik als bijzonder leuk ervaren. Mijn ervaring als leerkracht is dat als je eenmaal begint met Engels te spreken, het juist moeilijker wordt om naar het Nederlands terug te schakelen. De les moet van tevoren wel goed worden voorbereid. Van sommige Nederlandse woorden die ik in de les wilde gaan gebruiken, wist ik de Engelse vertaling niet. Deze heb ik bij de voorbereiding van de les nog even opgezocht. Natuurlijk kwam het tijdens de les dan nog wel eens voor dat ik een Engels woord niet wist. Door deze te omschrijven, aan te wijzen of het simpelweg kort in het Nederlands te zeggen, kon ik mij er dan uit redden. Tegen mijn verwachting in, begrepen de kinderen wat ik bedoelde als ik Engels tegen ze sprak. Ook al begrepen ze niet altijd de letterlijke betekenis van de gebruikte Engelse woorden. Als leerkracht voelde ik automatisch de drang om het spreken zoveel mogelijk met mijn mimiek en gebaren te ondersteunen. Daarnaast probeerde ik duidelijk en niet te snel te spreken. Daardoor merkte ik dat de kinderen soms kleine woordjes herkenden. Zo vroeg ik tijdens de tekenles: ‘What do you see on this painting?’. De woordjes ‘what’ en ‘see’ kennen ze. Ze lijken immers op de Nederlandse woorden hiervoor, namelijk ‘wat’ en ‘zie’. Daarnaast konden ze aan mijn stem horen dat ik een vraag stelde. Verder gebruikte ik gebaren en wees ik naar het schilderij. Met deze aanwijzingen konden zij uiteindelijk opmaken wat mijn vraag was. Bij het geven van de verschillende lessen heb ik ook ervaren dat het Engels dat je moet spreken bij de ene les makkelijker is dan bij de andere les. Dit komt door de didactische methode. Zo herhaalde ik veel bij TPR en sprak ik vooral in korte zinnetjes die veel op elkaar leken. Bij CLIL moest ik rekening houden met de doelen van twee verschillende vakken. Doordat ik uitleg gaf voor een ander vak had ik meer zinnen en woorden nodig. Daardoor werd er minder herhaald. Bij de communicatieve benadering zorgde ik wel voor veel herhaling van woordjes. Ik heb oefeningen gedaan met dezelfde stof, maar op verschillende manieren. Hierdoor kwam de lesstof steeds op een andere manier terug. 5.4.2 Leerlingen Als we bekijken wat de leerlingen de beste didactische methode vinden, kom ik op een gedeelde plaats voor TPR en de communicatieve benadering. De gemiddelde score voor TPR is een 3,4. Deze score is bij de communicatieve benadering precies hetzelfde. Voor CLIL is de gemiddelde score een 2,8. Het is logisch dat CLIL de laagste score krijgt, omdat deze didactiek enige gewenning nodig heeft. Bij de vraag of de kinderen de manier van les geven leuk vinden, scoort TPR het hoogste. De lesstof blijken ze het beste te kunnen onthouden bij de communicatieve benadering. De leerlingen geven ook aan dat ze het bij deze benadering (vergeleken bij de andere methoden) het meest mee eens zijn dat ik steeds Engels spreek. Toch begrijpen ze bij TPR het beste wat ik zeg. In de laatste les hebben de kinderen zelf ook een beetje Engels gesproken. Je ziet dat bij de vraag of de leerlingen zelf graag Engels spreken, de score dan ook het hoogste is bij deze laatste les. Bij elke didactische methode kreeg vraag 6 steeds de hoogste score. Dit betekent dat de kinderen heel goed begrijpen dat het voor later belangrijk is om Engels te leren. Ze zien het nut van elke les in. Wat opvalt, is dat bij deze vraag de laagste score wordt gegeven aan de communicatieve benadering. Nog steeds is deze score hoog, maar relatief gezien de laagste. En dat terwijl juist deze methode erop gericht is dat de kinderen leren omgaan met verschillende situaties die ze bijvoorbeeld in het buitenland tegen kunnen komen. 5.4.3 Observerende leerkracht De leerkracht van groep 6 heeft bij de drie lessen meegekeken en vervolgens een evaluatieformulier ingevuld. Over alle drie de lessen is zij heel positief. In figuur 9 vindt u een grafiekje waarin de scores van haar evaluatieformulieren staan. De manier van les geven vindt ze bij alle drie de methoden leuk. Ze denkt dat de leerkrachten op de Johannes Postschool voor elke didactische methode competent genoeg zijn om zulke lessen te geven. Bij TPR weet ze dat helemaal zeker. Ook passen alle lessen goed bij de visie en de missie van deze school.
28
6 5 4 3
TPR CLIL
2
Communicatieve benadering 1 0
Deze manier van les De leerkrachten zijn Deze manier van les geven past bij de geven is leuk. competent genoeg voor het geven van visie en de missie van de school. deze lessen. Figuur 9 Resultaten evaluatieformulieren van de leerkracht
Deze leerkracht is bij elke les ook heel positief over het feit dat ik bijna alleen Engels spreek. Bij TPR en de communicatieve benadering had ze als pluspunt dat er veel herhaling in de les zat. Verder wist ze bij elke didactische methode wel wat positieve en negatieve kanten te benoemen. Bij TPR was ze er positief over dat de kinderen actief bezig zijn. Wat ze minder vond, was dat er geen grammatica naar voren komt. Bij CLIL vond ze de Engelse woordenschat van de leerlingen eigenlijk nog een beetje te mager. En bij de communicatieve benadering vond ze de opbouw van mijn zelfgemaakte les iets minder sterk. 5.4.4 Aanbevolen didactische methoden In het vorige hoofdstuk heb ik aangegeven dat de communicatieve benadering en TPR goed bij de visie, de missie en de wensen van de school passen. De leerkrachten en leerlingen zijn het hier dus mee eens. Deze aanbevelingen blijven dus staan. Over CLIL waren de leerlingen iets minder enthousiast. De leerkracht daarentegen vond het wel een leuke manier van lesgeven. Wellicht spreekt deze benadering de leerlingen meer aan als ze eerst wat meer kennis en vaardigheden van de taal in huis hebben en vaker volgens deze didactiek les krijgen. CLIL kan buiten de gewone Engelse lessen wat meer uitdaging en/of variatie bieden.
29
6. Ervaringen van andere scholen Voor dit onderzoek is het belangrijk om ervaringen mee te nemen van basisscholen die het vroeg vreemdetalenonderwijs al ingevoerd hebben. Omdat ik de directeur van basisschool Het Kompas goed ken, heb ik deze school hiervoor uitgekozen. Het Kompas is een protestants-christelijke basisschool in Voorschoten. De school heeft ongeveer 400 leerlingen. Aan het begin van schooljaar 2012/2013 is de school begonnen met het geven van Engelse lessen vanaf groep 1. Zij doen dit met behulp van de methode Take it easy. Ik heb onderzocht wat de ervaringen met de invoering van het vroeg vreemdetalenonderwijs zijn. Ik heb interviews uitgevoerd in de onder-, midden- en bovenbouw. Daarnaast heb ik de directeur geïnterviewd en heb ik een lesje in groep 1/2 geobserveerd. Net als bij de leerkrachten van de Johannes Postschool werden de stellingen in de interviews gewaardeerd met een cijfer tussen de 1 (helemaal niet mee eens) en de 5 (zeker mee eens!). De resultaten van de verschillende interviews zijn in bijlage 4 weergegeven. 6.1 Interviews onder de leerkrachten De geïnterviewde leerkrachten op Het Kompas zijn allemaal erg positief over het ingevoerde vroeg vreemdetalenonderwijs. Wat mij opvalt, is dat zij aangeven dat hun kennis en vaardigheden om Engelse les te kunnen geven zeker voldoende zijn. Op de Johannes Postschool durfde geen van de leerkrachten deze stelling met een 5 (zeker mee eens!) te waarderen. Op Het Kompas gaven twee van de drie geïnterviewde leerkrachten al deze hoogste score aan de stelling. Zij hebben al ervaring met het geven van Engelse lessen en zijn er dus achter gekomen dat hun kennis en vaardigheden op voldoende niveau zijn. Ik heb de leerkrachten ook gevraagd of ze gedurende de les zelf veel Engels spreken. De antwoorden verschillen. De leerkracht uit de onderbouw geeft aan dit eigenlijk niet veel te doen (score 2). In de middenbouw geeft de leerkracht een neutrale score (score 3). Zij geeft aan dat ze soms wel Engels spreekt en soms niet. In de bovenbouw geeft de leerkracht aan dat ze wel zoveel mogelijk Engels probeert te spreken (score 4). In het lespakket dat wordt gehanteerd, wordt de les met een Engels filmpje gegeven. Hierdoor krijgen de leerlingen vooral Engels aanbod via een native speaker. De leerkrachten zijn het er ook allemaal mee eens dat input vóór output gaat. Dit is ook de opbouw van het lespakket dat ze gebruiken. De kinderen krijgen eerst veel input en gaan in de midden- en bovenbouw pas Engels spreken. Het vierfasenmodel (Oskam, 2008) wordt in de onderbouw dan ook niet gebruikt. Zij hebben geen oefen- en overdrachtsfase. In de midden- en bovenbouw wordt wel van het vierfasenmodel gebruik gemaakt. In het lespakket is de opbouw van de introductie- naar de overdrachtsfase goed te zien. Er wordt begonnen met een filmpje en in het werkboekje zie je opdrachten die behoren tot de oefen- en overdrachtsfase. Ook heb ik gevraagd welke didactische methoden de leerkrachten in hun lessen gebruiken. In figuur 10 is af te lezen welke didactische methode in welke bouw gebruikt wordt. Op de horizontale as staan de verschillende didactische methoden en op de verticale as staat de score tussen de 1 (totaal niet mee eens) en de 5 (zeker mee eens!) die door de verschillende leerkrachten is gegeven.
30
5 4 3 2 Onderbouw
1
Middenbouw
0
Bovenbouw
Figuur 10 Gebruik van didactische methoden op Het Kompas
Zoals te zien is, worden de meeste didactische methoden eigenlijk wel gebruikt. De functioneelnotionele methode is de basis van de lessen op deze school. Ook de receptieve methode wordt in elke bouw gebruikt. Bij de grammatica-vertaalmethode zien we dat er enige opbouw zit in het gebruik van deze didactiek. In de onderbouw wordt aangegeven dat van deze didactische methode geen gebruik wordt gemaakt. In de midden- en bovenbouw is dit wel het geval. De audio-linguale methode wordt wel in elke bouw gebruikt, maar in de midden- en bovenbouw wel meer dan in de onderbouw. Verder kunnen we aflezen dat ook TPR in dit lespakket aanwezig is. In de werkboeken van de leerlingen en ook in de filmpjes kwam ik TPR-opdrachten tegen. De laatste twee didactische methoden, CLIL en AIM, worden vrijwel niet gebruikt. In de onderbouw gaf de leerkracht aan elke dag met Engels te beginnen. De dagopening die normaal in het Nederlands wordt gedaan, gebeurt nu in het Engels. Dit heb ik daarom wel onder CLIL gerekend. In de midden- en bovenbouw worden er helemaal geen andere vakken in het Engels gegeven. Van AIM hadden de leerkrachten nog nooit gehoord en ze maken hier dan ook geen gebruik van. 6.2 Interview met de directeur 6.2.1 De invoering De reden voor de invoering van het vroeg vreemdentalenonderwijs op Het Kompas, was de niet zo vloeiende aansluiting op het voortgezet onderwijs. De stap tussen groep 8 en klas 1 van het voortgezet onderwijs was op dit vakgebied te groot. Ook heeft het feit dat vooral jonge kinderen gevoelig zijn voor het aanleren van een vreemde taal een belangrijke rol gespeeld. Op deze school hebben ze een paar jaar geleden, nadat de vorige methode voor de bovenbouw verouderd was, een nieuwe methode uitgekozen. Zij kozen voor Take it easy. Deze methode is ingevoerd in het schooljaar 2011-2012 en bestond toen alleen nog voor groep 5 t/m 8. In het voorjaar van 2012 kwam de methode ook uit voor de groepen 1 t/m 4. Vrijwel meteen werd besloten om het lespakket ook voor deze groepen aan te schaffen.
31
De tijd voor het geven van de Engelse lessen heeft het team van Het Kompas van het gewone taalonderwijs afgehaald. Engels is immers ook taalonderwijs. In de onderbouw wordt er per week 15 min. aan het vak besteed. In de middenbouw is dit 30 min. en in de bovenbouw 45 min. per week. De leerkracht krijgt wel de vrijheid om deze tijd over meerdere momenten in de week te verdelen. Wat de leerkrachten in de interviews aangaven, is dat deze tijd voor een les uit deze methode eigenlijk te kort is. Ze komen niet aan alles toe en moeten daarom sommige onderdelen van de les overslaan. Bij de invoering van het vvtoE is de school niet tegen hele grote problemen aangelopen. Er is wel gediscussieerd over waar de tijd voor de Engelse lessen vandaan zou moeten worden gehaald, maar uiteindelijk is hier een oplossing voor gevonden. Er wordt minder Nederlandse taal ingeroosterd. Een ander probleem waar ze tegenaan liepen, is dat het programma op het digibord niet direct goed werkte. 6.2.2 De lessen Wat de leerkrachten aan de methode Take it easy goed vinden, is dat er van veel gevarieerde werkvormen gebruik wordt gemaakt. Liedjes en spelletjes komen regelmatig naar voren. Daarnaast bevat iedere les een filmpje met een native speaker. 6.2.3 De effecten De school is nu ongeveer een half jaar bezig om vanaf groep 1 volgens de methode Take it easy les te geven. Het effect hiervan is nog onduidelijk. Om echte resultaten te kunnen zien, moeten ze er langer mee werken. Wat al wel een grote verbetering is, is dat het Engels een onderdeel van de hele school is geworden. 6.2.4 Tips voor de Johannes Postschool De directeur geeft enkele tips waar de Johannes Postschool aan moet denken bij de invoering van het vvtoE. Zo vertelt ze dat er goed naar de beginsituatie van de leerlingen moet worden gekeken. Deze moet zoveel mogelijk bij de beginsituatie van de methode aansluiten. Als de methode ervanuit gaat dat de kinderen al hun hele basisschooltijd Engelse lessen hebben gevolgd, komt dat dus niet overeen met de werkelijkheid. Er moet dan naar een oplossing worden gezocht. Zo kunnen ze in de bovenbouw beginnen met de methode die eigenlijk voor de middenbouw bedoeld is. Uiteindelijk kan dat weer worden rechtgetrokken. Een andere tip die de directeur ons geeft, is om te kijken naar ervaringen van andere scholen. Dit kan bijvoorbeeld bij het kiezen van een lespakket goed van pas komen. 6.3 Observatie Ik heb een kijkje genomen bij een Engelse les die werd gegeven aan groep 1/2 van Het Kompas. Tijdens de observatie heb ik het observatieformulier uit bijlage 3 ingevuld. 6.3.1 Een kort verslag Als ik binnenkom, gaan de kinderen in de kring zitten. Eerst laten ze mij horen wat ze allemaal al geleerd hebben. De kinderen noemen in een liedje alle dagen van de week op en ook de kleuren kunnen ze al in het Engels benoemen. Het valt me op dat de uitspraak heel mooi, zonder accent is. De klanken zijn écht Engels. Vervolgens zet de juf het filmpje van deze les op. In het filmpje, dat ongeveer een kwartier duurt, wordt les gegeven door een native speaker. Er wordt begonnen met een liedje waarna er een vrouw, met vier kinderen om zich heen, praat tegen Easy: een verklede man. Ook wordt er een liedje gezongen waarbij de kinderen de bewegingen doen. De titel van het liedje is: ‘If you’re happy and you know it’. Tot slot wordt er door de native speaker voorgelezen. De kinderen zien de bladzijdes op het bord verschijnen. De woorden die ze in de les leren, worden vaak herhaald. De kinderen hoeven niets te zeggen. De les bestaat enkel uit kijken en luisteren. Tussendoor vraagt 32
de leerkracht wel eens wat een zin betekent of ze vertaalt het zelf. De kinderen kijken bijna allemaal geïnteresseerd naar het filmpje. Na het kijken van het filmpje gaan de kinderen weer verder spelen in de hoeken. 6.3.2 Didactische methoden In deze les heeft de leerkracht slechts een kleine rol. Er wordt een filmpje opgezet en de kinderen kijken naar de les die in feite door de native speaker wordt gegeven. In het filmpje wordt alleen Engels gesproken. De groepsleerkracht legt soms kort iets uit en spreekt dan Nederlands. Aan het begin van de les spreekt zij wel Engels. In de les komen verschillende werkvormen naar voren. Zo wordt er bijvoorbeeld een liedje gezongen en wordt er voorgelezen. De didactische methode die vooral naar voren komt, is TPR. Bij het zingen van het liedje ‘If you’re happy and you know it’ doen de kinderen namelijk de bewegingen na die worden gezongen. Daarnaast zien de kinderen plaatjes van woorden die ze aangeboden krijgen en daar doen ze de bijbehorende bewegingen bij. Als ze bijvoorbeeld een tandenborstel zien, doen de kinderen alsof ze hun tanden poetsen. En als ze een haarborstel zien, gaan ze spontaan doen alsof ze hun haren kammen. De leerkracht moedigde dit aan door af en toe te zeggen: ‘Wat kun je daarmee doen?’. In deze les is sprake van de communicatieve benadering. Het filmpje draait geheel om de communicatie tussen de acteurs. De leerlingen krijgen dus veel aanbod over de wijze van communiceren in het Engels. Op kleine onderdelen van de taal, zoals de grammatica, wordt niet ingegaan. In de onderbouw is sprake van een stille periode waarin van de kinderen nog niet wordt verwacht dat ze Engels spreken. Daarom past de receptieve methode het beste bij deze les. Er wordt aangesloten bij de natuurlijke taalverwerving en de kinderen krijgen veel taalaanbod. Het lezen komt in deze les ook aan de orde doordat er door de native speaker wordt voorgelezen. De kinderen zien de bladzijdes die worden voorgelezen op het bord.
33
7. Een passend lespakket 7.1 Eisen aan het lespakket In hoofdstuk 4 heb ik de eisen vastgesteld die de leerkrachten voor de didactische methode hebben. Ik heb toen een overzicht gemaakt van de didactische methoden die aan deze eisen zouden kunnen voldoen. Hieronder heb ik de eisen van de leerkrachten nog even op een rijtje gezet: - Er moeten ICT-mogelijkheden zijn. - Er moeten mogelijkheden zijn voor coöperatief leren. - Het lespakket moet zijn ingedeeld in thema’s die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. - Het leren communiceren staat centraal. - De leerlingen kunnen actief bezig zijn. - Er is een native speaker. Uit het onderzoek kwam uiteindelijk naar voren dat de communicatieve benadering en TPR het beste bij de school, de leerkrachten en de leerlingen passen. Deze didactische methoden wil ik dan ook in het nieuwe lespakket terugzien. Tijdens de interviews van de leerkrachten op de Johannes Postschool heb ik gevraagd of ze nog verdere eisen aan het lespakket stellen. Dat was zo. Wat vooral naar voren kwam, is dat er een duidelijke handleiding bij het lespakket moet zitten. Met de huidige methode is dat namelijk niet het geval. Ook zeiden veel leerkrachten dat er materiaal voor het digibord bij het lespakket moet zitten. De leerkrachten vinden het daarnaast belangrijk dat de leerlingen spelenderwijs en ontdekkend leren. Een voorbeeld dat wordt genoemd, is dat leerlingen bijvoorbeeld met het zingen van Engelse liedjes automatisch hun Engelse woordenschat vergroten. Het materiaal voor de leerlingen moet visueel en auditief aantrekkelijk zijn en veel mogelijkheden tot succeservaringen bieden. Tot slot moet er veel met woordenschatuitbreiding worden gedaan. 7.2 Mogelijke lespakketten Omdat de Johannes Postschool het vvtoE vanaf groep 1 wil invoeren, is een lespakket met een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 nodig. Sommige lespakketten, die voor groep 5 t/m 8 bedoeld zijn, hebben een voorbereidend lespakket voor de onderbouw. Een combinatie van twee methoden zou dus ook een goede mogelijkheid zijn. Mogelijke lespakketten met zo’n doorgaande lijn zijn de volgende: - iPockets - Backpack Gold - Our Discovery Island - Groove.me - Take it easy - My name is Tom
gr. 1-4 (voorbereidende methode bij Backpack Gold of Our Discovery Island) gr. 5-8 gr. 5-8 gr. 5-8 (gr 1-4 in ontwikkeling) gr. 1-8 gr. 1-8
7.2.1 Lespakketten die voldoen aan de didactische methoden die passen bij de school Early Bird (landelijk kenniscentrum voor vvtoE) heeft in 2012 een aantal methode-analyses uitgevoerd en verschillende lespakketten vergeleken. De uitslagen zijn op hun site te vinden en heb ik in bijlage 9 van dit verslag opgenomen. Ik heb deze uitslagen gebruikt bij het vaststellen van de didactische methoden die in een lespakket worden gehanteerd. Van Take it easy en Our Discovery Island heb ik een zichtzending aangevraagd. Zo kon ik in de handleiding en de werkboeken nog concreter zien welke didactiek wordt gebruikt. In elk lespakket uit het hiervoor genoemde rijtje wordt de communicatieve benadering als basis gebruikt. Ook TPR-opdrachten zijn in iedere methode te vinden. De hoeveelheid aan TPR-opdrachten verschilt wel.
34
7.2.2 Lespakketten die voldoen aan de verdere eisen van de leerkrachten Nu ik weet welke lespakketten voldoen aan de didactische methoden die bij de school passen, ga ik kijken aan welke eisen ze verder voldoen. Om deze reden heb ik een schema opgesteld van eisen die door de leerkrachten van de Johannes Postschool zijn gegeven. De verschillende lespakketten heb ik met deze eisen vergeleken. Het schema is te vinden in bijlage 10. Een kruisje betekent dat het lespakket aan de genoemde eis voldoet. Aan de eisen dat het communiceren centraal staat en dat de leerlingen actief moeten zijn, wordt in elk genoemd lespakket voldaan. Deze eisen sluiten namelijk naadloos bij de passende didactische methoden aan. In het schema laat ik deze eisen daarom achterwege. Ik wil de lespakketten nog wel op een ander punt vergelijken. Namelijk of Engels tijdens de lessen de voertaal is. Tot slot geef ik in het schema de voor- en nadelen van het lespakket weer. Zoals in het schema te zien is, voldoen een aantal lespakketten aan alle eisen die door de leerkrachten opgesteld zijn. Dit betekent dat er een keuze tussen de volgende lespakketten gemaakt moet worden: - iPockets + Our Discovery Island - Take it easy - My name is Tom Naast deze eisen speelt ook de lestijd bij het kiezen van een geschikt lespakket mee. De lestijd per lespakket moet volgens de leerkrachten opbouwend zijn. De ideale situatie zou zijn dat een les in de onderbouw 10-20 min. duurt, in de middenbouw 20-30 min. en in de bovenbouw 30 min. De directeur heeft aangegeven dat er in ieder geval in elke klas 30-45 min. per week aan het vak besteed moet worden. Hieronder geef ik per lespakket de benodigde lestijd weer. Ook vertel ik iets over de structuur en de didactiek van de methode. Tot slot geef ik aan waarom dit lespakket bij de Johannes Postschool past. Bij elke uitleg staat een citaat waarin vanuit de methode wordt gezegd welke didactische methode wordt gehanteerd. 7.2.3 Korte uitleg per lespakket iPockets (gr. 1-4) Dit digitale lespakket gaat uit van de natuurlijke taalverwerving. Omdat woordenkennis leidt tot taalverwerving is alles gericht op woordenschatverwerving. Dit wordt zo belangrijk gevonden dat er wordt gewerkt volgens de viertakt van Verhallen: voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. (Van der Nulft & Verhallen, 2011) De nadruk wordt in dit lespakket steeds meer gelegd op de communicatieve vaardigheden.
iPockets begint eerst met luisteren, begrijpen en spreken. Pas halverwege groep 4 komt daar ook lezen en schrijven bij. Uw leerlingen leren aan de hand van leuke en praktische opdrachten de Engelse taal en ontwikkelen daarbij natuurlijk ook andere vaardigheden. Er wordt bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan communicatieve vaardigheden zodat leerlingen het vertrouwen krijgen om in het Engels te spreken. (KlasseTV, 2012)
Bij dit lespakket is het de bedoeling dat er 70 min. per week wordt besteed aan Engels. Er wordt een lesje van 30 min. en een lesje van 40 min. gegeven. Deze lesjes kunnen ook in drie momenten per week worden geknipt. Elk thema heeft dezelfde opbouw. Het start met een filmpje, dan het roulatiesysteem met de verwerking van de woorden en tot slot de controle-les. Elk thema bestaat uit acht lessen. Er zijn ook toetsen beschikbaar. De uitgebreide handleiding van iPockets is online te 35
bekijken op: http://www.ipockets.nl/methode/assets/handleidingen/gr3_handleiding.pdf Dit lespakket past bij de Johannes Postschool omdat de nadruk wordt gelegd op de communicatieve vaardigheden. Daarnaast gaat input voor output en wordt woordenschatverwerving erg belangrijk gevonden. Er worden veel verschillende werkvormen gebruikt en er is sprake van aantrekkelijk materiaal. De handleiding is duidelijk en er zijn differentiatiemogelijkheden.
Our Discovery Island (gr. 5-8) Bij deze methode wordt als tijdsindicatie gegeven dat een les 25 min. duurt. In de handleiding zijn acht hoofdstukken te vinden die elk acht lessen bevatten. Dit betekent dat er 64 lessen per jaar zijn en dat er dus ongeveer twee lessen per week moeten worden gegeven. Naast de gewone thema’s is er aanvullend materiaal waarover de leerkracht zelf mag beslissen of hij/zij de lessen wel of niet geeft. Dit aanvullend materiaal bevat thema’s rond feestdagen. Een thema begint met het aanbieden en aanleren van nieuwe woorden. Verschillende verwerkingen komen aan de orde. Vervolgens wordt CLIL toegepast door de kernwoorden in een nieuwe context te plaatsen. Het thema wordt afgesloten met een spel of een world wider topic. Deze methode past goed bij de school, omdat er wordt gewerkt volgens de communicatieve benadering. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van TPR. Een pluspunt van deze methode is dat er extra aandacht aan meervoudige intelligentie wordt besteed.
De methode, die gebruik maakt van groepsspellen, TPR activiteiten en stripverhalen, gaat ervan uit dat de leerlingen geen Engels kennen en benadert communicatie met de '5P' methode: Presentatie, Praktijk, Productie, Personifiëring (activiteiten om de leerlingen bij de taal te betrekken en te helpen bij de reproductie daarvan) en Pronunciation (uitspraak). (SLO, 2013)
De Johannes Postschool is ook met deze ontwikkeling bezig. Bij dit lespakket is aantrekkelijk materiaal aanwezig en een online spel met leerlingvolgsysteem.
Take it easy Deze methode gaat uit van het digibord. Elke les begint met een filmpje waarin een digitale leerkracht de leerstof in het Engels presenteert. Qua lestijd is het lespakket heel flexibel en opbouwend. In groep 1/2 en 3/4 zijn 10 hoofdstukken te vinden. Eén lesje duurt ongeveer 15 min. en een leerkracht mag zelf kiezen hoeveel lesjes hij/zij per week geeft. Er is genoeg materiaal voor twee tot drie lesjes per week. Een ander voordeel is dat de leerkracht na het afronden van hoofdstuk één zelf mag kiezen welk hoofdstuk hij/zij daarna wil behandelen. In groep 5 en 6 is het de bedoeling dat er eens in de twee weken een lesje Engels wordt gegeven. Een les duurt in deze groepen 50 min. In totaal zijn er 18 lessen voor een jaar. In groep 7 en 8 zijn er 30 lessen van elk 50 min. In deze groepen hebben de leerlingen elke week één Engelse les.
36
Deze methode past bij de Johannes Postschool omdat er gebruik wordt gemaakt van de communicatieve benadering (met name de receptieve methode) en TPR.
In Take it Easy groep 1-4 gaan we uit van de receptieve methode: de nadruk ligt op de receptieve vaardigheden luisteren en communiceren. Voor de leerlingen staan spelvormen, liedjes en activiteiten vanuit de Total Physical Response theorie centraal. Receptieve kennis gaat vooraf aan productieve kennis, omdat jonge kinderen in het begin beter omgaan met het horen en het begrijpen van de taal. (ThiemeMeulenhoff, 2012)
Ook zijn er veel ICT-mogelijkheden en is er een duidelijke handleiding. In de bovenbouw wordt gebruik gemaakt van een taalportfolio waarin de vorderingen van de leerlingen worden bijgehouden.
My name is Tom Deze methode sluit aan bij natuurlijk, ervaringsgericht en zelfontdekkend leren. In de onderbouw bestaat het lespakket uit kringgesprekken, kringactiviteiten en het digitale deel. Met het digitale deel kunnen de leerlingen ook zelfstandig aan de slag. In groep 5-8 reist Tom door Europa en staat in elke groep een ander land centraal. In groep 1-4 is deze methode flexibel in te zetten. In groep 5-8 zijn er 34 lessen van een uur. De lessen kunnen door de leerkracht worden aangepast. Deze methode past goed bij de Johannes Postschool omdat de communicatie en het vergroten van de woordenschat centraal staan. Daarbij worden ook TPR-activiteiten gebruikt. Daarnaast wordt er binnen dit lespakket gebruik gemaakt van CLIL. De methode is erg actief en gaat uit van de natuurlijke taalverwerving.
In de onderbouw gaat het vooral om receptief leren: woordenschatontwikkeling, klankherkenning maar ook het spelenderwijs leren van korte zinnetjes door het zingen van liedjes of het opzeggen van versjes. Vooral de cd-rom zorgt ervoor dat het kind spelenderwijs woorden en zinnetjes leert als basis voor het communiceren is de Engelse taal. Ook in de onderbouw communiceert de leerkracht in de Engels taal. Het gaat dan vooral om Total Physical Response (TPR) oefeningen die goed passen bij een bepaald thema of een oefening waarbij alle zintuigen worden gebruikt: spreken, zingen, bewegen, gebaren, voordoen en nadoen etc. In de bovenbouw, groep 5 tot en met 8, wordt gewerkt met My name is Tom, part 2. Ook hier ligt de nadruk op communicatie. Het is belangrijk dat leerlingen in de bovenbouw hun woordenschat vergroten, nog meer input verwerven maar vooral oefenen in communiceren in het Engels. (Heutink, 2009)
37
7.3 Aanbeveling Na mijn onderzoek heb ik drie lespakketten gevonden die het beste bij de visie, missie en wensen van de school passen. Ik adviseer om uit deze drie lespakketten een keuze te maken. De keuze zal afhankelijk zijn van de prioriteiten van de leerkrachten. - Als een flexibele lestijd erg belangrijk wordt geacht zou ik de methode My name is Tom of Take it easy aanbevelen. Deze methoden zijn vooral in de onderbouw erg flexibel qua lestijd. - Als herhaling belangrijk is, dan zou ik iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Deze lespakketten gaan ervan uit dat er twee keer per week een Engelse les wordt gegeven. - Als het team het belangrijk vindt dat het lespakket modern is en de leerlingen aanspreekt, zou ik ook iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Het lesboek staat digitaal, er is een onlinegame met leerlingvolgsysteem en het lespakket heeft een erg aantrekkelijke lay-out. - Als het team het belangrijk vindt dat de werkdruk voor de leerkracht zo klein mogelijk wordt gehouden, zou ik gaan voor Take it easy. Deze methode is geheel gebaseerd op filmpjes. De leerkracht heeft zelf een kleine rol, maar kan deze naar eigen inzicht wel vergroten. Ik adviseer de school om allereerst in het team te bespreken waar de prioriteiten liggen. Elke leerkracht zal vervolgens zelf deze lespakketten moeten bekijken en vergelijken. Daarnaast kan mijn schema met de methodevergelijking een handvat bieden (bijlage 10). Net als de methode-analyses van Early Bird (2012) die in bijlage 9 te vinden zijn. Het is goed om als leerkracht de verschillende lespakketten in de praktijk uit te proberen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de zichtzendingen. Als leerkracht krijg je op deze manier ervaring met het werken volgens het lespakket en kun je zien of het bij de leerlingen aanslaat. Ook het bezoeken van andere basisscholen die met één van de drie lespakketten werken, biedt een goede bron van informatie. Er kan gevraagd worden naar de ervaringen van de leerkrachten en er kunnen lesjes worden bijgewoond. Zo kan een leerkracht zien hoe het lespakket in praktijk kan worden gebracht. Uiteindelijk kan in teamoverleg een overwogen keuze worden gemaakt. 7.4 Verdere aanbevelingen Naast bovenstaande aanbevelingen zijn er nog een aantal adviezen die ik aan de Johannes Postschool wil meegeven. 7.4.1 Doeltaal is voertaal Bij het vergelijken van de lespakketten heb ik de eis gesteld dat Engels de voertaal is tijdens de lessen. In de interviews onder de leerkrachten van de Johannes Postschool heb ik namelijk geconstateerd dat vier van de zeven leerkrachten het ermee eens zijn dat de leerkracht zoveel mogelijk Engels moet spreken. Drie van de zeven leerkrachten stonden neutraal tegenover deze stelling. Daarnaast gaven bijna alle leerkrachten aan dat ze hun eigen kennis en vaardigheden voor het geven van Engelse lessen voldoende achten. Eén leerkracht stond hier neutraal tegenover. Via Early Bird worden er cursussen gegeven voor Classroom English. Deze cursussen kunnen zorgen voor meer zelfvertrouwen bij het spreken van Engels in de klas en krikken de vaardigheden van de leerkracht op. 7.4.2 CLIL In de methoden My name is Tom en Our Discovery Island is aandacht voor CLIL. Bij Take it easy is dit niet het geval. Ik adviseer de school om ook activiteiten volgens CLIL uit te voeren als men voor dit lespakket kiest. Het is namelijk wenselijk om te zorgen voor veel variatie in werkvormen en activiteiten zodat men kan inspelen op de verschillende niveaus, leerstijlen, intelligenties en interesses van de
38
leerlingen. CLIL is daarin belangrijk omdat de communicatie bij het leren van Engels het hoofddoel moet zijn. Door een ander vak in het Engels te geven, wordt dit in praktijk gebracht. Het overbrengen van de lesstof in de vreemde taal staat centraal. Bij Take it easy is er in groep 5 en 6 maar één lesje Engels in de twee weken. De andere week kan worden opgevuld met een CLIL-les. Zo zijn de leerlingen toch elke week met Engels bezig. Als de leerlingen in deze groepen gewend raken aan CLIL, kan deze benadering in groep 7 en 8 worden voortgezet. Indien een leerling naar tweetalig voortgezet onderwijs wil, is deze stap al een stuk kleiner geworden. 7.4.3 Engels buiten de gewone lessen om Om het Engels nog meer tot een onderdeel van de school te maken, is het goed om ook buiten de gewone les om iets met het vak te doen. Zo kan bijvoorbeeld een Engels thema door de hele school het vroeg vreemdetalenonderwijs verrijken. Ook kan een leerkracht door middel van een Skype-sessie met een buitenlander zorgen voor het gebruik van Engels buiten de les om. Op deze manier wordt het Engels echt een communicatiemiddel en zien de leerlingen de noodzaak van het leren van de taal in.
39
8. Eindresultaat 8.1 Onderzoeksvraag De vraag die ik gedurende mijn onderzoek heb proberen te beantwoorden, was: Hoe kan het vak Engels vanaf groep 1 op de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp worden ingevoerd waarbij de didactische methode en het lespakket passen bij de visie en de wensen van de school? 8.2 Conclusie per deelvraag Naar aanleiding van deze onderzoeksvraag heb ik verschillende deelvragen opgesteld en in dit verslag beantwoord. Om tot een volledige conclusie te komen, wil ik van elke deelvraag kort het antwoord weergeven. 1. Wat is de meerwaarde van vroeg vreemdetalenonderwijs? Er zijn verschillende positieve effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs te noemen. Jonge kinderen zijn gevoelig voor klanken en daardoor is er een grote kans op een goede uitspraak. Leerlingen krijgen een betere beheersing van de taal als ze vroeg beginnen en de algemene cognitieve ontwikkeling wordt gestimuleerd. De taalgevoelige leeftijd ligt vóór zeven jaar. Andere positieve effecten zijn: profilering van de school en een betere aansluiting op het voortgezet onderwijs op het gebied van Engels. 2. Welke didactische methoden zijn er mogelijk voor het geven van Engels? De belangrijkste didactische methoden zijn: de communicatieve benadering (functioneel-notionele + receptieve methode) en de structurele benadering (grammatica-vertaal + audiolinguale methode). Andere didactische technieken zijn bijvoorbeeld: TPR (Total Physical Response), CLIL (Content and Language Integrated Learning) en AIM (Accelerative Integrated Methodology). 3. Welke visie heeft de Johannes Postschool te Hazerswoude-dorp op het vak Engels en wat is de mening van de leerkrachten over de invulling van het vroeg vreemdetalenonderwijs? De visie van de Johannes Postschool is: samen werken, samen leren, samen spelen. Naast het coöperatieve aspect streeft de school naar eigentijds onderwijs. De leerkrachten vinden dat er in de onderbouw lesjes van 10-20 min. moeten worden gegeven, in de middenbouw 20-30 min. en in de bovenbouw 30 min. De meeste leerkrachten willen meerdere keren in de week Engels geven. De directeur geeft aan dat er per week in ieder geval 30-45 min. aan het vak moet worden besteed. De didactische methoden die de leerkrachten het meest aanspreken, zijn de communicatieve benadering en TPR. Ze zijn negatief over AIM en CLIL. 4. Aan welke eisen moet de didactische methode voldoen om te passen bij de visie, de missie en de wensen van de leerkrachten van de Johannes Postschool? En welke didactische methode(s) sluit(en) daarbij aan? De volgende eisen worden gesteld aan de didactische methode: - Er moeten ICT-mogelijkheden zijn. - Er moeten mogelijkheden zijn voor coöperatief leren. - Het lespakket moet zijn ingedeeld in thema’s die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. - Het leren communiceren staat centraal. - De leerlingen kunnen actief bezig zijn. 40
- Er is een native speaker. De didactische methoden die aansluiten bij de eisen en wensen van de school, zijn de communicatieve benadering en TPR. Ondanks dat de leerkrachten negatief waren over CLIL, heb ik deze didactiek in de praktijk uitgeprobeerd. De didactiek voldeed namelijk grotendeels aan de gestelde eisen. 5. Welke didactische methode vinden de leerlingen en leerkrachten van de Johannes Postschool in de praktijk het beste? Ik heb de volgende didactische methoden in de praktijk uitgevoerd: - Communicatieve benadering - TPR - CLIL De leerlingen waren het meest positief over de communicatieve benadering en TPR. Mijn praktijkbegeleider was over elke didactiek erg positief. 6. Wat zijn de ervaringen met het vroeg vreemdetalenonderwijs van scholen die dit al ingevoerd hebben? De leerkrachten zijn allemaal tevreden over de invoering van het vroeg vreemdetalenonderwijs. De directeur van Het Kompas adviseert de Johannes Postschool om aan enkele punten bij de invoering van het vvtoE goed aandacht te geven. Zo moeten ze bij de invoering van de methode letten op de aansluiting van de beginsituatie van de leerlingen op de beginsituatie die door het lespakket wordt verwacht. Ook moet de school goed bedenken waar de tijd voor Engels vandaan wordt gehaald. Tot slot is het handig om bij het zoeken naar een lespakket te kijken naar de ervaringen van andere scholen. 7. Welk lespakket zou ik aanbevelen aan de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp? De lespakketten die aansluiten bij de visie en de wensen van de school zijn: - iPockets in combinatie met Our Discovery Island - Take it easy - My name is Tom Ik adviseer de school om hier een keuze uit te maken. Deze drie zeer verschillende lespakketten hebben elk hun voor- en nadelen. Er moet overleg plaatsvinden over de prioriteiten. Hierbij moet onder andere worden gekeken naar de lestijd, de rol van de leerkracht, het materiaal en de opbouw van de lessen. 8.3 Antwoord op de hoofdvraag Hoe kan het vak Engels vanaf groep 1 op de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp worden ingevoerd waarbij de didactische methode en het lespakket passen bij de visie en de wensen van de school? Door de leerkrachten op de Johannes Postschool te interviewen en hen de verschillende didactische methoden te laten beoordelen, heb ik een goed beeld gekregen van de didactische methoden die passen bij de visie en de wensen van de school. Mijn conclusie is dat de communicatieve benadering en TPR het beste bij hen past. Om mijn onderzoeksgroep wat uit te breiden, heb ik ook leerlingen verschillende didactische methoden laten beoordelen. Dit heb ik gedaan door middel van een
41
vragenlijst. Ik heb een les gegeven volgens de communicatieve benadering, TPR en CLIL. De eerste twee didactische methoden heb ik gekozen omdat de leerkrachten hier het meest positief over waren. Omdat CLIL bij de leerkrachten niet populair is, maar wel grotendeels aansluit bij de visie en de wensen van de school, heb ik deze benadering ook in de praktijk uitgeprobeerd. De leerlingen waren net als de leerkrachten het meest positief over de communicatieve benadering en TPR. Het kan zijn dat zij wat minder positief over CLIL zijn, omdat deze benadering enige gewenning nodig heeft. Het eist meer van leerling en leerkracht. Vervolgens heb ik verschillende lespakketten bekeken die deze didactische methoden als basis bieden en die een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 hebben. Deze lespakketten heb ik naast de verdere wensen van de leerkrachten gelegd. Drie lespakketten voldeden aan alle eisen: iPockets in combinatie met Our Discovery Island, Take it easy en My name is Tom. Ik adviseer het team van de Johannes Postschool om uit deze drie lespakketten een keuze te maken. De keuze zal afhankelijk zijn van de prioriteiten van de leerkrachten. - Als een flexibele lestijd erg belangrijk wordt geacht zou ik de methode My name is Tom of Take it easy aanbevelen. Deze methoden zijn vooral in de onderbouw erg flexibel qua lestijd. - Als herhaling belangrijk is, dan zou ik iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Deze lespakketten gaan ervan uit dat er twee keer per week een Engelse les wordt gegeven. - Als het team het belangrijk vindt dat het lespakket modern is en de leerlingen aanspreekt, zou ik ook iPockets in combinatie met Our Discovery Island kiezen. Het lesboek staat digitaal, er is een onlinegame met leerlingvolgsysteem en het lespakket heeft een erg aantrekkelijke lay-out. - Als het team het belangrijk vindt dat de werkdruk voor de leerkracht zo klein mogelijk wordt gehouden, zou ik gaan voor Take it easy. Deze methode is geheel gebaseerd op filmpjes. De leerkracht heeft zelf een kleine rol, maar kan deze naar eigen inzicht wel vergroten. Ik adviseer de school om allereerst in het team te bespreken waar de prioriteiten liggen. Elke leerkracht zal vervolgens zelf deze lespakketten moeten bekijken en vergelijken. Daarnaast kan mijn schema met de methodevergelijking een handvat bieden (bijlage 10). Net als de methode-analyses van Early Bird (2012) die in bijlage 9 te vinden zijn. Het is goed om als leerkracht de verschillende lespakketten in de praktijk uit te proberen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de zichtzendingen. Als leerkracht krijg je op deze manier ervaring met het werken volgens het lespakket en kun je zien of het bij de leerlingen aanslaat. Ook het bezoeken van andere basisscholen die met één van de drie lespakketten werken, biedt een goede bron van informatie. Er kan gevraagd worden naar de ervaringen van de leerkrachten en er kunnen lesjes worden bijgewoond. Zo kan een leerkracht zien hoe het lespakket in praktijk kan worden gebracht. Uiteindelijk kan in teamoverleg een overwogen keuze worden gemaakt. 8.4 Verdere aanbevelingen Verder kan ik het team van de Johannes Postschool aanbevelen om een cursus Classroom English te nemen. Zo worden de vaardigheden van de leerkracht wat opgekrikt in het spreken van Engels in de klas. Daarnaast is het goed voor het zelfvertrouwen van de leerkracht. Ook is het belangrijk om buiten het lespakket om activiteiten met Engels in de klas te doen. Dit kan bijvoorbeeld d.m.v. een Engels thema, een Engelse hoek, een Skype-sessie met een buitenlander en dergelijke. Ook CLIL-activiteiten zijn belangrijk als ze niet in het gekozen lespakket worden aangeboden.
42
8.5 Reflectie op het onderzoek Ik vond het erg leuk om dit onderzoek uit te voeren. Dit kwam vooral doordat deze opdracht iets bijdraagt aan de ontwikkeling van de school. Er wordt daadwerkelijk iets met mijn resultaten gedaan. En dat motiveerde me erg. Mijn onderzoek is enkel bruikbaar voor de Johannes Postschool in Hazerswoude-dorp omdat ik mijn aanbevelingen heb gebaseerd op de visie, missie en wensen van hun team. Andere scholen zouden mijn resultaten voor een deel kunnen gebruiken als zij net als de Johannes Postschool op zoek zijn naar een lespakket waarin de communicatieve benadering en TPR worden gebruikt. Door de antwoorden op de vragenlijsten van de leerkrachten en directeur te standaardiseren d.m.v. een cijfersysteem van 1 t/m 5, waren de resultaten goed te vergelijken. Hierdoor kreeg ik een helder beeld van de wensen en meningen van het team en kon ik mijn aanbevelingen formuleren. Door deze wijze van onderzoek neemt de reproduceerbaarheid en daardoor ook de betrouwbaarheid toe. Mijn praktijkonderzoek bij het uitvoeren van de lessen is iets minder betrouwbaar. Dit komt ten eerste omdat ik de lesjes alleen in groep 6 heb uitgevoerd. Het zou kunnen dat er in de onder- en bovenbouw hele andere resultaten naar voren komen. In verband met de tijd heb ik mij beperkt tot groep 6. In een vervolgonderzoek zou ik ook in de onder- en bovenbouw de verschillende didactische methoden in praktijk kunnen brengen. Ten tweede fluctueert het leerlingenaantal in groep 6 gedurende de drie lessen. De gemiddelden zijn daarom bij de ene les genomen van tien kinderen en bij de andere lessen van veertien kinderen. Bij het bezoek aan basisschool Het Kompas te Voorschoten heb ik kennis genomen van de ervaringen van het team met het vroeg vreemdetalenonderwijs. Zij waren al een half jaar bezig met het geven van Engels vanaf groep 1. Hun ervaringen hebben mijn onderzoek verrijkt. Feitelijk bewijsmateriaal van de vooruitgang van de leerlingenopbrengsten was er echter nog niet. Om deze reden heb ik nog een school proberen te benaderen: Letterland te Almere. Deze basisschool is al sinds 2000 bezig met het geven van vroeg vreemdetalenonderwijs. Zij zullen dus ook veel meer resultaten kunnen laten zien. Helaas hadden zij het te druk om mij op de basisschool te ontvangen. In een mogelijk vervolgonderzoek zou het handig zijn om naar een basisschool te gaan die vroeg Engels aanbiedt en die minimaal acht jaar ervaring heeft met vvtoE. Zij zullen met hun ervaringen veel tips kunnen geven van wat wel en wat niet werkt. Ook zou ik in het vervolg nog twee scholen kunnen bezoeken. Op de school waar ik nu een kijkje heb genomen, werd gewerkt met de methode Take it easy. Hierdoor weet ik wat de ervaringen van de leerkrachten met dit lespakket zijn. Als ik ook naar een school ga die iPockets in combinatie met Our Discovery Island hanteert, en een ander die My name is Tom hanteert, kan ik d.m.v. interviews en observaties kijken hoe deze lespakketten in de praktijk worden ervaren. Op deze manier zou ik een genuanceerder advies aan de Johannes Postschool kunnen geven. Een andere beperking van mijn onderzoek is dat ik nu enkel een lesje in de onderbouw heb geobserveerd op basisschool Het Kompas. Ik kan me voorstellen dat de lessen in de midden- en bovenbouw er anders uitzien. In het vervolgonderzoek zou ik dus bij de te bezoeken scholen in elke bouw een lesje willen observeren.
43
Afkortingen AIM
Accelerative Integrated Methodology Bij deze didactische methode worden veel gebaren gebruikt. Voor elk woord(deel) is een gebaar. Terwijl de leerkracht spreekt, wordt het gebaar meteen gemaakt. In deze aanpak wordt gebruik gemaakt van drama, muziek en verhalen.
CLIL
Content and Language Integrated Learning Bij deze didactische methode is de vreemde taal de voertaal in zaakvaklessen. Er worden geen aparte Engelse lessen gegeven. Bij CLIL wordt er uitgegaan van de vakinhoud en de actieve ondersteuning van het taalverwervingsproces. Er zijn dus doelen voor twee verschillende vakken.
TPR
Total Physical Response Deze theorie gaat ervan uit dat een leerproces pas effectief is als de kennis wordt verankerd wanneer de visuele, auditieve en fysieke waarneming en beleving worden aangesproken. (Groot, 2009) In een TPR-les krijgen de kinderen gesloten opdrachten. Zij volbrengen zo’n opdracht door middel van fysieke actie.
vvto
Vroeg vreemdetalenonderwijs Term voor het basisonderwijs waarbij kinderen al op jonge leeftijd (bijv. vanaf groep 1) met de vreemde taal in aanraking komen.
vvtoE
Vroeg vreemdetalenonderwijs Engels Vroeg vreemdetalenonderwijs waarbij Engels de vreemde taal is.
FLiPP-project
Foreign Languages in Primary school Project Onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht naar vroeg Engels op de basisschool.
44
Literatuurlijst Adam, C. & Gonzalez, S. (2010). Vreemdetalenonderwijs op de basisschool. Waarom en hoe? Levende talen magazine, 97 (1), 24-28 Bodde-Alderlieste, M. & Schokkenbroek, J. (2011). Engels in het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers Bot, K. de & Philipsen, K. (2007). Early English: waarom (zo)? In: Philipsen, K., Deelder, E., BoddeAlderlieste, M. (red.) Bot, K. de & Herder, A. (2008). Effecten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Taal lezen, 10 (1), 2-3 Early Bird (2012). EFL Methode analyse groep 1-5, iPockets en Take it easy. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van http://www.earlybirdie.nl/cp/uploads/downloads/Methode%20analyse_iPockets%20Take%20It%2 0Easy_1-4_1346761735.pdf Early Bird (2012). EFL Methode analyse groep 5-8, Take it easy en Our Discovery Island. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van http://www.earlybirdie.nl/cp/uploads/downloads/Methode%20analyse_Take%20It%20Easy%20Ou r%20Discovery%20Island_5-8_1346761791.pdf Early Bird (2012). EFL Methode analyse groep 5-8, Happy series en Backpack Gold. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van http://www.earlybirdie.nl/cp/uploads/downloads/Methode%20analyse_Backpack%20Gold%20Hap py%20House_5-8_1346761765.pdf Europees platform (2012). Scholen. Geraadpleegd op 30 januari 2013, van http://www.europeesplatform.nl/sf.mcgi?3632 Feuerstake, M. & Kelly, M. (2012). Docentenhandleiding iPockets. Amsterdam: Pearson Benelux bv Groen educatief (z.d.). My name is Tom. Geraadpleegd op 28 maart 2013, van http://www.groen-educatief.nl/nl/product/details.aspx?pId=5&subPId=46 Groot, P. (2009). Stepping stones… Op weg naar vroeg vreemdetalenonderwijs. Haarlem: Europees Platform Herder, A. & Stegenga-Burgers, T. (2009). Mogelijkheden om Engelse taal optimaal te integreren in het curriculum van het basisonderwijs. Taal lezen, 11 (2), 8-11 Heutink (2009). Methodische informatie Engels. Geraadpleegd op 3 april 2013, van http://www.heutink.nl/documenten/brochures/Engels2009.pdf Hoorn, K. (2011). Vroeg Engels, hoe doe je dat?. Taal lezen, 13 (1), 12-15
45
Johannes Postschool (2012). Schoolgids. Geraadpleegd op 10 maart 2013, van http://www.johannespostschool.nl/wp-content/uploads/2012/09/schoolgids1.pdf KlasseTV (2012). iPockets. Geraadpleegd op 3 april 2013, van http://www.klassetv.nl/ipockets/news/iPockets_PHO.pdf Leraar24 (2012). CLIL: VVTO in het basisonderwijs. Geraadpleegd op 30 januari 2013, van http://www.leraar24.nl/dossier/3697 Nulft, D. van den. & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Bussum: uitgeverij Coutinho Oskam, S. (2008). Praktische didactiek voor Engels in het basisonderwijs. Bussum: Coutinho Pearson (2013). Our Discovery Island. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van http://www.ourdiscoveryisland.nl/methode-details/ SLO (2013). Our Discovery Island. Geraadpleegd op 3 april, van http://leermiddelenplein.nl/php/detail.php?id=166528 Stamos (2012). Statistieken arbeidsmarkt onderwijssectoren. Geraadpleegd op 30 januari 2013, van http://www.stamos.nl/index.rfx?verb=showitem&item=3.24 Stoeldraijer, J. (2012). Take it easy. Jeugd in School en Wereld, 96 (9), 42-45 Stoeldraijer, J. (2012). Engels. Jeugd in School en Wereld, 96 (10), 46-49 Thesis (z.d.). Vier leerstijlen. Geraadpleegd op 1 april 2013, van http://www.thesis.nl/thesis15/index.php?option=com_content&view=category&layout=blog&id=3&Itemi d=5 ThiemeMeulenhoff (2012). Didactische verantwoording. Geraadpleegd op 3 april 2013, van http://thiememeulenhoff.dsens.net/tie/zichtzending/data/tie_jg34/lessons/gfx/inleiding/TIE_Didactische %20Verantwoording.pdf Unsworth, S., Bot, K. de, Persson, L., Prins, T. (2012). Eindverslag FLiPP november 2012. Geraadpleegd op 13 maart 2013, van http://www.europeesplatform.nl/sf.mcgi?3856&cat=769
46