Federale Overheidsdienst Financiën - België
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Overzicht van de alternatieve financiering van de sociale zekerheid sinds 2001(*)
Annemie MEURS Adviseur Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
RTA C AAB B S TSR T AC
T
T
he present article gives a survey of the alternative financing of social security over the period 2001-2010. Between 2001 and 2010 the alternative financing is characterized by a highly strong increase from 3.6 billion to 14.2 billion euro or, in other terms, a rise by 300 %. This increase not only concerns the extent of alternative financing but also the number of sources drawn on, the number of allocations and the number of objectives. Initially the system of alternative financing was particularly used to counterbalance the increase in contribution reductions, but meanwhile it also plays a role in compensating for certain expenses, in securing a balanced budget and in meeting the rise in health care expenses. Whereas in the year 2001 the global management of social security systems for salaried and self-employed workers was roughly the only important beneficiary, the number of institutions benefiting from the system has actually risen sharply. While in the past only deductions from the vat receipts served as source of financing, at present a whole range of sources of financing (excise, personal income tax) is being drawn on. Moreover there does not exist any uniform way in which the deductions are being carried out. Consequently this article principally describes in broad outline the complexity of alternative financing. Owing to its different extensions and implementations, alternative financing has become a labyrinth, in which only some insiders do not lose themselves. Keywords: Alternative financing, social security, sources of financing JEL Classification Code: H20, H51, H55
(*) Tekst ter beschikking gesteld naar aanleiding van de studiedag georganiseerd door de rsz op 15 september 2009 “De financiering vna de Sociale Zekerheid voor werknemers: bronnen, financiële stromen, reserves - invalshoeken tot de huidige crisis”. Voor de presentatie gegeven op deze studiedag: http://www.docufin.fgov.be
193
Documentatieblad
194
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Inhoudsopgave Inleiding 1
197
Alternatieve financiering aan de sociale zekerheid – Wettelijk verschuldigde bedragen: verdeling volgens financieringsbron en begunstigde instelling of fonds 201 1.1 Verdeling volgens financieringsbron - Synthese
201
1.2 Verdeling volgens begunstigde instelling of fonds - S ynthese
204
1.3 Verdeling volgens financieringsbron en begunstigde instelling of fonds 205
2
1.3.1
Btw
205
1.3.2
Accijnzen (op tabak)
208
1.3.3
Stock-options
209
1.3.4
Belasting op werknemersparticipatie
210
1.3.5
Roerende voorheffing
211
1.3.6
Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen
212
1.3.7
Personenbelasting en vennootschapsbelasting
212
Verdeling volgens de wijze waarop de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid wordt toegekend - Wettelijk verschuldigde bedragen215 2.1 Percentage van een alternatieve financieringsbron
215
2.1.1
Percentage van een alternatieve financieringsbron met bepaling van een minimumbedrag 215
2.1.2
Percentage van een alternatieve financieringsbron zonder bepaling van een minimumbedrag 219
2.2 Alternatieve financiering gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten 220 2.2.1
Bedrag dat bepaald wordt in een koninklijk besluit
221
2.2.2
Bedrag dat vastgesteld wordt in een wet (al dan niet te indexeren) 230
195
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
2.3 Alternatieve financiering: toegewezen bedragen, niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten 235 2.3.1
Btw
235
2.3.2
Accijnzen (op tabak)
237
2.3.3
Personenbelasting en vennootschapsbelasting
238
2.4 Verminderingen van de alternatieve financiering (btw)
239
2.5 Synthese
240
3
Alternatieve financiering aan de rsz-Globaal Beheer: Vergelijking van de wettelijk verschuldigde en de ontvangen alternatieve financiering 243
4
Besluit
247
5
Bijlagen
249
5.1 Bijlage 1 - Wettelijke bepalingen m.b.t. de alternatieve financiering vanaf 2001 249 5.2 Bijlage 2 - Overzicht van de koninklijke besluiten m.b.t. de alternatieve financiering vanaf 2001 269 5.3 Bijlage 3 - Berekening van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid: wettelijk verschuldigde bedragen 270
196
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Inleiding De alternatieve financiering van de sociale zekerheid is een begrip dat op de voorgrond is gekomen bij de invoering van het Globaal Plan voor de werkgelegenheid, het concurrentie-vermogen en de sociale zekerheid van 17 november 1993. Eind van de jaren ’70 werd er al onderzoek gedaan naar een alternatieve financiering van de sociale zekerheid. De eerste specifieke toepassing van een alternatieve financiering dateert van 1981 in het kader van de Maribel-operaties. De verlaging van de werkgeversbijdragen ten behoeve van arbeidsintensieve sectoren werd toen gecompenseerd door een heffing op de algemene ontvangsten van de Schatkist. In 1981 werd de Maribel-operatie ingevoerd om het concurrentievermogen van Belgische bedrijven te verbeteren. De bijdragevoet van de werkgevers op de lonen van handarbeiders in industriële bedrijven werd verminderd. Deze maatregel werd vanaf 1983 verminderd tot een forfaitair bedrag. In 1993 werd de maatregel nog verder afgezwakt. Door de verzwakte concurrentiepositie, als gevolg van loonsverhogingen vanaf 1990, werd in 1993 een Maribel-bis operatie ingevoerd. Deze operatie was specifiek gericht op sectoren die aan internationale concurrentie blootgesteld waren. In 1994 werd in het kader van het Globaal Plan nog een Maribel-ter operatie ingevoerd, gericht op sectoren van het internationale transport en bepaalde subsectoren van de landbouw. De minderontvangsten van sociale bijdragen als gevolg van de Maribel-operaties werden gecompenseerd door een afzonderlijke transfer van de Staat naar de sociale zekerheid. Om deze overdracht te financieren werd de btw en sommige accijnzen verhoogd zodat het een budgettair neutrale operatie was voor de Staat. De compensaties door de Staat voor de Maribel-operaties werden door de rsz geïntegreerd in de bijdrageontvangsten en niet apart als alternatieve financiering in het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid (ffesz) opgenomen. Met het Globaal Plan wenste de Regering de werkgelegenheid te stimuleren. Hiertoe werden verschillende maatregelen genomen die resulteerden in een vermindering van de sociale bijdragen en dus minder inkomsten voor het stelsel van de sociale zekerheid der werknemers. Deze minderontvangsten zouden gedeeltelijk gecompenseerd worden door lagere werkloos-heidsuitgaven ingevolge de positieve impact op de tewerkstelling van deze maatregelen. Daarnaast werd voorzien in een alternatieve financiering ter compensatie van het verlies aan bijdrageontvangsten. Naast de compensatie voor de bijdrageverminderin-
197
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
gen had de alternatieve financiering ook tot doel de rijkstoelagen aan de sociale zekerheid te beperken. In 1991 werd het bedrag van de jaarlijkse rijkstoelage voor werknemers gelimiteerd op 4,76 miljard euro (192 miljard bef). In 1997 werd dit bedrag aangepast tot 4,67 miljard euro (1) (188,2 miljard bef); dit bedrag (2) wordt vanaf 1998 jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex. In het kader van het Globaal Plan werd uitgegaan van een alternatieve financiering via indirecte fiscaliteit. In het begin van de jaren negentig bestond de alternatieve financiering uit een gedeelte van de opbrengst van de aanvullende crisisbijdrage, de opbrengst van de stijging van de accijnzen en de btw, de opbrengst van de stijging van de roerende en onroerende voorheffing en de opbrengst van de energiebijdrage. In het kader van het Globaal Plan werd in 1995 ook het Globaal Financieel beheer van de sociale zekerheid opgericht om tot een doelmatiger beheer en een meer transparante en efficiënte financiering van de sociale zekerheid te komen. Sinds de invoering van het Globaal financieel beheer heeft de alternatieve financiering een belangrijke evolutie ondergaan, en dit niet alleen wat betreft zijn aandeel in de financiering van de sociale zekerheid, maar ook wat betreft de diversiteit en complexiteit ervan. De Regering heeft sinds 1995 twee maal een vereenvoudiging doorgevoerd. De eerste vereenvoudiging gebeurde in 1996 (3), waarbij als enige alternatieve financieringsbron een percentage van de btw-ontvangsten genomen werd. Een financiering vanuit de consumptie (btw) wordt gedragen door de totale bevolking en treft ook de ingevoerde producten. De alternatieve financiering voor de bevordering van de tewerkstelling zou zo gefinancierd worden via algemene middelen die niet op arbeid wegen. Tussen 1995 en 2000 werd het percentage van de voorafname van de opbrengst van de btw voor de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid herhaaldelijk verhoogd: van 11,72806 % in 1995 naar 21,046 % in 2000. Ook de verdeelsleutel van het saldo tussen het werknemersstelsel en het stelsel van de zelfstandigen werd meermaals aangepast. Eind 2000 bedroeg deze verdeelsleutel: 95,05 % voor de werknemers en 4,95 % voor de zelfstandigen. Naast de btw-opbrengst waren er nog de volgende alternatieve financieringsbronnen in de periode 1995-2000: de opbrengst van de aanvullende crisisbijdrage in 1995 en 1996 en de opbrengst van een éénmalige aanslag ten laste van de elektriciteitsproducenten in 1997.
198
1
Rekening houdende met de stopzetting van de overdracht van het riziv aan de Schatkist voor het Fonds Maron en met de integratie van de uitgaven voor loopbaanonderbreking in het Globaal Beheer der werknemers.
2
Dit bedrag werd ook nog enkele malen neerwaarts herzien, waarvan de belangrijkste wijziging in 2002 als gevolg van de politiehervorming (-28,6 miljoen euro, waarvan 10,46 miljoen euro gecompenseerd via de alternatieve financiering).
3
Artikel 5 van de Wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
In 2001 werden de bestaande bepalingen i.v.m. de alternatieve financiering volledig vervangen. De wettelijke basis voor de alternatieve financiering wordt vastgelegd in artikel 66 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen. Deze aanpassing werd genomen in het kader van de regeringsmaatregel om de schulden van de sociale zekerheid volledig over te nemen om – zoals het in de memorie van toelichting vermeld werd – “het vertrouwen van de bevolking in de financiële situatie van de sociale zekerheid te versterken”. Eind 2000 bedroegen deze schulden 842,8 miljoen euro (34,0 miljard bef) in het stelsel van de werknemers en 582,6 miljoen euro (23,5 miljard bef) in het stelsel van de zelfstandigen. Het niveau van de alternatieve financiering werd aangepast aan de overname van deze schulden. Voor het stelsel van de werknemers gebeurde dit in 2001 via een eenmalige vermindering van het bedrag van de overgenomen schulden. Voor het stelsel van de zelfstandigen gebeurde deze aanpassing over meerdere jaren om het budgettaire evenwicht niet in het gedrang te brengen. De vaststelling van de alternatieve financiering in de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen gebeurde in 2001 op basis van de volgende principes: ▸▸
23,514 % van de btw-ontvangsten wordt voorafgenomen en toegewezen aan de sociale zekerheid (artikel 66, § 1, eerste lid);
▸▸
Het op basis van dit percentage toegewezen bedrag mag niet lager zijn dan 4.418.251 duizend euro; dit minimumbedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen (artikel 66, § 1, tweede lid)
▸▸
Het overeenkomstig het eerste of het tweede lid verkregen bedrag kan op voorstel van het Beheerscomité van de sociale zekerheid door de Koning verhoogd worden met de kostprijs van de verlaging van werknemers- of werkgeversbijdragen (artikel 66, § 1, derde lid);
▸▸
De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering aanpassen met het oog op het aanleggen van reserves voor toekomstige sociale zekerheidsuitgaven (artikel 66, § 1, vierde lid).
▸▸
In artikel 66, § 2 worden een aantal voorafnames op het in § 2 bepaalde bedrag opgesomd, waarvan de bestemming wordt vastgesteld: 1° een bedrag van 1.376,3 miljoen Belgische frank (34.118 duizend euro) per jaar ten voordele van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ter financiering van de andere dan politionele initiatieven bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen (“veiligheidscontracten”);
199
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
2° een bedrag bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 3° het bedrag van de eventuele verhoging van de alternatieve financiering met de kostprijs van de verlaging van de werkgevers- en werknemersbijdragen, dat bestemd is voor de R.S.Z.-Globaal beheer (zie artikel 66, § 1, derde lid). ▸▸
Na aftrek van deze voorafnames wordt het saldo van de alternatieve financiering als volgt verdeeld: 1° voor 95,77 % aan de R.S.Z.-globaal beheer; 2° voor 4,23 % aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen.
▸▸
De overname van de schulden van de sociale zekerheid door de federale overheid in 2001 wordt in mindering gebracht van de alternatieve financiering. Voor de sociale zekerheid der werknemers gebeurt dit door een eenmalige vermindering met 844.033 duizend euro in 2001. Voor het stelsel der zelfstandigen wordt de vermindering van het totaal bedrag van 582.000 duizend euro verspreid over de jaren 2001-2009 (4).
Sinds 2001 heeft de alternatieve financiering steeds meer aan belang gewonnen en nam ook het aantal bestemmingen toe. De basistekst voor de alternatieve financiering werd na 2001 meermaals aangepast en uitgebreid (5). Het werd noodzakelijk om naast de btw beroep te doen op diverse bijkomende financieringsbronnen, waaronder accijnzen op tabak, roerende voorheffing, vennootschapsbelasting en personenbelasting. De voorafname van deze financieringsbronnen gebeurt bovendien niet steeds op dezelfde wijze: een percentage van de opbrengst, een vast (al dan niet geïndexeerd) bedrag, of een bedrag in functie van een specifieke uitgave.
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de alternatieve financiering sinds 2001. Deel 1 en deel 2 behandelen de evolutie van de wettelijk verschuldigde bedragen van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid. In het eerste deel wordt hierbij uitgegaan van enerzijds de financieringsbronnen en anderzijds de begunstigde instelling of fonds. In het tweede deel wordt een opsplitsing gemaakt van de alternatieve financiering volgens de wijze waarop het bedrag van de alternatieve financiering berekend wordt: een percentage van de financieringsbron, een bedrag gekoppeld aan een uitgave, een vastgesteld bedrag met of zonder specifieke bestemming. Het derde deel gaat in op de alternatieve financiering aan de rsz-Globaal Beheer. Hierbij wordt voor de periode 2001-2009
200
4
Uiteindelijk werd de periode ingekort tot 2001-2006.
5
Voor de wettelijke bepalingen en de uitvoeringsbesluiten: zie bijlagen 1 en 2.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
een vergelijking gemaakt van de jaarlijkse wettelijk verplichte bedragen en de ontvangen bedragen zowel op budgettaire basis als op thesauriebasis.
1
Alternatieve financiering aan de sociale zekerheid – Wettelijk verschuldigde bedragen: verdeling volgens financieringsbron en begunstigde instelling of fonds
1.1
Verdeling volgens financieringsbron - Synthese
De alternatieve financiering aan de sociale zekerheid stijgt van 3.550,7 miljoen euro in 2001 naar 14.202,1 miljoen euro in 2010, of een groei van 300,7 % over 10 jaar. De gemiddelde jaarlijkse stijging in deze periode bedraagt 16,7 %, met twee belangrijke uitschieters: +29,3 % in 2002 en +72,9 % in 2004. In 2002 wordt de groei voornamelijk verklaard door het feit dat de alternatieve financiering in 2001 eenmalig verminderd werd met 844 miljoen euro als gevolg van de overname van de schulden van de sociale zekerheid der werknemers door de federale overheid. Voor het stelsel der zelfstandigen gebeurde de vermindering van 582 miljoen euro voor de overname van de schulden verspreid over de jaren 2001-2006. De belangrijkste stijging van de alternatieve financiering wordt vastgesteld in 2004, met twee grote posten: enerzijds een verhoging met meer dan 1,5 miljard euro om het begrotingsevenwicht in de sociale zekerheid te waarborgen; anderzijds een verhoging met 1,3 miljard euro voor de betaling van het gedeelte van de begroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen (riziv) dat ten laste genomen wordt door de Staat. Vóór 2004 gebeurde deze laatste financiering via een staatssubsidie. De nieuwe financiering van de gezondheidszorgen vanaf 2008 heeft de laatste jaren ook een belangrijke impact op de stijging van de alternatieve financiering. In 2008 bedroeg deze alternatieve financiering 633,2 miljoen euro (5,9 % van het totaal); de ramingen voor 2010 – bij ongewijzigd beleid (6) – gaan uit van 2.095,1 miljoen euro, of 16,7 % van de totale alternatieve financiering. In 2001 is de btw de enige bron voor de alternatieve financiering. Na 2001 worden ook andere financieringsbronnen aangewend: ▸▸ 6
vanaf 2002: belasting op aandelenopties 3.897,9 miljoen euro in 2011, 4.675,3 miljoen euro in 2012 en 5.290,4 miljoen euro in 2013 op basis van de ramingen van juni 2009.
201
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
▸▸
vanaf 2003: accijnzen (op tabak)
▸▸
vanaf 2004: belasting op werknemersparticipaties
▸▸
vanaf 2006: roerende voorheffing en taks op verzekeringsverrichtingen
▸▸
vanaf 2007: personenbelasting en vennootschapsbelasting.
De btw blijft veruit de belangrijkste financieringsbron. In 2010 wordt het aandeel van de btw in de alternatieve financiering geraamd op 88,6 %. De accijnzen op tabak volgen op de tweede plaats met 5,6 %, gevolgd door de roerende voorheffing met 3,3 %. Rekening houdend met de evolutie van de alternatieve financiering uit btwontvangsten was het al enkele jaren voorspelbaar dat op korte termijn de btwontvangsten in de loop van de volgende jaren ontoereikend zouden worden om de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid te kunnen financieren. Van de btw-ontvangsten worden namelijk niet alleen voorafnames gedaan voor de sociale zekerheid (inclusief het Asbestfonds) en voor het Pensioenfonds van de geïntegreerde politie en de werking van de politiezones, maar ook voor de Europese Unie, de Gemeenschappen en Gewesten, de effectisering van de fiscale vorderingen van de Staat, de creg en apetra. Hierbij dient opgemerkt dat de stortingen aan de Europese Unie en aan de Gemeenschappen en Gewesten prioritair gebeuren, zodat bij een tekort aan btw-inkomsten de sociale zekerheid het risico loopt niet of met vertraging betaald te worden. De nieuwe alternatieve financiering voor de gezondheidszorgen op basis van btw-ontvangsten (artikel 66, § 13 ingevoegd in de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen) en de economische crisis hebben de ‘realisatie’ van dit probleem enkel versneld. Eind 2008 werd de rsz-Globaal Beheer een eerste maal geconfronteerd met het effect van ontoereikende btw-ontvangsten op de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid. Een bedrag van meer dan 508 miljoen euro kon in december niet door de Schatkist betaald worden en werd slechts in januari 2009 gestort. Om de betaling van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid te verzekeren heeft de Regering in de Programmawet van 22.12.2008 daarom voorzien dat voor de bijkomende alternatieve financiering van de gezondheidszorgen (artikel 66, §13), bij onvoldoende btw-ontvangsten, een deel voorafgenomen kan worden van de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing. Aangezien deze maatregel nog onvoldoende bleek om de volledige alternatieve financiering op basis van btw-ontvangsten te verzekeren werd voor het jaar 2009 in artikel 50, 1° van de programmawet van 17 juni 2009 de volgende bepaling opgenomen: “Bij onvoldoende opbrengst van de BTW om voormelde betaling uit te voeren mag voor het jaar 2009 een bijkomend bedrag voorafgenomen worden van de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing, zonder dat deze voorafname groter kan zijn dan het vastgestelde tekort.”
202
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Deze bepaling wordt ingevoegd na artikel 66, § 1, tweede lid; de voormelde betaling betreft dus uitsluitend het geïndexeerd minimumbedrag. Dit impliceert dat alle bepalingen die na 2001 werden genomen om de alternatieve financiering op basis van btw-ontvangsten toe te kennen, niet gedekt worden door deze maatregel. Uitzondering hierop is – zoals hierboven al vermeld werd – de alternatieve financiering van de gezondheidszorgen (artikel 66, §13), waar er voor 2009 bij btw-tekorten een vervanging mogelijk is door de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing. Om te vermijden dat deze bepaling aanleiding geeft tot moeilijkheden bij de uitvoering ervan, heeft de Ministerraad van 26 juni 2009 beslist dat in de volgende wet houdende sociale bepalingen een verduidelijking wordt gegeven van de posten waarvoor er een gebrek aan btw-inkomsten moet zijn opdat men voor het jaar 2009 een aanvullend bedrag kan inhouden op de inkomsten van de bedrijfsvoorheffing. In deel 2 wordt de evolutie van de alternatieve financiering gedetailleerd toegelicht. Tabel 1: Alternatieve financiering - verdeling volgens financieringsbron bedragen (1.000 euro) BTW
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009 (*)
2010 (*)
3.550.668
4.487.422
4.559.892
7.834.079
8.363.074
9.110.999
9.796.133
10.742.146
11.215.907
12.578.727
Accijnzen (op tabak)
0
0
62.500
208.613
742.386
752.445
871.191
904.470
906.948
919.768
Belasting op aandelenopties
0
102.343
67.249
56.535
33.428
37.867
36.937
51.580
55.000
50.000
Belasting op werknemersparticipaties
0
0
0
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
Roerende voorheffing
0
0
0
0
0
430.350
447.415
494.214
459.322
466.901
Taks op verzekeringsverrichtingen
0
0
0
0
0
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
Personenbel. & vennootschapsbel. totaal
0
0
0
0
0
0
127.800
127.514
173.138
174.137
3.550.668
4.589.765
4.689.641
8.107.505
9.154.158
10.347.513
11.298.630
12.332.662
12.822.853
14.202.113
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
(*) 2009 en 2010: ramingen van juni 2009 % aandeel BTW
2001 100,00
97,77
97,23
96,63
91,36
88,05
86,70
87,10
87,47
88,57
Accijnzen (op tabak)
0,00
0,00
1,33
2,57
8,11
7,27
7,71
7,33
7,07
6,48
Belasting op aandelenopties
0,00
2,23
1,43
0,70
0,37
0,37
0,33
0,42
0,43
0,35
Belasting op werknemersparticipaties
0,00
0,00
0,00
0,10
0,17
0,14
0,15
0,08
0,08
0,07
Roerende voorheffing
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
4,16
3,96
4,01
3,58
3,29
Taks op verzekeringsverrichtingen
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,01
0,02
0,02
0,02
0,02
Personenbel. & vennootschapsbel. totaal % groei BTW
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
1,13
1,03
1,35
1,23
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2001
2002 26,38
2003 1,61
Accijnzen (op tabak) Belasting op aandelenopties
-34,29
2004
2005
2006
2007
6,75
8,94
7,52
9,66
4,41
12,15
255,87
1,35
15,78
3,82
0,27
1,41
-15,93
-40,87
13,28
-2,46
39,64
6,63
-9,09
84,46
-6,02
18,84
-40,14
-2,04
0,00
3,97
10,46
-7,06
1,65
40,00
20,48
0,32
1,65
-0,22
35,78
0,58
9,15
3,97
10,76
Taks op verzekeringsverrichtingen Personenbel. & vennootschapsbel. 2,18
2010
71,80
Roerende voorheffing
29,26
2009
233,78
Belasting op werknemersparticipaties
totaal
2008
72,88
12,91
13,04
9,19
203
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
1.2
Verdeling volgens begunstigde instelling of fonds Synthese
Tabel 2: Alternatieve financiering aan de sociale zekerheid - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro) RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
3.333.285
4.348.670
4.429.407
6.273.672
6.807.287
7.842.663
8.485.241
9.092.461
9.347.749
10.646.542
0
0
0
74.495
0
0
0
0
0
0
3.333.285
4.348.670
4.429.407
6.348.167
6.807.287
7.842.663
8.485.241
9.092.461
9.347.749
10.646.542
117.574
147.011
138.518
181.916
242.502
289.678
486.685
798.294
842.265
958.737
2.009.981
2.320.683
2.492.687
2.456.650
RIZIV-werknemers
0
0
0
1.336.181
1.877.542
1.868.960
RIZIV-zelfstandigen
0
0
0
102.226
134.024
164.988
180.075
0
0
0
1.438.407
2.011.566
2.033.948
2.190.056
Totaal RIZIV RVA-Globaal Beheer RVA Buiten Globaal Beheer Totaal RVA FSO RSZ PPO ASBESTFONDS totaal % aandeel RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer
0
0
22.720
33.007
0
2.400
2.446
2.560
2.604
2.647
22.310
53.183
58.094
65.106
51.902
135.822
111.390
100.264
84.628
84.389
22.310
53.183
80.814
98.113
51.902
138.222
113.836
102.824
87.232
87.036
0
0
0
0
0
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
77.499
40.902
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
0
0
0
0
0
0
0
10.000
10.000
10.000
3.550.668
4.589.765
4.689.641
8.107.505
9.154.158
10.347.513
11.298.630
12.332.662
12.822.853
14.202.113
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
93,88
94,75
94,45
77,38
74,36
75,79
75,10
73,73
72,90
74,96
0,00
0,00
0,00
0,92
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
93,88
94,75
94,45
78,30
74,36
75,79
75,10
73,73
72,90
74,96
3,31
3,20
2,95
2,24
2,65
2,80
4,31
6,47
6,57
6,75
17,79
18,82
19,44
17,30
RIZIV-werknemers
0,00
0,00
0,00
16,48
20,51
18,06
RIZIV-zelfstandigen
0,00
0,00
0,00
1,26
1,46
1,59
1,59
0,00
0,00
0,00
17,74
21,97
19,66
19,38
Totaal RIZIV RVA-Globaal Beheer
0,00
0,00
0,48
0,41
0,00
0,02
0,02
0,02
0,02
0,02
RVA Buiten Globaal Beheer
0,63
1,16
1,24
0,80
0,57
1,31
0,99
0,81
0,66
0,59
0,63
1,16
1,72
1,21
0,57
1,34
1,01
0,83
0,68
0,61
Totaal RVA FSO
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,01
0,02
0,03
0,02
0,02
RSZ PPO
2,18
0,89
0,87
0,50
0,45
0,40
0,18
0,04
0,32
0,29
ASBESTFONDS
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,08
0,08
0,07
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
30,46
1,86
41,64
8,51
15,21
8,19
7,16
2,81
13,89
totaal % groei RSZ-Globaal Beheer
2001
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ
30,46
1,86
43,32
7,23
15,21
8,19
7,16
2,81
13,89
RSVZ-Globaal Beheer
25,04
-5,78
31,33
33,30
19,45
68,01
64,03
5,51
13,83
7,55
5,96
7,41
-1,45
RIZIV-werknemers
40,52
-0,46
RIZIV-zelfstandigen
31,11
23,10
9,14
39,85
1,11
7,68
Totaal RIZIV RVA-Globaal Beheer RVA Buiten Globaal Beheer Totaal RVA
45,28
-100,00
138,38
9,23
12,07
-20,28
161,69
-17,99
-9,99
-15,59
-0,28
138,38
51,95
21,41
-47,10
166,31
-17,64
-9,67
-15,16
-0,22
36,43
78,01
-40,68
11,35
-47,22
0,00
0,00
0,00
1,71
-49,76
-76,08
718,04
0,00
FSO RSZ PPO ASBESTFONDS totaal
204
129,26
132,08
228,34
257,82
291,42
318,21
347,33
0,00
0,00
361,14
399,98
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
In 2001 was de alternatieve financiering, die toen volledig uit btw-ontvangsten bestond, bestemd voor de beide globale beheren van de stelsels der werknemers en zelfstandigen. De enige uitzondering hierop waren twee voorafnames: voor de financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (rva) en voor de financiering van de veiligheidscontracten (rsz ppo). Men kan dus stellen dat er vier begunstigde instellingen waren in 2001, waarbij de rsz-Globaal Beheer bijna 94 % van de totale middelen ontving. Tussen 2001 en 2010 is het aantal begunstigden toegenomen met drie: de sector Geneeskundige verzorging van het riziv vanaf 2004, het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers (fso) vanaf 2006 en het Asbestfonds vanaf 2008. Het aandeel van de rsz-Globaal Beheer daalt van 93,9 % in 2001 tot 75,0 % in 2010. Het riziv wordt de tweede belangrijkste begunstigde van de alternatieve financiering, met een aandeel van iets meer dan 17 % in 2010. Het rsvz-Globaal Beheer ontvangt 6,8 % van de alternatieve financiering, terwijl de overige begunstigden samen slechts 1 % vertegenwoordigen. Zoals in deel 2 zal blijken is er sinds 2001 vooral een belangrijke stijging van het aantal specifieke “bestemmingen” waarvoor de alternatieve financiering wordt aangewend.
1.3
Verdeling volgens financieringsbron en begunstigde instelling of fonds
In de hierna volgende tabellen wordt per financieringsbron de verdeling gemaakt over de begunstigde instellingen of fondsen.
1.3.1 Btw De alternatieve financiering op basis van de btw evolueert van 3.550,7 miljoen euro in 2001 naar 12.578,7 miljoen euro in 2010, of een groei met 254,3%. Aangezien de btw de belangrijkste financieringsbron is (88,6 % in 2010) verloopt de verdeling ervan over de begunstigden grotendeels parallel met de totale verdeling van de alternatieve financiering. Vanaf 2005 ligt het aandeel van het riziv in de btw-ontvangsten relatief lager in vergelijking met de totale alternatieve financiering, terwijl het relatieve aandeel van de andere begunstigden iets hoger wordt. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat het riziv vanaf 2005 een belangrijke toename kent van de toegewezen alternatieve financiering uit accijnzen (op tabak) (zie 1.3.2.).
205
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
De toewijzing van de btw gebeurt afhankelijk van de begunstigde en de bestemming: ▸▸
op basis van een percentage (23,514 %) van de netto-opbrengst van de btw, waarbij een minimumbedrag bepaald wordt en een verdeelsleutel voor de stelsels van de werknemers (95,77 %) en de zelfstandigen (4,23 %);
▸▸
als tussenkomst in een specifieke uitgave, waarbij het bedrag van de alternatieve financiering wordt vastgesteld in een wet of in een in het koninklijk besluit voor: ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻ ▻▻
▸▸
op basis van vastgestelde bedragen die toegekend worden zonder dat hieraan een specifieke uitgave gekoppeld is. ▻▻ ▻▻
206
de administratieve omkadering van de PWA’s de veiligheidscontracten rsz ppo de kostprijs van de dienstencheques de kostprijs van de dienstencheques “hulp moederschap” voor zelfstandigen de financiering van de startbaanovereenkomsten de kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid de kostprijs van de werkbonus de financiering van het samenwerkingsakkoord betreffende de sociale economie de financiering van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers de financiering van het fonds ter bevordering van de toegang tot arbeid voor personen met een handicap de financiering van de kostprijs van de tewerkstellingscellen de financiering van het betaald educatief verlof de financiering van wachtuitkeringen toegekend aan werknemers van de steenkool- en staalnijverheid (egks), die hun tewerkstelling verloren hebben (tot 2005) de compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn de financiering voor het Fonds tot bestrijding van het tabaks gebruik (in 2004) de sociale Maribelfondsen (in 2004) de financiering ten laste van de Staat van de ziekenhuizen de financiering van de sector geneeskundige verzorging en integratie van de kleine risico’s een compensatie voor de besparing in de sector van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden door de verhoging van de minimumpensioenen een compensatie voor de betere sociale bescherming van seizoensen gelegenheidswerkers in de land- en tuinbouwsector de financiering van het Asbestfonds
Om het begrotingsevenwicht te verzekeren Desaffectatie Tewerkstellingsfonds (in 2004)
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Deze verdeling wordt in deel 2 verder toegelicht. Tabel 3: Btw - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro) RSZ-Globaal Beheer
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
3.333.285
4.250.675
4.314.983
6.160.271
6.707.539
7.351.305
7.849.452
8.404.303
8.643.117
9.937.963
6.707.539
7.351.305
7.849.452
8.404.303
8.643.117
9.937.963
729.378
775.645
891.267
1.487.241
1.656.994
1.609.313
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer
74.495 3.333.285
4.250.675
4.314.983
117.574
142.662
123.192
RIZIV-werknemers RIZIV-zelfstandigen Totaal RIZIV
Totaal RVA
166.692
227.965
230.207
423.192
1.200.441
1.228.190
1.237.038
1.272.434
93.166
106.576
111.225
114.407
1.293.607
1.334.766
1.348.263
1.386.841
2.400
2.446
2.560
2.604
2.647
65.106
51.902
135.822
111.390
100.264
84.628
84.389
80.814
98.113
51.902
138.222
113.836
102.824
87.232
87.036
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
10.000
10.000
10.000
0
0
0 22.720
33.007
22.310
53.183
58.094
22.310
53.183
77.499
40.902
RVA-Globaal Beheer RVA Buiten Globaal Beheer
6.234.766
FSO RSZ PPO ASBESTFONDS totaal btw
3.550.668
4.487.422
4.559.892
7.834.079
8.363.074
9.110.999
9.796.133
10.742.146
11.215.907
12.578.727
% aandeel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
93,88
94,72
94,63
78,63
80,20
80,69
80,13
78,24
77,06
79,01
0,00
0,00
0,00
0,95
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
93,88
94,72
94,63
79,59
80,20
80,69
80,13
78,24
77,06
79,01
3,31
3,18
2,70
2,13
2,73
2,53
4,32
6,79
6,92
7,09
12,99
13,84
14,77
12,79
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer RIZIV-werknemers
0,00
0,00
0,00
15,32
14,69
13,58
RIZIV-zelfstandigen
0,00
0,00
0,00
1,19
1,27
1,22
1,17
0,00
0,00
0,00
16,51
15,96
14,80
14,16
0,50
0,42
0,00
0,03
0,02
0,02
0,02
0,02
0,63
1,19
1,27
0,83
0,62
1,49
1,14
0,93
0,75
0,67
0,63
1,19
1,77
1,25
0,62
1,52
1,16
0,96
0,78
0,69
0,02
0,02
0,03
0,02
0,02
RSZ PPO
2,18
0,91
0,90
0,52
0,49
0,46
0,21
0,05
0,36
0,33
ASBESTFONDS
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,09
0,09
0,08
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
27,52
1,51
42,76
8,88
9,60
6,78
7,07
2,84
14,98
Totaal RIZIV RVA-Globaal Beheer RVA Buiten Globaal Beheer Totaal RVA FSO
totaal btw % groei RSZ-Globaal Beheer
2001
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ
27,52
1,51
44,49
7,58
9,60
6,78
7,07
2,84
14,98
RSVZ-Globaal Beheer
21,34
-13,65
35,31
36,76
0,98
83,83
72,35
6,34
14,91
RIZIV-werknemers
2,31
0,72
2,86
RIZIV-zelfstandigen
14,39
4,36
2,86
3,18
1,01
2,86
7,24
11,41
-2,88
Totaal RIZIV RVA-Globaal Beheer RVA Buiten Globaal Beheer Totaal RVA
45,28
-100,00
#DEEL/0!
1,92
4,66
1,72
1,65
138,38
9,23
12,07
-20,28
161,69
-17,99
-9,99
-15,59
-0,28
138,38
51,95
21,41
-47,10
166,31
-17,64
-9,67
-15,16
-0,22
36,43
78,01
-40,68
11,35
-47,22
0,00
0,00
0,00
1,71
-49,76
-76,08
718,04
0,00
0,00
0,00
4,41
12,15
FSO RSZ PPO ASBESTFONDS totaal btw
26,38
1,61
71,80
6,75
8,94
7,52
9,66
207
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
1.3.2 Accijnzen (op tabak) De alternatieve financiering op basis van accijnzen wordt een eerste maal toegekend in 2003. Een bedrag van 62,5 miljoen euro wordt dan toegewezen volgens de verdeelsleutel 80-20 aan de rsz-gb en het rsvz-gb. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen. In 2010 bedraagt de totale alternatieve financiering op basis van accijnzen 919,8 miljoen euro, of een stijging met 1.372 % t.o.v. 2001. Deze groei is voornamelijk het resultaat van de accijnzen die vanaf 2004 worden toegewezen aan de sector Geneeskundige verzorging van het riziv. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie verschillende toewijzingen:
208
a.
Vanaf 2004 werd een bedrag van 144,8 miljoen euro toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. In 2005 werd dit bedrag verhoogd tot 299,8 miljoen eur. Vanaf 2006 werd dit bedrag gewijzigd in 32,5 % van de opbrengst van de accijnzen op tabak, waarbij een te indexeren minimumbedrag (555,685 miljoen euro) werd ingesteld, dat in 2007 al werd opgetrokken tot 673,215 miljoen euro. Vóór 2006 gebeurde de verdeling tussen de algemene regeling en de regeling van de zelfstandigen op basis van de reële uitgaven in de beide regimes. In 2006 en 2007 wordt deze verdeling nog toegepast op de eerste schijf van 299,8 miljoen euro, terwijl het saldo wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel van 90-10 voor de algemene regeling en de regeling der zelfstandigen. Vanaf 2008 gebeurt er geen opsplitsing meer tussen de regeling van de werknemers en de zelfstandigen.
b.
Vanaf 2005 wordt ook een forfaitair bedrag van 130 miljoen euro van de opbrengst van de accijnzen en van de met de accijnzen gelijkgestelde taksen toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging.
c.
In 2005 wordt de alternatieve financiering van het stelsel van de werknemers van het riziv eenmalig verhoogd met 247 miljoen euro ter financiering van de betalingen van de positieve inhaalbedragen (7).
7
Art. 85 van de programmawet van 27.12.2005: De positieve inhaalbedragen, dat wil zeggen het tekort aan ontvangsten ten opzichte van een budget vastgesteld voor het lopende dienstjaar of voor een of meer vorige dienstjaren, worden met ingang van 1 januari 2005 aan de ziekenhuizen uitgekeerd overeenkomstig de regels en voor de periode vastgesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor de vaststelling van het budget van financiële middelen. Deze bedragen worden uitbetaald door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, ten laste van het budget van diens administratiekosten buiten de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging, zoals bedoeld in artikel 40, § 1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Hiertoe wordt de begroting voor administratiekosten gespijsd door een bijkomend equivalent bedrag dat ten laste valt van het globaal beheer, zonder aan het financieel evenwicht hiervan te raken en voor zover hierdoor de reserve niet wordt verminderd. Desgevallend wordt het door het globaal beheer te storten bedrag aangevuld met een bedrag ten laste van de Staat, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
In 2010 bedraagt het aandeel van het riziv in de alternatieve financiering ‘accijnzen’ meer dan 92 %. Tabel 4: Accijnzen op tabak - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
50.000
51.050
52.469
53.408
54.380
56.822
57.004
57.944
Totaal RSZ
50.000
51.050
52.469
53.408
54.380
56.822
57.004
57.944
RSVZ-Globaal Beheer
12.500
12.763
13.117
13.352
13.595
14.206
14.251
14.486
0
135.740
649.352
631.922
737.547
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
RIZIV-werknemers RIZIV-zelfstandigen Totaal RIZIV totaal accijnzen
0
9.060
27.448
53.763
65.668
0
144.800
676.800
685.685
803.215
833.442
835.693
847.337
62.500
208.613
742.386
752.445
871.191
904.470
906.948
919.768
% aandeel
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
RSZ-Globaal Beheer
80,00
24,47
7,07
7,10
6,24
6,28
6,29
6,30
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Totaal RSZ
RSZ Buiten Globaal Beheer
80,00
24,47
7,07
7,10
6,24
6,28
6,29
6,30
RSVZ-Globaal Beheer
20,00
6,12
1,77
1,77
1,56
1,57
1,57
1,57
0,00
65,07
87,47
83,98
84,66
0,00
0,00
0,00
RIZIV-werknemers RIZIV-zelfstandigen Totaal RIZIV totaal accijnzen % groei
0,00
4,34
3,70
7,15
7,54
0,00
0,00
0,00
0,00
69,41
91,17
91,13
92,20
92,15
92,14
92,13
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2,10
2,78
1,79
1,82
4,49
0,32
1,65
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ
2,10
2,78
1,79
1,82
4,49
0,32
1,65
RSVZ-Globaal Beheer
2,10
2,78
1,79
1,82
4,49
0,32
1,65
RIZIV-werknemers
378,38
-2,68
16,71
RIZIV-zelfstandigen
202,96
95,87
22,14
Totaal RIZIV totaal accijnzen
233,78
367,40
1,31
17,14
3,76
0,27
1,39
255,87
1,35
15,78
3,82
0,27
1,41
1.3.3 Stock-options Het totale bedrag van de opbrengst van de belasting op aandelenopties wordt vanaf het aanslagjaar 2000 toegewezen aan de rsz-Globaal Beheer en het rsvzGlobaal Beheer. De verdeling gebeurt volgens dezelfde verdeelsleutel als deze voor de btw: 95,77 %/ 4,23 %. Deze opbrengst werd een eerste maal overgemaakt in 2002 en bevat ook de achterstallen van de opbrengst van 2001.
209
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Tabel 5: Stock options - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro) RSZ-Globaal Beheer
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
97.995
64.424
54.073
32.008
36.284
35.380
50.389
52.674
47.885
97.995
64.424
54.073
32.008
36.284
35.380
50.389
52.674
47.885
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal stock options
4.348
2.825
2.462
1.419
1.584
1.557
1.191
2.327
2.115
102.343
67.249
56.535
33.428
37.867
36.937
51.580
55.000
50.000
% aandeel RSZ-Globaal Beheer
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
95,75
95,80
95,65
95,75
95,82
95,78
97,69
95,77
95,77
95,75
95,80
95,65
95,75
95,82
95,78
97,69
95,77
95,77
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal stock options
4,25
4,20
4,35
4,25
4,18
4,22
2,31
4,23
4,23
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
-34,26
-16,07
-40,81
13,36
-2,49
42,42
4,53
-9,09
% groei RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ
-34,26
-16,07
-40,81
13,36
-2,49
42,42
4,53
-9,09
RSVZ-Globaal Beheer
-35,03
-12,86
-42,34
11,57
-1,69
-23,50
95,33
-9,09
-34,29
-15,93
-40,87
13,28
-2,46
39,64
6,63
-9,09
totaal stock options
1.3.4 Belasting op werknemersparticipatie Deze bron van alternatieve financiering werd ingevoerd in 2001, met dien verstande dat de eerste verdeelbare winst deze is van het boekjaar met afsluit datum ten vroegste op 31 december 2001. Tabel 6: Belasting op werknemersparticipatie - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro)
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
Totaal RSZ
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
totaal bel. werknemersparticipatie
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
% aandeel
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
Totaal RSZ
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
totaal bel. werknemersparticipatie
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
84,46
-6,02
18,84
-40,14
-2,04
0,00
Totaal RSZ
84,46
-6,02
18,84
-40,14
-2,04
0,00
totaal bel. werknemersparticipatie
84,46
-6,02
18,84
-40,14
-2,04
0,00
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
% groei RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
210
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
De rsz-Globaal Beheer, die de enige begunstigde is, ontvangt de helft van de opbrengst van de belasting van de deelnames in het kapitaal of in de winst, evenals de deelnames toegekend in het kader van een investeringsspaarplan aan werknemers en 66 % van de opbrengst van de aanvullende belasting. De eerste storting aan de rsz-Globaal Beheer gebeurde slechts in 2004 en zou dus ook de geïnde bedragen van 2002 en 2003 moeten bevatten. Bij een in Ministerraad overlegd besluit zou een deel van deze belastingopbrengst toegewezen kunnen worden voor de financiering van de sociale zekerheid van (een) andere categorie(ën) werknemers.
1.3.5 Roerende voorheffing In 2006 wordt de roerende voorheffing als nieuwe bron van de alternatieve financiering ingevoerd. 15 % van de opbrengst van de roerende voorheffing wordt volgens de verdeelsleutel 90-10 toegewezen aan de rsz-globaal beheer en aan het rsvz-Globaal Beheer. Hierbij wordt een minimumbedrag vastgesteld op 430,35 miljoen euro; dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Tabel 7: Roerende voorheffing - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro)
2006
2007
2008
2009
2010
387.315
402.674
444.792
413.390
420.211
387.315
402.674
444.792
413.390
420.211
43.035
44.742
49.421
45.932
46.690
430.350
447.415
494.214
459.322
466.901
2006
2007
2008
2009
2010
90,00
90,00
90,00
90,00
90,00
Totaal RSZ
90,00
90,00
90,00
90,00
90,00
RSVZ-Globaal Beheer
10,00
10,00
10,00
10,00
10,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2006
2007
2008
2009
2010
3,97
10,46
-7,06
1,65
Totaal RSZ
3,97
10,46
-7,06
1,65
RSVZ-Globaal Beheer
3,97
10,46
-7,06
1,65
3,97
10,46
-7,06
1,65
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal roerende voorheffing % aandeel RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
totaal roerende voorheffing % groei RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
totaal roerende voorheffing
211
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
In 2006 werd het minimumbedrag toegekend; in 2007 en 2008 was 15 % van de opbrengst van de roerende voorheffing hoger dan dit minimumbedrag. Op basis van begrotingsramingen van juni 2009 zal in 2009 en 2010 opnieuw het minimumbedrag worden toegekend omdat door de financiële crisis de opbrengst terug tot onder het minimumbedrag daalt.
1.3.6 Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen Vanaf 2006 ontvangt het rsvz-Globaal Beheer een bedrag van 1,5 miljoen euro van de opbrengst van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. In 2007 werd dit bedrag verhoogd tot 2,1 miljoen euro en vanaf 2008 tot 2,53 miljoen euro. Deze alternatieve financiering dient om de kostprijs van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap te financieren. Het rsvz moet dit bedrag doorstorten aan de rva (8). Tabel 8: Jaarlijkse taks op verzekeringsverrichtingen - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro) RSVZ-Globaal Beheer totaal jaarl. taks verzerk.verrichtingen % aandeel RSVZ-Globaal Beheer totaal jaarl. taks verzerk.verrichtingen % groei RSVZ-Globaal Beheer totaal jaarl. taks verzerk.verrichtingen
2006
2007
2008
2009
2010
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
2006
2007
2008
2009
2010
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
100,00
2006
2007
2008
2009
2010
40,00
20,48
0,32
1,65
40,00
20,48
0,32
1,65
1.3.7 Personenbelasting en vennootschapsbelasting Vanaf 2007 worden de alternatieve financieringsbronnen uitgebreid met inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Deze zijn grotendeels bestemd voor de rsz-Globaal Beheer (meer dan 99 % in 2010); het verschil gaat naar het rsvz-Globaal Beheer.
8
212
Hierbij dient opgemerkt dat de rva voor de financiering van de kostprijs van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap ook nog rechtstreeks een bijkomende alternatieve financiering op basis van btw ontvangt (artikel 66, § 3sexies, 5e lid): zie deel 2.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Tabel 9: Personenbelasting en vennootschapsbelasting - verdeling volgens begunstigde instelling of fonds bedragen (1.000 euro) RSZ-Globaal Beheer
2007
2008
2009
2010
126.300
125.947
171.565
172.539
126.300
125.947
171.565
172.539
1.500
1.567
1.572
1.598
127.800
127.514
173.138
174.137
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal PB en Ven.B % aandeel RSZ-Globaal Beheer
2007
2008
2009
2010
98,83
98,77
99,09
99,08
98,83
98,77
99,09
99,08
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal PB en Ven.B % groei RSZ-Globaal Beheer
1,17
1,23
0,91
0,92
100,00
100,00
100,00
100,00
2007
2008
2009
2010
-0,28
36,22
0,57
-0,28
36,22
0,57
4,49
0,32
1,65
-0,22
35,78
0,58
RSZ Buiten Globaal Beheer Totaal RSZ RSVZ-Globaal Beheer totaal PB en Ven.B
Deze alternatieve financiering betreft: ▸▸
een bedrag van de inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting voor het fiscaal terugverdieneffect op de nieuwe werkgeversbijdragenvermindering, bestemd voor de rsz-Globaal Beheer (kb: 46 miljoen euro);
▸▸
een bedrag van de inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting voor de ondersteuning van het fundamenteel onderzoek, bestemd voor de rsz-Globaal Beheer: 31 miljoen euro, jaarlijks geïndexeerd; het terugverdieneffect wordt per kb in mindering gebracht;
▸▸
een bedrag van 15 miljoen euro, dat jaarlijks geïndexeerd wordt, van de inkomsten van de personenbelasting, de belasting der niet-inwoners natuurlijke personen, de vennootschapsbelasting en de belasting der niet-inwoners vennootschappen, onder meer ten gevolge van de wet van 26 november 2006 houdende een begeleidingsmaatregel voor de voorraadactualisering door de erkende diamanthandelaars, toegewezen aan de sociale zekerheid, bestemd voor de rsz-Globaal Beheer (90 %) en het rsvz-Globaal Beheer (10 %);
▸▸
een bedrag van 5 miljoen euro, dat jaarlijks geïndexeerd wordt, van de inkomsten van de personenbelasting voor het fiscaal terugverdieneffect van het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de gezondheidssector en dat in 2005 door de federale regering werd gesloten met de betrokken
213
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, bestemd voor de rsz-Globaal Beheer;
214
▸▸
een bedrag van 30 miljoen euro, dat jaarlijks geïndexeerd wordt, van de opbrengst van de vennootschapsbelasting voor de financiering van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (ggmmi), bestemd voor de rsz-globaal beheer;
▸▸
vanaf 2009: een bedrag van 47 miljoen euro (niet geïndexeerd) van de opbrengst van de personenbelasting voor de financiering van de verhoging van het minimumpensioen van de werknemers.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
2
Verdeling volgens de wijze waarop de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid wordt toegekend - Wettelijk verschuldigde bedragen
Grosso modo kan men drie verschillende wijzen erkennen waarop de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid wordt toegekend: ▸▸
de alternatieve financiering is een vastgesteld percentage van de opbrengst van een financieringsbron; dit kan al dan niet met een wettelijk minimumbedrag;
▸▸
de alternatieve financiering wordt gekoppeld aan bepaalde uitgaven of minderontvangsten; hierbij kan een verder onderscheid gemaakt worden tussen alternatieve financiering, waarvan het bedrag in functie van de uitgaven jaarlijks vastgesteld wordt in een koninklijk besluit of alternatieve financiering waarvan het bedrag in wet wordt ingeschreven, en waarbij er eventueel een indexering voorzien wordt;
▸▸
de alternatieve financiering is een toegewezen bedrag, dat niet gekoppeld is aan specifieke uitgaven of minderontvangsten.
Daarnaast is er nog een uitzonderlijke situatie waarbij de alternatieve financiering verminderd wordt. Deze verschillende wijzen waarop de alternatieve financiering wordt toegekend, worden hierna toegelicht.
2.1
Percentage van een alternatieve financieringsbron
2.1.1 Percentage van een alternatieve financieringsbron met bepaling van een minimumbedrag
2.1.1.1 Btw (artikel 66, § 1, eerst t/m derde lid) In de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen werd de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid vastgelegd op 23,514 % van de opbrengst van de “zuivere” btw-ontvangsten.
215
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Het bekomen bedrag mag echter niet lager zijn dan 4.418.251 duizend euro. Dit minimumbedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. In 2001 werd het minimumbedrag eenmalig verhoogd met 43.381 duizend euro; dit laatste bedrag werd toegewezen aan de rsz ppo voor de financiering van de veiligheidscontracten. Vanaf 1 januari 2002 wordt het minimumbedrag verhoogd met 41.333 duizend euro; dit laatste bedrag wordt ook jaarlijks geïndexeerd. Het basisbedrag van de alternatieve financiering “btw” wordt dus gevormd door het hoogste bedrag te nemen van twee berekeningen: het bedrag dat het resultaat is van 23,514 % van de zuivere btw-ontvangsten of het geïndexeerd wettelijk minimumbedrag. Na alle voorafnames wordt dit bedrag volgens de verdeelsleutel 95,77 % - 4,23 % verdeeld tussen de rsz-gb en het rsvz-gb. Tabel 10: Btw (artikel 66, § 1, eerste tot en met derde lid) x 1.000 € BTW-ontvangsten 23,514%
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
17.940.245
18.460.768
18.753.911
20.180.035
21.334.477
22.541.563
23.764.107
24.017.645
22.803.666
24.322.149
4.218.469
4.340.865
4.409.795
4.745.133
5.016.589
5.300.423
5.587.892
5.647.509
5.362.054
5.719.110
1,64 %
1,59 %
2,10 %
2,78 %
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
4.490.710
4.562.113
4.657.917
4.787.407
4.873.102
4.961.792
5.184.577
5.201.167
5.286.986
index van de consumptieprijzen wettelijk geïndexeerd minimum RSZ PPO eenmalige verhoging
4.418.251 43.381
verhoging wettelijk minimum totaal geïndexeerd minimumbedrag
4.461.632
41.333
41.990
42.872
44.064
44.853
45.669
47.719
47.872
48.662
4.532.043
4.604.103
4.700.789
4.831.471
4.917.954
5.007.461
5.232.296
5.249.039
5.335.648
Tot en met 2003 ligt het bedrag van 23,514 % lager dan het geïndexeerde minimumbedrag. Vanaf 2004 is het percentage van de btw-ontvangsten steeds hoger dan het minimumbedrag. Het verschil tussen beide bedragen stijgt tot in 2007, waar het verschil ruim 580 miljoen euro bedraagt. Door de economische crisis en de impact op de btw-ontvangsten wordt het verschil tussen het percentage van de opbrengst en het minimumbedrag terug kleiner. Op basis van de begrotingsramingen van juni 2009 wordt het verschil in 2009 terug herleid tot slechts 113 miljoen euro. De btw-ontvangsten vertonen in 2009 immers een daling van meer dan 5 % t.o.v. 2008 en zijn zelfs lager dan deze van 2007. Voor 2010 wordt opnieuw een toename verwacht van de btw-ontvangsten van 6,7 %. Indien het basisbedrag van de alternatieve financiering “btw” vergeleken wordt met de totale alternatieve financiering “btw” kan vastgesteld worden, na neutralisatie van de bedragen die afgetrokken werden in het kader van de overname door de Federale Staat van de schuldenlast van de sociale zekerheid, dat in de periode 2001-2003 de totale alternatieve financiering “btw” quasi gelijk is aan het basisbedrag. In 2004 daalt het aandeel van het basisbedrag tot bijna 60 % van de alternatieve financiering “btw”. Deze daling zet zich verder; voor 2010
216
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
wordt het aandeel van het basisbedrag nog slechts geraamd op 42,4 %. Zoals verder in dit deel zal blijken, zijn er dus een groot aantal bijkomende maatregelen genomen in het kader van de alternatieve financiering “btw”. Opmerking De verhoging van het minimum bedrag vanaf 2002 was specifiek bestemd voor de financiering van drie nieuwe voorafnames, met name: het betaald educatief verlof (RVA), de wachtuitkeringen (EGKS) en de compensatie politiezones (RSZ-GB). Dit blijkt achteraf geen neutrale operatie te zijn omdat enerzijds de bedragen voor het educatief verlof en de compensatie van de politiezones forfaitair bepaald werden in 2002, evenwel zonder jaarlijkse indexering; anderzijds moest het bedrag voor de wachtuitkeringen EGKS jaarlijks bepaald worden in een koninklijk besluit en betrof dit een uitdovende maatregel.
x 1.000 €
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1,64 %
1,59 %
2,10 %
2,78 %
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
41.333
41.990
42.872
44.064
44.853
45.669
47.719
47.872
48.662
betaald educatief verlof - RVA, art. 66, § 2, 4°
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
wachtuitkeringen EGKS - RVA, art. 66, § 2, 5°
5.489
0
1.512
4.208
0
0
0
0
0
indexcijfer van de consumptieprijzen lid
compensatie politiezones - RSZ-GB, art. 66, § 2, 6°
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
gefinancierde uitgaven
41.333
35.844
37.356
40.052
35.844
35.844
35.844
35.844
35.844
Uit deze cijfers zou afgeleid kunnen worden dat de RSZ-GB en het RSVZ-GB in 2003 (9) bevoordeeld werden door deze regeling. Volgens een rapport van het Rekenhof (10) is het forfaitaire bedrag van 10,46 miljoen euro, bestemd voor de RSZ ter compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn, ruim onderschat (13 tot 19 miljoen euro per jaar).
2.1.1.2 Accijnzen op tabak (artikel 67 ter, 2e alinea) In uitvoering van artikel 67ter van de programmawet van 2 januari 2001 ontvangt het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging vanaf 2004 een alternatieve financiering uit accijnzen op tabak. In 2004 en 2005 betrof het wettelijk vastgestelde bedragen. Deze alternatieve financiering was bestemd voor de financiering van de stijging van de begrotingsdoelstelling (zie verder punt 2.3.2.).
9
Vanaf 2004 is 23,514 % van de opbrengst van de btw hoger dan het geïndexeerd minimumbedrag.
10
“Impact van de politiehervorming op de sociale zekerheid”, augustus 2007.
217
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Vanaf januari 2006 wordt 32,5 % van de opbrengst van de accijnzen op tabak toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Dit percentage kan vanaf 2007 gewijzigd worden met een koninklijk besluit. In 2006 werd hierbij een minimumbedrag vastgesteld op 555.685 duizend euro, jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Het minimumbedrag werd in 2007 verhoogd naar 673.215 duizend euro. Tot aan de invoering van de nieuwe financiering van de sector Gezondheidszorgen in 2008 wordt het bedrag als volgt verdeeld tussen de algemene regeling en de regeling der zelfstandigen: ▸▸
een schijf van 299 800 duizend euro wordt toegewezen volgens de verdeelsleutel van de reële uitgaven van de geneeskundige verzorging van beide regimes;
▸▸
het saldo wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel van 90 % voor de algemene regeling en 10 % voor de regeling der zelfstandigen.
Tabel 11: Accijnzen op tabak (artikel 67 ter, 2de alinea) x 1.000 € accijnzen op tabak 32,50%
2006
2007
2008
2009
2010
1.655.108
1.844.700
1.831.300
1.970.600
1.805.000
537.910
599.528
595.173
640.445
586.625
index van de consumptieprijzen
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
wettelijk geïndexeerd minimum
555.685
673.215
703.442
705.693
717.337
Het minimumbedrag ligt tot en met 2010 hoger dan 32,5 % van de opbrengst van de accijnzen op tabak.
2.1.1.3 Roerende voorheffing (artikel 66, § 6) Met ingang van 1 januari 2006 wordt 15 % van de opbrengst van de roerende voorheffing toegewezen aan de sociale zekerheid. Er wordt hierbij een minimumbedrag vastgesteld dat niet lager mag zijn dan 430 350 duizend euro en dat jaarlijks wordt aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
218
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
De opbrengst van de roerende voorheffing wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel 90-10 aan de rsz-globaal beheer en aan het rsvz-globaal beheer. Tabel 12: Roerende voorheffing (artikel 66, § 6) x 1.000 € Roerende voorheffing ontvangsten
2006
2007
2008
2009
2010
2.804.151
2.982.767
3.294.757
2.781.998
2.718.522
420.623
447.415
494.214
417.300
407.778
378.560
402.674
444.792
375.570
367.000
15,00% RSZ-GB RSVZ-GB
42.062
44.742
49.421
41.730
40.778
index van de consumptieprijzen
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
wettelijk geïndexeerd minimum
430.350
438.182
457.857
459.322
466.901
RSZ-GB
387.315
394.364
412.071
413.390
420.211
43.035
43.818
45.786
45.932
46.690
RSVZ-GB
Alleen in 2007 en 2008 is het bedrag van het percentage van 15 % hoger dan het wettelijk geindexeerde minimumbedrag. Door de financiële crisis daalt de opbrengst van de roerende voorheffing in 2009 tot onder het niveau van 2006.
2.1.2 Percentage van een alternatieve financieringsbron zonder bepaling van een minimumbedrag
2.1.2.1 Belasting op aandelenopties (stock-options) De belasting op aandelenopties werd als financieringsbron toegevoegd aan de alternatieve financiering in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (artikel 46 en 47, § 3). Vanaf het aanslagjaar 2000 wordt het totale bedrag van de opbrengst van de belasting op aandelenopties toegewezen aan de rsz-Globaal Beheer en het rsvzGlobaal Beheer. De verdeling gebeurt volgens dezelfde verdeelsleutel als deze voor de btw ( 95,77 - 4,23). Tabel 13: Belastingop aandelenopties (stock-options) x 1.000 € Belasting op stock-options RSZ-GB RSVZ-GB
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
102.343
67.249
56.535
33.428
37.867
36.937
51.580
55.000
50.000
97.995
64.424
54.073
32.008
36.284
35.380
50.389
52.674
47.885
4.348
2.825
2.462
1.419
1.584
1.557
1.191
2.327
2.115
219
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Deze opbrengst werd een eerste maal overgemaakt in 2002 en bevat nog een gedeelte van de opbrengst van 2001.
2.1.2.2 Belasting op de werknemersparticipatie De wet van 22 mei 2001 (artikel 36) betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen voert de belasting op werknemersparticipatie in als nieuwe alternatieve financieringsbron. De rsz-Globaal Beheer, die de enige begunstigde is, ontvangt de helft van de opbrengst van de belasting van de deelnames in het kapitaal of in de winst, evenals de deelnames toegekend in het kader van een investeringsspaarplan aan werknemers en 66 % van de opbrengst van de aanvullende belasting. Tabel 14: Belasting op de werknemersparticipatie x 1.000 €
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Werknemersparticipatie RSZ-GB
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
Deze bron van alternatieve financiering werd ingevoerd in 2001, met dien verstande dat de eerste verdeelbare winst deze is van het boekjaar met afsluit datum ten vroegste op 31 december 2001. De rsz-gb ontving deze alternatieve financiering een eerste maal in 2004. Bij een in Ministerraad overlegd besluit zou een deel van deze belastingopbrengst toegewezen kunnen worden voor de financiering van de sociale zekerheid van (een) andere categorie(ën) werknemers. Dit is tot op heden niet gebeurd.
2.2
Alternatieve financiering gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten
Naast de alternatieve financiering uitgedrukt in een percentage van een bepaalde financieringsbron is er de laatste jaren steeds meer alternatieve financiering toegekend om een specifieke uitgave of minderontvangst te compenseren. Dit gebeurt door jaarlijks een bedrag aan alternatieve financiering vast te stellen in een koninklijk besluit of door een bedrag in te schrijven in een (programma) wet. In dit laatste geval wordt soms een jaarlijkse indexering voorzien of wordt de mogelijkheid gegeven dat de Koning het bedrag kan aanpassen. Deze twee verschillende benadering hebben beide voor- en nadelen.
220
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
De alternatieve financiering die jaarlijks per koninklijk besluit wordt vastgelegd sluit in principe meer aan bij de reële uitgave waarvoor hij bestemd is. Dit moet echter ook genuanceerd worden aangezien de uitvoeringsbesluiten de laatste jaren worden opgemaakt op basis van de initiële begrotingsramingen. Zeker in het geval van de uitgaven voor dienstencheques geeft dit de laatste jaren aanleiding tot een noodzakelijk tweede uitvoeringsbesluit. Het nadeel van de alternatieve financiering op basis van een koninklijk besluit (11) is de enorme vertraging waarmee deze goedgekeurd worden. Eind augustus 2009 waren er nog maar vijf van de dertien te nemen besluiten voor 2009 ondertekend. In het verleden werd al meermaals de aandacht gevestigd op de hieruit voortvloeiende problemen voor een efficiënt thesauriebeheer. Zeker in een economisch crisisjaar als 2009 is het evident dat het uitblijven van belangrijke financieringsmiddelen het thesauriebeheer ernstig verstoord. Het is niet normaal dat het Globaal Beheer verplicht wordt geld te lenen bij de Schatkist omdat de Overheid zijn wettelijke verplichtingen t.o.v. het Globaal Beheer niet op tijd nakomt. De alternatieve financiering gekoppeld aan specifieke uitgaven, waarvan het bedrag in een wet wordt vastgelegd, biedt het voordeel van een snellere en regelmatige betaling, waardoor het thesauriebeheer niet verstoord wordt. Anderzijds kan men na verloop van tijd het verband tussen bepaalde uitgaven en de hiervoor bestemde alternatieve financiering in vraag stellen. Ter illustratie verwijzen we naar het bedrag van de alternatieve financiering voor de werkbonus. In de programmawet van 27 december 2006 werd de alternatieve financiering voor de werkbonus vanaf 2007 vastgesteld op 534.200 duizend euro; de kost van de werkbonus werd in juni 2009 echter geraamd op 665.008 duizend euro in 2008 (resultaat), 730.162 duizend euro in 2009 en 689.294 duizend euro in 2010.
2.2.1 Bedrag dat bepaald wordt in een koninklijk besluit
2.2.1.1 Btw a) Directe voorafnames van het basisbedrag (minimumbedrag of 23,514 % van de btw-ontvangsten) De volgende alternatieve financiering wordt afgenomen van het basisbedrag en rechtstreeks toegewezen in functie van een uitgave.
11
Zie ook bijlage 3 waar een overzicht gegeven wordt van alle kb’s per jaar met de datum van ondertekening en publicatie in het Belgisch Staatsblad.
221
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Aangezien er voor deze uitgaven geen verhoging van de alternatieve financiering werd voorzien, vermindert het beschikbare saldo dat tussen rsz-gb en rsvz-gb verdeeld wordt. ▸▸
De financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegen-heidsagentschappen (artikel 66, § 2, 2°) Dit bedrag is bestemd voor de rva en wordt door deze instelling berekend.
▸▸
De financiering van de wachtuitkeringen toegekend aan de werknemers van de steenkool- en staalnijverheid, die hun tewerkstelling verloren hebben (artikel 66, § 2, 5°) Deze financiering is bestemd voor de rva en werd vanaf 2002 ingevoerd. De kost werd berekend door de rva. Na 2005 werd hiervoor geen alternatieve financiering meer aangevraagd.
b) Verhogingen van het basisbedrag (minimumbedrag of 23,514 % van de btwontvangsten) en directe toewijzingen Voor de volgende alternatieve financiering wordt een bijkomende alternatieve financiering voorzien door het basisbedrag te verhogen. Deze verhoging wordt rechtstreeks toegewezen in functie van een uitgave. Aangezien er voor deze uitgaven wel een verhoging van de alternatieve financiering wordt voorzien, is de impact op het beschikbare saldo, dat tussen rsz-gb en rsvz-gb verdeeld wordt, neutraal. ▸▸
De kostprijs van de verlaging van werknemers- of werkgeversbijdragen (artikel 66, § 1, 4e lid en § 2, 3° De Koning kan op voorstel van het Beheerscomité van de sociale zekerheid de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de verlaging van werknemers- of werkgeversbijdragen. Deze bepaling werd nooit toegepast.
▸▸
De kostprijs van de dienstencheques (artikel 66, § 1, 6e lid en § 2, 7°) In 2003 werd deze verhoging toegewezen aan de rva; vanaf 2004 ontvangt de rsz-gb deze alternatieve financiering. Vanaf 2007 bevat de kostprijs van de dienstencheques ook de uitgaven van het opleidingsfonds dienstencheques.
222
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
De kostprijs wordt berekend als het verschil tussen de uitgaven voor dienstencheques en het terugverdieneffect op de werkloosheidsuitgaven (rva) en de bijdrageontvangsten (rsz en rsz ppo). De kost van de dienstencheques voor zelfstandigen (hulp bij moederschap) wordt hier niet mee verrekend omdat daarvoor een aparte alternatieve financiering werd voorzien. Dit is in principe het enige uitvoeringsbesluit waarvoor in de wet bepaald wordt dat het Beheerscomité van de sociale zekerheid zijn advies moet geven. Omwille van de vertraging in de uitvoeringsbesluiten wordt vanaf 2007 nog slechts een gedeelte van de alternatieve financiering voor de dienstencheques vastgesteld per koninklijk besluit; de rest wordt uitbetaald onder de vorm van een jaarlijks voorschot (zie ook 2.2.2.1.) ▸▸
De financiering van de startbaanovereenkomsten die deel uitmaken van de globale projecten in de openbare sector (artikel 66, § 1, 7e lid en § 2, 8°) Deze financiering is bestemd voor de rva en wordt vanaf 2003 ingevoerd. De kost wordt berekend door de rva. Hierbij kan opgemerkt worden dat in het koninklijk besluit van 2003 en 2004 niet verwezen werd naar artikel 66, § 1, 7e lid, met als gevolg dat de fod Financiën hiervoor geen bijkomende alternatieve financiering heeft voorzien, maar deze bedragen heeft voorafgenomen van het basisbedrag (minimumbedrag in 2003 en 2004), en dit ten nadele van de beide Globale Beheren.
▸▸
De kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid (artikel 66, § 1, 8e lid en § 2, 9°) In 2003 en 2004 werd deze verhoging toegewezen aan de rva; vanaf 2005 ontvangt de rsz-gb deze alternatieve financiering. De kost wordt berekend door de rva.
▸▸
De financiering van de kostprijs van de werkbonus (artikel 66, § 1, 9e lid en § 2, 10°) De werkbonus vervangt het belastingkrediet en betreft een bijdragevermindering voor werknemers met een laag loon. Deze alternatieve financiering werd ingevoerd in 2005 en is bestemd voor de rsz-gb. In 2005 en 2006 werd het bedrag vastgesteld in functie van de werkbonus. Omwille van de vertraging in de uitvoeringsbesluiten wordt vanaf 2007 geen koninklijk besluit meer genomen. Het volledige bedrag van de
223
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
a lternatieve financiering voor de werkbonus wordt uitbetaald onder de vorm van een jaarlijks voorschot (zie ook 2.2.2.1.) ▸▸
de financiering van het samenwerkingsakkoord betreffende de sociale economie (artikel 66, § 1, 10e lid en § 2, 11°) Deze alternatieve financiering werd ingevoerd in 2005 en is bestemd voor de rva. De rva berekent het bedrag voor de tussenkomst.
▸▸
De financiering van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers (artikel 66, § 1, 11e lid en § 2, 12°) Deze alternatieve financiering werd ingevoerd in 2006.
▸▸
De financiering van het fonds ter bevordering van de toegang tot arbeid voor personen met een handicap (artikel 66, § 1, 12° en § 2, 13°) Dit fonds werd opgericht bij de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg en zou bij de rsz komen. Sinds deze wet is er nog geen alternatieve financiering vastgesteld. Bij de begrotingscontrole 2009 werd melding gemaakt van een beslissing dat deze alternatieve financiering vanaf 2009 aangewend zou worden voor de activering van gehandicapten.
▸▸
De financiering van de kostprijs van de tewerkstellingscellen (artikel 66, § 1, 13e lid en § 1, 14°) Deze alternatieve financiering werd ingevoerd in 2006 en is bestemd voor de rsz-gb omdat deze tussenkomt in de financiering van de tewerkstellingscellen (collectief outplacement en inschakelingsvergoedingen) bij de rva.
▸▸
De financiering van de start- en tutoraatsbonus (artikel 22 van de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen) Artikel 22 van de wet van 21.12.2007 houdende diverse bepalingen stipuleert dat het bedrag van 2008 voor de financiering door rsz-gb van de start- en stagebonus met een koninklijk besluit kan worden verhoogd. Indien dit gebeurt, kan in dit besluit ook de alternatieve financiering aan de rsz-gb verhoogd worden. In 2009 wordt voor de eerste maal een verhoging voorzien.
224
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
c) Bijkomende verhogingen van de alternatieve financiering afkomstig van de btw De hierna volgende verhogingen van de alternatieve financiering afkomstig van de btw staan volledig los van het in 2001 bepaalde basisbedrag (23,514 % of minimumbedrag). ▸▸
Voor de jaren 2005 tot 2007 zal een uitzonderlijk bedrag bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kunnen toegewezen worden aan het stelsel werknemers en het stelsel zelfstandigen teneinde het begrotingsevenwicht te verzekeren (artikel 66, § 3bis, 5° lid) Deze bepaling werd ingevoegd bij de programmawet van 9 juli 2004. Aangezien er in artikel 66, § 3bis in december 2003 en 2004 bepalingen werden ingevoegd waarbij de alternatieve financiering in belangrijke mate werd verhoogd (zie 2.3.1.), bleef deze bepaling zonder uitvoering.
▸▸
De medefinanciering van de uitgaven betreffende het betaald educatief verlof (artikel 66, § 3quinquies) Dit bedrag wordt vanaf 2008 (12) als aanvulling voorzien op het bedrag dat bepaald is in artikel 66, § 2, 4° (forfaitair bedrag) en wordt toegewezen aan de rva. In 2006 en 2007 werd ook al een bijkomend bedrag van 58.976 duizend euro toegewezen aan de rva. Dit bedrag werd toen in de wet ingeschreven (zie 2.2.2.1.).
▸▸
De alternatieve financiering in het kader van de nieuwe financiering van de ziekteverzekering (artikel 66, § 13) Door de invoering van het nieuwe financieringssysteem voor de ziekte verzekering wordt de tussenkomst van de Globale Beheren van de werknemers en de zelfstandigen vanaf 2008 beperkt tot het verschuldigd bedrag voor 2007 waarop jaarlijks de groeivoet van de bijdragen (13) wordt toegepast. De Staat komt via een bijkomende financiering tussen om het verschil tussen de behoeften en de beperkte financiering van de Globale beheren te financieren. Daarom worden vanaf het jaar 2008 twee bedragen voorafgenomen op de opbrengst van de btw, bestemd voor de rsz-gb en het rsvz-gb. Het betreft geraamde bedragen voor de bijkomende financiering van de geneeskundige verzorging, die op basis van maandelijkse voorschotten
12
Voorlopig is er echter alleen een wettelijke basis voor 2008.
13
Voor de beperkte financiering van 2008 wordt de groeivoet van de bijdragen 2007/2006 toegepast, enz.
225
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
gestort moeten worden. De definitieve bedragen worden slechts bepaald na het opmaken van de rekeningen van het boekjaar N-1. Indien in 2009 bij de evaluatie van de fiscale ontvangsten of tijdens het lopend begrotingsjaar de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde onvoldoende blijkt, kan een deel vooraf genomen worden op de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing. ▸▸
De alternatieve financiering voor de betaling van het gedeelte van de begroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen dat ten laste genomen wordt door de Staat (artikel 67bis) Voor 2004 gebeurde deze financiering via een dotatie ingeschreven in de begroting van de fod Volksgezondheid. Vanaf 2004 ontvangt het riziv hiervoor een alternatieve financiering in plaats van een dotatie. “Dit wordt uitgevoerd met het oog op duidelijkheid en doorzichtigheid teneinde een beter globaal beeld te verkrijgen” (memorie van toelichting bij de programmawet van 22 december 2003). Deze alternatieve financiering wordt toegekend aan het riziv sinds 2004. Het betreft de financiering van: ▻▻
de betaling van de schadeloosstelling bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
▻▻
de betaling van het gedeelte van de begroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen dat ten laste genomen wordt door de Staat;
▻▻
de betaling van de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen (vanaf 2005);
▻▻
de betaling van de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van beschut wonen (vanaf 2006)
Tussen 2004 en 2008 werd dit bedrag jaarlijks ingeschreven in een (programma)wet, waarbij steeds een bepaling voorzien werd dat de Koning het volgende jaar het bedrag kon wijzigen. Artikel 67bis bepaalt eveneens dat dit bedrag in gelijke maandelijkse schijven betaald moet worden. Voor 2009 werd geen bedrag ingeschreven in de programmawet van eind 2008, maar werd een koninklijk besluit opgemaakt. Dit besluit werd nog niet goedgekeurd; de fod Financiën stort voorlopig verder op basis van het financieringsplan van 2008. Tot slot vermelden we nog dat in de basistekst (artikel 66, § 1, 4e lid, nu het 5e lid) een bepaling werd ingeschreven dat de Koning het bedrag van de alternatieve financiering kan aanpassen met het oog op het aanleggen van reserves
226
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
voor toekomstige sociale zekerheidsuitgaven. Deze bepaling werd nog niet uitgevoerd en wordt niet opgenomen in de hierna volgende tabel. Tabel 15: Alternatieve financiering afkomstig van btw gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten - op basis van het konklijk besluit x 1.000 €
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
83.573
164.038
260.861
218.740
332.907
207.801
222.571
33.661
33.395
31.902
30.911
85.920
70.666
242.002
505.200 0
0
0
5.000
5.000
8.823
0
7.081
7.081
7.081
0
4.045
4.045
575.310
949.063
1.905.066
RSZ-Globaal Beheer verlaging werknemers- of werkgeversbijdragen. kostprijs dienstencheques kost toeslag 5 % uitkering voor tijdelijke werkloosheid. kostprijs werkbonus Fonds “bevordering van toegang op arbeid voor gehandicapten” Fonds “Tewerkstellingscellen” Financiering startbonus en tutoraatsbonus Financiering gezondheidszorgen Sub-totaal RSZ-Globaal Beheer
0
0
0
83.573
439.701
808.279
250.642
946.209
1.258.911
2.214.430
RVA-Globaal Beheer kostprijs dienstencheques
12.395
kost toeslag 5 % uitkering voor tijdelijke werkloosheid
10.325
33.007
Subtotaal RVA-Globaal Beheer
0
0
22.720
33.007
0
0
0
0
0
0
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
19.810
19.810
19.810
5.489
0
1.512
4.208
0
10.400
15.900
0
3.932
4.720
4.720
4.720
4.720
0
25.220
0
16.945
14.332
14.471
33.405
20.382
20.004
RVA-Buiten Globaal Beheer PWA’s adm. Omkadering wachtuitkeringen EGKS startbaanovereenkomsten bare sector samenwerkingsakkoord economie
open-
0
sociale
betaald educatief verlof - aanvulling Subtotaal RVA-Buiten Globaal Beheer
22.310
27.799
32.710
39.722
26.518
FSO
51.462
27.030
74.880
59.244
59.005
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
57.845
92.524
190.029
92.524
190.029
RSVZ-Globaal Beheer Financiering gezondheidszorgen Subtotaal RSVZ-Globaal Beheer
0
0
0
0
0
0
0
57.845
1.656.994
1.609.313
0
0
0
0
0
0
0
0
1.656.994
1.609.313
22.310
27.799
55.430
156.302
466.219
861.141
279.582
1.082.334
3.069.690
4.075.023
RIZIV Financiering ziekenhuizen RIZIV Subtotaal RIZIV TOTAAL
Het aantal koninklijke besluiten voor de alternatieve financiering “btw” gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten in gestegen van 1 kb in 2001 naar 13 kb’s in 2009.
227
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
In 2001 betrof het minder dan 1 % van de totale alternatieve financiering “btw”; dit aandeel is opgelopen tot ruim 27 % in 2009 en wordt geraamd op meer dan 32 % voor 2010. Zoals al eerder vermeld gaat de alternatieve financiering op basis van koninklijke besluiten gepaard met vertragingen in de uitvoering, waardoor het thesauriebeleid verstoord wordt. Daarom heeft de Regering in 2007 een aantal maatregelen genomen om de belangrijkste alternatieve financieringsposten sneller te kunnen doorstorten. Het bedrag voor de alternatieve financiering van de werkbonus wordt vanaf 2007 niet meer per kb genomen, maar werd vastgesteld in een wet. Voor de alternatieve financiering van de dienstencheques werd wettelijk een jaarlijks te betalen voorschot bepaald van 200 miljoen in 2007 en 2008; dit bedrag werd verhoogd tot 400 miljoen vanaf 2009. Het saldo wordt in een koninklijk besluit vastgelegd. Hierbij dient opgemerkt dat het saldo bij de initiële begroting wordt bepaald; de laatste jaren was het nodig om voor de dienstencheques een tweede kb te nemen wanneer de (voorlopige) resultaten gekend waren. Voor 2008 moet dit kb nog opgemaakt worden. Door deze maatregelen daalde het bedrag van alternatieve financiering “btw” op basis van koninklijke besluiten van 861,1 miljoen euro in 2006 naar 279,6 miljoen euro naar 2007. Vanaf 2008 stelt men echter opnieuw een enorme toename vast. De verklaring hiervoor is: ▸▸
de nieuwe alternatieve financiering van de sector Gezondheidszorgen (artikel 66, § 13) 2008 2009 2010
▸▸
633,2 miljoen euro, waarvan 575,3 miljoen euro voor de rsz-gb (kb 12.08.2008) 1.041,6 miljoen euro, waarvan 949,1 miljoen euro voor de rsz-gb 2.095,1 miljoen euro, waarvan 1.905,1miljoen voor de rsz-gb.
de alternatieve financiering aan het riziv voor de ziekenhuizen (artikel 67bis) 2009 2010
1.657,0 miljoen euro 1.609,3 miljoen euro.
Volgens de wettelijke bepalingen zou de alternatieve financiering voor beide posten in 12 gelijke maandelijkse schijven betaald moeten worden. Het koninklijk besluit voor 2009 in uitvoering van artikel 66, § 13 werd op 7 juni ondertekend. De beide Globale beheren hebben dus 6 maanden moeten prefinancieren. Het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 67bis is nog niet goedgekeurd.
228
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
2.2.1.2 Accijnzen Artikel 3 en 4 van het koninklijk besluit van 11 juli 2005 tot vaststelling van de regels betreffende de betaling van de positieve inhaalbedragen bepalen dat voor de financiering van de betalingen van de positieve inhaalbedragen de alternatieve financiering aan het riziv in 2005 eenmalig verhoogd wordt met 247 miljoen euro voor het stelsel der werknemers. Tabel 16: Accijnzen x 1.000 €
2005
2006
2007
2008
2009
2010
0
0
0
0
0
RIZIV - Werknemers Financiering Positieve inhaalbedragen totaal
247.000 247.000
2.2.1.3 Inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting ▸▸
Het fiscaal terugverdieneffect op de nieuwe werkgeversbijdragenvermindering (art. 66, § 7) Vanaf 2007 ontvangt de rsz-Globaal beheer een alternatieve financiering ten titel van fiscaal terugverdieneffect op de nieuwe werkgeversbijdragen vermindering. Het bedrag is voor de jaren 2007-2010 hetzelfde gebleven.
▸▸
Het terugverdieneffect inzake socialezekerheidsbijdragen voor het scheppen van onderzoeksmandaten (Artikel 66, § 8, 2e en 3e lid). Vanaf 2007 ontvangt de rsz-Globaal beheer een alternatieve financiering voor de ondersteuning van het fundamenteel onderzoek (zie 2.2.2.2). Het door de rsz berekende terugverdieneffect inzake socialezekerheidsbijdragen voor het scheppen van onderzoeksmandaten wordt ingehouden van deze alternatieve financiering. Dit bedrag wordt jaarlijks bij een in Ministerraad overlegd besluit vastgelegd.
Tabel 17: Inkomsten van de personenbelasting en de vennnootschapsbelasting x 1.000 €
2007
2008
2009
2010
46.800
46.800
46.800
46.800
-4.428
-6.629
-6.663
42.372
40.171
40.137
RSZ-Globaal Beheer Fiscaal terugverdieneffect op nieuwe werkgeversbijdrageverminderingen terugverdieneffect Ondersteuning van het fundamenteel onderzoek totaal
46.800
229
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
2.2.2 Bedrag dat vastgesteld wordt in een wet (al dan niet te indexeren)
2.2.2.1 Btw ▸▸
Financiering van de veiligheidscontracten (artikel 66, § 2, 1°) Ter financiering van de andere dan de politionele initiatieven bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen wordt jaarlijks een bedrag van 40,902 miljoen euro ten voordele van de rsz ppo overgemaakt. Voor 2006 wordt dit bedrag verhoogd met 700.000 euro. Voor 2007 wordt het bedrag herleid tot 20,902 miljoen euro. Voor 2008 wordt de doorstorting beperkt tot 5 miljoen euro.
▸▸
Financiering van het betaald educatief verlof (artikel 66, §2, 4°) Vanaf 2002 wordt jaarlijks een bedrag van 25,384 miljoen euro ter financiering van het betaald educatief verlof toegekend aan de rva.
▸▸
Compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn (artikel 66, §2, 6°) Vanaf 2002 wordt jaarlijks een bedrag van 10,460 miljoen euro toegekend aan de rsz ter compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn.
▸▸
Financiering van de werkbonus (artikel 66, § 3bis, 4e lid) Vanaf 1 januari 2007 wordt het bedrag toegewezen aan de rsz-Globaal Beheer verhoogd met 534,2 miljoen euro ten titel van de alternatieve financiering van de werkbonus. In 2005 en 2006 gebeurde deze alternatieve financiering op basis van een koninklijk besluit (zie 2.2.1.1.).
▸▸
Financiering van de kostprijs van de dienstencheques (artikel 66, § 3bis, 4e lid) Vanaf 1 januari 2007 wordt er een jaarlijks voorschot betaald op de alternatieve financiering van de kostprijs van de dienstencheques. In 2007 en 2008 bedroeg dit voorschot 200 miljoen euro. Vanaf 2009 wordt het voorschot verhoogd tot 400 miljoen euro.
230
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
▸▸
Compensatie voor de verhoging van de minimumpensioenen (artikel 66, § 3bis, 4e lid) Vanaf 1 januari 2007 wordt de alternatieve financiering aan de rszGlobaal Beheer verhoogd met 4 miljoen euro ter compensatie voor de gerealiseerde besparing in de sector van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden door de verhoging van de minimumpensioenen.
▸▸
Financiering Maribelfondsen (artikel 66, § 3quater) In 2004 wordt éénmalig een bedrag van 22.635.110,6 euro toegewezen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Dit bedrag kan enkel worden vrijgegeven na akkoord van de ministers bevoegd voor Werk, Sociale Zaken, Volksgezondheid en Begroting, met uitzondering van een bedrag van 11.472.207,21 euro.
▸▸
Aanvullende financiering van de uitgaven inzake het betaald educatief verlof (artikel 66, § 3quinquies) Voor 2006 en 2007 ontvangt de rva een bedrag van 58,976 miljoen euro voor de medefinanciering van de uitgaven inzake het betaald educatief verlof. Vanaf 2008 gebeurt deze medefinanciering op basis van een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (zie 2.2.1.1.).
▸▸
De financiering van de kostprijs van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap (artikel 66, § 3sexies, 5e lid) In aanvulling van de alternatieve financiering die wordt toegekend aan het rsvz-gb ontvangt de rva een bedrag van 2,4 miljoen euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
▸▸
De financiering van de integratie van de kleine risico’s in de ziekteverzekering van de zelfstandigen (artikel 66, § 3septies) Vanaf het jaar 2008 wordt de alternatieve financiering: 1° verminderd met 182,06 miljoen euro voor wat de rsz-globaal beheer betreft; 2° vermeerderd met 182,06 miljoen euro voor wat het rsvz-globaal beheer betreft. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de schommeling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
231
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
De reden hiervoor is dat door de integratie van de kleine risico’s bij de zelfstandigen de globale doelstelling in 2008 verhoogd wordt met 182,06 miljoen euro. De beperkte financiering door de rsz-Globaal Beheer en de alternatieve financiering worden vanaf 2008 verminderd met dat (geïndexeerd) bedrag. De alternatieve financiering aan het rsvz-Globaal Beheer wordt met dit bedrag verhoogd als compensatie voor de verhoging van de begrotingsdoelstelling als gevolg van de integratie van de kleine risico’s bij de zelfstandigen. ▸▸
De compensatie voor de betere sociale bescherming van seizoens- en elegenheidswerkers in de land- en tuinbouwsector (artikel 66, § 11) g Deze alternatieve financiering werd ingevoerd in 2007 en is bestemd voor de rsz-Globaal Beheer: ▻▻
22.051 duizend euro voor de betere sociale bescherming van het gelegenheidswerk in de witloofteelten bij de aannemers van landbouwwerken
▻▻
400 duizend euro ter financiering van het bedrag dat de rsz-Globaal Beheer moet betalen aan het Waarborg- en sociaal fonds voor het Tuinbouwbedrijf.
Het totaal bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. ▸▸
De alternatieve financiering voor de betaling van het gedeelte van de egroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen dat ten laste b genomen wordt door de Staat (artikel 67bis). Zie punt 2.2.1.1. c) Tussen 2004 en 2008 werd dit bedrag jaarlijks ingeschreven in een (programma)wet, waarbij steeds een bepaling voorzien werd dat de Koning het volgende jaar het bedrag kon wijzigen. In 2009 wordt hiervoor een koninklijk besluit opgesteld.
▸▸
De alternatieve financiering voor het Fonds tot bestrijding van het t abaksgebruik (artikel 67quater) Deze alternatieve financiering werd in 2004 eenmalig toegekend aan het riziv voor een bedrag van 500.000 euro. Het bedrag was bedoeld voor de financiering van een Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik. In 2004 bedroegen de uitgaven 1 miljoen euro; de helft werd dus gefinancierd via alternatieve financiering. Deze alternatieve financiering werd niet verder gezet na 2004; vanaf 2005 financieren de Globale beheren deze uitgaven volledig. In 2009 worden de uitgaven geraamd op 2 miljoen euro.
▸▸
232
De financiering van het Asbestfonds (Artikel 116, 1° van de Programmawet 27.12.2006, gewijzigd door art. 27-29 van de wet houdende diverse
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
bepalingen van 21.12.2007 en art. 210-211 van de Programmawet van 22.12.2008) Vanaf 2008 ontvangt het Asbestfonds 10 miljoen euro alternatieve financiering. Dit gebeurt per trimestriële schijf. Tabel 18: Alternatieve financiering afkomstig van btw gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten - bedrag vastgesteld in de wet x 1.000 €
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
compensatie soc. bescherming land- en tuinbouwsector
22.451
23.459
23.534
23.922
compensatie verhoging minima pensioenen (1/4/2007 en 1/1/2008)
4.000
4.000
4.000
4.000
werkbonus
534.200
534.200
534.200
534.200
voorschot dienstencheques
200.000
200.000
400.000
400.000
-182.060
-182.643
-185.656
RSZ-Globaal Beheer compensatie politiezones
Wet "integratie kleine risico's" 26.03.2007 (art. 6) subtotaal RSZ-Globaal Beheer
0
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
771.111
590.059
789.552
786.926
0
0
0
0
0
0
182.060
182.643
185.656
RSZ Buiten Globaal Beheer toegewezen bedrag Maribelfondsen
Sociale
Subtotaal RSZ - Buiten Globaal Beheer
22.635 0
0
0
22.635
RSVZ-Globaal Beheer Wet "integratie kleine risico's" 26.03.2007 (art. 6) Subtotaal RSVZ-Globaal Beheer
0
0
0
0
0
0
0
182.060
182.643
185.656
2.400
2.446
2.560
2.604
2.647
RVA-Globaal Beheer kostprijs dienstencheques zelfstandigen "Hulp moederschap" Sub-totaal RVA-Globaal Beheer
0
0
0
0
0
2.400
2.446
2.560
2.604
2.647
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
58.976
58.976
RVA-Buiten Globaal Beheer betaald educatief verlof betaald educatief verlof - aanvulling Subtotaal RVA-Buiten Globaal Beheer
0
25.384
25.384
25.384
25.384
84.360
84.360
25.384
25.384
25.384
Veiligheidscontracten
34.118
40.902
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
Veiligheidscontracten
43.381 40.902
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
1.293.107
1.334.766
1.348.263
1.386.841
1.487.241
1.334.766
1.348.263
1.386.841
1.487.241
0
0
10.000
10.000
10.000
2.302.304
1.051.084
1.051.515
RSZ-PPO
Sub-totaal RSZ PPO
77.499
RIZIV Financiering ziekenhuizen Financiering tabaksfonds Sub-totaal RIZIV
500 0
0
0
1.293.607
Asbestfonds TOTAAL
77.499
76.746
76.746
1.392.988
1.411.512
1.487.085
2.265.660
233
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
2.2.2.2 Personenbelasting en vennootschapsbelasting ▸▸
De financiering van de ondersteuning van het fundamenteel onderzoek (artikel 66, § 8) De rsz-Globaal Beheer ontvangt vanaf 2007 een bedrag van 31 miljoen euro voor ondersteuning van het fundamenteel onderzoek. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 104,14 (basis 2004 = 100) en wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van consumptieprijzen worden gekoppeld. Voor de vermindering van het terugverdieneffect inzake socialezekerheidsbijdragen voor het scheppen van onderzoeksmandaten: zie 2.2.1.1.
▸▸
inanciering van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen F (artikel 66, § 12) Vanaf 2007 ontvangt de rsz-Globaal Beheer een bedrag van 30 miljoen euro voor de financiering van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (ggmmi). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
▸▸
Financiering van de verhoging van de minimumpensioenen van de werknemers (artikel 66, §14) (14) Vanaf 2009 zal de rsz-Globaal Beheer een bedrag van 47 miljoen euro ontvangen van de personenbelasting voor de financiering van de meerkost van de verhoging van de minimumpensioenen, ingegaan op 1 juli 2008. Voor dit bedrag wordt geen indexering voorzien.
Tabel 19: Personenbelasting en de vennnootschapsbelasting x 1.000 €
2007
2008
2009
2010
RSZ-Globaal Beheer Ondersteuning van het fundamenteel onderzoek
31.000
32.897
33.555
33.723
Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI)
30.000
31.347
31.447
31.966
47.000
47.000
61.000
64.244
112.002
112.689
Verhoging van de minimumpensioenen op 1.07.2008 totaal
14
234
Artikel 50, 2° van de Programmawet van 17 juni 2009
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
2.2.2.3 Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen ▸▸
Financiering van de kostprijs ten laste van de rva van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap (artikel 66, § 3sexies, 1e – 3e lid) Het rsvz-Globaal Beheer ontvangt vanaf 2006 een bedrag van 1,5 miljoen euro voor de financiering van de kostprijs van de dienstencheques voor zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Het bedrag van 1,5 miljoen euro werd in 2007 en 2008 verhoogd tot 2,1 miljoen euro en 2,53 miljoen euro. Dit bedrag kan ook verhoogd worden bij een in Ministerraad overlegd besluit om de volledige financiering van de kostprijs ten laste van de rva van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap, te verzekeren. Het rsvz moet deze alternatieve financiering op zijn beurt storten aan de rva, in functie van het gebruik van de dienstencheques. Zoals al vermeld onder 2.2.2.1. ontvangt de rva vanaf 2006 ook rechtstreeks een alternatieve financiering uit btw-ontvangsten voor deze uitgaven .
Tabel 20: Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen x 1.000 €
2006
2007
2008
2009
2010
Dienstencheques - hulp bij moederschap zelfstandigen
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
2.3
Alternatieve financiering: toegewezen bedragen, niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of minderontvangsten
2.3.1 Btw ▸▸
Verhoging van de alternatieve financiering om het begrotingsevenwicht (15) te verzekeren (artikel 66, § 3bis, 1e – 3e lid).
15
Memorie van toelichting bij de Programmawet van december 2003: “De alternatieve financiering is een belangrijk instrument van de regering in het kader van haar beleid inzake sociale zekerheid. Aldus wordt, voor het jaar 2004, een uitzonderlijke eenmalige verhoging toegestaan van de financiering van het globaal beheer van de werknemers met een bedrag van 1.510.985 duizend euro, dit bedrag wordt afgehouden van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde. Dit laat toe om het huidige regeerakkoord en de verplichting om het evenwicht van de sociale zekerheid te verzekeren, te eerbiedigen.”
235
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
In 2004 werd het bedrag toegewezen aan de rsz-globaal beheer uitzonderlijk verhoogd met 1.510.985 duizend eur om het begrotingsevenwicht te verzekeren. Daar bovenop komt nog een bedrag van 22.190 duizend eur als compensatie voor de sociale correcties genomen in de bijzondere Ministerraad van Oostende. Vanaf 2005 wordt deze alternatieve financiering verhoogd met 18.712 duizend euro. Deze verhoging was een compensatie voor het verlies van het aandeel van de bijdragen op het dubbel vakantiegeld van de deel gebieden en van de bijdragevermindering voor de beroepsziekten. De alternatieve financiering om het begrotingsevenwicht te verzekeren bedraagt zo 1.551.887 duizend euro vanaf 2005. In 2004 werd de alternatieve financiering aan het rsvz-Globaal Beheer verhoogd met 20.020 duizend euro (1.270 duizend eur + 18.750 duizend eur). Tussen 2005 en 2009 wordt de alternatieve financiering aan het rsvz-Globaal Beheer verhoogd met de volgende bedragen (in 1.000 euro): ▻▻
Gerealiseerde besparingen igo en gewaarborgd inkomen als gevolg van de verhoging van de minimumpensioenen van zelfstandigen 2005 2006 2007 2008 2009 2010
▻▻
Financiering van maatregelen van de Ministerraad van Gembloux voor zelfstandigen: 2005 2006 2007 2008 2009 2010
▻▻ ▸▸
4.120 duizend euro 7.920 duizend euro 13.168 duizend euro 13.168 duizend euro 13.168 duizend euro 13.168 duizend euro
50.000 duizend euro 75.000 duizend euro 100.000 duizend euro 164.500 duizend euro 187.580 duizend euro 187.580 duizend euro
Een uitzonderlijk bedrag van 77.000 duizend euro vanaf 2005.
Desaffectatie van het Tewerkstellingsfonds (artikel 66, § 3ter) In 2004 werd als gevolg van de desaffectatie van het Tewerkstellingsfonds de volgende bedragen toegewezen: 1° 100.189.901,02 eur aan de rsz-globaal beheer, 2° 51.860.098,98 eur aan de rsz voor de aanzuivering van de schuldvordering van de rsz ten aanzien van het Tewerkstellingsfonds.
236
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Tabel 21: Btw x 1.000 €
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Uitzonderlijke verhoging voor begrotingsevenwicht
1.510.985
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
Verhoging voor compensatie sociale correcties Oostende
22.190
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
51.860
0
0
0
0
0
0
20.020
131.120
159.920
190.168
254.668
277.748
277.748
20.020
131.120
159.920
190.168
254.668
277.748
277.748
1.705.245
1.683.007
1.711.807
1.742.055
1.806.555
1.829.635
1.829.635
RSZ-Globaal Beheer
Desaffectatie "Tewerkstellingsfonds": overdracht reserves Subtotaal RSZ-Globaal Beheer
100.190 1.633.365
RSZ-Buiten Globaal Beheer Desaffectatie "Tewerkstellingsfonds": aanzuivering schuld Subtotaal RSZ-Buiten Globaal Beheer
51.860
RSVZ-Globaal Beheer Uitzonderlijke verhoging voor begrotingsevenwicht Subtotaal RSVZ-Globaal Beheer totaal btw
2.3.2 Accijnzen (op tabak) ▸▸
Art. 66, § 5 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 2003 wordt een bedrag van 62.500 duizend euro voorafgenomen op de opbrengst van de accijnzen op de verkoop van tabaksfabrikaten en toegewezen volgens een verdeelsleutel 80-20 aan de rsz-globaal beheer en aan het rsvz-Globaal Beheer. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
▸▸
Art. 67ter van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2004 wordt een bedrag van 144.800 duizend eur voorafgenomen op de opbrengst van de accijnzen en toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Vanaf 1 januari 2005 wordt dit bedrag verhoogd tot 299.800 duizend eur. Vanaf 2006 wordt deze alternatieve financiering berekend op basis van een percentage van de opbrengst van de accijnzen op tabak: zie 2.1.1.2. Opmerking: Deze alternatieve financiering zou eventueel ook onder punt 2.2. geplaatst kunnen worden omdat hij werd toegekend om de verhoging van de begrotingsdoelstelling te financieren. De eerste jaren was
237
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
de stijging van de begrotingsdoelstelling echter beduidend hoger dan deze alternatieve financiering. ▸▸
Art. 67quinquies van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen De tak Geneeskundige verzorging van het riziv ontvangt vanaf 2005 een bedrag van 130.000 duizend eur van de opbrengst van de accijnzen en van de met de accijnzen gelijkgestelde taksen. Dit bedrag kan vanaf door een in Ministerraad overlegd besluit gewijzigd worden. De betaling gebeurt in gelijke maandelijkse schijven.
Tabel 22: Accijnzen x 1.000 €
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
62.500
63.813
65.586
66.760
67.976
71.028
71.255
72.431
RSZ-Globaal Beheer 90%
50.000
51.050
52.469
53.408
54.380
56.822
57.004
57.944
RSVZ-Globaal Beheer 10%
12.500
12.763
13.117
13.352
13.595
14.206
14.251
14.486
144.800
429.800
130.000
130.000
130.000
130.000
130.000
144.800
299.800 130.000
130.000
130.000
130.000
130.000
130.000
495.386
196.760
197.976
201.028
201.255
202.431
art. 66, § 5
RIZIV artikel 67 ter artikel 67quinquis totaal accijnzen
62.500
208.613
2.3.3 Personenbelasting en vennootschapsbelasting ▸▸
Artikel 66, § 9 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen. Vanaf 2007 wordt 15.000 duizend euro van de inkomsten van de personenbelasting, de belasting der niet-inwoners natuurlijke personen, de vennootschapsbelasting en de belasting der niet-inwoners vennootschappen, onder meer ten gevolge van de wet van 26 november 2006 houdende een begeleidingsmaatregel voor de voorraadactualisering door de erkende diamanthandelaars, toegewezen aan de sociale zekerheid. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Het bedrag wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel 90-10 aan de rsz-Globaal Beheer en aan het rsvz-Globaal Beheer.
▸▸
238
Artikel 66, § 10 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Vanaf 2007 wordt een bedrag van 5.000 duizend euro van de inkomsten van de personenbelasting toegewezen aan de rsz-Globaal Beheer ten titel van fiscaal terugverdieneffect van het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de gezondheidssector en dat in 2005 door de federale regering werd gesloten met de betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Tabel 23: Personenbelasting en vennootschapsbelasting x 1.000 € Voorraadactualisering erkende diamanthandelaars
2007
2008
2009
2010
15.000
15.674
15.724
15.983
RSZ-Globaal Beheer 90%
13.500
14.106
14.151
14.385
RSVZ-Globaal Beheer 10%
1.500
1.567
1.572
1.598
5.000
5.225
5.241
5.328
5.000
5.225
5.241
5.328
20.000
20.898
20.965
21.311
Fiscaal terugverdieneffect sociaal akkoord Gezondheidssector RSZ-Globaal Beheer totaal
2.4
Verminderingen van de alternatieve financiering (btw)
Een eerste vermindering van de alternatieve financiering betreft de overname van de schulden van de sociale zekerheid door de federale overheid in 2001. De alternatieve financiering werd verminderd met de overname van deze schulden (artikel 66, § 3). Voor de rsz-Globaal Beheer gebeurde deze vermindering volledig in 2001: de alternatieve financiering werd eenmalig verminderd met 844.033 duizend euro. Voor het stelsel der zelfstandigen wordt de vermindering van het totaal bedrag van 582.000 duizend euro verspreid over de jaren 2001-2006. Een tweede vermindering wordt vastgesteld in 2008 en gaat samen met de maatregel om de alternatieve financiering voor de veiligheidscontracten (artikel 66, § 2, 1°) in 2008 te verminderen van 40,902 miljoen euro tot 5 miljoen euro. Het verschil van 35,902 miljoen euro zou, zonder bijkomende maatregelen, ten gunste komen van de globale beheren volgens de verdeelsleutel 95,77 – 4,23. Door het inlassen van artikel 66, § 1, 14e lid “Voor het jaar 2008 wordt het op basis van deze paragraaf berekende bedrag verminderd met 35.902 duizend eur.” wordt het totaal bedrag van de alternatieve financiering in 2008 verminderd met dit bedrag.
239
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Tabel 24: Verminderingen van de alternatieve financiering (btw) x 1.000 €
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
0
0
Basisbedrag Eenmalige vermindering (art.66, § 1, 14de lid)
-35.902
RSZ-Globaal Beheer Overname schulden SZ
-844.033
subtotaal RSZ-Globaal Beheer
-844.033
0
0
0
0
0
0
0
RSVZ-Globaal Beheer Overname schulden SZ Subtotaal RSVZ-Globaal Beheer TOTAAL
2.5
-66.931
-44.621
-66.931
-49.121
-110.989
-149.701
0
0
0
0
-66.931
-44.621
-66.931
-49.121
-110.989
-149.701
0
0
0
0
-910.964
-44.621
-66.931
-49.121
-110.989
-149.701
0
-35.902
0
0
Synthese
De belangrijkste wijze waarop de alternatieve financiering wordt toegekend is op basis van een percentage van de financieringsbron. Deze alternatieve financiering stijgt van 4.461,6 miljoen euro in 2001 naar 6.963,3 miljoen euro in 2010. De btw is hierbij veruit de belangrijkste financieringsbron. Vanaf 2004 is er ook een belangrijke toename van de alternatieve financiering in functie van specifieke uitgaven of minderontvangsten. Het bedrag van deze alternatieve financiering wordt bepaald in een (programma)wet of wordt jaarlijks vastgesteld in een koninklijk besluit. In 2001 bedroeg deze wijze van alternatieve financiering nog minder dan 100 miljoen euro; in 2010 is dit opgelopen tot bijna 5.282 miljoen euro. De belangrijkste elementen hierbij zijn enerzijds de alternatieve financiering vanaf 2004 voor de betaling van het gedeelte van de begroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen dat ten laste genomen wordt door de Staat. In 2010 betreft het een uitgave van meer dan 1.609 miljoen euro. Hierbij dient opgemerkt dat de tussenkomst van de Staat vóór 2004 gebeurde onder de vorm van een toelage. Anderzijds is er de sinds 2008 een nieuwe alternatieve financiering voor de uitgaven van gezondheidszorgen. Hier wordt voor 2010 bij ongewijzigd beleid rekening gehouden met een financiering van ruim 2.095 miljoen euro. Het rechtstreekse verband tussen de uitgaven/minderontvangst en de alternatieve financiering is niet steeds even duidelijk. In het geval van de alternatieve financiering voor dienstencheques wordt jaarlijks de nettokost berekend op basis van de uitgaven en de terugverdieneffecten. Dit bedrag wordt vastgelegd in een koninklijk besluit. Daar tegenover staat bijvoorbeeld de alternatieve financiering voor de compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn: hier werd in 2002 een forfaitair bedrag vastgesteld, dat zelfs niet geïndexeerd werd. De
240
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
vraag kan gesteld worden in welke mate die alternatieve financiering een correcte compensatie is voor het verlies van deze ontvangsten. Eveneens vanaf 2004 stijgt ook de alternatieve financiering die niet rechtstreeks gekoppeld is aan specifieke uitgaven. Het betreft hier voornamelijk de maatregel om het begrotingsevenwicht te verzekeren in de sociale zekerheid (artikel 66, § 3bis). De verminderingen van de alternatieve financiering betreft grotendeels de overname van de schulden van de sociale zekerheid door de federale overheid in 2001, die gepaard ging met een vermindering van de alternatieve financiering: eenmalig in 2001 voor de rsz-Globaal Beheer en gespreid over 2001-2006 voor het rsvz-Globaal Beheer. Tabel 25: Synthese van de wijze waarop de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid wordt toegekend - wettelijke verschuldige bedragen x 1.000 € Altern. Financiering als % van financieringsbron BTW Accijnzen
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
4.461.632
4.634.386
4.671.352
4.809.946
5.065.287
6.338.677
6.762.513
6.906.953
6.592.069
6.963.348
4.461.632
4.532.043
4.604.103
4.745.133
5.016.589
5.300.423
5.587.892
5.647.509
5.362.054
5.719.110
0
0
0
0
0
555.685
673.215
703.442
705.693
717.337
Stock-options
0
102.343
67.249
56.535
33.428
37.867
36.937
51.580
55.000
50.000
Werknemersparticipatie
0
0
0
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
Roerende voorheffing
0
0
0
0
0
430.350
447.415
494.214
459.322
466.901
99.809
104.545
132.176
1.549.290
2.124.731
2.349.726
2.655.142
3.493.784
4.275.485
5.281.945
Altern. financiering gekoppeld aan uitgaven of minderontvangsten
99.809
104.545
132.176
1.549.290
1.877.731
2.348.226
2.545.242
3.384.638
4.120.774
5.126.538
Accijnzen
BTW
0
0
0
0
247.000
0
0
0
0
0
Personen- en vennootschapsbelasting
0
0
0
0
0
0
107.800
106.616
152.173
152.826
Taks op verzekeringsverrichtingen
0
0
0
0
0
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
Alternatieve financiering zonder koppeling aan uitgaven
0
0
62.500
1.913.858
2.178.393
1.908.567
1.960.031
2.028.481
2.051.855
2.053.376
BTW
0
0
0
1.705.245
1.683.007
1.711.807
1.742.055
1.806.555
1.829.635
1.829.635
Accijnzen
0
0
62.500
208.613
495.386
196.760
197.976
201.028
201.255
202.431
Personen- en vennootschapsbelasting
0
0
0
0
0
0
20.000
20.898
20.965
21.311
-910.964
-44.621
-66.931
-49.121
-110.989
-149.701
0
-35.902
0
0
-910.964
-44.621
-66.931
-49.121
-110.989
-149.701
0
-35.902
0
0
3.650.477
4.694.310
4.799.097
8.223.973
9.257.422
10.447.269
11.377.686
12.393.316
12.919.409
14.298.669
-99.809
-104.545
-109.456
-116.468
-103.264
-99.756
-79.056
-60.654
-96.556
-96.556
3.550.668
4.589.765
4.689.641
8.107.505
9.154.158
10.347.513
11.298.630
12.332.662
12.822.853
14.202.113
Verminderingen BTW SUBTOTAAL Correctie Voorafnames zonder verhoging van basisbedrag TOTAAL
241
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Opmerking: Om tot het totaal van de wettelijk verplichte alternatieve financiering te komen (zie deel 1) moet in deze tabel een correctie toegepast worden na het subtotaal. De reden hiervoor is dat er een aantal voorafnames (artikel 66, § 2) zijn, die niet gekoppeld zijn aan een verhoging van het basisbedrag (artikel 66, § 1). Het basisbedrag btw (percentage of minimumbedrag) wordt dus verminderd worden met deze voorafnames. Zonder deze correctie worden deze bedragen dubbel geteld in de tabel. Het betreft met name de alternatieve financiering voor: ▸▸
de veiligheidscontracten (artikel 66, § 2, 1°)
▸▸
de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (artikel 66, § 2, 2°)
▸▸
de financiering van het betaald educatief verlof (artikel 66, § 2, 4°)
▸▸
de financiering van de wachtuitkeringen egks (artikel 66, § 2, 5°)
▸▸
de compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn (artikel 66, § 2, 6°).
Bovendien moet voor 2003 en 2004 eenzelfde correctie doorgevoerd worden voor de alternatieve financiering van de startbaanovereenkomsten (artikel 66, § 2, 8°) omdat in het koninklijk besluit niet verwezen werd naar de verhoging van de alternatieve financiering (§1, 7e lid).
242
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
3
Alternatieve financiering aan de rsz-Globaal Beheer: Vergelijking van de wettelijk verschuldigde en de ontvangen alternatieve financiering
In deel 1 en 2 werd de evolutie van de alternatieve financiering behandeld, vertrekkende van de bedragen die theoretisch betaald moeten worden op basis van de wettelijke bepalingen terzake. In dit deel wordt nagegaan in welke mate de wettelijk verplichte bedragen per jaar ook effectief werden doorgestort. Deze vergelijking beperkt zich tot de alternatieve financiering die bestemd is voor de rsz-Globaal Beheer. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de budgettair (16) ontvangen bedragen en de thesaurieontvangsten. Afhankelijk van de wijze waarop de alternatieve financiering wordt toegekend, kan men een aantal vaststellingen doen in verband met de doorgestorte bedragen en de vertraging in de betaling. ▸▸
De alternatieve financiering wordt bepaald als een percentage van de financieringsbron. Het wettelijk verplichte bedrag kan slechts definitief bepaald worden nadat de resultaten van de ontvangsten gekend zijn. Voor de btw-ontvangsten wordt er steeds een afrekening gemaakt na het begrotingsjaar. Indien deze afrekening gebeurt vóór 31 maart van het volgende jaar kan het saldo nog aangerekend worden op het begrotingsjaar. In dat geval is er geen verschil tussen het wettelijk verplichte bedrag en de begrotingsontvangst, maar is er wel een verschil met het thesaurieresultaat. Meestal wordt de afrekening van het saldo echter met meerdere maanden, soms zelfs met enkele jaren vertraging opgemaakt en verrekend door de fod Financiën. Zo werd in 2006 het saldo de alternatieve financiering “btw” voor de jaren 2002 tot en met 2005 geregulariseerd. In juni 2009 wordt het saldo van 2007 en 2008 verrekend. Wat de btw betreft, dient opgemerkt te worden dat eind 2008, als gevolg van de lage btw-ontvangsten, een belangrijke schijf (508,5 miljoen euro) van de alternatieve financiering van de maand december slechts in januari 2009 werd gestort. Op basis van de resultaten van de btw-ontvangsten, die lager waren dan de laatste ramingen voor 2008, werd er voor 2008 uiteindelijk 139 miljoen euro te veel btw gestort. Dit bedrag wordt samen verrekend met het saldo van 2007 in juni 2009.
16
In de begrotingsboekhouding van de OISZ is het mogelijk om bepaalde ontvangsten en uitgaven nog te boeken tot 31 maart van het jaar volgend op het begrotingsjaar.
243
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Wat het saldo van de roerende voorheffing betreft, werden in 2006 slechts 11 maanden budgettair geboekt. De reden hiervoor was dat deze alternatieve financiering startte op 1 januari 2006; de eerste betaling door de fod Financiën gebeurde in februari (m.b.t. de opbrengst van januari). Daarom werd in 2007 13 maanden als budgettaire ontvangst geboekt. Vanaf 2008 is er budgettair overeenstemming met de wettelijke bedragen, terwijl er in thesaurie steeds één maand vertraging is in vergelijking met de wettelijke bedragen. ▸▸
Het bedrag van de alternatieve financiering wordt bepaald in een koninklijk besluit. Zoals al opgemerkt in het vorige deel geeft de alternatieve financiering op basis van koninklijke besluiten aanleiding tot vertraging in de uitvoering van betaling. Vooral in de periode 2003-2005 werden er belangrijke vertragingen vastgesteld, die tot 2 of zelfs 3 jaar konden uitlopen. Zo werd de alternatieve financiering van het jaar 2003 voor de kost van de toeslag van 5 % op de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid (17) (10,325 miljoen euro) slechts per koninklijk besluit van 8 januari 2006 goedgekeurd. Deze vertraging in de uitvoering van de betalingen heeft vooral een negatieve impact op het thesauriebeheer van het Globaal beheer wanneer het belangrijke bedragen betreft, zoals de alternatieve financiering voor de dienstencheques, voor de werkbonus of sinds 2008 deze voor de nieuwe financiering van de geneeskundige verzorging (artikel 66, § 13). Dit kan geïllustreerd worden met enkele voorbeelden uit de tabel 3. ▻▻
Alternatieve financiering “dienstencheques” 2004 2005
▻▻
bedrag: 83,573 miljoen euro bedrag: 164,038 miljoen euro
kb 8.01.2006 kb 19.01.2006
Alternatieve financiering “werkbonus” 2005
bedrag: 242,002 miljoen euro
kb 19.01.2006
De onderstaande tabel geeft in feite nog een te optimistische weergave van de toestand omdat hieruit niet de vertraging van de betaling binnen het begrotingsjaar kan worden afgeleid. In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van alle uitvoeringsbesluiten voor bedragen van de alternatieve financiering voor de periode 2001 -2009. Hieruit blijk dat de laatste jaren de meeste uitvoeringsbesluiten wel nog in het begrotingsjaar goedgekeurd worden, maar dat de ondertekeningsdatum zich meestal situeert in de tweede helft van dat jaar. Eind augus-
17
244
In 2003 werd deze alternatieve financiering nog rechtstreeks toegekend aan de rva; dit bedrag is dus niet opgenomen in deze tabel.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
tus 2009 waren er nog maar vijf van de dertien te nemen besluiten voor 2009 ondertekend. ▻▻
Alternatieve financiering “dienstencheques” 2006 2007 2008 2009
▻▻
26.09.2006 9.04.2007 11.12.2007 21.09.2008 12.08.2008 28.06.2009
Alternatieve financiering “werkbonus” 2006
▻▻
bedrag: 210,063 miljoen euro kb bedrag : 50,798 miljoen euro kb bedrag: 144,211 miljoen euro kb bedrag: 74,529 miljoen euro kb bedrag: 332,907 miljoen euro kb bedrag 2e kb: moet nog bepaald worden bedrag: 223,123 miljoen euro kb
bedrag: 505,2 miljoen euro
kb 3.12.2006
Alternatieve financiering “gezondheidszorgen” (18) (artikel 66, § 13) 2008 2009
bedrag: 575,31 miljoen euro bedrag: 949,063 miljoen euro
kb 12.08.2008 kb 7.06.2009
Deze vertragingen hebben ertoe geleid dat de Regering vanaf 2007 beslist heeft om een deel van de alternatieve financiering “dienstencheques” (200 miljoen euro in 2007 en 2008 en 400 miljoen euro vanaf 2009) en het volledige bedrag van de werkbonus niet meer per koninklijk besluit toe te kennen, maar onder de vorm van een jaarlijks (19) voorschot. Deze regeling zou ook in overweging genomen kunnen worden voor de alternatieve financiering “gezondheidszorgen” (20). ▸▸
Het bedrag van de alternatieve financiering wordt vastgesteld in een wet. Zoals blijkt uit tabel 3 is er slechts uitzonderlijk een vertraging in de betaling van de in een wet vastgestelde bedragen. De belangrijkste vertraging in de periode 2001-2009 werd hier vastgesteld in 2002: de alternatieve financiering voor de compensatie van de politiezones (artikel 66, §2, 6°) werd toen niet doorgestort; in 2003 ontving de rsz-Globaal Beheer het bedrag voor twee jaren.
18
Exclusief de bedragen voor het rsvz-gb: 57,845 miljoen euro in 2008 en 92,524 miljoen euro in 2009.
19
In de praktijk: maandelijkse voorschotten.
20
Dezelfde opmerking geldt voor de alternatieve financiering aan het riziv voor de ziekenhuizen (artikel 67bis), die in 2009 op basis van een kb wordt toegekend.
245
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Tabel 26: Alternatieve financiering aan RSZ-Globaal Beheer - verschil tussen de wettelijk verschuldigde bedragen en de ontvangen bedragen x 1.000 €
RSZ-Globaal Beheer RSZ Buiten Globaal Beheer
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
3.333.285
4.348.670
4.429.407
6.273.672
6.807.287
7.842.663
8.485.241
9.092.461
9.347.749
0
0
0
74.495
0
0
0
0
0
Totaal RSZ
(a)
3.333.285
4.348.670
4.429.407
6.348.167
6.807.287
7.842.663
8.485.241
9.092.461
9.347.749
Begrotingsresultaat
(b)
3.347.872
4.340.749
4.435.848
6.193.575
6.958.302
7.713.411
8.462.607
9.305.322
Verschil
(b)-(a)
14.587
-7.921
6.441
-154.592
151.015
-129.252
-22.634
212.860
14.587
2.539
-4.019
-18.809
67.490
142.977
btw : % of minimumbedrag btw - saldi voorgaande jaren btw - Politiezones (art. 66, § 2, 6°)
-10.460
15.209
-26.554
-47.201
-15.209
-50.798
-74.529
-116.422
10.460
btw - KB dienstencheques (art. 66, §2, 7°)
-83.573
btw - KB dienstencheques (art. 66, §2, 7°) voorgaande jaar
83.573
btw - desaffectatie Tewerkst.fonds (art. 66, § 3ter, 2°)
50.798
74.529
-51.860
btw - KB tewerkstellingscellen (art. 66, §2, 14°)
-8.823
btw - artikel 66, § 3bis, 4e lid
8.823 -4.000
-4.000
btw - artikel 66, § 3bis, 4e lid, voorgaande jaren
8.000
btw - artikel 66, § 11
56
btw - artikel 66, § 11, voorgaande jaren
-56
accijnzen op tabak
-350
accijnzen op tabak - saldo voorgaande jaar
-398 350
roerende voorheffing
672
-822
398
-672
-38.709
38.709
personen - en vennootschapsbelasting
Thesaurieresultaaat
(c)
Verschil
(c)-(a)
btw : % of minimumbedrag
0 121
3.347.872
4.340.749
4.435.848
6.245.435
6.434.678
8.237.035
8.403.854
8.829.972
14.587
-7.921
6.441
-102.732
-372.609
394.372
-81.386
-262.489
14.587
2.539
-4.019
-18.809
67.490
15.209
-26.554
-365.562
-47.201
-15.209
btw - saldi voorgaande jaren
-108.478
btw - uitgestelde betaling december voorgaande jaar btw - Politiezones (art. 66, § 2, 6°) btw - KB dienstencheques (art. 66, §2, 7°)
508.539 -10.460
10.460 -83.573
-164.038
btw - KB dienstencheques (art. 66, §2, 7°) voorgaande jaren
-50.798 247.611
btw - KB tijdelijke werkloosheid 5% (art. 66, §2, 9°)
-33.661
btw - KB tijdel. werkloosh. 5% (art. 66, §2, 9°) voorgaande jaren
-74.529 50.798
74.529
-31.902 33.661
31.902
btw - KB werkbonus (art. 66, §2, 10°) btw - KB werkbonus (art. 66, §2, 10°) voorgaande jaren
-242.002
btw - desaffectatie Tewerkst.fonds (art. 66, § 3ter, 2°)
242.002
btw - KB tewerkstellingscellen (art. 66, §2, 14°)
-8.823
btw - artikel 66, § 3bis, 4e lid
8.823 -4.000
-4.000
btw - artikel 66, § 3bis, 4e lid, voorgaande jaren
8.000
btw - artikel 66, § 11
56
btw - artikel 66, § 11, voorgaande jaren accijnzen op tabak accijnzen op tabak - saldo voorgaande jaar roerende voorheffing roerende voorheffing voorgaande jaren personen - en vennootschapsbelasting
246
-56 -350
-398
672
20
-822
748
-672
-20
-38.709
-26.870
-25.564
38.709
26.870 121
25.564
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
4
Besluit
De alternatieve financiering aan de sociale zekerheid is in de periode 2001-2010 sterk toegenomen van 3.550,7 miljoen euro tot 14.202,1 miljoen euro, of een stijging met 300 %. Het jaar 2004 was hierbij een uitschieter met een groei van bijna 73 % t.o.v. 2003. De alternatieve financiering was in eerste instantie bestemd ter compensatie van het verlies aan ontvangsten als gevolg van de lastenverlagingen op arbeid die ingevoerd werden ter stimulering van de werkgelegenheid. De stijging van de alternatieve financiering tussen 2001 en 2010 wordt echter niet alleen verklaard door de evolutie van de bijdrageverminderingen. Sinds 2001 zijn er ook verschillende maatregelen genomen om een aantal (bijkomende) uitgaven te compenseren via de alternatieve financiering. Belangrijk hierbij zijn vooral de alternatieve financiering voor de stijging van de uitgaven van de geneeskundige verzorging en de nieuwe financiering van deze sector, en de alternatieve financiering voor de kost van de dienstencheques. Er dient ook gewezen op de substantiële verhoging van de alternatieve financiering in 2004 met meer dan 1,5 miljard euro als gevolg van de regeringsbeslissing om het evenwicht in de stelsels van de sociale zekerheid te verzekeren. Vanaf 2004 werd bovendien de overheidssubsidie voor de tussenkomst in de ligdagprijs van de ziekenhuizen vervangen door een alternatieve financiering aan het riziv (1,3 miljard euro in 2004). Deze laatste twee elementen verklaren de uitzonderlijke stijging van de alternatieve financiering in 2004. De alternatieve financiering bestond in 2001 uitsluitend uit voorafnames op de btw-ontvangsten. De alternatieve financiering ‘btw’ werd de volgende jaren meermaals verhoogd. Daarnaast werden er na 2001 steeds meer andere middelen toegevoegd. Naast de btw worden in 2009 de volgende financieringsbronnen aangewend: de belasting op aandelenopties, de accijnzen (op tabak), de belasting op werknemersparticipaties, de roerende voorheffing, de taks op verzekeringsverrichtingen, de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. De btw vertegenwoordigt echter nog steeds de belangrijkste alternatieve financieringsbron; op basis van de begrotingsramingen van juni 2009 zal het aandeel btw in de alternatieve financiering in 2010 bijna 89 % bedragen. Om de voorafnames van deze financieringsbronnen te bepalen, worden er verschillende methodes toegepast. In 2001 werd de alternatieve financiering bijna volledig vastgesteld in functie van een percentage van de btw-ontvangsten, waarbij een minimumbedrag werd bepaald dat jaarlijks geïndexeerd wordt. Met de uitbreiding van de alternatieve financiering gebeurt de voorafname van de financieringsbronnen niet steeds op dezelfde wijze; naast een percentage van de financieringsbron kan het bedrag van de alternatieve financiering vastgesteld worden in een wet of in een koninklijk besluit, waarbij het bedrag al dan niet gekoppeld wordt aan een specifieke uitgave.
247
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Uit de vergelijking van de wettelijk vastgestelde bedragen en de ontvangen bedragen blijkt dat de alternatieve financiering op basis van een koninklijk besluit gepaard gaat met een vertraagde doorstorting waardoor het voeren van een efficiënt thesauriebeheer bemoeilijkt wordt. In dit rapport werd in eerste instantie getracht de complexiteit van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid te schetsen. Door de verschillende uitbreidingen en toepassingen is de alternatieve financiering de laatste jaren zo complex geworden dat er met uitzondering van een aantal “ingewijden” nog maar weinigen de berekening ervan kunnen opvolgen. Bovendien werd in 2008 vastgesteld dat de btw-ontvangsten, die de belangrijkste alternatieve financieringsbron vormen, niet meer toereikend zijn om de wettelijke verplichtingen aan de sociale zekerheid te kunnen financieren. In de programmawet van 17 juni 2009 werd daarom een bepaling ingevoegd om in 2009, bij onvoldoende opbrengst van de btw, een gedeelte van de alternatieve financiering uit btwontvangsten te kunnen vervangen door de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing. Een gelijkaardige bepaling werd ook al voorzien in de programmawet van 22 december 2008 voor de alternatieve financiering van de gezondheidszorgen (artikel 66, §13) in 2009. Het tekort aan btw-ontvangsten voor de alternatieve financiering kan echter niet beschouwd worden als een conjunctureel probleem. Zo zal de financiering voor de gezondheidszorgen, bij ongewijzigd beleid (reële groeinorm van 4,5 %) en rekening houdende met de beperkte tussenkomst van de Globale Beheren, op basis van de groeivoet van de bijdragen, in de toekomst aanleiding geven tot een belangrijke stijging van de alternatieve financiering. Er zal dus gezocht moeten worden naar een structurele oplossing voor het tekort aan btw-ontvangsten voor de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Uit dit rapport kan besloten worden dat het aangewezen is om na te gaan hoe de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid in de toekomst op een transparante en duurzame wijze verzekerd kan worden. Daarbij zou ook de nodige aandacht besteed moeten worden aan een aantal punten die niet aan bod zijn gekomen in dit rapport, zoals o.a. duidelijke wettelijke richtlijnen m.b.t. de betaling van de alternatieve financiering, en dit zowel wat betreft de bepaling van de periodieke betalingen als de datum van betaling, evenals duidelijke richtlijnen voor een correcte toepassing van een (uniform) indexeringsmechanisme.
248
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
5
Bijlagen
5.1
Bijlage 1 - Wettelijke bepalingen m.b.t. de alternatieve financiering vanaf 2001
5.1.1 Opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde die toegewezen wordt aan de sociale zekerheid ▸▸
Artikel 66, § 1 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Met ingang van 1 januari 2001 wordt 23,514 % van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde voorafgenomen op deze belasting en toegewezen aan de sociale zekerheid. Het overeenkomstig het eerste lid bepaalde bedrag mag niet lager zijn dan 4 418 251 duizend eur en wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. <W 2001-12-30, art. 32; Inwerkingtreding 01-01-2002> Bij onvoldoende opbrengst van de btw om voormelde betaling uit te voeren, magvoor het jaar 2009 een bijkomend bedrag voorafgenomen worden van de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing, zonder dat deze voorafname groter kan zijn dan het vastgestelde tekort. <W 2009-06.17, art. 50, 1°> Met ingang van 1 januari 2002 wordt het minimumbedrag vermeld in voorafgaand lid verhoogd met 41.333 duizend eur. Dit laatste bedrag wordt ook jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. <W 2001-12-30, art. 32, Inwerkingtreding: 01-01-2002> <W 2002-08-02, art. 7; Inwerkingtreding: 01-01-2002> Het overeenkomstig het eerste of het tweede lid verkregen bedrag kan op voorstel van het Beheerscomité van de sociale zekerheid door de Koning verhoogd worden met de kostprijs van de verlaging van werknemers- of werkgeversbijdragen. De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering aanpassen met het oog op het aanleggen van reserves voor toekomstige sociale zekerheidsuitgaven. Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, verhoogt de Koning het bedrag van de alternatieve financiering met de kostprijs van de dienstencheques. Die kostprijs bevat de uitgaven van het opleidingsfonds dienstencheques. <W 2001-07-20, art. 5; Inwerkingtreding: 11-082001>
249
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering aanpassen met het oog op de financiering van de startbaanovereenkomsten die deel uitmaken van de globale projecten in de openbare sector bedoeld in artikel 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. <W 2002-12-24, art. 212; Inwerkingtreding: 10-01-2003> De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid, bedoeld in artikel 114, § 6, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-reglementering. <W 2003-12-22, art. 257, 1°; Inwerkingtreding: 01-07-2003> De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met het oog op de financiering van de kostprijs van de werkbonus. <W 2004-12-27, art. 51,; Inwerkingtreding: 10-01-2005> De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met het oog op de financiering van het samenwerkingsakkoord betreffende de sociale economie. <W 2004-12-27, art. 51; Inwerkingtreding: 10-01-2005> De Koning kan; bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met het oog op de financiering van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers. <W 2005-07-03, art. 19> De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met het oog op de financiering van het fonds ter bevordering van de toegang tot arbeid voor personen met een handicap, opgericht bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. “ <W 2005-07-03, art. 19> (Opmerking: Notificaties MR 20.07.2006 - begrotingscontrole bis: geen uitgaven in 2006) De Koning kan het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met het oog op de financiering van de kostprijs van de tewerkstellingscellen. <W 2006-07-20, art. 39> Voor het jaar 2008 wordt het op basis van deze paragraaf berekende bedrag verminderd met 35.902 duizend eur. Opmerking: Artikel 22 van de wet van 21.12.2007 houdende diverse bepalingen stipuleert dat het bedrag van 2008 voor de financiering door rsz-gb van de starten stagebonus met een kb kan worden verhoogd. Indien dit gebeurt, kan in dit kb ook de alternatieve financiering verhoogd worden.
250
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
▸▸
Artikel 66, § 2 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Na aftrek van: 1° een bedrag van 40.902 duizend eur per jaar ten voordele van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ter financiering van de andere dan politionele initiatieven bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, <W 2001-12-30, art. 32,; Inwerkingtreding: 01-01-2002> Voor het jaar 2006 wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd met 700.000 euro. <W 2006-07-20, art. 40) Voor het jaar 2007, het bedrag van 40.902 duizend euro wordt herleid tot een bedrag van 20.902 duizend euro. <W 2007-12-27, art. 104) Voor het begrotingsjaar 2008 wordt de doorstorting beperkt tot 5.000 duizend eur. 2° een bedrag bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegen-heidsagentschappen als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, 3° het bedrag vastgesteld overeenkomstig § 1, vierde lid, bestemd voor de R.S.Z.-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, 4° een bedrag van 25.384 duizend eur ter financiering van het betaald educatief verlof, <W 2001-12-30, art. 32, Inwerkingtreding: 01-01-2002> 5° een bedrag bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ter financiering van de wachtuitkeringen toegekend aan de werknemers van de steenkool- en staalnijverheid, die hun tewerkstelling verloren hebben, <W 2002-08-02, art. 7; Inwerkingtreding: 01-01-2002> 6° een bedrag van 10.460 duizend eur bestemd voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ter compensatie van de bijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de politiezones niet verschuldigd zijn. <W 2002-08-02, art. 7; Inwerkingtreding: 01-01-2002> 7° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, zesde lid, bestemd voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
251
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
8° een bedrag bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bestemd voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ter financiering van de startbaan-overeenkomsten die deel uitmaken van de globale projecten in de openbare sector, bedoeld in artikel 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid; <W 2002-12-24, art. 212; Inwerkingtreding: 10-01-2003> 9° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, achtste lid, bestemd voor de R.S.Z.-globaal beheer. <W 2003-12-22, art. 257, 2°; Inwerkingtreding: 01-07-2003> <W 2004-12-27, art. 52; Inwerkingtreding: 10-01-2005> 10° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, negende lid, bestemd voor de R.S.Z.-globaal beheer; <W 2004-12-27, art. 52; Inwerkingtreding: 10-01-2005> 11° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, tiende lid, bestemd voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. <W 2004-12-27, art. 52; Inwerkingtreding: 10-01-2005> 12° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, elfde lid, bestemd voor het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers; <W 2005-07-03, art. 20> 13° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, twaalfde lid, bestemd voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; <W 2005-07-03, art. 20> 14° het bedrag van de verhoging bedoeld in § 1, dertiende lid, bestemd voor de R.S.Z.-globaal beheer <W 2006-07-20, art. 40> wordt het saldo van het in § 1 verkregen bedrag als volgt toegewezen: 1° voor 95,77 % aan de R.S.Z.-globaal beheer; 2° voor 4,23 % aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. ▸▸
Artikel 66, § 3 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen De bedragen vastgesteld op de wijze bepaald in § 1 en verdeeld volgens de verdeelsleutel voorzien in § 2, worden verminderd (21) met:
21
252
Ingevolge de overname door de Staat van de schulden in de stelsels van de sociale zekerheid van de werknemers en de zelfstandigen.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
1° 34.048,2 miljoen Belgische frank voor het jaar 2001 voor wat de R.S.Z.globaal beheer betreft; 2° 44.621 duizend eur voor het jaar 2002, 66.931 duizend eur voor het jaar 2003, 49.121 duizend eur voor het jaar 2004, 110.988,8 duizend eur voor het jaar 2005 en 149.700,8 duizend euro voor het jaar 2006. <W 2001-12-30, art. 32; Inwerkingtreding: 01-01-2002> <W 2003-12-22, art. 257, 3°; Inwerkingtreding: 01-01-2004> <W 2004-07-09, art. 129; Inwerkingtreding: 25-07-2004> <W 2005-07-11, art. 15> <W 2005-12-23, art. 88,1°> <W 2006-07-20, art. 45 > <W 2006-07-20, art. 41 > ▸▸
Artikel 66, § 3bis van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Voor het jaar 2004, wordt het bedrag toegewezen aan de rsz-globaal beheer, in toepassing van de §§ 1 en 2 uitzonderlijk verhoogd met 1.510.985 duizend eur. Vanaf 1 januari 2005 wordt het bedrag bedoeld in de vorige zin verhoogd tot 1.551.887 duizend eur. <W 2003-12-22, art. 257, 4°; Inwerkingtreding: 01-01-2004> <W 2005-07-20, art. 14> Voor het jaar 2004, wordt het bedrag toegewezen aan de rsz-globaal beheer, in toepassing van de §§ 1 en 2 en het vorige lid, verhoogd met 22.190 duizend eur. <W 2004-12-27, art. 53; Inwerkingtreding: 10-01-2005> Voor het jaar 2004, wordt het bedrag toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, in toepassing van §§ 1, 2 en 3 verhoogd met 1.270 duizend eur et 18.750 duizend eur. Vanaf 1 januari 2005, wordt het bedrag toegewezen aan het fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, in toepassing van §§ 1, 2 en 3 verhoogd met 4.120 duizend eur, 50.000 duizend eur, 33.000 duizend eur en 44.000 duizend eur. <W 2004-12-27, art. 53; Inwerkingtreding: 10-01-2005> De bedragen 4.120 duizend eur en 50.000 duizend eur worden voor het jaar 2006 respectievelijk gebracht op 7.920 duizend eur en 75.000 duizend eur en op 13.168 duizend eur en 100.000 duizend eur vanaf 1 januari 2007. <W 2006-07-20, art. 42, gewijzigd door W 2007-12-27, art. 105, 1° > Het bedrag van 100.000 duizend eur wordt verhoogd tot 164.500 duizend eur in 2008 en tot187.580 duizend euro vanaf 1 januari 2009. <W 2007-12-21, art. 26> gewijzigd door <art. 30 van de Programmawet van 8.06.2008>, gewijzigd door art. 207 van de Programmawet van 22.12.2008>
253
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Vanaf 1 januari 2007 wordt het bedrag toegewezen aan de rsz-Globaal Beheer, in toepassing van de §§1 en 2 en de vorige leden, verhoogd met 534.200 duizend euro ten titel van de alternatieve financiering van de werkbonus en met 200.000 duizend euro ten titel van jaarlijks voorschot op de alternatieve financiering van de kostprijs van de dienstencheques en met 4.000 duizend euro. <W 2006-12-27, art. 104, 2°> Vanaf 2009 wordt het jaarlijks voorschot op de alternatieve financiering van de kostprijs van de dienstencheques gebracht op 400.000 duizend euro. <W 2008-12-22, art. 116, 1°) Voor de jaren 2005 tot 2007 zal een uitzonderlijk bedrag bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kunnen toegewezen worden aan het stelsel werknemers en het stelsel zelfstandigen teneinde het begrotingsevenwicht te verzekeren. Voor wat het stelsel zelfstandigen betreft, zal het uitzonderlijk bedrag niet vertaald worden in een aanpassing van het terugbetalingschema van de schuld die is ontstaan in 2001, behalve indien het stelsel een overschot vertoont; de eventuele overschotten zowel van het stelsel werknemers als van het stelsel zelfstandigen zullen inderdaad niet voor nieuwe maatregelen aangewend worden maar zullen wel moeten bijdragen tot het in de hand houden van het te financieren saldo van de overheid. <W 2004-07-09, art. 130; Inwerkingtreding: 25-07-2004> ▸▸
Artikel 66, § 3ter van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Naar aanleiding van de desaffectatie van het begrotingsfonds “ Tewerkstellingsfonds “, dat binnen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd opgericht ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, worden voor het jaar 2004 volgende bedragen toegewezen: 1° 100.189.901,02 eur aan de rsz-globaal beheer, 2° 51.860.098,98 eur aan de rsz voor de aanzuivering van de schuldvordering van de rsz ten aanzien van het begrotingsfonds “ Tewerkstellingsfonds “. <W 2004-07-09/30, art. 131, 008; Inwerkingtreding: 25-07-2004>
▸▸
Artikel 66, § 3quater van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Voor het jaar 2004 wordt een bedrag van 22.635.110,6 eur toegewezen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid op een afzonderlijke rekening,
254
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
z oals bedoeld in artikel 35, § 5, E, 2°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers. Het bedrag, vermeld in het vorige lid, kan enkel worden vrijgegeven na akkoord van de ministers bevoegd voor Werk, Sociale Zaken, Volksgezondheid en Begroting, met uitzondering van een bedrag van 11.472.207,21 eur. <W 2004-07-09, art. 132; Inwerkingtreding: 01-01-2004> ▸▸
Artikel 66, § 3quinquies van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Voor het jaar 2006 evenals voor het jaar 2007 wordt een bedrag van 58.976 duizend euro toegewezen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ter medefinanciering van de uitgaven inzake het betaald educatief verlof. Voor het jaar 2008 wordt een bedrag, aanvullend op hetgeen voorzien is in § 2, 4°, voorafgenomen op de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde. Dit bedrag wordt bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en wordt toegewezen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ter financiering van het betaald educatief verlof. <W 2005-12-23, art. 88, 2°, gewijzigd door W 2006-12-27, art. 106> <W 200712-21, art. 23>
▸▸
Artikel 66, § 3 sexies, 5e lid (22) van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen In aanvulling van het bedrag bedoeld in de vorige leden wordt een bedrag van 2 400 duizend euro voorafgenomen op de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en toegewezen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ter financiering van de kostprijs van de dienstencheques bedoeld in het vorige lid. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. (1e t/m 4e lid: zie punt 6. Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen => financiering van de kostprijs van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap)
22
4e lid voor de Programmawet van 27.04.2007.
255
Documentatieblad
▸▸
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Artikel 66, § 3septies van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf het jaar 2008 worden de bedragen, vastgesteld volgens de methode bepaald in § 1 en verdeeld volgens de verdeelsleutel voorzien in § 2: 1° verminderd met 182 060 duizend euro voor wat het R.S.Z.-globaal beheer betreft; 2° vermeerderd met 182 060 duizend euro voor wat het Fonds voor het Financieel Evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen betreft, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de schommeling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
▸▸
Artikel 66, § 4 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Het in § 1 vastgestelde percentage wordt toegepast op de maandelijkse opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde. De in § 2 bedoelde bedragen, aangepast overeenkomstig de §§ 3 en 3bis, worden in maandelijkse schijven verrekend en doorgestort. <W 2003-12-22, art. 257, 5°; Inwerkingtreding: 01-01-2004>
▸▸
Artikel 66, § 11 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Met ingang vanaf 1 januari 2007 wordt een bedrag van 22.451 (23) duizend euro van de inkomsten van de belasting op de toegevoegde waarde toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Voormeld bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
23
256
Het initieel bedrag van 22.051 duizend euro wordt verhoogd met 400 duizend euro als compensatie voor de maatregel “champignons” (cf. art. 40 van de Programmawet van 27.04.2007).
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
▸▸
Artikel 66, § 13 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf het jaar 2008 worden twee bedragen voorafgenomen op de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde. Indien in 2009 bij de evaluatie van de fiscale ontvangsten of tijdens het lopend begrotingsjaar de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde onvoldoende blijkt, kan een deel vooraf genomen worden op de opbrengst van de bedrijfsvoorheffing. Deze twee bedragen worden toegewezen respectievelijk aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en aan het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. De Koning bepaalt jaarlijks de in dit lid bedoelde bedragen. De in het vorige lid bedoelde bedragen stemmen overeen, per boekjaar, respectievelijk met het bedrag van de bijkomende geldmiddelen zoals omschreven in § 1quater van artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en het bedrag van bijkomende geldmiddelen zoals omschreven in § 1quater van artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. De in het vorig lid bedoelde bedragen mogen slechts worden vastgelegd na het opmaken van de rekeningen van het boekjaar N-1. Een raming van deze bedragen wordt dan ook gebruikt tijdens het boekjaar. Deze raming wordt gemaakt bij het opmaken van het oorspronkelijk budget van het boekjaar en wordt eventueel herzien tijdens de begrotingscontrole. Deze geraamde bedragen worden tijdens het boekjaar gestort in 12 gelijke maandschijven. Het in het tweede lid bedoeld bedrag voor een boekjaar, verminderd met het in het derde lid bedoeld bedrag voor hetzelfde boekjaar, wordt gestort voor het einde van het laatste kwartaal van het boekjaar. Indien de in de vorige zin bedoelde datum niet wordt nageleefd, wordt het bedrag verhoogd met een interest, berekend tegen het marktpercentage, dat de periode tussen de datum van betaling en de datum van einde van het boekjaar dekt. Indien het in het derde lid bedoeld bedrag hoger ligt dan het in het tweede lid bedoeld bedrag, wordt het in het eerste zin bedoeld bedrag negatief en wordt dus een regularisatie toegepast. Indien de regularisatie niet voor het einde van het laatste kwartaal van het boekjaar wordt toegepast wordt de regularisatie verhoogd met een interest,
257
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
berekend tegen het marktpercentage, dat de periode tussen de datum van betaling en de datum van einde van het boekjaar dekt. ▸▸
Artikel 67 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen De artikelen 89 en 90 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen worden opgeheven.
▸▸
Artikel 67bis van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2004 wordt een bedrag van 1.293.107 duizend eur voorafgenomen van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en toegewezen aan het riziv ten voordele van de begroting van de administratiekosten. Dit bedrag wordt aangewend voor de betaling van de schadeloosstelling bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, evenals voor de betaling van het gedeelte van de begroting voor de financiële middelen van de ziekenhuizen dat ten laste genomen wordt door de Staat, bedoeld door artikelen 100 en 102 van dezelfde wet. Vanaf 1 januari 2005 wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd tot 1.344.766 duizend eur en wordt het ook aangewend voor de betaling van de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen, zoals bedoeld in artikel 5, § 5, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging. <W 2004-12-27, art. 54; Inwerkingtreding: 10-01-2005><W 2005-07-11, art. 16> Vanaf 1 januari 2006 wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd tot 1 348.263 duizend euro en wordt het ook aangewend voor de betaling van de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van beschut wonen, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de initiatieven van beschut wonen en op de samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten.; <W 2005-12-23, art. 89, 1°> <W 2006-07-20, art. 44> Vanaf 1 januari 2007 wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd tot 1 386.841 duizend euro. <W 2006-12-27, art. 108, 1°> Vanaf 1 januari 2008 wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd tot 1.487.241 duizend euro.
258
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Vanaf 1 januari 2009 kan de Koning middels een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van de toewijzing bedoeld in de vorige lid wijzigen. <W 2006-12-27, art. 108, 2°> gewijzigd door Dit bedrag wordt gestort in gelijke maandelijkse schijven. ▸▸
Artikel 67 quater van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Voor het jaar 2004 wordt een bedrag van 500 duizend eur voorafgenomen van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en toegekend aan de begroting van de administratiekosten van het riziv. Het bedrag bedoeld in het eerste lid is bestemd voor een Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik.
▸▸
Asbestfonds: Artikel 116, 1° van de Programmawet van 27.12.2006 (gewijzigd door artikelen 27-29 van de wet houdende diverse bepalingen van 21.12.2007 en artikelen 210-211 van de Programmawet van 22.12.2008) Art. 116. De inkomsten van het Asbestfonds bestaan uit: 1° een jaarlijks bedrag van 10 miljoen euro; Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad kan de Koning gelijktijdig met de indexering van de opbrengst van de bijdragen bedoeld onder punt 2°, het onder dit punt vermeld bedrag indexeren. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning uiterlijk op 31 januari van elk jaar, de bron van alsook de nadere regels voor de storting van dit bedrag. Voor het jaar 2007 wordt de datum van 31 januari door deze van 1 april vervangen. Desalniettemin wordt voor het jaar 2008 het in het eerste lid bedoelde bedrag voorafgenomen op de opbrengsten van de belasting over de toegevoegde waarde. De bij de eerste zin bedoelde middelen worden toegewezen per trimestriële schijf, ten laatste op het einde van de eerste maand van het trimester, aan het Fonds voor Beroepsziekten, bedoeld bij de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970. Die schijven worden onverwijld en in hun geheel door het Fonds voor beroepsziekten gestort aan het Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers.
259
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
5.1.2 Opbrengst van de accijnzen die toegewezen wordt aan de sociale zekerheid ▸▸
Artikel 66, § 5 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Met ingang van 1 januari 2003 wordt een bedrag van 62.500 duizend euro voorafgenomen op de opbrengst van de accijnzen op de verkoop van tabaksfabrikaten en toegewezen volgens een verdeelsleutel 80-20 aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, enerzijds en aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, anderzijds. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. <W 2002-12-24, art. 212; Inwerkingtreding: 10-01-2003>
▸▸
Artikel 67ter van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2004 wordt een bedrag van 144.800 duizend eur voorafgenomen op de opbrengst van de accijnzen en toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Vanaf 1 januari 2005 wordt het bedrag bedoeld in de vorige zin verhoogd tot 299.800 duizend eur. <W 2004-12-2, art. 55; ED: 10-01-2005> Met ingang van 1 januari 2006 wordt 32,5 % van de opbrengst van de accijnzen op tabak voorafgenomen op deze belasting en toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Het overeenkomstig de vorige zin bepaalde bedrag mag niet lager zijn dan 673 215 duizend euro (24) en wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Van het overeenkomstig de vorige twee zinnen bepaalde bedrag wordt een schijf van 299 800 duizend euro aan de geneeskundige verzorging van de algemene regeling en aan de geneeskundige verzorging van de regeling der zelfstandigen toegewezen volgens de verdeelsleutel van de reële uitgaven van de geneeskundige verzorging van beide regimes. Na toewijzing van de overeenkomstige de vorige zin bepaalde schijf wordt het saldo toegewezen volgens een verdeelsleutel van 90 % voor de geneeskundige verzorging van de algemene regeling en van 10 % voor de geneeskundige verzorging van de regeling der zelfstandigen. De verdeelsleutel bedoeld in de vorige zin wordt vanaf 2006 toegepast. <W 2005-12-23, art.90, 1° , gewijzigd door W 2006-12-26, art. 109>
24
260
555.685 duizend euro in 2006.
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
Vanaf 1 januari 2007 kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het percentage van de voorafname bedoeld in het vorige lid wijzigen. <W 2004-12-27, art. 55; Inwerkingtreding: 10-01-2005> <W 2005-12-23, art. 90, 2°> Dit bedrag wordt gestort in gelijke maandelijkse schijven. ▸▸
Artikel 67quinquies van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2005 wordt een bedrag van 130 000 duizend eur voorafgenomen op de opbrengst van de accijnzen en van de met de accijnzen gelijkgestelde taksen en toegewezen aan het riziv ten voordele van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Vanaf 1 januari 2006 kan de Koning middels een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van de toewijzing bedoeld in het vorige lid wijzigen. Dit bedrag wordt gestort in gelijke maandelijkse schijven.
▸▸
Artikel 3 en 4 van het koninklijk besluit van 11 juli 2005 tot vastelling van de regels betreffende de betaling van de positieve inhaalbedragen Artikel 3 § 1. Ter financiering van de betalingen van de positieve inhaalbedragen bedoeld in art. 1 wordt de alternatieve financiering van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering eenmalig verhoogd met 247.000.000 euro voor het stelsel der werknemers. § 2. De in § 1 bedoelde bedragen worden aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering ter beschikking gesteld op basis van de verantwoordingsstukken overgemaakt door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Artikel 4. De verschuldigde inhaalbedragen zijn voor 100 % ten laste van het stelsel der werknemers. Art. 85 van de programmawet van 27.12.2005 De positieve inhaalbedragen, dat wil zeggen het tekort aan ontvangsten ten opzichte van een budget vastgesteld voor het lopende dienstjaar of voor een of
261
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
meer vorige dienstjaren, worden met ingang van 1 januari 2005 aan de zieken huizen uitgekeerd overeenkomstig de regels en voor de periode vastgesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor de vaststelling van het budget van financiële middelen. Deze bedragen worden uitbetaald door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, ten laste van het budget van diens administratiekosten buiten de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging, zoals bedoeld in artikel 40, § 1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Hiertoe wordt de begroting voor administratiekosten gespijsd door een bijkomend equivalent bedrag dat ten laste valt van het globaal beheer, zonder aan het financieel evenwicht hiervan te raken en voor zover hierdoor de reserve niet wordt verminderd. Desgevallend wordt het door het globaal beheer te storten bedrag aangevuld met een bedrag ten laste van de Staat, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
5.1.3 Stock-options ▸▸
Artikel 46 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen Het totaal bedrag van de opbrengst van de belasting van de voordelen bedoeld in de artikelen 42, § 1, en 43, § 8, wordt toegewezen, overeenkomstig de percentages vastgesteld in uitvoering van artikel 66, § 2, 3°, van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, aan het globaal rsz-beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en aan het fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
▸▸
Artikel 47, § 3 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch ctieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen a § 3. Het artikel 46 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2000.
262
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
5.1.4 Belasting van de deelnames in het kapitaal of in de winst evenals de deelnames toegekend in het kader van een investeringsspaarplan aan werknemers ▸▸
Artikel 36 van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemers-participatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen § 1. De helft van het totaal bedrag van de opbrengst van de belasting van de deelnames in het kapitaal of in de winst, evenals de deelnames toegekend in het kader van een investeringsspaarplan aan werknemers, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal of in de winst van de vennootschappen en voortspruitend uit de toepassing van de artikelen 183 tot 207, 215, 216, 228 tot 231, 233, 235 tot 240 en 246 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt toegekend aan de R.S.Z.-globaal beheer bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. § 2. 66 % van het totaal bedrag van de opbrengst van de aanvullende belasting bedoeld in artikel 112, tweede lid, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt toegekend aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. <W 2001-12-30/30, art. 78, 050; Inwerkingtreding: 31-12-2001> § 3. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, beslissen een deel van de belastingopbrengst, bedoeld onder §§ 1 en 2, toe te wijzen voor de financiering van de sociale zekerheid van (een) andere categorie(ën) werknemers.
▸▸
Artikel 42 van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemers-participatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt.
▸▸
Artikel 1 van het K.B. van 19 december 2001 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werk-nemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen (BS 29.12.2001) De artikelen 2 tot 21 en 32 tot 41 van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen treden in werking op de datum van publicatie van onderhavig
263
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
besluit in het Belgisch Staatsblad met dien verstande dat de eerste verdeelbare winst deze is van het boekjaar met afsluitdatum ten vroegste op 31 december 2001.
5.1.5 Opbrengst van de roerende voorheffing ▸▸
Artikel 66, § 6 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Met ingang van 1 januari 2006 wordt 15 % van de opbrengst van de roerende voorheffing voorafgenomen op deze belasting en toegewezen aan de sociale zekerheid. Het overeenkomstig het eerste lid bepaalde bedrag mag niet lager zijn dan 430 350 duizend euro en wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Voormeld bedrag wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel 90-10 aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, enerzijds, en aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, anderzijds. Deze verdeelsleutel wordt vanaf 2006 toegepast.
5.1.6 Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen ▸▸
Artikel 66, § 3sexies van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen (1ste t/m 4de lid) Met ingang van 1 januari 2006 wordt een bedrag van 1.500 duizend euro voorafgenomen op de opbrengst van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen en wordt toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Het bedrag van 1.500 duizend euro
264
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
wordt vervangen door 2.100 duizend euro vanaf 1 januari 2007 en door 2.530 duizend euro vanaf 1 januari 2008.; De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag bedoeld in het vorige lid verhogen, ten einde een volledige financiering van de kostprijs ten laste van de rva van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap, te verzekeren. Het overeenkomstig het eerste lid bepaalde bedrag wordt nadien door Rijksinstituut voor de sociale Verzekeringen der Zelfstandigen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gestort ter financiering van de kostprijs van de dienstencheques toegekend aan zelfstandige vrouwen in het kader van de hulp bij moederschap, in functie van het gebruik. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit de modaliteiten van de storting aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. ▸▸
Artikel 9, derde lid van het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques In de loop van de maand januari 2006 stort het Rijksinstituut aan de rva een eenmalig bedrag van 375 duizend euro. Dit bedrag maakt deel uit van het bedrag voorzien bij artikel 66, § 3sexies, eerste lid, van de programmawet van 2 januari 2001 voor het jaar 2006. Dit eenmalig bedrag dekt onder meer de kost van de aanpassingen van het informaticasysteem die het uitgiftebedrijf moet uitvoeren. (5e lid => zie 1. Opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde)
5.1.7 Inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting ▸▸
Artikel 66, § 7 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2007 wordt een bedrag van de inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting toegewezen aan de sociale zekerheid ten titel van fiscaal terugverdieneffect op de nieuwe werk geversbijdragevermindering.
265
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Het in het vorige lid bedoelde bedrag wordt jaarlijks, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, door de Koning bepaald. Voormeld bedrag wordt toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. ▸▸
Artikel 66, § 8 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2007 wordt een bedrag van 31.000.000 euro van de inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting toegekend aan de rsz voor ondersteuning van het fundamenteel onderzoek. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 104,14 (basis 2004 = 100) en wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van consumptieprijzen worden gekoppeld. Een bedrag zal worden ingehouden van het bedrag bedoeld in voorgaand lid, overeenkomstig het terugverdieneffect inzake socialezekerheidsbijdragen voor het scheppen van onderzoeksmandaten. De Koning bepaalt jaarlijks het in het vorige lid bedoeld bedrag, bij een in Ministerraad overlegd besluit. Voormeld bedrag wordt toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
▸▸
Artikel 66, § 9 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Voor het jaar 2007 wordt 15.000 duizend euro van de inkomsten van de personenbelasting, de belasting der niet-inwoners natuurlijke personen, de vennootschapsbelasting en de belasting der niet-inwoners vennootschappen, onder meer ten gevolge van de wet van 26 november 2006 hou-
266
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
dende een begeleidingsmaatregel voor de voorraadactualisering door de erkende diamanthandelaars, toegewezen aan de sociale zekerheid. Het in het vorig lid vermelde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Voormeld bedrag wordt toegewezen volgens een verdeelsleutel 90-10 aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, enerzijds, en aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, anderzijds. ▸▸
Artikel 66, § 10 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Er wordt een bedrag van 5.000 duizend euro van de inkomsten van de personenbelasting toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ten titel van fiscaal terugverdieneffect van het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de gezondheidssector en dat in 2005 door de federale regering werd gesloten met de betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers. Voormeld bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
▸▸
Artikel 66, § 12 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Met ingang vanaf 1 januari 2007 wordt een bedrag van 30.000 duizend euro van de inkomsten van de opbrengst van de vennootschapsbelasting toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Voormeld bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
267
Documentatieblad
▸▸
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Artikel 66, § 14 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen Vanaf 1 januari 2009 wordt jaarlijks een bedrag van 47.000 duizend euro voorafgenomen op de opbrengsten van de personenbelasting en toegewezen aan de rsz-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ter financiering van de verhoging van het minimumpensioen van de werknemers.
268
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
5.2
Bijlage 2 - Overzicht van de koninklijke besluiten m.b.t. de alternatieve financiering vanaf 2001 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
BTW PWA’s administratieve omkadering (artikel 66, § 2, 2°)
KB
12.06.2001
02.05.2002
03.05.2003
31.07.2004
27.01.2006
22.10.2006
20.12.2007
28.09.2008
BS
25.07.2001
17.05.2002
14.05.2003
08.09.2004
16.02.2006
21.11.2006
28.01.2008
4.11.2008
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
22.310,00
22.310,00
22.310,00
22.310,00
22.310,00
22.310,00
22.310,00
19.810,00
19.810,00
28.06.2009
instelling bedrag (x1.000 €) wachtuitkeringen EGKS - RVA
KB
13.02.2002
geen KB
27.01.2006
27.01.2006
(artikel 66, § 2, 5°)
BS
24.12.2002
-
16.02.2006
17.02.2006
RVA
RVA
RVA
RVA
5.489,00
-
1.512,00
4.208,00
KB
15.07.2004
BS
instelling bedrag (x1.000 €) kostprijs dienstencheques (artikel 66, § 1, lid 6 en § 2, 7°)
08.01.2006
19.01.2006
26.09.2006
11.12.2007
12.08.2008
23.07.2004
23.01.2006
17.02.2006
16.10.2006
21.12.2007
09.09.2008
instelling
RVA-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
12.395,00
83.573,00
164.038,00
210.063,00
144.211,00
332.907,00
223.123,00
RSZ-GB
RSZ-GB
KB
09.04.2007
21.09.2008
BS
26.04.2007
23.10.2008
instelling
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
50.798,00
74.529,00
geen KB
17.01.2007
27.04.2007
28.09.2008
25.05.2005
-
09.02.2007
05.06.2007
4.11.2008
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
10.400,00
15.900,00
-
3.932,00
4.720,00
4.720,00
4.720,00
startbaanovereenkomsten openbare
KB
28.05.2003
17.03.2005
sector
BS
08.10.2003 RVA
(artikel 66, § 1, lid 7 en § 2, 8°)
instelling bedrag (x1.000 €)
RSZ-GB
23.07.2009
kost toeslag 5 % van uitkering voor
KB
08.01.2006
08.01.2006
08.01.2006
26.09.2006
5.12.2007
12.08.2008
28.06.2009
tijdelijke werkloosheid
BS
23.01.2006
23.01.2006
23.01.2006
16.10.2006
21.12.2007
19.09.2008
23.07.2009
(artikel 66, § 1, lid 8 en § 2, 9°)
instelling
RVA-GB
RVA-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
10.325,00
33.007,00
33.661,00
33.395,00
31.788,00
32.915,00
34.487,00
+ 114 (saldo 2005)
-1.055,00 (saldo 2006) -949,00 (saldo 2007)
kostprijs werkbonus (artikel 66, § 1, lid 9 en § 2, 10°)
KB
19.01.2006
03.12.2006
BS
16.02.2006
21.12.2006
instelling
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
242.002,00
RSZ-GB
geen KB
495.000,00
vanaf 2007
KB
03.12.2006
(art. 66, §3bis,
BS
21.12.2006
vierde lid)
instelling
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
10.200,00
samenwerkingsakkoord sociale
KB
-
26.09.2006
economie
BS
-
16.10.2006
(artikel 66, § 1, lid 10 en § 2, 11°)
instelling
RVA
RVA
RVA
RVA
RVA
-
25.220,00
geen KB
16.945,00
14.332,00
bedrag (x1.000 €) positieve inhaalbedragen
KB
11.07.2005
(KB 11.07.2005 : artikel 3)
BS
26.07.2005
instelling
12.08.2008
28.06.2009
09.09.2008
23.07.2009
RIZIV
bedrag (x1.000 €)
247.000,00
Fonds Sluiting voor Ondernemingen
KB
16.10.2006
27.04.2007
28.09.2008
(artikel 66, § 1, lid 11 en § 2, 12°)
BS
21.11.2006
08.06.2007
4.11.2008
RVA
RVA
RVA
RVA
1.400,00
1.910,00
3.400,00
2.017,00
instelling bedrag (x1.000 €) Fonds “bevordering van toegang op
KB
arbeid voor gehandicapten”
BS
(artikel 66, § 1, lid 12 en § 2, 13°)
instelling
-
bedrag (x1.000 €)
-
-
-
RSZ
RSZ
RSZ
geen KB
geen KB
geen KB
5.000,00
12.08.2008
28.06.2009
Fonds “Tewerkstellingscellen”
KB
27.04.2007
(artikel 66, § 1, lid 13 en § 2, 14°)
BS
08.06.2007
09.09.2008
07.08.2009
instelling
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
8.823,00
geen KB
7.081,00
7.081,00
RSZ-GB
RSZ-GB
Start- en stagebonus
KB
(artikel 12 van de wet van 21.12.2007
BS
houdende diverse bepalingen)
instelling
Uitzonderlijke verhoging begrotings-
KB
evenwicht 2005-2007
BS
(artikel 66, § 3bis, lid 5 => nu lid 8)
instelling
bedrag (x1.000 €)
geen KB in 2008 -
bedrag (x1.000 €) Educatief verlof
KB
(artikel 66, § 3quinquis)
BS
-
-
-
RSZ/RSVZ
RSZ/RSVZ
-
wet
RSZ/RSVZ
RSZ/RSVZ
wet
28.09.2008
RSZ/RSVZ
4.11.2008
instelling bedrag (x1.000 €)
RVA
RVA
33.405,00
24.365,00
Verplichte verzekering van de
KB
12.08.2008
7.06.2009
geneeskundige verzorging
BS
19.09.2008
10.07.2009
(artikel 66, § 13)
instelling
RSZ-GB
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
575.310,00
949.063,00
instelling
RSVZ-GB
RSVZ-GB
57.845,00
92.524,00
bedrag (x1.000 €) RIZIV Ziekenhuizen (artikel 67bis)
KB
wet
wet
wet
wet
wet
BS instelling
RIZIV
bedrag (x1.000 €)
1.656.994,0
PERSONEN- EN VENNOOTSCHAPSBELASTING Fiscaal terugverdieneffect op nieuwe
KB
27.04.2007
19.09.2008
werkgeversbijdrageverminderingen
BS
12.06.2007
13.10.2008
(artikel 66, § 7)
instelling
RSZ-GB
bedrag (x1.000 €)
46.800,00
Ondersteuning van het fundamenteel
KB
onderzoek (terugverdieneffect in
BS
mindering van 31 miljoen euro)
instelling
(artikel 66, § 8, lid 3)
bedrag (x1.000 €)
RSZ-GB
RSZ-GB
46.800,00
46.800,00
28.09.2008 4.11.2008 RSZ-GB
RSZ-GB
RSZ-GB
=> in 2008
-4.428,00
-4.563,00
269
Documentatieblad
5.3
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
Bijlage 3 - Berekening van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid: wettelijk verschuldigde bedragen
5.3.1 Btw (x 1.000 eur) 2001
Zuivere BTW-ontvangsten
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
17.940.245 18.460.768 18.753.911 20.180.035 21.334.477 22.541.563 23.764.107 24.017.645 22.803.666 24.322.149
indexcijfer van de consumptieprijzen BTW % (23,514 %)
2002
art. 66, § 1, eerste lid
A
art. 66, § 1, tweede lid
2,47 %
1,64 %
1,59 %
2,10 %
2,78 %
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
4.218.469
4.340.865
4.409.795
4.745.133
5.016.589
5.300.423
5.587.892
5.647.509
5.362.054
5.719.110
4.418.251
4.490.710
4.562.113
4.657.917
4.787.407
4.873.102
4.961.792
5.184.577
5.201.167
5.286.986
41.333
41.990
42.872
44.064
44.853
45.669
47.719
47.872
48.662
4.532.043
4.604.103
4.700.789
4.831.471
4.917.954
5.007.461
5.232.296
5.249.039
5.335.648
12.395
83.573
164.038
260.861
218.740
332.907
207.801
222.571
0
3.932
4.720
4.720
4.720
4.720
33.661
33.395
31.902
30.911
85.920
70.666
14.471
art. 66, § 1, derde lid MINIMUM BEDRAG
B
4.461.632
verlaging werknemers- of werkgeversbijdragen.
art. 66, § 1, vierde lid
KB
aanleggen reserves
art. 66, § 1, vijfde lid
KB
kostprijs dienstencheques
art. 66, § 1, zesde lid
KB
startbaanovereenkomsten openbare sector
art. 66, § 1, zevende lid
KB
kost van toeslag 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosh.
art. 66, § 1, achtste lid
KB
kostprijs werkbonus
art. 66, § 1, negende lid
KB
242.002
505.200
0
25.220
0
16.945
14.332
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
0
0
5.000
5.000
samenwerkingsakkoord sociale economie
art. 66, § 1, tiende lid
KB
FSO
art. 66, § 1, elfde lid
KB
Fonds “bevordering van toegang op arbeid voor gehandicapten”
art. 66, § 1, twaalfde lid
KB
Fonds “Tewerkstellingscellen”
art. 66, § 1, dertiende lid
KB
Financiering startbonus en tutoraatsbonus RVA
art. 22 wet 21.12.2007
KB
Artikel 2 van de Programmawet van 8.06.2008
art. 66, § 1, veertiende lid
10.325
33.007
8.823
7.081
7.081
7.081
0
4.045
4.045
-35.902
Bijkomende verhogingen art. 66, § 1
C
0
0
22.720
116.580
439.701
838.831
257.272
360.062
330.917
330.801
TOTAAL art. 66, § 1: op basis van BTW %
art. 66, § 1
D=A+C
4.218.469
4.340.865
4.432.515
4.861.713
5.456.290
6.139.254
5.845.164
6.007.571
5.692.971
6.049.911
TOTAAL art. 66, § 1: op basis van minimum bedrag
art. 66, § 1
E=A+B
4.461.632
4.532.043
4.626.823
4.817.369
5.271.172
5.756.785
5.264.733
5.592.358
5.579.956
5.666.449
Voorafnames
art. 66, § 2 40.902
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
19.810
RSZ PPO
art. 66, § 2, 1°
34.118
RSZ PPO eenmalige verhoging
art. 29 progr.wet 19/7/2001
43.381
PWA’s administratieve omkadering - RVA
art. 66, § 2, 2°
KB
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
19.810
19.810
verlaging werknemers- of werkgeversbijdragen - RSZ-GB.
art. 66, § 2, 3°
KB
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
betaald educatief verlof - RVA
art. 66, § 2, 4°
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
wachtuitkeringen EGKS - RVA
art. 66, § 2, 5°
compensatie politiezones - RSZ-GB
art. 66, § 2, 6°
KB
5.489
0
1.512
4.208
0
0
0
0
0
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
kostprijs dienstencheques - RVA / RSZ-GB vanaf 2004
art. 66, § 2, 7°
KB
12.395
83.573
164.038
260.861
218.740
332.907
207.801
222.571
startbaanovereenkomsten openbare sector - RVA
art. 66, § 2, 8°
KB
10.400
15.900
0
3.932
4.720
4.720
4.720
4.720
10.325
33.007
33.661
33.395
31.902
30.911
85.920
70.666
0
25.220
0
16.945
14.332
14.471
toeslag van 5 % tijdelijke werkloosh. - RVA / RSZ-GB vanaf 2005
art. 66, § 2, 9°
KB
samenwerkingsakkoord sociale economie - RVA
art. 66, § 2, 11°
KB
FSO
art. 66, § 2, 12°
KB
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
Fonds “bevordering van toegang op arbeid voor gehandicapten”
art. 66, § 2, 13°
KB
0
0
0
5.000
5.000
8.823
0
7.081
7.081
7.081
0
4.045
4.045
Fonds “Tewerkstellingscellen”
art. 66, § 2, 14°
KB
Financiering startbonus en tutoraatsbonus RVA
art. 22 wet 21.12.2007
KB
TOTAAL VOORAFNAMES
F
99.809
104.545
132.176
233.048
542.965
938.587
336.328
456.618
427.473
427.357
SALDO OP BASIS VAN BEDRAG BTW %
art. 66, § 2
G=D-F
4.118.660
4.236.320
4.300.339
4.628.665
4.913.325
5.200.667
5.508.836
5.550.953
5.265.498
5.622.554
SALDO OP BASIS VAN MINIMUM BEDRAG BTW
art. 66, § 2
H=E-F
4.361.823
4.427.498
4.494.647
4.584.321
4.728.207
4.818.198
4.928.405
5.135.740
5.152.483
5.239.092
270
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
BTW-Bedrag bestemd voor RSZ-GB / RSZ 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
95,77% van saldo op basis van bedrag BTW %
art. 66, § 2
I=0,9577*G
3.944.441
4.057.124
4.118.434
4.432.873
4.705.491
4.980.679
5.275.812
5.316.148
5.042.767
5.384.720
95,77% van saldo op basis van minimum bedrag BTW
art. 66, § 2
J=0,9577*H
4.177.318
4.240.215
4.304.523
4.390.404
4.528.204
4.614.388
4.719.933
4.918.498
4.934.533
5.017.479
+ compensatie politiezones
art. 66, § 2, 6°
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
10.460
+ kostprijs dienstencheques (vanaf 2004)
art. 66, § 2, 7°
KB
83.573
164.038
260.861
218.740
332.907
207.801
222.571
+ toeslag van 5 % tijdelijke werkloosheid (vanaf 2005)
art. 66, § 2, 9°
KB
33.661
33.395
31.902
30.911
85.920
70.666
+ kostprijs werkbonus
art. 66, § 2, 10°
KB
242.002
505.200
0
0
0
0
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
1.551.887
0
0
0
5.000
5.000
8.823
0
7.081
7.081
7.081
0
4.045
4.045
- overname schulden SZ
art. 66, § 3, 1°
+ uitzonderlijke verhoging voor begrotingsevenwicht
art. 66, § 3bis, eerste lid
-844.033 1.510.985
+ verhoging voor compensatie sociale correcties Oostende
art. 66, § 3bis, tweede lid
22.190
+ uitzonderlijke verhoging begrotingsevenwicht 2005-2007
art. 66, § 3bis, vijfde lid
+ desaffectatie "Tewerkstellingsfonds": overdracht reserves
art. 66, § 3ter, 1°
100.190
+ desaffectatie "Tewerkstellingsfonds": aanzuivering schuld
art. 66, § 3ter, 2°
51.860
+ toegewezen bedrag Sociale Maribelfondsen
art. 66, § 3quater
KB
22.635
+ Fonds “bevordering toegang op arbeid voor gehandicapten” art. 66, § 2, 13°
KB
+ Fonds “Tewerkstellingscellen”
art. 66, § 2, 14°
KB
+ Financiering startbonus en tutoraatsbonus RVA
art. 22 wet 21.12.2007
KB
+ werkbonus (programmawet 27.12.2006 (art. 105, 2°)
+
art. 66, § 3bis, vierde lid
534.200
534.200
534.200
534.200
+ voorschot dienstencheques (programmawet 27.12.2006 (art. art. 66, § 3bis, vierde lid 105,2°)
200.000
200.000
400.000
400.000
+ compensatie verhoging minima pensioenen (1/4/2007 en art. 66, § 3bis, vierde lid 1/1/2008)
4.000
4.000
4.000
4.000
+ compensatie soc. bescherming land- en tuinbouwsector
art. 66, § 11
- Wet “integratie kleine risico’s” 26.03.2007 (art. 6)
art. 66, § 3septies
+ Nieuwe financiering ziekteverzekering
art. 66, § 13
22.451
KB
23.459
23.534
23.922
-182.060
-182.643
-185.656
575.310
949.063
1.905.066
K
-844.033
10.460
10.460
1.801.893
2.002.048
2.370.626
2.573.640
3.088.155
3.600.349
4.553.243
TOTAAL BEDRAG RSZ op basis van bedrag BTW %
L=I+K
3.100.408
4.067.584
4.128.894
6.234.766
6.707.539
7.351.305
7.849.452
8.404.303
8.643.117
9.937.963
TOTAAL BEDRAG RSZ op basis van minimum bedrag BTW
M=J+K
3.333.285
4.250.675
4.314.983
6.192.297
6.530.252
6.985.014
7.293.573
8.006.653
8.534.883
9.570.722
Bijkomende toewijzingen aan RSZ
BTW-Bedrag bestemd voor RSVZ-GB 4,23% van saldo op basis van bedrag BTW %
art. 66, §2
N=0,0423*G 174.219,33 179.196,34 181.904,32 195.792,54 207.833,64
219.988
233.024
234.805
222.731
237.834
4,23% van saldo op basis van minimum bedrag BTW
art. 66, §2
O=0,0423*H 184.505,11 187.283,18 190.123,56 193.916,78 200.003,15
203.810
208.472
217.242
217.950
221.614
-66.931,25 -44.621,00 -66.931,25 -49.121,00 -110.988,80
-149.701
0
0
0
0
20.020,00 131.120,00
159.920
190.168
254.668
277.748
277.748
182.060
182.643
185.656
- overname schulden SZ
art. 66, §3, 2°
+ verhoging begrotingsevenwicht
art. 66, §3bis, derde lid
+ uitzonderlijke verhoging begrotingsevenwicht 2005-2007
art. 66, §3bis, vijfde lid
+ Wet “integratie kleine risico’s” 26.03.2007 (art. 6)
art. 66, §3septies
+ Nieuwe financiering ziekteverzekering
art. 66, § 13
Bijkomende toewijzingen aan RSVZ
KB
KB P
-66.931,25 -44.621,00 -66.931,25 -29.101,00
57.845
92.524
190.029
20.131,20
10.219
190.168
494.573
552.915
653.433
TOTAAL BEDRAG RSVZ op basis van bedrag BTW %
Q=N+P
107.288,08 134.575,34 114.973,07 166.691,54 227.964,84
230.207
423.192
729.378
775.645
891.267
TOTAAL BEDRAG RSVZ op basis van minimum bedrag BTW
R=O+P
117.573,86 142.662,18 123.192,31 164.815,78 220.134,35
214.029
398.640
711.815
770.865
875.047
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
BTW-Bedrag bestemd voor RSZ PPO Veiligheidscontracten
art. 66, §2, 1°
34.118
Veiligheidscontracten RSZ PPO eenmalige verhoging
art. 29 progr.wet 19/7/2001
43.381
0
0
0
0
0
0
0
0
0
77.499
40.902
40.902
40.902
40.902
41.602
20.902
5.000
40.902
40.902
TOTAAL BEDRAG RSZ PPO
40.902
40.902
40.902
40.902
271
Documentatieblad
69e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2009
BTW-Bedrag bestemd voor RVA 2001 PWA's administratieve omkadering
art. 66, §2, 2°
betaald educatief verlof
art. 66, §2, 4°
betaald educatief verlof supplement (*)
art. 66, §3, quinquis
KB
wachtuitkeringen EGKS
art. 66, §2, 5°
KB
kostprijs dienstencheques - 2003
art. 66, §2, 7°
KB
kostprijs dienstencheques - zelfstandigen "Hulp moederschap"(**)
art. 66, §3, sexies, 4de lid
startbaanovereenkomsten openbare sector
art. 66, §2, 8°
KB
KB
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
22.310
19.810
19.810
19.810
0
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
25.384
58.976
58.976
33.405
20.382
20.004
0
0
0
0
0
5.489
0
1.512
4.208
0
2.400
2.446
2.560
2.604
2.647
0
3.932
4.720
4.720
4.720
4.720
12.395
0
0
10.400
15.900 33.007
toeslag van 5 % tijdelijke werkloosheid - 2003+2004
art. 66, §2, 9°
KB
0
0
10.325
samenwerkingsakkoord sociale economie
art. 66, §2, 11°
KB
0
0
0
0
0
25.220
0
16.945
14.332
14.471
22.310
53.183
80.814
98.113
51.902
138.222
113.836
102.824
87.232
87.036
0
0
0
0
0
1.400
1.910
3.400
2.017
2.246
KB(*)
1.293.107
1.334.766
1.348.263
1.386.841
1.487.241
1.656.994
1.609.313
Werknemers (Algemene regeling)
(**)
1.199.972
1.228.190
1.237.038
1.272.434
Zelfstandigen
(**)
93.135
106.576
111.225
114.407
10.000
10.000
10.000
TOTAAL BEDRAG RVA (*) Vanaf 2008 : op basis van een KB (**) betaald in 2007 : 2.446 duizend euro
BTW-Bedrag bestemd voor FSO FSO
BTW - ARTIKEL 67bis (RIZIV)
art. 66, §2, 12°
KB
(x 1.000 EUR)
TOTAAL BEDRAG RIZIV
art. 67bis
(*) Het bedrag kan gewijzigd worden door een in Ministerraad genomen KB : 2009 KB. (**) Vanaf 2008: geen gedetailleerde informatie meer over werknemers en zelfstandigen
BTW - ARTIKEL 67quater (RIZIV -Fonds tot bestrijding van het tabaksgebruik) (x 1.000 EUR) TOTAAL BEDRAG RIZIV
art. 67quater
500
Werknemers (Algemene regeling)
(*)
469
Zelfstandigen
(*)
31
(*) Verdeling Werknemers - Zelfstandigen => RIZIV op basis van uitgaven
BTW - ASBESTFONDS (x 1.000 EUR) TOTAAL BEDRAG ASBESTFONDS
272
art. 116 Programmawet van 27.12.2006
Overzicht van de alternatieve financiering aan de sociale zekerheid sinds 2001
5.3.2 Accijzen (x 1.000 eur) 2001 Gemiddeld indexcijfer van de consumptieprijzen Accijnzen op verkoop van tabaksfabrikaten
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1,64 %
1,59 %
2,10 %
2,78 %
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
62.500
63.813
65.586
66.760
67.976
71.028
71.255
72.431
RSZ-Globaal Beheer (80 %)
art. 66, §5 0,80
50.000
51.050
52.469
53.408
54.380
56.822
57.004
57.944
RSVZ-Globaal Beheer (20 %)
0,20
12.500
12.763
13.117
13.352
13.595
14.206
14.251
14.486
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
1.655.108
1.844.700
1.831.300
1.970.600
1.805.000
537.910
599.528
595.173
640.445
586.625
555.685,00
673.215
703.442
705.693
717.337
130.000
130.000
130.000
833.442
835.693
847.337
2008
2009
2010
Accijnzen bestemd voor het RIZIV (*)
2001
2002
Gemiddeld indexcijfer van de consumptieprijzen Opbrengst van accijnzen op tabak Financiering van de stijging van de begrotingsdoelstelling
art. 67ter
32,50%
144.800
299.800
Minimumbedrag vanaf 2006 Werknemers (Algemene Regeling) Zelfstandigen Financiering sector Geneeskundige verzorging
135.740
280.654
510.444
616.069
9.060
19.146
45.241
57.146
art. 67quinquis
Werknemers (Algemene Regeling) Zelfstandigen Positieve inhaalbedragen (KB van 11.07.2005)
130.000
130.000
130.000
121.698
121.478
121.478
8.302
8.522
8.522
247.000
Werknemers (Algemene Regeling)
247.000
TOTAAL Werknemers (Algemene Regeling) Zelfstandigen
144.800
676.800
685.685
803.215
135.740
649.352
631.922
737.547
9.060
27.448
53.763
65.668
2004
2005
2006
2007
(*) vanaf 2008 : geen gedetailleerde informatie meer over werknemers en zelfstandigen
5.3.3 Stock-options (x 1.000 eur)
TOTAAL
(*)
2001
2002
0
2003
102.343
67.249
56.535
33.428
37.867
36.937
51.580
55.000
50.000
RSZ-Globaal Beheer
0,9577
97.995
64.424
54.073
32.008
36.284
35.380
50.389
52.674
47.885
RSVZ-Globaal Beheer
0,0423
4.348
2.825
2.462
1.419
1.584
1.557
1.191
2.327
2.115
(*) Artikel 46 en 47, §3 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen
5.3.4 Belasting op de werknemersparticipatie (x 1.000 eur) 2001 RSZ-Globaal Beheer
2002
(**)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
8.278
15.270
14.351
17.054
10.208
10.000
10.000
(*) Artikel 36 van de wet betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen (**) In 2002 en 2003: niets ontvangen
273
5.3.5 Roerende voorheffing (x 1.000 eur) 2001
2002
2003
2004
2005
Opbrengst van de roerende voorheffing Indexcijfer van de consumptieprijzen Roerende voorheffing (15,00 %)
2006
2007
2008
2009
2010
2.804.151
2.982.767
3.294.757
2.781.998
2.718.522
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
(*)
420.623
447.415
494.214
417.300
407.778
RSZ-Globaal Beheer
0,9000
378.560
402.674
444.792
375.570
367.000
RSVZ-Globaal Beheer
0,1000
42.062
44.742
49.421
41.730
40.778
430.350
438.182
457.857
459.322
466.901
RSZ-Globaal Beheer
0,9000
387.315
394.364
412.071
413.390
420.211
RSVZ-Globaal Beheer
0,1000
43.035
43.818
45.786
45.932
46.690
(*) 15 % van de opbrengst van de roerende voorheffing vanaf 2006, minimumbedrag van 435.316 duizend euro dat jaarlijks aangepast wordt aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
5.3.6 Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen (x 1.000 eur) 2001
2002
2003
2004
2005
Indexcijfer van de consumptieprijzen RSVZ-Globaal Beheer
(*)
2006
2007
2008
2009
2010
1,79 %
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
1.500
2.100
2.530
2.538
2.580
(*) artikel 66, §3sexies, ingevoegd bij artikel 88, 3° van de wet betreffende het generatiepact van 23.12.2005; gewijzigd door artikel 64 van de Programmawet van 27.04.2007
5.3.7 Inkomsten van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting 2001 indexcijfer van de consumptieprijzen
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
1,82 %
4,49 %
0,32 %
1,65 %
RSZ-Globaal beheer Fiscaal terugverdieneffect op nieuwe werkgeversbijdrageverminderingen
art. 66,§ 7
Ondersteuning van het fundamenteel onderzoek (Wetensch. Maribel)
art. 66, §8
KB
Terugverdieneffect Ondersteuning van het fundamenteel onderzoek
art. 66, §8
KB
Voorraadactualisering erkende diamanthandelaars
art. 66, §9
90%
46.800
46.800
46.800
46.800
31.000
32.897
33.555
33.723
-4.428
-6.629
-6.663
13.500
14.106
14.151
14.385
Fiscaal terugverdieneffect sociaal akkoord Gezondheidssector
art. 66, §10
5.000
5.225
5.241
5.328
Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI)
art. 66, §12
30.000
31.347
31.447
31.966
Verhoging van de minimumpensioenen op 1.07.2008
art. 66, §14
47.000
47.000
126.300
125.947
171.565
172.539
Totaalbedrag RSZ-Globaal beheer RSVZ-Globaal beheer Begeleidingsmaatregel voorraadactualisering erkende diamanthandelaars Totaalbedrag RSZ-Globaal beheer
274
art. 66, §9
10%
1.500
1.567
1.572
1.598
1.500
1.567
1.572
1.598