Gemeentebestuur
T
,
Dordrecht
Aan de Gemeenteraad
Nr.
SO/2004/7260
Onderwerp
Datum 11 november 2004
vaststellen bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn"
1. Inleiding. Voor Oud- en Nieuw Krispijn en een deel van het aangrenzende gebied is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Daarvoor waren verschillende redenen. Allereerst is sprake van grootschalige herstructurering in het zuidwestelijk deel van de wijk. In dat kader wordt een groot aantal woningen gerenoveerd of gesloopt, worden nieuwe woningen opgericht en is op een aantal locaties sprake van functiewijziging. Daarnaast bestaat vanwege de gewenste digitalisering van bestemmingsplannen behoefte aan een gedetailleerder kaartbeeld en dient vanwege een uitspraak van de Rechtbank een nieuwe regeling voor rooilijnen te worden vastgesteld. Tegelijk kan het bestemmingsplan voor de Laan der VN en omgeving worden herzien (inclusief de mogelijkheid tot het plaatsen van het geluidsscherm langs de A16) en uitbreiding van woonwagenlocatie aan de Brandts Buijsstraat worden mogelijk gemaakt. Thans is de procedure zo ver gevorderd dat tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" kan worden overgegaan. 2. Begrenzing. De • • • •
begrenzing van het plangebied is als volgt: de Rijksweg A16 en de op- en afrit van de Zwijndrechtse brug in het westen; de Weeskinderendijk en het NS-terrein in het noorden; de spoorlijn Dordrecht-Breda in het oosten; en de Laan der Verenigde Naties in het zuiden.
3. Inhoud. Over de inhoud van het bestemmingsplan kan globaal het volgende worden opgemerkt. •
Het bestemmingsplan legt vooral de huidige situatie in het plangebied vast. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, zoals: • vervangende nieuwbouw van woningen en de MFA in Oud Krispijn zuid; • uitbreiding van de woonwagenlocatie aan de Brandts Buijsstraat; • de realisering van kinderopvang op het sportpark Patersweg; • de totstandbrenging van het geluidsscherm langs de rijksweg Al 6; en • de invulling van het binnenterrein van het bedrijfspand Vlietweg 1 met autoboxen.
•
De plankaart is opgezet overeenkomstig de inmiddels bekende methodiek. Voor woningen is de ligging van de zogenaamde hoofdbebouwing aangegeven en ook is op de plankaart te zien waar wel (aan de achterkant en soms aan de zijkant van hoofdbebouwing) en waar niet (aan de voorkant) kan worden gebouwd. Omdat de voorgevelrooilijn op de plankaart is vermeld zijn discussies over de ligging daarvan niet meer aan de orde. Doordat op de plankaart bouwvlakken en hoogtematen zijn aangegeven, is ook voor nietwoonfuncties (bijvoorbeeld maatschappelijke doeleinden, detailhandel, etc.) van de plankaart afleesbaar waar tot welke hoogte bebouwing kan worden opgericht.
- 2-
•
Ten aanzien van niet-woonfuncties is hoofdzakelijk uitgegaan van de bestaande situatie. De verschillende functies zijn door aparte bestemmingen onderscheiden. Het betreft bijvoorbeeld "Maatschappelijke doeleinden", "Bedrijfsdoeleinden", "Centrumvoorzieningen" of "Begraafplaats". Waar in woningen op dit moment sprake is van een andere functie is gewerkt met nadere aanduidingen waardoor naast het wonen tevens de afwijkende functie is toegestaan.
•
Binnen de openbare ruimte is een duidelijk onderscheid gemaakt door het leggen van de bestemmingen "Groenvoorzieningen", "Water", "Verkeersdoeleinden-wegverkeer" en "Groenvoorzieningen - Park".
•
In het bestemmingsplan worden nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waarvoor op grond van de Wet geluidhinder een procedure tot vaststelling hogere grenswaarden nodig was. Deze procedure is succesvol afgerond. Bij besluit van 29 juni 2004 hebben Gedeputeerde Staten de gevraagde hogere grenswaarden vastgesteld. Het besluit is in de bijlagen van het bestemmingsplan opgenomen.
4.
Gevolgde procedure.
Na instemming van de raadscommissie Ruimte en Economie (vergadering d.d. 8 januari 2004) is het ontwerp-bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" op 9 januari 2004 verzonden aan de overlegpartners als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Door de publicatie op 28 januari 2004 is de inspraakronde gestart. In de hoofdstukken 9 en 10 van de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan is respectievelijk aandacht besteed aan de inspraak- en de artikel 10 BRO-reacties. De ingekomen inspraak- en artikel 10 BRO-reacties en de antwoorden daarop zijn verzonden naar de raadscommissie Ruimte en Economie en de commissie heeft deze in de vergadering d.d. 17 juni 2004 voor kennisgeving aangenomen. Vervolgens is het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" direct na de zomervakantie (met ingang van 19 augustus 2004) gedurende vier weken in ontwerp ter inzage gelegd. Gedurende de termijn van ter inzage ligging bestond voor een ieder de gelegenheid bij de gemeenteraad zienswijzen omtrent het ontwerp kenbaar te maken. Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt door: a. A.M. Ditiecher, A. van Solmsstraat 77, 3314 LE Dordrecht, mede namens de leden van de WE Nieuw Krispijn EGW, bij brief d.d. 30 augustus 2004, ingekomen op 3 september 2004 onder nr. SO/04/5641; b. M. Grobben, Brederodestraat 4, 3314 ZA Dordrecht, bij brief d.d. 8 september 2004, ingekomen op 10 september 2004 onder nr. SO/04/5757; c. E. van de Rest, Brederodestraat 6, 3314 ZA Dordrecht, bij brief d.d. 8 september 2004, ingekomen op 9 september 2004 onder nr. SO/04/5758; d. Mr. P. Groeneveld van Borsboom & Hamm advocaten. Postbus 635, 3300 AP Dordrecht, namens L.C. van Duivenbode, Brederodestraat 2, 3314 ZA Dordrecht, bij brief d.d. 9 september 2004, ingekomen op 10 september 2004 onder nr. SO/04/5760; e. D.H. Meijer, Nieuweweg 56, 3314 JS Dordrecht, namens de op de lijst aangegeven bewoners van de Nieuweweg, bij brief d.d. 8 september 2004, inkomen op 13 september 2004 onder nr. SO/04/5809; f. Fam. Bats-Sebes, Marisplein 60, 3314 CJ Dordrecht, fam. Van der Wal-Versteeg, Zuidendijk 84, 3314 CX Dordrecht, fam. Rietdijk, Marisplein 56, 3314 CJ Dordrecht, fam. Van der Stelt, Marisplein 54, 3314 CJ Dordrecht, mevr. E. Spruijt, Marisplein 58, 3314 CJ Dordrecht, A.M. Amsterdam en R. Sohier, Zuidendijk 86 3314 CX Dordrecht en fam. Bosman, Marisplein 64, 3314 CJ Dordrecht, bij de gezamenlijke brief d.d. 4 september 2004, ingekomen op 14 september 2004 onder nr. SO/2004/6026;
-3-
g. J. van der Eng, Reviusstraat 12, 3314 AR Dordrecht, met als bijlage een lijst van bezorgde omwonenden, bij brief d.d. 13 september 2004, ingekomen op 15 september 2004 onder nr. SO/04/5925; h. C.C. Vuijk, Brederodestraat 8, 3314 ZA Dordrecht, bij brief d.d. 14 september 2004, ingekomen op 16 september 2004 onder nr. SO/04/5933; i. Fam. Van der Put, Brederodestraat 5, 3314 ZA Dordrecht, bij brief d.d. 9 september 2004, ingekomen op 16 september 2004 onder nr. SO/04/5945; j. W. Rietdijk, Marisplein 56, 3314 CJ Dordrecht, bij brief d.d. 13 september 2004, ingekomen op 15 september 2004 onder nr. SO/04/6027. 5. Ontvankelijkheid. Zienswijzen konden bij de gemeenteraad worden ingediend tot en met 15 september 2004. Twee zienswijzen zijn gericht aan de directeur Stadsontwikkeling en vier aan het college van burgemeester en wethouders. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht dienen deze zienswijzen aan de gemeenteraad te worden doorgezonden. De overige zienswijzen zijn gericht aan de gemeenteraad. Omdat alle zienswijzen gedurende de termijn van ter inzage ligging ontvangen zijn, zijn deze ontvankelijk. 6. Inhoud van de kenbaar gemaakte zienswijzen. Samengevat hebben de zienswijzen betrekking op: a. verkeersbelemmerende maatregelen in het gebied Nieuw Krispijn; b. de rooilijnbepalingen in het nieuwe bestemmingsplan en in het bijzonder op de hoek Van Baerlestraat/Brederodestraat en het volbouwen van de wijk/handhaving van het kleine beetje groen en ruimte; c. illegale bebouwing, kwaliteitsverlies van het gebied en het vervallen van groen door het toestaan van bebouwing en ingetekende bebouwing op de plankaart; d. de adequate behandeling van de inspraakreactie en de mededeling dat er geen nieuwe elementen zijn die herziening dan wel uitbreiding van de zienswijze noodzakelijk maken; e. de bestemming "Autoboxen" op het achterterrein van het perceel Vlietweg 1 (in plaats van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden"); f. het oprichten van een kinderdagverblijf op het sportcomplex Patersweg. 7.
Reactie op de kenbaar gemaakte zienswijzen. .
Onderstaand worden de onder 6 opgesomde zienswijzen van commentaar voorzien. Allereerst wordt kort de inhoud vermeld. Aansluitend volgt de reactie. Vooraf een tweetal opmerkingen. Vooropgesteld moet worden dat een deel van de ingekomen zienswijzen ofwel letterlijk ofwel qua inhoud identiek is aan de eerder ingekomen inspraakreacties. Er is echter geen sprake van nieuwe feiten, omstandigheden of inzichten. Een en ander betekent, dat ook onderstaande behandeling van de zienswijzen gedeeltelijk gelijk is aan de inhoud van de verzonden antwoorden in het kader van de inspraakronde. Een deel van de ingekomen zienswijzen gaat niet over ruimtelijke ordeningsaspecten, maar heeft betrekking op praktische zaken. Als antwoorden op deze punten bekend zijn, zijn die in dit voorstel opgenomen. Ad a.
verkeersbelemmerende maatregelen in het gebied Nieuw Krispijn.
Inhoud. Binnen de WE Nieuw Krispijn .EGW is geconstateerd dat verkeersbelemmerende maatregelen nodig zijn. De WE geeft aan, dat dat niet moet in de vorm van de huidige plateaus. Dit, omdat deze
-4-
onveilig zijn, niet de gewenste snelheidsvermindering tot gevolg hebben en klappen en dreunen en mogelijk schade aan woningen tot gevolg hebben. Voorgesteld wordt minder schadelijke maatregelen te treffen. Reactie. De zienswijze heeft betrekking op een aspect dat niet in het bestemmingsplan wordt geregeld. Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt in een bestemmingsplan vastgelegd hoe gronden mogen worden gebruikt en welke bebouwing kan worden opgericht. Voor een deel van het openbare gebied is in het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" de gebruikelijke bestemming "Verkeersdoeleinden" gebruikt. Binnen deze bestemming kan sprake zijn van een straat, een voetof fietspad, parkeerplaatsen enz. De specifieke inrichting van wegen wordt niet in het bestemmingsplan vastgelegd. Dit betekent echter niet, dat zomaar tot herinrichting van de gronden met de bestemming "Verkeersdoeleinden" kan worden overgegaan. Het is al een aantal jaren gebruikelijk bij aanpassingen in het openbare gebied overleg te plegen met belanghebbenden. Daarom is in de voorschriften van het ontwerp-bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" vastgelegd, dat voorafgaand aan herinrichting overleg met belanghebbenden moet worden gevoerd. Geconcludeerd kan worden dat het ontwerp-bestemmingsplan verandering van de inrichting van straten in het algemeen -inclusief het aanbrengen of verwijderen van snelheidsbeperkende maatregelen- na overleg met omwonenden mogelijk maakt en dat aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan derhalve niet nodig is. Concreet kan ten aanzien van verkeersmaatregelen in Nieuw Krispijn nog het volgende worden opgemerkt. De komende tijd wordt gewerkt aan de uitvoering van het wijkverkeersplan Krispijn. Afgesproken is, dat de ingekomen zienswijze hierbij zal worden betrokken. Ad b.
de rooilijnbepalingen in het nieuwe bestemmingsplan en in het bijzonder op de hoek Van Baerlestraat/Brederodestraat en het volbouwen van de wijk/handhaving van het kleine beetje groen en ruimte.
Inhoud Aangegeven wordt dat de rooilijnen en bouwvlakken geheel naar willekeur worden ingevuld. Daardoor komt het kleine beetje groen dat er nog is te vervallen. Daarnaast wordt in één van de ingekomen zienswijzen de 31 punten tellende inspraakreactie van 24 februari 2004 expliciet "als herhaald en ingelast" beschouwd. Daarnaast wordt in die zienswijze een deel van de bezwaren nogmaals toegelicht. Reactie In onze brief d.d. 26 mei 2004 zijn wij ingegaan op de ingekomen inspraakreactie. Een deel daarvan wordt onderstaand herhaald. Tevens wordt ingegaan op de aanvullend gegeven toelichting. In de eerste 10 punten van de reactie wordt in hoofdzaak ingegaan op een deel van de voorgeschiedenis en op de standpunten in de zaak over de aanbouw en de erfafscheiding op het perceel Van Baerlestraat 68. In het kader van de behandeling van het ontwerp-bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" kan daarvan kennis worden genomen. Met betrekking tot de in punt 10 aangegeven "kennelijke bedoeling de huidige illegale situatie alsnog te legaliseren" door het nieuwe bestemmingsplan en de in punt 31 aangegeven rechtsbescherming kan het volgende worden opgemerkt. Op grond van de Wet op Ruimtelijke Ordening kan de gemeenteraad voor het gebied dat binnen de bebouwde kom ligt bestemmingsplannen vaststellen en daarin haar ruimtelijk beleid vastleggen. Eén van de doelstellingen van het opstellen van bestemmingsplannen is dus aan te geven en vast te leggen wat vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening op welke locatie acceptabel is, qua gebruik en bebouwing. Een bestemmingsplan heeft betrekking op alle binnen het plangebied van dat bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen. Dat betreft zowel bestaande als toekomstige bouwwerken. Het vastleggen van het ruimtelijk beleid in een bestemmingsplan kan derhalve mede
-5-
tot gevolg hebben dat illegaal tot stand gekomen bestaande bouwwerken via een nieuw bestemmingsplan worden gelegaliseerd. Dit is echter niet per definitie het uitgangspunt bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan en dus ook niet van het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn". Het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" is onder andere opgesteld omdat vanwege de uitspraak van de Rechtbank over het perceel Van Baerlestraat 68 behoefte bestond aan een nieuwe algemene regeling ten aanzien van rooilijnen in het plangebied. Ten aanzien van deze nieuwe regeling, die ook in andere bestemmingsplannen is en wordt opgenomen, kan het volgende worden opgemerkt. Uitgangspunt voor woningen is de bestemming "Woondoeleinden". Binnen deze bestemming wordt op de plankaart en in de voorschriften een onderscheid gemaakt in: - een bouwvlak, waarbinnen onder meer hoofdbebouwing is toegestaan; - een gebied waar aan- en bijgebouwen zijn toegestaan (aanduiding "e", erf); - een gebied waar in principe geen gebouwen zijn toegestaan (aanduiding "t", tuin). In het algemeen is de benadering als volgt. Het bouwvlak is veelal om de huidige bebouwing gelegd. Als uitbreiding van hoofdbebouwing in één laag of met dezelfde hoogte als de hoofdbebouwing acceptabel is, is het bouwvlak uitgebreid. Dit is bijvoorbeeld het geval bij vrijstaande woningen of bij hoeksituaties. Daarbij is rekening gehouden met de ligging van voorgevels in de straten waaraan die zijgevel ligt. Bij eengezinswoningen is het gedeelte waar aan- en bijgebouwen zijn toegestaan (erf) gesitueerd aan de achterzijde en bij hoek- of vrijstaande woningen ook aan de zijkant van de woning. Het gedeelte aan de zijkant van de woning ligt 0,5 m achter de voorgevel van de woning, heeft een breedte van maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en een afstand van 1 m tot de perceelsgrens. Voor de hoogte en diepte van aan- en uitbouwen is aansluiting gezocht bij de criteria voor vergunningvrije bouwwerken in de recent gewijzigde Woningwet: een uitbreiding mag een diepte hebben van 2,5 m buiten het bouwvlak tot een hoogte van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning (tot een maximum van 4 m). Andere aan- en bijgebouwen zijn toegestaan mits deze onder meer niet hoger zijn dan 3 m en het gezamenlijk oppervlak van bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van het erf tot een maximum van 50 m2. Op de grotendeels vóór de voorgevel van de betreffende woning gelegen gronden, die met tuin (t) nader zijn aangeduid, zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, waaronder erfafscheidingen. Vóór de voorgevelrooilijn, die op de plankaart is aangegeven, mogen erfafscheidingen een hoogte hebben van 1 m en achter de voorgevelrooilijn 2 m. Als een zij- en achterperceel grenst aan (grotere) voortuinen van andere woningen wordt de scheiding tussen tuin en erf mede bepaald door de uitzichthoek (30 graden) vanuit het midden van de voorgevel van de 'andere woning'. Bij het bepalen van bovenstaande uitgangspunten zijn alle belangen afgewogen: rekening is gehouden met individuele belangen en het algemeen belang. De individuele belangen omvatten zowel belangen van initiatiefnemers (bijvoorbeeld bewoners van hoekwoningen) als belangen van omwonenden. Tevens is rekening gehouden met de mogelijkheden die er sinds de invoering van de gewijzigde Woningwet zijn om vergunningvrij te bouwen. Het is in dit verband nog van belang om op te merken dat het hier niet gaat over de vraag of de toegelaten bebouwing mooi, minder mooi of lelijk is. Daarover adviseert de onafhankelijke welstandscommissie. Het gaat hier om de vraag of vanuit ruimtelijk oogpunt de totstandbrenging van bebouwing acceptabel is.
- 6-
Bovenstaande algemene lijn is van geval tot geval toegepast en vertaald in het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn": nadrukkelijk is per bouwblok onderzocht welke bebouwing vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening passend wordt geacht. Dat betekent voor de bebouwingsmogelijkheden van onder andere de locatie Van Baerlestraat 68 concreet het volgende. Het bouwvlak is om de huidige bebouwing gelegd. Omdat gelet op de ligging van de voor- en kopgevels in de rest van de Brederodestraat (zie hierna) uitbreiding van hoofdbebouwing in één laag acceptabel is, loopt het bouwvlak tot de perceelsgrens. Daardoor is naast de kopgevel bebouwing tot een hoogte van 4 m mogelijk gemaakt. Op de gronden vóór de voorgevel van een woning zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Wel zijn daar bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, waaronder erfafscheidingen. Vóór de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijnen van alle hoekpercelen mogen de erfafscheidingen een hoogte hebben van 1 m en achter die voorgevelrooilijnen van 2 m. Omdat de zij- en achterpercelen van de Van Baerlestraat 68 en daarmee vergelijkbare locaties grenzen aan (grotere) voortuinen van andere woningen wordt de scheiding tussen tuin en erf mede bepaald door de uitzichthoek (30 graden) vanuit het midden van de voorgevel van de "andere woning". Zie daarvoor de plankaart. Dit heeft als consequentie dat daardoor op die plekken sprake is van minder bebouwingsmogelijkheden. Ten aanzien van aanbouwen aan de kopgevels kan geconstateerd worden dat de afgelopen jaren steeds vaker de behoefte bestaat aan extra woon- en leefruimte in de woning en daartoe de hoofdbebouwing aan de kopgevel wordt uitgebreid. Dat is in alle wijken zichtbaar en heeft een meer "bebouwd beeld" tot gevolg. Door de eerder aangehaalde uitzichthoek, de afstanden ten opzichte van de voorgevel en ten opzichte van de zij-perceelgrens is in het nieuwe bestemmingsplan een situatie opgenomen die vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Gelet op het voorgaande bestaat er een verschil van mening over hetgeen onder de punten 11 tot en met 17 is aangehaald met betrekking tot de discussie over voorgevelrooilijnen. Immers, zoals hierboven is uiteengezet, is in het ontwerp-bestemmingsplan juist gewerkt met een hoofdbouwvlak, de nadere aanduidingen "tuin" en "erf" en is een heldere regeling opgenomen met betrekking tot de voorgevelrooilijn. In het nieuwe bestemmingsplan zijn de voorgevelrooilijnen op de plankaart aangegeven. Het nieuwe bestemmingsplan schrijft niet voor dat langs de in het plan opgenomen voorgevelrooilijn moet worden gebouwd. Het plan schrijft evenmin voor dat de voorgevelrooilijn van de woningen in de Brederodestraat wordt opgetrokken naar het trottoir en dat bewoners verplicht worden om hun voortuin vol te bouwen. Daarvoor is toepassing van de opgenomen art. 11 WROwijzigingsbevoegdheid nodig. Wat in genoemde punten is aangegeven is dus inderdaad niet de bedoeling en ook niet in het plan opgenomen. In reactie op punt 18 is het in de lijn van het voorgaande logisch dat op een aantal hoeklocaties bouwvlakken zijn opgenomen waar bebouwing kan worden opgericht en kan voor het overige worden verwezen naar worden naar hetgeen onder ad c, onder 4. van dit raadsvoorstel wordt opgemerkt. In de punten 19 tot en met 26 wordt ingegaan op het geldende bestemmingsplan "Krispijn". In het raadsvoorstel tot vaststelling van dat bestemmingsplan staat: "het nu voorliggende plan is een zogenaamd globaal-eindplan. Inhoudelijk is het plan in hoofdzaak conserverend van aard". Daarnaast zijn in het raadsvoorstel onder meer "de volgende (belangrijkste) uitgangspunten geformuleerd: • instandhouding en verbetering van de functionele (overwegend wonen), stedebouwkundige en bouwkundige kwaliteiten van de wijk; • het bestaande verkavelingspatroon, de hiërarchie van wegen en de bebouwingstructuur kunnen gehandhaafd blijven, verbeteringen worden mogelijk gemaakt".
-7-
In de inleiding van het ontwerp-bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" en in de inleiding van dit raadsvoorstel is ingegaan op de aanleidingen voor het opstellen van het nieuwe plan. Kortheidshalve kan daarnaar worden verwezen. Bovenstaande uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan "Krispijn" zijn ook gehanteerd bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan. De systematiek van het nieuwe plan is alleen anders dan in het geldende plan. In het nieuwe bestemmingsplan zijn de bestemmingen en de daarvoor geldende bouwgrenzen van de plankaart afleesbaar. Dat betekent dat de aangehaalde "historisch gegroeide ruimtelijk hoofdstructuur met een hoofdzakelijk rechthoekig stratenpatroon met wijk- en ontsluitingswegen, buurtstraten en overwegend gesloten bouwblokken, groenvoorzieningen en waterlopen, alsmede door de aanwezigheid van het Weizigtpark en de Algemene begraafplaats en door de samenhang van de openbare ruimte en de daaraan gelegen bebouwing" in het nieuwe plan juist nadrukkelijk en direct van de plankaart afleesbaar zijn opgenomen. De structuur (o.a. rechthoekig stratenpatroon) is immers vastgelegd door enerzijds de verschillende bestemmingen en anderzijds de bestemming "Verkeersdoeleinden". Bouwblokken zijn nu op de plankaart aangegeven. Structurele groenstructuren en waterpartijen hebben de bestemmingen "Groenvoorzieningen" en "Water" en het Weizigtpark en de begraafplaats de bestemmingen "Groenvoorzieningen-park" en "Begraafplaats". En voor de afstemming nieuwe bebouwing openbare ruimte is in het nieuwe plan juist de hierboven aangegeven gedetailleerde en - door bijvoorbeeld uitzichthoeken vast te leggen - ook beschermende bebouwingsregeling opgenomen welke in het plan ook is toegelicht. Gelet op het voorgaande blijkt dat geen sprake is van ad hoc-beleid en van strijdigheid met het rechtszekerheidsbeginsel. Integendeel, door de regeling in het nieuwe bestemmingsplan is sprake van het zorgvuldig vastleggen van het ruimtelijk beleid van het gemeentebestuur ten aanzien van de toe te laten functies en de daarbij behorende bebouwingsmogelijkheden op de binnen het plangebied "Oud- en Nieuw Krispijn" gelegen gronden. Evenmin is door op de ene plaats rooilijnen langs de straat te leggen en dat op de andere plaats juist niet te doen, sprake van strijd met het willekeurbeginsel. Zoals is gemotiveerd en toegelicht zijn voor alle percelen de voorgevelrooilijnen op de plankaart van het bestemmingsplan vermeld en is daarbij rekening gehouden met de ligging van de bestaande bebouwing. Uit de regeling in de voorschriften vloeit immers niet voort dat in die lijn moet worden gebouwd, maar dat erfafscheidingen hoger dan 1 m niet vóór die lijn mogen worden gebouwd. Op het zij-perceel is geen sprake van een voorgevelrooilijn. Aangegeven is dat het hoofdbouwvlak, net zoals in een groot deel van de rest van de Brederodestraat, loopt tot aan de straat. In de Brederodestraat zijn alle voor- en kopgevels van bouwblokken direct aan de straat gelegen. Daarop bestaan twee uitzonderingen. In de eerste plaats het blok met de vier woningen Brederodestraat 2 t/m 8 en de hoekwoning P.C. Hooftstraat 73, die loodrecht op en recht achter het perceel Van Baerlestraat 68 zijn gelegen. Daarnaast betreft het de daartegenover liggende woning Brederodestraat 1. Om die reden is hoofdbebouwing van de panden Brederodestraat 3 t/m 49 mogelijk gemaakt direct aan de straat en geldt dat bijvoorbeeld niet voor de bestaande terugliggende panden Brederodestraat 2 t/m 8. Alleen daardoor al is van willekeur geen sprake. Daar komt nog bij, dat het bestemmingsplan voorziet in een andere bouwmogelijkheid van o.a. de panden Brederodestraat 2 t/m 8. Daarvoor is in de voorschriften een artikel 11 WROwijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen een aantal randvoorwaarden en na toepassing van de voorgeschreven procedure kan op grond van de wijzigingsbevoegdheid de situering en de vormgeving van de bouwvlakken worden gewijzigd. Ook hieruit blijkt dat van willekeur geen sprake is: het plan maakt mogelijk dat bij gelijke situaties aan bewoners dezelfde bouwmogelijkheden worden toegestaan.
-8-
Ad c.
illegale bebouwing, kwaliteitsverlies van het gebied en het vervallen van groen door het toestaan van bebouwing en ingetekende bebouwing op de plankaart.
Inhoud De inhoud van enkele identieke brieven kan als volgt worden samengevat: 1. illegale bebouwing op de percelen P.C. Hooftstraat 73, Van Baerlestraat 70 en Van Baerlestraat 68. Als deze verbouwingen worden toegelaten in plaats van aangepakt, wat gaat er dan na invoering van het nieuwe bestemmingsplan gebeuren? 2. vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving als gebouwd wordt volgens eigen normen alsmede kwaliteitsverlies door het weghalen van erkers en door de uitzichthoek van erkers tot 30° vast te leggen; 3. het opheffen van een sportschool om een waterpartij en meer groen te realiseren, terwijl in volgebouwde straten van Oud Krispijn elk stuk groen vervalt en volgebouwd mag worden; 4. nog niet gerealiseerde aanbouwen die al als bebouwd zijn ingetekend. Reactie Ad 1. Uitgangspunt binnen de gemeente Dordrecht is dat niet gebouwd mag worden zonder bouwvergunning. Uit het archief van de afdeling Bouwen en Wonen blijkt, dat voor het perceel P.C. Hooftstraat 73 verschillende bouwvergunningen zijn verleend. Ook voor de uitbreidingen Van Baerlestraat 70 en Van Baerlestraat 68 is sprake van verleende bouwvergunningen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat: - voor de schuur in de zijtuin op het perceel P.C. Hooftstraat 73 zonder vergunning tot stand gebracht is en daarvoor achteraf een bouwvergunning is verleend; - de bouwvergunning voor de uitbreiding op het perceel Van Baerlestraat 68 na afronding van de bouwwerkzaamheden door de Rechtbank is vernietigd. Van het zomaar toestaan van illegale verbouwingen is echter geen sprake. Met betrekking tot het perceel Van Baerlestraat 68 kan in dit verband nog worden opgemerkt dat met gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid van de Bouwverordening op 5 augustus 2004 bouwvergunning is verleend voor de aanbouw en de tuinmuur. Het zomaar toestaan van verbouwingen is ook niet de doelstelling van het nieuwe bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn". Op grond van de Wet op Ruimtelijke Ordening kan de gemeenteraad voor het gebied dat binnen de bebouwde kom ligt, bestemmingsplannen vaststellen. De gemeente Dordrecht legt in bestemmingsplannen haar ruimtelijk beleid vast. Eén van de doelstellingen van het opstellen van bestemmingsplannen - en dus ook van het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" - is derhalve: aan te geven en vast te leggen wat vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening op welke locatie acceptabel is. Qua gebruik en qua bebouwing. Een bestemmingsplan heeft betrekking op alle binnen het plangebied van dat bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen. Dat betreft zowel bestaande als toekomstige bouwwerken. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Oud- en Nieuw Krispijn is op de plankaart en in de voorschriften vastgelegd welke bebouwing op welke locatie acceptabel is. Onder ad b. van dit voorstel is op de bebouwingsmogelijkheden in het algemeen en specifiek voor de hoek Van Baerlestraat/Brederodestraat ingegaan. Die bebouwingsmogelijkheden zijn uitgangspunt voor de toekomst en worden gehanteerd bij controle en toezicht door de afdeling Bouwen en Wonen van de gemeente. In dit verband kan overigens nog worden opgemerkt dat juist de afgelopen tijd sprake is van intensievere controle en handhaving.
Ad 2. Onder ad b. zijn de bebouwingsmogelijkheden toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat door de in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen gedetailleerde regeling door het leggen van een bouwvlak, de nadere aanduidingen "tuin" en "erf" (inclusief de uitzichthoek van 30°) objectieve normen zijn vastgelegd. En dat zijn de normen waaraan in de toekomst wordt getoetst.
-9-
Ad3. Het opheffen van de sportschool aan de Nassauweg is gebaseerd op in het verleden gemaakte afspraken. Van meet af aan is daar sprake geweest van een tijdelijke vestiging. Omdat de daarvoor gesloten privaatrechtelijke overeenkomst in de planperiode van het nieuwe bestemmingsplan afloopt is in dit plan de bestemming "Groenvoorzieningen" gelegd. Deze bestemming "Groenvoorzieningen" is in het nieuwe bestemmingsplan overal gelegd waar sprake is van structurele groenvoorzieningen. Het park heeft de bestemming "Groenvoorzieningenpark".
Ad 4. Het is een misverstand, dat niet bestaande aanbouwen in het bestemmingsplan als bestaand zijn ingetekend. Wel zijn bouwvlakken opgenomen waar bebouwing kan worden opgericht. Dat is in de lijn van hetgeen onder ad 2 is aangegeven ook logisch: het betreft vergelijkbare locaties waar het vanuit RO-oogpunt acceptabel is en daardoor ook mogelijk moet zijn vergelijkbare bebouwing op te richten. Ad d.
de adequate behandeling van de inspraakreactie en de mededeling dat er geen nieuwe elementen zijn die herziening dan wel uitbreiding van de zienswijze noodzakelijk maken.
Van deze positieve zienswijze wordt kennis genomen; aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan is niet nodig. Ad e.
de bestemming "Autoboxen" op het achterterrein van het perceel Vlietweg 1 (in plaats van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden ").
Inhoud. Er is beperking van rechtsbescherming doordat de wijziging van de bestemming geen onderdeel heeft uitgemaakt van de inspraakronde. Daarnaast wordt deze wijziging doorgevoerd zonder afweging van alle relevante belangen, wordt de vrees voor overlast verwoord en aangegeven dat door het ontbreken van een brede afweging geen sprake is van het leggen van de meest doelmatige bestemming. Tegen wijziging van het bestemmingsplan en het mogelijk maken van autoboxen wordt een vijftal argumenten toegelicht. Het betreft: 1. de aanzuigende werking van verkeer van niet-omwonenden; 2. geluidsoverlast; 3. veiligheid en aanzuigende werking van verslaafden/criminelen; 4. vervuiling van het uitzicht; en 5. controle van opslag gevaarlijke stoffen. Reactie. Met betrekking tot de procedure kan het volgende worden opgemerkt. Bij het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan was van een functiewijziging van een deel van het perceel Vlietweg 1 nog geen sprake. Op het perceel was sprake van bedrijfsmatige activiteiten en om die reden is in de eerste versie van het plan nog gewoon uitgegaan van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Vervolgens bleek uit telefonische vragen van omwonenden dat het binnenterrein van het perceel te koop stond en dat deze omwonenden dit terrein gezamenlijk wilden verwerven ten behoeve van vergroting van de tuinen en het in die tuinen bouwen van garages. Na toetsing (o.a. stedenbouwkundige, milieu- en verkeersaspecten) is hierop ambtelijk en onder het gebruikelijke voorbehoud van politieke goedkeuring, positief gereageerd. Tegelijk is aangegeven dat vanwege de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan een en ander mogelijk nog meegenomen zou kunnen worden in het nieuwe bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn". Voorwaarde daarvoor was dat snel helder zou worden of overeenstemming kon worden bereikt met de verkopende partij. Enige tijd daarna is een principeverzoek ingekomen voor de totstandbrenging van garageboxen ten behoeve van de verhuur. Toen bleek, dat door omwonenden (nog) geen overeenstemming was bereikt over de verwerving van het perceel.
- 10-
Opnieuw heeft een beoordeling plaatsgevonden, waarbij opnieuw o.a. de verkeers- en milieubelangen zijn betrokken, heeft over een aantal aspecten (zie hierna) overleg plaatsgevonden en is een positieve conclusie getrokken. Net zoals bij het verzoek van omwonenden is ambtelijk voorgesteld de autoboxenontwikkeling mee te nemen in de procedure van het nieuwe bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn", mits initiatiefnemer overeenstemming zou hebben bereikt met de huidige eigenaar van het complex (KPN). Niet omwonenden, maar de initiatiefnemer voor de autoboxen heeft inmiddels aangegeven de grond te hebben gekocht en heeft een aanvraag om bouwvergunning ingediend. De gemeente heeft daarna de bestemming van het perceel Vlietweg 1 in het ontwerp-bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" gewijzigd en in de publicatie voor de ter inzage legging van het bestemmingsplan expliciet melding gemaakt van deze nieuwe ontwikkeling. Een reactie in het kader van de inspraakronde is op geen enkele manier voorwaarde voor het tegen het ontwerp-bestemmingsplan indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Daarnaast komt het regelmatig voor dat de regeling in een bestemmingsplan (fors) wordt gewijzigd. Dat kan zijn door reacties in het kader van de inspraakronde, door het artikel 10 BRO-overleg of zoals nu aan de orde, door actuele en niet voorzienbare ontwikkelingen. Door deze gang van zaken is van beperking van rechtsbescherming geen sprake. In reactie op de vijf gegeven argumenten tegen wijziging van het bestemmingsplan kan het volgende worden opgemerkt. Ad 1. de aanzuigende werking van verkeer van niet-omwonenden. Parkeerproblemen kunnen niet worden aangepakt in het kader van een bestemmingsplan. Het is overduidelijk dat in het gebied aan de zuidzijde van de tunnel sprake is van parkeren door mensen die in de binnenstad moeten zijn en dat indien mogelijk tegen excessen die daaruit voorvloeien moet worden opgetreden. Dat kan onder andere door het uitvoeren van controles of door het invoeren van een parkeerregime (bijvoorbeeld een parkeerverbod of - op termijn - de introductie van vergunninghoudersparkeren). Deze activiteiten staan echter los van het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn". Maar het is in dit verband wel sterk de vraag of de bouw van garageboxen op het binnenterrein een groot negatief effect heeft voor de parkeermogelijkheden voor bewoners in dit gebied. Initiatiefnemer wil immers boxen bouwen die ook door bewoners uit de buurt kunnen worden gebruikt: afgesproken is dat de bewoners van de direct aangrenzende woonpercelen als eerste de gelegenheid krijgen een garagebox te kopen. Als daarvan geen gebruik gemaakt wordt, bestaat ook nog de mogelijkheid een box te huren. Daardoor nemen ten opzichte van de bestaande situatie de parkeermogelijkheden voor bewoners juist toe. Gelet op de belangstelling verwacht initiatiefnemer dat de boxen alleen gebruik zullen worden door bewoners uit de omgeving. Omdat het binnenterrein zal worden afgesloten en alleen toegankelijk is voor gebruikers van garageboxen (zie ook onder ad 3.) kan van parkeren buiten de garageboxen door derden geen sprake zijn. Initiatiefnemer heeft aangegeven dat dit ook privaatrechtelijk zal worden vastgelegd. Voor zover bekend, is niet tussen de gemeente en omwonenden afgesproken dat KPN alleen de ontsluiting aan de J. Luijkenstraat zal gebruiken. De inrit is zowel formeel als fysiek nog aanwezig en kan gebruikt worden. Gelet op de verkeersconsequenties is - onder een aantal voorwaarden - ontsluiting zowel via de J. Luijkenstraat als via de Reviusstraat mogelijk. De komende maanden zal nader overleg plaatsvinden over de wijze van ontsluiting van zowel het autoboxenterrein als het KPN-gebouw. Daarbij zal onderzocht worden of aanpassingen in het openbare gebied of op het KPN-terrein (bijvoorbeeld een tweerichtingsontsluiting van en naar de Vlietweg te hebben via de Reviusstraat) gewenst zijn en tot verbetering van de huidige situatie kunnen leiden. Ook bewoners zullen hierbij worden betrokken. Vanuit verkeersoogpunt is het bouwen van de garageboxen in relatie tot de ontsluiting en in relatie tot andere verkeerseffecten beoordeeld en is geconstateerd dat daartegen vanuit verkeers- en parkeeroogpunt geen bezwaren bestaan. Gelet op de breedte van de straten, van de ontsluitingen
-11 -
van het binnenperceel en de diepte van de garageboxen is geconstateerd dat opstoppingen en schade aan geparkeerde autos niet voor de hand liggen. Gelet hierop en op de ontsluitingsmogelijkheden is door de ontwikkeling van de garageboxen van verslechtering voor de wijk geen sprake. Een en ander betekent natuurlijk wel dat bij de autoboxen sprake is van meer verkeersbewegingen dan bij het nu nagenoeg leegstaande KPN-gebouw. Ad 2. geluidsoverlast. De afgelopen tijd blijkt het ter plaatse gevestigde bedrijf het binnenterrein matig te hebben gebruikt. Dat was onvergelijkbaar met de situatie in het verleden en kan ook in de toekomst heel anders zijn. Daardoor gaat een vergelijking met de huidige relatief rustige situatie geheel mank. Immers, op gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" behoort een intensiever gebruik dan nu aan de orde is, zonder meer tot de mogelijkheden. Deze bestemming laat ook activiteiten 's avonds en/of in de weekeinden toe. Blijkens informatie van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) is geen sprake van een vergunning waarin is opgenomen dat op het binnenterrein van het binnenterrein van het perceel Vlietweg 1 alleen transportbewegingen zijn toegestaan op werkdagen tussen 07.00 uur en 19.00 uur. De oorspronkelijke milieuvergunning is komen te vervallen; voor de huidige bedrijfsactiviteiten geldt een meldingsplicht. Deze melding is akkoord bevonden door de MZHZ. Op gronden met de bestemming "Autoboxen" zijn bedrijfsmatige activiteiten niet meer toegestaan. Het plan laat alleen de stalling van vaar- en voertuigen en de opslag van huishoudelijke goederen toe. Dat komende en gaande bezoekers door het openen van garagedeuren en het starten van de auto's geluid veroorzaken spreekt voor zich en is inherent aan een terrein met garageboxen. Maar gelet op het aantal boxen op het binnenperceel, de afstand ten opzichte van omliggende woningen en de beperking in gebruik is structurele geluidsoverlast niet reëel. Blijkens het klachtenpatroon is hiervan ook elders in Dordrecht geen sprake, bijvoorbeeld op en rond het aan de Timorstraat aanwezige terrein met garages, waar overigens sprake is van een veel groter aantal boxen. Ad 3. veiligheid en aanzuigende werking van verslaafden/criminelen. Overleg met initiatiefnemer heeft plaatsgevonden. Het terrein blijft afgesloten voor onbevoegden; alleen gebruikers van de garageboxen krijgen toegang tot het terrein. Van een vrije toegang is derhalve geen sprake, ook niet voor verslaafden en criminelen. Ook de brandgang blijft afgesloten, waardoor de toegang tot een deel van de woningen niet gemakkelijker wordt. Initiatiefnemer heeft aangegeven dat ook tijdens de bouwperiode zal worden gezorgd voor beveiliging/afsluiting van het terrein. Ad 4. vervuiling van het uitzicht. Het is niet zo dat het binnenterrein op grond van het nu geldende bestemmingsplan niet kan worden bebouwd. De oppervlakte van het totale perceel bedraagt 4.805 m2. Uitgaande van een bebouwingspercentage van 40% is in totaal 1.922 m2 bebouwing toegestaan. Het bestaande hoofdgebouw heeft een oppervlakte van 1.230 m2. Op het binnenterrein kan op grond het geldende plan dus bijna 700 m2 bebouwing worden opgericht. Hierbij is uitgegaan van handhaving van de bestaande bebouwing en het niet toepassen van de algemene vrijstellingsbevoegdheid (10%). Door sloop van (een deel van) het hoofdgebouw zou op grond van de geldende regeling bebouwing van het gehele binnenterrein mogelijk zijn. Het geldende bestemmingsplan maakt op het binnenterrein bebouwing mogelijk tot een hoogte van 4 m. Op grond van de voorschriften van het nieuwe plan is bebouwing binnen de bestemming "Autoboxen" uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken en bedraagt de maximale hoogte 3 m. In verband met het opnemen van de bestemming "Autoboxen" op het binnenterrein is ook de bebouwingsregeling voor het resterende perceel met de bestemming
- 12-
"Bedrijfsdoeleinden" gewijzigd. Want KPN heeft aangegeven dat de hoofdbebouwing naar verwachting nog minimaal 20 jaar voor de huidige functie in gebruik zal blijven. Ten slotte kan ten aanzien van het uitzicht nog worden opgemerkt dat het binnenterrein nu wordt begrensd door een over het algemeen circa 2 m hoge muur. Blijkens de aanvraag om bouwvergunning is het de bedoeling die muur te slopen en op die plek de achterkanten van de prefab betonnen garageboxen, die eruit zien als stucwerk, te plaatsen. Ook op het stukje van het binnenterrein waar de bouw van garageboxen niet aan de orde is (circa 10 m aan de zuidoost zijde van het perceel) zal een erfafscheiding (hek of muur) tot stand gebracht worden. Uit het voorgaande vloeit voort dat: • uitgaande van handhaving van het bestaande hoofdgebouw door het nieuwe bestemmingsplan sprake is van een toename van bebouwing op het binnenterrein met circa 215 m2 (te weten: de beoogde oppervlakte aan garageboxen (907 m2) minus de oppervlakte van de ook binnen het geldende bestemmingsplan nog toe te voegen bebouwing (692 m2)); • op grond van het geldende plan na sloop van het bestaande gebouw het gehele binnenterrein kan worden bebouwd; • door de nieuwe regeling op het totale perceel geen grotere oppervlakte aan bebouwing wordt mogelijk gemaakt dan op grond van het geldende bestemmingsplan (na binnenplanse vrijstelling) tot stand gebracht kan worden; • de bouwhoogte afneemt van 4 naar 3 meter. Ad 5. controle van opslag gevaarlijke stoffen. Naast genoemde juridisch planologische regeling in het bestemmingsplan is sprake van een privaatrechtelijke regeling. Initiatiefnemer heeft schriftelijk aangegeven, dat in nog te sluiten overeenkomsten voor verhuur of verkoop van garageboxen zal worden vastgelegd dat de boxen uitsluitend gebruikt mogen worden voor de" stalling van vaar- en voertuigen en de opslag van huishoudelijke goederen. Geregeld zal worden dat een en ander niet alleen voor eerste, maar voor alle toekomstige gebruikers zal gelden. Daarnaast heeft initiatiefnemer schriftelijk aangegeven dat in deze privaatrechtelijke contracten de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, benzine en andere chemicaliën, maar ook het ontplooien van (bedrijfs)activiteiten (bijvoorbeeld het sleutelen aan auto's) zullen worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de invulling van het binnenterrein met autoboxen vanuit verkeers- en parkeeroogpunt, vanuit stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt en vanuit een oogpunt van milieu akkoord bevonden is. Ad f.
het oprichten van een kinderdagverblijf op het sportcomplex Patersweg.
Inhoud. Een aantal direct omwonenden geeft aan dat uitgangspunt voor het sportcomplex Patersweg "port of spel" moet zijn en dat de functie kinderdagverblijf daarmee niet valt te combineren. Daarnaast ontstaat er parkeeroverlast in de J. Marisstraat en overlast bij de poort/ingang, moet er niet voor een korte termijn oplossing gekozen worden, is - al dan niet op termijn - vestiging op een betere locatie in de wijk mogelijk en moet niet gebouwd worden tegen de achtertuinen van omliggende woningen omdat daardoor sprake is van aantasting van privacy, woongenot en uitzicht. Reactie. Uitgangspunt van het sportcomplex Patersweg is inderdaad "sport en spel". Dat is zo en dat blijft in het nieuwe bestemmingsplan ook zo. Dat blijkt duidelijk uit de in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen bestemming "Recreatieve doeleinden" met de nadere aanduiding "sportterrein". Combinatie van een kinderdagverblijf en een sportcomplex is vanuit beleidsmatig en vanuit praktisch oogpunt echter gewenst. Dit blijkt uit de vestiging van kinderdagverblijven op andere sportparken in Dordrecht en op tal van plaatsen elders in Nederland en ook uit het stimuleringsproject van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Sociale
- 13-
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) tot combinatie van sport en kinderopvang. In dat kader heeft de afgelopen jaren zowel in praktische als financiële zin stimulering plaatsgevonden. Hoewel het bestemmingsplan het gebruik van sportcomplexen overdag zonder meer mogelijk maakt, zijn de meeste van deze complexen vooral 's avonds en in de weekenden in gebruik. Bij het sportpark Patersweg wordt juist ook overdag sport- en spel gestimuleerd. Om die reden is op het sportpark ook sprake van bureau sportstimulering die overdag allerhande activiteiten organiseert. Bij kinderdagverblijven gaat het ook om opening gedurende de dagperiode. Daardoor is een optimaler gebruik van het sportcomplex mogelijk, komen kinderen op jonge leeftijd al in aanraking met sport, hetgeen goed is voor hun verdere ontwikkeling zonder dat de gebruiksmogelijkheden van het sportpark worden aangetast of overlast voor omwonenden merkbaar wordt vergroot en aantasting van het woongenot ontstaat. Uit onderzoeken is gebleken dat in de wijk Krispijn niet zomaar sprake is van een "behoefte aan een kinderdagverblijf", maar dat binnen het gedeelte Oud Krispijn een dringende behoefte aan ruimten voor kinderopvang geldt. Al in 2001 heeft een behoefteonderzoek kinderopvang plaatsgevonden. Daaruit bleek een behoefte aan kinderdagopvang in Oud Krispijn van 72 kindplaatsen, terwijl in het geheel geen plaatsen beschikbaar waren. In 2004 is een nieuw behoefteonderzoek uitgevoerd. Nu is de behoefte 62 en het aanbod 18 plaatsen. Alleen al gelet op de resultaten van deze behoefteonderzoeken is het duidelijk dat de beoogde kinderopvang op het sportpark Patersweg voorziet in een dringende behoefte. Daar komt bij, dat juist in deze wijk voldoende kinderopvang gewenst is om enerzijds de ouders te stimuleren tot actieve deelname aan het arbeidsproces terwijl anderzijds is gebleken dat kinderopvang van groot belang is in verband met het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden en op de mogelijkheden om daar vervolgens vroegtijdig en adequaat op te reageren. Andere locaties voor kinderopvang in dit deel van de wijk Krispijn waren en zijn tot op heden niet beschikbaar. En alternatieven komen naar verwachting ook op korte of middellange termijn niet beschikbaar. Immers, uitgangspunt vooralsnog handhaving van de speeltuin, het slopen van de Mauveschool en het inrichten van het Mauveplein als openbaar gebied. Over deze aspecten zijn ook afspraken gemaakt met onder andere omwonenden. Gelet op het volle programma met daarbij behorende ruimtebeslag is ook in de MFA-locatie aan de J. Marisstraat geen mogelijkheid voor vestiging van het kinderdagverblijf. De hoek van het sportpark Patersweg waar nu het kinderdagverblijf wordt beoogd, is in het kader van de exploitatie van het sportpark niet noodzakelijk voor de bestaande en toekomstige sport- en spelactiviteiten. Op grond van het geldende bestemmingsplan is overal op het sportpark "sportbebouwing" mogelijk tot een hoogte van 4 m. In het nieuwe plan is gewerkt met een bouwvlak, is gelet op de hoogte van de bestaande sportbebouwing 5 m mogelijk gemaakt en is geregeld dat op perceelsgrenzen met woningen de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. Zie ten aanzien van de toegestane hoogte onder punt 8 van dit voorstel. In het nieuwe plan wordt tevens extra de functie kinderopvang mogelijk gemaakt. Dit kan pas na vrijstelling zodat zorgvuldig de effecten van de beoogde vestiging op het sportcomplex en op de omliggende woningen kunnen worden bezien. Het is niet de bedoeling nog andere functies toe te staan. Dat laat het nieuwe bestemmingsplan ook niet toe. In het beoogde kinderdagverblijf is maximaal sprake van 24 kindplaatsen en daaraan gekoppeld 6 begeleiders. De openingsuren zijn maximaal van 07.00 uur tot 18.00 uur. In de parkeerbehoefte die voortvloeit uit het kinderdagverblijf wordt voorzien: afgesproken is dat buiten het sportcomplex extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Hiervoor is gekozen omdat het vanaf de J. Marisstraat lastig en vanuit verkeersoogpunt minder gewenst is om in- en uit te draaien en daarnaast om overlast in de onderdoorgang te voorkomen en op het sportcomplex geen parkeerterrein te maken plaatsen te maken (handhaving groen karakters). Los van de vestiging van het kinderdagverblijf is in een eerder stadium door buurtbewoners gevraagd om herinrichting van het Marisplein. Het ging daarbij in het bijzonder om het in de avonduren toevoegen van extra parkeerplaatsen. In het kader van de herstructurering van het gebied en de herinrichting van de J. Marisstraat en het Marisplein
- 14-
kunnen gelijktijdig de voor het kinderdagverblijf benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en zal van parkeeroverlast geen sprake zijn. Het is duidelijk dat door vestiging van het kinderdagverblijf de onderdoorgang vanaf de J. Marisstraat meer gebruikt wordt: er worden 's ochtends en aan het eind van de middag/begin van de avond immers maximaal 24 kinderen gebracht en gehaald. Maar gelet op dit beperkte aantal en het feit dat komen en gaan tijdens flexibele tijden plaatsvindt, is geluidsoverlast voor bewoners naast en boven de onderdoorgang niet te verwachten. Voor het oprichten van het kinderdagverblijf is een artikel 19 WRO-procedure gaande. Na behandeling van dit voorstel volgt besluitvorming over de in het kader van die procedure ingediende zienswijzen. Het is de bedoeling het kinderdagverblijf op te richten op een afstand van minimaal 4 meter vanaf de perceelsgrenzen van de woningen. De hoogte van het gebouw bedraagt circa 3,25 m. Op erven van de woningen is het oprichten van bijgebouwen tot een hoogte van 3 m toegestaan en na vrijstelling tot 3,50 m. Waar beoogd wordt het kinderdagverblijf te bouwen is in de bestaande situatie op de rand van het sportpark en de woonpercelen sprake van hekwerken en - voor een belangrijk deel - van hoge groene afscherming. Door genoemde aspecten is geen sprake van onacceptabele aantasting van privacy en uitzicht. Ten slotte kan worden opgemerkt dat het niet de bedoeling is te komen tot een tijdelijke vestiging op het sportpark. Een aanvraag om bouwvergunning is reeds ingediend. En abusievelijk heeft aanvrager in eerste instantie tijdelijkheid op het aanvraagformulier om bouwvergunning aangekruist. Uitgangspunt is juist een permanente vestiging en ook de daarbij behorende duurzame bebouwing. Zoals blijkt uit een aantekening op het aanvraagformulier om bouwvergunning heeft de aanvrager op 26 maart 2004 aangegeven dat geen sprake is van een tijdelijk bouwwerk. Daarom is ook toepassing van een artikel 17 WRO-procedure niet aan de orde. 8. Ambtelijk voorgestelde gewijzigde vaststelling. Tijdens de ter visie ligging van het ontwerp-bestemmingsplan is geconstateerd dat een enkel aspect vraagt om gewijzigde vaststelling. In de eerste plaats gaat het om de aanduiding afwijkende functies voor de panden Helmersstraat 5 en J. de Jongstraat 32. De begane grond van het in het woongebied gelegen pand Helmersstraat 5 was voorheen in gebruik voor detailhandel. Zonder de benodigde toestemming is recent een quat-huis gevestigd en is een verzoek ingediend voor het wijzigingen van het bestemmingsplan zodat de beoogde horeca legaal geëxploiteerd kan worden. De vestiging van horeca is in strijd met het geldende bestemmingsplan, alsmede in strijd met het gemeentelijke beleid voor horecavestigingen in woonwijken en met het nieuwe bestemmingsplan en om die redenen afgewezen. Maar tegelijk is geconstateerd dat voor het bewuste pand abusievelijk de aanduiding "detailhandel" niet op de plankaart is vermeld. Deze aanduiding kan alsnog op de plankaart worden aangegeven. In het pand J. de Jongstraat 32 is vlak voordat het geldende bestemmingsplan "Krispijn" in 1997 werking is getreden een afhaalcentrum gevestigd. Omdat deze bedrijfsactiviteiten legaal zijn, past het vermelden van de nadere aanduiding "horeca". In de tweede plaats betreft het de in de voorschriften opgenomen afstand tussen hoofdgebouwen binnen de bestemming "Woondoeleinden-woonwagenlocatie". Deze afstand voortvloeit uit brandveiligheidseisen en is ook in de Woningwet (Bouwbesluit en bouwverordening) opgenomen. Daarom, omdat ook op andere wijze in de brandveiligheid kan worden voorzien (bijvoorbeeld een hogere eis aan de brandveiligheid van de gevels) en omdat vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt de afstand niet nodig is, kan de regeling in art. 4, lid 4 onder e. komen te vervallen. Daarnaast gaat het om het plaatsen van hekwerken bij bestemming "autoboxen". Bebouwing (zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals hekwerken) is alleen toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Daardoor zou een hekwerk ter afscherming van het terrein niet tot de mogelijkheden behoren. Omdat dat niet de bedoeling is, kan in de
- 15-
voorschriften een extra bepaling worden opgenomen die het plaatsen van hekwerken achter de op de plankaart aan te geven voorgevelrooilijnen tot een hoogte van 2 m mogelijk maakt en voor die lijnen tot 1 m. Zoals bekend wordt thans gewerkt aan aanpassing van de regeling voor het toestaan van beroepsuitoefening aan huis. Doelstelling is een regeling, die een aantal activiteiten mogelijk maakt en tegelijk is gericht op het behoud van een goed woon- en leefklimaat. Indien de regeling voor de vaststelling van het bestemmingsplan beschikbaar is, en dat verwachten wij, zullen we dit raadsvoorstel en ontwerp raadsbesluit daarop aanpassen. Ten slotte de bouwhoogte op het sportcomplex Patersweg. In het ontwerp-bestemmingsplan is uitgegaan van het toestaan van een bouwhoogte van 5 m. Tijdens het opstellen van dit voorstel is geconstateerd dat de bebouwing op het sportpark niet hoger is dan 4 m en geen behoefte bestaat aan hogere bebouwing. Om die reden wordt voorgesteld de bouwhoogte te wijzigen (4 m in plaats van 5 m). 9. Voorstel. Samenvattend stellen wij u voor overeenkomstig bijgaand ontwerp besluit: a. de onder 4a tot en met 4j aangegeven zienswijzen ontvankelijk te verklaren; b. deze zienswijzen ongegrond te verklaren; c. in te stemmen met de voorgestelde ambtelijke wijzigingen; d. vast te stellen het bestemmingsplan "Oud- en Nieuw Krispijn" overeenkomstig de bij dit besluit behorende kaart (S3-51-13), voorschriften en toelichting. Een exemplaar van het vast te stellen bestemmingsplan ligt voor uw raad ter inzage.
'Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van DORDRECHT de secretaris de burgemeester \ *. j* C"
R.J.G. Bandell
- ontwerp besluit -