Test: Je ouders als studie oriëntatiecoach Je ouders kunnen perfecte last minute studie oriëntatiecoaches zijn, maar weten ze eigenlijk wel wat je dromen en ambities zijn? En omgekeerd: weet jij hoe jouw ouders over jou denken en hoe ze jouw toekomst voor zich zien? Om zoveel mogelijk profijt te hebben van de steun van je ouders moeten alle vooroordelen, (onuitgesproken) ideeën en verwachtingen open en bloot op tafel.
Opdracht Ga er samen eens goed voor zitten en maak de vergelijkende ouder-studiecoachingstest. 1. Lees eerst de instructie bij de test. 2. Maak dan de vragen. 3. Lees daarna de uitleg bij de vragen. 4. Bespreek vervolgens de antwoorden van jou en jouw ouders met elkaar. 5. Noteer de belangrijkste conclusies die jullie getrokken hebben.
De Instructie bij de test Op de volgende drie pagina's staan enkele vragen genoteerd. Omcirkel per vraag het antwoord dat het beste bij jou/ of jouw dochter/zoon past. Vul los van elkaar de vragen in. Bij twijfel altijd een antwoord invullen! Vergelijk daarna de antwoorden. Komen ze overeen? Of juist niet? En waarom is dat? Lees na afloop pas de toelichting bij de vragen.
De test door jezelf:
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
De test door je moeder
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
De test door je vader
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
De uitleg bij de vragen
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? Deze vraag gaat over motivatie. Het is meteen een fundamentele vraag. Wil je eigenlijk wel (meteen) gaan studeren na de middelbare school? Of wil je liever gaan reizen of werken of …? Het komt vaak voor dat ouders en kinderen hier verschillende (onuitgesproken) ideeën over hebben. Voor je ouders is studeren een vanzelfsprekendheid, maar voor jou misschien niet. Als de tijd dringt, is het dus zaak om snel de hamvraag boven tafel te krijgen: heb ik diep van binnen wel zin in een studie?
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? Deze vraag gaat over communicatie. Eigenlijk weet je al lang wat je wilt studeren, maar je praat er niet over. Of je hebt werkelijk geen idee, maar je durft dit niet te vertellen. Hoe dan ook: gooi het eruit!! Je ouders kunen je alleen goed coachen als jij duidelijk communiceert.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? Deze vraag gaat over talenten. Een groot verschil in antwoord op deze vraag tussen jou en jouw ouders duidt erop dat jij jezelf anders ziet dan dat je ouders doen. Doe je voordeel met het feit dat ze je al jaren (je hele leven…!) kennen en je vaak meer kunnen vertellen over jezelf en jouw karakter. Hun ervaringen met jou als kind kunnen je helpen om af te vragen welke studie goed bij je zou passen.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? Deze vraag gaat over leerstijlen. De manier waarop je leert en studeert is een belangrijk aandachtspunt bij je studiekeuze en bij uitstek een onderwerp waar ouders op letten. Is de studiebegeleiding in orde, past de manier van werken bij jou? Het is handig als jullie hier dezelfde ideeën over hebben.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? Deze vraag gaat over prioriteiten. Het is niet ondenkbaar dat jij en je ouders andere prioriteiten stellen bij de studiekeuze. Jij vindt bijvoorbeeld een studie gewoon razend interessant of kiest voor de stad waar je vrienden ook gaan studeren. Je ouders maken zich druk over je carrière en de kwaliteit van een opleiding. Ook hier geldt: de je voordeel met hun argumenten! Het is waardevolle informatie die jij misschien over het hoofd ziet.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? Deze vraag gaat over je levenshouding/levensfase. Jij wilt bijvoorbeeld graag kunstschilder worden, maar je ouders zien je graag het bedrijfsleven ingaan. Kortom: jullie hebben een verschillende levenshouding. Voor jou geldt: schuif de argumenten van je ouders niet meteen opzij, maar benut de levenservaring die ze op je voor hebben. Voor je ouders geldt: uit uw mening, maar projecteer uw eigen wensen niet op uw kind.
Beantwoord nu de volgende vragen: 1. Noteer hieronder de conclusies die jij en je ouders hebben getrokken nadat je jullie antwoorden van de test hebben nabesproken met elkaar. ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………...
2. Bespreek de onderstaande tien tips met je ouders en bekijk samen welke tips jullie goed vinden. Leg ook uit waarom jullie dat samen vinden: ………………………………………………………………………………………………………………...………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………...……………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………...……………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………...……………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………...……… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………...…………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………...…………………………………………
De tips Tip 1 Bezoek de Voorlichtingsdag Ouders zijn welkom op de voorlichtingsdagen/open dagen van de meeste universiteiten en hogescholen. Probeer de sfeer van de onderwijsinstelling in te schatten: is dit een plek waar uw kind zich als toekomstig student goed kan ontplooien? Vraag de studenten die u rond ziet lopen hoe ze hun opleiding ervaren en knoop gesprekken aan met de docenten. Voor ouders zijn er op de meeste instellingen ook speciale presentaties.
Tip 2 Vraag door Is uw dochter/zoon al naar een meeloopdag geweest? Uit onderzoek blijkt dat de uitval minder is als aanstaande studenten een instelling vaker bezocht hebben voordat ze met hun opleiding beginnen. Vraag vooral door naar de ervaringen en kom er later nog eens op terug. Ook is het zinvol eens (samen) naar een studiekeuzesite te kijken.
Tip 3 Kwaliteit opleiding Hoe is de kwaliteit van de opleiding in vergelijking met opleidingen van andere hogescholen of universiteiten? Hoe staat de opleiding bekend in de onderwijswereld en bij werkgevers? Hoe tevreden zijn de studenten? Allemaal vragen die u op een open dag kunt stellen… En kijk ook eens naar de Keuzegids Hoger Onderwijs. Daarin worden de opleidingen van hogescholen en universiteiten vergeleken.
Tip 4 Carrièreperspectief Welk beroep gaat uw kind uitoefenen na de opleiding? Past dit bij uw zoon/dochter? Weet u niet precies welke beroepen mogelijk zijn na een opleiding bij onze onderwijsinstelling? Vraag er dan vooral naar op een open dag.
Tip 5 Studeerbaarheid Heeft uw kind veel of weinig begeleiding nodig van docenten en studieadviseurs? Hoe is de verhouding docenten/studenten? Hoeveel uitval is er tijdens het eerste jaar? En de jaren daarna? Probeer te achterhalen hoeveel begeleiding er is en schat in of dit past bij uw kind.
Tip 6 Werkvormen Welke werkvormen zijn er bij de opleiding? Is er voldoende afwisseling? Zijn er veel hoorcolleges of practica en zelfstudie en past dit bij uw kind? Of gedijt uw kind juist bij veel projectwerk? Moet uw zoon/dochter veel op de instelling zijn of zijn er maar enkele contacturen?
Tip 7 Leefomgeving Hoe is de toekomstige leefomgeving van uw zoon/dochter? Hoe is de sfeer van de stad? Kan uw zoon/dochter zich hier thuis voelen? Zijn er voldoende mogelijkheden voor vrije tijd, sport, cultuur, sociale contacten? Iedereen heeft wel eens een dip tijdens zijn studententijd. Een goede sfeervolle leefomgeving is dan belangrijk en kan net dat zetje geven om door te gaan.
Tip 8 Enthousiasme Is uw kind enthousiast? Hoe praat uw zoon/dochter met vrienden en kennissen over de onderwijsinstelling en de opleiding? Als uw kind zich goed voelt bij een opleiding is het een goede keuze.
Tip 9 Mijn kind kan (nog) niet kiezen Keuzes maken is moeilijk, ook voor jongvolwassenen. Twijfelt uw zoon/dochter tussen een aantal opleidingen? Als opleidingen aan elkaar verwant zijn is het soms nog mogelijk in het eerste jaar te switchen. En komt uw zoon/dochter er helemaal niet uit? Dan is het misschien een idee een jaartje te gaan werken of reizen.
Wij wensen u allen veel succes bij het maken van een keuze!