Terug naar de basis Filosofisch gekleurde zoektocht naar het belang van liefde als basis voor de creatieve therapie
Ontwikkelingsverslag augustus 2010 van Elvira Kok Opleiding beeldende creatieve therapie aan de HAN te Nijmegen Onder begeleiding van Heidi Muijen en Bert Hoekstra
“De mensen? Er bestaan er geloof ik zes of zeven. Die heb ik jaren geleden eens gezien. Maar je weet nooit waar je ze kunt vinden. De wind jaagt ze in het rond. Ze hebben geen wortels, dat is erg lastig voor ze.” ( Uit: ‘De kleine prins’, Antoine de Saint-Exupéry, 1951)
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Terug naar de basis Filosofisch gekleurde zoektocht naar het belang van liefde als basis voor de creatieve therapie
Ontwikkelingsverslag juli 2010 van Elvira Kok Opleiding beeldende creatieve therapie aan de HAN te Nijmegen Onder begeleiding van Heidi Muijen en Bert Hoekstra 1 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Terug naar de basis Filosofisch gekleurde zoektocht naar het belang van liefde als basis voor de creatieve therapie
Elvira Kok Afstudeeronderzoek creatieve therapie beeldend, Hogeschool Arnhem Nijmegen 2 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Voorwoord Tijdens mijn stageperiode bij ’s Heerenloo Zuid Veluwe raakte ik gefascineerd door de vele manieren die er bleken te zijn om in contact te zijn met cliënten en op een warme, liefdevolle manier toch professioneel aanwezig te kunnen zijn. Mijn belangstelling voor het onderwerp ‘liefde’ werd gewekt door de vele uiteenlopende ervaringen die ik had met cliënten die ik als liefdevol zou omschrijven. Mijn interesse ging vooral uit naar het onderzoeken van de inhoud van het fenomeen ‘liefde’ en in het bijzonder de inzetbaarheid ervan in creatieve therapie. Voor alles wil Bert Hoekstra, de creatief therapeut van de instelling, bedanken voor de begeleiding die hij mij gaf tijdens mijn stage en afstudeerperiode. Zijn prettige werkomgeving (waar veel mensen binnen liepen en niet meer weg wilden) is een waardevolle inspiratiebron en voedingsbodem geweest voor dit onderzoek. Mijn onderzoeksbegeleider Heidi Muijen wil ik hartelijk bedanken voor haar warme betrokkenheid bij mijn onderzoek en voor haar openheid met betrekking tot de invulling van het onderzoeksproces. Beiden wil ik bedanken voor het vertrouwen dat ik van hen heb mogen genieten om zo een “pittig” onderwerp aan te mogen snijden. Ik wil de geïnterviewden bedanken voor de bezielde gesprekken die we hebben gehad en waarmee zij mij hebben geholpen bij het tot stand komen van een cruciaal deel van mijn onderzoek. Mijn projectgroep: Jitske, Linda en Job wil ik bedanken voor de hulp en voor het plezier dat we hebben gehad het afgelopen jaar. Tot slot wil ik mijn ouders, mijn broer, mijn vrienden en alle andere mensen die zich aangesproken voelen, bedanken voor alle gezelligheid en steun die ik het afgelopen jaar van ze heb mogen ontvangen. Elvira Kok
3 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Samenvatting In dit onderzoek ga ik in op het begrip liefde. Ik stel de vraag of mijn idee klopt dat liefde aan de basis van creatieve therapie moet liggen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Klopt mijn idee dat liefde aan de basis van creatieve therapie zou moeten liggen? Indien dit zo is, wat is dan de verschijningsvorm van die liefde, hoe vertaalt deze zich naar de praktijk van de therapie en (hoe) is het begrip werkbaar te maken? De subvragen zijn: - Kan het begrip überhaupt wel gedefinieerd worden? - Hoe is het begrip liefde (in de filosofie) gedefinieerd? - Hoe wil ik het begrip liefde definiëren ten behoeve van de doel- en vraagstelling van dit onderzoek? - Is het begrip op te delen in werkbare onderdelen zodat er in de praktijk en de opleiding aandacht aan kan worden besteed? - Hoe denken andere professionals over dit begrip en hoe maken ze het werkbaar in hun vakgebied? Ik onderzoek deze vraag in eerste instantie vanuit filosofische hoek. In tweede instantie houd ik interviews met mensen uit het werkveld om mijn bevindingen te toetsen aan de praktijk. Vervolgens leg ik mijn bevindingen uit de literatuur en de interviews naast mijn eigen praktijkervaringen en tenslotte verbind ik de uitkomsten hiervan aan mijn eigen beeldend proces. Het uitgangspunt voor dit onderzoek wordt gevormd door het boek “Liefhebben, een kunst, een kunde” van Erich Fromm. De filosofische ondersteuning wordt geboden door de filosofie van Plato, de filosofie van Emmanuel Levinas, Martin Buber, het onderzoek van Liza Jongerius naar professionele nabijheid, de bevestigingsleer van Anna Terruwe en het boek “Waarom liefde zo belangrijk is” van Sue Gerhardt. In zijn boek “Liefhebben een kunst, een kunde” legt Erich Fromm uit dat liefde bestaat uit werkbare onderdelen. Deze onderdelen werk ik uit in dit onderzoek en ik toets ze aan de praktijk van de beeldende creatieve therapie. Aan de hand van die toetsing kom ik tot een uitbreiding van de begrippen die Fromm noemt met begrippen die in de praktijk en in de filosofie aan de orde zijn. Deze begrippen zet ik vervolgens uiteen in de metafoor van een boom waarin ik het begrip liefde uitwerk in de aarde waarin de boom wortelt, de wortels, de stambegrippen en de vertakkingen benoem in de vorm van werkbare onderdelen van het begrip liefde. Aan de hand van deze metafoor beantwoord ik vervolgens mijn onderzoeksvragen.
4 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Summary In this research I’m going into the subject of the concept of love. I ask myself if my opinion is correct, that Art Therapy should be based on love. The main question of this research is the following: Is it correct that Art Therapy should be based on love? If so, what is its appearance in the context of my research, how does this appearance take form in the practice of therapy and (how) can the concept of love be made useful? The subquestions are: - Is it possible to define the concept of love? - How is the concept of love being defined (in philosophy)? - How do I want to define the concept of love for the benefit of the purpose of this research? - Can the concept be divided in useful parts, to make it possible to study how to practice it in education and Art Therapy? - How do (other) professionals think about the concept of love and how do they make it useful in their profession? First I examine this question from philosophical point of view (angle of incidence). Then I interview people from the field of practice tot test my findings by practice. Thereafter I put my findings from the literature and the interviews beside my own experiences and finally I connect the outcomings of all this to my own process in art making. The starting-point for this research is formed by the book “The art of loving” by Erich Fromm. The philosophical support is given by the philosophy of Plato, the philosophy of Emmanuel Levinas, Martin Buber, the research of Liza Jongerius, which is about professional nearness, the idea of affirmation by Anne Terruwe and the book “Why love matters” by Sue Gerhardt. In his book “The art of loving” Erich Fromm states that love exists of workable parts. In this research I elaborate these parts and I put them tot the test of the actual practice of Art Therapy. By testing these parts I increase the number of conceptions about love with conceptions that come up for discussion in the practice of Art Therapy and in philosophy. Then I set out these conceptions in the metaphor of a tree in which I explore the concept of love. I explain the concept of love as a tree rooting in the earth, with a stem, large, smaller and small branches, all containing workable concepts related to love. By this metaphor I answer the questions that I asked in relation to my research.
5 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Samenvatting
4
Summary
5
Inhoudsopgave
6
1.Inleiding 1.1.Aanleiding 1.1.1.Het belang van het bewustzijn van je eigen mensbeeld 1.2.Doel 1.3.Mediumdoel 1.4.Onderzoeksvraag 1.4.1.Hoofdvraag 1.4.2.De hoofdvraag opgedeeld in subvragen 1.4.3.Mediumvraag
8 9 9 10 10 10 11 11 11
2.Methoden 2.1.Uitvoering 2.1.1.Onderzoeksbenadering 2.1.2.Een Inventariserend, explorerend onderzoek 2.2.Dataverzamelingstechnieken 2.2.1.Literatuurstudie 2.2.2.Interviews 2.2.3.Stage 2.2.4.Eigen beeldend proces
12 12 12 12 12 13 13 13 13
3.Resultaten 3.1.Literatuur e.a 3.1.1.Plato 3.1.2.Erich Fromm, Liefhebben, een kunst, een kunde 3.1.3.Emmanuel Levinas 3.1.4Martin Buber, Ik en Gij 3.1.5.Anna Terruwe, Bevestigingsleer 3.1.6.Sue Gerhardt, Waarom liefde zo belangrijk is 3.1.7.Afsluitend 3.2.Interviews 3.2.1.Aanleiding tot de interviews 3.2.2.Inleiding tot de interviews 3.2.3.Kernpunten uit de interviews, citaten
14 14 14 15 16 17 18 19 19 20 20 20 20
4.De boom, een metafoor 4.1.Filosofie en interviews, de theorie en de praktijk 4.2.De metafoor van de boom 4.2.1.De boom compleet
40 40 40 40
6 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
5.Stage ervaringen 5.1.De ervaringen per client in verband met de aspecten van liefde 5.2.Afsluitend
47 47 51
6.Medium 6.1.Mediumanalyse 6.2.Conclusie en verbinding met het onderzoek
52 52 56
7.Samenvatting
59
8.Conclusie 8.1.Slotbetoog
64 66
9.Aanbevelingen 9.1.Lesprogramma 9.2.Beeldende therapie
68 68 68
10.Bronnenlijst
70
11.Bijlagen
72
I II III
Samenvatting: Liefhebben, een kunst, een kunde Foto’s Beeldend werk Interviews
7 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
1. Inleiding Creatieve Therapie begint zich te ontwikkelen rond 1950 als psychiaters geïnteresseerd raken in de "kunstzinnige uitingen" van patiënten. In de loop der jaren ontwikkelt het beroep zich en creatieve therapie krijgt een vaste rol in het behandelaanbod van de gezondheidszorg. De institutionalisering van de GGZ en de vele fusies tussen instellingen maken op dit moment de toekomst voor creatief therapeuten echter onzeker. De zorg is zich aan het hervormen en er is minder geld. Men gaat kijken waarop kan worden bezuinigd. Voor creatief therapeuten wordt het dan van belang duidelijk te maken wat de toegevoegde waarde is van hun therapie en waarom ze in het multidisciplinaire team thuis horen. Creatieve Therapie moet inhoudelijk duidelijkheid geven. Er worden behandelmodules en producttyperingen ontwikkeld waarmee creatief therapeuten bezig zijn om methodisch en theoretisch onderbouwde zorg te bieden. Dit lukt steeds beter. Het is me echter niet ontgaan dat de sociale wetenschappen een steeds grotere rol spelen binnen de ontwikkeling van ons vak. Dat houdt in dat de nadruk sterk op bewijsbaarheid en wetenschappelijke onderbouwing komt te liggen. Dit zijn louter cognitieve aspecten en cognitieve bezigheden. En dat terwijl de kracht van ons beroep schuilt in het kunnen betrekken van het hele scala aan aspecten die samenhangen met het mens-zijn. Denk hierbij aan cognities, emoties, lichamelijke gewaarwordingen etc. Juist omdat beeldend werken op veel verschillende manieren binnenkomt en dingen teweeg brengt kan het zo goed werken. Een vak waarin zoveel aspecten samenkomen, kan per definitie niet gevangen worden op enkel het cognitieve vlak. Als creatieve therapie louter een cognitieve bezigheid zou zijn, dan zou dit mogelijk zijn, maar dat is het niet. Om het beroep recht te doen zou het vanuit alle aspecten die het in zichzelf bevat bekeken moeten worden om een volledig beeld te geven van creatieve therapie. Het wetenschappelijk onderbouwen van creatief therapeutisch werken vind ik erg zinvol. Echter, het gevaar schuilt daarin dat deze bewijsbaarheid álle ruimte gaat innemen en geen ruimte meer laat voor aspecten van de mens en van het creatief therapeutisch behandelen die niet in concrete termen te vangen zijn, maar ondanks dat wél aanwezig zijn. Het bovenstaande vind ik erg boeiend en daarom ben ik mijn onderzoek gaan richten op dat wat volgens mij aan de basis van iedere methodiek zou moeten liggen: de liefde. In dit onderzoeksverslag beschrijf ik naast het onderzoek ook het beeldend proces dat ik tijdens de onderzoeksperiode heb doorgemaakt. Ik zal hieronder eerst de aanleiding, het doel en de vraagstelling die ik ga behandelen beschrijven.
8 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
1.1 Aanleiding In het 2e jaar van de opleiding heb ik erover nagedacht om te stoppen, omdat ik het gevoel had dat we erg zinvolle dingen leerden op school, maar dat er iets ontbrak. Ik had het gevoel nog niet genoeg te snappen van waar ik mee bezig was. Ik was bezig methoden in te zetten die ik theoretisch heel goed begreep, maar waarvan ik het gevoel had dat ze niet de kern raakten van waar het daadwerkelijk om draait. Tijdens mijn stage heb ik ervaren, dat methodiek het gereedschap is van de therapeut, maar dat het onderliggende gevoel, interesse in de cliënt minstens zo belangrijk is. Het is me vaak overkomen tijdens mijn stage dat ik in een innerlijk conflict geraakte omdat ik het gevoel had dat er iets gedaan moest worden binnen de therapie, wat volgens de theorieën en methodieken die ik had geleerd niet zou mogen. Op de stageplek kreeg ik wel de ruimte om mijn eigen invulling te geven aan de therapie. Ik ben veel dingen tegengekomen tijdens het behandelen van cliënten waarvan ik dacht ‘hier gaat het om, dit is de basis!’ Die basis had niets met protocollen of methodieken van doen. Uiteindelijk kwam ik tot de slotsom dat liefde aan de basis van alle methodiek moet liggen. Deze conclusie vond ik aanvankelijk wat lastig, want ik was hier vrij zeker van, terwijl de dingen die tot deze conclusie leidden zo uiteenlopend waren dat ik niet verwachtte dit ooit hard te kunnen maken. Dat dit een belangrijk onderwerp is, is me nog duidelijker geworden tijdens het afnemen van interviews. Ik merkte dat het een onderwerp is wat veel stof doet opwaaien, weerstand oproept en soms zelfs op de lachspieren werkt. Kortom, het doet iets met mensen en ligt schijnbaar gevoelig. Mijn onderzoek richt zich op het begrip en de invulling van het fenomeen liefde in een professionele setting. Wat is liefde, wat is het niet of wat is het ongeveer? Is liefde belangrijk en waarom? Wat is er nodig om zowel wetenschappelijk onderbouwd als liefdevol te kunnen werken? In feite houden de conclusies uit mijn onderzoek ook een stukje maatschappijkritiek in, omdat ik me afvraag of de creatieve therapie zich niet teveel aanpast aan de steeds strakker wordende eisen van de maatschappij. De mensen die bij creatief therapeuten komen, zijn namelijk vaak vastgelopen in deze maatschappij en hebben dan juist iets anders nodig dan de normeringen die in deze maatschappij gelden. 1.1.1. Het belang van het bewustzijn van je eigen mensbeeld, een persoonlijke stellingname. Omdat de titel van mijn onderzoek impliceert dat ik het ga hebben over de basis die volgens mij ten grondslag zou moeten liggen aan de beeldende therapie, lijkt het me heel zinvol om bij het begin te beginnen. Hiervoor ga ik graag uit van een uitgangspunt van ethische aard, dat – als het goed is – het beginpunt vormt voor alle beroepen waarin er met en voor mensen wordt gewerkt. Dit ethische uitgangspunt luidt: “Het hoogste goed is dat ik bijdraag aan het (in dit geval veelal psychisch) welzijn van mijn medemens. Om hier iets over te kunnen zeggen moet ik een idee hebben van wat een mens nou eigenlijk is; ik moet een mensbeeld hebben en me daarvan bewust zijn.
9 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Een mensbeeld noemen wij een geordend 'geheel van veronderstellingen' dat betrekking heeft op de wijze waarop iemand de mens, zichzelf inclusief, ziet, ervaart, beleeft en zijn wezenlijkheid typeert.’ (wikipedia) Mensbeelden zijn dikwijls onbewust aanwezig, maar hebben veel invloed op ons handelen. Een handelen waar je je als therapeut bewust van moet zijn. Omdat in de creatieve therapie met-en voor mensen wordt gewerkt zijn er 2 basisbegrippen die naar voren springen: Mens-zijn en bewust-zijn. Zoals ik in mijn verslag beschrijf is een belangrijk menselijk kenmerk dat we een bewustzijn hebben. Zoals Heidi Muijen in het interview zei: ‘Het meest menselijke aspect, de kern van het mens-zijn is het scheppende. Een plant wordt een plant, een steen wordt een steen. Maar een mens valt niet geheel samen met zijn situatie en is er niet geheel tevreden mee, er is een soort onrust die leidt tot scheppen. Het bewust-zijn van een situatie is het begin van de menselijke vrijheid.’ Een zo groot mogelijk bewustzijn is nodig om liefdevol te kunnen werken, omdat je alleen aanspreekbaar bent en verantwoordelijk kan zijn voor wat je doet als je je bewust bent van wat je doet. Liefde kan niet bestaan zonder bewustzijn. 1.2 Doel Met dit onderzoek wil ik bereiken dat er meer bewustwording komt met betrekking tot de basis van creatieve therapie. Er is veel onrust onder therapeuten omdat de één het beroep wil concretiseren en de ander het het liefst zo open mogelijk wil houden. Er zijn veel argumenten voor en veel tegen, maar er wordt vrijwel nooit gerept over de basis van het vak en over de vraag waarom juist dát de basis zou zijn. Het lijkt me belangrijk om hier een bewustwordingsproces over in gang te zetten, omdat het volgens mij niet meer duidelijk is wat nou de kern is van wat we doen en wat voor verantwoordelijkheden daar aan vast zitten. Ondanks het steeds meer inhoudelijk duidelijkheid verkrijgen over het beroep, lijkt het erop dat hiermee ook weer veel onduidelijkheid is ontstaan over de oorsprong. Daarom wil ik met dit onderzoek graag ‘terug naar de basis’. 1.3 Mediumdoel Op een voor mij bevredigende manier beelden maken en daar mijn eigen analyse op loslaten, dus niet vanuit een vaststaand idee of vanuit normen van anderen, maar vanuit vrijheid. Vanuit de analyse een koppeling maken met mijn onderzoek, met andere woorden: als liefde een basisbegrip is dat van toepassing is op de beeldende therapie, dan moet het ook op mijn beeldend werk van toepassing zijn en moet ik dit terug kunnen zien in mijn beeldend proces. 1.4 Onderzoeksvraag Mijn uitgangspunt toen ik aan dit onderzoek begon was dat liefde aan de basis van therapie moet liggen. Dat mensen in eerste instantie liefde nodig hebben. Dan wordt meteen het volgende probleem opgeworpen: wat is liefde? Is dit geen te zweverig begrip? Is het niet te beladen?
10 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
1.4.1 Hoofdvraag Klopt mijn idee dat liefde aan de basis van creatieve therapie zou moeten liggen? Indien dit zo is, wat is dan de verschijningsvorm van die liefde, hoe vertaalt deze zich naar de praktijk van de therapie en (hoe) is het begrip werkbaar te maken? 1.4.2 De hoofdvraag opgedeeld in subvragen -
Kan het begrip überhaupt wel gedefinieerd worden? Hoe is het begrip liefde (in de filosofie) gedefinieerd? Hoe wil ik het begrip liefde definiëren ten behoeve van de doel-en vraagstelling van dit onderzoek? Is het begrip op te delen in werkbare onderdelen zodat er in de praktijk en de opleiding aandacht aan kan worden besteed? Hoe denken andere professionals over dit begrip en hoe maken ze het werkbaar in hun vakgebied? 1.4.3 Mediumvraag Wat heb ik nodig om zo prettig en constructief mogelijk beeldend te kunnen werken? Hoe kan ik “liefdevol werken” vertalen naar een beeldend proces?
11 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
2. Methoden 2.1 Uitvoering 2.1.1 Onderzoeksbenadering: een kwalitatief en interpretatief onderzoek In mijn onderzoek gaat het om het in kaart brengen en werkbaar maken van het fenomeen liefde. Dit doe ik door theorieën over het onderwerp te toetsen aan de praktijk. Mijn onderzoek is kwalitatief van aard; het sluit aan op het interpretatieve paradigma waarin er vanuit wordt gegaan dat de sociale werkelijkheid in het onderzoek niet los van mensen staat, maar dat mensen de werkelijkheid creëren door de betekenis die ze eraan geven (Migchelbrink, 2009). De betekenissen die de geïnterviewden geven aan het onderzoeksonderwerp nemen een cruciale plaats in in mijn onderzoek. Door uit de theorie en interviews de belangrijkste informatie te filteren en deze zorgvuldig te interpreteren geef ik antwoord op mijn vragen. Daarnaast heb ik mijn eigen ervaringen met cliënten en met beeldend werken. Daarin heb ik het belang van liefde ervaren en ik zal mijn gegevens toetsen aan deze ervaringen. En andersom zal de informatie uit de teksten en de interviews mij helpen om mijn eigen ervaringen woorden te geven en te onderbouwen. 2.1.2 Een inventariserend, explorerend onderzoek Met mijn onderzoek tracht ik met betrekking tot een belangrijk onderwerp een verbinding te maken van een conceptueel kader met fenomenen. Er is veel kennis over het onderwerp liefde, maar het is nog maar weinig bijeengebracht met betrekking tot (creatieve) therapie op een overzichtelijke manier. Ik probeer een koppeling te maken tussen theorie en praktijk, om zo het fenomeen liefde op een toegankelijk te beschrijven en daarmee hopelijk inzetbaar te maken in de (vak-)therapeutische praktijk. Door te inventariseren wat er over liefde geschreven wordt en dit verbinden aan de praktijk probeer ik het belang van liefdevol werken in beeld te brengen, aandacht te vragen voor het onderwerp en het inzetbaar te maken. Het onderzoek gaat om het inzicht geven en het exploreren van eventuele mogelijkheden van liefdevol werken binnen beeldende therapie, of eigenlijk binnen de zorg. In zijn implicaties gaat dit onderzoek over de basis van alle sociale beroepen. Het onderzoek spits ik uiteindelijk toe op specifiek de creatieve therapie, omdat voor mij ook de koppeling met het beeldende aspect van belang is. Ik heb gekozen voor een breed onderwerp - dat misschien niet in eerste instantie beeldend lijkt - omdat het volgens mij belangrijk ik om eerst een stevige basis te leggen alvorens daar op voort te borduren. Uiteindelijk zal blijken dat het onderwerp zo breed is, dat hij toch ook als basis onder het beeldende aspect blijkt te liggen. 2.2 Dataverzamelingstechnieken Voor het verkrijgen van een antwoord op mijn onderzoeksvragen heb ik de volgende onderzoeksmethodes gehanteerd:
12 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
2.2.1 Literatuurstudie In de minor heb ik kennis gemaakt met de filosofie. Ik heb hierin gemerkt dat ik steeds meer geprikkeld werd tot het stellen van nieuwe vragen. Ondanks dat had ik toch het gevoel meer te begrijpen over de aangesneden onderwerpen. In eerste instantie heb ik gezocht naar literatuur over het onderzoeksonderwerp, hieruit heb ik het meest bruikbare gekozen en aan de hand daarvan heb ik mijn interviews vorm gegeven. Ik ben begonnen met een literatuurstudie omdat er veel kennis is over het onderwerp. Daarbij bleek dat de meeste kennis breed is geformuleerd of vanuit een ander perspectief wordt beschreven (bijvoorbeeld liefde in seksuele relaties). Ik wist van tevoren wist dat het onderwerp moeilijk te concretiseren zou zijn en waarschijnlijk om een andere benadering zou vragen om het te kunnen beschrijven. De filosofie heeft mij veel handvatten aangereikt om het onderwerp te kunnen bevatten. Ik heb het onderwerp liefde daarom vooral benaderd vanuit de filosofie. 2.2.2 Interviews Ik heb gekozen voor het houden van interviews in plaats van bijvoorbeeld enquêtes, omdat het onderwerp liefde een grote mate van openheid impliceert. Ik wilde meer te weten komen over een breed onderwerp dat je lijkt te ontglippen als je het teveel probeert in te kaderen. Om mensen de ruimte te geven het onderwerp op geheel eigen manier te benaderen heb ik de interviews zo open mogelijk gehouden. Op die manier heb ik geprobeerd op een aantal belangrijke vragen antwoord te krijgen. 2.2.3 Stage In dit hoofdstuk zal ik een aantal stage ervaringen in verband brengen met het onderzoeksonderwerp. Aan de hand van enkele casussen zal ik duidelijk maken hoe naar mijn mening het onderwerp liefde niet los te koppelen is van mijn manier van werken. 2.2.4 Eigen beeldend proces In dit hoofdstuk ga ik in op mijn beeldend proces in het afgelopen jaar. Ik analyseer mijn beeldend proces en breng dit in verband met mijn onderzoeksonderwerp.
13 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
3 Resultaten 3.1 Literatuur e.a. Ik heb de volgende bronnen aangeboord om tot een afgeronde stellingname te kunnen komen: Plato Plato ben ik tegen gekomen tijdens mijn minor filosofie. Van hem gebruik ik slecht enkele, maar wel verhelderende uitspraken met betrekking tot liefde. Deze vormen het filosofische vertrekpunt voor mijn onderzoek. Erich Fromm Erich Fromm levert de basis voor mijn onderzoeksbenadering. Ik ben met Fromm in aanraking gekomen tijdens mijn stageperiode en was onder de indruk van de manier waarop hij dingen beschreef waar ikzelf mee bezig was. Zijn boek “liefhebben een kunst, een kunde” leverde de perfecte basis voor mijn onderzoek naar het belang van liefde. Emmanuel Levinas en de uitwerking van zijn filosofie door Liza Jongerius Het onderzoek van Liza Jongerius naar Levinas om de professionele nabijheid te definiëren vond ik heel boeiend. Het bracht vragen bij mij naar boven naar de basis van waaruit je überhaupt werkt met mensen. Martin Buber Met Buber ben ik in aanraking gekomen doordat hij genoemd werd door respondenten en hij bleek aan te sluiten op de filosofie van Levinas. Anna Terruwe Anna Terruwe werd in een interview genoemd. Naar aanleiding daarvan ben ik gaan lezen over haar bevestigingsleer. Dit sloot aan bij mijn onderzoek, omdat zij het heeft over onvoorwaardelijke liefde. De bevestiging waar zij het over heeft heeft mij aan het denken gezet over wat ervoor nodig is om volwaardig mens te worden. Bevestiging, liefde en mens zijn hebben naar mijn idee alles met elkaar te maken. Deze theorie werk ik niet specifiek nader uit, maar is wel op de achtergrond voor mij ondersteunend geweest in mijn denken over de liefde. Sue Gerhardt Sue Gerhardt ben ik bij toeval tegen gekomen in de bibliotheek. Haar boek gaat over het belang van liefde voor baby’s. En als het belangrijk is voor baby’s moet het wel iets met de basis van het menszijn te maken hebben. Ook was er de aansluiting met Plato over de geboorte van de liefde (Eros) als vrucht van overvloed (de god Porros) en armoede (de godin Penia). 3.1.1 Plato In de ideeënleer van Plato is er een bijzondere rol weggelegd voor de ‘liefde of Eros’. Onder liefde verstaat hij het ingeboren verlangen van de ziel naar het goede en het schone. In de dialoog Symposion- of Over de liefde, vertelt Plato ons hoe Eros werd verwekt: Tijdens een Godenfeest werd vader Poros (Grieks voor overvloed), dronken van de hemelse nectar, door moeder Penia (Grieks voor armoede, tekort of gebrek) verleid. De vrucht van de gemeenschap tussen overvloed en armoede was het kind Eros. 14 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Als Eros een kind van overvloed en armoede is, dan betekent dat dat het verlangen naar het goede en het schone (de liefde) iets van allebei nodig heeft om te kunnen bestaan. Liefde kan niet bestaan zonder ooit de overvloed te hebben ervaren; je kunt immers niet verlangen naar iets wat je niet kent. Bovendien kan liefde onmogelijk bestaan als er nooit een gebrek aan liefde is ervaren; je kunt niet verlangen naar iets wat constant in overvloed aanwezig is. Plato kijkt vanuit een mythische invalshoek naar de liefde. Vanuit deze mythische invalshoek ontspruit in een later stadium een meer inhoudelijk onderzoekende wijze van filosoferen, die ik gebruik om het begrip duidelijk en werkbaar te maken. Bovendien lijkt mij het begrip liefde bij Plato een statisch begrip: een ingeboren verlangen geeft mij het beeld van het uit stilstand naar binnen halen, in plaats van actief liefde praktiseren. Desalniettemin hoort dit begrip aan de basis (de wortels) te liggen van het begrip liefde, omdat het statische idee van een ingeboren verlangen de ruimte biedt naar de dynamische uitwerking van het begrip. 3.1.2. Erich Fromm, Liefhebben een kunst, een kunde Erich Fromm is psycho-analyticus en socioloog. Liefhebben een kunst, een kunde is uitgekomen in 1956, waarna nog een aantal herziene uitgaven volgden. Om antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvragen ben ik in eerste instantie begonnen met zoeken naar literatuur over het onderwerp. Ik heb een boek van Erich Fromm gevonden, ‘liefhebben, een kunst een kunde’, wat over de liefde gaat en zich eraan waagt het begrip inzichtelijk te maken. Het inzicht van Fromm lijkt mij zo basaal dat ik er in dit onderzoek vanuit ga dat hier de basis voor het vak creatieve therapie ook van af te leiden is. Uit de theorie van Fromm blijkt bovendien dat liefde is op te splitsen in werkbare onderdelen. Deze onderdelen ontnemen de beladenheid aan het onderwerp ‘liefde’ en transformeren het brede begrip liefde tot een werkbaar geheel van begrippen. De kern van de theorie van Fromm komt op het volgende neer: 1) Liefhebben is te leren. 2) Liefhebben is een voortdurende activiteit/beweging. 3) Liefde heeft alles te maken met wederzijdsheid/verantwoordelijkheid, jezelf betrekken en inzetten. 4) Liefhebben is geen truc
a) b) c) d)
De werkzame delen zijn volgens hem: Zorg. Verantwoordelijkheid. Respect. Inzicht. Het is te leren. Fromm stelt dat een liefdevolle omgang te leren valt. Hierover zegt hij dat liefde niet iets is wat je overkomt of dat het in de liefde gaat om een object waar je liefde door gewekt wordt. 15 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Het is geen passief gebeuren, maar het is een kunde waarin je jezelf kunt oefenen. Dat betekent dat het ook in verschillende ontwikkelingsniveau’s aanwezig kan zijn en dat je het niet per definitie niet of wel kunt. Als liefde inderdaad een kunst, een kunde is, dan betekent dat dat je bij het leren van liefdevolle omgang op dezelfde wijze te werk moet gaan als bij het aanleren van iedere andere kunst. En dat is door de theorie voldoende meester te worden, door je praktisch te oefenen en door inspanning (je met hart en ziel wijden aan het leren van de kunst). Het is een voortdurende activiteit/beweging. Liefde is volgens Fromm een ‘handeling’, een actie. “Zij is geen passieve aandoening. Zij is voor alles geven en niet in eerste instantie ontvangen. De mens geeft van zichzelf, van zijn leven/van wat er in hem leeft. Zo verrijkt hij de medemens. Hij versterkt in de ander het levensgevoel doordat hij zijn eigen levensgevoel verhevigt.” “ Elke verhouding van u tot de mens en tot de natuur moet een bepaalde uiting zijn van uw werkelijke individuele leven, welke overeenstemt met het object van uw willen. In de liefde wordt geven tot ontvangen, op voorwaarde dat zij elkaar niet als objecten behandelen, maar dat zij tot elkaar in een zuivere en creatieve verhouding staan.” Het heeft alles te maken met wederzijdsheid/verantwoordelijkheid, jezelf betrekken en inzetten. ´Er is geen begrip mens mogelijk dat ook niet mijzelf omsluit. Het respect voor de eigen integriteit en het unieke eigene, liefde en begrip voor het eigen zelf, kan niet gescheiden worden van respect, liefde en begrip voor de ander”. Je moet dus ook jezelf liefhebben om een ander lief te kunnen hebben. Van daaruit komt er dan ruimte om vrij te reageren op de ander en is er ruimte voor wederzijds contact. Er is geen truc. “Liefde is daadwerkelijke bezorgdheid voor het leven en de groei van diegene en datgene, wie of wat wij liefhebben.” 3.1.3. Emmanuel Levinas Intersubjectiviteit is het onderwerp van denken van de Frans Joodse filosoof Emmanuel Levinas. In tegenstelling tot Buber plaatst Levinas de ander boven het ik. In het westerse denken wordt gekeken naar de ander vanuit het idee dat overeenkomsten nabijheid scheppen en dat verschillen afstand creëren. Deze wijze van denken noemt Levinas het totaliserende denken. Omdat deze egocentrische wijze van denken heeft kunnen leiden tot zoiets als de Holocaust, plaatst Levinas hier een denken tegenover, dat zijn wortels heeft in het Joodse denken. In tegenstelling tot het eenzijdige westerse denken, waarin het Ik centraal staat, introduceert hij een ander eenzijdig denken, waarin de Ander centraal staat. Er is sprake van een asymmetrische relatie. Hij accepteert het anders zijn van de ander en respecteert en ondersteunt dat anders zijn. Vanuit die acceptatie ziet hij het appel en de mogelijkheden van 16 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
de ander. In de praktijk kan deze wijze van de Ander centraal stellen niet altijd opgaan. Wanneer er sprake is van een relatie tussen meer dan twee mensen bijvoorbeeld. Een strikte asymmetrische relatie is dus in een samenleving niet te handhaven. Daarom grijpt Levinas uiteindelijk terug op een vorm van wederkerigheid, zoals Buber dat doet. Onderzoek naar professionele nabijheid door Liza Jongerius. In mijn stageperiode kwam ik in aanraking met een onderzoek naar professionele nabijheid door Liza Jongerius, een voorgangster op de stageplek. In dit onderzoek wordt het veel gebezigde begrip ‘professionele afstand’ ter discussie gesteld en wordt een ander soort professionele houding aangereikt, namelijk die van de ‘professionele nabijheid’. Aan de hand van de theorie van de filosoof Levinas wordt uiteengezet hoe professionele nabijheid binnen de beeldende therapie (met verstandelijk gehandicapten) vorm zou kunnen hebben. In het westerse totalitaire denken wordt de Ander geobjectiveerd, gereduceerd tot een aantal bruikbare kenmerken die vervolgens worden ingezet voor eigen nut. Dit is een wijze van denken die geschikt is voor het oplossen van technische problemen, maar binnen deze denkwijze wordt geen rekening gehouden met de uniciteit van ieder individu. Er is een vervreemding van de andersheid van “de Ander”. Maar de ander is anders (innerlijk leven dat niet gekend kan worden) en onttrekt zich daarmee aan objectivering door het “ik”. Levinas stelt in zijn theorie tegenover het objectiveren dat de omgang met de Ander een ethisch uitgangspunt moet hebben: je dient de ander boven jezelf te plaatsen. Zoals we hierboven gezien hebben is deze wijze van omgaan niet in zijn ultieme vorm te handhaven binnen een samenleving als geheel. Wel kan hij binnen de zorg voor anderen van toepassing zijn, omdat hier de asymmetrische relatie op een vanzelfsprekende manier vorm kan krijgen. In het denken van Levinas gaat het er om dat er een relatie van het “ik” met “de Ander” mogelijk is zonder dat de andersheid van “de Ander” verloren gaat. Niet de zoektocht naar waarheid en kennis, maar het appèl dat “de ander” op ons doet is van belang. “De ander” vraagt om verantwoordelijkheid van het “ik”. Liza Jongerius heeft dit in haar onderzoek gebruikt om de professionele houding van de professional ten opzichte van de client te definiëren als professionele nabijheid: De andersheid van “de Ander” wordt erkend, “de Ander” wordt boven het “ik” geplaatst en vanuit die situatie wordt ingegaan op het appèl van “de Ander”. In mijn werksituatie heb ik begrepen waar haar onderzoek over ging, omdat ik vooral veel voorbeelden tegenkwam van professionele afstand. Ik werd echter nieuwsgierig naar de motivatie waarom wij überhaupt met professionele nabijheid of professionele afstand willen werken en uiteindelijk waarom we ervoor kiezen met mensen te werken. Een vraag dus naar de basis van het werken met mensen. Of, meer specifiek, naar de basis van de creatieve therapie. 3.1.4. Martin Buber, Ik en Gij Buber verzet zich tegen zowel het collectivisme als tegen het individualisme. Zijn uitgangspunt is dat tussen collectivisme en individualisme een dialoog zit die beide overtreft.Volgens Buber bestaan er voor de mens twee grondhoudingen die over kunnen gaan tot twee soorten verhoudingen (relaties). Het gaat hier 17 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
om, wat Buber noemt, de Ik-Gij houding en de Ik-Het houding. De Ik-Gij houding kan overgaan tot een niet-objectiverende Ik-Gij relatie en een Ik-Het houding kan overgaan tot een objectiverende Ik-Het relatie. De Ik-Het houding is de houding waarin het Ik centraal staat en de wereld inkadert. De ervaring van het Ik staat centraal en er is geen sprake van een daadwerkelijke wisselwerking. Deze positie bepaald ook de aard van de wijze waarop de wereld tegemoet wordt getreden. De Ik-Het relatie die hieruit voortkomt is een verhouding met de wereld waarbij het Ik centraal blijft staan en in een soort gebruiksrelatie met die wereld staat. ’Alle werkelijke leven is ontmoeting’, zo luidt echter de kern van zijn filosofie van de dialoog. Dit komt erop neer dat in ontmoetingen de mogelijkheid ligt tot ontwikkeling (tot echt mens zijn). Ich werde am Du. Ik word’ iemand’ aan jou. Is een bekende uitspraak van Buber. In de Ik-Gij houding zit een open staan voor ontmoeting. De Ik-Gij verhouding is de relatie waarin ik de wereld, al het andere op mij in laat werken en me daadwerkelijk laat raken. De aard van de Ik-Gij relatie is: Echte wisselwerking. Hier is volgens Buber sprake van een dialogische relatie, van wederzijdsheid. Buber meent hierbij wel dat er altijd sprake is van een mengeling van de Ik-Gij relatie en de Ik-Het relatie. 3.1.5. Anna Terruwe, Bevestigingsleer De bevestigingsleer is een theorie die ontwikkeld is door psychiater Anna Terruwe. Volgens Dr. Terruwe hebben mensen (als sociale wezens) vanaf het begin bevestiging en onvoorwaardelijke liefde nodig om tot een volwaardig mens te kunnen uitgroeien op alle ontwikkelingsgebieden. Als dit ontbreekt leidt dit volgens haar tot, zoals zij dit noemt, frustratieneurose en 'zelfbevestigend' compensatiegedrag. Een mogelijkheid tot herstel ziet zij in het ‘(her)vinden van de eigenwaarde door wederzijdse bevestiging’. ‘Door het goede in elkaar te zien en elkaar hierin te bevestigen, ontstaat vertrouwen en het vermogen om liefde te geven’. Later kwam ze tot het besef dat ook een gehele samenleving in de basis kan scheefgroeien door het streven naar zelfbevestiging. (zie ook: De angst voor vrijheid van Erich Fromm) Volgens mij is het zonder de ‘zelfbevestiging’ waar Dr. Terruwe van spreekt ontzettend moeilijk, zo niet onmogelijk om stelling te nemen ten opzichte van de wereld om je heen. Als de eigen persoonlijkheid niet genoeg bevestigd is dan zal het lastig zijn om ergens voor te gaan staan en daarin standvastig te zijn. Als je nog te zeer de bevestiging van anderen nodig hebt dan is het logisch om met alle winden mee te waaien om geaccepteerd en gewaardeerd te worden. In dit verband draagt bevestiging bij aan het ontwikkelen van een stabiele persoonlijkheid en het ‘adequaat kunnen reageren’ op alles wat er is en alles wat zich voordoet. Bovendien is het makkelijker te ontwikkelen naar mate de persoonlijkheid stabieler is. ‘Bevestiging is in deze zin volgens mij de basis van een gezonde persoonlijkheid en zou dan logischerwijs ook de basis moeten zijn van een goede therapie.
18 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Liefde en bevestiging (zoals Dr. Terruwe dit begrip ziet) komen volgens mij vrijwel op hetzelfde neer. Hierin zie ik mijn stelling bevestigd dat liefde de basis zou moeten zijn van een goede therapie. 3.1.6. Sue Gerhardt, Waarom liefde zo belangrijk is Mensen zijn sociale wezens. We ervaren onszelf altijd in verhouding tot andere mensen (dieren, dingen). Dat wij ons succesvol kunnen verhouden tot de wereld om ons heen schijnt voor een groot deel afhankelijk te zijn van de liefde die we krijgen in de eerste drie jaar van ons leven. Sue Gerardt beschrijft in haar boek ‘waarom liefde zo belangrijk is’ hoe een liefdevolle zorg en positieve sociale interactie bijdraagt aan de ontwikkeling van de hersenen en met name de ‘orbitofrontaalkwab’. Dit gedeelte van de hersenen is o.a. verantwoordelijk voor het reguleren van emoties en het vermogen tot het aangaan van succesvolle sociale interactie met anderen. Uit onderzoek is gebleken dat dit gedeelte van de hersenen zelfs geheel ontbreekt als een kind geen positieve sociale interactie ontvangt of er inadequaat, of helemaal niet, wordt gereageerd op zijn behoeften. Afwezigheid van liefde in de jonge kinderjaren zorgt dus voor een onherstelbaar hiaat in de mogelijkheid adequaat op de omgeving te reageren. Dat dit deel van de hersenen ontwikkelt als het kind al geboren is, is evolutionair gezien logisch. Doordat dit hersendeel ontwikkelt in de vroege kinderjaren, in de omgeving waarin het kind zich het meest bevindt, leert het kind in deze omgeving te functioneren. 3.1.7.Afsluitend De auteurs en filosofen die in dit hoofdstuk beschreven zijn zijn niet in historisch chronologische volgorde aangevoerd. De volgorde waarin ik ze aanvoer is bepaald door de volgorde waarin ik hen ontdekt heb en deels door de mate van belang die ze hebben voor mijn onderzoek. Vanuit het mythische, statische begrip van liefde bij Plato ben ik gegaan naar een meer begripsmatige en omschrijvende wijze van kijken naar en onderzoeken van het begrip liefde. Daarbij ben ik tot de conclusie gekomen dat het begrip liefde alleen op deze wijze te onderzoeken is, als ik het statische idee loslaat en er een dynamisch begrip van liefde voor in de plaats zet. De ideeën van Erich Fromm zijn hierbij sturend voor de wijze waarop ik verder wil kijken naar de liefde. Buber en Levinas geven de duiding in de richting van de wijze waarop mensen zich met elkaar verhouden in gelijkwaardige of asymmetrische relaties, waarbij niet alleen feitelijke, maar ook ethische aspecten een rol spelen. De filosofie van Levinas wordt vervolgens door Liza Jongerius verder uitgewerkt in een praktische vormgeving van het begrip professionele nabijheid binnen de creatieve therapie. Anna Terruwe en Sue Gerhardt tenslotte bieden een soort van achtergrondondersteuning in mijn denken over de liefde en de koppeling met andere begrippen die met het begrip liefde samenhangen.
19 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
3.2 Interviews 3.2.1 Aanleiding tot de interviews Omdat ik het begrip liefde wil verbinden met de creatieve therapie heb ik besloten om interviews te gaan houden met therapeuten en mensen met aanverwante beroepen. Ik wilde weten of het begrip liefde in de praktijk te benoemen zou zijn en hoe het er als basis van de creatief therapeutische praktijk uit zag.Verder wilde ik duidelijk krijgen hoe de theorie en de praktijk met elkaar te verbinden zouden zijn. Ik heb gekozen voor het houden van interviews omdat het onderwerp vraagt om een open aanpak. Omdat het onderwerp zo breed is wilde ik mijn respondenten zoveel mogelijk op eigen wijze laten vertellen en met vragen aan kunnen sluiten op hun verhalen, om zo helder te krijgen hoe mensen uit de praktijk invulling en betekenis geven aan het begrip liefde. Hierom heb ik gekozen voor interviews en niet voor bijvoorbeeld een enquête. 3.2.2 Inleiding tot de interviews De meeste van mijn respondenten zijn creatief therapeut van beroep. Ik heb daarvoor gekozen omdat ik vooral een beeld wilde krijgen van hoe liefdevol werken binnen de creatieve therapie vorm kan hebben. Daarnaast heb ik ook nog een paar andere mensen met een sociaal beroep geïnterviewd omdat ik nieuwsgierig was naar eventuele overeenkomsten en verschillen tussen in het liefdevol werken met mensen. Ik heb er bewust voor gekozen mensen te interviewen waarvan ik het idee had dat ze mij meer konden vertellen over het onderwerp ‘liefde’. Dit heb ik gedaan vanuit wetenschap over hun werkwijze en/of achtergrond. 3.2.3 Kernpunten uit de interviews, citaten Interview Detlef Petry Detlef Petry is psychiater en verbonden geweest aan de Vijverhof in Maastricht. Daar heeft hij jarenlang gewerkt met uitbehandelde psychiatrische patiënten. In de documentaire van de NCRV “Uitbehandeld maar niet opgegeven” uit 2004 wordt hij lange tijd gevolgd. De grootschalige instelling heeft hij uiteindelijk kunnen veranderen in kleinschalige wooneenheden waar de patiënten min of meer zelfstandig kunnen wonen. Zorg, verantwoordelijkheid, respect en inzicht. Als ik deze aspecten van liefde, door Erich Fromm geformuleerd, noem, reageert Petry met de opmerking dat dit voor hem platitudes zijn, vanzelfsprekendheden. De kern van een werkzame behandeling volgens Petry is naastenliefde, meer niet (niet vanuit het christelijke) Hierover is hij zeer kort geweest. Naar zijn idee is het feit dat je vanuit naastenliefde handelt in de praktijk van het werken met mensen zo vanzelfsprekend dat hierover geen woorden hoeven worden vuil gemaakt. Deze zienswijze vertaalt zich bij Petry in een onvoorwaardelijke trouw aan zijn patiënten en een levenslange inzet voor hun belangen. Zelf benoemt hij de volgende aspecten in zijn werk als de hoofdaspecten. Hij benoemt deze als de kern van een werkzame behandeling. 20 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Trouw zijn, bij iemand blijven is zeer belangrijk.Hij werkte zijn leven lang met patiënten. Hij ging er niet van uit dat er niets meer te doen was als er in medisch of psychiatrisch opzicht geen “winst” meer viel te behalen. Andere punten die hij benoemt zijn de volgende: Je moet heel goed weten waarom je met (die) patiënten wil werken, waarom je het doet, wat je motivatie is. (Dit punt sluit nauw aan bij mijn onderzoeksonderwerp.) Belangrijk in dit verband is dat hij ook altijd een heel gemotiveerd team om zich heen heeft georganiseerd. Hij benadrukt dat je patiënten behandelen niet alleen kunt doen. Je hebt een team nodig. Je moet bereid zijn om jezelf als mens gelijkwaardig aan de ander volledig te geven, open te zijn. Respect en verantwoordelijkheid zijn hierbij belangrijke termen die hij benoemt. Alles vergeten wat je hebt geleerd; alleen de ander zien die voor je staat. Onvoorwaardelijk aanwezig zijn (Niet dag en nacht, er moet wel afstand zijn), de nabijheid moet hoog zijn in de tijd dat je er bent. Volhouden, doorzetten, blijven, niet in de steek laten (trouw zijn). ‘Gewone dingen doen’; als de ander merkt dat je open staat voor hem als mens dan ontstaat er een dialoog (trialoog met ouders ook wel). In de praktijk betekent dit, dat Petry met zijn patiënten op zoek is gegaan naar hun verleden. Letterlijk op zoek. Zij bezochten samen plaatsen uit de jeugd en het verleden van de patiënt. Ook probeerde hij steeds om familie te betrekken bij het leven van de patiënt. Vertrouwen, creëert een gemeenschappelijk ‘wij’-gevoel, hele nieuwe krachten ontstaan er dan. Dat betekent: Als je iets belooft; doe het Als je iets zegt; beleef het; in ALLES wat je doet eerlijk zijn. Je moet echt zijn. Onderneem niet alleen maar doelgerichte activiteit. Juist het gewone en het alledaagse is van belang. Voor een zo normaal mogelijk leven is het doen van gewone dingen van belang. Een belangrijke opvatting volgens mij is zijn kijk op “agressie” van patiënten. Volgens Detlef Petry is de hoofdoorzaak van agressie slechte zorg. (Ik vertaal dat binnen mijn onderzoek als zorg die niet liefdevol gegeven wordt.) Vaak laten verzorgers vanuit machtsvertoon blijken wie de baas is. Hiermee roepen zij de agressie van de patiënten op. “De meeste agressie wordt opgeroepen door hulpverleners”, aldus Petry. Op mijn vraag: “hoe kom je binnen bij cliënten”was zijn antwoord: De totaalbeleving, het onbewuste komt het beste binnen, maar er zijn geen causale verbanden.Verder gaf hij hier geen verduidelijking op. De ander merkt en aanvaardt het als je je echte persoonlijkheid probeert te zijn, telkens weer. Echtheid is dus ook een belangrijk aspect van het werken met mensen volgens Petry. 21 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Op deze manier werken geeft je veel meer vreugde; je krijgt het normale terug van mensen de mens achter de ziekte. Uit deze uitspraak blijkt duidelijk het niet willen stigmatiseren. Mensen zijn en blijven mensen, vallen dus nooit samen met hun patiënt-zijn. Korte samenvatting interview Detlef Petry Detlef Petry is een man die niet heel veel woorden gebruikt. Hij is vrij kortaf in zijn stellingen en stellingnames. Hij is iemand die zijn leven lang heeft gewerkt vanuit een bepaalde visie. De vanzelfsprekendheid daarin, en in het feit dat dit voor hem en zijn cliënten de juiste (be)handelwijze is geweest, is zo groot dat een dieper ingaan op het begrip liefde geen weg was in dit interview. De liefde, de naastenliefde, is eerder het uitgangspunt geweest voor de uitwerking ervan in dit gesprek. De kern van een werkzame behandeling is volgens Detlef Petry naastenliefde. Maar aan de liefde wenst hij geen woorden verder vuil te maken. Dat die liefde er is is een vanzelfsprekendheid. Kernbegrippen die hij hanteert en die ik ook bij Erich Fromm heb gevonden, zijn zorg, respect, verantwoordelijkheid en inzicht. De overige begrippen die hij hanteert zijn de persoonlijke vertakkingen van het begrip liefde: trouw, onvoorwaardelijk aanwezig zijn, eerlijkheid, echtheid, e.d. Vanuit zijn eigen achtergrond, zoals te zien in de documentaire over zijn werk, speelt Wiedergutmachung bij hem een belangrijke rol. Een begrip dat voortkomt uit het feit dat hij geboren is in een land waarin in de NAZI tijd psychiatrische patiënten werden vermoord. Uit die achtergrond kan voor een belangrijk deel de kleur die hij in zijn werk geeft aan het begrip liefde herkennen. Zijn werkwijze met zijn cliënten richt zich op het teruggeven van hun leven. Door hun familie bij de behandeling te betrekken en samen plekken uit het verleden van de cliënten op te zoeken helpt hij hen om hun leven te hervinden en te leiden in de context van een menswaardig leven, niet dat van een patiënt in een psychiatrische instelling. Interview Maria Ludikhuize Maria Ludikhuize heeft als verpleegkundige gewerkt en is nu werkzaam als priesteres. Zij maakt gebedssnoeren en voert samen met mensen die dat willen ceremonies uit en geeft deze vorm. Dit zijn ceremonies voor speciale gelegenheden, zoals het inwijden van een huis, maar ook het verwerken van een levenspijn, naamgeving van een baby, e.d. Voor haar speelt het fenomeen ‘stilte’ een grote rol in haar kijken naar de liefde. Dit interview begint dan ook met de stelling “Liefde is altijd ingebed in de stilte”. Van hieruit krijgt het hele interview zijn vorm. Maria stelt dat liefde te maken heeft met de voortdurende bereidheid om in de spiegel te durven kijken. De client is volgens haar een spiegel voor jezelf. “Dit betekent dat je nooit kunt zeggen dat iets aan de ander ligt, hoogstens dat de ander het je soms moeilijk kan maken. Je bent niet verantwoordelijk voor wat je overkomt, maar wel voor je reactie.” “Cliënten brengen je in delen van jezelf die je niet kent en de liefde komt er natuurlijk het meeste op aan als je je moet verhouden tot het onbekende”, zo stelt Maria.
22 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
“Dan moet je vertrouwen op jezelf en ook vertrouwen hebben in de ander; in het spiegelende van de ander.” Ze denkt dat het werken met verstandelijk gehandicapten mij bij het onderwerp liefde heeft gebracht omdat deze mensen beroep doen op iets veel diepers dan alleen de oppervlakkigheid van taal (alhoewel taal diep kan gaan), of de oppervlakkigheid van gewoontes of manieren. Dan kom je eigenlijk in de mythische laag terecht, de archetypische laag, in haar ogen (Jung). Het principe wat ook naar voren komt; “als je in de schaduw gaat, vergroot je het licht. Dus wil je de liefde laten toenemen, groeien in jezelf, dan moet je in de schaduw gaan. Je eigen schaduw.” “Wil je werkelijk in de liefde leven”, zegt ze, “dan heb je niet altijd een gemakkelijk leven, maar wel een rijk leven. Je weet dan wat echt is en je krijgt ook dingen terug die echt zijn. Het begint bij jezelf, bij (je) bewustzijn. Dus het is mee-resoneren met iets dat je van buitenaf wordt aangereikt, maar in wezen resoneert er iets heel diep bij jezelf binnen. Het zit in jezelf. Het is een soort herkenning.” Wat duidelijk naar voren komt tijdens dit interview is dat liefde niet iets ‘softs’ is. “De liefde is geen zacht eitje. De liefde is een hele sterke kracht. Liefde is niet lief, is geen synoniem voor lief. Liefde is ook dat je hele harde noten durft te kraken omdat je weet dat het waar is. Liefde is niet aandacht hebben voor alles, liefde is dat je voelt waar het op aan komt en dat doet. Je kunt niet alles. Liefde maakt je niet volmaakt, liefde helpt je ook om je beperkingen lief te hebben misschien wel.” Liefde heeft dus alles te maken met stellingname en consequent zijn. “Het heeft te maken met daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen voor wat je ziet.” “De liefde gaat langs ongebaande wegen, kiest vaak niet de snelweg, die kiest kleine kronkelige paadjes. Over een snelweg worden korte-termijn-resultaten bereikt, geen wezenlijke veranderingen.” Daadwerkelijk even stilstaan bij wat er aan de hand is kost in eerste instantie meer tijd, maar als je bij de kern kunt komen zal dit volgens haar in het hele vervolgtraject heel veel opleveren (op het gebied van werkplezier, gezondheid etc.). “Want zodra die liefde eruit is verdwenen dan zal het resultaat ook verminderen.” Maar als het gaat om het telkens weer blijven voeden (van de liefde) gaat het dus eigenlijk om een constante factor die je trouw kunt noemen. Liefde is geen maniertje. “Jij bent de rietfluit waar de liefde doorheen kan blazen. Als je zelf een leeg omhulsel bent, wat kun je iemand dan geven?” Korte samenvatting interview Maria Ludikhuize Tijdens het interview met Maria waren er veel stiltes. In tegenstelling tot veel andere stiltes die ik ooit heb meegemaakt, zijn deze stiltes alles behalve ongemakkelijk, ze passen bij haar. Bovendien is het mij duidelijk dat de stiltes haar helpen om tot inzicht te komen. Maria Ludikhuize benoemt liefde zeer nadrukkelijk. Zij benoemt ongeveer dat de weg naar jezelf leidt via de ander, waarbij de ander de aanleiding lijkt te vormen voor zelfonderzoek. Cliënten brengen je in delen van jezelf die je niet kent en de liefde komt er natuurlijk het meeste op aan als je je moet verhouden tot het onbekende. Dan moet je vertrouwen op jezelf en ook vertrouwen hebben in de ander; in het spiegelende van de ander. 23 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De liefde heeft te maken met diepere, archetypische lagen. Dat liefde niet per se lief is is een vanzelfsprekendheid. Liefde heeft te maken met echtheid en waarheid, en het durven kraken van harde noten vanuit die wetenschap. Net als Detlef Petry benoemt Maria Ludikhuize de wederkerigheid, waardoor cliënten de therapeut tegenover zich als persoon, als mens herkennen. Interview Bert Hoekstra Bert Hoekstra is beeldend kunstenaar en werkt als creatief therapeut met verstandelijk gehandicapten bij ’s Heerenloo in Wekerom. In zijn werk als therapeut spelen humanisme en filosofie een grote rol. Liefde is volgens hem de basisvoorwaarde voor groei en heeft te maken met positieve inzetbaarheid. Acceptatie van het anderszijn van de ander speelt een grote rol. Bert Hoekstra stelt dat je iets vastlegt op het moment dat je iets definieert, terwijl je de liefde niet kunt ‘pakken’ omdat het in zoveel dingen zit en er zoveel aspecten aan zitten, “die de basis zijn die mensen, dieren, planten doen groeien”. Je kunt het beter beschrijven, want op het moment dat je iets beschrijft geef je het veel ruimte, en die ruimte is in dit geval noodzakelijk. Liefde richt zich volgens Bert op zoiets als positieve inzetbaarheid. “Maar dat is een weten. Als je heel zeker weet waar je niet mee bezig bent dan kom je al aardig in de richting van weten waar je wel mee bezig bent.” Ruimte en tijd zijn volgens hem belangrijke zaken die met liefde nodig hebben: “Alles wat je nodig hebt voor een goede therapie is ruimte en tijd. En wat wordt geschrapt? De ruimte en de tijd. Wat blijft er over? Methodiek. Dat werkt niet.” “Liefde heeft alles te maken met echtheid.” “Zodra er onechtheid bij zit is er geen sprake meer van liefde. Dat is ook wat je bijvoorbeeld bij Maslov terug vindt. Hij heeft het over mensen die zelfactualiseerders zijn, dat hun geven altijd een geven uit overvloed is, uit teveel hebben, over hebben. Geven vanuit een gemak in plaats van een angst om het niet terug te krijgen. Geven als vanzelfsprekend iets, daar heeft het mee te maken.” Volgens Bert Hoekstra is zorgen een vorm van liefde. “Het heeft te maken met hele wezenlijke aandacht voor de ander en zien wat de ander nodig heeft.” “Een heel belangrijk aspect van liefde in therapie is dat je de wederzijdsheid toelaat. Dat je toelaat dat mensen jou ook iets leren, ook iets voor jou willen betekenen. Er is altijd de ruimte nodig voor wederzijdsheid, voor het feit dat je zelf geconfronteerd kunt worden. Dus je moet ook echt zijn op het moment dat je kwetsbaar bent. Je eigen kwetsbaarheid is van wezenlijk belang.” “Ik denk dat therapie zonder liefde aan de basis niet beklijft. Dat is net zoiets als kunstmest geven aan plantjes maar vergeten water te geven.” “Een methodiek inzetten is prima, maar het is noodzakelijk om daar een basis aan ten grondslag te hebben.” Als je liefdevol wilt werken met mensen leg je volgens Bert zo min mogelijk normen op. “Je begint met accepteren dat mensen hun beperkingen hebben, hun ‘rare’ dingen hebben. Sterker nog, als je liefdevol met mensen werkt dan kun je er nog van genieten ook, van die andersheid en kun je er ook nog van leren dat je dus ook op een andere manier naar de wereld kunt kijken.” 24 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Liefde heeft volgens Bert te maken met vloeien. “Het heeft te maken met een combinatie van intuïtie, gevoel, verstand, maar alles in beweging laten zijn. Er komt geen eindoordeel. Liefde heeft volgens mij inderdaad te maken met alles vloeiend houden.” “Je zet mensen nooit voor een blok, altijd is er de acceptatie van wat gebeurt is goed. Dat is het maximale wat kan op dat moment.Met een te klein kader ontneem je mensen hun bewegingsruimte, met een te groot kader ontneem je mensen hun houvast.” “Vormgeving gaat niet over het nemen van de snelweg, maar over het nemen van een toeristische route. De weg is belangrijker dan het eindpunt, sterker nog, de weg bepaalt het eindpunt.” Hier zie ik een overlap met Maria Ludikhuize: De weg is het belangrijkst en dan nog het liefst een weinig of ongebaande. Korte samenvatting interview Bert Hoekstra Het interview met Bert Hoekstra deed de uitspraken die hij deed eer aan: Hij nam de tijd, beschreef dingen niet sluitend en er was een soort ‘huiskamersfeer’ die het interview iets ontspannends gaf. Bert Hoekstra benadert het begrip liefde filosofisch en ziet liefde als basis van therapie als iets vanzelfsprekends. Wat in dit interview naar voren komt is dat je het begrip liefde hooguit kunt benaderen en niet vastleggen, omdat het veel verschijningsvormen heeft (zie inleiding). Één van de verschijningsvormen daarvan is volgens hem zorgen. Liefde ziet hij als het positieve, de afwezigheid van het negatieve, bovendien heeft liefde alles te maken met echtheid, als er ook maar een beetje onechtheid bij zit is het geen liefde meer. Ook ziet hij liefde als een basisvoorwaarde voor groei; met liefde aan de basis beklijft therapie.In tegenstelling tot sommige anderen van mijn respondenten ziet Bert Hoekstra ruimte en tijd als belangrijke aspecten van een goede therapie. Het hebben van tijd en het bieden van ruimte zijn in zijn methodiek ook van belang. Hij werkt langdurig met dezelfde cliënten en heeft dus de mogelijkheid om zijn cliënten over een langere tijdspanne te zien ontwikkelen. Interview Yvonne van Kolck en Judith Glasmacher Yvonne van Kolck en Judith Glasmacher zijn beiden creatief therapeut bij Universitair Longcentrum Dekkerswald bij Nijmegen. Yvonne heeft de creatieve therapie hier opgezet en werkt hier dus vanaf het begin. Judith heeft stage gelopen bij Dekkerswald en dit is zo goed bevallen dat zij hier is blijven werken Als uitgangspunt van hun methodiek noemen zij sterker maken van de zwakke kant van de patiënt zodat deze een meer flexibele coping krijgt. De manier van omgaan met hun ziek-zijn is namelijk vaak extra belastend. Acceptatie, dat mensen het gevoel hebben dat ze ‘gewoon zichzelf mogen zijn’ is hierbij een belangrijk item. De weg is ook hier weer belangrijker dan het doel: iedereen heeft zijn eigen tempo en zijn eigen manier, daarbij wordt aangesloten. Op mijn vraag: hoe kom je binnen bij mensen, was het antwoord: “Ik denk dat je binnenkomt op het moment dat je verwoordt wat een mens voelt.” 25 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Het bespreken van het beeldend werk is in deze methodiek van groot belang. In gesprekken met de cliënten over het werk dat zij gemaakt hebben worden dingen helder, zowel voor de client als voor de therapeuten. Bevindingen uit analyses worden met de client besproken en er is ruimte voor alles wat zich aandient. In verband met liefde wordt ‘aan jezelf werken’ als zeer belangrijk punt genoemd. Het is volgens Judith moeilijker de client er onvoorwaardelijk te laten zijn als er wrijving is, die vanuit je eigen geraaktheid komt. De client voelt zich dan niet optimaal begrepen. “Ik denk als therapeut zijnde, en dan maakt het niet uit wat voor soort therapeut, als je oprecht met anderen wilt werken, dan heb je dus vooral werk aan jezelf te doen.” Yvonne voegt hieraan toe: “Want als je niet meewerkt of niks wilt delen, dan denk ik: Natuurlijk kun je een tekening analyseren, kun je vragenlijsten analyseren, maar ik denk dat het helende -of wat jij misschien ook de liefde noemt- alleen maar tot stand kan komen als je contact maakt, er sprake is van interactie.” “Ik denk dat oprechtheid in contact iets is wat mensen acuut wel weten en filteren. Op het moment dat je niet oprecht bent maak je het voor een patiënt eigenlijk nog moeilijker.” Het niet overeenkomen van de verbale en non-verbale boodschap wordt hier als een belemmering van het therapeutische proces benoemd. Dit breng ik in verband met het gevoel hebben dat “de schoen wringt”: als er in de basisaspecten van liefde iets niet helemaal aanwezig is. Dan ontstaat er een discrepantie waarvan het effect op de therapie afhangt van de mate van aanwezigheid van (een) aspect(en) van liefde. “Zonder je houding is het medium gewoon een kunstje, maar heb je weinig therapeutisch effect.” Echtheid wordt hier impliciet dus ook als belangrijk punt genoemd. Korte samenvatting interview Yvonne van Kolck en Judith Glasmacher Yvonne en Judith zijn op mijn vraag om een interview ingegaan vanuit nieuwsgierigheid. Ze vonden mijn onderwerp belangrijk en herkenden er veel in. Ze waren erg benieuwd hoe ik het fenomeen liefde zou benaderen. Het gesprek was heel open en we hebben veel gelachen, vooral omdat het onderwerp nogal wat associaties opriep. Yvonne en Judith benaderen het onderwerp liefde vanuit hun ervaring met het werken met mensen die chronisch ziek zijn en hun weg moeten vinden om daar zo constructief mogelijk mee om te gaan. Ze gaan in eerste instantie uit van het belang van acceptatie, dat cliënten het gevoel moeten hebben dat ze mogen zijn wie ze zijn. Van daaruit gaan ze met mensen kijken waar hun manier van omgaan met het ziek zijn ze in de weg zit en proberen nieuwe ‘copingmogelijkheden’ te ontwikkelen zodat mensen de mogelijkheid hebben om flexibeler met hun ziek-zijn om te gaan. Hier gaat het om het sterker maken van de zwakke kant van cliënten. De weg is hierbij belangrijker dan het doel; openstaan voor dat wat zich aandient en daarop inspelen om zo goed mogelijk mee te kunnen bewegen. Oprechtheid in contact (congruentie) en interactie staan centraal in plaats van louter een analyse en daarop afgestemde behandeling. Volgens Yvonne en Judith heb je vooral zelfwerk te doen om te kunnen aansluiten en oprecht met anderen te kunnen werken; je eigen proces blijven volgen en jezelf ontwikkelen (en je bewustzijn van je tekortkomingen) is hiervoor noodzakelijk.
26 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Interview Edo Hebinck Edo Hebinck is beeldend kunstenaar en is daarnaast werkzaam als verpleegkundige. Bovendien heeft hij ook als beeldend therapeut gewerkt. In zijn leven speelt het Christelijke geloof een grote rol en dat werkt door in alle facetten van zijn leven. Vanuit het geloof en vanuit het kunstenaarsschap krijgt het interview vorm. Gebruik maken van de dingen zoals ze zich voordoen is een belangrijk punt dat uit het interview naar voren komt. Daarnaast speelt het begrip ‘relatiesfeer’ een cruciale rol. “Veel mensen zijn gekwetst in de liefde (dan heb ik het over liefde in de binnenbocht). Daardoor is het moeilijk om het over liefde te hebben.”, bevestigt Edo mijn ervaring dat liefde een gevoelig onderwerp is. “De vader, de Zoon en de Heilige Geest impliceert ook een relatiesfeer. Je bent een soort familie ten opzichte van andere schepselen en dat is een unieke kans, dat heeft alles in zich om een liefdesrelatie te zijn.” Op een ander moment in het interview brengt hij, naar aanleiding van een van zijn installaties, liefde in verband met zwaartekracht. Zwaartekracht zou je kunnen zien als liefde van de kosmos. Zonder zwaartekracht val je uit elkaar, worden de cellen niet meer bij elkaar gehouden. “Als je het over liefde hebt, is het dat je weet hebt van overeenkomsten en verschillen. Het heeft iets van een soort omarming. Je ziet de overeenkomsten en de verschillen, maar het maakt niets uit. Je hebt wel oog voor verschillen, maar dat is niet doorslaggevend. Heb je vijand lief zei Jezus. En als je je vijand lief hebt dan is hij je vijand niet meer.” Acceptatie van het anderszijn van de ander lijkt mij een begrip dat hier naar voren komt. Ik heb zelf onder andere gemerkt op mijn stageplek, dat ‘probleemgedrag’ vaak verandert als er ruimte is voor de gehele persoonlijkheid van de client. “Eén bezwaar dat mensen bij het begrip liefde hebben is dat liefde alles goed vindt. Maar duidelijkheid kan ook als liefde worden ervaren en structuur als toegewijd.” Ook Edo geeft hier aan dat liefde niet gelijk staat aan ‘lief en meegaand’. Liefde stelt ook grenzen of schept orde als dat nodig is. Op mijn vraag wat je moet ontwikkelen bij jezelf om liefdevol te kunnen werken is het antwoord: “Het heeft te maken met waarnemen, op een afstand, dat je daar overheen moet kijken. Kijken is ook dat je de afstand die er is laat blijven, dat zit al in de ogen zelf, ogen zijn gebaat bij afstand. Handen zijn bij andere dingen gebaat dan de ogen, handen zijn gebaat bij iets tactiels. Ik denk dat veel mensen gebaat zijn bij aanschouwing. Waarneming ontwikkelen. Dan is de kans ook groter dat je niet in valkuilen trapt. Waarnemen kan ontroering geven, dan kom je weer op het gebied van de liefde.” Edo noemt vrijheid in verband met liefde. “Ik heb gelegenheid om mee te doen, maar tegelijkertijd ben ik vrij.” Deze onafhankelijkheid ziet Edo als goede basis om met mensen te werken. Ik denk dat je deze onafhankelijkheid ook in verband met het vorig punt kunt zien: als je onafhankelijk bent, als je vrij bent is de kans ook groter dat je niet in valkuilen trapt. Of iemand daadwerkelijk liefdevol werkt is volgens Edo af te lezen van iemands lichaamstaal. “Als iemand heel mooi kletst maar iets anders laat zien dan spreekt het lichaam toch de waarheid. Wat het lichaam doet is eerlijk.”
27 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Over weerstand zegt Edo o.a. het volgende: “Een violist brengt ook in beweging, dat levert schoonheid op. Daar ben je ook kunstenaar voor. Je werkt aan zo’n manier van omgaan met weerstand. Weerstand heb je nodig en dus lijkt het erop dat liefde niet zoetsappig is.” Van weerstand iets moois maken: de weerstand gebruiken en het ombuigen in plaats van het afkeuren en afkappen lijkt me een mooi voorbeeld van accepteren wat er is en in dialoog daarmee tot iets nieuws komen. Een mooie verbinding maakt Edo ook tussen kunst die hij maakt met oude machines en het werken met mensen: Hij laat de machines dezelfde beweging maken die ze normaliter maken, maar hij doet er iets nieuws mee. Mensen doen ook altijd hetzelfde (patroon), maar hij kijkt naar wat mensen kunnen en van daaruit gaat hij daar ook iets nieuws mee doen. Zo verander je mensen met hun persoonlijkheid mee in plaats van tegen hun persoonlijkheid in. Korte samenvatting interview Edo Hebinck Voordat het interview met Edo Hebinck aanving haalde hij mij met een antieke tandem op van het station waar we af hadden gesproken. Het interview zelf vond plaats in een expositieruimte tussen zijn beeldende werk. De antwoorden die Edo gaf vond ik heel mooi, ze hadden iets poëtisch. Bovendien pasten ze bij hem, bij zijn werk, bij mijn onderzoeksonderwerp en bij de situatie waarin wij ons bevonden (een verduisterde hoge ruimte, verlicht met een warm soort licht en gevuld met beelden). Edo Hebinck benadert het begrip liefde vanuit zijn Godsdienst. Hij heeft het over de beladenheid van het onderwerp en koppelt dit aan ‘liefde in de binnenbocht’: … In zijn kijk op het begrip legt hij de nadruk op de relatiesfeer die het impliceert; de relatie met de wereld om ons heen heeft alles in zich om een liefdesrelatie te zijn. Hij ziet liefde niet als iets zoetsappigs of zachts, maar juist als iets wat weerstand niet uit de weg gaat, maar gebruikt om iets moois van/mee te maken. Lichaamstaal is volgens hem een goede indicatie van het wel of niet aanwezig zijn van een werkelijk liefdevolle intentie. Wat Edo met mensen doet ligt in het verlengde van zijn beeldend werk. Hij probeert mensen niet te veranderen tegen hun aard in, maar met hun aard mee, zoals hij in zijn beeldend werk de bewegingen van de naaimachine en de fiets bijvoorbeeld gebruikt om met dezelfde bewegingen andere effecten te bewerkstelligen. Ten grondslag hieraan ligt acceptatie van de mens en zijn aard. Interview dr. Marijke Rutten-Saris Dr. Marijke Rutten-Saris is beeldend therapeut en onderzoeker. Zij heeft o.a. onderzoek gedaan naar ‘scheppende lichaamstaal’ en heeft een non-verbaal diagnostisch instrument ontwikkeld: de RSiGE, de RS index Grafische Elementen. In het interview komen 2 dingen in het bijzonder naar voren: Alles is continu in beweging, flexibel en er is een constante wisselwerking tussen alles wat er is; alles wat er is wordt betrokken ook de eigen persoonlijkheid. “Liefde is essentieel.” Is haar eerste uitspraak tijdens het interview. “Het begint al met liefde voor jezelf, liefde voor je vak en liefde heeft volgens mij erg veel te maken met plezier. En het is een emotie waarbij de wederkerigheid essentieel is en soms moet je wederkerig zijn naar jezelf voordat een ander het naar jou kan.” Deze wederkerigheid heeft alles te maken met reflecteren op jezelf en handelen vanuit die reflectie. Het gaat erom dat de relatie die je hebt 28 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
met jezelf van invloed is op de relatie die je hebt met je omgeving. Om deze reden is het ook van belang om de relatie met jezelf te onderzoeken om adequater therapeutisch te kunnen handelen. “Liefde is er niet om zomaar zacht te zijn. Het is ook geen liefde om streng te zijn. Het is een combinatie zoals die al werkend ontstaan moet in wat jij kan, in wat de client kan en wat in de omgeving plaats kan vinden. Je moet omgaan met de dingen die gegeven zijn. Je moet je als je het lang wilt doen afvragen waarom, voor jezelf of voor de client etc. Liefde is dan toch heel erg gevolg van je eigen ontwikkeling.” Liefdevol werken gaat volgens Marijke dus over het omgaan met alle gegeven dingen en de reflectie op die omgang, om hem zo te verbeteren. Omdat situaties continu veranderen lijkt mij dit een eindeloos proces. Dat je hiermee nooit klaar bent blijkt ook uit het feit dat Marijke ondanks haar enorme hoeveelheid ervaring nog steeds supervisie krijgt omdat je toch wel je blinde vlekken hebt. Dat ze liefde benoemt als ‘toch heel erg gevolg van je eigen ontwikkeling’, zegt volgens mij iets over de rol van bewustzijn in het liefdevol kunnen werken. Met het zelf in beweging en in ontwikkeling blijven laat je naar haar mening liefde zien. Wetenschappelijk werken zonder liefdevol te werken bestaat wel volgens Marijke maar ze vindt het niet mooi. Ik denk dat het gebrek aan schoonheid dat zij hier ervaart te maken heeft met het ontbreken van een ethische basis in wetenschappelijk werken zonder liefde. Over het maken van de combinatie tussen wetenschappelijk turven en liefdevol werken, die mij is opgevallen in haar werk, zegt ze: “Ik werk gewoon zo. Ik heb altijd willen weten waarom ik iets doe, omdat ik heb gemerkt in mijn leven dat mensen dingen zeggen over wat ‘goed’ is en wat ‘hoort’, hoe je moet zijn.” Zelfreflectie speelt ook hier weer een grote rol, en het oprecht nieuwsgierig engeïnteresseerd zijn in de eigen persoonlijkheid en die van anderen komt naar voren als basis voor wetenschappelijk onderzoek. “De protocollen gaan harder dan de kennis van de individuele persoon. De liefde is denk ik ook het individu kennen en niet alleen de groep, niet alleen de stoornis.” Korte samenvatting interview dr. Marijke Rutten-Saris Het interview met dr. Marijke Rutten-Saris was erg interessant. Wat mij vooral verbaasde en ook indruk maakte was dat zij ondanks dat zij het druk had in staat was hele heldere antwoorden te geven. Dit getuigt wat mij betreft van de nodige verdieping en inzicht. Ook voelde ik me welkom door haar open houding, doordat ze soms uitsprak wat ze dacht en doordat alles wat er was er mocht zijn. Volgens Marijke Rutten-Saris is liefde essentieel en heeft het veel te maken met plezier. Ze omschrijft het als een emotie waarbij wederkerigheid essentieel is. Liefde is volgens haar niet zacht en niet streng, maar is een combinatie van de twee die al werkende ontstaan moet in wat jij kan, wat de client kan en wat er in de omgeving plaats kan vinden; je moet omgaan met de dingen die je gegeven zijn. Een belangrijk punt is wederkerig contact en dat is over de hele wereld hetzelfde. Het ritmische is hierbij van belang; het gaat om beurtelings meebewegen en iets nieuws aanbieden. Het ritme moet af en toe ook iets afwijken om jezelf, de ander en het proces flexibel te houden. 29 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Liefde is volgens dr. Rutten-Saris het gevolg van eigen ontwikkeling. Bovendien is het het kennen van het individu i.p.v. mensen in groepen in te delen. Wat opvalt aan deze visie is dat er twee elementen van groot belang zijn; 1. Alles is continu in beweging, flexibel. 2. Er is een constante wisselwerking tussen alles wat er is; alles wat er is wordt betrokken ook de eigen persoonlijkheid. Het bovenstaande doet me denken aan het interview met Heidi, waarin deze refereert aan Erich Fromm die stelt dat mensen veroordeeld zijn tot vrijheid en dat deze alles te maken heeft met het feit dat wij bewust kunnen zijn. Dat wij kunnen kiezen hoe wij met dingen omgaan en dat dit verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Marijke Rutten-Saris heeft het hier naar mijn idee ook over; zo adequaat mogelijk antwoord geven op de situatie, alles wat er is betrekken i.p.v. dingen uit te sluiten die er wel zijn. Interview Connie Diepstraten Connie Diepstraten is afgestudeerd creatief therapeute, maar niet als therapeute werkzaam. Wel werkt zij met mensen en maakt zij beeldend werk. Vanuit haar werk met psychiatrische patiënten en haar stages bij ’s Heeren Loo heeft zij wel een zeer heldere visie ontwikkeld op het werken met mensen. Op mijn vraag wat volgens Connie liefde is antwoord zij: Ik vind liefde een soort van betrokkenheid en met aandacht iets kunnen doen of zijn. Toewijding. Ook denk ik dat het iets zachts is, maar grenzen stellen op een uitnodigende manier kan er ook bij horen. Daar link ik zacht aan. Het is altijd vanuit een soort respect.Volgens mij moet er aandacht zijn, dat is nodig. Als je geen aandacht hebt, dan is er geen betrokkenheid, dan krijg je een soort fabriekje. Ik denk dat je het in de basis met iedereen zou kunnen aangaan, maar je kunt in het aan gaan van contact tegen een muur aanlopen, wat het moeilijker maakt liefdevol te werken. Wellicht is er dan een andere ingang en moet je op zoek gaan naar een stukje van de ander waar diegene wel toegankelijk is. Dat heeft te maken met acceptatie; je kunt heel erg aan iemand trekken om iets te willen bewerkstelligen, maar daar gaat contact maken niet over. Er komt dan veel weerstand bij de ander en dat is niet de weg naar contact of groei. Wat is de kern van menselijk contact? Ik zou zeggen: acceptatie, er zijn. Maar je hebt natuurlijk allerlei soorten contact en dat maakt het definiëren van de kern van menselijk contact verwarrend. Therapie is functioneel contact met een doel maar gewoon contact maken is denk ik de eerste stap en belangrijk. Er zijn, elkaar aftasten, kijken wie de ander is. Hoe kom je naar jouw mening binnen bij mensen? Het duurt even voordat je naast het functionele contact, echt contact hebt, contact op gevoelsniveau. Dan kom je binnen denk ik. Het gaat dan niet over praktische dingen, maar kleine dingen zoals elkaar aankijken of een ‘klik’ voelen. Dan bevindt je je op hetzelfde niveau. Het is wel echt aftasten en het verschilt per persoon hoe lang je ervoor nodig hebt om op gevoelsniveau contact te maken. Het heeft te maken met afstemming, met attitude. Het is 30 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
goed om door de oppervlakkige laagjes heen te gaan; om iemand te ont-moeten, zoals hij is. Hiervoor moet je denk ik zelf ook vanuit een diepere laag van jezelf contact maken. Hoe weet je dat iemand die ogenschijnlijk liefdevol werkt dat niet is? Ik ga er vanuit dat iedereen zijn werk doet vanuit passie en toegewijdheid. Maar in de praktijk lijkt het soms anders, lijkt er iets niet te kloppen. Het zou kunnen zijn dat er dan bij de persoon in kwestie zelf dingen belangrijker zijn die in de weg zitten bij het maken van echt contact. Ik kan me voorstellen dat er dingen in de weg zitten, waardoor je vertrouwt op een soort van truccendoos en dat die op de voorgrond staat in plaats van dat je echt open kunt staan in het contact met de ander. Ik voel in dat soort contact een soort van ongemakkelijkheid die niet weggaat. Als je het linkt aan het therapeut-zijn –ik weet niet of je het zo kunt zeggen- dan heb je therapeuten die therapeut zijn en therapeuten die mens zijn. Ik heb het idee dat je sowieso jezelf moet zijn. Naar mijn idee kun je jezelf een stukje laten zien. Dat is niet erg. Ook als uitnodiging naar de cliënt toe of om zaken begrijpelijker te maken. Ik ervaar dat wanneer ik ook een stukje van mijzelf laat zien, er makkelijker echt contact ontstaat en er een meer ontspannen sfeer is. Korte samenvatting interview Connie Diepstraten Het interview met Connie vond ik vooral gezellig. Connie spreekt en beweegt op een manier die heel eigen is, waardoor ik het gevoel kreeg ook mezelf te kunnen zijn. Wat zij beschrijft in haar interview komt volledig congruent over met hoe je haar ervaart. Het verbaast me niet dat echtheid zo’n belangrijke plaats inneemt in het interview. Ik ervaar bij haar heel veel positiviteit en enthousiasme. Connie benadert het onderwerp vanuit echtheid. Volgens haar heeft liefde te maken met toegewijdheid, passie en met aandacht, allemaal dingen die vanuit jezelf komen. Ze heeft het over mens-zijn en therapeut-zijn, en stelt dat het belangrijk is om als therapeut in eerste instantie ook als mens aanwezig te zijn. Als je jezelf bent en niet een rol speelt, dan laat je je cliënten ook zien dat het goed is om jezelf te zijn, er ontstaat makkelijker contact en een ontspannen sfeer. Echt contact maken, afstemmen, kijken wie de ander is en deze ont-moeten is belangrijk. Je moet daar moeite voor doen; als het niet lukt een andere ingang proberen te vinden. Ervan uit gaat dat iedereen beeldend iets kan. Kijken van waaruit wel iets mogelijk is. Het kan zijn dat er persoonlijke dingen in de weg zitten ‘waardoor je vertrouwt op een soort van truccendoos en dat die op de voorgrond staat in plaats van dat je echt open kunt staan in het contact met de ander.’ Uit het bovenstaande stuk maak ik wederom op dat het van cruciaal belang is om op jezelf te reflecteren en jezelf te ontwikkelen. Om het therapeutisch proces zo goed mogelijk te kunnen begeleiden moet je dus ook de confrontatie met je eigen tekortkomingen aangaan. Interview dr. Heidi Muijen Dr. Heidi Muijen is filosofe en creatief therapeute. Zij is in 2004 een praktijk gestart voor creatieve ontwikkeling en levenskunst, waar zij mensen begeleidt door middel van socratische
31 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
gespreksvoering en creatieve therapie. Daarnaast geeft zij les op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Filosofie is een bron van kwaliteit voor mij; ik zie de mens graag als een wezen met potentieel, met een scheppend vermogen in plaats van dat ik uitga van het idee van een grote boekenkast waaruit ik alle informatie kan krijgen over mensen. Vanuit de filosofie kijk ik anders naar pathologie, ik stel het ter discussie. Pathologie heeft ook een hele morele dwang in zich; een dwang een ‘normaal’ mens te worden. Ik wil minder van het pathologische naar het normale gaan , maar meer van het normale naar meer verwezenlijken. Maar wanneer ben je een goed mens? Dit roept een vraag op; een vraag naar de mens, wie zijn wij in wezen? Je bent altijd in relatie tot . Het individuele stel ik dan ook ter discussie. Het meest menselijke aspect, de kern van het menszijn is het scheppende. Een plant wordt een plant, een steen wordt een steen. Maar een mens valt niet geheel samen met zijn situatie en is er niet geheel tevreden mee, er is een soort onrust die leidt tot scheppen. Het bewustzijn van een situatie is het begin van de menselijke vrijheid (de vrijheid die bij het menszijn hoort). Reflecteren op jezelf en op de situatie schept ruimte; ontwikkelingsruimte. We maken ons oordelen/waarderingen over de situatie en kunnen daar iets mee doen. Dat geeft ook veel verantwoordelijkheid. In het begrip verantwoordelijkheid zit dat je antwoord moet geven op. Nog een menselijk aspect is dat we de neiging hebben voor die verantwoordelijkheid weg te lopen. Met betrekking tot het scheppen: in de filosofie komt naar voren dat het hier niet alleen om een inspirerend, creatief aspect gaat, maar dat het ook voedend voor de ziel is. Antwoord geven op; je komt hier op het punt van het morele, opvoeden, iets ontwikkelends bieden, onze wortel is sterk verbonden met antwoord geven op een situatie. Dit raakt het gebied van de levenskunst; waarom zijn we hier en hoe kunnen we ons hier als sociaal wezen ontwikkelen? Je kunt je niet ontwikkelen zonder de ander. De kern van het mens zijn heeft ook het morele in zich: antwoord geven, verantwoordelijk zijn. Bewustzijn speelt hierin een grote rol; pas als je bewust bent kun je verantwoordelijk/aanspreekbaar zijn, is er ruimte voor wederkerigheid, voor het dialogische. De mens is in relatie tot en daarvoor is openheid/dialoog nodig. Niet alleen in het praten, maar ook in het handelen. Erich Fromm werpt nog een heel ander licht op neurose/psychose als pathologische verschijnselen. Hij stelt dat je ook kunt zeggen dat iemand moreel inadequaat antwoord heeft gegeven op zijn situatie. Vanuit normaliteit heet dit onaangepast. Vanuit perspectief van Fromm en levenskunst: moreel inadequaat antwoord geven. Wat is dan het goede? Volgens mij gaat het om het aanspreken van groeimogelijkheden. Bij de ontwikkeling van ons vak was de insteek in te spelen op wat iemand nodig heeft, groei, ontwikkeling. Het verrijkende van het humanisme is het morele bewustzijn van dimensies.
32 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Het beperkt zich niet tot één aspect van een persoon. Mensen in korte tijd aanpassingen leren is een verarming. Hoe kom je binnen bij mensen? Het verbale is het medium om je verstaanbaar te maken. Binnenkomen heeft te maken met houdingsaspecten. Het dialogische, open staan naar de ander is heel belangrijk. Hier komt Heidegger, een existentiefilosoof aan de orde; Existence is openstaan naar. Een mens is daar zijn (Dasein). Wat zijn we in de kern? We zijn wezens (= vervoeging van zijn). De geneigdheid van het denken om de wereld tot een grijpbaar iets te maken wil structureren. Maar het fundamentele is dat we zijn, dat we open staan naar. Hoe dieper je daarbij komt, hoe minder afgescheidenheden er zijn. We zijn ook in het meervoud. Er is geen vraag meer of we verbonden zijn. Competent zijn op het gebied van therapie is kunnen zijn in de situatie zonder meteen instrumenteel/protocol uit te rollen en te oordelen. Je doet het anders goed in technische zin, maar ook in morele zin... dat is dan de vraag. Het is de kunst om een balans te vinden in openheid en een verbindend iets; onherroepelijk oordelen en je daarvan bewustzijn. Dan is er al verbinding op bewust niveau. Ik zie het zo dat wederkerigheid, de mogelijkheid tot dialoog , voorwaarden scheppende actie, reactie, ook op het morele –meest menselijke niveau- responsie, contact bewerkstelligt. De verbinding wordt met verbinding beantwoord. De rol van de liefde hierin: liefde is de bereidheid tot wederkerigheid, heeft te maken met het thema afgesloten versus open. Wanneer je een beperkte opvatting hebt van het menszijn (vanuit ego, normaliteit) maak je niet ten volle gebruik van je menszijn. Als je openheid en wederkerigheid ontwikkelt ga je ook verder dan jezelf als ego’tje in sociale verbanden met anderen te zien. Het contact krijgt dan een andere kwaliteit; de gerichtheid gaat naar het groeipotentieel, naar het morele/het goede. er komt wederkerigheid/openheid ten behoeve van iets. Hier gaat de vraag spelen of de mens een goed of een slecht wezen is. Hoe weet je dat je je op de goede groei richt? Wat is het goede? De basale angst voor het menszijn komt hier weer naar boven; het bedenken van regeltjes, inkaderen, gericht zijn op bewijsbaarheid biedt houvast. Het is ook een soort van geloofskeuze; komt het goed als je de mens zijn ontwikkeling zelf in de hand geeft? Weet een mens zelf wat goed is? Beeldend In het beeldend werken speelt de zoektocht naar een dialogische balans tussen chaos en structuur. Hoeveel chaos en hoeveel structuur heeft een mens nodig? Een beeldend proces nodigt uit dit aan te gaan in de wederkerigheid. Het beeldend materiaal/ het proces in therapie is de ‘derde’ in de dialoog die mensen met elkaar verbindt – in therapie is dat in eerste instantie de cliënt en therapeut. Maar het geldt ook in een verderstrekkende zin, de cliënt met belangrijke anderen in diens levensverhaal – en vooral ook de verbinding met zichzelf – de liefdevolle zorg voor zichzelf. Dus het beeldend werken als het verbindende èn onderscheidende dus de dynamiek van nabijheid en afstand in
33 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
de ik-gij relatie. In die zin biedt het beeldend werken eigenlijk de mogelijkheidsvoorwaarde voor de liefde . Beeldend materiaal is ook een speelveld en oefenruimte, als uitnodigende open ruimte om liefde als kunst en als kunde te beoefenen. Trefwoorden om die ruimte en het beeldend werken als het werken aan een liefdevolle omgang met zichzelf en anderen te karakteriseren: Vanuit de cliënt betekent dit: - het steeds opnieuw kunnen beginnen, als je met een werk begint zijn er oneindig veel mogelijkheden – het uitnodigende witte papier… Dit kan zowel beangstigend zijn, als vrijheidsgevoel geven. Je wordt dus eigenlijk met de kern van je wezen geconfronteerd (het steeds weer opnieuw kunnen beginnen is het creatieve, het niet afzijn van je zelf, van de situatie, je daartoe ook de kans geven, het succes en de mislukking gunnen….) - je kiest een unieke eigen mogelijkheid. Als je met liefdevolle ogen naar het beeldend werk kijkt zie je het unieke van jezelf als persoon erin weerspiegeld (in de therapie leert de cliënt dit door eerst via de ogen van de therapeut liefdevol naar het eigen werk te kijken – als de cliënt dit kan, is er al een heel belangrijk therapeutisch doel bereikt!) - het beeldend materiaal laat jou volledig zijn zoals je bent, geeft je de mogelijkheid om jezelf te manifesteren zoals je op dat moment bent en voelt: het present/ zonder oordeel aanwezig zijn het beeldend materiaal laat jou de eigen verantwoordelijkheid voor het vormgeven (met alle frustraties i.v.m. wat het materiaal van jou vraagt, de worsteling…, of juist het go with the flow gevoel) - het beeldend materiaal biedt de mogelijkheid je te verbinden met het werk (en daarmee met zichzelf en met de betekenis die belangrijke anderen in jouw levensverhaal hebben) Vanuit de therapeut betekent dit: - kunst van liefdevol werken in therapie is om in houding, manier van kijken, je gehele lichamelijke aanwezig-zijn liefdevol de ander te bejegenen - de cliënt uitnodigen op een liefdevolle manier zich aan het beeldend werken over te geven (in mijn ogen zijn hiervoor nodig èn cultiveer je hiermee: kwaliteiten van liefde; overgave aan het proces zonder oordelen en beklemmende normen, vertrouwen in de ander en zichzelf , zorg voor het materiaal, verantwoordelijkheid voor het proces en het beeld . Dit alles ten dienste van de ‘liefdevolle zorg van de cliënt voor zichzelf’ - de cliënt bemoedigen met liefdevolle ogen naar het eigen werk laten kijken - het werk ook in taal op een liefdevolle manier ‘present te stellen’ – er woorden aan te geven, het te bevragen opdat de ander, de cliënt zichzelf erin op een liefdevolle manier kan herkennen ook op een bewuste manier - het beeldend werk te verbinden met de persoon van de cliënt in een groter geheel – in eerste instantie het eigen levensverhaal, in tweede instantie de verbinding met de verhalen en levens van anderen, en in derde instantie met een ruimtere context – een samenleving, een cultuur,…- dit raakt aan aspect van zingeving 34 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Korte samenvatting interview dr. Heidi Muijen Het interview met Heidi vond ik heel verassend. Ik had verwacht dat we een kort interview zouden hebben over het onderwerp vanuit vooral de creatieve therapie. Het werd een zeer interessant gesprek waarin de filosofie, met name over het menszijn, een grote rol heeft gespeeld. Er dienden zich daardoor nieuwe verbanden aan en we hadden aan één gesprek niet genoeg. Dit gesprek heeft voor veel verdieping gezorgd binnen mijn onderzoek. Het leuke vond ik dat werkelijk geen vraag te gek was. Heidi Muijen filosofeert over de kern van het menszijn en benadert het onderwerp dan ook van hieruit. Ze gaat uit van de mens als een wezen met een scheppend vermogen. In therapeutische zin gaat ze niet graag uit van een verandering vanuit het pathologische naar het ‘normale’, maar van een ontwikkeling van het normale naar meer verwezenlijken. Als mens staan we altijd in relatie tot de wereld om ons heen en daarvoor is openheid/dialoog nodig. Bewustzijn speelt hierin een grote rol, omdat je pas verantwoordelijk/aanspreekbaar kunt zijn als je bewust bent. Reflecteren op jezelf en anderen schept (ontwikkelings-)ruimte. Ik denk dat ik hierin ook iets uit de visie van Ella Molenaar herken. Aan jezelf werken is belangrijk om zo ontwikkelingsruimte te scheppen en bijvoorbeeld meer speelruimte te hebben op het veld afstand-nabijheid. Liefde is volgens Heidi Muijen de bereidheid tot wederkerigheid en heeft te maken met het thema (af)gesloten-open. Het heeft te maken met het aanspreken van groeimogelijkheden (zie ook Bert Hoekstra). En als ik zo aan het interview met Edo Hebinck denk, dan gaat het ook hier om groei en ontwikkeling met de persoonlijkheid mee i.p.v. verandering tegen de persoonlijkheid in. De kunst is een balans te vinden in openheid en een verbindend iets; ‘onherroepelijk oordelen en je daarvan bewustzijn’ zegt Heidi Muijen. Wederkerigheid, de mogelijkheid tot dialoog bewerkstelligt responsie, contact (ook op het morele, meest menselijke niveau). De verbinding wordt als het ware met verbinding beantwoord. In creatieve therapie is er bij de dialoog een “derde” in het spel, namelijk het beeldende element. Dit element is zowel het verbindende als het onderscheidende element, dat als speelveld en oefenruimte gebruikt kan worden om liefde als kunst en als kunde te beoefenen. Voor de cliënt heeft het beeldende aspect een andere inhoud dan voor de therapeut, omdat hij anders gehanteerd wordt. Voor de cliënt zijn aspecten die met het beeldende samenhangen: het steeds kunnen herbeginnen, de uniciteit, het volledig laten zijn wie je bent, het nemen van verantwoordelijkheid en de mogelijkheid je te verbinden met je werk. Voor de therapeut biedt het beeldende aspect: het liefdevol de ander bejegenen, de cliënt uit te nodigen zich aan het beeldende over te geven, de cliënt stimuleren om liefdevol naar het eigen werk te kijken, het werk ook in taal liefdevol naar voren laten komen en het beeldend werk te verbinden met de persoon van de cliënt in een groter geheel (hier komen zingevingsaspecten om de hoek kijken). Interview Ella Molenaar Ella Molenaar is creatief therapeute en lang tijd docente geweest aan de opleiding voor Creatieve therapie op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ella heeft ervaring met het 35 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
werken met verstandelijk gehandicapten, een omgeving waarin ik stage heb gelopen, de psychiatrie en het kunstvakonderwijs. Verder heeft zij o.a. een eigen praktijk voor beeldende therapie en is zij als supervisor verbonden aan de Stichting Register Creatief Therapeuten. De term “liefde” , aldus Ella, is te beladen : liefde als seksueel getint, (misbruik). Liefde in de eigenlijke zin als er ”zijn” voor een ander dus toegewend zijn. Daarin kan het machtsprobleem spelen. Of een ander helpen om niet met eigen tekort schieten bezig te hoeven zijn. Daar is het gegeven dat we allemaal tekort schieten en dat niemand daar graag mee te koop loopt. Ga het onderwerp behandelen onder het neutralere attitude of beroepshouding, vermijd dus de beladen terminologie van “liefde.” Ik en jij; Martin Buber heeft het op een gegeven moment over ‘het juiste handelen’. En dat juiste handelen dat is overgave vanuit een oprechte instelling. Die juiste manier van handelen dat zou je ‘toegewijd’ of ‘liefdevol’ handelen kunnen noemen. In die zin is het oprecht aanwezig zijn natuurlijk heel erg van belang. Er is een alomvattend probleem waardoor iemand in de vernieling raakt en daar kun je wel kleine stukjes voor gaan behandelen, maar daarmee heb je het alomvattende probleem niet aangepakt. Gebrek aan liefde is het alomvattende probleem. Het is al heel vroeg ontdekt dat hospitalisatie eigenlijk de ergste schadelijke invloed is die er is. Daardoor ontstaan problemen. Hospitalisatie is liefdeloosheid. Dus het is een essentieel probleem dat je te pakken hebt. Wat is de kern van het menselijke contact en wat is de kern van het behandelen en hoe komen die samen? Ik denk dat aandacht, toegewijde aandacht, een factor is die van groot belang is. Een mens kan niet alleen van ratio leven, er moet iets van emotie bij, dat is volledig. Dus dan kun je door de wijze waarop je aandacht geeft de emotionele kant naar voren halen. Als je daar zit en je constateert; het is rationeel, klaar, dag, dan blijft het dus op afstand. En daar is geen sprake van liefde, alleen van een mens zien als object. Het geobserveerde object. En wat wij in ons vak natuurlijk ook wel moeten doen, wij moeten observeren. Maar de wijze waarop je observeert maakt uit, stippelt eigenlijk ook de weg van de oplossing uit. De weg van de oplossing zit hem in de wijze waarop je als therapeut aandacht geeft. In dit vak is persoonlijke aandacht echt aan de orde. Jij noemt het liefde, ik noem het ‘liefdevolle aandacht’. Je moet dus erg voorzichtig zijn met het woord liefde, dat is toewijding in die zin. En ik vind het een prachtig onderwerp. Als je niet op dat niveau van rationele bewustwording binnenkomt, waar kom je dan binnen? Wat is de belangrijkste plek waar je binnen kunt komen en hoe doe je dat? Eigenlijk precies zoals in de wieg al gebeurt, door mensen op te pakken, aan te pakken, mee te nemen. Zou ik daaruit kunnen opmaken dat het heel belangrijk is in contact dat het wederzijds is? Contact is altijd wederzijds?
36 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Ja, en daar heb je dus een gigantisch probleem. Ik kan maar op een deelgebied wederzijds zijn. Ik kan in het probleem niet wederzijds zijn. Dus dan blijven ze apart staan. En veel hulpverleners stellen zich als hulpverlener op en blijven al sowieso buiten staan. Dan krijg je het probleem van de therapeutische houding. Die vraagt überhaupt in elke situatie dat je een volledig speelveld kunt overbruggen tussen nabijheid en afstand. Je moet nabij zijn anders kun je niks, je moet afstand houden anders ga je mee in het probleem of je raakt verstrikt in de problemen of er gebeurt niet wat er had moeten gebeuren. Wat moet je ervoor hebben om daarmee te kunnen spelen? Om te beginnen weten wie je bent, zelfinzicht, bij jezelf kunnen blijven om voldoende ruimte voor anderen over te hebben. Wat je er nog meer voor moet kunnen is een gevoel van eigenwaarde hebben ontwikkeld. Van de andere kant zou je kunnen zeggen dat juist die mensen die dat probleem kennen geschikt zijn om hiermee te werken, want die snappen, kunnen inleven, hebben precies door wat er bij de cliënt heerst aan probleem. Enerzijds is het bijna een voorwaarde, je moet een beetje van het probleem hebben wil je met mensen met zo’n soort probleem omgaan. Anderzijds moet je het probleem wel overwonnen hebben anders red je het zelf niet. Werken aan jezelf is een belangrijke voorwaarde. Afstemmen vraagt om oefening en speelt zich grotendeels gevoelsmatig af, terwijl de protocollen cognitief zijn. Als je alleen vanuit protocollen werkt en je hebt crisis met je cliënt: Dan kun je niets, want je hebt jezelf onthouden van de geoefendheid in afstemming. De omschrijving van dingen klopt dan wel maar de geoefendheid erin daar echt mee aan de slag te kunnen (afstemming) niet. In de opleiding zou er aandacht aan besteed moeten worden dat je leert doorleven wat je meemaakt, omdat je als je dat niet doet niets voor cliënten kunt betekenen. Aan de tijdgeest ontkom je niet, maar de nadruk op het cognitieve in een beroep waarin je met betrokkenheid en met je handen werkt is wel heel opmerkelijk. In de afwisseling tussen cognitief observeren en subjectief ervaren vind je de juiste afstemming. Ik zie parallellen met de hospitalisatie van studenten en cliënten. Je zit dicht bij het probleem, dus ook bij de oplossing. Houding, attitude. De ongeoefendheid om met afstemming om te gaan als gevolg van een bepaalde aanpak, daar gaat het om. Je onderzoek is essentieel, maar pijnlijk omdat niemand het beheerst. Attitudevorming moet een plek hebben in het lesprogramma. Over beroepsethiek van creatieve therapie is er bijvoorbeeld niets te vinden op internet. Nee, die is er ook niet. Wel in de algemene psychiatrie en religie.
37 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Betrokkenheid is belangrijk bij wat je ziet en bij mens-tot-mens contact, dan kun je iets. Geen stelling kunnen innemen t.o.v. dat om je heen, dus in therapie t.o.v. je client, dat zorgt voor problemen. Korte samenvatting interview Ella Molenaar Het gesprek vond plaats in haar eigen atelier, waar ze ook haar cliënten ontvangt. Ik vond het een hele fijne plek om te zijn. Ze herkende alles wat ik zei, maar benoemde vaak de dingen anders en zette me daarmee ook weer aan het denken op een andere manier. Ik heb haar ervaren als heel kritisch en tegelijk heel toegankelijk. Ella Molenaar wijst mij net als Edo Hebinck op de beladenheid van het onderwerp liefde, onder andere omdat het vaak met seksualiteit in verband wordt gebracht. ‘Liefde in de eigenlijke zin’ is volgens haar er zijn voor de ander, toegewijd zijn (zie ook bijvoorbeeld Connie Diepstraten). Als ik haar vraag naar de kern van het menselijk contact en behandelen dan noemt ze ook de toegewijde aandacht. Ze haalt in dit verband de filosoof Martin Buber aan omdat hij heeft geschreven over ‘het juiste handelen’, een manier van handelen die je ‘toegewijd’of ‘liefdevol’ zou kunnen noemen. ‘In die zin is oprecht aanwezig zijn heel erg van belang.’Gebrek aan liefde is het allesomvattende probleem. Hospitalisatie is de ergste schadelijke invloed die er is. Hospitalisatie is liefdeloosheid. De mens is niet zijn probleem. Mensen hebben een (“”) kenmerk, ze hebben een probleem, ze zijn niet het probleem. Maar ze zijn wel een mens die liefde nodig hebben. Dus met de wijze waarop je aandacht geeft kun je de emotionele kant naar voren halen. De wijze waarop je observeert maakt uit, stippelt eigenlijk ook de weg naar de oplossing uit. Je komt binnen door mensen op te pakken, aan te pakken, mee te nemen. (Zie ook Marijke Rutten-Saris.) Je kunt maar op een deelgebied wederzijds zijn; veel hulpverleners stellen zich als hulpverlener op en blijven sowieso al buiten staan. Daarom benoemt zij het probleem van de therapeutische houding; de therapeutische houding heeft te maken met het kunnen spelen met afstand en nabijheid.Niet een beetje, maar over “het hele speelveld”. Een zeer belangrijk punt bij Ella is dat je reflectief naar je eigen persoonlijkheid kunt kijken en dat je bereid bent om daar ook open naar te kijken en daaraan te werken; werken aan jezelf is een belangrijke voorwaarde. Dus qua vaardigheden is het van belang om flexibel en sensitief te kunnen zijn. Qua instelling moet er de bereidheid zijn om naar jezelf te kijken. Ella benoemt het belang van mijn onderzoek door te refereren aan de tijdgeest. De tijdgeest dicteert dat alle nadruk komt te liggen op cognitieve aspecten en protocollering van het beroep, terwijl juist in dit beroep betrokkenheid en werken met je handen aan de orde zijn. Een mooi zin vond ik: In de opleiding zou er aandacht aan besteed moeten worden dat je leert doorleven wat je meemaakt, omdat je, als je dat niet, doet niets voor de cliënt kunt betekenen.
38 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Ella verwoord wat voor mij een aanleiding is geweest tot het doen van dit onderzoek: “Op de opleiding zou er aandacht moeten worden besteed aan attitudevorming.”
39 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
4.De boom, een metafoor 4.1.Filosofie en interviews, de theorie en de praktijk De interviews heb ik gehouden met in mijn achterhoofd de theorie. De theorie zie ik bevestigd worden in de praktijk. De wijze waarop Levinas de asymmetrische relatie als ethische relatie beschrijft zie ik regelmatig terugkomen in de wijze waarop therapeuten met hun cliënten omgaan. Het belang van bevestiging, zoals in de bevestigingsleer van Anna Terruwe, wordt ook steeds, impliciet of expliciet, duidelijk in de interviews. En de basisbegrippen die Erich Fromm benoemt als aspecten van liefde zijn blijkbaar ook in de praktijk van de therapie van belang. Daarnaast vind ik het prachtig om te zien hoe iedereen zijn eigen invulling geeft aan het werken met mensen. Het is inspirerend en tegelijk ongelooflijk verscheiden. Ik heb met plezier deze interviews gehouden. Tegelijkertijd heeft het voor een grote uitdaging gezorgd: hoe vat ik al deze aspecten in hun grote verscheidenheid onder één noemer? Ik ben ervan overtuigd dat het in al deze gevallen om vormen van liefde gaat, maar hoe geef ik het belang hiervan aan, waar het gaat om zoveel eigen invullingen? Om het antwoord op deze vraag te geven heb ik besloten deze te vatten in de vorm van een metafoor. 4.2.De metafoor van de boom Omdat bij iedereen die liefde belangrijk vindt, de basis in wezen hetzelfde is, terwijl iedereen er toch zijn of haar eigen kleur en invulling aan geeft en door het feit dat ik in alles wat als liefde omschreven kan worden zie dat het met groei en ontwikkeling(- sgerichtheid) te maken heeft, is bij mij het idee opgekomen dat het begrip liefde zou kunnen worden gevat in de metafoor van een boom. De boom als metafoor voor de liefde in het mens-mens contact wortelt in het menszijn en het bewustzijn, omdat het in dit geval gaat om het werken met mensen (zie persoonlijke stellingname). Aan de wortels ligt de liefde, in de stam zijn de basisbegrippen te vinden, zonder welke de persoonlijke inkleuring –de takjes en blaadjes- niet kan bestaan. Hierna geef ik eerst een compleet overzicht van de punten die ik heb gevonden en die ik heb ingedeeld in de afzonderlijke aspecten, d.w.z. de wortels, de stam, de dikke takken en de dunne takken van de boom. Daarna ga ik nog op de afzonderlijke aspecten in. 4.2.1.De boom compleet De aarde waarin de boom wortelt Het mens zijn en het bewustzijn (zie mijn persoonlijke stellingname aan het begin van dit onderzoek.)
40 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De wortels Liefde volgens Plato: het ingeboren verlangen van de ziel naar het goede en het schone. Het oudste begrip van liefde heb ik bij Plato gevonden, die de liefde als een statisch begrip heeft verwoord, namelijk als het ingeboren verlangen van de ziel naar het schone en het goede. Het ingeboren verlangen waar Plato van spreekt als zijnde liefde is echter een statisch begrip en uit mijn onderzoek is naar voren gekomen dat liefde een dynamisch begrip is. Stambegrippen respect, zorg, verantwoordelijkheid, (zelf)reflectie /inzicht toewijding bereidheid tot wederkerigheid Als we de metafoor van de boom hanteren, dan lijken er in al deze interviews een aantal begrippen naar voren te komen die ‘voedend’ zijn voor de verdere persoonlijke uitwerkingen van het begrip. Deze begrippen zou ik dan als stambegrippen willen aanduiden. Stambegrippen, omdat de boom gevoed wordt via de stam. Alle voedingsstoffen die in de takken en de bladeren terecht komen zijn daar vanuit de wortels – de liefde, Plato – via de stam terecht gekomen. Belangrijke stambegrippen die uit de interviews en het boek “liefhebben een kunst, een kunde” van Erich Fromm naar voren komen zijn naar mijn idee respect, zorg, verantwoordelijkheid, (zelf)reflectie / inzicht, toewijding en bereidheid tot wederkerigheid. Deze begrippen lijken aan de basis te liggen van de persoonlijke uitwerkingen. Tegelijk lijken deze begrippen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zorg en verantwoordelijkheid Zorg is een begrip dat in de interviews naar voren komt als een gevolg van verantwoordelijkheid. Met name bij Detlef Petry lijkt dit een soort van basis te vormen voor verdere uitwerking. Verantwoordelijkheid heeft het antwoord geven in zich. En zorg is een manier om antwoord te geven op de kwetsbaarheid van anderen. Respect In deze context is het begrip respect van belang, omdat zorg zonder respect tot een vorm van betutteling zou kunnen leiden, die de ander klein houdt in zijn afhankelijkheid, in plaats van groei en zelfstandigheid te bevorderen. Ook heeft zorg zonder respect het totaliserende karakter in zich van het westerse denken (Levinas). Zorg is pas zorg op het moment dat je antwoord geeft op wat iemand nodig heeft; je kunt iemand niet voeden met wat hij niet nodig heeft.
41 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Zelfreflectie Zelfreflectie moet naar mijn idee aan de basis liggen van verantwoordelijkheid, omdat zonder zelfreflectie het begrip verantwoordelijkheid een leeg begrip zou zijn; waarop zouden we antwoorden geven als we niet weten vanuit welke optiek we problemen moeten benaderen. Bereidheid tot wederkerigheid Wederkerigheid, of minimaal de bereidheid daartoe is ook een stambegrip. Liefde is een relationeel begrip, hetzij tot anderen, hetzij tot de wereld in zijn algemeenheid. Zonder de bereidheid tot wederkerigheid kan er geen relatie bestaan en worden de overige stambegrippen meteen waardeloos, zijn zelfs niet meer van toepassing. Toewijding De toewijding tenslotte is naar mijn mening een stambegrip, omdat de overige begrippen iedere vorm van vrijblijvendheid uitsluiten. Wederkerigheid en (zelf)reflectie Ook geeft iedereen in enige vorm aan dat de interesse in de ander, van waaruit gewerkt wordt, tevens een noodzakelijke interesse in zichzelf moet inhouden. De wijzen waarop dit verwoord wordt is per persoon verschillend, maar komt in verschillende varianten en bewoordingen steeds terug. Wederkerigheid en zelfreflectie lijken in dit verband weer nauw samen te hangen, omdat er een voortdurende beweging is. Liefde lijkt een dynamisch begrip te zijn, waarin de wederkerigheid via de zelfreflectie verloopt. De dikke takken Echtheid Mens-mens relatie, therapeut als mens, niet als machine (ook Fromm), heeft te maken met intersubjectiviteit Afstemmen Houdingsaspecten, attitude Afstand- en nabijheidsaspecten lichaamstaal Meer flexibele begrippen Deze begrippen komen overeen in verschillende, maar niet in alle interviews. Ook zijn het in toenemende mate meer flexibele begrippen. Om die redenen heb ik ze hoger in de boom geplaatst. Omdat het niet uitsluitend persoonlijke inkleuringen zijn moeten ze plaats hebben in de dikke takken van de boom. Veel eigen invullingen en persoonlijke inkleuringen van de liefde lopen via deze takken. Echtheid Duidelijk wordt uit de interviews, dat liefde ook gerelateerd wordt aan echtheid. Verschillende respondenten geven aan dat dit een belangrijk aspect is van liefde. 42 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Echtheid heeft naar mijn mening te maken met het volledig aanwezig zijn van alle begrippen die in de stam genoemd worden. De echtheid is de uitwerking van het geheel van de stam, groeit uit de stam. Mens-mens relatie, afstemmen De mate van aanwezigheid van bovenstaande begrippen bepaalt naar mijn idee in hoeverre je in staat bent tot intersubjectieve, dan wel subject-object relaties. Daarmee krijgen de mensmens relatie en het afstemmen een plaats in de dikke takken van de boom. Houdingsaspecten Houdingsaspecten zijn meer flexibele begrippen, die vertakkingen zijn van de dikste takken. Ze zijn meer momentafhankelijk, buigen al iets meer mee in de wind, maar binnen therapie zijn ze, als de boom goed geworteld is, toch tamelijk stabiele begrippen. Afstand en nabijheid Afstands- en nabijheidsaspecten zijn flexibele begrippen, waarmee meer of minder gespeeld kan worden naarmate aan voorgaande aspecten is voldaan. Lichaamstaal Je lichaamstaal is naar mijn idee een verfijning van wederom de voorgaande aspecten. Al het bovenstaande krijgt vorm in de lichaamstaal en, onvermijdelijk, in het beeld . Volgens mij is dit in verband te brengen met de methode van Marijke Rutten-Saris, aangezien zij ‘(scheppende) lichaamstaal’ in verband brengt met beeldend werken. Hiermee krijgt de opmerking van Marijke Rutten-Saris dat liefde essentieel is grote betekenis. De dunne(re) takken en de blaadjes Persoonlijke uitwerkingen De dunne takken en de blaadjes zijn de uitwerkingen van de persoonlijke inzichten en invullingen van de verschillende therapeuten. Deze punten zijn weergegeven zonder de pretentie te hebben volledig te willen en te kunnen zijn. Maar zoals ook in werkelijkheid de boom groeit en zijn takken vermeerdert, zo zullen ook in de creatieve therapie de inzichten zich uitbreiden en meegroeien met de persoonlijke invullingen van iedere (nieuwe) therapeut. Een parallel: laat vijf personen dezelfde boom tekenen (naar aanschouwing). Aan de tekeningen zal te zien zijn dat zij allen dezelfde boom hebben getekend. Dit zal vooral te zien zijn in de stam en de dikke takken. Maar hoe fijner zich de boom vertakt, hoe vrijer de weergave zal zijn. Om die reden wordt het lastig om in de context van dit onderzoek iedere persoonlijke invulling uit te werken. Hieronder volgen een aantal belangrijke punten per persoon. Ik licht deze punten eruit voor het doel van mijn onderzoek, maar wil op geen enkele manier de interviews die ik heb gehouden reduceren tot deze punten. De interviews zijn te omvattend om hier in hun volle omvang te bespreken.
43 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Edo Hebinck -
Weerstand onderzoeken Afstand-nabijheid Lichaamstaal Intentie Geeft samenhang/relatiesfeer Openheid/ruimte om dingen te laten ontstaan Gebruik maken van wat er al is Onafhankelijkheid Tijdsbepaling geven Aansluiten
Ella Molenaar -
Attitude/beroepshouding Afstand/nabijheid Toegewendheid Oprecht aanwezig zijn Zelf de ander willen benaderen Stelling nemen
Detlef Petry -
Volharding/trouw (Sisyfusarbeid) Vertrouwen/geloof Onvoorwaardelijkheid
Heidi Muijen -
Gerichtheid tot groeipotentieel Houdingsaspecten Thema afgesloten/open
Over beeldend werk(en): -
Verbindend en onderscheidend Overgave Bemoedigen Present stellen Aanwezig zijn Verbinden
Maria Ludikhuize -
Stilte Vertrouwen Echtheid/houding
44 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
-
Mee-resoneren (uitwerking van wederzijdsheid) Wat heeft de ander nodig? Durven Weg in plaats van doel Trouw (liefde is geen ding maar een klimaat)
Bert Hoekstra -
Positief Weten/geweten Echtheid Beweging Allesomvattend Ruimte/tijd Onvoorwaardelijk geven Interesse/aandacht voor wat de ander nodig heeft Observeren In beweging laten zijn/vloeien Meebewegen/afstemmen
Connie -
Mens-mens verhouding in plaats van therapeut-mens verhouding Betrokkenheid/aandacht Toewijding/passie Grenzen stellen Liefdevol werken komt vanuit jezelf Tijd Attitude/afstemming Openheid/contact
Dr. Marijke Rutten-Saris -
Liefde is essentieel (Mee)bewegen Plezier Begrip Lichaamstaal Tijdsbepaling Proces in plaats van doel Leren als een baby
Yvonne van Kolck en Judith Glasmacher -
Afstemmen/ aansluiten Openheid Acceptatie Oprechtheid / echtheid
45 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
-
Helend Congruentie Ruimte Mee-leven (niet mee-lijden)
Lees! Ik wil niet tekort doen aan de inhoud van de diverse interviews, maar moet mij in de context van dit onderzoek beperken tot hoofdpunten. Ik wil daarom de lezer met klem aanraden om de gehele interviews in de bijlage ook te lezen, omdat het bezielde gesprekken zijn geweest, met veel diepgang. Ik heb er meer van opgestoken dan ik in de context van dit onderzoek kan weergeven.
46 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
5.Stage ervaringen Tijdens mijn stageperiode had ik veel vruchtbare ervaringen met cliënten. Ervaringen waarvan ik dacht dat daarin een liefdevolle benadering van de cliënten een grote rol speelde. Hieronder werk ik een aantal ervaringen uit en breng ik ze in verband met de aspecten van liefde zoals ik ze ben tegengekomen in de theorie van Erich Fromm en in de interviews. In iedere ervaring die ik beschrijf hebben alle stambegrippen een rol gespeeld, maar het verschilt per persoon waar de nadruk op heeft gelegen. Bovendien heb ik mijn eigen invulling gegeven aan het inzetten van de begrippen. Ik zal om die reden niet steeds alle aspecten die een rol hebben gespeeld uitputtend benoemen, maar mij beperken tot de eruit springende aspecten. 5.1 De ervaringen per cliënt in verband met de aspecten van liefde Casus M. M. is een vrouw met frontaal hersenletsel. Zij heeft een zeer kort geheugen (hooguit een paar minuten) en heeft geen remmingen. Haar aanwezigheid ervaart menig mens als zeer vermoeiend, omdat zij constante aandacht nodig heeft en die ook opeist. Het is een uitdaging om met haar te werken, omdat haar spannings- en concentratieboog erg kort zijn. Beeldend werken met haar kan lastig zijn, omdat het een hele klus is om haar in het medium te houden. Zo kan het zijn dat ze na een paar minuten werken al aangeeft moe te zijn of dat er een verbale stroom op gang komt en ze vergeet waar ze mee bezig was. Om subtiel te kunnen interveniëren ben ik met haar samen gaan schilderen. Ik was benieuwd of ik haar in het medium zou kunnen houden en hoe lang. Al snel gaf ze aan moe te zijn en ze stond op het punt haar kwast neer te leggen. Ik schilderde nog even door om te kijken of ze er op zou reageren. Na een paar minuten schilderde ze ook weer verder. Ze probeerde telkens een gesprek te beginnen, maar ik reageerde op haar woorden met variaties in het medium. Ik liet haar nieuwe manieren van werken zien en liet zien dat ik zelf lol had ik het schilderen. M. reageerde op alles wat ik deed en ging op in het schilderen. Ze werd rustig en kon af en toe afstand nemen van het werk. Uiteindelijk heeft ze veel langer gewerkt dan dat ze ooit had gedaan. Bovendien was ze de rest van de dag rustig; moe en voldaan. De dagen erop bleek ze ook een stuk rustiger dan normaliter. Het werkte dus ook nog een tijdje door. Analyse Meebewegen Het meebewegen met M. leidde ertoe dat ze zich afwisselend kon in- en ontspannen, wat anders is dan langere tijd achter elkaar geconcentreerd doorwerken. Door samen gefocust te blijven op het schilderij dat ontstond, was voor haar de mogelijkheid om beurtelings actief beeldend te werken en zich terug te trekken als ze even niet meer kon. Het lijkt alsof hierdoor haar spanningsboog werd verlengd. Wat in wezen gebeurde was, dat er een ritme in het werken ontstond dat uiteindelijk rustgevend op haar werkte.
47 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Wat gebeurde was, dat zij zich niet aan één stuk door heeft moeten concentreren, maar dat zij dit kon doen in een spel van attent zijn en zich terugtrekken. Hierdoor werd haar spanningsboog kunstmatig “verlengd”, wat kennelijk een meer bevredigende uitwerking heeft dan het steeds met iets anders beginnen, omdat zij zich niet meer op één ding kan concentreren. Zorg en verantwoordelijkheid In de termen van liefde uit dit onderzoek zijn alles aspecten uit de stam in deze casus aanwezig. Enkele aspecten springen er extra uit. Zo krijgt bijvoorbeeld het begrip zorg de betekenis van het overnemen van de verantwoordelijkheid op het moment dat M. zich terugtrekt. (Zoals in mijn analyse van de stambegrippen naar voren komt hangen zorg en verantwoordelijkheid nauw samen.) Ik neem op die momenten de spanningsboog van haar over tot het moment dat zij zelf weer in staat is om mee te doen. Afstemmen Ook komt het begrip ‘afstemmen’ uit de dikke takken van de boom duidelijk naar voren. Ik heb de daadwerkelijke hulpvraag gedestilleerd uit al mijn zintuiglijke waarnemingen. Daarop heb ik ingespeeld. Dit heb ik op mijn manier gedaan, onder andere door er een spel van te maken, een heen en weer waarin we op elkaar reageerden op onze eigen manieren. Casus H. H. is een man met het syndroom van Down. Hij is een pietje precies. Houdt er van dingen te ordenen (de ruimte, de legoblokjes die hij altijd bij zich heeft enz.). Hij heeft het nodig om voortdurend zijn omgeving te structureren. Hij gaat altijd zijn eigen gangetje en tekent met grijs potlood de omgeving waarin hij zich bevindt en schrijft dan wat (voor mij) moeilijk leesbare tekens op ongeveer vaste plekken in de tekening. Als zijn omgeving niet meer klopt met zijn tekening dan brengt hij de omgeving in overeenstemming met zijn tekening. H. gaat helemaal op in zijn tekening en zit er ook letterlijk met zijn neus bovenop omdat hij slechtziend is. Hij bemoeit zich veel met andere cliënten en met de therapeuten i.v.m. hoe dingen wel of vooral niet moeten. H. is (verbaal) aanwezig en houdt daarbij geen rekening met anderen. Zo praat hij door anderen heen en kan tussen mensen in gaan staan als zij in gesprek zijn. Bovendien vindt hij het te rommelig in het beeldende lokaal en begint hij uit eigen beweging dingen te ordenen zoals hij vindt dat dat moet. H. is snel geïrriteerd en/of boos en is weinig flexibel. Hij heeft weinig humor en is overal heel serieus in. Voor H. speelt het thema ‘communicatie’. Hij heeft er last van dat mensen hem vaak niet of nauwelijks verstaan (hij spreekt vooral in klanken, kan nauwelijks articuleren). Als mensen hem wel verstaan dan kan hij opspringen van vreugde. Hij is in het bezit van een pictogenda om dingen makkelijker uit te kunnen leggen. Bovendien zijn er vaste thema’s die vaak terugkomen in wat hij zegt. Als je hem langer kent dan is het hierdoor ook veel makkelijker hem te verstaan. Ik begin contact met hem te maken door naar zijn tekeningen te komen kijken en dingen aan te wijzen in de ruimte. Dit slaat aan. Enthousiast laat hij zien wat hij allemaal heeft gemaakt. Bovendien vraag ik hem wat de tekens betekenen in zijn in zijn tekeningen. Ik wijs ze aan en 48 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
vraag het hem. Hij probeert het uit te leggen, maar ik geef verbaal en met heel mijn lichaam aan dat ik het niet begrijp, maar het wel heel graag wil begrijpen. Dan neemt hij me mee naar de gang. Daar wijst hij op zijn tekening en naar de deur van het kantoortje. Op zijn tekening staat ‘BANT’. Nu snap ik het! Dit zijn de eerste letters van het woord ‘kantoor’ op de deur. Hij kan niet schrijven, dus heeft hij ze op zijn manier weergegeven. H. springt een gat in de lucht en zoekt vanaf dat moment steeds meer contact met mij. Hij wil alles delen. Langzamerhand begint hij ook te reageren op grapjes die ik maak, waar hij in eerste instantie niet of geïrriteerd op reageerde. Hij begint zelf ook grapjes te maken. Dit gaat telkens een stapje verder. Op een gegeven moment gedraagt hij zich heel star en ik wijs hem daar op door hem eigenwijs te noemen en met lachend gezicht mijn tong naar hem uit te steken. Hij ademt diep in, buigt naar voren en spettert in mijn gezicht terwijl hij mij triomfantelijk aankijkt. Samen lachen we daar heel hard om. Langzaamaan vinden er ook een aantal veranderingen plaats in zijn tekeningen. H. begint wat kleur te gebruiken. Hij is nu in staat om zijn tekening ietwat aan te passen aan zijn omgeving, in plaats van zijn omgeving aan te passen aan zijn tekening (opruimen). Bovendien wijs ik hem er op dat er nog veel meer mooie dingen zijn die hij nog niet heeft getekend, bijvoorbeeld de buitenplaats. Hij ontdekt daar allemaal nieuwe dingen en geniet er zichtbaar van. Bij het afscheid vertelt de moeder van H. dat hij veel lekkerder in zijn vel zit. Hij lacht veel meer, maakt meer grapjes en heeft minder boze buien. Analyse Bereidheid tot wederkerigheid Ook in deze casus spelen alle stambegrippen een rol. Hierin springt naar mijn idee de bereidheid tot wederkerigheid eruit als belangrijk thema. Het is gemakkelijk om iemand die slecht verstaanbaar is en die weinig rekening houdt met anderen te stigmatiseren, als lastig bijvoorbeeld. In zo’n geval kan het gevolg daarvan zijn – en dat gebeurt in de praktijk ook vaak – om iemand moraliserend tegemoet te treden. De bereidheid tot wederkerigheid biedt openheid in de communicatie en leidt tot een keuze tot een gelijkwaardige mens-mens relatie. Beeldend speelveld Het effect van het contact is te zien in de tekeningen. Door het langzaam toevoegen van kleur, waarbij hij ook begint met oudere tekeningen te bekijken en hier en daar kleur toe te voegen, blijkt, zoals Heidi Muijen in haar interview aangeeft, het beeldende aspect een speelveld te zijn, waarin liefdevolle bejegening zijn weerslag kan vinden. Casus G. G. is een man met autisme die erg in zichzelf gekeerd is, zacht praat en stottert. Zijn motoriek is houterig en langzaam en hij heeft vrijwel geen contact met de mensen om hem heen. Als hij contact heeft dan is dat meestal als iemand in zijn persoonlijke ruimte komt en hij zich daardoor gespannen en boos voelt. In eerste instantie sluit hij zich dan ook voor mij af en kruipt letterlijk in elkaar als ik in zijn buurt kom. Ik begin contact met hem te maken door buiten het medium dingen (met hem) te doen waarvan ik weet dat ze zijn aandacht trekken. 49 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Door bijvoorbeeld cassettebandjes met hem op te nemen en er zorg voor te dragen dat alles er mooi op komt, sluit ik aan bij zijn belevingswereld, laat ik zien dat ik betrouwbaar ben en dat ik daadwerkelijk geïnteresseerd ben in hem. Tussendoor maak ik wat grapjes, ondanks het feit dat ik niet zeker weet of ze wel binnenkomen. Na een tijdje begin ik ook naast hem te tekenen en dingen te delen over mijn beeld en hem complimentjes te geven over dat van hem. Ik teken dingen op een manier zoals hij dat ook doet, om zijn aandacht te trekken. Hij glimlacht steeds meer en soms lacht hij opeens. Hij begint dingen te delen, hij laat me zijn tekeningen zien en vertelt dingen die hem dwarszitten. Ik luister en spiegel hem en blijf betrokken bij zijn beeldend werk en nodig hem uit om erbij te komen zitten als we met de hele groep koffie drinken. In eerste instantie zit G.v.d.N. altijd alleen, ook als iedereen samen buiten zit. Ik respecteer dit en heb het idee dat dit nooit verandert. Toch blijf ik hem vrijblijvend uitnodigen om ook bij ons te zitten. Ik wacht geen reactie af en laat de keuze aan hem. Ik laat hem weten dat hij welkom is en dat ieder besluit oké is. Aan het eind van het jaar zit hij bij ons aan tafel, helemaal uit zichzelf. Ook zei hij bij het verlaten van de therapieruimte opeens ‘dankjewel’, en “tot volgende week” terwijl hij voorheen stilletjes wegsloop. Het leek erop dat hij ‘contactgestoord’ was, maar nu zoekt hij geheel vrijwillig het contact op. Hij deelt steeds meer. Analyse Houdingsaspecten, lichaamstaal Een belangrijke kernvraag in alle interviews is geweest: hoe kom je binnen bij mensen. Veel respondenten hebben aangegeven dat dit niet gebeurt via het verbale, maar via houdingsaspecten, lichaamstaal. Afstand en nabijheid Mijn manier van binnenkomen bij G. heeft te maken gehad met houdingsaspecten. Met mijn afstemming op wat hij nodig had en toe kon laten. Afstand en nabijheid zijn in een vanzelfsprekend spel aan de orde geweest, waarbij ik steeds respect heb gehad voor zijn eigen persoonlijke ruimte en de mate waarin hij een ander (mij) hierin kon toelaten. Casus R. R. is een cliënte die neigt naar psychoses. Op het moment dat zij de werkelijkheid niet meer kan behappen wordt zij psychotisch. Toen ik met haar begon te werken was zij erg onrustig, kon zich moeilijk concentreren op haar beeldend werk en werkte razendsnel. Zo snel zelfs dat zij binnen een paar minuten tientallen tekeningen kon maken. Ik ben met haar mee gaan tekenen, op dezelfde manier waarop zij dat deed, om te voelen hoe het is om zo te werken. In de loop van tijd ben ik langzamer gaan werken terwijl ik haar bleef spiegelen. Dit ben ik consequent blijven doen en we gingen ook steeds meer samen werken. In de loop van tijd werd zij rustiger: ze ging langzamer werken en er waren ook steeds meer en steeds langere momenten dat ze even rustig zat of dat ze zelfstandig bezig kon zijn zonder te verzanden in een chaos die uit zou lopen op een psychose.
50 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Soms was ze bij binnenkomst al onrustig en tegen het psychotische aan en kon er niet beeldend gewerkt worden. Ze was dan in paniek, sloeg wartaal uit en zag dingen die er op dat moment niet waren. Ook klaagde ze dan vaak over koude voeten en zich ziek voelen. Om te zorgen dat ze weer een beetje in het hier-en-nu zou komen en haar lijf weer zou voelen begon ik rustig tegen haar te praten en zachtjes haar rug of haar hoofd te masseren. Ik heb ook wel eens voorgesteld om haar een voetmassage te geven of samen een warm voetenbadje te nemen, wat we vervolgens deden als ze daar zin in had. Op zulke momenten kwam ze helemaal tot rust. Na een paar maanden kwam de vorige stagiaire langs op het moment dat ik met R. aan het werk was. Ze was verbaasd dat R. zo rustig was en zo lang zelfstandig kon werken, zo had ze haar nog niet meegemaakt. Analyse Leren als een baby Wat bij R. van belang is geweest is het leren als een baby. Letterlijk heb ik haar bij de hand gepakt en van haar de verantwoordelijkheid voor de realiteit overgenomen. Steeds heb ik haar daarvan stukjes teruggegeven voor zover ze dat aankon. Zorg Zorg is in dit verband een belangrijk begrip, omdat ze vaak moraliserend benaderd wordt, bijvoorbeeld omdat zij mensen benoemt zoals zij ze ervaart: dikke mevrouw, rare meneer, maar ook lieve meneer, etc. Zoals gezegd kan zorg niet zonder verantwoordelijkheid en respect. De valkuil om de zorg te leveren op een bemoederende of beperkende manier is groot. Zorg met respect heeft ertoe geleid dat ze rustiger werd en meer realiteit aankon. 5.2 Afsluitend In mijn stage heb ik het belang van liefde ontdekt in het werken met mensen. Als ik terugkijk naar mijn stage ervaringen kan ik het belang van de liefde in zijn afzonderlijke onderdelen analyseren. Ik kom tot de ontdekking dat de afzonderlijke onderdelen niet altijd in gelijke mate aanwezig zijn, maar dat steeds de accenten verschuiven. Bij de één is iets meer zorg nodig, bij de ander ligt de nadruk op respect. Als ik mijn ontdekkingen in dit onderzoek toets aan mijn ervaringen dan kom ik tot de conclusie dat de stambegrippen aanwezig moeten zijn. Mijn persoonlijke kleur, de kleine takjes, zijn openheid, transparantie, enthousiasme, humor en vermoedelijk een aantal zaken die te maken hebben met hoe ik door anderen beleefd word: het totaal van mijn uitstraling. Ik heb therapie geven steeds ervaren als een persoonlijke, dat wil zeggen subjectieve zaak (of eigenlijk intersubjectief in het contact met cliënten). Methodisch heb ik veel overgenomen van mijn stagebegeleider, maar ik zal altijd mijn eigen kleur geven aan dezelfde aspecten van de methodiek. De wortels en de stam zijn dezelfde en we wortelen in het vak van therapeut in dezelfde aarde. Mijn persoonlijke vertakkingen zitten hoger in de boom. 51 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
6. Medium 6.1 Mediumanalyse Een moeizame kennismaking In het 1e jaar van de opleiding was er een lesblok over houtbewerking. Ik werd geraakt door de liefdevolle manier waarop de docent (Henk) vertelde over het materiaal. Ieder van ons ging een houten beeld maken en ik begon er met heel veel plezier aan. Er was al langer een verlangen aanwezig om met dit materiaal aan de gang te gaan en nu kreeg ik eindelijk de kans! Tijdens het werken merkte ik echter dat het beeldhouwen steeds moeizamer ging en dat er steeds meer frustraties boven kwamen. Uiteindelijk leverde ik het werkstuk half-doorwerkt in en was ik ontzettend teleurgesteld...in het materiaal, dacht ik. Hout was niets voor mij, ik had er het geduld niet voor. Tijdens mijn stageperiode kwam ik opnieuw in aanraking met hout. Ik werd aangemoedigd om hout te gaan snijden en dat leek me ook erg leuk! Het verlangen om met hout te werken was nog steeds sluimerend aanwezig en de drempel die ik over moest om hout te gaan snijden was lager dan die van het beeldhouwen. Mijn eerste houtsnijwerkje kostte me veel moeite, maar het resultaat was veelbelovend. Meditatie, creatie en zelfvertrouwen Het meditatieve van het snijden maakte me rustig, de weerstand van het mes in het hout vond ik een fijn gevoel (ik ben erg tactiel ingesteld) en ik merkte dat mijn zelfvertrouwen een boost kreeg als ik dan uiteindelijk een geheel ‘eigen’ vorm(pje) neer kon zetten in de wereld. De ervaring dat ik in staat was om iets te maken dat mooi was en een zekere kunstzinnige kwaliteit bezat was voor mij van groot belang. Ik was er namelijk voorheen van overtuigd dat alles wat ik deed (en maakte) mislukte en die gedachte bracht mij vaak geheel tot stilstand. Het verlangen is sterker dan de weerstand Het materiaal ‘hout’ had mij zodanig gegrepen dat ik voor mijn afstuderen graag grotere beelden wilde maken. Ik had immers ervaren dat ik liefde had voor het materiaal, dat ik er iets moois van kon maken en dat ik het succesvol kon inzetten als katalysator voor mijn zelfontwikkeling. Zodoende begon ik aan mijn eerste beeld. Dit beeld mondde uit in een worsteling met mezelf en het materiaal. Beeldhouwen bleek toch van een ander kaliber te zijn dan houtsnijden en bleek dan ook andere dingen met mij te doen dan het snijden. Met het eerste beeld dat ik maakte, ben ik dan ook 4 maanden zoet geweest. Ik ben boos geweest, heb gehuild, voelde mezelf zielig, zeurderig, moe en gestresst. Momenten van euforie en wanhoop wisselden elkaar in rap tempo af en voor alles was ik vaak angstig. Ik was in eerste instantie bang om met elektrische machines te werken, daarnaast was ik bang voor scherpe gereedschappen, bang dat ik iets aan het doen was dat eigenlijk te hoog gegrepen was voor mij, bang dat ik het niet zou halen binnen de beschikbare tijd en ga zo maar door.
52 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Normativiteit versus vrijheid, nieuwsgierigheid en ontwikkeling Uiteindelijk heeft het beeldhouwen mij heel veel gebracht. Wat ik heb gemerkt in alles wat ik doe is dat ik altijd vastloop als er andere mensen meekijken of als ik ergens voor beoordeeld ga worden. Dit heeft te maken met het gericht-zijn van mij op het oordeel van anderen, een kramp die voortkomt uit het willen voldoen aan normen, kortom: normativiteit. Tijdens het werken met hout is de normativiteit afgenomen en ook nooit zo sterk geweest. Er zijn namelijk niet veel mensen op school die beeldhouwen, dus is er ook niet veel normativiteit aanwezig met betrekking tot het werken met hout. Dit bood mij een vrijplaats. Ik had wel angst voor de vrijheid van beeldhouwen. Ik had het nog nooit gedaan, dus ik moest daar helemaal zelf mijn weg in vinden. Omdat het nieuw was kon ik nog niet oordelen over het materiaal of mijn mogelijkheden tot het werken ermee. Ik kon nieuwsgierig zijn; voelen, kijken en proberen (met of zonder elektrisch gereedschap). En wat bleek: ik kon het! Mijn angst voor het werken met hout en met gereedschappen bleek niet reëel te zijn. Het werken met hout heeft mij de volgende dingen opgeleverd: - meer zelfvertrouwen (!) - meer verantwoordelijkheid nemen (!) - veel angsten overwonnen (o.a. angst voor elektrisch gereedschap) (!) - ik heb leren werken met messen, beitels en gutsen - ik heb geleerd hoe je moet schuren - ik ben erachter gekomen dat ik een behoorlijk ruimtelijk inzicht heb - ik heb geleerd in fases te werken - ik heb geleerd om flexibel met mijn oorspronkelijke idee om te gaan - ik heb geleerd om met machines te werken - ik heb geleerd geduld te hebben en door te zetten en de controle een beetje los te laten - ik heb iets geleerd over verschillende houtsoorten Daarnaast heb ik: - genoten van de geur van het hout - een schoonheidsbeleving gehad (ik vind hout een mooi materiaal) - een lekker gevoel gehad tijdens het werken - de aaibaarheid en levendigheid van hout ervaren (hout past zich o.a. aan aan je temperatuur) - een risicovolle manier van werken op een positieve manier ervaren - meegemaakt hoe het materiaal hout dingen los kan maken en een meditatieve werkwijze kan zijn...ik heb dus de therapeutische waarde ervan ervaren De punten waar ik een uitroepteken achter heb geplaatst zijn het allerbelangrijkst geweest in mijn persoonlijke proces. Zij impliceren het feit dat ik capabel ben geworden in mijn eigen (en andermans) ogen. Houvast en vrijheid Beeldhouwen brengt mij zoveel omdat het een, voor mij, perfecte balans heeft tussen 2 eigenschappen: Hout beperkt je in je keuzes, biedt voldoende houvast en geeft voldoende vrijheid. Het biedt houvast in de zin dat het formaat van het blok hout vaststaat, dat iedere houtsoort bepaalde beperkingen met zich mee brengt en dat hout een materiaal is dat risicovol is; als je iets weghaalt dan kun je het niet meer terughalen.
53 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Dialoog Bovendien geeft het (letterlijk) vrijheid in de zin dat je er aan alle kanten omheen kunt en overal kunt aanraken. Het is een hele fysieke manier van werken, waarbij alle zintuigen mee mogen doen. Houtbewerking is minder bekend binnen de opleiding dan schilderen, dus ik kan mezelf niet vergelijken met anderen wat mijn bewegingsruimte ook weer vrijer maakt. Het materiaal is driedimensionaal, waardoor je creatief om kunt gaan met de dialoog tussen alle kanten van je werkstuk. Houtbewerking is voor mij ook een soort van dialoog met het materiaal. Ik sta met al mijn zintuigen in contact met het hout (het hout staat in dialoog met mij, doet iets met mij) en van daaruit doe ik iets met het hout (sta ik in dialoog met het hout). De nieuw-ontstane vorm doet ook weer iets met mij en daar reageer ik dan weer op. Zo gaat het door. Om succesvol te kunnen beeldhouwen moet ik in deze dialoog aanwezig blijven. Als ik dit niet meer ben dan zijn er een paar dingen waaraan ik dit kan merken: 1) Het hout communiceert met zijn vorm naar mij dat ik het contact verloren ben. Ik kan nu de vorm alleen nog herstellen als ik weer in dialoog treed. 2) Ik bezeer mezelf door inadequaat gebruik van gereedschap, omdat ik de functie ervan negeer of omdat ik er met mijn hoofd niet meer bij ben. 3) Negatieve gedachten en gevoelens nemen de ruimte over van de creativiteit en ik kom tot stilstand. Over schilderen Over normativiteit en (on)verantwoordelijkheid Naast het beeldhouwen heb ik ook geschilderd. Ik merkte al snel dat 2-D werk mij meer moeite kost dan 3-D werk. Ik maakte veel kleine tekeningetjes die begonnen met een vlek van het een of ander, waar ik dat iets nieuws van maakte. Het was geheel vrijblijvend en ik nam er geen verantwoordelijkheid voor. Ik kon zeggen dat ik ‘maar een beetje aan het tekenen’ was. Op die manier maakte het niet uit als het ‘niet goed genoeg’ was. Ik had het immers niet gemaakt om ‘goed’ te zijn. Op deze manier deed ik dat vaak ook met schilderijen; dan begon ik bijvoorbeeld aan een portret en als ik merkte dat het niet lukte dan deed ik alsof ik maar een beetje aan het ‘prutsen’ was. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk voor het overgrote deel te maken met het feit dat 2-D werk veel vatbaarder is voor een oordeel, voor normativiteit. Bijna iedereen tekent en schildert van kind af aan en krijgt vaak al op jonge leeftijd te horen hoe het moet. Ik heb zelf met betrekking tot 2-D werk ook (al dan niet bewust) ideeën over hoe het wel of niet moet. Ik wil aan de kwaliteitsnorm die ik in mijn hoofd heb voldoen. Of ik nu abstract of figuratief werk, het wordt vaak of vlak of het wordt een chaos. Ik begin vol goede moed en naarmate ik verder in het proces kom ga ik steeds meer denken aan hoe ik het zou moeten doen, of het wel genoeg inhoud heeft, of het wel goed genoeg is etc. Uiteindelijk ben ik moe en emotioneel en voel ik me waardeloos. Dit is heel jammer, want ik kan wel degelijk schilderen als ik niet bezig ben met normen. Om die reden ben ik gaan schilderen vanuit een wat strakker kader. Ik moest mezelf beperken om zo genoeg houvast te hebben om me prettig te voelen bij de vrijheid die het schilderen biedt.
54 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Van normativiteit naar waarneming en spel Ik ben gaan schilderen met handgemaakte aquarelverf met een grote kleurechtheid, omdat ik die zo mooi vond. Daarmee heb ik me gericht op het schilderen van zo simpel mogelijke stillevens, om een duidelijk kader te hebben. Ik ben me gaan richten op vormen, restvormen, contrasten e.d. Zo kon ik me richten op mijn waarneming en het materiaal zo doelgericht mogelijk inzetten. Met het maken van kleine, simpele schilderingen gaf ik mezelf de ruimte om te spelen en telkens opnieuw te kunnen beginnen. De normativiteit kon ik hierdoor loslaten en ik was in staat om te spelen met het materiaal en de tijd soms te vergeten. Op de bovenstaande manier kon ik ook verantwoordelijkheid gaan nemen voor wat ik schilderde. Ik was niet meer aan het prutsen, maar ik was aan het experimenteren, aan het leren en als ik ergens niet tevreden over was dan was dat een aanleiding om het anders aan te pakken in plaats van het werk tot ‘mislukking’ te bombarderen. Wederom ben ik capabel geworden op een zeker gebied. Urn Ik vind het noodzakelijk om in te gaan op mijn laatste werkstuk, een urn voor mijn vader. Het gaat hier volgens mijn om een “noodzakelijke toevoeging”, omdat alle hiervoor genoemde aspecten samenkomen. Liefde voor mijn vader, voor het hout en het “normenvrij” kunnen werken. Rituele afsluiting Toen mijn vader dit schooljaar overleed, had ik sterk de behoefte aan een rituele afsluiting en verwerking. Ik heb er voor gekozen om een urn te maken van hout. Een urn waar mijn vader niet in zal komen, maar die bedoeld is als gedenkobject om hem een laatste eer te bewijzen. Plezier en ontwikkeling, een totaalbeleving Ik heb ervoor gekozen om hem van hout te maken, omdat ik in het stagejaar mijn hart heb verloren aan het materiaal. Zoals ik in mijn beeldende analyse al beschrijf is hout een materiaal waar ik van kan genieten – de geur, de uitstraling, het werken ermee - en wat mij de mogelijkheid biedt om mezelf te ontwikkelen. Bij het uitzoeken van een stuk hout kwam ik uit op een blok atlas ceder, omdat het een prachtige tekening heeft, heerlijk ruikt en een mooie kleur heeft. Dit alles maakt van het bewerken ervan een totaalbeleving. Naast het bovenstaande is er nog een belangrijke reden om voor hout te kiezen. Mijn vader was van huis uit timmerman. Hij was gek op hout en heeft het overgrote deel van de meubels in mijn ouderlijk huis zelf gemaakt. De liefde voor hout heb ik van hem al mee gekregen en ik vond het heel mooi om mijn liefde voor hem en voor hout samen te laten komen in een beeldend werkstuk. Ik wilde graag op deze manier afscheid van hem nemen. Liefde krijgt vorm in een ritueel Wat volgde was een mengeling van een ritueel en een technisch proces van kijken, voelen, ruiken en maken. Liefde in verschillende vormen aan de basis hiervan vond zijn weg “naar boven” (denk ook aan de boom), naar het uiteindelijke werkstuk. Het ritueel wordt als het ware gematerialiseerd in een object. Het is belangrijk voor mij dat dit object ook beeldende 55 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
kwaliteit heeft en niet blijft hangen in symboliek. Omdat vormgeven voor mij te maken heeft met vorm-geven en niet met een “plaatje bij een praatje”. Overkoepelend Aan het begin van mijn beeldende proces van dit jaar voelde het voor mij als ‘toeval’ als iets lukte en als het mislukte dan was het voor mij geen toeval, maar een bevestiging van mijn onkunde. En iets kan natuurlijk nooit een bevestiging van je kunde zijn als je er geen verantwoordelijkheid voor hebt genomen. Je hebt immers ‘maar wat gedaan’ en als je ‘maar wat doet’ dan is alles wat daaruit voortkomt een toevalligheid. Ik heb me kunnen ont-wikkelen (in dit geval ontdoen van wikkels die te maken hadden met angst en normativiteit) door het contact aan te gaan met mijn materiaal en met mezelf. Door ‘antwoord’ te geven op de situatie, op wat er in mijzelf speelde en wat het materiaal terugspiegelde en van me vroeg. In plaats van mezelf de ruimte te ontnemen door continu bezig te zijn met wat anderen van mijn werk vinden en of het wel goed genoeg is, ben ik datgene gaan doen wat ik graag wilde en wat ik nodig had. Wat ik daar lastig aan vond was dat ik terug moest naar de basis, naar eenvoud. Ik moest me richten op vormen die interessant zijn, maar zo eenvoudig mogelijk, omdat anders mijn verbale ruis het weer over zou nemen. Zelfs dat was in eerste instantie lastig, omdat ik het idee had dat het ‘niet genoeg’ zou zijn als ik alleen maar hele eenvoudige dingen zou maken. Tijdens het maken ben ik er echter achter gekomen dat heel simpel werken ook zo zijn uitdagingen heeft. Een simpele vorm maken lijkt op het eerste gezicht misschien makkelijk, maar iedere kleine beslissing die je neemt kan van enorme invloed zijn op het beeld. Ook een uitschieter met gereedschap, hoe klein ook, kan grote gevolgen hebben voor het beeld. Zo sloeg ik twee vliegen in een klap: ik mocht alles zo eenvoudig mogelijk maken, dus ik hoefde mij niet druk te maken over de vraag of het wel goed/ ingewikkeld genoeg zou zijn. En ik ging de verantwoordelijkheid en uitdaging aan om heel veel kleine beslissingen te nemen, gebaseerd op wat ik zelf ervoer en waarnam. Uiteindelijk voel ik mij door het bovenstaande proces capabel en verantwoordelijk. Bovendien heb ik ervaren hoe de kwestie afstand-nabijheid voor mij speelt in het beeldend werk. Als ik met hout werk dan heb ik soms afstand en ben ik aan het kijken en soms ben ik dichtbij en voel ik het hout. De afwisseling in het kijken en het voelen (ruiken/horen, kortom afwisseling in het gebruik van de zintuigen) maakt dat ik helemaal bij het beeldende proces kan blijven. Met tekenen en schilderen is er zozeer een nadruk op het kijken dat ik naar mijn idee te veel afstand heb en daardoor te veel ga nadenken om goed in het beeldende proces te kunnen blijven. 6.2 Conclusie en verbinding met het onderzoek De beeldende dialoog
56 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
In mijn onderzoek heb ik het begrip liefde kunnen vatten aan de hand van de metafoor van een boom. In mijn beeldanalyse ben ik alle stambegrippen van de liefde, zoals ik deze beschrijf, tegengekomen. Omdat beeldend werken volgens mij per definitie therapeutische kwaliteiten bezit in het geval dat het gebeurt vanuit een basis van liefde, wil ik in dit verband graag ingaan op de aspecten die Heidi Muijen noemt met betrekking tot het beeldende. De kunst is een balans te vinden in openheid en een verbindend iets; ‘onherroepelijk oordelen en je daarvan bewust-zijn’ zegt Heidi Muijen. Wederkerigheid, de mogelijkheid tot dialoog bewerkstelligt responsie, contact (ook op het morele, meest menselijke niveau). De verbinding wordt als het ware met verbinding beantwoord. In creatieve therapie is er bij de dialoog een “derde” in het spel, namelijk het beeldende element. Dit element is zowel het verbindende als het onderscheidende element, dat als speelveld en oefenruimte gebruikt kan worden om liefde als kunst en als kunde te beoefenen. Ik zie hier het beeldend werken als een intersubjectieve bezigheid. Het gaat hier niet om een dialoog tussen twee mensen, maar om een dialoog tussen mij en het beeld waarbij de inhoud van het beeld mij mijn eigen persoonlijkheid terugcommuniceert. Aan dat wat er gespiegeld wordt kan ik mezelf en het beeld ontwikkelen. Verschillende inhouden Voor de cliënt heeft het beeldende aspect een iets andere inhoud dan voor de therapeut, omdat hij anders gehanteerd wordt. Voor de cliënt zijn aspecten die met het beeldende samenhangen: het steeds kunnen herbeginnen, de uniciteit, het volledig laten zijn wie je bent, het nemen van verantwoordelijkheid en de mogelijkheid je te verbinden met je werk. Voor de therapeut biedt het beeldende aspect: het liefdevol de ander bejegenen, de cliënt uit te nodigen zich aan het beeldende over te geven, de cliënt stimuleren om liefdevol naar het eigen werk te kijken, het werk ook in taal liefdevol naar voren laten komen en het beeldend werk te verbinden met de persoon van de cliënt in een groter geheel (hier komen zingevingsaspecten om de hoek kijken). Twee rollen verenigen Mijn conclusie, mede naar aanleiding van het interview met Heidi, is dat je als therapeut in het eigen beeldend werken de therapeutrol en de cliëntrol moet kunnen verenigen, om zo de aspecten die zich voor doen aan beide kanten te doorleven en de inzichten uit het beeldend werken zo te kunnen gebruiken om je te ontwikkelen als therapeut. In dit geval ben ik als therapeut als het ware faciliterend (voorwaarde scheppend) geweest: ik kies mijn eigen materiaal en onttrek mijzelf aan de beklemmende normering van anderen. Als client ben ik scheppend bezig geweest en heb ik mijn verantwoordelijkheid genomen op mijn manier en me verbonden met mijn werk. Toewijding speelt een grote rol in het beeldende proces en zeker als je zowel de rol van de therapeut als die van de client vertegenwoordigt. Je moet het echt willen, het belang ervan
57 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
inzien en bereid zijn er moeite voor te doen om het vol te kunnen houden. Je kunt het niet (volhouden) zonder toewijding. Zonder liefde aan de basis is er geen weg naar werkelijke vormgeving. Vormgeving zonder liefde aan de basis bestaat wel, maar die verraadt zichzelf bijvoorbeeld als truc of als reclame (zie Edo Hebinck) of als een plaatje bij een praatje. Bij goed beeldend werk vallen vorm en inhoud volgens mij samen, bij slecht beeldend werk zijn vorm en inhoud gescheiden, of de vorm heeft een onethische basis. Ik moet hierbij denken aan het interview met Heidi Muijen. Zij stelt hierin dat de mens niet samenvalt met zijn situatie en dat zijn ontevredenheid over die situatie leidt tot scheppen. Scheppen is in dit geval een zingevingsbezigheid en dat zou betekenen dat je vormgeving als een vorm van zingeving kunt zien. Normativiteit Het thema wat uit mijn beeldende proces als belangrijkste naar voren komt heeft te maken met normativiteit. Ik heb in mijn leven altijd veel te maken gehad met normativiteit, bijvoorbeeld doordat ik gepest ben. Het gevolg van het pesten is dat ik altijd bang ben om niet aan de normen van anderen te voldoen. Ik heb gemerkt dat ik me pas kan ontwikkelen als ik me vrij kan maken van die normen. Ik wil niet gebonden zijn aan normen, daarom heb ik ook niet van tevoren mediumvragen gesteld. Ik heb het heel vrij gehouden. Bij mediumdoel heb ik daarom voor de volgende formulering gekozen: ‘Op een voor mij bevredigende manier beelden maken en daar mijn eigen analyse op loslaten, dus niet vanuit een vaststaand idee of vanuit normen van anderen, maar vanuit vrijheid. Vanuit de analyse een koppeling maken met mijn onderzoek.’ Dwingend Normering biedt geen houvast omdat het niet voldoet aan de aspecten van liefde. Het is dwingend en houdt geen rekening met de persoonlijkheid van de betreffende persoon. Het loslaten van de normativiteit, vrijheid. Schilderen is voor mij ook verbonden met normativiteit. Daarom ben ik (verder) gaan werken met hout, waarin ik die normativiteit niet ervoer, waardoor ik me in het werken met hout vrij voelde. Kennelijk had ik die vrijheid nodig om mij te kunnen ontwikkelen en mij in liefde met mijn werk te kunnen verbinden. Nieuw inzicht Hier ontspruit een extra inzicht in het kader van dit onderzoek: ik kan mij niet ontwikkelen zonder vrijheid. Vervolgens zie ik een verband met de aspecten van liefde zoals ik die beschreven heb en kom tot de conclusie dat deze ook niet kunnen bestaan zonder vrijheid. Omgekeerd: onder dwang kun je niet liefhebben. ‘Wie moet, is niet verantwoordelijk voor wat hij doet’(bron onbekend). En dat levert het inzicht dat liefde alleen kan ontstaan en bestaan in vrijheid en dat vrijheid dus een belangrijke plaats (naast menszijn en bewustzijn) inneemt in de aarde waarin de boom wortelt! 58 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
7.Samenvatting
De filosofische benadering Ik heb gekozen voor een benadering van het begrip liefde vanuit de filosofie. Met filosofie kun je je begeven op terreinen die gevoelig liggen omdat filosoferen bestaat uit het stellen van vragen om stapjes dichter bij het begrijpen van de werkelijkheid te komen. Bovendien ligt de filosofie aan de basis van alle wetenschap en zijn filosofie, (natuur)wetenschap en kunst van oudsher met elkaar verweven geweest en vullen zij elkaar naar mijn idee ontzettend goed aan als het gaat om het bevatten van de wereld om ons heen. Filosofie is volgens mij een waardevol wetenschapsterrein, omdat hierbinnen antwoorden en/of omschrijvingen kunnen worden gezocht voor fenomenen waar de natuurwetenschappelijke benadering alleen geen vat op krijgt. Liefde gedefinieerd? Liefde is een voorbeeld van zo’n fenomeen. Het lijkt erop dat het begrip van liefde je ontglipt zodra je het in een strak begrensde definitie probeert te vangen (zie bijvoorbeeld het interview met Bert Hoekstra). Desalniettemin is de meerderheid van de mensen ervan overtuigd dat het bestaat en is het één van de meest bezongen, beschreven, bejubelde en beschimpte onderwerpen ooit. Het houdt iedereen bezig, maakt mensen gelukkig en wanhopig. Uit de interviews blijkt ook dat er een zekere mate van consensus bestaat over het belang van het onderwerp. Ondanks deze onmiskenbaar grote impact lijkt het begrip liefde één van de moeilijkst grijpbare onderwerpen en ligt het erg gevoelig. Mensen benaderen het begrip liefde veelal vanuit de romantische hoek (ook vaak vanuit negatieve ervaringen daarmee). Ik heb niet veel informatie gevonden over de liefde vanuit een wijsgerige, onderzoekende houding ten opzichte van dit onderwerp. Aan het begin van dit onderzoek was mijn uitgangspunt, dat therapie weliswaar techniek (methodiek) vereist, maar dat er toch zoiets als liefde aan de basis ervan zou moeten liggen. Gedurende dit onderzoek ben ik er steeds meer achter gekomen, dat ook liefde een begrip is dat technische vaardigheden in zich bergt en dat het uit werkbare en leerbare onderdelen bestaat. Filosofie en literatuur Het mythische, statische begrip van liefde bij Plato is mijn vertrekpunt geweest voor dit onderzoek, maar bleek niet een begrip te zijn dat ik werkbaar vond voor mijn onderzoeksonderwerp. Ik ging namelijk niet uit van liefde als een ingeboren verlangen (want dan zou het al bij de geboorte aanwezig zijn en hoef je het niet meer te ontwikkelen) maar als een potentieel aanwezig verlangen naar het goede en het schone. Met betrekking tot mijn onderzoeksonderwerp ben ik gegaan naar een meer begripsmatige en omschrijvende wijze van kijken naar en onderzoeken van het begrip liefde. Daarbij ben ik tot de conclusie gekomen dat het begrip liefde alleen op deze wijze te onderzoeken is, als ik het statische idee loslaat en er een dynamisch begrip van liefde voor in de plaats zet. 59 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De ideeën van Erich Fromm zijn hierbij sturend voor de wijze waarop heb gekeken naar het begrip liefde, omdat hij het begrip ontleedde in werkzame en leerbare onderdelen en het zo dus inzetbaar maakte in de praktijk. De kern van de theorie van Fromm komt op het volgende neer: 5) Liefhebben is te leren. 6) Liefhebben is een voortdurende activiteit/beweging. 7) Liefde heeft alles te maken met wederzijdsheid/verantwoordelijkheid, jezelf betrekken en inzetten. 8) Liefhebben is geen truc Die werkzame delen zijn volgens hem: e) f) g) h)
Zorg. Verantwoordelijkheid. Respect. Inzicht. De filosofen Buber en Levinas geven de duiding in de richting van de wijze waarop mensen zich met elkaar verhouden in gelijkwaardige of asymetrische relaties, waarbij niet alleen feitelijke, maar ook ethische aspecten een rol spelen. Levinas gaat uit van een relatie waarbij het ‘ik’ de ander boven zichzelf stelt en vanuit die asymmetrische relatie ‘antwoord geeft’ op het appèl van de ‘Ander’, met respect voor zijn anders-zijn. Buber pleit voor een gelijkwaardige ‘Ik-Gij relatie’, waarbij de dialoog of ook wel wederzijdsheid tussen beiden zowel het individualisme als het collectivisme overstijgt. Levinas gaat ervan uit dat menselijke verhoudingen een ethische basis horen te hebben. Verbinding ethiek en liefde De ethiek houdt zich bezig met ‘het hoogste goed’, en dus met het ingeboren verlangen naar het goede en het schone. Naar mijn bevindingen in dit onderzoek houdt de ethiek zich dus bezig met hoe mensen handelen als liefde de basis van het handelen is. Liza Jongerius Op basis van de filosofie van Levinas heeft Liza Jongerius een onderzoek gedaan waarbij zij en het begrip professionele nabijheid heeft gedefinieerd aan de hand van de omschrijving van de asymetrische relatie. Anne Terruwe Anna Terruwe geeft in haar bevestigingsleer het verband aan tussen bevestiging en liefde. Als liefde en beveestiging voorwaarden zijn om volledig mens te worden valt daaruit te concluderen dat daarin geen concessies zijn te doen. Ik trek deze gedachte door naar de basis van cretieve therapie, omdat therapie geven naar mijn mening te maken heeft met mensen helpen zo volledig mogelijk mens te worden.
60 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Sue Gerhardt Sue Gerhardt toont in haar boek aan dat liefde cruciaal is voor de ontwikkeling van de hersenen van baby’s. Met name de delen die cruciaal zijn om sociale interacties te kunnen aangaan. Hierdoor wordt duidelijk dat Plato niet helemaal gelijk had met zijn visie op liefde als ingeboren verlangen naar het goede en het schone. Een belangrijk gedeelte daarvan wordt ontwikkeld na de geboorte in interactie met de moeder/verzorgers van het kind. Anna Terruwe en Sue Gerhardt ondersteunen mijn idee dat liefde aan de basis van creatieve therapie – en aan het werken met mensen überhaupt – zou moeten liggen. Interviews Uit de interviews kwamen een aantal begrippen telkens weer naar voren. De onderdelen van liefde die Erich Fromm in zijn boek beschreef bleken overeen te komen met de punten die uit de interviews naar voren kwamen. Daarnaast heb ik nog een paar begrippen (die Fromm overigens wel in een iets andere context noemde) aan de kernbegrippen toegevoegd. De begrippen die uiteindelijk als kernbegrippen te benoemen zijn (als onderdelen van het begrip liefde) zijn de begrippen respect, zorg, verantwoordelijkheid, (zelf)reflectie /inzicht, toewijding en bereidheid tot wederkerigheid. Verder kwamen uit de interviews omschrijvingen en benamingen naar voren die ik in toenemende mate herkende als persoonlijke invullingen van aspecten van liefde. Ik benoem deze ook in mijn onderzoek. De metafoor van de boom Omdat bij iedereen die liefde belangrijk vindt, de basis in wezen hetzelfde is, terwijl iedereen er toch zijn of haar eigen kleur en invulling aan geeft en door het feit dat ik in alles wat als liefde omschreven kan worden zie dat het met groei en ontwikkeling(-sgerichtheid) te maken heeft, is bij mij het idee opgekomen dat het begrip liefde zou kunnen worden gevat in de metafoor van een boom. Aan de wortels ligt de liefde, in de stam zijn de basisbegrippen te vinden, zonder welke de persoonlijke inkleuring –de blaadjes- niet kan bestaan. Het oudste begrip van liefde heb ik bij Plato gevonden, die de liefde heeft verwoord als het ingeboren verlangen van de ziel naar het schone en het goede. Het ingeboren verlangen waar Plato van spreekt als zijnde liefde is echter een statisch begrip en uit mijn onderzoek is naar voren gekomen dat liefde een dynamisch begrip is. Deze ontwikkeling van statisch naar dynamisch heb ik vormgegeven in de metafoor van een boom waarvan ik de wortels liefde volgens Plato noem. Als we de metafoor van de boom hanteren, dan lijken er in al deze interviews een aantal begrippen naar voren te komen die ‘voedend’ zijn voor de verdere persoonlijke uitwerkingen van het begrip. Deze begrippen zou ik dan als stambegrippen willen aanduiden. Stambegrippen, omdat de boom gevoed wordt via de stam. Alle voedingsstoffen die in de takken en de bladeren terecht komen zijn daar vanuit de wortels – de liefde, Plato – via de stam terecht gekomen.
61 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Stambegrippen Belangrijke stambegrippen die uit de interviews en het boek “liefhebben een kunst, een kunde” van Erich Fromm naar voren komen zijn naar mijn idee respect, zorg, verantwoordelijkheid, zelfreflectie, toewijding en bereidheid tot wederkerigheid. Deze begrippen lijken aan de basis te liggen van de persoonlijke uitwerkingen. Wat van belang is, is dat dit geen losse opsomming is van begrippen. Het gaat hier, in de stam, juist om begrippen die met elkaar samenhangen en die naar mijn mening niet los van elkaar kunnen worden gezien. Zo kan zorg zonder verantwoordelijkheid geen echte zorg zijn, omdat er dan een willekeur zou bestaan in dat wat aan “zorg” gegeven wordt. Zorg is een wijze van verantwoordelijkheid dragen, een invulling ervan. Daarbij kan zorgen ook niet zonder respect. Respectloze zorg is volgens mij geen zorg meer, maar bijvoorbeeld betutteling, verstikking, machtsmisbruik etc. Je kunt pas van zorg spreken als deze op de persoonlijke behoeften van de client aansluit, op wat de client daadwerkelijk nodig heeft om zo optimaal mogelijk te functioneren. Zelfreflectie krijgt hierbinnen een plaats, omdat zonder (zelf)reflectie er geen inzicht zou bestaan in de wijze waarop we onze verantwoordelijkheid zouden kunnen invullen. Bereidheid tot wederkerigheid hoort in de stam thuis, omdat liefde een relationeel begrip is. Het geeft de kleur aan de wijze waarop we ons liefdevol wensen te verhouden met de cliënt. Bovendien komt uit de interviews naar voren dat de wederkerigheid via de zelfreflectie verloopt. De toewijding in de stam van de boom is daar, omdat de bovenstaande begrippen iedere vorm van vrijblijvendheid uitsluiten. De dikke takken In de dikkere takken van de boom heb ik de begrippen echtheid, mens-mensrelatie (dus intersubjectiviteit) afstands- en nabijheidsaspecten, afstemmen, houdingsaspecten en lichaamstaal geplaatst. Het gaat hierbij om meer flexibele begrippen, die gevoed worden door de stambegrippen. Zonder de stambegrippen worden deze begrippen leeg. Toch zijn het niet louter persoonlijke invullingen van het begrip liefde; het zijn begrippen waarvan het belang door verschillende respondenten benoemd worden. De dunne takken en de blaadjes zijn de persoonlijke invullingen die door de verschillende mensen aan het begrip liefde worden gegeven. Het gaat hierbij om begrippen als stilte, openheid, grenzen stellen, etc. Deze invullingen zijn er naar gelang de achtergrond, de persoonlijkheid en de werksetting waarin de verschillende respondenten werkzaam zijn. Alle kernwoorden die gebruikt worden zijn positief, richten zich als het ware naar boven. Allen geven aan dat er met het begrip liefde slechts positieve begrippen zijn verbonden.
62 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Stage ervaringen. Aan de hand van enkele casussen heb ik geschetst dat liefde ook binnen mijn werken met cliënten een belangrijke rol heeft gehad. Hoewel ik toen nog niet op een duidelijke manier deze liefde kon benoemen heeft deze ervaring uiteindelijk wel tot dit onderzoek geleid. Aan de hand van de casussen kan ik met terugwerkende kracht de elementen benoemen die van belang zijn geweest in het werken met cliënten. Ik ben tot de ontdekking gekomen dat alle stambegrippen steeds een rol hebben gespeeld, maar dat in het werken met mensen kennelijk steeds ergens anders het accent komt te liggen, afhankelijk van wat mensen nodig hebben. Beeldend werken Ik heb zowel getekend en geschilderd als met hout gewerkt. In deze verschillende werkvormen ben ik erachter gekomen dat normativiteit voor mij een belangrijk item is. Ik ben erg gevoelig voor de normen van anderen. Om deze reden lukte het mij aanvankelijk slecht om tot beeldend werken te komen. Toen ik met hout ging werken vormde het technische gedeelte een uitdaging. Maar meer dan dat merkte ik nog, dat op deze wijze van werken de mij bekende normen geen vat hadden. Ik kon vormgeven aan het materiaal, zonder mij beperkt te voelen door normativiteit van buitenaf; met andere woorden: ik voelde me vrij. Deze vrijheid is voor mij heel erg van belang gebleken. Ik kon mij ontwikkelen en vaardigheden opdoen binnen normen die ik zelf stelde. Hierdoor kwam ik tot een werkelijke dialoog met het materiaal. Het inzicht dat daaruit is voortgesproten is, dat ik kennelijk vrijheid van belang is om beeldend te kunnen werken, dat beeldend werken met liefde te maken heeft en dat daarom liefde niet kan bestaan zonder de voorwaarde van vrijheid. Om die reden heb ik alsnog het begrip vrijheid een plaats gegeven in de aarde waarin de boom van de liefde wortelt, naast menszijn en bewustzijn. Ook ben ik tot de conclusie gekomen dat ik binnen beeldend werken twee rollen in mij verenig: die van therapeut en die van cliënt. In de rol van therapeut schep ik voorwaarden om te kunnen werken; ik kies ik mijn eigen materiaal en onttrek mij aan de beklemmende normen van anderen. Als cliënt ben ik scheppend bezig geweest en heb ik mijn verantwoordelijkheid genomen op mijn manier en me verbonden met mijn werk.
63 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
8.Conclusie De hoofdvraag opgedeeld in subvragen - Kan het begrip überhaupt wel gedefinieerd worden? Naar mijn bevinding kan het begrip liefde niet strak gedefinieerd worden, omdat de betekenis ervan daarvoor te complex is. Wel kan ik het begrip liefde omschrijven en vanuit een filosofische hoek benaderen. Hiervoor ben ik van een statisch begrip van liefde naar een dynamisch begrip gegaan. - Hoe is het begrip liefde (in de filosofie) gedefinieerd? Het oudste begrip dat ik vond was het begrip van Plato, die de liefde omschreef als ‘het ingeboren verlangen van de ziel naar het schone en het goede’. Dit begrip is een statisch begrip, dat ik als vertrekpunt heb gebruikt voor mijn onderzoek en tot een dynamisch stelsel van begrippen uitwerk aan de hand van Erich Fromm. -
Hoe wil ik het begrip liefde definiëren ten behoeve van de doel-en vraagstelling van dit onderzoek?
-
Is het begrip op te delen in werkbare onderdelen zodat er in de praktijk en de opleiding aandacht aan kan worden besteed?
-
Hoe denken andere professionals over dit begrip en hoe maken ze het werkbaar in hun vakgebied?
Omdat mijn onderzoek over het belang van liefde aan de basis van de creatieve therapie gaat, is het van belang dat ik het begrip liefde inzichtelijk maak en inzetbaar maak. Tijdens mijn onderzoek ben ik vanuit de literatuur en de interviews erachter gekomen dat het begrip liefde op te delen is in leerbare, werkbare en overdraagbare onderdelen die onderling samenhangen. Dit heb ik getoetst aan mijn praktijkervaringen met cliënten en aan mijn eigen beeldend proces en ik heb het kunnen onderschrijven. De basisbegrippen zijn: respect, zorg, verantwoordelijkheid, zelfreflectie, toewijding en bereidheid tot wederkerigheid. Ook ben ik erachter gekomen dat de basisbegrippen van liefde altijd aanwezig moeten zijn en dat daaruit persoonlijke invullingen voortkomen. Ten behoeve van doel-en vraagstelling van dit onderzoek heb ik het begrip liefde uiteengezet in de metafoor van een boom: Aan de wortels ligt de liefde volgens de definitie van Plato, in de stam zijn de basisbegrippen te vinden, zonder welke de persoonlijke inkleuring niet kan bestaan. De boom wortelt in de aarde, waarin zich de begrippen menszijn en bewustzijn bevinden. Om liefdevol te kunnen werken met mensen moet de liefde geworteld zijn in deze twee begrippen: in de creatieve therapie werk je immers met mensen en liefde kun je pas inzetten als je een zekere mate van bewustzijn hebt.
64 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Vanuit het beeldend werken heb ik aan de begrippen die zich in de aarde bevinden nog een begrip toegevoegd: vrijheid. Ik ben erachter gekomen dat ik alleen liefdevol beeldend kan werken als ik in het beeldend werken vrijheid ervaar. Als ik vrijheid ervaar kan ik vormgeven op zo’n manier dat ik mij volledig kan identificeren met mijn beeld. Het beeld ontstaat dan helemaal vanuit mijn eigen wil, vanuit een volledige dialoog met het beeld en geeft mij een voldaan gevoel. Hier kom ik op het punt dat vormgeving zingeving wordt. Ik kan de vormgeving gebruiken om mij aan te ontwikkelen. Liefde, vormgeving en zingeving vallen volgens mij op deze manier samen. Bovendien kan ik hier ook de ethiek aan koppelen: in de ethiek gaat het om het hoogste goed. Dit komt er volgens mij op neer dat liefde als basis van het menselijk handelen uitgangspunt vormt voor de ethiek. In het (therapeutisch) beeldend werken kom ik in deze context tot de volgende consequenties: Om liefdevol beeldend te kunnen werken moet ik de rol van therapeut en client verenigen in mijn werk om tot volledige vormgeving te komen. In de rol van therapeut schep ik voorwaarden om te kunnen werken; ik kies ik mijn eigen materiaal en onttrek mij aan de beklemmende normen van anderen. Als cliënt ben ik scheppend bezig en neem ik mijn verantwoordelijkheid op mijn manier en verbind ik me met mijn werk. Hoofdvraag Klopt mijn idee dat liefde aan de basis van creatieve therapie zou moeten liggen? Indien dit zo is, wat is dan de verschijningsvorm van die liefde, hoe vertaalt deze zich naar de praktijk van de therapie en (hoe) is het begrip werkbaar te maken? Ik ben van mening dat dit idee inderdaad klopt. Door het begrip liefde aan de hand van Erich Fromm in te delen in werkbare en leerbare onderdelen heb ik mijn ideeën hierover kunnen toetsen aan de praktijk. Door het begrip liefde in te delen in een meer uitgebreide hoeveelheid begrippen dan die Erich Fromm noemt ben ik gekomen tot de metafoor van een boom, waarin stambegrippen zijn verwoord als voorwaarden om liefdevol te kunnen werken met mensen. Verder ben ik tot de conclusie gekomen dat dezelfde begrippen met terugwerkende kracht van toepassing bleken te zijn op mijn stage ervaringen. In die zin blijkt ook de praktijk te kloppen met de theorie. Bovendien heb ik de werkzame onderdelen van liefde kunnen herkennen in mijn eigen beeldend werken. Daarmee is de koppeling compleet met het werken met mensen en met de creatieve therapie. Mijn eindconclusie komt op het volgende neer: Het is noodzakelijk voor creatief therapeuten om alle aspecten van liefde de oefenen en zich ten allen tijde bewust te zijn van deze aspecten om zo in het eigen beeldend werk en dat van de cliënt te kunnen komen tot volledige vormgeving.
65 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
8.1.Slotbetoog Beroepsethiek Plato verstaat in zijn ideeënleer onder liefde ‘het ingeboren verlangen van de ziel naar het goede en het schone’. De liefde (Eros) bestaat volgens hem bij de gratie van overvloed en armoede. Dit onderzoek heb ik gedaan vanuit de ervaring van een gebrek op de opleiding en in de zorg. Een gebrek aan bewustzijn en gebrek aan overdracht van datgene wat volgens mij aan de basis hoort te liggen van het beroep van creatief therapeut. Ik kwam tot de ontdekking dat er geen beroepsethiek is voor de creatieve therapie, of dat deze op zijn minst niet nadrukkelijk aanwezig is, in een beroep waarvan de oorsprong, als het goed is, van ethische aard is. Ethiek houdt zich bezig met het hoogste goed en gaat volgens mij uit van de liefde als basis van het menselijk handelen. Vormgeving, zingeving In het beeldende kan ik ook niet om het belang van liefde heen. Mensen scheppen omdat ze niet geheel samenvallen met hun situatie. In die zin valt er altijd iets te doen, want het is nooit af. Op dit punt wordt scheppen zingeving. Je kunt je leven zelf vorm geven en haalt daar voldoening uit. Vormgeving wordt zingeving. Er bestaat ook vormgeving die niet directe zingeving is: 1. Het kan zijn dat de dialoog onvolledig is, waardoor je je maar voor een klein gedeelte kunt identificeren met je vormgeving. 2. Ook kan het zijn dat je vormgeving vooral voortkomt uit dwang of normativiteit van buitenaf. Er is dan wel vormgeving, maar ook in dit geval kun je je onvoldoende identificeren met je vormgeving, d.w.z. dat je onvoldoende met liefde kunt werken. Je eigen persoonlijkheid heeft in deze gevallen namelijk niet alle vrijheid of zelfs geen vrijheid om tot persoonlijke vormgeving te komen. Vormgeving en zingeving vallen samen als er sprake is van liefde in zoverre dat alle stambegrippen aanwezig moeten zijn: er moet echtheid zijn. Een koppeling met de maatschappij In de maatschappij zoals die nu is worden er steeds hogere eisen aan mensen gesteld, lijken er meer en meer normen te zijn waar aan voldaan moet worden en is er alsmaar minder vrijheid om het eigen leven vorm te geven. Er klinken overal geluiden van onvrede over de situatie zoals hij nu is. Als er te weinig vrijheid is in het vormgeven van het eigen leven dan ervaren mensen een gebrek aan zin. Volgens mij ontwikkelt zich op dit moment een groot maatschappelijk zingevingsprobleem. Als de beeldende creatieve therapie zich schikt naar de maatschappelijke normen dan speelt dit zingevingsprobleem ook binnen dit beroep. Wetenschappelijke bewijsbaarheid Een tendens die naar mijn idee samenhangt met het steeds strakker worden van het maatschapelijke kader waarin wij ons bevinden is bijvoorbeeld dat het in het beroep creatieve 66 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
therapie steeds meer draait om wetenschappelijke bewijsbaarheid. Bewijsgerichtheid leidt volgens mij tot het idee dat je ooit klaar bent. Ik ben er in mijn onderzoek achter gekomen dat er met betrekking tot liefde en liefdevol werken geen uiteindelijkheid is! Dus geen objectiviteit in de natuurwetenschappelijke zin. Intersubjectiviteit Liefdevol werken heeft volgens mij veel te maken met het accepteren van je eigen subjectiviteit. Als liefde cruciaal is, dan impliceert dit dat therapie geven een intersubjectieve bezigheid is. Consequenties voor de praktijk van de creatieve therapie Het is noodzakelijk voor creatief therapeuten om alle aspecten van liefde te oefenen en zich ten allen tijde bewust te zijn van deze aspecten, om zo in het eigen beeldend werk en dat van de cliënt te kunnen komen tot een volledige vormgeving. Echtheid speelt hier een belangrijke rol in die zin dat alle stambegrippen aanwezig dienen te zijn, omdat er anders een discrepantie wordt ervaren die leidt tot een (vaag) gevoel van onbehagen dat belemmerend werkt op het beeldende proces. In het ergste geval ontstaat er geen beeldend proces en stagneert de therapie.
67 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
9. Aanbevelingen Aan de hand van mijn onderzoek naar liefde aan de basis van creatieve therapie heb ik een aantal aanbevelingen op een rijtje gezet die betrekking hebben op het kunnen inzetten van liefdevol werken binnen de zorg en de creatieve therapie . 9.1 Lesprogramma Filosofie Tijdens mijn onderzoek merkte ik steeds meer heb hoe filosofie kan bijdragen aan het vergroten van (zelf) bewustzijn, het creëren van openheid ten opzichte van gevestigde ideeën, het bespreekbaar maken van taboes, en het verlenen van betekenis aan begrippen die gedevalueerd zijn. Bovendien heb ik ervaren hoe filosofie een bijdrage kan leveren aan het eigen vermogen tot plaatsbepaling. Plaatsbepaling, zoals ik het uit mijn interviews heb begrepen, is cruciaal voor een therapeut om zo adequaat mogelijk beslissingen te kunnen nemen binnen de therapie. Omdat bovenstaande zaken volgens mij van groot belang zijn binnen de beeldende therapie wil ik voorstellen om filosofie een beduidend grotere rol te geven binnen de opleiding tot creatief therapeut. Graag zou ik hieraan willen toevoegen dat het waardevol zou kunnen zijn om een rol te geven aan de oosterse en joodse filosofieën. De creatieve therapie is ingebed in het westerse denken waarin onze maatschappij zijn wortels heeft. Het lijkt mij zinvol om problemen die binnen de westerse cultuur spelen te benaderen vanuit andere tradities om zo meer ruimte te creëren voor andere invullingen dan de traditionele. Attitudevorming Bovendien onderschrijf ik graag de uitspraak van Ella Molenaar, dat attitudevorming een belangrijke plek verdient in het lesprogramma. 9.2 Beeldende therapie Ethiek Wat mij opviel tijdens mijn minor filosofie en ethiek en wat ook uit het interview met Ella Molenaar naar voren kwam is dat de creatieve therapie geen eigen beroepsethiek heeft. Dit vind ik opvallend, omdat het beroep, als het goed is, gestoeld is op een ethische uitgangspunt; “Het hoogste goed is dat ik bijdraag aan het (in dit geval veelal psychisch) welzijn van mijn medemens.” Mijn volgende aanbeveling is dan ook het ontwikkelen van een beroepsethiek. Vervolgonderzoek Als liefde cruciaal is en aan de basis van de beeldende therapie zou moeten staan dan lijkt het me heel interessant om te kijken naar het verband tussen een liefdevolle beroepsattitude en het beeldend werk van cliënten. Het lijkt mij heel mooi als er een vervolgonderzoek zou kunnen 68 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
komen naar het effect van de attitude van de therapeut op het beeldend werk van cliënten. In mijn eigen werk zie ik een groot verschil tussen het op normativiteit gebaseerde werk en het werk met liefde aan de basis. Ik ga ervan uit dat dit ook bij anderen te zien moet zijn.
69 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
10. Bronnenlijst André, P.J. (2008). Korte schets over het denken van Martin Buber. Geraadpleegd op 30 06-2010, http://www.cursussen.hu.nl/los/Maatschappij%20en%20Recht/Martin%20Buber%20P odium/~/media/HUCURSUSSEN/docs/Maatschappij%20en%20Recht/Martin%20Buber%20Podium/Arti kel%20Korte%20schets%20over%20het%20denken%20van%20Martin%20Buber.ash x Anna Terruwe. (22-06-2010). In wikipedia. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Anna_Terruwe van de Berkt, S., Frustratieneurose. Gebrek aan bevestiging en emotionele verwaarlozing. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://www.terruwe.be/content/view/7/27/ Essentie. (25-07-2010). In wikipedia. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Essentie Fromm, E.P. De angst voor vrijheid. De vlucht in autoritarisme, destructivisme, conformisme. Bijleveld, Utrecht, 1999. Fromm, E.P., Liefhebben, een kunst, een kunde. Over de ontplooiing tot creatief mens-zijn. Bijleveld, Utrecht. 1956. Gerhardt, S., Waarom liefde zo belangrijk is. Hoe liefde voor je baby zijn hersenen vormt. Scriptum psychologie, Schiedam. 2009. Hof, Rob. Uitbehandeld maar niet opgegeven. 2-delige documentaire over het werk van de psychiater Detlef Petry. NCRV, 2005. Jongerius, L.F., “Dag Schat!”. Een onderzoek naar de professionele nabijheid in de hulpverlening. Interne uitgave Opleiding Beeldende Therapie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nijmegen, 2009. Liefde. (02-08-2010). In wikipedia. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Liefde Martin Buber. (15-07-2010). In wikipedia. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Martin_Buber Mensbeeld. (22-12-2007). In wikipedia. Geraadpleegd op 25-06-2010, http://nl.wikipedia.org/wiki/Mensbeeld Radboud Universiteit, Stichting Nijmeegs Universiteitsfonds (2009), Bevestigingsleer. Geraadpleegd op 30-06-2010, http://www.ru.nl/snuf/voorzieningen/scriptieprijs_dr/bevestigingsleer/ 70 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Samengestelde reader, Geschiedenis van de filosofie. Deel 1 t/m 3. Interne uitgave Fontys Hogescholen, Eindhoven, 2010. Schweizer, C., de Bruyn, J., e.a. Handboek beeldende therapie. Ui de verf. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. 2009. Smits, A. De intersubjectiviteit bij Levinas. Vergeleken met de ik-gij relatie van Buber (ofwel de asymmetrie geconfronteerd met de wederkerigheid). Interne uitgave Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen, ? Söhne, J-B., Schoonheid als instrument in de beeldende creatieve Therapie. Het doet er niet toe wat het beeld zegt, als het maar spreekt. M.A. Thesis. Interne uitgave Opleiding Beeldende Therapie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Beuningen, 1994.
71 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
11. Bijlagen Bijlage I Samenvatting: Liefhebben, een kunst, een kunde. Over de ontplooiing tot creatief mens-zijn
Erich Fromm
Bijleveld, Utrecht, 1956
1. Is liefhebben een kunst, een kunde? Zo ja, dan zijn kundigheid en inspanning vereis om deze kunst te leren beheersen. In dit boek gaan we uit van de eerste veronderstelling. De meeste mensen gaan er vanuit dat liefde ons slecht ten deel valt als het toeval het wil. Veronderstellingen die hieraan ten deel vallen zijn: 1. De meeste mensen vragen zich boven alles af hoe zij erin zullen slagen bemind te worden, in plaats dat zij zich afvragen hoe zij het vermogen tot liefhebben zullen verwerven. 2. De overtuiging dat men liefhebben niet kan leren, steunt op de veronderstelling dat het in de liefde steeds gaat om een object en niet om de ontwikkeling van een talent tot liefhebben. Men meent dat liefhebben eenvoudig is, maar dat het moeilijk is om de “ware Jacob” te vinden, die men kan beminnen of die bemind kan worden. 3. De meeste mensen haken naar een ‘romantische liefde’, naar een persoonlijk liefdesavontuur dat dan tot een huwelijk kan leiden. Door deze nieuwe opvatting van vrijheid in de liefde is in sterke mate nadruk komen te liggen op het object, waardoor liefhebben als functie aan betekenis heeft ingeboet. 4. Een grondtrek van onze hedendaagse cultuur is kooplust, de wens een voor beide partijen voordelige ruil te doen. Het gevoel van verliefdheid ontstaan slechts met betrekking tot die persoonlijkheidsvoorwaarden als koopwaren, welke binnen het bereik liggen der mogelijkheden, die men zelf in ruil kan bieden.
72 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
5. Men weet niet te onderscheiden tussen de aanvankelijke beleving van verliefd worden (van ‘in de liefde storten’ / ‘falling in love’) en de durende toestand van in liefde te leven (being in love/ in de liefde staan). Men kan nauwelijks enigerlei activiteit nomen, welke met zoveel hoop en verwachtingen wordt gewaagd wordt ondernomen en welk met zulk een regelmaat mislukt als liefhebben. Er is maar een mogelijkheid het falen in de liefde te overwinnen: een onderzoek naar de oorzaken van deze mislukking en de poging wagen te doorgronden wat liefhebben werkelijk betekent. De eerste stap op deze weg is de bewustwording dat liefhebben een kunst is, evenals leven een kunst is. Als wij willen leren lief te hebben moeten wij op dezelfde wijze te werk gaan als bij het aanleren van een andere kunst of kundigheid. Er zijn gemakkelijk twee fasen te onderscheiden in dit leerproces: 1. De leerling moet de theorie voldoende meester worden. 2. De leerling moet zich praktisch oefenen. 3. Slechts hij wordt meester, die zich volledig met hart en ziel wijdt aan die kunst. Ondanks het feit dat de hunkering naar liefde diep geworteld is in de mens, beschouwen we bijna alles van meer belang dan liefhebben: succes, prestige, geld, macht. Zou het kunnen zijn dat slechts die dingen als voldoende waardevol worden beschouwd om te worden geleerd, welke de mens in staat stellen geld, te verdienen en prestige te verwerven en dat liefde, die ‘slechts’ de ziel baat maar, volgens moderne opvatting, van geen nut is, als een luxe wordt beschouwd, waaraan we niet veel energie mogen besteden? 2. Liefhebben, een theoretische beschouwing. 1. Liefhebben – Het antwoord op de vraag naar het mens-zijn Iedere beschouwing over de liefde moet uitgaan van een mensbeschouwing, van een overdenking van het menselijk bestaan. De mens moet trachten een nieuwe, menselijke harmonie te vinden in plaats van de voormenselijke harmonie welke reddeloos teloor is gegaan. Vanaf zijn geboorte bestaat voor de mens zekerheid alleen nog ten aanzien van het verleden, met betrekking tot de toekomst heerst nog slechts de zekerheid van de dood. De mens is met rede begaafd; hij is leven dat zich van zichzelf bewust is. Hij is zichzelf bewust van zijn eigen korte levensspanne, dat hij tegen zijn wil zal sterven, zijn isolement enz. Hij zou waanzinnig worden als hij niet uit deze gevangenis zou kunnen breken, als hij niet op een of andere manier een zou kunnen worden met zijn medemensen, met de buitenwereld. De ervaring van deze afzondering wekt angst; in feite is zij de bron van alle angst. 73 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Geïsoleerd zijn betekent dat ik afgesloten ben van mijn wortels, dat ik niet meer in staat ben te beschikken over mijn menselijke vermogens. Ik ben hulpeloos, ik heb geen vat op de wereld der dingen en der mensen; de wereld kan mij overvallen, zonder dat ik het vermogen bezit daarop te reageren. Daardoor is afzondering niet alleen de bron van heftige angst, maar wekt zij ook schaamte en schuldgevoel. Het Bijbelverhaal van Adam en Eva gaat hierover. Nadat man en vrouw zowel bewust zijn geworden van zichzelf als van de ander, beseffen zij hun gescheiden en hun onderscheiden zijn, in zoverre als zij tot een ander geslacht behoren. Maar deze ontdekking van het gescheiden zijn doet hen vreemdelingen voor elkander blijven, omdat zij nog niet hebben geleerd elkander lief te hebben. Dus is de diepste behoefte van de mens de noodzaak zijn afzondering te overwinnen, zich te bevrijden uit de kerker van zijn eenzaamheid. Het bewustzijn van de menselijke scheiding zonder hereniging door liefde is de bron van schaamte en is tezelfdertijd de bron van schuld en angst. Om dit gevoel van angst te overwinnen zijn er rituelen zoals orgieën, seks, verslavingen om zich verbonden of in ieder geval niet afgezonderd te voelen. Deze oplossingen zijn allemaal tijdelijk. Nog een manier is je te conformeren met de groep. En een derde mogelijkheid tot eenwording met de buitenwereld ligt in het scheppend bezig zijn (vereniging met het materiaal = niet tussenmenselijk). Thans betekent gelijkheid ‘eenvormigheid’ en niet meer ‘eenheid’ (standaardisering van de mens). Mannen en vrouwen worden ook tot gelijkvormigen i.p.v. tot gelijken als tegengestelde polen. Conformeringsproces blijft grotendeels beperkt tot de geest en het lichaam heeft er veel minder deel aan. Daardoor werkt het gebrekkiger dan de roes, het orgiasme. Het kuddeconformisme is echter wel duurzaam en voltrekt zich niet krampachtig. De rol van de arbeidsroutine en de vermaakssleur: Moet een mens, die aldus verstrikt is in een net van routinedwang, niet vergeten dat hij mens is, een uniek individu, aan wie slechts eenmaal de kans tot leven wordt geboden, een mens met zijn hoop, zijn verwachtingen en zijn teleurstellingen, met zijn zorgen en zijn vrees, met zijn verlangen naar liefde en levend onder de bedreiging van het niets en van de eenzaamheid? Het volledige antwoord wordt slechts gegeven in de tussenmenselijke vereniging, in de verbinding met een andere persoon, in liefde. Als deze eenwording niet tot stand komt, leidt dit tot waanzin of vernietiging, tot zelfvernietiging of tot vernietiging van anderen. Zonder liefde zou de mensheid geen dag kunnen blijven voortbestaan.
74 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Symbiotische vereniging: Zij leven samen, zij hebben elkander nodig. Er kan psychischesymbiotische vereniging zijn, een passieve vorm (masochisme), een actieve vorm (sadisme) vergroeien met de ander, opgeven van eigen integriteit. Tegenstelling van symbiotische vereniging is rijpe liefde. Zij is vereniging op voorwaarde dat de mens zijn integriteit, zijn individualiteit bewaart. Liefde is een in de mens werkzame kracht; zij doorbreekt de muren welke de mens scheiden van zijn medemensen, zij verenigt hem met anderen. Liefde bevrijdt de mens van zijn gevoel van afzondering, van gescheiden zijn van het geheel en biedt hem daarbij toch de mogelijkheid zichzelf te zijn, zijn ongeschonden eigenheid te behouden. (Twee mensen worden tot een en blijven toch twee.) Liefde is een activiteit. Er zijn echter twee begrippen activiteit: het eerste, moderne begrip activiteit, werkzaamheid, duidt op energieverbruik ter bereiking van doelstellingen in de buitenwereld. Het tweede begrip doelt op het gebruik maken van innerlijke menselijke vermogens, ongeacht of er ook maar enige verandering in de buitenwereld door wordt teweeg gebracht. Spinoza onderscheidt ‘handelingen’ (acties) en ‘lijdingen’ (passies). In het geval van een handeling is de mens vrij, maar bij een lijding wordt de mens gedreven waarvan hij zich (tenminste ten dele) niet bewust is. Liefde is een ‘handeling’ een actie, de verwezenlijking van menselijk vermogen. Zij kan slechts in vrijheid worden beoefend en zij kan nooit door enigerlei dwang worden opgewekt. Liefde is een activiteit, zij is geen ‘lijding’ geen passieve aandoening. Liefde is voor alles geven en niet ontvangen. Wat is geven? Geven wordt vaak ervaren aangenomen als iets opofferen, iets opgeven, ergens van beroofd worden. De persoonlijkheid, welke zich nog niet verder heeft ontwikkeld dan de receptieve, de exploiterende of de hamsteraarfase, ervaart geven op deze wijze. De persoon met het negotiërende karakter is wel bereid tot geven, maar slechts op voorwaarde dat hij hiervoor iets terug ontvangt. Voor de mens met een creatieve karakterontwikkeling heeft geven een volkomen andere betekenis. Geven is de hoogste uitdrukking van menselijk vermogen. In de daad van het geven ervaar ik mijn welzijn, mijn potentie. Deze ervaring van verhoogde levenskracht, vergroot menselijk vermogen, maakt mij blij. Ik voel in mij overstromende volheid, kwistigheid, bruisend leven, dus blijdschap. De mens geeft van zichzelf, hij geeft van het kostbaarste dat hij heeft, hij geeft van zijn leven/van wat er in hem leeft. Zo verrijkt hij de medemens. Hij versterkt in de ander het levensgevoel doordat hij zijn eigen levensgevoel verhevigt. Bij het geven komt iets nieuws tot leven en beide mensen die hierbij zijn betrokken, zijn dankbaar voor het nieuwe leven dat hun beiden wordt geschonken. Liefde is een vermogen tot het wekken van liefde.
75 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Elke verhouding van u tot de mens en tot de natuur moet een bepaalde uiting zijn van uw werkelijk individuele leven, welke overeenstemt met het object van uw willen. In de liefde wordt geven tot ontvangen, op voorwaarde dat zij elkaar niet als objecten behandelen, mar dat zij tot elkaar in een zuivere en creatieve verhouding staan. De mens die tot liefhebben in staat is, is zowel zijn gevoelens van afhankelijkheid als narcistisch machtsgevoel, zowel de wens anderen uit te buiten als het gierig haken naar bezit, te boven gekomen. Hij heeft vertrouwen gekregen in zijn eigen menselijke vermogens en daarbij moed om zich op eigen kracht te verlaten bij het bereiken van zijn doelstellingen. In zoverre als deze eigenschappen ontbreken is de mens bevreesd zichzelf te geven en dus ook bevreesd lief te hebben. Aspecten van liefde: zorg, verantwoordelijkheid, respect, inzicht. Liefde is van actieve aard. Wij zouden niet het minst onder de indruk komen van haar verzekeringen dat zij haar kind liefheeft, als wij zagen dat zij in de zorg voor haar baby tekort schoot. Liefde is daadwerkelijke bezorgdheid voor het leven en de groei van diegene of datgene, wie of wat wij liefhebben. Waar deze actieve deelneming ontbreekt, is geen liefde. Zorg en daadwerkelijke deelneming impliceren een ander aspect der liefde: verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is in haar eigenlijke betekenis een volkomen vrij handelen, zij is mijn antwoord op de al dan niet uitgesproken behoeften van een medemens. ‘Verantwoordelijk’ zijn betekent in staat en bereid zijn tot ‘antwoorden’. Verantwoordelijkheid zou gemakkelijk kunnen ontaarden in overheersing en bezitzucht zonder het derde kenmerk der liefde: respect. Respicere = omzien naar iemand of iets. Het wijst op het vermogen een mens te zien zoals hij is, weet te hebben van zijn unieke individualiteit. Respect betekent het nauwlettend in acht slaan op de groei en de ontplooiing van de ander, zoals hij is. Respect kan slechts bestaan op de bodem der vrijheid. Het is niet mogelijk een mens te respecteren zonder hem te kennen, zorg en verantwoordelijkheid zouden blind zijn als zij niet door inzicht zouden worden geleid. Ons kennen zou leeg zijn als het niet door belangstelling zou worden bewogen. Dit inzicht is slechts mogelijk als ik boven de eenzijdige belangstelling voor mijzelf uit kan stijgen en de ander kan zien in zijn eigen situatie. Voorbeeld: ik zou kunnen weten dat iemand boos is. Ik zou echter dieper inzicht in iemand kunnen krijgen; dan ontdek ik dat hij angstig is. Kennen heeft een nog veel fundamentelere verwantschap met het probleem der liefde. De behoefte om zich te verenigen met een ander en op deze wijze zichzelf te bevrijden uit de eenzame opsluiting, is ten nauwste verwant met een ander specifiek menselijk verlangen, namelijk het ‘geheimenis’ van die ander te leren kennen. Maar de mens in zijn menselijke aspecten is een ondoorgrondelijk mysterie voor zichzelf en voor zijn medemensen. Wij kennen onszelf en toch kennen wij onszelf niet.
76 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Een vertwijfelde poging dit geheim te onthullen is het streven naar volledige macht over een ander mens. Deze poging bereikt haar uiterste grenzen in de uitwassen van sadisme. Maar kinderen bewandelen ook deze weg naar inzicht. Zij trekken bijvoorbeeld diertjes uit elkaar om ze te leren kennen. De beweegreden van deze wreedheid ligt dieper; het is het verlangen het geheim der dingen en van het leven te leren kennen. De andere weg tot het leren kennen van de ‘geheimenis’ is de liefde. Liefde is actief doordringen in de andere mens, waarbij mijn verlangen tot weten gestild wordt door de vereniging. In het samen tot één worden ken ik de ander, mijzelf en eigenlijk iedereen en ‘weet’ ik niets. Ik ken op de enig mogelijke wijze, waarop de mens weet kan hebben van ander leven, door de beleving der eenwording, en niet dor enigerlei weten dat het resultaat is van denken. Maar toch is het overdenkend kennen, dat is dus psychologische kennis, een noodzakelijke voorwaarde voor het volledig liefhebbend kennen. Objectieve kennis van de ander en van mijzelf is noodzakelijk om de mens in zijn werkelijkheid te kunnen zien of, juister nog, om uit te stijgen boven de illusies, boven het verwrongen, irrationele (niet door het redelijk denken gecorrigeerd) beeld, dat ik van hem heb. Alleen als ik een mens objectief ken, kan ik hem in zijn diepste wezen liefhebbend begrijpen. De ervaring van één worden met de medemens of, op religieus gebied, één worden met goed, druist allerminst in tegen het redelijk denken. Zoals Albert Schweizer heeft aangetoond, is zij integendeel de meest gedurfde en radicaalste consequentie van het rationalisme. Zij is gebaseerd op inzicht in de fundamentele en niet bijkomstige beperktheid van ons intellectuele kenvermogen. Dit inzicht leert ons dat we nooit het geheim van de mens en het heelal zullen kunnen begrijpen, maar dat er desondanks een liefhebbend kennen mogelijk is. De uiterste consequentie van de psychologie: liefde. Zorg, verantwoordelijkheid, respect en inzicht zijn alle onderling afhankelijk. In de rijpe persoonlijkheid gaan deze wijzen van gericht zijn harmonisch samen. Biologische behoefte: verlangen naar vereniging van de mannelijke en vrouwelijke polen. Zij waren één en werden later in tweeën gedeeld. Door de geslachtelijke polariteit wordt de man op een bijzondere manier tot het zoeken naar vereniging: de vereniging met de andere sekse. Deze polariteit tussen het mannelijke en vrouwelijke bestaat eveneens binnen elk mens (ontvangen en doordringen). Deze polariteit ligt ten grondslag aan alle creativiteit (ook het ontstaan van een kind). In de liefde tussen man en vrouw wordt ieder van hen herboren. Freud veronachtzaamt in zijn theorie de man-vrouw-polariteit. Geslachtsdrift is volgens hem het resultaat van lichamelijke spanning; seksuele prikkeling is hier de opheffing van deze spanning/prikkel. Zo zou masturbatie in feite de ideale vorm van seksuele bevrediging zijn. En dat is deze niet. De seksuele attractie tussen de seksen wordt slechts ten dele gemotiveerd door de behoefte aan opheffing van een spanning. Zij is in de eerste plaats de behoefte aan eenwording met de andere seksuele pool. 77 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Zowel in karakter als in functie bestaan mannelijkheid en vrouwelijkheid. 2. De liefde tussen ouders en kind Een pasgeboren kind zou in doodsangst moeten verkeren, maar doet dit niet omdat het wordt beschermd door de moeder. Het verkeerd in een toestand van bevrediging en veiligheid (een narcistische toestand volgens Freud). De werkelijkheid buiten het kind heeft maar één betekenis, namelijk in zoverre zij het kind inwendig lichamelijk bevredigt of hindert. Later leert het kind alles te onderscheiden en om te gaan met die dingen. Het leert met mensen om te gaan, in eerste instantie met de moeder en de ervaringen kristalliseren en integreren in de gewaarwording: Zij houdt van mij omdat ik ben. Deze ervaring is volkomen passief. Deze liefde is er, zij hoeft niet te worden verdiend (onvoorwaardelijk). Als zij er is, is zij een zegen. Als zij ontbreekt is het, alsof alle schoonheid verdwenen is uit het kinderleven en het kind kan niets doen om haar te wekken. Vanaf acht-en-een-half jaar tot tien jaar komt er een nieuwe factor/gevoel bij: liefde kan worden gewekt door eigen toedoen. Het gaat dingen maken voor zijn ouders. Uiteindelijk zal het kind, dat tot adolescent is gegroeid, zijn egocentriciteit hebben overwonnen. De behoeften van de ander worden even belangrijk als de eigen. Geven wordt zelfs belangrijker, maakt blijer dan ontvangen. Liefhebben wordt zelfs belangrijker dan bemind worden. De mens komt uit het isolement van zijn egocentrische en narcistische leefwijze. Hij bespeurt het vermogen om liefde te wekken door lief te hebben. Voor de infantiele liefde geldt:
‘ik bemin omdat ik word bemind.’ ‘Ik houd van je omdat ik je nodig heb.’
Voor de rijpe liefde geldt:
‘ik word bemind omdat ik bemin.’ ‘Ik heb je nodig omdat ik van je houd.
Nauw verwant met de ontwikkeling van het vermogen tot liefhebben is de ontwikkeling van het object der liefde. Langzaam verliest de betrekking tot de moeder iets van haar vitale betekenis. In plaats daarvan wordt de relatie tot de vader steeds belangrijker. Moeder liefde (het moederlijke element in de persoon van de moeder) is onvoorwaardelijk. Wij haken naar moederliefde, want verdiende liefde kan ons het gevoel geven dat we gebruikt worden, dat we nuttig zijn en dat er eigenlijk geen sprake is van liefde. Moeder is het huis waaruit wij komen, de natuur, voedingsbodem, oceaan. Vader representeert in geen enkel opzicht zulk een natuurlijk huis. De vader representeert de andere pool van het menselijk bestaan, de wereld van het denken, van alles wat de mens kan maken, van de wet, van orde en discipline, van reizen en avonturen. Vader onderwijst het kind, hij wijst het de weg in de wereld.
78 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Vaderliefde is voorwaardelijke liefde, volgens de stelregel: ‘ik houd van je omdat jij beantwoordt aan mijn verwachtingen, omdat jij je plicht doet, omdat jij op mij lijkt.’ Deze liefde moet verworven worden en kan teloor gaan. Het kind kan iets doen om de liefde te verwerven. De moeder heeft als functie het kind te beveiligen in het leven, de vader heeft de functie hem te onderwijzen, hem te leiden, zodat hij verschillende problemen aan zal kunnen. Uiteindelijk rijpt de mens tot de fase, waarin hij tot zijn eigen moeder en vader is geworden. Hij heeft als het ware een moederlijk en een vaderlijk geweten. Deze zijn gevormd op basis van zijn eigen vermogens tot liefhebben (m), redelijkheid en oordeelskracht (v). In zijn liefhebben functioneren bovendien zowel het moederlijke als het vaderlijke geweten, ondanks het feit dat deze twee tegengesteld aan elkaar schijnen. In deze ontwikkeling van moederverbinding tot vaderverbinding en in hun uiteindelijke synthese ligt de grondslag voor geestelijke gezondheid en voor het tot rijping komen. (Een verstoring in deze ontwikkeling is de diepste oorzaak van de neurose.) 3. Objecten der liefde Liefde is een door ervaring verworven ‘instelling’ van de persoonlijkheid, waardoor haar betrokkenheid op de wereld in haar geheel wordt bepaald en niet door een speciaal liefdeobject wordt opgewekt. Als een mens slechts één ander mens liefheeft en onverschillig is tegenover de rest van zijn medemensen, dan is zijn ‘liefde’ geen liefde maar een symbiotische verbinding of een verruimd egoïsme. Als ik waarlijk één mens liefheb, heb ik alle mensen lief, heb ik de wereld lief, heb ik het leven lief. Dit wil niet zeggen dat alle liefde tot eenzelfde type behoort. A. NAASTENLIEFDE Dit is de liefde welke aan alle andere soorten liefde ten grondslag ligt. Hieronder versta ik verantwoordelijkheid, zorg, respect voor, de bereidheid tot het krijgen van inzicht in ieder ander mens, de wens het leven van de ander te verrijken. ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Naastenliefde wordt gekenmerkt door het ontbreken van exclusiviteit. Aan de wortel van naastenliefde ligt de ervaring dat wij allen één zijn. Als ik een mens slechts oppervlakkig waarneem, ontdek ik in hoofdzaak de verschillen welke ons scheiden. Maar dring ik door tot de kern, dan ontdek ik onze identiteit, onze feitelijke broederschap. Pas in de liefde tot hen, die van geen direct nut zijn voor de liefhebbende, begint de liefde zich te ontplooien. 79 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
B. MOEDERLIEFDE De onvoorwaardelijke moederliefde geeft vastheid aan het leven van het kind en vervult zijn behoeften. Die vastheid heeft twee aspecten: 1. De zorg en verantwoordelijkheid welke absoluut noodzakelijk zijn voor het behoud van het kinderleven en voor de groei van het kind. 2. De levenshouding welke het kind een liefde tot het leven inboezemt. De meeste moeders geven ‘melk’ (zorg voor behoud van het leven), maar slechts een minderheid geeft ook honing (de liefde voor het leven). Om honing te kunnen geven moet zij niet alleen een ‘goede moeder’ zijn, maar ook een gelukkig mens. Bij moederliefde is er sprake van een ongelijke verhouding, waarbij het kind alle hulp behoeft en de moeder die hulp geeft. Dit altruïstische en onzelfzuchtige karakter van de moederliefde heeft ertoe geleid dat zij beschouwd wordt als de hoogste vorm van liefde en de heiligste van alle emotionele bindingen. Naast het geworteld zijn van deze liefdeshouding in het instinctieve leven, zijn er ook karakteristieke menselijke psychische factoren die deze soort moederliefde bewerken. 1. Haar liefde en ingenomenheid kunnen een narcistische bevrediging zijn. 2. Machtswens en bezitszucht. 3. Behoefte aan transcendentie. Het wezen van de moederliefde is de zorg voor de groei van het kind. Dat betekent dat zij de scheiding van het kind van haarzelf wenst en nastreeft. Hier ligt het principiële verschil met de erotische liefde. Slechts zij, die waarlijk kan liefhebben, kan een werkelijk liefhebbende moeder zijn. Dat betekent als zij in staat is zowel haar man, als alle andere kinderen, als de ‘vreemdeling’, als alle mensen, de ‘naaste’ lief te hebben. C. Erotische liefde. De erotische liefde staat in tegenstelling tot de eerder genoemde soorten van liefde. Zij is het vurig begeren naar volledig samensmelten, naar het tot één worden met een ander mens. Naar haar aard moet deze liefde exclusief zijn en niet universeel; waarschijnlijk is zij van alle soorten liefde ook de meest bedrieglijke. Ze wordt vaak verward met de schok van plotseling verliefd worden. De persoonlijkheid van de ander wordt als heel spoedig verkend en even spoedig ‘geledigd’.De intieme relatie kan bovendien gezocht worden in het ontdekken gemeenschappelijke belangen tegenover de buitenwereld. Bij het voortschrijden van de tijd worden al deze soorten van ‘verbondenheid’ echter steeds losser. 80 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De illusies dat elke nieuwe liefde anders zal zijn dan de voorgaande worden in bijzondere mate bevorderd door het bedrieglijk karakter van het seksuele verlangen. Dit verlangen is gericht op éénwording en het is in genen dele alleen een lichamelijke drang naar de opheffing van een pijnlijke spanning. Het schijnt dat het gemakkelijk vermengd kan worden met en versterkt door elke sterke emotie. Mensen koppelen seksuele verlangens vaak direct aan liefde en komen daarmee tot de misleidende conclusie dat zij elkaar liefhebben wanneer zij elkander lichamelijk begeren. De erotische liefde ís exclusief, maar in die liefde wordt in de ander de gehele mensheid, wordt al wat leeft, geliefd. Zij is in zoverre exclusief dat ik slechts in één ander mens ten volle en intensief kan ‘opgaan’. De erotische liefde sluit slechts de liefde tot anderen uit, voor zover het de erotische fusie, de volledige verbintenis in alle aspecten van het leven betreft, zij sluit naastenliefde niet uit. Wanneer erotische liefde werkelijk liefde is, moet één voorwaarde zijn vervuld, namelijk dat ik liefheb met geheel mijn wezen en de ander beleef tot in zijn diepste wezen. In hun diepste kern zijn alle mensen identiek. Wij zijn allen deel van Een, wij zijn Een. Als dit zo is, zou het dus geen verschil maken wie wij liefhebben? Dan zou dus deze liefde in werkelijkheid een wilsdaad zijn, een beslissing om mijn leven volledig te binden aan dat van een ander. Iemand liefhebben is niet alleen een sterk gevoel, het is een beslissing, een oordeel, een belofte. Als de liefde slechts een gevoel zou zijn, zou er geen grond zijn voor de belofte elkander voor altijd lief te hebben. In zoverre als wij allen één zijn kunnen wij een ieder op dezelfde wijze liefhebben als naasten. Maar voor zover wij allen ook verschillend zijn, worden voor de erotische liefde enige bijzondere, uiterst individuele kenmerken vereist, welke wel sommige mensen, maar niet allen gemeen hebben. D. Zelfliefde Er is geen begrip mens mogelijk dat ook niet mijzelf omsluit. Het respect voor de eigen integriteit en het uniek eigene, liefde en begrip voor het eigen zelf, kan niet gescheiden worden van respect, liefde en begrip voor een ander. Liefde tot de ander en liefde tot onszelf zijn geen alternatieven. Principieel is liefde ondeelbaar, voor zover zij betrekking heeft op de verhouding tussen ‘objecten’ en het eigen zelf. Zuivere liefde is een uitdrukking van creativiteit en impliceert zorg, respect, verantwoordelijkheid en inzicht, zij is geen ‘aandoening’ in de zin dat zij door iemand wordt opgewekt, maar een ingespannen poging tot bevordering van de groei en het geluk van de geliefde mens, welke wortelt in iemands eigen vermogen tot liefhebben. Iemand liefhebben is de verwezenlijking van het vermogen tot liefhebben, geconcentreerd op één persoon.
81 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De beaming van eigen leven, geluk, groei, vrijheid wortelt in iemands vermogen tot liefhebben, dat betekent dus in zorg, respect, verantwoordelijkheid en inzicht. Zelfzucht en zelfliefde zijn in het geheel niet identiek maar zijn tegengesteld aan elkaar. Onzelfzuchtigheid is vaak een belangrijk(ste) symptoom. In zijn vermogen tot liefhebben en tot vreugde in het leven vreugde in het leven scheppen blijkt de persoon die hieraan leidt verlamd. De aard van deze onbaatzuchtigheid wordt duidelijk in haar werking op anderen; Kinderen van een moeder die zichzelf verloochend zijn angstig en gespannen en maken zich er zorgen over of zij wel doen wat moeder van hen verwacht. Gewoonlijk worden zij beïnvloed door de verborgen levenshaat van hun moeder, welke zij meer voelen dan dat zij deze duidelijk herkennen. Op den duur worden zij er zelf mee besmet. Meister Eckehart: ‘Als ge uzelf liefhebt, dan hebt ge alle mensen lief als uzelf. Zolang ge een enkele mens minder liefhebt dan uzelf, hebt ge uzelf nog niet waarlijk lief gekregen, als ge niet alle mensen even liefhebt als uzelf, in één mens alle mensen. En deze mens is God en mens. Aldus is het goed gesteld met zulk een mens, die zichzelf liefheeft en alle mensen even lief als zichzelf. Met zulk een mens gaat het werkelijk goed. E. Liefde tot God De religieuze vorm der liefde, de liefde tot God, komt psychologisch beschouwd ook voort uit onze ervaring van isolement en de daaruit voortvloeiende behoefte om de angst voor deze vereenzaming te overwinnen in de ervaring van de vereniging. In de eerste fase verheft de mens de natuur tot god, in de tweede fase het werk zijner handen, in de derde fase geeft hij aan zijn goden de vorm van menselijke wezens. In die laatste fase zien we een ontwikkeling in twee dimensies. In de eerste dimensie valt de nadruk op de mannelijke of de vrouwelijke natuur van de goden. In de tweede op de graad van rijping welke door de mens is bereikt en welke zowel de aard van zijn goden als het karakter van zijn liefde tot die goden bepaalt. Allereerst de ontwikkeling van moeder-godsdienst naar vader-godsdienst. De moederliefde is onvoorwaardelijk, zij is allesbeschermend, alomhullend. Doordat zij onvoorwaardelijk is, kan de mens er geen invloed op uitoefenen en kan zij evenmin worden verworven. Als zij er is, beleeft de geliefde mens haar als een genade; wanneer zij ontbreekt, wekt die afwezigheid gevoelens van verlorenheid en van de ergste wanhoop. Daar moeder haar kinderen liefheeft omdat zij haar kinderen zijn is de moederliefde gebaseerd op gelijkheid. Alle mensen zijn gelijk omdat zij allen kinderen zijn van een moeder, omdat zij alle kinderen zijn van moeder aarde. De volgende fase van de menselijke evolutie is de patriarchale fase. De vader is het Hoogste Wezen geworden, zowel in de godsdienst als in de maatschappij. Kenmerken van de vaderliefde zijn dat vader eisen stelt, dat hij principes vaststelt en wetten instelt, en dat zijn
82 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
liefde tot zijn zoon afhankelijk is van de gehoorzaamheid van de zoon aan de eisen van de vader. Het gevolg hiervan is dat de patriarchale maatschappij hiërarchisch is. Daar het verlangen naar moederliefde echter niet in het mensenhart kan worden vernietigd, is het niet te verwonderen dat de figuur van de liefhebbende moeder nooit volledig uit het pantheon kan worden verdreven. Als God een vader is, dan heeft hij mij lief als zijn zoon en heb ik hem lief als mijn vader. Als God moeder is, ook dan worden haar en mijn liefde bepaald door de verhouding van moeder en kind. Het onderscheid tussen het moederlijke en vaderlijke aspect van de liefde tot God is echter slechts een factor ter bepaling van de aard van deze liefde. De andere factor is de graad van rijpheid welke het individu heeft bereikt en daardoor de rijping van zijn conceptie van God en zijn liefde tot God. De ontwikkeling van rijpende liefde kunnen wij in grote lijnen schetsen in die van de patriarchale godsdiensten. Bij aanvang hiervan vinden we een beheerszuchtige en ijverzuchtige God, die de mens, zijn schepsel, beschouwt als zijn eigendom, zodat hij naar goeddunken met hem kan handelen (grote vloed, geen genade behalve voor Noach). In een volgende fase Belooft God aan Noach nooit meer de mensheid te verdelgen. In dit verbond bindt hij zichzelf. Hij wordt niet alleen door zijn belofte gebonden, maar eveneens door zijn eigen wezen, hij is rechtvaardigheid. In de derde fase ontwikkelt zich de godsconceptie zich uit de vaderfiguur tot het zinnebeeld van die grondbeginselen: rechtvaardigheid, waarheid en liefde. God is dit alles. In deze ontwikkeling houdt God op persoon, man, vader te zijn. Hij wordt tot het zinnebeeld van de eenheid achter de veelvuldigheid der verschijnselen, ook van de visie op de mens: een bloem, die opbloeit uit het geestelijk zaad in hem. God kan geen naam hebben. Een naam duidt steeds een ding aan of een persoon, maar altijd iets eindigs. Hoe meer ik weet wat God niet is, des te meer weet heb ik van God. Noem Gods naam in het geheel niet meer, spreek niet over God. Dan wordt God, wat hij in potentieel reeds is in de monotheïstische theologie: de Ene, nameloze, over wie nog slechts kan worden gestameld, waarbij iedere poging tot uitdrukking tekort moet schieten, een verwijzing naar de eenheid welke aan het universum, zoals wij dit ervaren, ten grondslag ligt, de grond van al het bestaande. God wordt tot waarheid, tot liefde en tot rechtvaardigheid. God is in (wordt tot) mij, voor zover ik mens ben. Deze evolutie van de antropomorfische voorstelling tot zuiver monotheïstische beleving heeft grote invloed op de aard van de liefde tot God. In zoverre als God vader is, ben ik zijn kind. Ik heb mij nog niet volkomen kunnen bevrijden van mijn narcistische verlangen naar alwetendheid en almacht. Ik heb nog niet de objectiviteit bereikt, waardoor ik mij bewust ben geworden van mijn beperktheid als mens, van mijn onwetendheid en van mijn hulpeloosheid. Daardoor is het godsgeloof van de meeste mensen het geloof in een helpende vader, dus een kinderlijke illusie. 83 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Als de waarlijk religieuze mens het wezen van het monotheïsme heeft ervaren, bidt hij niet om iets, verwacht hij niets van God etc. Hij heeft dan in ootmoed zijn eigen grenzen leren ervaren in zoverre als hij heeft geleerd dat hij niets over God kan weten. God is dan voor hem tot het symbool geworden, waarin reeds in vroeger stadium van zijn ontwikkeling, de mens het geheel van alles, waarnaar hij streeft, heeft uitgedrukt: het domein van zijn geestelijke wereld, van liefde, waarheid en rechtvaardigheid. Hij gelooft, hij vertrouwt in alle beginselen, welke in zijn godsvoorstelling vorm hebben gekregen. Hij denkt in waarheid, leeft in liefde, streeft naar rechtvaardigheid en hij beschouwt in zijn leven slechts dat werkelijk van waarde, hetgeen hem de mogelijkheid biedt om zijn menselijke vermogens steeds vollediger te ontplooien. En ten slotte spreekt hij niet meer over God. Als hij het woord ‘Liefde tot God’ nog zou gebruiken, zou dit nu voor hem zijn gaan beduiden het verlangen naar de volledige ontwikkeling van zijn vermogen lief te hebben, naar de verwerkelijking in hemzelf van alles, wat ‘God’ voor hem betekent. Het fundamentele verschil in religieuze houding van het Oosten en het Westen: In het Westen heersen de denkwetten van Aristoteles. Deze logica is gebaseerd op de identiteitswet, welke vaststelt dat A is A; op de wet der tegenspraak (A is niet –A) en op de wet van het uitgesloten derde (A kan niet A en niet-A zijn, en evenmin A noch niet-A). Tegengesteld aan de Aristotelische logica is, wat men de paradoxale logica zou kunnen noemen. Deze neemt aan dat A en niet-A elkander niet uitsluiten als predicaten van X. Deze logica overheerst in het Oosterse (Chinese en Indische) denken. Lau-Tze: ‘Ware woorden lijken tegenstrijdig’. ‘ Zwaar is de wortel van licht. Rust is de meester van beweging.’ Tsjwang-tze: ‘ Dat wat één is, is één. Dat wat niet-één is, is ook één. ‘Weten het niet-weten, dat is hoog. Niet weten het weten, dat is een ziekte.’ Hieruit volgt dat de hoogste God niet genoemd kan worden. De uiterste werkelijkheid, het uiterste Ene kan niet in woorden, kan niet in gedachten worden gevat. Volgens de Brahmanen: De laatste grond, evenzeer van het heelal als van de mens gaat zowel de sfeer van het denkend begrijpen als die van het gevoelen teboven. Daarom is zij ‘noch het ene, noch het andere.’ Het waargenomen paar tegengestelden ligt niet in de natuur der dingen, maar wordt door het waarnemende bewustzijn erin gelegd. Brahmanen: Het denkend bewustzijn kan slechts in tegenstellingen waarnemen. Het denken met al zijn fijne onderscheidingen is ‘niets anders dan een uiterst verfijnde begrenzing der onwetendheid, in feite de meest geraffineerde van alle listen van Maya (begoocheling). Betekenis voor de godsconceptie: Men kan nooit iets positiefs zeggen over de laatste werkelijkheid, slechts in ontkenningen spreken. De mens is in het geheel niet in staat te weten, wat God is.
84 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
De laatste werkelijkheid kan niet worden gevat door het denken maar in de beleving van eenheid. Het gevolg hiervan is dat de nadruk wordt gelegd op de juiste wijze van leven/op het handelen. Het paradoxale denken heeft geleid tot verdraagzaamheid en tot het streven, gericht op totale verandering van de persoonlijkheid, op herboren worden (God beleven, een worden met het Ene). De Aristotelische zienswijze heeft geleid tot dogmatiek en tot wetenschap, tot de katholieke kerk en tot de ontdekking van de kernenergie. De aard van zijn geloof tot God correspondeert met de aard van zijn liefde tot de mens. 3. Desintegratie van de liefde in de moderne westerse samenleving. Als liefhebben het vermogen is van een rijpe en creatieve persoonlijkheid, dan volgt hieruit dat de ontwikkeling van dit vermogen in een individu in een gegeven cultuur mede bepaald wordt door de invloed, welke deze cultuur uitoefent op het karakter van de gemiddelde mens. Geen objectieve waarnemer van ons westerse leven zal in twijfel kunnen trekken dat liefhebben – naastenliefde, moederliefde en erotische liefde – een betrekkelijk zeldzaam verschijnsel is en dat hiervoor een aantal vormen van pseudoliefde in de plaats zijn gekomen, welke in feite evenzoveel vormen zijn van desintegratie van liefde. De kapitalistische maatschappij politieke vrijheid tot grondbeginsel en de vrije markt als regulator van alle economische en dus ook van alle sociale verhoudingen. Het kapitaal beschikt over arbeid. De moderne kapitalistische ontwikkeling heeft zich voltrokken in een proces van steeds toenemende centralisatie en kapitaalconcentratie. De bureaucratie is steeds minder geïnteresseerd in maximale winsten dan in de uitbreiding van de onderneming en van hun eigen macht. Arbeidskrachten hoeven zichzelf niet meer te verkopen; dat doen de (leiders van) vakbonden. Een toenemend aantal mensen verliest zijn onafhankelijkheid. Het individu verliest zijn individualiteit doordat in de zeer omvangrijke gecentraliseerde ondernemingen een vergaande arbeidsdeling wordt toegepast. Hij wordt vervangbaar. De moderne mens raakt vervreemd van zichzelf, van zijn medemensen en van de natuur. Hij is tot koopwaar geworden, zijn levenskracht, zijn vermogens beschouwd hij als zijn kapitaal, dat hij zo voordelig mogelijk moet trachten te investeren bij de bestaande marktverhoudingen. Menselijke verhoudingen zijn in wezen de onderlinge relaties van automatisch reagerende vreemdelingen voor elkander. Het beeld dat Huxley heeft ontworpen in ‘Soma paradijs’: goed gevoed, goed gekleed, seksueel bevredigd, maar zonder ‘zelf’, zonder enig diepergaand contact met zijn medemensen, gedirigeerd door slagzinnen, door leuzen. ‘Als het individu voelt dan wankelt de gemeenschap.’
85 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Automaten kunnen niet liefhebben. Zij kunnen hun persoonlijke ‘persoonlijkheidspakketten’ ruilen in de hoop dat zij een goede koop zullen doen. Een uitdrukking die vaak gebruikt wordt voor de liefde en meer in het bijzonder is het ‘team’. Deze beschrijving wijkt niet al te zeer af van de opvatting over de goede, vlotte employé. Al deze soorten van verhoudingen komen neer op de glad verlopende verhoudingen tussen twee mensen die hun hele leven vreemdelingen voor elkaar blijven, die nooit in een verhouding komen, waarin zij tot elkanders kern doordringen, maar die wel hoffelijk bejegenen en pogen te bereiken dat de ander zich prettig voelt. Twee mensen sluiten een verbond tegen de rest van de wereld en zij menen ten onrechte dat dit ‘egoïsme a deux’ hetzelfde is als liefde en intimiteit. In vroegere tijden dacht men dat wederzijdse seksuele bevrediging de basis is voor een voldoening schenkende liefdesverhouding. Het bovenstaande kwam hieruit voort. Freud beschouwde de liefde bovendien als fundamenteel een seksueel verschijnsel. Nog slechts een stap verder en dan is voor Freud de liefde op zichzelf een irrationeel verschijnsel. Voor hem bestaat er geen onderscheid tussen irrationele liefde en liefde als uiting van de rijpe persoonlijkheid. Freuds denkwijze komt voort uit de structuur v/h kapitalisme en kan een reactie op de ‘strenge moraal’ van de victoriaanse tijd worden genoemd. Sullivan zegt echter: ‘Intimiteit is die verhouding tussen twee mensen, waardoor de beste eigenschappen van beide personen alle worden gestimuleerd’. (Deze verbetering van de persoonlijke eigenschappen noemt Erich Fromm samenwerking). Hieronder verstaat Sullivan de bewuste aanpassing van het gedrag van de een bij de geuite behoeften van de ander, in een streven naar steeds meer identieke, dat wil zeggen naar bijna gezamenlijke bevredigingen, en in het voortdurend verrichten van steeds meer gelijksoortige beveiligingshandelingen. Sullivan beschrijft een egoïsme-a-deux. In de moderne westerse maatschappij zijn liefde als wederzijdse seksuele bevrediging en liefde als ‘teamwerk’ en als een haven voor de eenzamen, de twee ‘normale’ vormen van het verval der liefde, van de verzieking der liefde welke past in het sociale patroon. Hieruit komen veel soorten irrationele liefde voort. Voorbeelden van neurotische liefde: Een voorbeeld is de verafgodende liefde die tot stand komt indien een mens niet het niveau heeft kunnen bereiken, waarop hij zich bewust is geworden van zichzelf, welk proces zich slechts kan voltrekken in de creatieve verwerkelijking van zijn eigen mogelijkheden. Sentimentele liefde; hierbij wordt in wezen de liefde slechts in de fantasie beleefd en niet in de verhouding, hier en nu, tot een werkelijk bestaand, levend mens. Deze vorm dient als verdovingsmiddel tegen de werkelijke pijn, de eenzaamheid, het isolement van de mens. Projectiemechanisme; vorm van neurotische liefde waarbij de mens probeert zijn eigen problemen te ontlopen door, hiervoor in de plaats, zich bezig te houden met de gebreken en de
86 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
zwakheden van de ‘geliefde’. Al naar eigen karakter zal zij of hij proberen hem of haar te genezen of te straffen. Liefde is alleen maar mogelijk als twee mensen vanuit de kernen van hun bestaan gemeenschap met elkander hebben. Dit houdt in dat ieder van hen zichzelf ervaart vanuit zijn diepste innerlijk. Slechts op deze wijze ervaart de mens zijn werkelijkheid, alleen in deze diepe innerlijke ervaring is bruisend, bewust leven, hier alleen ligt de grondslag der liefde. Liefde die zo wordt beleefd, is een voortdurende uitdaging; zij is geen rustplaats, maar een samen in beweging zijn, samen groeien en werken. Wat er verder ook moge gebeuren tussen of met deze twee: overeenstemming of conflict, vreugde of droefheid, alles in secundair aan het feit dat aan alles ten grondslag ligt: twee mensen beleven elkander vanuit hun diepste wezen; zij zijn een met elkander doordat zij in zichzelf een zijn en dus niet op de vlucht zijn voor zichzelf. Of liefde bestaat kan slechts blijken uit de diepte van de verstandhouding en uit de levensintensiteit en de kracht in elk der minnenden. Dit alleen is de vrucht waaraan men de liefde kennen kan. 4. Beoefening der liefde. Liefhebben is een persoonlijke ervaring welke ieder mens slechts door en voor zichzelf kan hebben. De weg naar het doel kan iedereen slechts zelf afleggen. We kunnen slechts de voorwaarden voor deze kunstbeoefening bespreken. Voor de beoefening van een kunst wordt voor alles discipline geëist. Ik zal nooit iets goed kunnen doen, als ik het niet gedisciplineerd doe. De moderne mens toont bijna alleen maar zelfdiscipline in de sfeer van zijn verplichte werk. Daarbuiten wil hij luieren, rondslungelen, zich ontspannen. Deze behoefte aan luiheid is grotendeels een reactie op de al te grote regelmaat van de dagelijkse tredmolen. Juist omdat de mens wordt gedwongen acht uren per dag zijn energie te besteden in dienst van een doel dat hij niet zichzelf heeft gesteld, op een manier die niet zijn eigen manier is, maar welke hem wordt voorgeschreven door het arbeidsritme, rebelleert hij en deze opstandigheid uit zich in de vorm van infantiele toegeeflijkheid voor zichzelf. Bovendien is hij in de strijd tegen het autoritarisme wantrouwend geworden tegen elke vorm van tucht, die hem wordt opgelegd door een onredelijke autoriteit maar daarbij ook tegen zeer redelijke zelftucht. Zonder die discipline wordt zijn leven echter ondermijnd, het wordt chaotisch en het vermogen tot concentratie gaat verloren. Het is nauwelijks aan te tonen dat concentratie een noodzakelijke voorwaarde is om een kunst te leren beheersen. Toch is in onze beschaving concentratie nog zeldzamer dan zelfdiscipline. Duidelijk blijkt dit gebrek aan concentratie uit onze moeilijkheid alleen met onszelf te zijn.
87 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Een derde factor is geduld. Ons gehele industriële stelsel bevordert echter precies het tegenovergestelde: snelheid. De moderne mens meent dat hij iets verlies, namelijk tijd, als hij de dingen niet snel doet. Toch weet hij niets anders met die gewonnen tijd te doen dan haar te doden, te verdrijven. Uiterste toewijding is de laatste voorwaarde bij het leren, voor het meester worden van die kunst. Alleen als de kunst voor hem een heilige zaak is, zal een leerling haar machtig worden. Wie een kunst wil leren, vangt niet aan met de directe beoefening, maar moet als het ware ‘indirect’ beginnen. Eerst moeten veel andere dingen worden geleerd, welke er ten dele schijnbaar weinig mee te maken hebben, voordat aan de kunst zelf kan worden begonnen. De eigen persoonlijkheid wordt tot een instrument bij de beoefening der kunst. Zij moet in goede conditie worden bewaard om haar bijzondere functies te kunnen vervullen. Toegepast op de kunst der liefde betekent dit dat ieder, die een meester in deze kunst wil worden, moet beginnen met het oefenen van discipline, concentratie en geduld in iedere fase van zijn leven. Hoe oefent men discipline? Onze grootouders antwoordden: vroeg opstaan, niet toegeven aan onnodige luxe, hard werken. Deze soort van discipline had klaarblijkelijk enige tekortkomingen. Zij was onbuigzaam en autoritair, zij was gericht op de hoofddeugden soberheid en spaarzin en was in veel opzichten levensvijandig. In reactie op deze soort tucht heeft zich in toenemende mate de neiging ontwikkeld om elke soort discipline te wantrouwen. Enkele zeer voor de hand liggende en elementaire regels voor de beoefening van discipline in onze tijd zijn: regelmaat in het opstaan ’s morgens op een vaste tijd; een vastgestelde hoeveelheid tijd per dag wijden aan mediteren, lezen, luisteren naar muziek, wandelen; niet, boven een zeker minimum, toegeven aan vluchtneigingen, bijvoorbeeld in ‘spannende’ romans of films; niet teveel eten en drinken. Zeer wezenlijk is echter dat men discipline niet beoefent door het volgen van regels, welke door anderen zijn opgelegd, maar dat zij tot een eigen wilsuiting wordt, dat men gedisciplineerdheid prettig gaat vinden en dat de mens zich langzamerhand gewend aan gedragsregels, welke hij tenslotte zou missen als hij ophield ze te houden. (In het Oosten heeft men reeds lang geleden ontdekt dat, wat goed is voor de mens, zowel voor zijn lichaam als voor zijn ziel, ook aangenaam moet zijn, zelfs als in het begin enige weerstanden moeten worden overwonnen). Hoe beoefent men concentratie? Het beoefenen van concentratie is in onze beschaving moeilijk, omdat alles de ontwikkeling van het concentratievermogen tegen schijnt te gaan. Een belangrijke stap op weg naar concentratie is leren alleen met zichzelf te zijn, zonder te lezen, te roken, te drinken, radio te luisteren etc. Het vermogen tot concentratie is leren alleen met zichzelf te zijn – en dit is nu juist een voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben.
88 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
In het begin zal men rusteloos zijn, zich gejaagd voelen en zelfs bang zijn. Er zal veel door zijn hoofd gaan, waardoor het niet leeg wordt. Enkele zeer eenvoudige oefeningen die hierbij kunnen helpen: Volkomen ontspannen zitten, een wit vlak voor ogen zien, opkomende beelden en gedachten doen verdwijnen, proberen de eigen ademhaling te volgen (niet dwingen of erover nadenken), en word je er zo van bewust. Tracht het eigen ‘ik’ gewaar te worden, uw zelf, uw krachtscentrum, de schepper van uw wereld. Behalve zulke oefeningen moet de mens concentratie leren bij alles wat hij doet. Om te leren concentreren is het noodzakelijk dat men zoveel mogelijk onbeduidende conversatie/onechte gepraat (als zij niet echt beleven waarover zij spreken) mijdt. Dit geldt ook voor slecht gezelschap (bijvoorbeeld negatieve mensen, mensen die veel onbeduidend praten enz.). Concentratie in de verhouding tot anderen betekent in de eerste plaats dat men kan luisteren. De meeste mensen horen naar andere of geven zelfs raad, zonder werkelijk te luisteren. Zij nemen gepraat van de ander niet ernstig en het is evenmin ernst met het antwoord dat zij geven. Ze denken dat ze moe worden als ze geconcentreerd luisteren, maar je wordt van iedere geconcentreerd verrichte activiteit juist beter wakker. Concentreren betekent volledig leven in het heden, hier en nu. Dit is belangrijk voor liefhebben; we moeten leren elkander nabij te zijn en niet te ontvluchten. Concentratie kan niet worden geleerd zonder dat men waakzaam voor zichzelf is, ‘gevoel’ krijgt voor zichzelf. Men moet zich bewust gewaarworden van zichzelf, zonder te pogen te rationaliseren. Men vraagt zich af wat er is gebeurd, waarom men zich teneergeslagen, boos etc. voelt i.p.v. eraan toe te geven en dit gevoel nog te versterken door neerdrukkende gedachten. De gemiddelde mens heeft fijn gevoel voor zijn lichamelijke processen. Deze lichamelijke gevoeligheid kan zo makkelijk worden ervaren dat mensen zich duidelijk kunnen voorstellen hoe het is als zij zich goed voelen. Dezelfde gevoeligheid voor de eigen psychische processen is veel moeilijker, doordat de meeste mensen nog nooit iemand hebben leren kennen die geestelijk werkelijk gezond is. ze ontlenen hun norm aan naasten, vrienden enz. en voelen zich normaal en brengen geen belangstelling op voor zelfobservatie zolang zij zich van hen niet onderscheiden. Het ligt dus voor de hand dat hij, die waakzaam over zichzelf kan zijn, een voorstelling, een ervaring moet hebben van volledig gezond mens-zijn. Hoe zou iemand deze ervaring kunnen krijgen als hij, noch in zijn kinderjaren, noch op latere leeftijd zulke mensen heeft ontmoet? Deze vraag kan zeker niet gemakkelijk beantwoord worden, maar zij onthuld een zeer hachelijk feit in ons opvoedingssysteem.
89 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
In ons kennisonderwijs verwaarlozen wij de vorming die van de grootste betekenis is voor de menselijke ontwikkeling, welke slechts tot stand kan komen door de aanwezigheid van een rijpe, liefhebbende mens. Maar de geschiedenis en grote kunst en literatuur van alle tijden laat zien dat er mogelijkheden zijn. Tot dusver is besproken wat nodig is voor beoefening van iedere kunst. Voorwaarden welke van bijzondere betekenis zijn, opdat men in staat is lief te hebben: De belangrijkste voorwaarde voor het vermogen tot liefhebben is dat de mens zijn narcisme (ervaart slechts als werkelijkheid wat in hemzelf bestaat) heeft overwonnen. Tegenpool van het narcisme is objectiviteit; het vermogen mensen en dingen te zien, zoals zij zijn en dit objectieve beeld te onderscheiden van de voorstelling welke men zich, gedreven door eigen vrees en verlangens, heeft gevormd. Het vermogen tot objectief denken is redelijkheid, de emotionele instelling die hiermede gepaard gaat is nederigheid, ootmoed. De mens is slechts in staat tot objectief, tot redelijk oordelen als hij ootmoed heeft geleerd, als hij zichzelf heeft bevrijd van zijn kinderlijke droombeelden van alwetendheid en almacht. Liefde is afhankelijk van het betrekkelijk ontbreken van narcisme; voorwaarde tot liefde is dat ootmoed, objectiviteit en redelijkheid tot ontwikkeling zijn gekomen. Het gehele leven van de mens moet in dienst worden gesteld van dit doel. Ootmoed en objectiviteit zijn onscheidbaar. Evenals de liefde zullen zij in alle levenssferen moeten blijken. Wie vermogen tot objectiviteit en redelijkheid heeft verworven is halverwege gevorderd tot zijn doel: het vermogen tot liefhebben. Zij moeten echter betracht t.a.v. iedereen met wie men in contact komt. Dit proces van zelfbevrijding, van wedergeboorte, van waakzaam zijn, kan zich slechts voltrekken als een andere noodzakelijke voorwaarde is vervuld: geloof. Liefhebben eist geloof. Onredelijk geloof: Geloof hetwelk berust op onderwerping aan een tegen de rede indruisende autoriteit/aanvaarding van iets als waar, alleen omdat een autoriteit of meerderheid het zo stelt. Redelijk geloof: Een overtuiging die geworteld is in de ervaring van het eigen denken en voelen/onafhankelijke overtuiging, gebaseerd op het eigen creatief waarnemen en overdenken, ondanks de mening van de meerderheid. Geloof is niet in de eerste plaats geloven in iets, maar uit zich in de zekerheid en de kracht van onze overtuiging. Geloof is veel minder een speciaal geloof in iets, dan wel een karaktertrek, die de persoonlijkheid in haar geheel kenmerkt en vormt. Redelijk geloof is geworteld in creatieve intellectuele en emotionele werkzaamheid.
90 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Geloof is een belangrijke component van redelijk denken. Hoe komt een wetenschapper bijvoorbeeld tot een nieuwe ontdekking? Het scheppend denkproces op elk gebied van onderzoek ontwikkelt zich dikwijls uit, wat men ‘ redelijke vooronderstelling’ zou kunnen noemen, een ‘werkhypothese’. Deze is op haar beurt weer resultaat van omvangrijke voorafgaande studie, van overdenking en waarneming. Dit geloof is geworteld in de eigen ervaring, in het vertrouwen op eigen denkvermogen, het vermogen tot waarneming en oordeelskracht. Denken en oordelen zijn niet het enige gebied der ervaring, op welke redelijk geloof zich openbaart. In de sfeer der menselijke verhoudingen is geloof, vertrouwen, een noodzakelijke component van iedere hechte vriendschap of liefde. ‘Geloof hebben in een ander betekent, dat men zeker is van de betrouwbaarheid en de onveranderlijkheid van zijn wezenlijke instelling, van zijn persoonlijkheid in haar diepste wezen, van zijn liefde. Op dezelfde wijze hebben wij geloof in onszelf. Wij zijn ons bewust van het bestaan van een zelf, van een kern in onze persoonlijkheid, die onveranderlijk is en welke ons gehele leven blijft bestaan, ondanks de veranderende omstandigheden en ongeacht bepaalde veranderingen in onze meningen en gevoelens. Deze kern is de werkelijkheid, welke schuilgaat achter het woordje ‘ik’. Hierop is onze overtuiging gevestigd van onze eigen identiteit, onze eigenheid. Als wij geen geloof zouden hebben in de bestendigheid van dit zelf, zou het gevoel van onze eigenheid worden bedreigd en zouden wij afhankelijk worden van anderen, op wier bevestigend oordeel wij dan ons zelfgevoel zouden baseren. Slechts hij, die gelooft in zichzelf, is betrouwbaar voor anderen, doordat alleen hij er zeker van kan zijn dat hij in de toekomst dezelfde zal zijn als nu en dat hij daardoor dan zal voelen en handelen, zoals hij nu verwacht dat hij zal doen. ‘Geloof in onszelf is voorwaarde om te kunnen beloven, en daar, zoals Nietsche zei, de mens kan worden omschreven als het wezen, in staat tot beloven, is geloof in onszelf een der voorwaarden van ons menselijk bestaan’. 1 Met betrekking tot de liefde komt het er op aan dat de mens gelooft in zijn eigen liefde, in zijn mogelijkheid, liefde in anderen te wekken en in de betrouwbaarheid van die liefde. Geloof hebben in een ander kan ook betekenen dat de mens geloof heeft in de mogelijkheden van een ander. Kinderen ontwikkelen veel dingen, zoals praten van nature. Mogelijkheden die niet verwerkelijkt behoeven te worden kunnen alleen tot ontwikkeling komen uit het zaad, als aan de voorwaarden voor hun ontkieming en groei is voldaan en zij kunnen verstikken als die voorwaarden ontbreken. Een van de belangrijkste voorwaarden die vervuld moeten zijn is dat de mens, die het meest in een kinderleven betekent, geloof heeft in zijn mogelijkheden.
1
Erich Fromm over geloof, pag. 164 91 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Het al dan niet aanwezig zijn van geloof bepaald het onderscheid tussen opvoeding en inpassing. Opvoeding is het kind helpen zijn mogelijkheden te verwezenlijken. Het tegengestelde is inpassing, dressuur, welke berust op het ontbreken van geloof in de groei van die eigen mogelijkheden en op de overtuiging dat het alleen goed zal gaan als de volwassenen in hem leggen wat wenselijk is en onderdrukken wat onwenselijk schijnt. Het geloof in anderen culmineert in het geloof in de mensheid. Wij hebben geloof in een denkbeeld, doordat het voortkomt uit onze eigen waarnemingen en overdenking. Wij hebben geloof in de mogelijkheden van anderen, van onszelf en van de mensheid omdat (en slechts in de mate waarin) wij hebben ervaren, hoe onze eigen mogelijkheden zijn verwerkelijkt, hoe in ons het vermogen tot redelijkheid en tot liefhebben in kracht is toegenomen. De grondslag van ons redelijk geloof is creativiteit; leven vanuit ons geloof betekent creatief leven. Vertrouwen op bestaande macht is identiek met ongeloof ten aanzien van de ontwikkeling van vermogens, die thans nog tot de niet verwerkelijkte mogelijkheden behoren. Geloven eist moed, de kracht tot wagen, de bereidheid om ook leed en teleurstelling te aanvaarden. Wie bemind wil worden, wie wil liefhebben, heeft moed nodig, hij dient de moed te hebben om bepaalde voorwaarden centraal in zijn leven te stellen, om deze waarden tot inzet van zijn leven te kiezen, om een sprong te wagen. De moed der wanhoop en de moed tot liefhebben zijn tegenstellingen, zoals het geloof in de macht in tegenstelling staat tot het geloof in het leven. Kan de mens zich oefenen in geloof en moed? Jazeker, je kunt het ieder moment van je leven in praktijk brengen. Het is zelfs vaak nodig, om bijvoorbeeld met een stuk werk te beginnen of in slaap te vallen. Wie dit vertrouwen mist is in de bovenstaande gevallen onbekwaam tot elke soort productief werk en lijdt aan slapeloosheid. Wie zijn overtuiging handhaaft, moet geloof en moed bezitten. Geloofsvertrouwen en moet zijn ook nodig om moeilijkheden, teleurstellingen en verdriet in het leven te aanvaarden als een uitdaging, waardoor wij sterker worden indien wij de handschoen opnemen en niet deze gebeurlijkheden beschouwen als een onrechtvaardige straf die wij niet hebben verdiend. Oefening in geloof en in moed begint bij de kleine dingen van het dagelijks leven. De eerste stap is: nauwkeurig toezien waar en wanneer wij ons vertrouwen verliezen, inzicht in onze rationalisering, waarmede wij proberen dat verlies aan geloof te beredeneren; als we laf zijn, erkennen dat we laf zijn en inzien dat we die lafheid pogen weg te redeneren. De mens die bewust bang is dat men hem niet liefheef, is in werkelijkheid, maar gewoonlijk onbewust, bang dat hij niet kan liefhebben. 92 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Liefhebben betekent dat men zich zonder voorbehoud geeft, dat men zich ten volle aan de ander wijdt in de hoop dat die liefde ook in de ander liefde zal wekken. Een karaktereigenschap, die onmisbaar is om te kunnen liefhebben, namelijk activiteit, zal ik ook nog bespreken. Een activiteit is een innerlijk bezig zijn, het creatieve gebruik maken van mogelijkheden. Liefhebben is een activiteit. Als ik liefheb, ben ik bij voortduring actief betrokken bij degene die ik liefheb, maar niet alleen bij hem of haar. Ik zal namelijk niet in staat zijn, in een actieve verhouding tot hem of haar te staan, als ik niet steeds bewust leef, wakker bezig ben. Slaap is de enige passende toestand van inactiviteit, in wakende toestand komt luiheid niet te pas. Geheel wakker zijn is voorwaarde om niet verveeld te raken en niet vervelend te zijn en....niet verveeld worden en anderen niet vervelen is een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen liefhebben. Wakker zijn, volop leven is nodig om te kunnen liefhebben en die vitaliteit uit zich ook in creativiteit en activiteit op tal van andere levensgebieden en wordt daardoor weer versterkt. De individuele ontwikkeling voltrekt zich echter in een sociale bedding. Onze sociale verhoudingen worden, in het beste geval, bepaald door het grondbeginsel van eerlijkheid, billijkheid, fair play. Dit houdt in dat wij geen bedrog plegen bij de warenruil, noch bij de uitwisseling van diensten en evenmin bij de uitwisseling van gevoelens. ‘Ik geef jou evenveel terug als jij aan mij geeft.’ Deze ethiek van eerlijk spel kan licht worden verward met de ‘gulden regel’, het gebod ‘gelijk gij wilt dat de anderen u zullen doen, doe gij hun desgelijks’. Maar in wezen is deze gulden regel in oorsprong een eenvoudiger omschrijving van het Bijbelse ‘heb uw naaste lief als uzelf’. Dit laatste betekent: voel u verantwoordelijk voor hem (wees bereid antwoord te geven op zijn geuite en zijn niet geuite behoeften en vragen), voel u een met hem. De ethiek van het eerlijk spel houdt niet in dat men zich verantwoordelijk voor en een met de naaste voelt, zij gaat ervan uit dat de ander van ons gescheiden is, geen naaste maar een verwijderde. Liefhebben wordt pas mogelijk als men scherp heeft leren onderscheiden tussen eerlijk spel en liefde. Als onze gehele sociale en economische organisatiestructuur berust op een levenspraktijk, waarbij ieder zijn eigen voordeel zoekt, als zij wordt beheerst door egoïsme, dat slechts in zijn uitwerking wordt gematigd door de ethiek van eerlijk spel, hoe kan dan iemand zaken doen, hoe kan iemand dan leven en werken binnen het kader van onze bestaande maatschappelijke verhoudingen en tezelfdertijd liefhebben? Veel mensen hebben gesteld dat slechts martelaren en dwazen in onze hedendaagse wereld kunnen liefhebben en dat daarom alle gepraat over liefde slechts ijdel gepreek is. Zowel de ‘radicale denkers’ als de gemiddelde mensen zijn automaten, die niet liefhebben en het enige 93 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
verschil tussen hen is dat de laatsten zich hiervan niet bewust zijn en dat de eersten de ‘historische noodzakelijkheid’ van dit feit kennen en erkennen. Volgens mij is het antwoord, waarbij de absolute onverenigbaarheid van liefde en ‘normaal’ leven wordt gesteld, slechts in abstracto juist is. Zelfs als men erkent dat het kapitalistische beginsel in strijd is met het beginsel der liefde, zal men moeten toegeven dat het ‘kapitalisme’ in zichzelf een zeer samengestelde en steeds veranderende structuur is, waarin nog steeds heel wat non-conformisme mogelijk is en nog voldoende vrije speelruimte aan veel individuen wordt gelaten. In de moderne westerse maatschappij kan liefde slechts een ‘randverschijnsel’ zijn, kan zij zich slechts ‘marginaal’ ontwikkelen. Dit is het gevolg van de geest van onze maatschappij, waarin de productie en de consumptie van zoveel mogelijk waren centraal worden gesteld. Slechts de non-conformist kan zich met succes tegen die geest teweerstellen. Zij, wie het ernst is met hun overtuiging dat liefde het enige redelijke antwoord is op het probleem van het menselijk bestaan, dat liefde een existentieel feit van de eerste orde is, zullen dan tot de conclusie komen dat zich zeer radicale veranderingen in onze maatschappelijke structuur zullen moeten voltrekken om het mogelijk te maken dat liefde geen uiterst individueel en marginaal verschijnsel blijft. Zulke veranderingen zouden zich in deze richting moeten voltrekken; De mens is een automaat, waaraan het hart wordt ontnomen en wie dus dat, wat hem wezenlijk tot mens maakt, niet meer ter harte kan gaan. Om te kunnen liefhebben moet hij hersteld worden in zijn hoge menselijke waardigheid. •
De technisch-economische machinerie moet in zijn dienst worden gesteld, in plaats dat hij tot slaaf van die machine wordt.
•
Hij moet in staat worden gesteld om deel te hebben aan wezenlijk menselijke ervaringen, menselijk leven, aan arbeid, in plaats van dat hij, zoals nu, in het beste geval, slechts deel heeft aan winst en aan bezitsvorming.
•
De maatschappij dient zo te worden georganiseerd, dat de sociale en liefhebbende natuur van de mens, niet gescheiden blijft van zijn maatschappelijk bestaan, maar ermede versmelt.
Als waar is wat ik heb pogen aan te tonen, dat liefde het enig bevredigende antwoord is op het probleem van het menselijk bestaan, dan moet iedere maatschappij, welke de ontwikkeling der liefde onmogelijk maakt of tenminste zeer bemoeilijkt, op den duur ten onder gaan aan haar ontkenning en verwaarlozing van de fundamentele behoeften van de menselijke natuur.
94 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Bijlage II Foto’s beeldend werk
95 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
96 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
97 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
98 ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok
Bijlage III Interviews Interview Detlef Petry Naastenliefde: Zorg/verantwoordelijkheid/respect/inzicht Dit zijn voor Petry platituden, vanzelfsprekendheden De kern van een werkzame behandeling is naastenliefde, meer niet (niet vanuit het christelijke). Trouw zijn, bij iemand blijven is zeer belangrijk Kortdurende behandeling, quick and easy vindt hij verschrikkelijk Liever lang en gecompliceerd: dingen ontstaan vanzelf tussen behandelaar, familie en cliënt als je het tenminste serieus aanpakt. Als je niet volgens protocollen e.d. werkt (maar vanuit persoonlijke drijfveren), wat is dan de kern van het goed bij jezelf blijven (en tegelijkertijd dus bij de cliënt)? Je moet bij jezelf beginnen: wie ben je, wat doe je, waarom, wat drijft je, waar komt het vandaan dat je dat überhaupt doet (o.a. wat heb je meegemaakt en hoe lang). Je moet heel introspectief zijn. Je moet je bewust zijn van je eigen mogelijkheden, tekorten en sterke kanten. En dit kan natuurlijk niet door cursussen e.d. Je moet heel goed weten waarom je met die patiënten wil werken/ waarom doe je het, wat is je motivatie. Je moet bereid zijn om jezelf als mens gelijkwaardig aan de ander volledig te geven en open te zijn (respect, verantwoordelijkheid, die termen). De kern is daadwerkelijk oprecht geïnteresseerd zijn in jezelf? JA! Je hoeft als beroepsbeoefenaar niet meteen af te zijn als je start, je groeit natuurlijk mee als persoon. Er zijn drie dingen die je je voortdurend af moet blijven vragen: WAAROM DOE JE HET? HOE DOE JE HET? HOE LANG DOE JE HET? Je moet alles vergeten wat je hebt geleerd: alleen de ander zien die voor je staat. Alles wat je leert kan in de weg zitten. Alles wat je weet moet (om het in te kunnen zetten) in dienst staan van je eigen motivatie e.d.: je moet geen protocol afwerken. Zuiver naar de ander kijken is dat mogelijk en is dat noodzakelijk? Ja, maar niet op de eerst dag. Samen moet je eerst een tijd met elkaar worstelen (als team). En bij uitbehandelde patiënten kom je geen stap verder met wat je geleerd hebt volgens het medisch model, dus daar hoef je niet aan te beginnen.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 99
Wat is hetgeen dat wel veranderingen mogelijk maakt bij deze cliënten, waar kom je binnen (in de hersenen)? Daar moet je niet aan denken, je moet als mens functioneren, de andere persoon die voor je staat is een mens (met psychische problemen) Je moet jezelf geven, totaal, als mens en open zijn over jezelf en over je motivatie, uitstraling, bereidheid naar anderen te luisteren (ander te zien), met hem mee te gaan (Levinas, twinkelen in de ogen van de ander). Hoe doe je dat; onvoorwaardelijk aanwezig zijn (Niet dag en nacht, er moet wel afstand zijn). De nabijheid moet hoog zijn in de tijd dat je er bent. Volhouden, doorzetten, blijven, niet in de steek laten (trouw zijn). ‘Gewone dingen doen’ is belangrijk; als de ander merkt dat je open staat voor hem als mens dan ontstaat er een dialoog (trialoog met ouders ook wel). Vertrouwen, creëert een gemeenschappelijk ‘wij’-gevoel, hele nieuwe krachten ontstaan er dan. Je moet alle kwaliteiten van ethiek en onze normale omgang (in onze cultuur) proberen uit te dragen. Je moet bereid zijn jezelf zodanig te willen vormen, ook met anderen samen (wederzijdsheid), dat je dingen die in je zitten als persoon die nog niet helemaal in orde zijn kunt veranderen. Je dient de cliënt zich te laten ontwikkelen op de manier van zijn eigen zijn. (Sleutelbegrip = ervaren). Het gaat hierbij om je eigen ervaring/ontwikkeling en de zelfervaring van de mensen (hoe is de problematiek begonnen/de worsteling, rehistorisering). Je moet je niet afvragen waarom je iets doet (protocollair gezien) als je ziet dat het werkt. Denk aan Albert Kamut: aan het verhaal over Sisyfus. Het gaat over doen om te doen, helpen om te helpen als mens. Normale doe-dingen doen is belangrijk: dan komen mensen vanzelf aan de praat (omdat ze weten dat je ze niet uitvraagt). Het komt dan vanuit het hart i.p.v. het hoofd. Moet verandering iets blijvends zijn? Nee. Bij de meeste mensen blijft de verandering als je het goed doet, maar er zullen zo nu en dan terugvallen zijn. Deze zijn echter niet zo ernstig als het voorheen was. • • •
Als je iets belooft; doe het. Als je iets zegt; beleef het. Je moet echt zijn, in alles wat je doet moet je eerlijk zijn. Niet alleen maar doelgerichte activiteiten met de cliënt ondernemen. De hoofdoorzaak van agressie is slechte zorg. Bijvoorbeeld vanuit machtsvertoon laten blijken wie de baas is. De meeste agressie wordt opgeroepen door hulpverleners. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 100
• • • •
De totaalbeleving, het onbewuste komt het beste binnen, maar er zijn geen causale verbanden. De ander merkt en aanvaardt het als je telkens weer je echte persoonlijkheid probeert te zijn. Je kunt niet alleen op een liefdevolle manier werken; je hebt een team nodig om echt zo te kunnen werken. Op deze manier werken geeft je veel meer vreugde; je krijgt het normale terug van mensen: de mens achter de ziekte.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 101
Interview Maria Ludikhuize. Liefde is altijd ingebed in de stilte en heeft dus ook te maken met vooral een heleboel dingen niet doen. We zijn een maatschappij waarin jezelf profileren, veel zeggen, druk zijn, wordt beloond en dat brengt een bepaalde leegte met zich mee omdat het handelen de reflectie vaak mist. Dus één van de belangrijke dingen van liefde is volgens mij de bereidheid je steeds terug te trekken en na te denken en de dingen te laten bezinken en te kijken; wat veroorzaak ik met mijn gedrag. En als ik dingen veroorzaak die niet mijn bedoeling waren, hoe zou je dat kunnen veranderen, waar ligt dat aan. De voortdurende bereidheid om in de spiegel te durven kijken is belangrijk. De cliënt is een spiegel voor jezelf, wat dus ook betekent dat je nooit kan zeggen dat het aan de ander ligt, hoogstens kan de ander het je soms moeilijk maken. Je bent verantwoordelijk, niet voor wat je overkomt, maar wel voor je reactie. Dus met je cliënten word je soms voor hele merkwaardige dingen geplaatst, dingen die je nog nooit hebt meegemaakt, dingen die je niet kent van jezelf. Dingen die je niet kent van jezelf; wat niet wil zeggen dat het niet in je zit, maar jij bent er gewoon nog nooit geweest. Dat is heel belangrijk om je te realiseren; cliënten brengen je in delen van jezelf die je niet kent. De liefde komt er natuurlijk het meeste op aan als je je moet verhouden tot het onbekende. Dan moet je vertrouwen op jezelf en ook vertrouwen hebben in de ander; in het spiegelende van de ander. En zeker als je het hebt over verstandelijk gehandicapte mensen; dan kun je dingen veel minder met elkaar uitwerken in woorden, maar veel meer in gedrag. En dat is denk ik ook waarom het je zo bij de liefde brengt; omdat je weet dat het niet kan in de oppervlakkigheid van taal, alhoewel taal diep kan gaan. Het kan niet in de oppervlakkigheid van gewoontes of manieren maar zij doen een beroep op iets veel diepers. Dan kom je eigenlijk in de mythische laag terecht, de archetypische laag, in mijn ogen (Jung). Het principe wat dan ook speelt; als je in de schaduw gaat, vergroot je het licht. Dus wil je de liefde laten toenemen, groeien in jezelf, dan moet je in de schaduw gaan. Je eigen schaduw. Niet als doel op zich, maar als je het tegenkomt is het een kans waar je al dan niet iets mee kan doen. Sommige kansen laat je gaan en dat is niet erg. Je wordt geconfronteerd met dingen die je liever niet ziet of waarvan je hoopt dat het niet waar is en ik denk, wil je werkelijk in de liefde leven, dan heb je niet altijd een gemakkelijk leven, maar wel een rijk leven. Je weet dan wat echt is en je krijgt ook dingen terug die echt zijn. Het begint bij jezelf, bij (je) bewust-zijn. Dat de liefde binnenkomt is duidelijk, maar wat gebeurt er dan precies? Het is trilling denk ik.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 102
Zou je het kunnen zien als mee-resoneren met een schilderij bijvoorbeeld? Zodat je niet alleen het schilderij ziet als ding op zich, maar dat je een soort van proeft wat iemand ermee wil zeggen? Ja, maar het gaat nog verder. Het resoneert mee met iets wat heel diep in jou aanwezig is, maar wat sluimert, wat gewekt moet worden en als het ware door allerlei dingen ondergesneeuwd is geraakt. Ondergesneeuwd door het leven, door wat je geleerd hebt, door teveel aan wat je geleerd hebt, door tekort aan wat je gehad hebt in je leven, waardoor zaken verduisterd raken. Maar ergens diep van binnen weet je het heus wel, is er een weten. En bepaalde mensen of bepaalde situaties kunnen dat in je wakker maken. Dus het is mee-resoneren met iets dat je van buitenaf wordt aangereikt, maar in wezen resoneert er iets heel diep bij jezelf binnen. Het zit in jezelf. Het is een soort herkenning. Als je kunt zijn als een kind dan is er contact. Als je werkelijk kunt genieten van iets wat je ruikt, als je werkelijk een huppeldansje maakt als je je blij voelt, als werkelijk huilt als je verdrietig bent. Dat is denk ik ook wat zij (verstandelijk gehandicapte mensen) ons brengen. Zij blijven bij zichzelf, zij gaan geen dingen doen omdat een ander het wil of omdat het een gewoonte is of wat dan ook. Zij zijn wat er is. Ik denk naarmate je dat zelf ook meer kunt, of dat in ieder geval kunt verstaan, er ook meer contact is. De liefde is geen zacht eitje. De liefde is een hele sterke kracht. Liefde is niet lief, is geen synoniem voor lief. Liefde is ook dat je hele harde noten durft te kraken omdat je weet dat het waar is. Dat je helemaal bij jezelf bent, helemaal bij de ander en helemaal bij wat er gebeurt? Je kunt niet altijd bij alles zijn. Soms is het nodig om helemaal bij jezelf te blijven, soms is er geen ruimte voor die ander door wat er gebeurt. Maar als je helemaal bij jezelf blijft zou je kunnen zeggen dat je de ander volkomen recht doet, omdat je het serieus neemt. Liefde is niet aandacht hebben voor alles, liefde is dat je voelt waar het op aan komt en dat je dat doet. Je kunt niet alles. Liefde maakt je niet volmaakt, liefde helpt je misschien ook wel om je beperkingen lief te hebben. Het gaat om het focussen op dat wat op dat moment belangrijk is, dat kunnen zien, dat kunnen toegeven. Of het kunnen zeggen als je het moeilijk vindt. Kunnen toegeven wat belangrijk is, is vooral cruciaal omdat het soms helemaal niet leuk is om toe te geven dat DAT op dat moment belangrijk is. Het kan niet allemaal leuk zijn, het is wat het is. Liefde is ook gewoon durven leven, dingen durven te doen die misschien niet logisch zijn. Dingen doen omdat je het wilt doen, omdat je voelt dat het goed is en langs ongebaande wegen durven gaan. De liefde gaat langs ongebaande wegen, kiest vaak niet de snelweg, die kiest kleine kronkelige paadjes. Zou dat geen rede zijn om binnen de manier waarop er gewerkt wordt te zeggen van ‘die liefde, die kunnen we maar beter afschaffen, want die kost veel te veel tijd’? ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 103
Als je het heel kortzichtig doet zou je dat kunnen zeggen, maar over een snelweg worden korte-termijn-resultaten bereikt, geen wezenlijke veranderingen. En in mijn ogen, als we het even heel politiek zeggen; wil je de gezondheidszorg beheersbaar houden, dan is de manier die- in mijn ogen –het meeste oplevert, door werkelijk even stil te staan bij wat er ergens aan de hand is. Dit kost in eerste instantie meer tijd, maar als je bij een kern kunt komen dan zal dat in het hele vervolgtraject heel veel opleveren. Liefde is ook een klimaat, je kunt er veel mee bereiken, maar het moet ook onderhouden worden. Dus er zullen altijd mensen nodig zijn die met liefde werken (bijvoorbeeld in huizen/instellingen). Want zodra die liefde eruit is verdwenen dan zal het resultaat ook verminderen. Het kost op een bepaalde manier meer tijd, maar het vergroot het werkplezier, het vergroot de voldoening, het vergroot de gezamenlijkheid (waardoor, gemiddeld genomen, zowel personeel als cliënten gezonder zullen zijn). Bovendien, als het echt meer kost, vind ik dat we dan maar moeten bezuinigen op het leger, minder mobiele telefoons hebben, minder dure dingen kopen. Waar gaat het om? Het heeft te maken met daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen voor wat je ziet. Maar als het gaat om het telkens weer blijven voeden (van de liefde) gaat het dus eigenlijk om trouw. Trouw zijn aan je cliënten. Liefde is een constante factor, trouw kun je het noemen. Het is niet een maniertje, liefde. Je weet wat liefde is als je het hebt ervaren, dat zou betekenen dat het voor iedereen net iets anders is. Het is een ervaring, maar ten diepste is het een weten. Je voelt het niet altijd maar je weet gewoon dat het werkt, en je weet gewoon dat jij het instrument bent en niet de liefde. Jij bent de rietfluit waar de liefde doorheen kan blazen. Belangrijk uit de theorie van Jung is hierbij dat hij zegt dat het eerst belangrijk is dat het kind Ego ontwikkeld; dat je ontdekt wie je bent, dat je je kracht leert gebruiken, dat je dingen durft te doen. Maar in de loop van je leven moet het Ego je grote Zelf worden. Je Ego hoeft niet te verdwijnen, je Ego blijft wie je bent, je wanden, maar daarnaast moet er ruimte komen voor iets oneindigs wat door je heen kan komen als jij schoon genoeg bent. Je heel erg bewust zijn van je motieven, waarom je bent zoals je bent en ook kunnen erkennen als je jezelf voor de gek houdt is belangrijk. Je mag alles bijvoorbeeld voor jezelf doen, als je het maar weet, er eerlijk over bent, er verantwoordelijkheid voor neemt. Als je zelf een leeg omhulsel bent, wat kun je iemand dan geven?
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 104
Interview Connie Diepstraten. Je hebt onderzoek gedaan naar de invloed van de ruimte waarin mensen beeldend werken op mensen. Kun je daar iets over vertellen? Je kunt op zich overal beeldend werken. Stel, je hebt een betonnen ruimte. De letterlijke ruimte is er maar je zult zelf figuurlijk ruimte moeten scheppen: Een soort van klimaat dat voor jou een ruimte geschikt maakt voor het doel dat je er mee hebt. Voor mijzelf geldt: als ik beeldend ga werken heb ik rust en ruimte nodig. Het gaat er in de beeldende therapie denk ik in eerste instantie om samen een ruimte eigen te maken. Pas als je gewend bent aan een ruimte kun je iets denk ik. Wat doet de ruimte met je? Wat kun je ermee/erin? Wat is liefde (niet)? Ik vind liefde een soort van betrokkenheid en met aandacht iets kunnen doen of zijn. Toewijding. Ook denk ik dat het iets zachts is, maar grenzen stellen op een uitnodigende manier kan er ook bij horen. Daar link ik zacht aan. Het is altijd vanuit een soort respect. Kun je ook liefdevol werken zonder aandacht? Volgens mij moet er aandacht zijn, dat is nodig. Als je geen aandacht hebt, dan is er geen betrokkenheid, dan krijg je een soort fabriekje. Heb je nog iets nodig om liefdevol te kunnen werken? Ik heb het idee dat het vanuit jezelf komt, maar dat de ander er invloed op heeft. Ik denk wel dat je een verbinding moet hebben en daar ook moeite voor moet doen. Ik denk dat je het in de basis met iedereen zou kunnen aangaan, maar je kunt in het aangaan van contact tegen een muur aanlopen, wat dat moeilijker maakt liefdevol te werken. Wellicht is er dan een andere ingang en moet je op zoek gaan naar een stukje van de ander waar diegene wel toegankelijk is. Dat heeft te maken met acceptatie; je kunt heel erg aan iemand trekken om iets te willen bewerkstelligen, maar daar gaat contact maken niet over. Er komt dan veel weerstand bij de ander en dat is niet de weg naar contact of groei. Wat is de kern van menselijk contact? Ik zou zeggen: acceptatie, er zijn. Maar je hebt natuurlijk allerlei soorten contact en dat maakt het definiëren van de kern van menselijk contact verwarrend. Therapie is functioneel contact met een doel, maar gewoon contact maken is denk ik de eerste stap en die is belangrijk. Er zijn, elkaar aftasten, kijken wie de ander is. Ik werk zelf niet als behandelaar. Als iemand bij mij komt dan gaat het over praktische dingetjes (werkzaamheden en het opstellen van een activiteitenplan), maar dat leg ik meestal naast me neer. Ik merk dat cliënten vaak iets concreets verwachten en ik heb wel altijd iets klaar om te doen. Dit is wel functioneel contact, maar daarnaast laat ik ze vrij. We gaan gewoon maar eens kijken en doen. En dan ontstaat er wel iets/komt er wel iets wat belangrijk blijkt. Ik heb ook wel de tijd dat het zo mag zijn.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 105
Wat als je die tijd niet hebt? Dingen bespreekbaar maken is eerlijk denk ik. Samen kijken wat er mogelijk is in de tijd die je wel hebt. Daarnaast denk ik dat wat de cliënt wil, vanuit de cliënt komt. Maar tijd en doel moeten in ieder geval in balans zijn als je er dan toch iets mee moet. Hoe kom je bij mensen binnen? Als je bijvoorbeeld gaat zitten en praten, ontstaat er contact. Het duurt even voordat je naast het functionele contact, echt contact hebt, contact op gevoelsniveau. Dan kom je binnen denk ik. Het gaat dan niet over praktische dingen, maar over kleine dingen zoals elkaar aankijken of een ‘klik’ voelen. Dan bevindt je je op hetzelfde niveau. Het is wel echt aftasten en het verschilt per persoon hoe lang je ervoor nodig hebt om op gevoelsniveau contact te maken. Het heeft te maken met afstemming/attitude. Het is goed om door de oppervlakkige laagjes heen te gaan; om iemand te ont-moeten, zoals hij is. Je hebt tijd nodig om iemand af te tasten (wie is iemand en wat past er bij die persoon?), om op een diepere laag te komen. Hiervoor moet je denk ik zelf ook vanuit een diepere laag van jezelf contact maken. Hoe weet je dat iemand die ogenschijnlijk liefdevol werkt dat niet is? Ik ga er vanuit dat iedereen zijn werk doet vanuit passie/toegewijdheid. Maar in de praktijk lijkt het soms anders, lijkt er iets niet te kloppen. Het zou kunnen zijn dat er dan bij de persoon in kwestie zelf dingen belangrijker zijn die in de weg zitten bij het maken van echt contact. Ik kan me voorstellen dat er dingen in de weg zitten, waardoor je vertrouwt op een soort van truccendoos en dat die op de voorgrond staat in plaats van dat je echt open kunt staan in het contact met de ander. Kan het zijn dat dit iets te maken heeft met incongruentie? Ik voel in dat soort contact een soort van ongemakkelijkheid die niet weggaat. Als je het linkt aan het therapeut-zijn –ik weet niet of je het zo kunt zeggen- dan heb je therapeuten die therapeut zijn en therapeuten die mens zijn. Ik heb het idee dat je sowieso jezelf moet zijn. Naar mijn idee kun je jezelf een stukje laten zien, Dat is niet erg. Ook als uitnodiging naar de cliënt toe of om zaken begrijpelijker te maken. Het maakt je wel persoonlijker en toegankelijker. Dat is anders dan wanneer je als therapeut afstand houdt en onbekend blijft voor de cliënt, meer mechanisch. Het is natuurlijk de vraag of je dat wil en kan en belangrijk af te tasten in hoeverre je het doet en kunt doen bij wie en wanneer. Ik ervaar dat wanneer ik ook een stukje van mijzelf laat zien, er makkelijker echt contact ontstaat en er een meer ontspannen sfeer is. Over beeldend werken: Ik doe op mijn werk nu niets met beeldend werk, maar ik heb een soort van nieuw medium; administratief werk. Ik zal daarom gewoon wat vertellen over mijn beeldend werk. Mijn beeldend werk is wat het is. Ik transformeer niet naar iets anders maar laat het materiaal zijn, laat zien wat het is. Interessant in beeldend werken vind ik dat het mislukt als ik het transformeer. Het wordt dan plat, bedacht, het past niet meer bij de materialen. Terwijl wanneer ik het materiaal het materiaal laat zijn en daar in zoek en ontdek, er iets ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 106
ontstaat waar ik door geboeid raak. Liefde in het beeldend werk(en) gaat voor mij over mooi laten wezen, kracht laten zien. Als ik het materiaal laat zijn wat het is en dat versterk dan is het goed. Ik houd heel erg van voelen en kijken. Een koppeling met met liefde/attitude: Het gaat voor mij om “er zijn”, aandacht hebben en aftasten. Gelinkt aan mensen: ervan uitgaan dat iedereen beeldend iets kan en kijken wat er ontstaat. Waar ben jij nou goed in? Dit sluit weer aan bij het ‘een andere ingang vinden’ als het in eerste instantie niet lijkt te lukken. Ik kijk dan van waaruit wel iets mogelijk is.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 107
Interview dr. Marijke Rutten-Saris. Wat is liefde (niet)/ of een benadering ervan? Is het belangrijk en waarom? Liefde is essentieel. Het begint al met liefde voor jezelf, liefde voor je vak en liefde heeft volgens mij erg veel te maken met plezier. En het is een emotie waarbij de wederkerigheid essentieel is en soms moet je wederkerig zijn naar jezelf voordat een ander het naar jou kan, of jij het naar een ander kan. Die wederkerigheid naar jezelf toe, zou je die kunnen zien als voorbereiding om überhaupt contact te maken met andere mensen? Ja, als je jezelf niet minstens goed genoeg vindt, dan wordt het heel erg moeilijk om met je cliënten, die net als wij allemaal toch een heel eind ontoereikend zijn, te kunnen leven. Wat ik onlangs weer heb ervaren is dat daar aan de ene kant heel veel begrip bij hoort voor de geschiedenis van de cliënt, hoe die tot zijn huidige gedrag gekomen is. Tegelijkertijd moet hij in het nu ook zijn eigen verantwoordelijkheid nemen: het doen met wat hij nu heeft. We kunnen het doen met wat er is. Dus liefde heeft voornamelijk te maken met wederkerigheid? Ja, en voor therapie ook met zorgen dat je vakbekwaam bent. Dat je zelf intervisie of supervisie houdt, dat je steeds weer je eigen proces goed focust, bijhoudt en verzorgt. Zodat je onderscheid kunt maken tussen begrip voor het probleem/iemand goed genoeg vinden en er tegelijk stevig voor te staan dat er wel iets moet gebeuren. Want anders heeft de ander ook niks aan je. Liefde is niet zomaar zacht zijn. Het is ook geen liefde om streng te zijn. Het is een combinatie zoals die al werkend ontstaat in wat jij kunt, in wat de cliënt kan en wat in de omgeving plaats kan vinden. Het heeft ook te maken met dat er vaak gezegd wordt dat kortdurende therapieën maar niks zijn. Soms kan je in een half uur iemand zo’n nieuwe ervaring geven dat hij daar bij anderen op door kan gaan. Dus je kunt helemaal niet zeggen of je als therapeut lang of kort moet werken, het doet zich gewoon voor. Allerlei omstandigheden spelen daar een rol in. Therapeutisch om kunnen gaan met de dingen die gegeven zijn, is ook een vorm van liefde. Als je een therapie lang door laat gaan, kun je afvragen waarom zo lang? Voor jezelf of voor de cliënt etc. Liefde is dus ook het gevolg van je eigen ontwikkeling. Ik heb bij gemerkt dat als je veel werkervaring hebt, dat er dan een bepaalde gewoontevorming in komt die altijd ook te maken heeft met mijn eigen stereotypen. Dan kan ik nog zoveel van mijn cliënt houden, er zal toch eerst weer iets moeten gebeuren met mijzelf. Vandaar dat die intervisie of supervisie zo belangrijk zijn. Dus zelf in beweging/in ontwikkeling blijven is daarbij van cruciaal belang? Ja, daarmee laat je, vind ik, je liefde voor je cliënt en voor jezelf zien. Bestaat wetenschappelijk werken zonder liefdevol te werken? Dat bestaat wel, maar ik vind het niet mooi.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 108
Hoe maak je de combinatie tussen wetenschappelijk turven en liefdevol werken? Wetenschap is gelukkig heel veel meer dan turven. Wetenschap is kunst en kunst is wetenschap. Ik heb altijd willen weten waarom ik iets doe, omdat ik heb gemerkt in mijn leven dat mensen dingen zeggen over wat ‘goed’ is en wat ‘hoort’, hoe je moet zijn. Vanaf de eerste klas lagere school, mocht je niet meer het bos in met de jongens. Ik had een deal met mijn moeder (daar is nooit over gesproken) dat als ik op tijd thuis was voordat mijn vader thuis was dan was er niets aan de hand. Was ik dat niet, dan kreeg ik gewoon straf. En dat zijn van die logische onlogischheden, die sommigen niet opvallen, die sommigen vergeten en die sommigen -zoals ik- vanzelfzwijgend opnemen in hun gedrag en opvattingen. Er zijn een aantal dingen in mijn leven die ertoe hebben geleid dat ik werk zoals ik dat nu doe. Ik ben met twee dove zusjes opgegroeid. Ze konden allebei pratend communiceren. Al heel jong moesten ze naar een doveninstituut omdat leren praten belangrijker was/is dan opvoeding. Maar wij konden prima met elkaar praten. Waarom moesten ze dan uit huis worden gehaald? Moeder: Toen ben ik daarover gaan schilderen. Ik schilderde een oor waar allemaal gekleurde dingen in gingen en daar zwart werden. Dat weet je niet van tevoren, dat ontstaat. Marijke: Ja, dat ontstaat, vandaar dat Emerging Body Language. Ook nu nog gaan de protocollen sneller en harder dan de kennis van de individuele persoon. Liefde is ook vind ik; het specifieke van een individu kennen, niet alleen diens stoornis en diens groep gestoorden inclusief programma, waar die dan bij moet horen. Er is volgens mij een koppeling tussen liefde-integriteit-beeldend. Echtheid speelt daar een hele grote rol in. Als je als therapeut niet authentiek bent, als je ogenschijnlijk liefdevol werkt, kun je dat dan zien aan het werk van de cliënt? Een interessante vraag. Ik denk het wel, mijn ervaring is dat het werk van de cliënt en de therapeut dan stereotyper blijft en steeds stereotyper wordt. Je ziet soms wel veranderingen, er is meestal wel degelijk een ontwikkeling. Die ontwikkeling is dan vaak buiten de persoon, heeft weinig te maken met zijn ‘zelf’. Dus er is wel geleerd, maar niet gegroeid, hij is niet gevoed. Een belangrijk punt is ook het wederkerige contact. Dat is over de hele wereld hetzelfde. Belangrijk daarbij is het ritmische: in een bepaald ritme beurtelings meebewegen met de ander en als dat lekker loopt (de cliënt eigen is geworden) iets daarin passend nieuws aanbieden. Enerzijds herhaling en anderzijds kleine variaties, om de interactie en de ontwikkeling van client en therapeut flexibel te houden. Het mooie aan de creatieve therapie was dat het de enige hulpverleningsvorm was die zich vrij vanuit de interactie tussen client, therapeut, materiaal en omgeving kon ontwikkelen. Mens-zijn/worden stond centraler dan nu. Toen waren er wel te weinig regels. Nu gaan de regels voor de interactie. Daar is ook weer een reactie op. Ik ben benieuwd welke kant het op gaat.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 109
Er ligt nu een focus op ontwikkeling als iets wat van buiten naar binnen gebeurt. Ik vond het liefdevoller en effectiever dat de therapeut Meebewogen is, cognitief en praktisch helpt ordenen zodat de cliënt minder overgeleverd is aan zijn fysieke reacties, dat hij vrijer kan beschikken over al zijn mentale en fysieke functies. Proberen wat van hem is, dit opmerken en daar wat mee doen, daar gaat het om. Het is belangrijk om binnen de tijdsbeperkingen te kiezen voor de cliënt, voor het proces. Weer leren Leren als een baby!
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 110
Interview Edo Hebinck. Wat voor woord je gebruikt, waarom je dat woord gebruikt en de uitwerking daarvan is heel belangrijk. Veel mensen zijn gekwetst in de liefde (dan heb ik het over liefde in de binnenbocht). Daardoor is het moeilijk om het over liefde te hebben. Ik ben een kind van Jezus, Jezus is ook liefde, maar Jezus is ook een beladen naam. Het inkaderen van begrippen is een vorm van risicovermijding. Mijn installatie over zwaartekracht gaat ook over liefde. Zwaartekracht zou je kunnen zien als liefde van de kosmos. Als er geen zwaartekracht is dan val je uit elkaar, worden de cellen niet meer bij elkaar gehouden. Liefde brengt dingen bij elkaar. Jezus brengt mensen bij elkaar en brengt de mensen bij de schepping. Paulus schrijft brieven naar mensen en belangrijk hierbij is de groep gelovigen; ook hier is er sprake van een relatiesfeer. De vader, de Zoon en de Heilige Geest impliceert ook een relatiesfeer. Je bent een soort familie ten opzichte van andere schepselen en dat is een unieke kans, dat heeft alles in zich om een liefdesrelatie te zijn. Ik kom uit een tijd dat het verband van het gezin losgelaten werd, maar toch is het duidelijk dat je het nodig hebt. In Korea bijvoorbeeld heb je mensen die alleen maar virtuele contacten hebben en daar is een heel hoog zelfmoordcijfer. Wat is de kern van contact? *Geeft een voorbeeld van een verstandelijk gehandicapte cliënt die de neiging had om telkens afgeleid te worden van zijn beeldend werk door zijn drang om “kattenkwaad” uit te halen. Hoe hij aansluit bij de fysiek van deze cliënt en diens afkomst (boerderij). Gaat met de cliënt naar buiten om een emmer zand te halen om later te verwerken in een schilderij. Met zand, acrylverf en een spatel mag de cliënt aan de slag en ervaart daarbij veel fysieke weerstand, maar ook uitdaging omdat de opdracht wel aansluit bij de persoonlijkheid van de cliënt. Hij hoefde geen kattenkwaad meer uit te halen.* Interactie met de wereld en zijn ingrediënten, zijn ingrediënten voor verstandhouding. Ik noem het ook wel eens ‘oogmerk’, een ander woord voor intentie, iets wat in je hart zou kunnen zitten of liggen. Oogmerk; de manier waarop je kijkt, dat wat een klik geeft, een soort interactie, van binnen naar buiten. Als tegenstelling zou je virtueel/digitaal en analoog (dat je het hebt over overeenkomsten en verschillen) tegenover elkaar kunnen zetten. Dat laatste is zoals ik Jezus zie. Als je het over liefde hebt, is het dat je weet hebt van overeenkomsten en verschillen. Het heeft iets van een soort omarming. Je ziet de overeenkomsten en de verschillen, maar het maakt niets uit. Je hebt wel oog voor verschillen, maar dat is niet doorslaggevend. Heb je vijand lief zei Jezus. En als je je vijand lief hebt dan is hij je vijand niet meer. Tegen een collega die zichzelf zielig vond, omdat hij lang tobde op een schilderij, zei ik; tijd is liefde. De tandem waarmee ik je op kwam halen moest ook nog gereed gemaakt ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 111
worden. Aandacht kost ook tijd, die je niet hebt of die volgens de klok niet aanwezig is. Je wordt achtervolgd door de tijd. Bewust-zijn rond tijd maken en je standpunten daarin innemen is heel belangrijk. Zelf heb ik een ingebouwde klok. Zelfs als ik even een dutje doe en wakker word dan weet ik bij het wakker worden hoe lang ik heb geslapen. Hoe doe je dat in therapie? Liefdevol werken als je de tijd niet hebt? Als je een overeenkomst sluit bepaal je wat je binnen een aantal weken moet doen. Dan moet je de tijd bewaken. Maar of dat aansluit bij liefdevol werken? Liefde is natuurlijk ook loslaten. Snel werken zonder dat je het liefdevol werken kwijt raakt kun je alleen als je op een reële manier werkt. Het is zorgen dat dat wat je wilt haalbaar is, herkennen wat er is en daar gebruik van maken. Eén bezwaar dat mensen bij het begrip liefde hebben is dat liefde alles goed vindt. Maar duidelijkheid kan ook als liefde worden ervaren en structuur als toegewijd. Ik moet aan jaloezie denken als een soort van tegenovergestelde van alles maar goed vinden. In beidei gevallen is er volgens mij geen sprake van wederzijds contact. Reclame vind ik daar een goed voorbeeld van; alles van buiten naar binnen halen. Je kunt niet liefdevol werken als je alleen maar alles van buiten naar binnen haalt. Wat moet je ontwikkelen bij jezelf om wel liefdevol te kunnen werken? Het heeft te maken met waarnemen, op een afstand, dat je daar overheen moet kijken. Kijken is ook dat je de afstand die er is laat blijven, dat zit al in de ogen zelf, ogen zijn gebaat bij afstand. Handen zijn bij andere dingen gebaat dan de ogen, handen zijn gebaat bij iets tactiels. Ik denk dat veel mensen gebaat zijn bij aanschouwing. Waarneming ontwikkelen. Dan is de kans ook groter dat je niet in valkuilen trapt. Waarnemen kan ontroering geven, dan kom je weer op het gebied van de liefde. Ik ben een soort van alleenganger; ik kan goed alleen zijn, maar kan en wil niet om mensen heen. Ik ben er alleen niet afhankelijk van. Dat is de beste manier om met mensen te werken. Ik heb gelegenheid om mee te doen, maar tegelijkertijd ben ik vrij. Wat kun je zeggen over overdrachtssituaties? Als iemand zegt dat hij rood is en je zegt ‘hoezo, ik zie heel veel blauw’ dan zegt die ander waarschijnlijk dat hij/zij eraan werkt. Het is een constant werken. Weerstand kun je onderzoeken. Ik moet denken aan klank. Klank is weerstand van beweging. Dan komt er zoiets als schoonheid om de hoek kijken. Een violist brengt ook in beweging, dat levert schoonheid op. Daar ben je ook kunstenaar voor. Je werkt aan zo’n manier van omgaan met weerstand. Weerstand heb je nodig. Het lijkt erop dat liefde niet zoetsappig is. Als mensen ogenschijnlijk liefdevol werken, waar merk je dat aan? Als mensen ogenschijnlijk liefdevol zijn dan praten ze geel, maar hun werk is rood met groene stipjes. Wat het lichaam doet is eerlijk. Als iemand heel mooi kletst maar iets anders laat zien dan spreekt het lichaam toch de waarheid. Dit sluit aan bij wat er bekend is over het belang van lichaamstaal.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 112
In mijn beeldend werk, werk ik met bestaande dingen en zo werkt het ook met cliënten; ze komen vrijwillig of zo komen niet. Een voorbeeld: naaimachines stikken eerst en transporteren daarna. Ik laat ze bellen blazen; indopen, eruit, blazen; de functies wachten op elkaar. Als je iets aan de naaimachine draait dan doet hij altijd wat hij gedaan heeft, maar ik doe er iets nieuws mee; dat is het droomgedeelte. Mensen doen ook altijd hetzelfde (patroon), maar er is ook een droomgedeelte en geheugengedeelte en met wat mensen kunnen doe je iets nieuws. Je kijkt naar wat mensen kunnen en van daaruit ga je nieuwe dingen doen. Beeldend werk: Ik had als kunstenaar ergens een atelier. Mensen kwamen bij mij in mijn atelier en ik gaf ze opdrachten. Er zaten mensen bij die ze zo probeerden in te vullen zoals ze dachten dat ik het wilde. Mensen kunnen om normering vragen. Dit heeft ook wel succes, het levert hele binnenkomers op. Zo kun je beginnen met iemand leren tekenen en later komen er dan andere dingen aan de orde, zoals hoe iemand naar zichzelf kijkt. Ik werk graag op zijn boerenfluitjes, zoals ik dat noem. Het kan dan allerlei kanten opgaan Mijn beeldend werk gaat over terugbrengen naar eenvoud. Het ziet er vanzelfsprekend uit. Als het werk voor mijn gevoel nog niet klopt dan is het nog niet eenvoudig genoeg.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 113
Interview Ella Molenaar Ik en jij; Martin Buber heeft het op een gegeven moment over ‘het juiste handelen’. En dat juiste handelen dat is overgave vanuit een oprechte instelling. Die juiste manier van handelen dat zou je ‘toegewijd’ of ‘liefdevol’ handelen kunnen noemen. In die zin is het oprecht aanwezig zijn natuurlijk heel erg van belang. We leren eigenlijk dat je dingen zoveel mogelijk moet opsplitsen, duidelijk maken, concretiseren, bewijsbaar maken. Terwijl ik eigenlijk het gevoel heb dat je daarmee wel hele kleine aspecten van iemand kunt behandelen, maar als je ieder deelaspect van iemand ziet dan kun je volgens mij nooit professioneel werken omdat je de hele persoonlijkheid er niet bij betrekt. Dus dan blijf je altijd bezig met het ene probleem oplossen terwijl het andere weer terugkomt omdat je er te weinig aandacht aan besteedt. Dat vind ik wel prachtig, dat is precies mijn verweer destijds tegen de protocollen en de modules. Omdat je precies zoals je dat zegt, een deelaspect behandelt en vervolgens, er is een alomvattend probleem waardoor iemand in de vernieling raakt en daar kun je wel kleine stukjes voor gaan behandelen, maar daarmee heb je het alomvattende probleem niet aangepakt. Gebrek aan liefde is het alomvattende probleem. Wat is die liefde of wat is die liefde niet? Als je de categorien cliënten ziet waarmee we werken in het algemeen dan zijn dat de verwaarloosden of de verwende mensen. Het zijn de zwakzinnige mensen die in inrichtingen geplaatst worden, dus wel te eten en te drinken krijgen en de zorg die ze nodig hebben, die aandacht van die ene vader of moeder, die ene persoon die belangrijk is krijgen ze niet. Ze zijn als het ware gehospitaliseerd. Het is al heel vroeg ontdekt dat hospitalisatie eigenlijk de ergste schadelijke invloed is die er is. Daardoor ontstaan problemen. Hospitalisatie is liefdeloosheid. Dus het is een essentieel probleem dat je te pakken hebt. Want hoe kun je als je mensen als zaken, als dingen opdeelt het probleem aanpakken? Je moet dat wel doen enerzijds om doelgericht te kunnen werken, maar anderzijds schiet je dan voorbij aan de mens. Die mens is niet dat probleem, die is niet de autist, dat is hij óók. Die mens is de mens met een autistisch kenmerk. Of die mens is een mens met een zwakzinnig kenmerk etc. Maar wel een mens die liefde nodig heeft. Wat is de kern van het menselijke contact en wat is de kern van het behandelen en hoe komen die samen? Ik denk dat aandacht, toegewijde aandacht, een factor is die van groot belang is. En wat je ziet in het beeldend werken is dat cliënt en therapeut gezamenlijk aandacht hebben voor het werk dat de cliënt onder handen heeft en de opwellingen, de gemoedstoestanden die daarmee naar boven komen of de denkrichtingen die de cliënt in wil slaan. Je kunt kiezen; gevoelsmatig, meer rationeel, dat hangt een beetje af van de persoon. Is het iemand die erg rationeel is ingesteld dan kun je met toegewijde aandacht merken dat dat eenzijdig is. Een mens kan niet alleen van ratio leven, er moet iets van emotie bij, dat is volledig. Dus dan kun je door de wijze waarop je aandacht geeft de emotionele kant naar voren halen. Als je daar zit en je constateert; het is rationeel, klaar, dag, dan blijft het dus op afstand. En daar is geen sprake van liefde, alleen van een mens zien als object. Het geobserveerde object. En dat moeten wij in ons vak natuurlijk ook wel doen, wij moeten observeren, maar de wijze waarop je observeert maakt uit, stippelt eigenlijk ook de weg van de oplossing uit. De weg van de oplossing zit hem in de wijze waarop je als therapeut aandacht geeft. Die weg kun je met de normale objectieve aandacht – ik laat de cliënt wat doen en ik zeg er wat van, ik ben er zelf niet bij betrokken, dat kun je dan heel ijskoud constateren; je doet dit en ik concludeer dat -. Dat ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 114
is wezenlijk anders dan wanneer iemand bij een arts komt en die gaat de bloeddruk meten. Dan heb je cijfertjes en kun je objectief zijn. Zo werkt het bij ons niet, dat is dus een groot verschil met de gebruikelijke, medische behandeling. In dit vak is persoonlijke aandacht echt aan de orde. Jij noemt het liefde, ik noem het ‘liefdevolle aandacht’. Je moet dus erg voorzichtig zijn met het woord liefde, dat is toewijding in die zin. En ik vind het een prachtig onderwerp. Ja, want ik bedacht me ook, dat als je vanuit al die hokjes met mensen werkt, dan zit je zelf in het rationele en aangezien een mens meer is dan alleen het rationele, zul je ook andere dingen erbij moeten betrekken. Dus ook vanuit jezelf. Dus als je het rationele aspect van jezelf inzet dan lijkt het me logisch dat je ook het rationele aspect van de ander raakt. Ja dat klopt ook wel. Als je niet op dat niveau van rationele bewustwording binnenkomt, waar kom je dan binnen? Wat is de belangrijkste plek waar je binnen kunt komen en hoe doe je dat? Eigenlijk precies zoals in de wieg al gebeurt, door mensen op te pakken, aan te pakken, mee te nemen. Door geluid te maken, door ze toe te spreken, door een liedje te zingen. Vooral door met autistische zwakzinnigen om te gaan zoals dat zou moeten met ieder mens. Het is ook denk ik helemaal geen toeval dat juist bij zwakzinnigen zoveel autisten rondlopen. Dus wordt autisme gemaakt, veroorzaakt door een gebrek aan gevoelsleven bij autisten? Nee, dat is niet gevoed. Het is op één of andere manier niet gevoed doordat ze zich niet hebben laten voeden ofwel doordat ze al snel opgenomen werden in een inrichting, dus al uit die band van moeder/vader en kind zijn verwijderd. Ik heb ook gewerkt met zwakzinnigen, heel lang geleden, dat was de normale manier. Je ging wat met die mensen om, je sjouwde rond, je deed spelletjes, schilderde, boetseerde voor zover dat mogelijk was en het persoonlijk contact daar was niet veel prake van. Maar je zag ze opleven als je van klei een balletje maakte en dat naar ze toe gooide. Dan kreeg je dat balletje terug. Als je dan een kommetje maakt waarin het in opgevangen kan worden dan heb je een spel, een heen-en-weer, een over-en-weer. En dan gebeurden andere dingen, dan gingen ze ook een kommetje maken, terwijl je daar normaal iets stond voor te doen. Pas in het spel van het balletje gooien werd het overgenomen. Zou ik daaruit kunnen opmaken dat het heel belangrijk is in contact dat het wederzijds is? Contact is altijd wederzijds? Ja, en daar heb je dus een gigantisch probleem. Want ik ben geen autist en ik ben niet gestoord en ik ben geen narcist. Dus ik kan maar op een deelgebied wederzijds zijn. Ik kan in het probleem niet wederzijds zijn. Dus dan blijven ze appart staan. En veel hulpverleners stellen zich als hulpverlener op en blijven al sowieso buiten staan. Dus om iemand te helpen met een probleem moet je eerst…? Ja, wat moet je eigenlijk eerst? Zelf van plan zijn om die ander te willen benaderen. Dus zelf die instelling hebben om een ander op te willen vangen. Eeen therapeut moet dus capabel zijn om mensen op te vangen die dat zelf niet zijn. Dus omdat je op dat gebied waarin de cliënt een probleem heeft niet helemaal op aan kunt sluiten, zou je kunnen zeggen dat het eerste wat je als ingang hebt in alle raakvlakken die je wel hebt goed contact te maken en van daaruit aandacht te kunnen besteden aan de problematiek? Ja, dus dan krijg je het probleem van de therapeutische houding. Die vraagt überhaupt in elke situatie dat je een volledig speelveld kunt overbruggen tussen nabijheid en afstand. Je moet nabij zijn anders kun je niks, je moet afstand houden anders ga je mee in het probleem of je raakt verstrikt in de problemen of ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 115
er gebeurt niet wat er had moeten gebeuren. Dus de persoon van de therapeut moet afgewogen mogelijkheid hebben om te spelen op de lijn afstand-nabijheid. Leer dat maar even in vier jaar! Wat moet je ervoor hebben om daarmee te kunnen spelen? Om te beginnen weten wie je bent, zelfinzicht, bij jezelf kunnen blijven om voldoende ruimte voor anderen over te hebben. Wat je er nog meer voor moet kunnen is een gevoel van eigenwaarde hebben ontwikkeld. En de meeste cliënten hebben dat niet. En een groot aantal van de studenten hebben de studie gekozen omdat ze het ook niet hebben. Dus daar zit een probleem. Daar zou dus bij de selectie veel meer op gelet moeten worden. Van de andere kant zou je kunnen zeggen dat juist die mensen die dat probleem kennen geschikt zijn om hiermee te werken, want die snappen, kunnen inleven, hebben precies door wat er bij de cliënt heerst aan probleem. Enerzijds is het bijna een voorwaarde, je moet een beetje van het probleem hebben wil je met mensen met zo’n soort probleem omgaan. Anderzijds moet je het probleem wel overwonnen hebben anders red je het zelf niet. Dus iets wat heel belangrijk is is dat je heel reflectief naar je eigen persoonlijkheid kunt kijken en dat je ook bereid bent om daar ook open naar te kijken en daaraan te werken, hoe moeilijk het ook is? Ja, werken aan jezelf is een belangrijke voorwaarde. Nou zie je in de hulpverlening dat er een gevoel van eigenwaarde wordt ontleend aan het kunnen helpen van mensen die het niet redden. Maar dat is niet hetzelfde als een gevoel van eigenwaarde, dat is een soort compensatie . Dus daar zal denk ik de vraag naar liefde of toegewendheid niet makkelijk spelen, want dan is de werksituatie compenserend voor het eigen tekort. Voor het liefdevol kunnen werken moet je dus bezig zijn met jezelf worden, jezelf stevig maken, zodat je die ander meer te geven hebt. Hoe steviger je zelf staat, hoe meer je te geven hebt. Ja. Ik vond het lastig om informatie te vinden over het onderwerp, maar wat ik tegenkwam is Erich Fromm. En wat ik daaraan heel hoopvol vond en waarvan ik ook denk dat het een heel belangrijk punt is, is dat liefde volgens hem niet een ding is, maar bestaat uit een aantal aspecten die er in heel veel verschillende vormen zijn. Maar de kern ervan is volgens mij dat het iets is wat je kunt ontwikkelen. Ja, dat klopt. Het is vooral mijn generatie inderdaad die daar heel sterk mee bezig is geweest. De naoorlogse generatie. Het zijn die mensen die pleiten voor een humane maatschappij. En dat is wat wij kunnen doen, en door dat woord van Fromm te gebruiken ‘de humane menselijkheid’, omzeil je de eventuele connotaties van de kerken, de instituten, het Jodendom en je brengt het mogelijk voor iedereen. Ik juich dat zeer toe, die aandacht voor Fromm en voor het Boeddhisme, maar je kunt ook Jung naar voren schuiven, die wordt nu verguisd maar dat is de man die wel de symboliek van het religieuze-en eigenlijk van de toegewendheidheeft onderzocht en ontwikkeld en onder de ogen gebracht. Het lezen van wat deze mensen hebben geschreven moet je wel echt willen omdat het veel nadenken vergt, veel inzicht, reflectie. Ja, maar waarom zou een creatief therapeut zich niet verdiepen in haar vak? Wat let een creatief therapeut om dat te doen? Het is niet makkelijk en vaak is het type mens wat voor creatieve therapie kiest het type wat Kolb in zijn cirkel ‘de dromer’ noemt (rechtsboven). Maar dat let toch niemand om die cirkel te doorlopen, om dat denken en dat experimenteren (de hele handel) door te lopen? Dat is juist de bedoeling. Dat maakt, als je dat kunt doorlopen, dat je in je vak ook toegewend kunt reageren. Ik gebruik dus liever niet het woord ‘liefde’, maar ‘toegewend’. En die ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 116
toewending daar hebben mensen wat aan. De toewending betekent dat als ik bereid ben me toe te wenden, dat de ander het gevoel kan hebben opgevangen te worden. En dat is wezenlijk. En dat gebeurt in allerlei symbolen, symbolische handelingen, in kleurkeuze, in aanbod. Wat ik aanbied doe ik in afstemming op wat ik denk dat er bij de cliënt leeft. Als ik me niet inleef zet ik gewoon een repertoire voor; ik doe het nou eenmaal altijd zo. Toegewend? Nee, dit is mijn gewoonte. De protocollen maken het nog ingewikkelder om toegewend te zijn. Met toegewend bedoel je dan echt gericht op de persoon waarmee je werkt? Ja, zo ingewikkeld is het dus. En als ik dus toegewend wil reageren dan moet ik kennis hebben van de symboliek, als ik een observatieopdracht... Ik zal je het laten ervaren. *Er volgt een korte demonstratie van een beginopdracht waarbij Ella uit een box met, voornamelijk natuurlijke voorwerpen, een aantal voorwerpen uitstalt waar ik er een paar uit mag kiezen die mij het meest aanspreken. Dit zijn allemaal natuurlijke voorwerpen. Dan legt ze nog een gekleurd veertje, een stukje piepschuim en een plastic paddestoeltje neer, die ik meteen afwijs.* Ze heeft heel goed gekeken naar wat mijn aandacht trok en maakt daar gebruik van. Afstemmen vraagt om oefening en speelt zich grotendeels gevoelsmatig af, terwijl de protocollen cognitief zijn. Als je alleen vanuit protocollen werkt en je hebt crisis met je cliënt: Dan kun je niets, want je hebt jezelf onthouden van de geoefendheid in afstemming. Als er bijvoorbeeld op cognitief/emotioneel niveau een probleem is dan kun je daar niet alleen maar cognitief/thematisch mee aan de slag. Dit raakt heel nauw het probleem van de afstand en nabijheid. De omschrijving van dingen klopt dan wel maar de geoefendheid erin daar echt mee aan de slag te kunnen (afstemming) niet. In de opleiding zou er aandacht aan besteed moeten worden dat je leert doorleven wat je meemaakt, omdat je als je dat niet doet niets voor clienten kunt betekenen. In de zorg is het nu zo dat je binnen een paar keer iets verwerkt moet hebben, dat is ook zoiets. Je zou er goed aan doen om in de literatuur na te zoeken hoe het binnen de creatieve therapie ging, bijvoorbeeld in oude vaktijdschriften beeldende therapie. Aan Truus Wertheim heb je wellicht iets. Aan de tijdgeest ontkom je niet, maar de nadruk op het cognitieve in een beroep waarin je met betrokkenheid en met je handen werkt is wel heel opmerkelijk. In de afwisseling tussen cognitief observeren en subjectief ervaren vind je de juiste afstemming. Er is niets mis met cognitie, maar wel als het uitsluitend daar om gaat draaien. Ik zie parallellen met de hospitilisatie van studenten/cliënten: Je zit dicht bij het probleem, dus ook bij de oplossing. Houding/attitude; De ongeoefendheid om met afstemming om te gaan als gevolg van een bepaalde aanpak, daar gaat het om. Je onderzoek is essentieel, maar pijnlijk omdat niemand het beheerst. Maar maak het breder, dan wordt het minder pijnlijk. Maak speelruimte, zet begrippen naast elkaar. Het gaat om attituden/toegewendheid: machtsproblemen worden bijvoorbeeld verpakt als attitude. Dit soort aspecten mag je gaan signaleren. Attitudevorming moet een plek hebben in het lesprogramma. Over beroepsethiek van creatieve therapie is er bijvoorbeeld niets te vinden op internet. Nee, die is er ook niet. Wel in de algemene psychiatrie en religie. Betrokkenheid is belangrijk bij wat je ziet en bij mens-tot-mens contact, dan kun je iets. Geen stelling kunnen innemen t.o.v. dat om je heen, dus in therapie t.o.v. je cliënt, dat ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 117
zorgt voor problemen. De oude opvatting gaat ook door zoals je in de praktijk ziet (veel therapeuten sjoemelen): deze is gericht op de gehele mens i.p.v. een defect deeltje. Je zult naar beeldend werk van clienten van verschillende therapeuten moeten kijken om te kunnen zien of de attitude van de therapeut invloed heeft op het werken van de cliënt. Aanvulling van Ella: We hadden het ook over verschillende aspecten van het onderwerp liefde in een professionele setting: De term “liefde” is te beladen : liefde als seksueel getint, (misbruik). Wat bijvoorbeeld ook speelt is een machtsprobleem, een ander helpen om niet met eigen tekort schieten bezig te hoeven zijn ( je had het over schijnheiligheid): het gegeven dat we allemaal tekort schieten en dat niemand daar graag mee te koop loopt. Ga het onderwerp behandelen onder het neutralere Attitude of beroepshouding, vermijd dus de beladen terminologie van “liefde.” Liefde in de eigenlijke zin heeft te maken met er ”zijn” voor een ander dus toegewend zijn.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 118
Interview Bert Hoekstra (Leest een stuk voor uit 1 korinten 13): De liefde is lankmoedig, De liefde is goedertieren, Zij is niet afgunstig, De liefde praalt niet, Zij is niet opgeblazen, Zij kwetst niemands gevoel, Zij zoekt zichzelf niet, Zij wordt niet verbitterd, Zij rekent het kwade niet toe. Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, Alles hoopt zij, alles verdraagt zij. Bert Hoekstra leest dit niet voor uit geloofsovertuiging, maar omdat hij dit zo prachtig verwoord vindt. We hebben het gehad over dat vooral beschreven wordt wat de liefde niet is. Op het moment dat je iets definieert leg je het vast, terwijl op het moment dat je iets beschrijft, wilt benaderen je het heel veel ruimte geeft en dat is natuurlijk belangrijk bij een begrip als liefde bij poezie, beelden enz. Ik denk dat dat hetzelfde is als in jouw onderzoek. Jij kunt geen eensluidend antwoord geven. Je kunt hooguit de kern benaderen. Maar in feite is dat een metaforische manier van werken; je benadert iets, geeft paralellen, je zoekt iets, maar in het zoeken zit het vinden al, maar op het moment dat je het vindt vervluchtigt het. Je kunt niet zeggen; daar heb ik de liefde te pakken, het zit in zoveel dingen. Ik vind het opvallend dat vooral een omschrijving wordt gegeven van wat het allemaal niet is, omdat dat sterker het karakter typeert dan wanneer je zou gaan omschrijven wat het allemaal wel is. Bij een begrip wat zoveel aspecten heeft, en zo omvattend is als de liefde moet je het haast is termen van wat het niet is gaan beschrijven omdat je het positieve overhoudt. Maar je kunt het toch niet praktisch inzetten als je alleen maar omschrijft wat het niet is? Ja, maar omdat het heel erg gescheiden is in positief en negatief kun je het gaan duiden op het moment dat je denkt ‘dit is niet goed’. Liefde heeft zo ongelooflijk veel aspecten. Wat wezenlijke is bij liefde, bij liefdevol werken, liefdevol leven is het gevoel, het basisgevoel wat erachter zit. Je weet zelf wanneer dat liefdevol is of wanneer dat fake is, dat weet je heel goed. Daar kun je jezelf niet in bedriegen. Je kunt het wel proberen, maar het lukt niet. Op het moment dat jij met bijbedoelingen met mensen omgaat, als je uit bent op gewin of effect etc. Dan weet je dat maar het tekent zich ook af. Maar eigenlijk weet je dat zelf altijd. Precies dat is wat liefde dus niet doet. Liefde is niet gericht op effect, is niet gericht op berekenen. Waar is het dan wel op gericht? Op positieve inzetbaarheid, zoiets. Maar dat is een weten. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 119
Als je heel zeker weet waar je niet mee bezig bent dan kom je al aardig in de richting van weten waar je wel mee bezig bent. En dat is mijn probleem met de huidige benadering van therapie. Het wordt heel nauw omschreven, je hebt die diagnose-behandelcombinatie. Die laat geen ruimte, terwijl ruimte alles is wat er moet zijn. Ruimte en tijd, alles wat je nodig hebt voor een goede therapie is ruimte en tijd. En wat wordt geschrapt? De ruimte en de tijd. Wat blijft er over? Methodiek. Dat werkt niet. Zouden we hier bij mijn vraag kunnen beginnen over wat de liefde eigenlijk is? Je kunt niet zeggen wat het is. Je kunt wel zeggen waar het over gaat. Net als bij een boek, poezie, een beeld. Het gaat over dit of dat. Je kunt niet zeggen ‘het is’. Het gaat ergens over. Het gaat over dat wat je eigenlijk wel weet denk ik. Het lijkt een open deur, maar dat is het niet. Dat is niet zo omdat mensen zichzelf zo graag voor de gek houden. Oke, jouw vraag…’wat is liefde’, kan ik alleen maar beantwoorden met ‘liefde is de basisvoorwaarde voor groei. Ik kan niet zeggen dit of dat is liefde, ik kan wel zeggen er zijn een heleboel aspecten van liefde die de basis zijn die mensen, dieren, planten doen groeien. Dat zit hem in acceptatie, een glimlach, een hand op een schouder, in alles wat gemeend positief is. Op het moment dat het fake is, is het direct geen liefde meer, maar het valt ook doorgaans door de mand. Dus je zou kunnen zeggen dat het ten eerste positief is en ten tweede dat het echt moet zijn? Het heeft alles te maken met echtheid, het heeft alleen maar te maken met echtheid. Zodra er onechtheid bij zit is er geen sprake meer van liefde. Daar ben ik van overtuigd. Verder is het vooral de afwezigheid van het negatieve. Zoals winstbejag, ijverzucht enz. Dingen die eigenlijk allemaal te maken hebben met een soort van houding naar de buitenwereld toe in plaats van contact met de binnenwereld? Ja precies. Liefde heeft ook vooral te maken met geven, met geven zonder iets terug te verwachten. Je hebt mensen die niks willen geven, je hebt negotierende mensen die alleen maar willen geven op voorwaarde dat ze weten wat ze terug krijgen, terwijl het echte geven uit overvloed gebeurt. Dat is ook wat je bijvoorbeeld bij Maslov terug vindt. Hij heeft het over mensen die zelfactualiseerders zijn, dat hun geven altijd een geven uit overvloed is, uit teveel hebben, over hebben. Geven vanuit een gemak in plaats van een angst om het niet terug te krijgen. Geven als vanzelfsprekend iets, daar heeft het mee te maken. De liefde is zo belangrijk binnen de therapie omdat het de basisvoorwaarde is voor groei (zo zie je dat) , zou je kunnen zeggen dat therapie zonder liefde aan de basis oke kan zijn, maar dat therapie met liefde aan de basis ongelooflijk meer met mensen doet? Ik denk dat therapie zonder liefde aan de basis niet beklijft. Dat is net zoiets als kunstmest geven aan plantjes maar vergeten water te geven. Dan gebeurt er gewoon geen donder, maar gaat het net zo goed dood.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 120
Dan kan het dus zijn dat het op heel korte termijn iets doet, maar dat het geen blijvend of doorwerkend effect heeft? Dat denk ik. Ik werk nu 22 jaar met verstandelijk gehandicapten. De groei die ik zie en de ontwikkeling hebben alles te maken met liefde. Met het feit dat ik iets voor die mensen voel, dat ik me interesseer voor hen. Op de tweede plaats komt er zoiets als een methodiek die je ontwikkelt. Maar die kan alleen maar op het moment dat die liefdevolle basis er is. Je kunt zo’n methodiek ook alleen vanuit dat ontwikkelen, op het moment dat je zegt dit en dat is de methodiek, zus en zo gaan we het doen, dan blijk je dus keer op keer mis te kleunen en mond je uit in een aantal handelingsafspraken ‘als dit dan dat’, omdat vergeten wordt waar de basis moet liggen. Als je iets met mensen wilt, dan zul je iets voor mensen moeten voelen anders hoef je er niet aan te beginnen. Maar wat je ziet is dat heel veel nadruk komt te liggen op het handelingsapparaat, methodiek, terwijl de basis die daaronder hoort te liggen zo ontzettend wordt veronachtzaamt. Die wordt gewoon vergeten. Daar hebben we het niet meer over. Daarom heb jij het er nu over, anders had je dit hele werkstuk niet hoeven maken. Als je methodiek inzet omdat het bewezen is dat het bij die cliënten heel goed werkt waarom is dan toch die liefde onmisbaar? Wat voegt die liefde toe? Bij verschillende therapievormen heeft liefde een verschillende kleur, een verschillende verschijningsvorm. Eigenlijk kun je zeggen dat alles wat mensen in positieve zin doen gebeurt uit liefde. Waarom tuinieren mensen, waarom laten mensen elkaar voorgaan bij de kassa? Dat zijn allemaal verschijningsvormen, heel in het klein, van liefde. Van zorg voor elkaar. Zorgen is een vorm van liefde. Op het moment dat je methodiek gaat zien als iets dat opzichzelf kan staan, wat zonder enige vorm van liefde kan worden aangeboden, dan zou je mensen niet meer kunnen bereiken, omdat het zichzelf zo verraadt. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze de ruimte krijgen, dat ze mogen miskleunen, dat ze mogen experimenteren. Al die voorwaarden die in de HAT staan beschreven, in de Canons van Torrance. Dat zijn in feite voorwaarden waarmee je zegt; heb liefde voor je cliënt, alleen beschrijf je ze tot in de puntjes. Zou je kunnen zeggen dat de liefde te maken heeft met heel erg gericht zijn op wie de ander is zonder die persoon te reduceren tot bepaalde kenmerken, maar open te staan voor die persoon in alle omstandigheden, op alle momenten, zoals hij zich op dat moment manifesteert? Ja. Het heeft te maken met hele wezenlijke aandacht voor de ander en zien wat de ander nodig heeft. Waarom wordt er gescholden op die dbc’s, op de tijdsdruk? Dat is omdat iedere therapeut weet dat een cliënt meer is dan zijn diagnose. Bij sommigen gaat dat van nature, anderen moeten er wat meer op worden gewezen. Kwaliteit wordt voortdurend zogenaamd gemeten, maar het wordt uitsluitend gemeten in protocollen en procedures. Niet in de mate van welzijn van cliënten bijvoorbeeld. Dat lijkt niet van belang te zijn. Terwijl er heel veel mensen altijd nog heel onverschillig worden behandeld en waarmee je zogenaamde gedragsproblemen houdt waarbij je eigenlijk gewoon weet dat het puur uit verzet gebeurt.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 121
Liefdevol werken betekent dat je oog hebt voor hoe mensen communiceren, hoe ze hun omgeving van binnen vertalen en daarmee omgaan. Daar kun je protocollen opstellen wat je wilt, maar daarmee kom je er niet. Het echte observeren van mensen kan alleen maar uit liefde volgens mij, omdat liefdevol observeren betekent dat je je kunt verplaatsen in de ander, kunt meeleven met de ander en vanuit het meeleven een stuk begrijpen kunt van de ander. Ander blijf je oppervlakkig hangen in gedrag. Precies wat jij zei over K. K. heeft de naam om agressief te zijn en jij zegt ‘K. is zo’n gevoelige jongen’. Precies dat is hij, zijn agressie komt voort uit zijn gevoeligheid, uit niet om kunnen gaan met de dingen die op hem afkomen. Op het moment dat het wordt onderkend als gevoeligheid, ga je er anders mee om. Ga je er niet op een onderdrukkende manier mee om. Dus om echt te kunnen observeren heb je liefde nodig en houdt in dat je zo open mogelijk kunt kijken? Want zodra je het allemaal gaat reduceren tot allemaal vaststaande begripjes, dan wordt het misschien wel heel makkelijk te duiden, maar is er voor heel veel dingen die er wel zijn, geen ruimte meer. Die mag je dan niet zien, want er zijn geen begrippen voor om ze te duiden. Ja. Er is een begrip normalisatie in de zorg en dat begrip is nooit goed omschreven en dat begrip wordt heel erg misverstaan. Het is een heel ingeburgerd begrip maar wordt heel vaak vertaald als ‘ze moeten maar normaal doen, als wij werken voor de kost dan moeten zij dat ook maar doen’. Dit begrip heeft heel veel afgedaan aan het open kijken naar de ‘abnormaliteit’ van verstandelijk gehandicapten. Deze normalisatie heeft geleid tot normering, tot het opleggen van normen. Als je liefdevol wilt werken met mensen is dat iets wat je in ieder geval zoveel mogelijk achterwege laat; normen opleggen. Je begint met accepteren dat mensen hun beperkingen hebben, hun ‘rare’ dingen hebben. Sterker nog, als je liefdevol met mensen werkt dan kun je er nog van genieten ook, van die andersheid en kun je er ook nog van leren dat je dus ook op een andere manier naar de wereld kunt kijken. Normaal gesproken ontstaan normen vanuit waarden, maar zoals met heel veel dingen gebeurt raken de normen een keer los van de waarden die erachter liggen. Dan wordt er dus niet meer gekeken en verlies je het doel uit het oog. Als we dit koppelen aan de therapie zou je kunnen zeggen; een methodiek inzetten is prima, maar het is noodzakelijk om daar een basis aan te grondslag te hebben. Het is iets anders dan normeren. Als ik zie dat een cliënt een stap kan gaan zetten dan is dat niet een norm van mij, dan is dat dat ik zie dat daar voor hem een ontwikkelingsmogelijkheid is en dan geef ik hem aan. Maar ik geef hem altijd aan op zo’n manier dat hij ermee kan doen wat hij wil. Ik geef hem zijdelings aan. Ik zie dat hij er behoefte aan heeft en dat het een moment is dat hij er open voor zou kunnen staan en dan blijft het bij een voorstel. Al is iemand er de komende tien keer niets doet dan is dat ook oke, dan is die persoon er kennelijk niet aan toe om er iets mee te doen. Maar het gebeurt uiteindelijk wel. Dit soort dingen heeft te maken met liefdevol kunnen kijken, met intuïtief kunnen kijken denk ik ook. Liefdevol en intuïtief dat heeft voor mij wel veel met elkaar te maken, ook omdat je gewoon kunt voelen wat iemand nodig heeft op dat moment. Je voelt het. Je ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 122
kunt je bijna in de ander verplaatsen en zeggen; en nu ben ik eraan toe om dat lijntje te zetten. Terwijl het al jaren niet zo is. Het heeft puur te maken met hoe ver de ander is en hoe kan ik dat bekijken, hoe kan ik dat aanvoelen. Dat is dan een ander belangrijk aspect. De eerste is acceptatie van de ander, de tweede het je kunnen verplaatsen in iemand, het niet vast omschrijven van de ander maar altijd een vloeiend beeld laten blijven. Zou je kunnen zeggen dat liefdevol werken met mensen lijkt op filosoferen? Het oordeel zo lang mogelijk opschorten, open blijven staan voor nieuwe dingen, nergens een antwoord op hoeven hebben? Ja. Het heeft te maken met vloeien. Filosoferen heeft te maken met denken, maar dat is ook een soort vloeien natuurlijk. Het heeft te maken met een combinatie van intuïtie, gevoel, verstand, maar alles in beweging laten zijn inderdaad. Er komt geen eindoordeel. Dingen niet vastleggen, voortdurend ruimte maken en ruimte zien voor ontwikkeling. Improviseren. Liefde heeft volgens mij inderdaad te maken met alles vloeiend houden. Voortdurend zien dat dingen kunnen veranderen, dat dingen kunnen ontwikkelen. Voortdurend op een nieuwe manier naar iets kunnen kijken. Zou je dit wat je nu allemaal vertelt kunnen koppelen aan wat voor soort interventies je pleegt binnen de beeldende therapie op het moment dat je vanuit de liefde werkt? Ja. Een hele belangrijke heb ik al genoemd, dat is het zijdelings begeleiden. Je zet mensen nooit voor een blok, altijd is er de acceptatie van: Wat gebeurt is goed. Dat is het maximale wat kan op dat moment. Als je ziet dat mensen vanuit hun hart werken, vanuit hun interesse hun hele wezen inzetten om iets te maken dan is datgene wat ontstaat, het maximale wat kan ontstaan. Daar past dus geen niet-acceptatie. Ik probeer geen normen op te leggen, maar bij te sturen. Je begint met meebewegen en vervolgens ga je sturen. Vervolgens ga je invloed uitoefenen op dat wat er gebeurt, maar op een manier waarvan je weet dat het de cliënt ten goede gaat komen, waar voor haar een onderliggende behoefte ligt. Op welk verstandelijk niveau dan ook hebben mensen behoefte om zich te uiten. Geef ze de gereedschappen in handen om dat te doen en ze doen het. Mensen willen benadrukken dat ze er zijn, mensen willen uiting geven aan wat ze bezig houdt en een uitnodiging zonder normering is vaak al genoeg. Een uitnodiging met normering, dat slaat dood. Wat gebeurt er als je een opdracht geeft? Mensen komen bij mij in een ritme, in een stijl, in een manier van werken en op een gegeven moment komt er de vraag; kunnen jullie eens vanuit dit of dat thema werken. Een enkeling kan ermee uit de voeten, de meesten niet. Op het moment dat iemand binnenkomt heeft hij meestal al een idee in zijn hoofd wat hij gaat doen. Vanuit hem of haarzelf. Op het moment dat je iemand een opdracht gaat geven zeg je eigenlijk impliciet; ‘jouw idee waarmee je hier gekomen bent is niet goed genoeg, ik heb een beter idee’, je begint dus met iets af te keuren (impliciet). Je remt iemand dus volledig af. Iemand komt binnen met een soort vaart in zijn hoofd en opeens zet je dat stil, want jij wil iets anders. Dus diegene moet opnieuw op gang komen, dat duurt even.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 123
Vervolgens heb jij de opdracht gegeven, dus mag hij niet meer aan zijn eigen norm gaan voldoen. Hij moet aan jouw normen voldoen, gaat dus krampachtig werken, want wat zijn jouw normen. (in beeld vertaalde normen) Hij is dus niet meer op zijn beeldend werk gericht, maar is op mij gericht. En vervolgens wordt mijn norm de standaard voor of het werk af is of niet. Tenzij hij denkt’ schijt, hier heb ik geen zin in, en hij raffelt het af en er is eigenlijk geen beeldend werkstuk ontstaan. Op het moment dat mensen behoefte hebben om zich te uiten hebben ze meestal een idee in hun hoofd, hebben ze dat niet dat ga je met materialen experimenteren; wat spreekt iemand aan? Dan gaan ze hun eigen ideeen ontwikkelen, ze gaan hun eigen vaart maken en er ontstaan eigen werkstukken. Ik denk dat je wel opdrachten kunt geven, maar dat je heel nauw moet kijken of het kader wel bij de persoon past. Met een te klein kader ontneem je mensen hun bewegingsruimte, met een te groot kader ontneem je mensen hun houvast. Om een goed kader te kunnen aanreiken moet je op zijn minst een goed beeld hebben van iemands ontwikkelingsniveau. Vormgeving gaat niet over het nemen van de snelweg, maar over het nemen van een touristische route. De weg is belangrijker dan het eindpunt, sterker nog, de weg bepaalt het eindpunt. En als je dan praat over liefdevolle begeleiding heeft dat toch alles te maken met empathie. Liefde vertaalt zich op zoveel manieren, maar altijd op manieren die gericht zijn op de ontwikkeling van de ander. De vraag of je wel of niet een opdracht geven, dan gaat het inderdaad over je inleven in die persoon, in de mogelijkheden van die ene mens en hoe je die inschat. Daar zijn geen normen op van toepassing. Wat voor begrippen uit de vaktherapie hebben volgens jou te maken met de liefde? Er zijn massa’s begrippen binnen de therapie die direct of indirect met liefde te maken hebben, (zoals echtheid en afstemmen) alleen niet meer als zodanig worden gebruikt. En op het moment dat termen afgesleten raken en er niet meer bij bedacht wordt wat ze werkelijk betekenen maakt het niet meer uit waar ze raakvlakken mee hebben. Op het moment dat het puur een formulering is geworden gaat het nergens meer over. (Het begrip creativiteit bijvoorbeeld.) Het wezenlijke (ook van de liefde) is dat je je bewust bent waar je mee bezig bent. Aan de basis van therapie ligt liefde, want wat beweegt je anders om met mensen aan de gang te gaan, een ander mens te willen helpen? Alleen is het in de loop van de tijd een product geworden, een ding. Maar markt en zorg, dat is voor mij zo los van elke basis waar zorg mee te maken heeft. Dan kun je elke term erop loslaten die je wilt, maar hij raakt niet meer. Hij heeft namelijk alleen nog maar met financien te maken. Dat klinkt bijna alsof je als therapeut heel hard aan het werken bent om jezelf zoveel mogelijk te promoten, jezelf neer te zetten, zoveel mogelijk te verdienen. Het gaat niet in de eerste plaats over wat mensen nodig hebben, maar het gaan in de eerste plaats over geld. En dan hoef je wat mij betreft al bijna geen zorg meer te leveren. Ik ben nooit voorstander geweest van de term ‘het doel heiligt de middelen’, maar bij zorg al helemaal niet omdat je in het doel altijd de middelen terug ziet. (15 Keer behandelen en nu moet je oke zijn en je betaalt wel de rekening anders sturen we je weg.) ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 124
Een heel belangrijk aspect van liefde in therapie is dat je de wederzijdsheid toelaat. Dat je toelaat dat mensen jou ook iets leren, ook iets voor jou willen betekenen. Er is altijd de ruimte nodig voor wederzijdsheid, voor het feit dat je zelf geconfronteerd kunt worden. Ook dat de ander iets voor jou wil betekenen, ook omdat de ander (zoals je zelf een voorbeeld gaf) jou kan uitnodigen. Heel belangrijk is dat je menselijk onder elkaar bent. Een relatie is nooit eenzijdig. Wezenlijk, zeker in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, is dat mensen niet alleen maar vragers willen zijn, maar ook gevers. Mensen willen voor jou ook iets betekenen en dat je ze die ruimte ook geeft. Dus je moet ook echt zijn op het moment dat je kwetsbaar bent. Je eigen kwetsbaarheid is van wezenlijk belang.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 125
Interview dr. Heidi Muijen. Kun je iets vertellen over hoe je in dit vakgebied terecht bent gekomen? Van meet af aan heb ik het verlangen gehad met mensen te werken en mijn eerste keuze was de psychiatrie. Ik was gefascineerd door de potentie die mensen in zich hebben, de groeimogelijkheden daarin en de ontwikkeling van de geest. Het leek mij mooi om daar iets aan te kunnen bijdragen. De tegenhanger hiervan zijn de pathologische verschijnselen, inperkingen. Ik wilde doorgronden hoe het zo kan zijn dat mensen veel kunnen, maar er zoveel in de weg zit. Het paranormale betrek ik daar ook bij, dat breng ik in verband met de ontwikkeling van het bewustzijn. Je kunt het zowel plaatsen onder de noemer van het pathologische als onder ontwikkelingsmogelijkheden. Filosofie is hierin een bron van kwaliteit voor mij; ik zie de mens graag als een een wezen met potentieel, met een scheppend vermogen in plaats van dat ik uitga van het idee van een grote boekenkast waaruit ik alle informatie kan krijgen over mensen. Vanuit het idee om hierover te communiceren, over de meest menselijke, creatieve potentie, heb ik mede het Rotterdams filosofencafe opgericht. Door mijn hobbie van het schilderen kwam ik bij creatieve therapie. Ik kon hier de verbinding maken tussen filosofie en schilderen. Ik wilde minder van het pathologische naar het normale gaan , maar meer van het normale naar meer verwezenlijken. Vanuit de filosofie kijk ik anders naar pathologie, ik stel het ter discussie. Pathologie heeft ook een hele morele dwang in zich; een dwang een ‘normaal’ mens te worden. Maar wanneer ben je een goed mens? Dit roept een vraag op; een vraag naar de mens, wie zijn wij in wezen? Je bent altijd in relatie tot . Het individuele stel ik dan ook ter discussie. Het kunstzinnige heeft een dubbele betekenis voor mij: het werken met beeldende middelen en het beeldende (creatieve potentieel) in de mens aanspreken (homo ludens). Ik heb in de geriatrie gewerkt en kwam op het punt terecht dat mooie idealen en wat mogelijk is binnen de context van een organisatie samen kwamen. Van hieruit ben ik in het onderzoek terecht gekomen. Dit is voor mij een middel om te communiceren, om dingen te veranderen. Het meest menselijke aspect, de kern van het mens-zijn is het scheppende. Een plant wordt een plant, een steen wordt een steen. Maar een mens valt niet geheel samen met zijn situatie en is er niet geheel tevreden mee, er is een soort onrust die leidt tot scheppen. Het bewust-zijn van een situatie is het begin van de menselijke vrijheid (de vrijheid die bij het mens-zijn hoort). Reflecteren op jezelf en op de situatie schept ruimte; ontwikkelingsruimte. We maken ons oordelen/waarderingen over de situatie en kunnen daar iets mee doen. Dat geeft ook veel verantwoordelijkheid. Hier zit in dat je antwoord moet geven op. Nog een menselijk aspect is dat we de neiging hebben hiervoor weg te lopen. In de filosofie komt naar voren dat het hier niet alleen om een inspirerend, creatief aspect gaat, maar dat het ook voedend voor de ziel is. Antwoord geven op: je komt hier op het ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 126
punt van het morele, opvoeden, iets ontwikkelends bieden, onze wortel is sterk verbonden met antwoord geven op een situatie. Dit raakt het gebied van de levenskunst; waarom zijn we hier en hoe kunnen we ons hier als sociaal wezen ontwikkelen? Je kunt je niet ontwikkelen zonder de ander. De kern van het mens zijn heeft ook het morele in zich, antwoord geven, verantwoordelijk zijn. Bewust-zijn speelt hierin een grote rol; pas als je bewust bent kun je verantwoordelijk/aanspreekbaar zijn, is er ruimte voor wederkerigheid, voor het dialogische. De mens is in relatie tot en daarvoor is openheid/dialoog nodig. Niet alleen in het praten, maar ook in het handelen. Erich Fromm werpt nog een heel ander licht op neurose/psychose als pathologische verschijnselen. Hij stelt dat je ook kunt zeggen dat iemand moreel inadequaat antwoord heeft gegeven op zijn situatie. Vanuit normaliteit heet dit onaangepast. Vanuit moreel inadequaat antwoord geven. Wat is dan het goede? Volgens mij gaat het om het aanspreken van groeimogelijkheden. Bij de ontwikkeling van ons vak was de insteek in te spelen op wat iemand nodig heeft, groei, ontwikkeling. Het verrijkende van het humanisme is het morele bewustzijn van dimensies. Het beperkt zich niet tot één aspect van een persoon. Mensen in korte tijd aanpassingen leren is een verarming. Hoe kom je binnen? Het verbale is het medium om je verstaanbaar te maken. Binnenkomen heeft te maken met houdingsaspecten. Het dialogische, open staan naar de ander is heel belangrijk. Hier komt Heidegger, een existentiefilosoof aan de orde; Existence is openstaan naar. Een mens is daar zijn (Dasein). Wat zijn we in de kern? We zijn wezens (= vervoeging van zijn). De geneigdheid van het denken om de wereld tot een grijpbaar iets te maken wil structureren. Maar het fundamentele is dat we zijn, dat we open staan naar. Hoe dieper je daarbij komt, hoe minder afgescheidenheden er zijn. We zijn ook in het meervoud. Er is geen vraag meer of we verbonden zijn. Competent zijn op het gebied van therapie is kunnen zijn in de situatie zonder meteen instrumenteel/protocol uit te rollen en te oordelen. Je doet het anders goed in technische zin, maar ook in morele zin...dat is dan de vraag. Het is de kunst om een balans te vinden in openheid en een verbindend iets; onherroepelijk oordelen en je daarvan bewust-zijn. Dan is er al verbinding op bewust niveau. Ik zie het zo dat wederkerigheid, de mogelijkheid tot dialoog , voorwaarden scheppende actie, reactie, ook op het morele –meest menselijke niveau- responsie/contact bewerkstelligt. De verbinding wordt met verbinding beantwoord. De rol van de liefde hierin: Liefde is de bereidheid tot wederkerigheid, heeft te maken met het thema afgesloten/open. Wanneer je een beperkte opvatting hebt van het mens-zijn (vanuit ego, normaliteit) maak je niet ten volle gebruik van je mens-zijn. Als je openheid en wederkerigheid ontwikkelt ga je ook verder dan jezelf als ego’tje in sociale verbanden met anderen te zien. Het contact krijgt dan een andere kwaliteit; de gerichtheid gaat naar het groeipotentieel, naar het morele/het goede. er komt wederkerigheid/openheid ten ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 127
behoeve van iets. Hier gaat de vraag spelen of de mens een goed of een slecht wezen is. Hoe weet je dat je je op de goede groei richt? Wat is het goede? De basale angst voor het mens-zijn komt hier weer naar boven; het bedenken van regeltjes, inkaderen, gericht zijn op bewijsbaarheid biedt houvast. Het is ook een soort van geloofskeuze; komt het goed als je de mens zijn ontwikkeling zelf in de hand geeft? Weet een mens zelf wat goed is? In het beeldend werken speelt de zoektocht naar een dialogische balans tussen chaos en structuur. Hoeveel chaos en hoeveel structuur heeft een mens nodig? Een beeldend proces nodigt uit dit aan te gaan in de wederkerigheid. Het beeldend materiaal/ proces in therapie als de ‘derde’ in de dialoog die mensen met elkaar verbindt – in therapie is dat in eerste instantie de cliënt en therapeut. Maar het geldt ook in een verderstrekkende zin, de cliënt met belangrijke anderen in diens levensverhaal – en vooral ook de verbinding met zichzelf – de liefdevolle zorg voor zichzelf . Dus het beeldend werken als het verbindende èn onderscheidende - dus de dynamiek van nabijheid en afstand in de ik-gij relatie – in die zin biedt het beeldend werken eigenlijk de mogelijkheidsvoorwaarde voor de liefde – Beeldend materiaal als speelveld en oefenruimte, als uitnodigende open ruimte om liefde als kunst/ kunde te beoefenen. Trefwoorden om die ruimte en het beeldend werken als het werken aan een liefdevolle omgang met zichzelf en anderen te karakteriseren: Vanuit de cliënt: - het steeds opnieuw kunnen beginnen, als je met een werk begint zijn er oneindig veel mogelijkheden – het uitnodigende witte papier… Dit kan zowel beangstigend zijn, als vrijheidsgevoel geven. Je wordt dus eigenlijk met de kern van je wezen geconfronteerd (het steeds weer opnieuw kunnen beginnen = het creatieve, het niet afzijn van je zelf, van de situatie, je daartoe ook de kans geven, het succes en de mislukking gunnen….) – je kiest een unieke eigen mogelijkheid. Als je met liefdevolle ogen naar het beeldend werk kijkt zie je het unieke van jezelf als persoon erin weerspiegeld (in de therapie leert de cliënt dit door eerst via de ogen van de therapeut liefdevol naar het eigen werk te kijken – als de cliënt dit kan, is er al een heel belangrijk therapeutisch doel bereikt!) -
-
-
Het beeldend materiaal laat jou volledig zijn zoals je bent, geeft je de mogelijkheid om jezelf te manifesteren zoals je op dat moment bent en voelt: het present/ zonder oordeel aanwezig zijn Het beeldend materiaal laat jou de eigen verantwoordelijkheid voor het vormgeven (met alle frustraties i.v.m. wat het materiaal van jou vraagt, de worsteling…, of juist het go with the flow gevoel) Het beeldend materiaal biedt de mogelijkheid je te verbinden met het werk (en daarmee met zichzelf en met de betekenis die belangrijke anderen in jouw levensverhaal hebben) ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 128
Vanuit de therapeut: – kunst van liefdevol werken in therapie is om in houding, manier van kijken, je gehele lichamelijke aanwezig-zijn liefdevol de ander te bejegenen - de cliënt uitnodigen op een liefdevolle manier zich aan het beeldend werken over te geven (in mijn ogen zijn hiervoor nodig èn cultiveer je hiermee: kwaliteiten van liefde; overgave aan het proces zonder oordelen en beklemmende normen, vertrouwen in de ander en zichzelf , zorg voor het materiaal, verantwoordelijkheid voor het proces en het beeld >>> dit alles ten dienste van de ‘liefdevolle zorg van de client voor zichzelf’ - de cliënt bemoedigen met liefdevolle ogen naar het eigen werk laten kijken - het werk ook in taal op een liefdevolle manier ‘present te stellen’ – er woorden aan te geven, het te bevragen opdat de ander, de cliënt zichzelf erin op een liefdevolle manier kan herkennen ook op een bewuste manier. - het beeldend werk te verbinden met de persoon van de cliënt in een groter geheel – in eerste instantie het eigen levensverhaal, in tweede instantie de verbinding met de verhalen en levens van anderen, en in derde instantie met een ruimtere context – een samenleving, een cultuur,…- dit raakt aan aspect van zingeving.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 129
Interview Yvonne van Kolck en Judith Glasmacher. Er was op Dekkerswald nog geen creatieve therapie, ze zochten iets van activiteiten naast de bewegingsactiviteiten. Creatieve therapie moest dus nog ontwikkeld worden. Al doende is het ontwikkeld van vooral samenwerkingsopdrachten, vanuit het idee dat mensen die echt heel benauwd zijn hun ideeën konden inbrengen en kleine handelingen konden verrichten, en mensen die mobieler waren voor het grootste gedeelte de uitvoering zouden kunnen doen. Thema’s: delegeren, hoe werk je samen, kun je toch nog van betekenis zijn als je niet veel meer zelf kan doen, kun je wel meedenken en ondersteunen? Gezamenlijk lol hebben. Nu is de beginopdracht: Mandala’s. Dit is vooral bedoeld als kennismaking voor de revalidant om weer in aanraking te komen met beeldend vormen, want alle bewegingsonderdelen zijn logisch. Zelfs als mensen nog nooit fysiotherapie hebben gehad is het wel naar hun idee logisch dat je naar beweging gaat, maar beeldende therapie eigenlijk niet. De mandalaopdracht met vragenlijst erbij als intake is gestandaardiseerd. We proberen vooral een indruk te krijgen van de copingstijl van de patiënt. Dit doen we vanuit het idee dat als mensen beter willen omgaan met de aandoening, het belangrijk is dat je weet hoe je gewoonlijk met de dingen omgaat. En als je dat weet dan kun je ook kijken of die stijl wel past bij het omgaan met je aandoening. En als het niet past dan kun je kijken wat de sterk ontwikkelde kanten zijn en wat de minder sterk ontwikkelde kanten zijn. En vaak de kanten die je niet zo goed ontwikkelt, daar loop je ook tegenaan in het omgaan met je aandoening. Het uigangspunt is dat je hen bij een mandala in een situatie brengt waarin ze op die stijlen terug moeten grijpen, want ze kennen het niet en het is ook maar halfgestructureerd. Dat levert toch wat spanning op. Dus als je dan weet wat die copingstijl is, ga je dan kijken van hoe kunnen we met die sterke kanten aan het werk? Alle twee. Eigenlijk gaan we er vanuit dat we de zwakke kant sterker willen maken, dus de patiënt daar ondersteunen waar hij zich nog niet heeft kunnen ontwikkelen in zijn leven is belangrijk. Want die kant die al ontwikkeld is, die is al goed, daar heeft de patiënt al genoeg geleerd en ontwikkeld in zijn leven. Als de persoonlijke copingstijl erg sterk aanwezig is, dan kun je niet meteen een opdracht aanbieden die het andere uiterste aanbiedt. Stapsgewijs ga je dan aan de gang en aan de andere kant ga je dan spelen. Of in de loop van de weken ga je proberen steeds minder naar voorbeeld te werken, steeds meer uit eigen ideeën of eigen aanpak te beginnen en te voelen, wat is het verschil. Dat in beweging komen van de copingstijl is belangrijker dan het echt meteen aanbieden van het stuk dat er ontbreekt. Het is meer een langzaam verschuiven naar een beter evenwicht.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 130
Het is ook niet de bedoeling dat iemand 180 graden verandert. Je bent zoals je bent. Dat is het uitgangspunt. Wij zeggen ook altijd; het gaat niet om goed of fout, het gaat vooral om het ‘hoe’. Daar heb je je redenen voor gehad en nu nog en als je altijd heel planmatig hebt gewerkt dan heeft dat iets opgeleverd. Dus we zeggen ook altijd; oke, die kant heb je, daar mag je gewoon altijd gebruik van maken want die heb je al, maar daar hoef je niets te leren, want die beheers je al. En die andere kant, die bijvoorbeeld gaat om het toelaten van het onbekende of je steeds verslechterende gezondheid, vraagt eigenlijk dat je het loslaat of dat je je overgeeft. Want met een grillige aandoening heb je geen strakke antwoorden. En dat loslaten of overgeven of uit handen geven is het engste wat je kan doen. Het hoeft niet helemaal te worden losgelaten. Maar als je erop kunt vertrouwen: Ik kan ook een beetje naar het midden, ik kan er ook op vertrouwen dat als ik het loslaat dat het nog steeds oké is: Dan zit je een beetje in het midden en dat is oké. Ja, en het uigangspunt is dan ook weer dat je met een beetje flexibele coping het sterkst staat. Als je meer wegen naar Rome kent kun je kijken wat er op dat moment past bij de situatie en bij je gevoel. Als mensen het gaan verdedigen; maar ik heb het altijd al zo gedaan vragen we of ze daar wel gelukkig mee zijn en dan hoor je toch wel dat ze zeggen van nee, dat ben ik dus niet. Het gaat er dus om om iemand in beweging te krijgen en dan in beweging te houden? Ja, voor zover mogelijk. In ieder geval iemand een stuk te bewegen en of die dan in beweging blijft ligt aan de persoonlijkheid. Ik denk meer iemand bewegen naar een stuk meer tevredenheid, naar een stuk meer lekker in zijn vel zitten. In die zin zeggen we ook altijd; je kunt toch niet harder gaan dan de revalidant gaat. En dat blijft invoegen, maar het neemt niet weg dat we blijven uitdagen. Zelfs bij de hardnekkigste mensen blijven we wel ‘judo’en’. Sommige mensen zijn zo gewend bijvoorbeeld te discussieren of het helemaal te willen verklaren (verbaal sterke mensen vooral). Om die aan de slag te krijgen moet je ook eerst even ‘verbaal judo’en’ en op een gegeven moment dan kun je ook zeggen, volgens mij is het nou wel duidelijk, alleen nou gaat het erom ‘ga je het doen of niet?’. Op het moment dat je het daar neerlegt – als mensen zeggen ‘moet dit’, dan zeg ik nou, nee, je moet niks, denk er maar even over na – op het moment dat je de beslissing bij de patient legt maak je het ook weer hun verantwoordelijkheid. En als ze dan niet komen of wegblijven dan heb je wel veel makkelijker ingang om dingen te bespreken, want dan wordt het gewoon heel helder. Het is te eng, of toch niet te doen, of ik zeg van nou, wat kan ik of Judith doen om het makkelijker te maken? Kunnen jullie ook wat meer vertellen over wat voor idee jullie hebben over de kern van het menselijk contact?Wanneer merk je nou dat je echt bij mensen binnen komt? Waar heeft dat mee te maken en waar kom je binnen? Ik denk op het moment dat je dat verwoordt wat een mens voelt, dan kom je binnen. Ja, dat ze je aankijken en zeggen... of geraakt worden of gewoon knikken, of zeggen ‘hoe kun je dat weten’ bijvoorbeeld. Dat is het moment waarop iemand zich begrepen voelt. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 131
En dan gaat het niet om het cognities, maar om het begrijpen hoe iemand zich voelt. En dat er laten zijn. Gewoon waarde-vrij benoemen en zelfs ook ondersteunen, zo van je mag dat mag ook, je mag dit ook gewoon voelen of dat voel je goed. Het gaat hier niet om goed of fout maar om het hoe en als je daar soms wel woorden aan geeft, dan bevestig je mensen soms ook en dat kan soms heel erg raken. Dat het er gewoon mag zijn, zelfs als ze niks met c.t. denken te kunnen, we slagen er altijd in om contact te maken. Ik vind het zo bijzonder dat mensen vaak bang zijn geanalyseerd te worden, maar ze uiteindelijk toch heel nieuwsgierig luisteren naar wat je te vertellen hebt of wat voor vragen je stelt. Jullie werken wel aan de hand van doelen, maar begrijp ik goed dat de weg belangrijker is dan het doel? We moeten doelen stellen, maar de weg er naartoe is inderdaad het doel. Die weg is nooit klaar. We hebben maar 12 weken. Voordat die mensen hier komen is er een proces, nadat die mensen hier zijn geweest is er een proces en we zeggen altijd dat je leert totdat je doodgaat. Als wij het moment kunnen zijn dat ze erover na denken om toch weer wat meer te gaan bewegen in gedrag, dan zullen ze dat na de revalidatie vast kunnen houden en daar gaat het eigenlijk om; dat knopje om te zetten. Werken jullie alleen met mensen die terminaal ziek zijn? Nee, ook mensen die nog langer te gaan hebben. Ernstig zieken, maar ook jonge mensen. COPD, maar ook astmaklachten, longkanker of ademontregeling, en dat kun je vooral ook koppelen aan spanningen die zich vertalen in de ontregeling van de ademhaling. Je moet ook altijd even aanvoelen wat de thema’s zijn. Er is een overlap. COPD patiënten hebben bepaalde thema’s, astmapatiënten hebben bepaalde thema’s en kankerpatiënten. Je hebt het nu over een beetje aanvoelen wat de thema’s zijn, maar hoe weet je wat iemand nodig heeft? Door de mandalaopdracht. Want als je het een beetje open laat beginnen mensen als het goed is vanzelf te vertellen en dat wat ze als eerst vertellen, daarvan ga ik uit dat dat het belangrijkst is, dat dat het hoogste zit. Dus als je dat een beetje volgt, kom je bij dat wat voor de patiënt het belangrijkst is op dat moment. Meestal weet je dat zelf nog niet eens heel helder merk ik, maar soms schrijf ik bij zo’n mandalabespreking uitspraken op, en als ik later terugkijk dan blijkt dat we daar inderdaad aan gewerkt hebben. Soms komt er uit de mandalaopdracht heel veel en moet je gaan kijken wat de kern is en wat meerdere keren voorkomt. Soms vertellen ze meerder facetten van 1 thema en dan zeg ik van ‘goh, je hebt wel een rode draad’. Mensen kunnen dan heel blij reageren. Als ze hier komen hebben ze dan al een complete diagnose? Een lichamelijke diagnose en analyse van mogelijk beperkende meespelende factoren wordt bij de intake gedaan. De copingstijl inventariseren wij vooral de eerste 3 weken en brengen wij dan weer bij het team terug. We zijn niet bij de intake betrokken omdat de mandalaopdracht te lang duurt. En we lezen niet na in de map wat er besproken is. We
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 132
maken ons eigen beeld. We gaan gewoon kijken hoe mensen binnenkomen, aan de slag gaan, in de groep zitten, hun houding, wat ze zeggen, wat ze doen. En dat komt wel in het e.p.d. en we vullen dat in de loop van tijd in of aan. Maar die mandalabespreking is wel de eerste bewustwording dat je gedrag gedrag zoveel door gewoontes wordt bepaald. En dat is ook heel erg afhankelijk van een tijdsmoment en van alle voorafgaande ervaringen, want dat maakt iedereen tot wie hij is op dat moment. Je wordt niet onflexibel geboren. Je leert vanzelf en alles wat je binnenkrijgt neem je mee en op een gegeven moment wordt dat bij sommige mensen minder of zijn er al bepaalde filters of ervaringen waardoor ze zeggen van ‘dit is de beste weg en die ga ik nou gebruiken’ en dan leert het leven je dat dat niet zomaar kan; 1 weg gebruiken. En dat herkennen ze meestal. Als je zegt van goh, zijn deze thema’s nou nieuw, dan is dat eigenlijk nooit zo. Alleen doordat je nou ook lichamelijk beperkt word, word je alsnog gedwongen ,die thema’s die we vaak opzij kunnen zetten, door te werken, daar iets mee te doen. De emoties die er altijd onder gehouden worden die belemmeren je echt om vrij te ademen. Mensen hebben vaak weinig energie lichamelijk. Als je ze dan vraagt hoeveel energie ze daarvoor nodig hebben om al het ‘geparkeerde’ omlaag te drukken dan blijkt dat daar veel energie voor nodig is. Een van de belangrijkste dingen die jullie hier doen is zorgen dat mensen flexibeler worden, dus dat er zeg maar meer ruimte komt om te zijn wie ze zijn. Wat er dan belangrijk is is dat ze een soort van ook hun oordeel over dat wat ze wel of niet kunnen, dat ze daar me om leren gaan, dat ze dat wat meer loslaten. Ja. In ieder geval bijstellen denk ik en er laten zijn. Want de meeste mensen hebben de ervaring dat maar 1 manier van hun handelen gewaardeerd wordt. En dat alles mag en alles goed is, dat je mag zijn wie je bent, dat is toch vaak even nieuw. En als mensen al iets teruggeven van wat ze zelf waardevol gevonden hebben dan zeggen ze ‘met creatieve therapie had ik niks, maar wat ik wel nog even kwijt wil is dat ik wel heel erg heb gevoeld dat ik er gewoon mocht zijn. Dat is ook oke, dat je dat dan hebt ervaren, ondanks de woordenwisselingen, want we blijven natuurlijk wel trekken,willen toch dat er iets gebeurt, een beetje prikken af en toe. En soms zie je het gewoon niet of je weet het niet. Het gedrag lijkt nog zo hetzelfde. Soms is er dan wel intern een soort verandering in denken, maar je ziet het nog niet helemaal terug in gedrag. Dan denk ik nouja, dat komt misschien wel als ze weer weg zijn of die heeft nog even tijd nodig. We gaan er altijd vanuit dat je vier onderdelen in je hebt: denken, voelen, handelen, ideeën (of de impulsen) en vaak zie je ook bij mensen die denken en ideeën wel ontwikkeld hebben, dat ze het wel snappen, maar nog niet zo hebben verinnerlijkt dat je ook tot actie kunt komt.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 133
Je had het net over dat je iets verwoord en dat een cliënt denkt van oh, maar ik dacht dat ik heel lastig of ingewikkeld ofzo was en dat op het moment dat je dat dan teruggeeft en teruggeeft van het is gewoon zo en dat het verder geen probleem is, dat ze dan denken van he oh, maar dit is gewoon wie ik ben, dit is oke. Ja, het is alsof je gerust gesteld wordt denk ik. Ik zeg ook wel eens ‘daar heb ik ook last van soms’. Daarvoor hoef je niet lichamelijk ziek hoeft te zijn, dat we niet anders zijn ofzo. Iedereen heeft zijn thema’s. We zijn wel professioneel, we weten het misschien in te zetten en terug te geven. Maar we zijn niet meer, of anders, want we zijn ook gewoon mensen met onze eigen ontwikkelingsprocessen en wij leren ook nog steeds. In die zin zeggen we ook tegen onze revalidanten: het zou voor iedereen wel goed zijn om dingen bewust te doen. Heel vaak doen we niet, omdat we door de macht der gewoontes of door de tijdsdruk, cultuur ons rideltje volgen. En dan ga je mee in de meute en vraagt het ook wat meer moed of lef om dat te stoppen. En soms hebben patiënten prachtige oplossingen. Dan denk ik ‘dit zijn toch ook hele wijze mensen’. Het is ook zo’n glijdende schaal. Wanneer is bijvoorbeeld de grens tussen intens verdrietig zijn of het labeltje depressieviteit overschreden? Als het maar genoeg onderdrukt is kan ik ook wel explosief worden, maar dat maakt mij helemaal niet tot een mens wat een label nodig heeft. De thema’s zijn misschien hetzelfde die daaronder liggen, maar misschien wat heftiger aanwezig geweest of wat langer met zich meegedragen ofzo. Op een gegeven moment komt dat eruit. Als je het geen aandacht geeft laat je lijf het op een gegeven moment wel merken. Of dat nou in je stemming is of geestelijk of in je hersenen of gewoon je lichaam, pijntjes, kwaaltjes, ergens komt dat eruit. Je weet wel wat er aan de hand is met de mensen die hier komen, maar dat is geen uiteindelijke leidraad voor hoe de therapie verder verloopt. Je kijkt gewoon naar de mensen in zijn geheel en hoe die op dat moment is. Ja en aan de andere kant vraag je je af of er een overeenkomst is in mensen die longaandoeningen krijgen. We krijgen wel bepaalde types wat vaker. We denken ook dat je aan je lijf vaak kunt zien wat voor thema het is. Er komen ook wel eens mensen met een dikke keel, waarbij het vet zich daar allemaal verzameld. Daar ga je een mandalabespreking mee doen. Dan is het ook vaak indrukwekkend dat het vaak het niet uitspreken, niet uiten van emoties, zich niet hoorbaar maken is. Dat die hun boosheid ook tot hier (hoofd) hebben staan. Maar ook verdriet; niet kunnen laten stromen van verdriet is iets wat bij longen hoort. Dus soms is het lijf wel een vertaling van ook wel gestagneerde energie en ergens kun je dan niet meer vrij ademen, kan het dan niet meer doorstromen. Het is eigenlijk een heel mooi middel om je eigen thema’s ook te mogen zien, maar als je je lijf niet kunt lezen is dat heel jammer, er is zoveel informatie die waardevol is. Yvonne is heel ver in haar proces en ikzelf merk dat ik met sommige patienten tegen mijn eigen aandachtspunten aanloop, innerlijk voel dat iemand mij niet zo ligt. Dat ik de ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 134
neiging heb om het even bij Yvon te leggen of zo. Maar dan moet ik dus heel goed kijken, wat is nou mijn eigen aandeel en hoe kan ik nou afstemmen op deze patiënt en wat moet ik gewoon bij mezelf laten en niet in de relatie tot iemand die je wilt helpen. Wat merk je bij cliënten met wie je die wrijving nog een beetje hebt? Hoe is dat van invloed op de behandeling? Als je het hebt over liefde: dan het is moeilijker om de ander er onvoorwaardelijk te laten zijn wie hij is. Want je reageert zelf met je eigen geraaktheid, dat merk ik dus. Iets wat Yvon dus veel minder heeft omdat ze het al veel langer onderzocht heeft en er veel ervaring mee heeft. Ik heb soms interventies en intervisie van Yvon nodig en dan kan het ook wel weer. Wat gebeurt er met een cliënt op het moment dat jij daar zelf nog zoveel mee bezig bent? Wat voor invloed heeft dat op wat de client doet en ontwikkelt binnen de therapie? Ik denk doordat ik misschien op een stuk geraakt word, kan ik zijn proces minder goed ondersteunen. Voor het er zijn voor de cliënt betekent het als het goed is niet zoveel, want je probeert toch iemand er te laten zijn ook als het je raakt, maar misschien kun je daardoor minder goed afstemmen op wat iemand nodig heeft. Yvonne: De cliënten zetten zich schrap. Die verdedigen zich vaak. Je raakt vaak niet de kern op de manier die je wilt raken. Als je iets kunt benoemen, zelfs al is het een aspect van de mensen waar ze zelf ook niet happy mee zijn, als daar teveel dwang ervaren wordt, het mag er niet zijn, dan wordt het juist verdedigd. En dan krijg je ook een soort botsing of strijd en soms gebeurt dat, zeker ook bij verbaal sterke mensen. Dat je denkt ‘he komen we nou in deze discussie terecht’. En dat is al gebeurd voor je het weet. We zijn allemaal mensen en mensen kunnen geraakt worden. Ook patiënten kunnen geraakt worden op aspecten van hun persoonlijkheden en als dat gebeurt voelen ze zich niet helemaal optimaal begrepen. En als je dan echt professioneel bent dan herken je dat, benoem je dat en probeer je het anders te doen. Maar dat kan dus niet altijd want vaak heb je ook de eigen zwakke kanten. Het is toch wel leuk om het even met een collega te kunnen bespreken. Ja, het blijft een leerproces. Ik denk als therapeut zijnde, en dan maakt het niet uit wat voor soort therapeut, als je oprecht met anderen wilt werken, dan heb je dus vooral werk aan jezelf te doen. En hoe makkelijker je daarin slaagt en je dus ook zelf bewust blijft en ook weet dat het een proces is wat voorlopig nog niet klaar is, dan lukt het steeds sneller om je eigen geraaktheid te doorzien en ben je vrijer om te reageren. Dat is het meest moeilijke denk ik, onvoorwaardelijk die houding ontwikkelen. Dat doe je niet zomaar. Zoals Erich Fromm zegt, dat moet je ontwikkelen. Dat kun je ook ontwikkelen en het vraagt heel veel werk aan je eigen pijnplekken. Ja, of wat de boeddhisten ook zo mooi zeggen ‘compassie’ met jezelf hebben. Je bewust zijn van: ik word nu geraakt, maar dat ligt niet aan de ander, dat ligt aan mezelf. En dan kun je er ook vaak anders mee omgaan. Als je op die manier met cliënten werkt zou je ook kunnen zeggen dat het een soort van wederzijdsheid is. Je doet iets met de cliënt, maar daar neem jij ook weer dingen van mee en daar leer je weer van. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 135
Absoluut! Daarom zeggen wij eigenlijk ook, wij zijn hier wel de beeldend therapeuten, maar het is altijd een ‘wij’. Als een revalidant vraagt, ‘dus jullie gaan dat doen?’ dan zeg ik ‘nou, nee, wíj gaan dat doen.’ Want als je niet meewerkt of niks wilt delen, dan denk ik: natuurlijk kun je een tekening analyseren, kun je vragenlijsten analyseren, maar ik denk dat het helende, of wat jij misschien ook de liefde noemt, alleen maar tot stand kan komen als je contact maakt, dus in interactie. En anders dan gebeurt er gewoon niks, dan heb je precies wat het is: een analyse. En daar kun je afstand van nemen. Dan kan een cliënt denken: dat heb jij leuk geanalyseerd, maar dat ben ik niet. Op het moment dat wij contact hebben, dan is dat bijna niet te doen. Want dan ga je je afvragen: hebben we nou net toneel gespeeld? En dan kan het er gewoon zijn. Op het moment dat je contact krijgt dan mogen dingen er gewoon zijn. Ik denk dat als iemand in de interactie geraakt wordt, dan ontstaat er geen goed contact. Als de dingen er niet mogen zijn dan krijg je geen goed contact met iemand. Dan valt op dat iemand blijft afhouden, blijft rechtvaardigen. Als mensen luisteren en beginnen te knikken dan krijg je contact, als ze zich begrepen voelen. Hoe weet je dat iemand die ogenschijnlijk liefdevol werkt, dat niet is? Zou het zo kunnen zijn dat wat jullie nu vertellen over die wederzijdsheid en over dat echte contact, dat dat ermee te maken heeft?Dat als jij dat aan het spelen bent, de cliënt toch het gevoel heeft dat het eenzijdig is? Absoluut. Dat wordt altijd gevoeld. Dat is intermenselijk. Dat staat los, volgens mij, van patiënt-therapeut. Kinderen voelen dat feilloos aan, omdat ze dat nog zonder de ordening van het denken doen. Ik denk oprechtheid in contact is iets wat mensen acuut weten en filteren. Maar ook daarvoor geldt dat mensen die lang gewend zijn dingen te negeren, daar wel weer door verward kunnen raken. Want dan mag het eindelijk weer, en dan krijg je dat er een enorme ontlading komt. Of dat er ontzettend veel is, of dat ze het eng vinden omdat het klopt. Op het moment dat je niet oprecht bent maak je het voor een patiënt eigenlijk nog moeilijker. Je zegt iets, brengt een verbale boodschap, maar de boodschap die daaronder ligt die klopt dus niet, die is niet hetzelfde. Dan voelt iemand iets anders dan wat hij hoort en dat hebben ze al zo vaak in hun leven meegemaakt, dus dat is wat ze juist niet willen. Je kunt beter benoemen: ‘ ik heb er even moeite mee wat je nu zegt. Ook als therapeut. Ik moet hier even over nadenken.” Dat kun je beter zeggen want dan ben je duidelijk. Ik denk dat het congruent zijn met jezelf een van de belangrijkste dingen is. En als je congruent kunt zijn en ook nog de ander in zijn waarde laten zijn dat wel voorwaarden om aan de slag te kunnen gaan. Dus ook de bereidheid tot iets wat best een pijnlijk proces kan zijn bij jezelf, om er te kunnen zijn voor de ander, omdat je je natuurlijk ook niet meteen bewust bent van alles. Dat is ook belangrijk. Het blijft een continu je afvragen als je geraakt wordt, waardoor word ik nou geraakt? En dat kun je naar collega’s hebben of naar patiënten, want je hebt nou eenmaal je eigen pijnplekken. Op het moment dat er iemand binnenkomt die gedrag vertoont waar ik ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 136
enorm pijnlijke ervaringen mee heb, dan is dat goed als ik die inmiddels heb doorgewerkt. Dat het neutraal is. Want dan kun je zo iemand gewoon ontvangen in plaats dat er bij mij iets dichtgaat. Nogmaals, hoe meer je jezelf ontwikkelt, hoe sneller je ook in de gaten hebt wat er gebeurt. Er even woorden aan geven helpt om weer door te kunnen gaan. Ik denk ook wat er heel vaak gebeurt met mensen die jezelf raken, als je in een mandalabespreking zit of zo, als je benoemt: ‘ik heb het gevoel dat ik je niet te pakken krijg’. Als je dat op een respectvolle of humoristische manier kunt verwoorden wat je ervaart, dan ontstaat vaak toch alsnog contact. Dan kunnen mensen toch wat herkennen. Ook mensen die een spel spelen en dingen zeggen als: ‘ja, maar ik heb dat ook bewust zo getekent, want ik wist dat je dat ging zeggen’. Dat is dan ook prima, want dan kun je ook zeggen: ‘je hebt dat vanuit die ingang gedaan, je wilde mij om de tuin leiden, het was vooral de bedoeling dat ik jou niet zou snappen’. Dan ga je dat gewoon maar op tafel leggen en dan kun je vragen: ‘wat heeft jou dat nou opgeleverd?’ Of : ‘Hoe gaan we dan vanaf nu verder?’ En daarmee maak je het ook gewoon weer open. Waar ik nu aan moet denken is, dan vanuit het geloof wordt gezegd: als je er liefdevol kunt zijn dan ben je ook gewoon gereedschap. Maar ik denk dat als je echt gereedschap kunt zijn, dan ben je in staat om je eigen dingen op de achtergrond te houden. En dan ben je een goede therapeut. Ik denk dat het hier om iets heel essentieels gaat, namelijk om dat wat ook uitgangspunt is voor bepaalde soorten geloof. Dat je de mens centraal gaat stellen en dat je jezelf terugneemt. Maar niet op een manier van ik ga altijd ja-knikken, maar terugnemen op een professionele manier; de ander er laten zijn. Ik dacht wat is nou de basis, omdat ik het gevoel had dat ik die basis miste. En ik kwam tot de conclusie dat dit de basis zou moeten zijn, omdat ik heel veel mensen ken of heb gekend bij wie je niets meer kon doen. En ik merkte dat op het moment dat je niets meer kunt doen, dat er nog maar een ding werkt, en dat is er echt helemaal, onvoorwaardelijk voor iemand zijn. Ja, ook in zwijgen, of in niets doen. Maar als het vanuit respect of liefdevolle aandacht is, dan is dat wat altijd kan. Ja, als alles weg is gevallen dan neem ik aan dat je de basis overhoudt en volgens mij is dit de basis. Ik moet weer aan een voorbeeld denken. Als je met mensen om een tafel zit en een iemand wordt geraakt, dat heel veel mensen zich onprettig voelen en zakdoekjes zoeken en van alles doen of zo, maar als je gewoon zit en iemand gewoon laat huilen dan wordt dat als heel prettig ervaren. Je hoeft helemaal niets te zeggen als die ander zich maar mag reinigen ofzo. Dat is dan ook het punt he, je moet interveniëren, je moet van alles, terwijl als je helemaal niets doet dat vaak een van de meest belangrijke interventies is. Gewoon laten zijn en vooral ook zover komen dat je jezelf daarbij niet ongemakkelijk voelt. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 137
Ja, precies! Dat het gewoon oke is en dat vraagt denk ik ook levenservaring. Of je ervan bewust zijn dat je wel naast iemand mag zitten, maar dat je het niet over hoeft te nemen, ook het voelen niet. Dus dat je wel mee kan leven maar dat je niet mee lijdt. Nog een van de belangrijkste dingen (ook bewustwordingsproces): datgene wat niet van jou is, daar hoef je ook niks mee. En op het moment dat die ander weer bij jou zit en je denkt oke, dat maken wij samen tot ons onderwerp, dan volg je. En je gaat leiden als het nodig is en dan kun je opdrachten geven. Volgen is ook iets anders dan meedragen. Dat is dus ook weer in contact. Op het moment dat iemand er niet meer is dan is het gewoon weg. En als je in contact bent dan mag het er weer zijn. Ja, dat is eigenlijk heel eerlijk. Nog over het beeldend werken en het beeldend werk zelf... Begrijp ik goed uit het verhaal dat eigenlijk de interventies ondergeschikt zijn aan je basishouding? Dat je iemand er laat zijn?Dat je er helemaal bij bent? Ja, ik denk het wel. Je bent ook weer dat gereedschap. Soms versnelt het proces zich gewoon als je iets in het beeld kunt brengen of als je een oefening doet waarin je een thema kunt aanbieden. Dat is gewoon ons medium. En het woord ‘medium’ is ook gewoon het middel om dingen te bereiken, om de weg te vergemakkelijken. Ja, of nog meer te verhelderen of nog meer gevoelsmatig contact te maken waardoor iets nog beter doorvoeld kan worden voordat je het los kunt laten. Zonder je houding is het medium gewoon een kunstje, maar heb je weinig therapeutisch effect. Maar op het moment dat je het als therapeut in gaat zetten en gaat spiegelen - en waar je dan een eerlijk bedoelde houding onder hebt, iets authentieks doet - dan geef je de patiënt ook de vrijheid om authentiek te werken. Want een van de laagjes is ook: ‘oh, maar moet het dan mooi zijn?’ Nee, werk maar vanuit de beweging, of werk maar vanuit het voelen, ga maar eens contact maken, want waar zit het dan in je lijf? De opdracht die je kiest probeer je af te stemmen op het beginpunt van iemand. Als bijvoorbeeld iemand planmatig werkt, dan kun je niet ineens ecoline gaan aanbieden. Dan is dat misschien waar je wilt eindigen, maar ook daar is aansluiten en afstemmen heel belangrijk; je vraagt je af: wat is nou de volgende stap en is die niet te groot. En als je het wel doet dan gebeuren er ook wel eens komische dingen; dat iemand met veel controle met ecoline werkt en dan alsnog gestructureerd kan werken bijvoorbeeld. En soms moet je dan net even weer een andere invalshoek kiezen of toch vanuit nog meer bewegen, alleen maar lijnenspel of zo... Voor ons is het ook een beetje zoeken, als een opdracht bijvoorbeeld niet zo goed aan blijkt te sluiten, of verrassende effecten geeft, dan kunnen we in overleg weer iets anders bedenken. Dus ook daar is het weer belangrijk om van de cliënt uit te gaan en niet van het doel uit te gaan? Wij gaan eigenlijk altijd uit van de cliënt. Je gaat van de client naar het doel toe en niet van het doel naar de cliënt denk ik. En je moet de cliënt gaan volgen en niet je doel. ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 138
En als je nou zo’n vaststaand doel hebt en je probeert de cliënt vanuit dat doel in het medium te krijgen, wat gebeurt er dan in dat medium met die cliënt?Hoe gaat de cliënt dan werken als hij niet zichzelf mag zijn? Een cliënt is altijd zichzelf, maar hij kan ons ‘gerust stellen’, hij probeert te voldoen. Hij mag er niet onvoorwaardelijk zijn denk ik. Ja, en dat heeft ook weer alles te maken met je interne processen (die van de therapeut en de cliënt). Want wij kunnen duizend keer zeggen: ‘joh, het gaat niet om het mooie plaatje’, maar als jij intern een programma hebt van ‘het is alleen maar goed als het er mooi uitziet’, dan begin jij voorlopig zo.Het hele bijstellen van wat is mooi, wat is oke, dat is ook iets wat je al doende voor elkaar krijgt. We hadden bijvoorbeeld laatst iemand, een echt hoofd-man; alles beredeneren, planmatig, alles met een doel en ook heel erg aan het prikken. Die prikte ons alsmaar. En we hebben hem vooral ook gelaten, heel veel ruimte ook gegeven en ook wel discussies en humor. Op een gegeven moment ging hij tegelijkertijd met een andere patiënt met materiaal, met een paletmes vegen. En toen dacht ik, oh, dat moet hij volgens mij eens gaan doen. Dat gebeurt dan ook in het moment. Wat er toen gebeurde was erg leuk. Toen zag je, en dat is ook weer de kracht van het beeldend werk, dat het materiaal hem pakte. Hij zat helemaal te smeren, weg te schrapen, nog eens kijken, toen toffen met zijn kwast, nog eens kijken. De tijd was om en toen zei hij heel verrast ‘Nou zeg! Hebben jullie het toch nog voor elkaar he, ik werk gewoon door en ik vind het leuk.’ En ook dan geldt dat je ook vooral zegt ‘het ligt niet aan ons. Het materiaal heeft jou gepakt, je hebt contact gemaakt. Je hebt gekeken, je hebt gevoeld en gezien dat je dit leuk vindt.’ En dan zit je in het moment en dan is er contact met jezelf in het materiaal. Ik moet weer even denken aan wat je vroeg: wat er gebeurt als je niet iemand volgt, maar als je vanuit je eigen doel begint dat je wilt bereiken en daar moet iemand naartoe. Dan ga je iemand ‘dwingen’. Dan ga je iets afdwingen en volg je niet het tempo. Terwijl als je iemand niet gaat dwingen en je laat iemand zijn eigen keuzes en eigen tempo volgen, dan kan iemand gewoon spelen en zoeken en voelt hij de ruimte die er is. Maar daar kan gerust vier of vijf weken overheen gaan. Die interne dialoog moet alsmaar feedback krijgen en kijken hoe anderen het doen. Hoofdmensen hebben soms heel veel beelden en ervaringen nodig voordat ze los kunnen laten. Dat ze kunnen zeggen ‘ik vond dit ook leuk’. Een beetje verrast zijn ze dan. En als het nou twaalf weken nodig heeft, dan is dat nou eenmaal zo. Maar dan is dat toch wel in die twaalf weken dat wat bereikt is. En of je dan bij het doel bent of niet, nee, je bent in ieder geval op weg gegaan en dat is het belangrijkste. Dat je op weg komt. Je hebt toch die tijdslimiet. Maar je gaat binnen die tijd die je hebt kijken hoe ver je kunt komen?Je niet gaat dus niet zeggen: ‘we moeten daar zijn binnen die tijd’? Nee, we hebben eigenlijk nooit in onze verslaglegging de constructie ‘doel bereikt’. We moeten doelen formuleren, dat is nou eenmaal zo, en dat gaan we eigenlijk thema’s formuleren. Dat woord komt ook van ons. Dat we hebben gezegd van joh, ik weet niet of we nou zo nodig doelen hebben, want het doel ‘zelfvertrouwen vergroten’, is dat iets waar je ooit mee klaar bent? Nee. Dus dan formuleer je het wel, maar zeg je in het ‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 139
eindverslag: diegene is dat thema aangegaan.We hebben wel een verschuiving in het werk gezien en je probeert ook nog wel de vertaalslag te maken als het gedrag daadwerkelijk veranderd is. Of in het beeldend werk, of in de communicatie. Dat zien we ook echt anders, dus dat is het bewijs dat het ook gebeurd is. Maar het is in proces, het proces is op gang. Dan is eigenlijk het doel al bereikt voor ons, als iemand het proces is aangegaan. En hoe hoog het tempo is ligt gewoon bij de patiënt. En sommige mensen werken hard, gaan een hoop oud zeer ook echt opruimen. Als je veel in je rugzakje hebt dan kun je ook niet zo snel rennen. Je weet als cliënt natuurlijk niet hoe. Als therapeut dan heb je toch iets meer een idee van waar je het moet zoeken. Precies! Dus dat is wat ik dan ook altijd bedenk. We zijn allemaal ontwikkelende, zoekende mensen en we hebben allemaal liefde en respect nodig. Alleen omdat dit ons vak is - ‘liefdevol werken’ - zijn we daar net iets meer gespecialiseerd in. En dat we ook weten: jullie kunnen dit soort werkvormen of dit soort materialen inzetten om iets te onderzoeken en van daaruit ook weer wijzer te worden.En dat is toevallig ons vak. En als het goed is ga je de mens dáárin ondersteunen waarin hij niet zo goed is. Bijvoorbeeld als iemand heel controle gericht is, dan ga je hem helpen spelen.
‘Terug naar de basis’ Elvira Kok 140