ECLI:NL:RBOBR:2013:6656 Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT Strafrecht Parketnummers: 01/849299-12 en 01/840345-10 (ter terechtzitting gevoegd) Datum uitspraak: 02 december 2013 Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1986], wonende te [adres 1]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 september 2012, 11 december 2012, 25 februari 2013, 23 mei 2013, 4, 5, 8 en 18 november 2013. Op 11 december 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging. De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van respectievelijk 28 november 2011 (01/840345-10) en 23 augustus 2012 (01/849299-12). Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 november 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat: Hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 juni 2012 te Oss en/of Teeffelen en/of Lith en/of/althans (elders) in Nederland en/of in Duitsland en/of in België en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen (lid 1, onder 1) [slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die ander; en/of (lid 1, onder 3) [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Nederland en/of Duitsland en/of België ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling; en/of (lid 1, onder 4) [slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen/bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling; en/of (lid 1, onder 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1]; en/of (lid 1, onder 9) [slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen/bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (immers) (in of omstreeks voornoemde periode) - een liefdesrelatie met die [slachtoffer 1] aangegaan/onderhouden; en/of - (voor) voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft/geregeld; en/of - voornoemde [slachtoffer 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan; en/of - (een) (seks)advertentie(s) betreffende die [slachtoffer 1] opgemaakt en/of op internet geplaatst; en/of - fotografische opnamen van die [slachtoffer 1] gemaakt ten behoeve van de werving van (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 1]; en/of - die [slachtoffer 1] gehuisvest op (onder meer) een afgelegen plek (te weten (een) camping [naam 1] te Lith), in een caravan/(klein) chalet tezamen met een of meer (andere) vrouw(en) die in de prostitutie werkzaam waren/was of zou(den) zijn en tezamen met/in (duurzame) aanwezigheid van verdachte en/of een van zijn mededader(s); en/of - de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 1] georganiseerd/gecoördineerd/gecontroleerd; en/of - afspraken met (prostitutie) klanten gemaakt over de prijs voor de werkzaamheden van die [slachtoffer 1]; en/of - (meermaals) die [slachtoffer 1] naar een prostitutieplek vervoerd en/of van een
prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] vervoerd; en/of - die [slachtoffer 1] meegenomen naar een (seks)club in Duitsland met de bedoeling haar aldaar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten; en/of - die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen een (groot/aanmerkelijk) deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/dragen; (Artikel 273f Wetboek van Strafrecht) Hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 20 juni 2012 te Oss en/of Teeffelen en/of Lith en/of/althans (elders) in Nederland en/of in Duitsland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (lid 1, onder 2) [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt; en/of (lid 1, onder 5) [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt; en/of (lid 1, onder 8) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele
handelingen van [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt; hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (immers) (in of omstreeks voornoemde periode) -voornoemde [slachtoffer 2] vanuit Roemenië naar Nederland over gebracht/over doen brengen; en/of - die [slachtoffer 2] gezegd/voorgehouden dat zij in Nederland geld zou kunnen/gaan verdienen (zonder te vermelden dat zij zich (daarbij dan) zou moeten (gaan) prostitueren); en/of - (voor) voornoemde [slachtoffer 2] onderdak verschaft/geregeld; en/of - een liefdesrelatie met die [slachtoffer 2] aangegaan/onderhouden; en/of - die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 2] geuit en/of gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan; en/of - voornoemde [slachtoffer 2] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan; en/of - voornoemde [slachtoffer 2] instructies gegeven betreffende de wijze waarop zij de (prostitutie)werkzaamheden moest uitvoeren; en/of - voornoemde [slachtoffer 2] opgedragen/bewogen om zonder betaling (meermaals) seksuele handelingen te verrichten en/of te ondergaan met verdachte en/of zijn mededader(s) en/of een of meer derde(n) waaronder het (meermaals) seksueel binnen dringen bij die [slachtoffer 2] door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of een of meer derde(n) (met [onder meer] het kennelijke doel die [slachtoffer 2] seksuele ervaring te laten opdoen; en/of
- (een) (seks)advertentie(s) betreffende die [slachtoffer 2] opgemaakt en/of op internet geplaatst; en/of - (kinder)(porno)(foto)grafische afbeeldingen van die [slachtoffer 2] gemaakt ten behoeve van de werving van (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer 2]; en/of - die [slachtoffer 2] een vals/onjuist identiteitsbewijs verschaft (waarop is vermeld dat zij meerderjarig is); en/of - die [slachtoffer 2] gehuisvest op een afgelegen plek (te weten (een) camping [naam 1] [naam 1] te Lith), in een caravan/(klein) chalet tezamen met een of meer (andere) vrouw(en) die in de prostitutie werkzaam waren/was of zou(den) zijn en onder toezicht van/tezamen met/in (duurzame) aanwezigheid van verdachte en/of een van zijn mededader(s) (die een liefdesrelatie met (een) (van) die andere vrouwen onderhield); en/of - het identiteitsbewijs van die [slachtoffer 2] ingenomen, althans (enige tijd) onder zich gehouden; en/of - de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 2] georganiseerd/gecoördineerd/gecontroleerd; en/of - (meermaals) afspraken met klanten gemaakt over de prijs van en locatie voor de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 2]; en/of - (werk)kleding en/of accessoires en/of make-up aan die [slachtoffer 2] verstrekt en/of de nagels van die [slachtoffer 2] verzorgd/gedaan; en/of - een telefoon aan die [slachtoffer 2] verstrekt ten behoeve van (de organisatie rond) haar prostitutiewerkzaamheden; en/of - het/de telefoon(verkeer) van die [slachtoffer 2] gecontroleerd; en/of
- condooms aan die [slachtoffer 2] heeft verstrekt; en/of - die [slachtoffer 2] (plastic) kapjes te verstrekken opdat/zodat zij haar (prostitutie)werkzaamheden tijdens haar menstruatie(periode) zou/kon blijven uitoefenen; en/of - die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen seks met haar klanten te hebben zonder condoom; en/of - (meermaals) die [slachtoffer 2] naar een prostitutieplek vervoerd en/of van een prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer 2] vervoerd; en/of - voornoemde [slachtoffer 2] in een slechte/moeilijke financiële positie gebracht en/of gehouden; en/of - (meermaals) die [slachtoffer 2] gedreigd haar naar Roemenië terug te sturen en/of te slaan omdat die [slachtoffer 2] een klant had geweigerd/wilde weigeren; en/of - die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen een (groot/aanmerkelijk) deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/dragen; (artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht) hij in of omstreeks de periode van 24 april 2012 tot en met 20 juni 2012 te Oss en/of Teeffelen en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans (meermalen) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep, in elk geval een
hoeveelheid van een stof bevattende hennep, zijnde hennep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of op of omstreeks 18 juni 2012 te Oss en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende hennep, zijnde hennep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde hoeveelheid hennep gekocht van een of meerdere perso(o)n(en) en/of (vervolgens) in een (personen)auto vervoerd in de richting van / naar Duitsland; (Artikel 3 Opiumwet) hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 juli 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, - een of meer wapen(s) van categorie II, onder 2, te weten 2, althans een of meerdere pistoolmitrailleur(s) (merk CZ, type Scorpion en/of merk Sterling) en/of een machinepistool (merk Zastava, model AK47) en/of - een of meer wapen(s) van categorie II, onder 6, te weten een busje CS-gas,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) en/of - een of meer wapen(s), althans onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn en van wezendlijke aard is (in de zin van artikel 3 lid 1 Wet wapens en munitie) voor een wapen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 7, te weten 4, althans een of meerdere (elektrische) slagpijpje(s) en/of 800 gram, althans een hoeveelheid, springstof (TNT), zijnde een of meer voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing en/of - een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1, te weten een gaspistool (merk Walther, type P99) en/of - munitie van categorie III, te weten 534, althans een of meerdere kogelpatro(o)n(en) en/of 2 hulzen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (Artikel 2 jo. 3 jo. 26 Wet Wapens en Munitie) hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 27 juni 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor
een vuurwapen voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (Artikel 13 Wet Wapens en Munitie) hij op of omstreeks 20 juni 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 2 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (Artikel 2 Opiumwet) Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/840345-10 tenlastegelegd dat: 1. hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Teeffelen, gemeente Lith, (telkens)in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf opzettelijk een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 150, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad; (artikel 3 Opiumwet) art 3 ahf/ond B Opiumwet art 11 lid 2 Opiumwet 2. hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 21 jan 2010 te Teeffelen, gemeente Lith, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 Wetboek van Strafrecht) art 310 Wetboek van Strafrecht 3. hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Teeffelen, gemeente Lith, (telkens) opzettelijk een elektriciteitswerk heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang en/of werking van zodanig werk heeft veroorzaakt en/of een ten op zicht van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, waardoor verhindering en/of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte ontstond en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand behorende tot het perceel [adres 2] en/of nabijgelegen panden en/of in dat/die pand(en) aanwezige goederen,
immers heeft hij, verdachte, in dat pand aan de [adres 2] een hennepkwekerij aangelegd en/of ten behoeve van de stroomvoorziening van die hennepkwekerij de verzegeling van de hoofdaansluitkast verbroken en/of de meetinrichting heeft beschadigd en/of vernield ; (artikel 161bis Wetboek van Strafrecht) art 161bis ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak. De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak met parketnummer 01/840345-10 onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs Bronnen. - een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, districtelijke opsporing Maasland, met dossiernummer PL21YO-2011130697, afgesloten d.d. 29 oktober 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: pag. 1 tot en met 3361, met daarbij de tapprocessen-verbaal betreffende [medeverdachte 1] (mappen 1, 2 en 3), [verdachte] en [getuige 1], (mappen 1 en 2) en [medeverdachte 2] (hierna: dossier 1); - proces-verbaal verhoor betreffende de verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 30 mei 2013;
- proces-verbaal verhoor betreffende [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris d.d. 5 maart 2013; - een aanvullend proces-verbaal van regiopolitie Brabant-Noord met nummer 104380, behorende bij proces-verbaal 2012063101 en 2012067336 (betreffende Pistool Walther en houder 2 patronen). - een aanvullend proces-verbaal van regiopolitie Brabant-Noord met nummer 104380, behorende bij proces-verbaal 2012063101 en 2012067336 (betreffende munitie, patroonhouder en munitie); - een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 november 2012 (explosievenonderzoek naar aanleiding van vermoedelijk semtex op 4 juli 2012), met kenmerk 2012.09.17.026 opgemaakt door ing. E.M. Kok; - een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 januari 2013 (explosievenonderzoek naar aanleiding van aantreffen van mogelijk explosieve materialen (slagpijpjes)), met kenmerk 2012.08.09.008 opgemaakt door dr. J. Dalmolen; - een proces-verbaal van politieregio Brabant-Noord met proces-verbaal nummer PL21R3 2012067336-4 d.d. 14 augustus 2012 (forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met bezit vuurwapens 27 juni 2012), aantal pag. 1 tot en met 4; - een rapport van The Maastricht Forensic Institute d.d. 10 oktober 2013 met referentienummer TFMI 2012.10.31.001, pag. 1 tot en met 12 bijlage; - aanvullende kennisgevingen van inbeslagneming; - een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, met dossiernummer PL21Y1 2009141987-1, afgesloten d.d. 7 maart 2010, aantal doorgenummerde bladzijden: pag. 1 tot en met 69 (hierna: dossier 2); - de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2. De officier van justitie acht de feiten onder 1 en 2 ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de werving en de overbrenging van [slachtoffer 1] met het oogmerk van uitbuiting heeft verdachte geen rol gehad en daarvan dient hij te worden vrijgesproken. Wel had hij met de medeverdachten dat oogmerk bij het vervoeren en de huisvesting van [slachtoffer 1] (lid 1 onder 1).
Verdachte is met de medeverdachten betrokken bij de medeneming van [slachtoffer 1] van Nederland naar Duitsland (lid 1 onder 4). Ook kan worden bewezen dat verdachte met de medeverdachten [slachtoffer 1] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele arbeid en diensten (lid 1 onder 4), opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (lid 1 onder 6) en haar heeft bewogen hen te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde (lid 1 onder 9). Ten aanzien van feit 2 hebben verdachte en de medeverdachten de minderjarige [slachtoffer 2] gehuisvest en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting (lid 1 onder 2). Voorts heeft verdachte met de medeverdachten de minderjarige [slachtoffer 2] ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen (lid 1 onder 5). Verdachte en de medeverdachten hebben verder opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 2] (lid 1 onder 8). Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 1 en 2. Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman vrijspraak van feit 1 bepleit, gezien het gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de gedragingen, en de middelen. Er is noch geweld gepleegd, noch is gedreigd met geweld, noch is er sprake van misleiding. Er is geen dwang geweest tot het verrichten van seksuele handelingen (lid 3), Er was geen oogmerk van uitbuiting en ook was er geen (voorwaardelijk) opzet daartoe Voor zover verdachte heeft gezorgd voor huisvesting van [slachtoffer 1], was dit niet gericht op verwezenlijking van bedrijvigheid in de prostitutie en heeft hij dit niet gedaan met het oogmerk van uitbuiting. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank Omwille van de leesbaarheid van het vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 31 tot en met 65 ) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben. Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.
Ten aanzien van feit 1. Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende. [slachtoffer 1] is op 8 mei 2012 naar Nederland gekomen om in de prostitutie te gaan werken. In een discotheek in Roemenië heeft [medeverdachte 4] haar gevraagd of ze in Nederland als prostituee wilde werken. Hij vertelde dat hij een broer in Nederland had en dat ze daarheen kon gaan om in een club te werken. [slachtoffer 1] heeft vervolgens besloten dit te doen om geld voor haar familie te verdienen.
[medeverdachte 3] (de in Nederland verblijvende (half)broer van [medeverdachte 4]) heeft nog contact gezocht met [slachtoffer 1] in Roemenië en met haar over het prostitutiewerk gesproken. [medeverdachte 3] heeft geld gestuurd voor de reis en [slachtoffer 1] is met [medeverdachte 4] naar Nederland gereisd. [slachtoffer 1] had op dat moment nog relatief kort een liefdesrelatie met [medeverdachte 4]. In Nederland zijn ze opgehaald door [medeverdachte 3] en naar Oss gebracht. In Oss heeft [slachtoffer 1] met [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [slachtoffer 2] (een minderjarige Roemeense prostituee) op een kamer gewoond. Deze kamer werd gehuurd door [medeverdachte 3]. Na enkele weken zijn [medeverdachte 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een caravan/chalet op de camping in Lith verhuisd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de huur van deze caravan [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken zijn geweest. Bij aankomst van [slachtoffer 1] in Nederland heeft [medeverdachte 3] meteen een seksadvertentie voor [slachtoffer 1] op het internet geplaatst. Er zijn foto‟s van [slachtoffer 1] gemaakt om deze eveneens op het internet te plaatsen. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 1] uitleg gegeven over de prostitutiewerkzaamheden. [slachtoffer 1] is daarna werkzaam geweest als prostituee in de escort-service onder de naam [naam 2]. [slachtoffer 1] werd onder meer door [medeverdachte 4] naar de klanten gebracht. Van elke met de prostitutie verdiende € 100,-- droeg ze € 20,-- tot € 30,-- af aan [medeverdachte 3] en de rest van het geld deelde ze met [medeverdachte 4], met wie zij een liefdesrelatie had. [medeverdachte 3] had contact met de klanten en had overleg over de prijs voor de seksuele handelingen met de klanten. [medeverdachte 3] bepaalde naar welke klant [slachtoffer 1] ging. Uit de opgenomen taps blijkt dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] actief betrokken waren bij het werven van klanten voor [slachtoffer 1] via internet. Er was veelvuldig telefonisch contact tussen de verdachten onderling. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [getuige 2] en de taps blijkt dat [medeverdachte 3], en [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij het meenemen van [slachtoffer 1] naar Duitsland om haar daar in een club te laten werken. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat dit niet alleen een saunaclub was, maar dat het ook de bedoeling was dat zij en [slachtoffer 1] daar eventueel met de klanten seks zouden bedrijven. [getuige 2] benoemt dit door te zeggen dat met de klanten wordt geslapen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ten laste gelegde een jonge Roemeense vrouw van 21 jaar was. Zij had geen werk in Roemenië en wilde in Nederland geld voor haar familie verdienen. Zij is in een discotheek gevraagd prostitutiewerk te gaan verrichten. Zij had weinig opleiding genoten en sprak geen Nederlands. Zij kwam uit een instabiele gezinssituatie en bovendien een slechte financiële situatie in Roemenië. Verdachte en de medeverdachten moeten zich van deze slechte financiële positie bewust zijn geweest. Gezegd kan worden dat het een feit van algemene bekendheid is dat de levensstandaard voor veel mensen in Roemenië erg laag is. [slachtoffer 1] is meteen na aankomst in Nederland bij een andere, minderjarige Roemeense prostituee en bij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] gehuisvest. Laatstgenoemde tweeregelden alles voor [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] stond een substantieel deel van haar inkomsten af aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Ook in
Lith was zij woonachtig met [medeverdachte 4] en twee prostituees. In Nederland had zij geen sociaal netwerk. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] zich in een kwetsbare positie bevond en dat verdachte en de medeverdachten door hun handelen ook misbruik hebben gemaakt van deze kwetsbare positie van [slachtoffer 1]. Daaraan doet niet af dat [slachtoffer 1] zegt dat zij de prostitutiewerkzaamheden vrijwillig heeft verricht en haar inkomsten vrijwillig heeft afgestaan, wat daar overigens ook van zij. Niet kan worden gezegd dat de positie van [slachtoffer 1] niet verschilde met de situatie van de gemiddelde mondige prostituee in Nederland. Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte(n) door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 1] hebben vervoerd en gehuisvest met het oogmerk die [slachtoffer 1] uit te buiten. Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachten [slachtoffer 1] hebben meegenomen naar Duitsland teneinde haar ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Het verweer van de verdediging dat het juridisch niet mogelijk is dezelfde persoon meerdere keren mee te nemen naar een ander land met het oogmerk zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie, vindt geen steun in het recht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte en de medeverdachten [slachtoffer 1] door misbruik van haar kwetsbare positie ertoe hebben bewogen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie, haar hebben bewogen verdachte en/of de medeverdachten te bevoordelen uit de opbrengst daarvan en opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten zodanig nauw en bewust dat gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van deze feiten.
Ten aanzien van feit 2. De rechtbank zal voor het bewijs ten aanzien van feit 2 met name uitgaan van de verklaringen van [slachtoffer 2] bij de politie afgelegd. [slachtoffer 2] heeft bij de politie meermalen uitvoerig en in grote lijnen consistent verklaard. Slechts op een aantal detailpunten is afwijkend door haar verklaard. Haar verklaring wordt op essentiële punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd die in grote lijnen aansluit bij haar bij de politie afgelegde verklaringen. De rechtbank stelt vast dat tijdens het verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris sprake was van een ingewikkelde manier van vraagstelling. De getuige is op een confronterende wijze ondervraagd door vijf raadslieden over een in zijn algemeenheid, maar zeker ook voor [slachtoffer 2] intiem onderwerp. Een onderwerp waar, zo blijkt ook uit de politieverklaringen, de getuige niet graag en met enige schroom over
spreekt. De rechtbank kan zich voorstellen dat die omstandigheden tot een minder stellige verklaring van deze op dat moment 17-jarige getuige hebben geleid. Voor zover er al sprake is van tegenstrijdigheden zijn deze gering. Mede gelet op het tijdsverloop doen deze geringe afwijkingen geen afbreuk aan de kern van haar verklaring. Al hetgeen overigens is aangevoerd, leidt ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] dan ook betrouwbaar en zal deze verklaringen, voor zover door de rechtbank in de bijlage opgenomen, gebruiken voor het bewijs. Vaststaat dat [slachtoffer 2] ten tijde van het ten laste gelegde 16 jaren en daarmee minderjarig was. De minderjarigheid vormt een geobjectiveerd bestanddeel. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 2] omstreeks eind maart/begin april 2012 naar Nederland is gekomen. [medeverdachte 3] heeft haar onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald. [slachtoffer 2] was in de veronderstelling dat zij in Nederland in een club zou gaan werken en geen prostitutiewerkzaamheden zou gaan verrichten. Dat wilde zij ook niet en dat heeft zij [medeverdachte 3] ook medegedeeld. In Nederland aangekomen, is [slachtoffer 2] onder meer door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] opgehaald en naar het eerste verblijfadres, de woning van [getuige 3] te Oss, gebracht, waar ze ongeveer een maand heeft verbleven. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] zijn betrokken geweest bij de huur van deze woning. [medeverdachte 3] heeft na aankomst het identiteitsbewijs van [slachtoffer 2] ingenomen en enige tijd onder zich gehouden. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 2] een vals identiteitsbewijs gegeven, waaruit zou moeten blijken dat zij meerderjarig is. Op haar eerste dag in Nederland werd door [medeverdachte 3] aan [slachtoffer 2] medegedeeld dat zij in de prostitutie moest gaan werken. Voor de reis naar Nederland had [medeverdachte 3] € 1.500,-- voorgeschoten aan [slachtoffer 2] en haar begeleider. Dit bedrag moest [slachtoffer 2] terugbetalen aan [medeverdachte 3]. Aan [slachtoffer 2] werd medegedeeld dat zij, als zij niet zou gaan werken in de prostitutie, terug zou moeten naar Roemenië en het voorgeschoten geld meteen terug zou moeten geven. Dat geld had [slachtoffer 2] echter niet en het was voor haar ook niet mogelijk om in Roemenië dat geld te verdienen. Daarmee is [slachtoffer 2] door [medeverdachte 3] in een slechte financiële positie gebracht. Vanaf mei 2012 is [slachtoffer 2] in de escort-service werkzaam geweest. Meestal werd zij door [medeverdachte 3] of [medeverdachte 4] naar de klanten gebracht. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 2] ook een aantal malen voor haar werkzaamheden als prostituee naar het adres van klanten gebracht. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij [verdachte] en [medeverdachte 1] een maand na aankomst in Nederland heeft leren kennen. Gelet op haar verklaring en de in de bewijsmiddelen opgenomen taps waarbij [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] betrokken zijn, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanaf mei 2012 betrokken waren bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] moest een groot deel, namelijk 60% van haar inkomsten aan [medeverdachte 3] afstaan. [medeverdachte 3] deelde de inkomsten op zijn beurt met [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ook stond [slachtoffer 2] een deel van haar inkomsten af aan [medeverdachte 4] voor het vervoer. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 2] instructies gegeven over de wijze waarop zij de prostitutiewerkzaamheden moest uitvoeren. Ook moest zij, voordat zij met de prostitutiewerkzaamheden is begonnen, zonder betaling seks hebben met [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en anderen. Kennelijk had dit onder meer tot doel om [slachtoffer 2] seksuele ervaring op te laten doen. Ten behoeve van de werving van de prostitutieklanten zijn er van [slachtoffer 2] seksueel getinte foto‟s gemaakt door [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft ook wel eens de nagels van [slachtoffer 2] verzorgd. De gemaakte foto‟s waren bestemd om op de sekssite te zetten voor de werving van klanten. [verdachte] heeft accessoires, kleding en make-up alsmede glijmiddel en condooms ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] betaald en verstrekt. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zochten op de laptop klanten voor [slachtoffer 2]. [medeverdachte 3] sprak met de klanten en maakte afspraken over de prijs en de locatie. Hij controleerde [slachtoffer 2] en bepaalde welke klanten zij kreeg. Als zij ongesteld was, moest zij van [medeverdachte 3] toch seks hebben met de klanten, waarvoor zij plastic kapjes van [medeverdachte 3] kreeg. Ook heeft zij met klanten seks gehad zonder condoom. [medeverdachte 5] heeft voordat [slachtoffer 2] naar de tweede woning is verhuisd, twee klanten voor [slachtoffer 2] geregeld, met wiezij seks moest hebben. Zij kreeg daar geen geld voor, terwijl [medeverdachte 5] daar wel geld voor heeft gekregen. Toen [slachtoffer 2] naar het tweede adres is verhuisd, stopte het werken voor [medeverdachte 5]. [slachtoffer 2] heeft op haar tweede verblijfadres te Oss op een kamer met onder meer [medeverdachte 3] verbleven. Vanaf 1 juni 2012 is [slachtoffer 2] op de camping te Lith gaan wonen. Daar verbleven ook de in de prostitutie werkzame [slachtoffer 1] en de medeverdachte [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn betrokken geweest bij de huur van de caravan/chalet aan [naam 1] te Lith. Eind juni 2012 is [slachtoffer 2] door onder meer [medeverdachte 4] naar België gebracht om daar samen met een andere prostituee seks te hebben met een klant. Deze klant was door [medeverdachte 3] geregeld. Voor wat betreft [medeverdachte 5] geldt dat zijn betrokkenheid tot mei 2012 kan worden bewezen. Voor wat betreft [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geldt dat hun betrokkenheid vanaf mei 2012 kan worden bewezen. Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 3] en de medeverdachte [medeverdachte 5] de
minderjarige [slachtoffer 2] hebben geworven. Verdachte was daar niet bij betrokken en wordt in zoverre vrijgesproken. De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte en de medeverdachten de minderjarige [slachtoffer 2] hebben vervoerd en gehuisvest met het oogmerk die [slachtoffer 2] uit te buiten. De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte en de medeverdachten de minderjarige [slachtoffer 2] ertoe hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en opzettelijk voordeel hebben getrokken uit die seksuele handelingen van [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de samenwerking tussen de verdachten zodanig nauw en bewust dat gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen van deze feiten. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 3. De officier van justitie acht de feiten ten laste gelegd onder 3 wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 3. Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake was van hennepteelt in de zin van een hennepkwekerij. De goederen die bij de inval werden aangetroffen, betreffen oude spullen, behorend/gebruikt bij de gevoegde zaak, die nog niet waren opgeruimd. De verdediging refereert zich ten aanzien van de feiten onder 3, voor zover betrekking hebbend op 18 juni 2012, op de dagvaarding aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de rechtmatigheid van de verklaring en de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 4]. De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 4] (zie hierna onder standpunt verdediging ten aanzien van de feiten 4 en 5). Nu de verklaringen van [getuige 4] mede redengevend zijn voor de feiten 3 tot en met 6 zal de rechtbank dit verweer op deze plaats bespreken, alvorens in te gaan op de feiten 3 tot en met 6. De rechtmatigheid . Uit het dossier noch uit hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat [getuige 4] heeft verklaard over de aangetroffen tas met wapens onder druk of op instigatie van de verbalisanten. Ook al is er iets aan de getuige voorgehouden over een broek in de tas met wapens, dan nog is er geen sprake van ongeoorloofde druk door de politieambtenaren. Uit de verklaring bij de rechter-commissaris blijkt dat het de getuige is geweest die zijn gedachten heeft gevormd over het aantreffen van die schildersbroek in die tas en dat hij daar een eigen uitleg aan heeft gegeven. De conclusie dat de broek in de tas zou
zijn gedaan door [verdachte] en [medeverdachte 1] om hem te belasten, is een conclusie van [getuige 4] zelf. De betrouwbaarheid. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige 4]. De verklaringen van [getuige 4] worden ondersteund door de taps waar onder meer de naam [naam 3], de naam die [getuige 4] ook in zijn verklaring noemt, in voorkomt. Daarnaast belast hij door zijn verklaringen niet alleen de medeverdachten, maar ook zichzelf. Bovendien is deze getuige nog een keer bij de rechter-commissaris gehoord waar hij bij zijn bij de politie afgelegde verklaringen is gebleven. De rechtbank zal de verklaringen van [getuige 4] dan ook gebruiken voor het bewijs. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3. Het telen etc. van hennep tezamen en in vereniging in de periode van 24 april 2012 tot en met 20 juni 2012. Gelet op onder meer de vele aangetroffen hennepgerelateerde goederen in de woning van verdachte, de aangetroffen hennepstekken, de tapgesprekken en sms-berichten van [verdachte] en [medeverdachte 1], die wijzen op hennephandel, en de belastende verklaring van [getuige 4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een ander of anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, verkocht en afgeleverd in de ten laste gelegde periode. Het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 4 kilo hennep op 18 juni 2012. Gelet op onder meer de observaties op 18 juni 2012 met betrekking tot [medeverdachte 1] en [verdachte] en [medeverdachte 2], de tapgesprekken en sms-jes, het aantreffen van 4 kilo hennep in de auto van de Duitse [getuige 5], de belastende verklaring van [getuige 5] dat de hennep op 18 juni 2012 daarvoor is gekocht van twee Nederlandse jongens, waarbij zij de foto‟s van [verdachte] en [medeverdachte 1] aanwijst, het feit dat [getuige 5] op weg was om de hennep naar Duitsland te brengen en het aantreffen van een dactyspoor van [medeverdachte 1] op de in de auto aangetroffen vuilniszak met hennep, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 juni 2012 tezamen en in vereniging met anderen 4 kilo hennep opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 4 en 5. De officier van justitie acht de feiten 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder feit 4 ten laste gelegde busje CS-gas. Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 4 en 5.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman vrijspraak van de feiten 4 en 5 bepleit. Onduidelijk is wanneer en door wie de tas met wapens daar is neergelegd. Er is geen hard en concreet technisch bewijs voorhanden dat verdachte iets met wapens te maken heeft en hij wordt niet genoemd in de CIE-melding. De verklaringen van [getuige 4] zijn onrechtmatig dan wel onbetrouwbaar en overigens gaan die verklaringen grotendeels over de verhouding tussen [medeverdachte 1] en [getuige 6] op dit gebied. Er zijn geen briefjes op de kamer van verdachte aangetroffen en ten slotte worden de aangevoerde telefoongesprekken puur speculatief uitgelegd, terwijl daarvoor alternatieve senario‟s kunnen gelden die zelfs meer aannemelijk zijn. [getuige 4] is gehoord door de politie. De politie heeft tegen [getuige 4] gezegd dat er een oude schildersbroek van [getuige 4] in de tas met wapens zat. [getuige 4] nam aan dat dit door [medeverdachte 1] en [verdachte] was gedaan en was hier boos over. Die boosheid zal ongetwijfeld de inhoud en strekking van zijn verklaringen hebben beïnvloed, althans in ieder geval zijn proceshouding. De verdediging meent dat de handelwijze van de verhoorders als volstrekt onrechtmatig betiteld dient te worden. De politie mag namelijk niet liegen en zeker niet in het kader van een verhoor waarbij de waarheidsvinding voorop dient te staan. Men heeft zodoende op oneigenlijke wijze een belang bij een verdachte gecreëerd om een bepaalde richting in te verklaren, namelijk in belastende zin richting de medeverdachten. Bovendien kan gesteld worden dat daardoor de verklaringen niet in vrijheid zijn afgelegd. Door de valse mededeling is ongeoorloofde druk uitgeoefend op [getuige 4] met het kennelijke doel om bewijs te vergaren tegen de medeverdachten. De verdediging verzoekt om de onrechtmatige handelwijze van de verhoorders aan te merken als een onherstelbaar vormverzuim en daaraan de consequentie van bewijsuitsluiting te verbinden. Indien en voor zover de rechtbank het verzoek tot bewijsuitsluiting vanwege de onrechtmatigheid zou passeren, dan stelt de verdediging subsidiair dat de verklaringen van [getuige 4] door diens (al dan niet valselijk geconstrueerde) veronderstelling erin geluisd te zijn, onbetrouwbaar zijn en om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Voorts is de verklaring van [getuige 4] onbetrouwbaar omdat hij een gebruiker is van harddrugs. Het komt vaak voor dat zij bij aanhouding verklaren om het verklaren, in de hoop op die manier snel weer in vrijheid te raken. Er is onvoldoende wettig bewijs, maar in ieder geval volstrekt onvoldoende overtuigend bewijs, dat verdachte over wapens kon beschikken, dat er een bepaalde machtsrelatie bestond tussen verdachte en de wapens of dat er een mate van bewustheid bestond bij verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de wapens. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 4 en 5. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde busje CS-gas vrijspreken, nu dit wapen in een auto is aangetroffen die door meerdere personen werd gebruikt. Op 20 juni 2012 zijn tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte onder meer hulzen, patronen, een wapen, een kolf van een geweer en handgeschreven notities aangetroffen. Op 27 juni 2012 is in een sloot achter het perceel van de woning van verdachte een tas met onder meer een groot aantal vuurwapens, een geluiddemper, munitie en patroonmagazijnen aangetroffen.
De kolf aangetroffen op 20 juni 2012 in de woning van verdachte past op een van de vuurwapens, aangetroffen in de tas. Op 4 juli 2012 zijn op [adres 3] te [gemeente], direct nabij de erfafscheiding van perceel [adres 2] te [gemeente] onder meer 4 pakketjes met kneedbare springstof aangetroffen. De bewoonster van het aanpalende perceel [adres 4] heeft verklaard dat zij deze explosieven daar niet heeft neergelegd. De in de tas aangetroffen wapens en patronen zijn bemonsterd. Het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 1] is gelijk aan het afgeleide DNA-hoofdprofiel van een bemonstering met een wattenstaafje van AK 47 112625 (AAEQ0114NL). Het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 1] is gelijk aan het DNA-sporenprofiel van een bemonstering van patroonhouder AK47 en 2 patronen (AAEQ0112NL). De berekende frequentie van het mannelijk DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] of [getuige 6] wapens, patronen en springstof heeft opgehaald bij [naam 3] in Rotterdam. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] waren wapens en munitie bij elkaar aan het sprokkelen om deze te verkopen aan een aantal personen. Tijdens het politieonderzoek zijn onder meer de telefoons van verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] getapt. Door verdachte en zijn broer worden diverse telefoongesprekken/smsjes gevoerd die gelinkt kunnen worden aan de handel in wapens en munitie. Ook zijn er gesprekken van [medeverdachte 1] met een persoon genaamd [naam 3]. Dat is de naam die [getuige 4] in zijn verklaring noemt als de persoon waar hij de wapens en munitie heeft opgehaald. In een van de sms-berichten (26 april 2012 tussen [medeverdachte 1] en een contact genaamd “[naam 4]”) wordt gesproken over „I got also boom boom for you I make a price list that‟s around 30000 for everything‟. De combinatie van het aantreffen van de springstof, de slagpijpjes, voornoemd bericht en een briefje waarin voor een aantal wapens, vesten, demper en 4 x 200 gr. een bedrag van 32700 wordt genoemd, draagt bij aan het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij het voorhanden hebben van wapens. In de woning van [medeverdachte 1], in onder meer zijn slaapkamer, is een aantal notities aangetroffen met benamingen die kunnen worden gerelateerd aan wapens die zijn aangetroffen in of nabij de woning/het perceel [adres 2] te [gemeente]. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, gebaseerd op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn broer de in de tenlastelegging genoemde wapens, munitie, de springstof, slagpijpjes en geluiddemper voorhanden heeft gehad.
Dat de tas met wapens tijdens de doorzoeking op 20 juni 2012 niet is aangetroffen, is niet verwonderlijk omdat de tas verstopt was op een plek in een sloot waar verbalisanten niet zonder aanleiding gaan zoeken. De rechtbank heeft geconstateerd dat [getuige 4] op het punt van de aanwezigheid van [verdachte] bij het uitpakken van de wapens, tegenstrijdig heeft verklaard. Daar tegenover staat dat er meerdere taps zijn waaruit betrokkenheid van [verdachte] bij de wapens kan worden afgeleid. Verdachte heeft ter zitting tijdens zijn laatste woord aangevoerd dat in het gesprek waarin gesproken wordt over een schroefdraad geen wapen wordt bedoeld, maar een schroefdraad van een knipmachine. Die interpretatie van dit gesprek acht de rechtbank, gezien de bewijsmiddelen, onaannemelijk. De rechtbank gaat hier aan voorbij. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 6. De officier van justitie acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de ten laste gelegde pillen. Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feit 6. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 6. Ook bij dit feit wordt voor de bewijsvoering door het OM in grote mate geleund op de verklaringen van [getuige 4]. De tapinformatie is volstrekt onvoldoende specifiek om tot de conclusie te komen dat verdachte handelde in harddrugs. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 6. Met betrekking tot de aangetroffen pillen zal de rechtbank verdachte vrijspreken omdat deze pillen niet door het NFI zijn getest en niet is komen vast te staan wat de samenstelling ervan is. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn broer [medeverdachte 1] 366 gram van een materiaal bevattende amfetamine voorhanden heeft gehad in de bijkeuken van hun woning in [gemeente]. Naast het aantreffen van het materiaal in de woning van verdachte dient de verklaring van [getuige 4] dat zowel verdachte als zijn broer in die periode in speed handelden als steunbewijs voor het voorhanden hebben van voornoemd materiaal. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/84034510. De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van de verdediging in de zaak met parketnummer 01/840345-10.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/840345-10. Verdachte heeft de feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 01/840345-10 bekend. Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 01/840345-10 wettig en overtuigend bewezen als na te melden.
De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte (In de zaak met parketnummer 01/849299-12) in de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 juni 2012 in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, (lid 1, onder 1) [slachtoffer 1] door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en (lid 1, onder 3) [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en (lid 1, onder 4) [slachtoffer 1] door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en (lid 1, onder 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en
(lid 1, onder 9) [slachtoffer 1] door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem en/of zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) in of omstreeks voornoemde periode - een liefdesrelatie met die [slachtoffer 1] onderhouden en - voor voornoemde [slachtoffer 1] onderdak geregeld en - seksadvertenties betreffende die [slachtoffer 1] opgemaakt en op internet geplaatst en - fotografische opnamen van die [slachtoffer 1] gemaakt ten behoeve van de werving van prostitutieklanten voor die [slachtoffer 1] en - die [slachtoffer 1] gehuisvest op camping [naam 1] te Lith, in een caravan/chalet tezamen met andere vrouw(en) die in de prostitutie werkzaam waren of zouden zijn en tezamen met/in duurzame aanwezigheid van een van zijn mededaders en - de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] georganiseerd/gecoördineerd/gecontroleerd; en - afspraken met prostitutieklanten gemaakt over de prijs voor de werkzaamheden van die [slachtoffer 1] en - meermaals die [slachtoffer 1] naar een prostitutieplek vervoerd en van een prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] vervoerd en - die [slachtoffer 1] meegenomen naar een club in Duitsland met de bedoeling haar aldaar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten en - die [slachtoffer 1] bewogen een aanmerkelijk deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan. in de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 juni 2012 in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen,
(lid 1, onder 2) [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt en (lid 1, onder 5) [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en (lid 1, onder 8) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 2] (geboren op [1995]) met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) in of omstreeks voornoemde periode - voor voornoemde [slachtoffer 2] onderdak geregeld en -die [slachtoffer 2] onder druk gezet en dreigende taal jegens die [slachtoffer 2] geuit en gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en - voornoemde [slachtoffer 2] bewogen in de prostitutie te gaan en - seksadvertenties betreffende die [slachtoffer 2] opgemaakt en op internet geplaatst en - kinderpornografische afbeeldingen van die [slachtoffer 2] gemaakt ten behoeve van de werving van prostitutieklanten voor die [slachtoffer 2] en - die [slachtoffer 2] gehuisvest op camping [naam 1] te Lith, in een caravan/chalet tezamen met andere vrouwen die in de prostitutie werkzaam waren of zouden zijn en tezamen in duurzame aanwezigheid van een van zijn mededaders die een liefdesrelatie met een van die andere vrouwen onderhield en - het identiteitsbewijs van die [slachtoffer 2] enige tijd onder zich gehouden en - de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer 2]
georganiseerd/gecoördineerd/gecontroleerd en - meermaals afspraken met klanten gemaakt over de prijs van en locatie voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en - werkkleding en accessoires en make-up aan die [slachtoffer 2] verstrekt en de nagels van die [slachtoffer 2] verzorgd en - een telefoon aan die [slachtoffer 2] verstrekt ten behoeve van de organisatie rond haar prostitutiewerkzaamheden en - het telefoonverkeer van die [slachtoffer 2] gecontroleerd en - condooms aan die [slachtoffer 2] verstrekt en - die [slachtoffer 2] plastic kapjes verstrekt zodat zij haar prostitutiewerkzaamheden tijdens haar menstruatieperiode zou blijven uitoefenen en - die [slachtoffer 2] bewogen seks met haar klanten te hebben zonder condoom en - meermaals die [slachtoffer 2] naar een prostitutieplek vervoerd en van een prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer 2] vervoerd en - voornoemde [slachtoffer 2] in een slechte financiële positie gebracht en gehouden en - die [slachtoffer 2] gedreigd haar naar Roemenië terug te sturen en - die [slachtoffer 2] bewogen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en zijn mededaders af te staan. in de periode van 24 april 2012 tot en met 20 juni 2012 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en verkocht een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende hennep, zijnde hennep een stof als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en op 18 juni 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 4 kilo hennep, zijnde hennep een stof als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk voornoemde hoeveelheid hennep gekocht van een of meerdere perso(o)n(en) en vervolgens in een personenauto vervoerd in de richting van Duitsland. in de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 juli 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met anderen, - wapens van categorie II, onder 2, te weten 2 pistoolmitrailleurs (merk CZ, type Scorpion en merk Sterling) en een machinepistool (merk Zastava, model AK47) en - een of meer wapen(s), althans onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn en van wezenlijke aard zijn in de zin van artikel 3 lid 1 Wet wapens en munitie voor een wapen, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 7, te weten 4, elektrische slagpijpjes en 800 gram springstof (TNT), zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing en - een wapen van categorie II, onder 1, te weten een gaspistool merk Walther, type P99 en - munitie van categorie III, te weten 534 kogelpatronen en 2 hulzen, voorhanden heeft gehad.
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 27 juni 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad. op 20 juni 2012 te Teeffelen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. (In de zaak met parketnummer 01/01/840345-10) 1. In de periode van 1 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Teeffelen, in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 150 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld. 2. in de periode van 1 november 2009 tot en met 21 jan 2010 te Teeffelen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij]. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit. Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6:
een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek voorarrest;
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (immateriële schade van € 15.000,-- en materiële schade van € 16.875,--);
onttrekking aan het verkeer van 1 computer Acer;
teruggave aan verdachte van een telefoon, I-Phone.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht. De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. Het standpunt van de verdediging. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen. Verdachte kan in januari 2014 aan de slag in een sportschool. De voorlopige hechtenis zou deze plannen doorkruisen. Formeel vindt de raadsman dat een opheffing van de schorsing niet gevorderd kan worden omdat er geen voorwaarden zijn overtreden. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat en verwezen naar het laatste woord van verdachte. De verdachte heeft in zijn laatste woord aangegeven dat hij verantwoording moet nemen voor wat er met [slachtoffer 2] is gebeurd. Voor het overige heeft verdachte niets met betrekking tot de strafmaat aangevoerd. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden
opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De slachtoffers betreffen een Roemeens meisje van 16 jaar en een jonge Roemeense vrouw van 21 jaar. Zij hebben weinig opleiding genoten en komen uit een minder welvarende thuissituatie in Roemenië. Zij beheersten de Nederlandse taal niet en konden zich moeilijk verstaanbaar maken. Zij hadden in Nederland geen sociaal netwerk. Daardoor bevonden zij zich in een kwetsbare positie. Verdachte heeft de slachtoffers vervoerd naar de klanten en hen gehuisvest. Daarnaast is verdachte actief geweest op het internet, teneinde klanten voor de slachtoffers te vinden. [slachtoffer 2] moest altijd beschikbaar zijn voor de prostitutiewerkzaamheden, ook als zij ongesteld was. Zij heeft ook zonder condoom seks met klanten gehad. Deze feiten zijn, zo blijkt ook uit de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 2] bij de politie, zeer vernederend en traumatisch voor het slachtoffer geweest. Slachtoffers van dit soort ernstige seksuele delicten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de twee jonge vrouwen door gedurende een periode van meer dan een maand de vrouwen te bewegen tot prostitutie en gedurende deze periode voordeel te trekken uit de inkomsten van hun werkzaamheden. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer 2] niets heeft overgehouden aan de door haar verrichte prostitutiewerkzaamheden. Naast de huur moest zij nog voor allerlei zaken, onder meer gerelateerd aan het prostitutiewerk, geld afdragen. [slachtoffer 1] heeft een substantieel deel van haar inkomsten afgedragen. Verdachte heeft de slachtoffers uitgebuit. Verdachte heeft daarbij gehandeld uit puur winstbejag en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Naast voornoemde feiten heeft verdachte zich bezig gehouden met het telen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep. Ook had verdachte een grotere hoeveelheid amfetamine aanwezig. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het telen van hennep gaat steeds meer gepaard met andere, ook zware vormen van criminaliteit. Onder verdachte is een groot aantal zware wapens aangetroffen, waaronder pistoolmitrailleurs, een machinepistool en springstof met bijbehorende slagpijpjes.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en springstof verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een kleinere, minder organiserende, rol in het geheel heeft gespeeld dan zijn broer [medeverdachte 1]. Ook lijkt verdachte het laakbare van zijn handelen, met name ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2], enigszins in te zien. Gelet op het vorenstaande zal de straf ten aanzien van deze verdachte lager zijn dan de straf in de zaak van [medeverdachte 1]. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd. De voorlopige hechtenis is bij beschikking d.d. 23 mei 2013 met ingang van 24 mei 2013 door de rechtbank geschorst. Op dat moment moesten nog diverse onderzoekshandelingen worden verricht en was er geen zicht op een inhoudelijke behandeling van de strafzaak op afzienbare termijn. Gelet op de op te leggen straf acht de rechtbank termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en zal dit dan ook beslissen. De stelling dat de schorsing van de voorlopige hechtenis alleen kan worden opgeheven indien enig gestelde voorwaarde niet is nageleefd, vindt geen steun in het recht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar. Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Beoordeling. De benadeelde partij heeft in verband met de gedwongen afgedragen inkomsten een bedrag van € 16.875,-- (45 dagen maal 3 klanten per dag maal € 125,--) gevorderd; € 15.000,-- immateriële schade ten gevolge van 45 dagen gedwongen prostitutie; immateriële schade ten gevolge van seksueel misbruik door [medeverdachte 3] ([medeverdachte 3],) ad € 3.500,-- en immateriële schade ten gevolge van seksueel misbruik door [medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]) ad € 2.000,--. De rechtbank begrijpt dat laatstgenoemde immateriële schade (€ 3.500,-- en € 2.000,--) alleen in de strafzaken van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] wordt gevorderd. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar, met uitzondering van de gedwongen afgedragen inkomsten met betrekking tot 2 klanten à € 125,-- welke inkomsten rechtstreeks naar medeverdachte [medeverdachte 5] zijn gegaan. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk met betrekking tot de immateriële schade van € 15.000,-- en de materiële schade van € 16.625,--. Schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en
het voorwerp (laptop met o.m. kinderporno) van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit in beslag genomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 273f, 310 Opiumwet art. 2, 3, 10, 11 Wet wapens en munitie art. 2, 3, 13, 26, 55.
DE UITSPRAAK T.a.v. 01/840345-10 feit 3: Vrijspraak Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. 01/849299-12 feit 1: mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd T.a.v. 01/849299-12 feit 2: mensenhandel gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd T.a.v. 01/849299-12 feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod. T.a.v. 01/849299-12 feit 4: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie T.a.v. 01/849299-12 feit 5: medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie T.a.v. 01/849299-12 feit 6: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. 01/840345-10 feit 1: In de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. 01/840345-10 feit 2: diefstal Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf en maatregel. T.a.v. 01/849299-12 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, 01/840345-10
feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 01/849299-12 met ingang van heden. T.a.v. 01/849299-12 feit 2: Maatregel van schadevergoeding van € 31.625,00 subsidiair 193 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], van een bedrag van € 31.625,-- (zegge: eenendertigduizend zeshonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 193 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 15.000,-- immateriële schadevergoeding (post: 45 dagen gedwongen prostitutie) en materiële schadevergoeding € 16.625,-- (post: gedwongen afgedragen inkomsten). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag van door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 31.625,-(zegge: eenendertigduizend zeshonderdvijfentwintig euro), te weten €15.000,--
immateriële schadevergoeding (post: 45 dagen gedwongen prostitutie) en materiële schadevergoeding € 16.625,-- (post: gedwongen afgedragen inkomsten). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen goed, te weten: 1 computer Acer Teruggave in beslag genomen goed, te weten: 1 telefoon I-phone, aan verdachte; Dit vonnis is gewezen door: mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter, mr. N.M. Spelt en mr. M.A. Waals, leden, in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier, en is uitgesproken op 2 december 2013.
[Bijlage A; de bewijsmiddelen]