FACULTEIT BEDRIJFSKUNDE ERASMUS UNIVERSITEIT
Tentamen Inleiding in de Bedrijfskunde – GROEP 1 Docent: Dr. H. van Driel Vakcode: BKB0001 Woensdag 24 November 2004 van 9.30 – 12.30 uur Locatie: M-Gebouw
GESLOTEN BOEK TENTAMEN-MULTIPLE CHOICE Dit examen bestaat uit 60 vragen op 19 genummerde bladzijden. 1.
Controleer of de versie van dit opgavenformulier (GROEP 1) correspondeert met de aanduiding op het multiple-choice antwoordformulier (hierna te noemen: computerformulier).
2.
Voor het beantwoorden van de multiple-choice vragen slechts gebruik maken van het computerformulier. Lees goed de hierop staande aanwijzingen.
3.
Het juiste antwoord voor de multiple-choice vragen dient met potlood op het computerformulier te worden aangegeven.
4.
Gum een merkteken goed uit als u uw keuze wilt veranderen.
5.
Ga zorgvuldig om met het computerformulier. NIET BEKRASSEN, VOUWEN OF KREUKEN.
6.
Bij de multiple-choice vragen is slechts één antwoord juist (a, b of c); niets invullen of een vraagteken invullen op het computerformulier telt als een fout antwoord. De antwoorden staan in volgorde van lengte.
7.
Na beëindiging van het tentamen dient het computer-formulier ingeleverd te worden. Vergeet niet uw naam en examennummer op het computerformulier in te vullen, uw examennummer ook volgens het aankruisen van de hokjes! Het opgaven-formulier mag u meenemen.
8.
Het gebruik van woordenboeken en rekenmachines is niet toegestaan.
TIP: Werk eerst ‘in het klad’ en vul pas daarna het computerformulier in.
VEEL SUCCES 1
1. Men onderscheidt tegenwoordig vijf verschillende factors of production (productiefactoren): land, labor, capital, entrepreneurship and knowledge. Waar verwijst het begrip ‘capital’ naar? a. sociaal kapitaal (reputatie en relaties) b. kapitaalgoederen (machines, gebouwen) c. financieel kapitaal (eigen en vreemd vermogen)
2. Volgens de schrijvers van Understanding Business bestaat er in de wereld een tendens richting ‘mixed economies’ (gemengde economieën). Wat houdt een mixed economy in? a. de allocatie van bronnen geschiedt deels door de markt en deels door de overheid b. een integratie van economieën door intensief onderling economisch verkeer (globalisatie) c. een economie die wordt gekenmerkt door het naast elkaar voorkomen van een kleine groep grote ondernemingen en een grote groep kleine ondernemingen
3. Een kernbegrip in de bedrijfskunde is productivity (arbeidsproductiviteit). De gangbare manier waarop productiviteit gemeten wordt heeft volgens Understanding Business vooral in de dienstensector een beperkte informatieve waarde, met name als het gaat om het effect te meten van de toepassing van computertechnologie. Wat is de reden van die beperkte informatieve waarde? a. toepassing van computertechnologie versnelt niet alleen het productieproces, maar verlaagt ook de kosten b. de veranderingen in de productiviteit weerspiegelen niet de bereikte kwaliteitsverbeteringen als gevolg van de toepassing van computertechnologie c. door de hoge arbeidsintensiteit in de dienstensector zijn er überhaupt relatief veel mogelijkheden voor productiviteitsverbeteringen, waardoor het productiviteitsverhogende effect van de computertechnologie niet afzonderlijk te bepalen is
4. De koers van de Amerikaanse dollar is in 2003 sterk gedaald. Wat heeft een daling van de wisselkoers van de nationale munt voor effect op de balance of trade van een bepaald land? a. dit leidt tot een toename van de export, dus tot een gunstigere balance of trade b. dit leidt tot een opwaartse druk op de rentetarieven, dus tot een ongunstigere balance of trade c. dit heeft geen invloed op de balance of trade, omdat dalingen van wisselkoersen worden gecompenseerd door het huidige systeem van ‘floating exchange rates’
2
5. Sommige ondernemingen richten een subsidiary (dochteronderneming) op in een ander land. Waarvan is er in dit geval sprake? a. licensing b. een joint venture c. foreign direct investment
6. Volgens Understanding Business dient een manager zich drie vragen te stellen wanneer hij of zij geconfronteerd wordt met een ethisch dilemma en een beslissing moeten nemen: (1) Is it legal?; (2) Is it balanced; en (3) How will it make me feel about myself? Welk in Understanding Business genoemd concept staat centraal in vraag (2) ‘Is it balanced’? a. leadership b. stakeholders c. corporate scorecard
7. De heer Van de Velde heeft in zijn college verteld dat producenten als Nike en Baccardi eigenlijk geen controle hebben over zaken die zich helemaal aan het begin respectievelijk aan het einde van hun supply chain voordoen, te weten kinderarbeid en jeugdige dronkenschap. Toch worden deze concerns verantwoordelijk gesteld voor deze verschijnselen. Wat is hier in het geding? a. implied warranties b. environmental control c. corporate social responsibility
8. Er bestaat een reeks van begrippen die behoren tot het standaardvocabulaire van een bedrijfskundige. Een van die begrippen is een ‘initial public offering’ (IPO). Wat is een IPO? a. de eerste openbare presentatie van een nieuw product b. de eerste openbare tender voor een outsourcing-opdracht c. de eerste openbare aandelen-uitgifte van een onderneming
3
9. In een bepaalde markt bestaat een groot aantal ondernemingen die identieke goederen produceren. De consumenten zien deze goederen echter als verschillend. Hoe noemen we een dergelijke marktvorm? a. oligopolistische concurrentie b. monopolistische concurrentie c. gedifferentieerde concurrentie
10. Een onderneming kan verschillende organisatievormen aannemen, bijvoorbeeld een sole propietorship, een partnership of een corporation. Wat zijn volgens Understanding Business belangrijke voordelen van de keuze voor een corporation in vergelijking met de organisatievorm van een sole proprietorship of een partnership? a. de mogelijkheid tot het aantrekken van grote hoeveelheden kapitaal en het beperken van het risico van de investeerders b. het verhogen van de lange termijnbetrokkenheid van de investeerders bij de onderneming en het beperken van het risico van de investeerders c. de mogelijkheid tot het aantrekken van grote hoeveelheden kapitaal en het verhogen van de lange termijnbetrokkenheid van de investeerders bij de onderneming
11. Bij franchising zijn twee partijen in het geding: de franchisor (de franchise-verlener) en de franchisee (de franchise-nemer). Wat zijn voordelen van het verwerven van een franchise voor de franchisee? a. hij blijft eigenaar van de onderneming en hij heeft geen last van concurrentie van andere franchisees van dezelfde franchisor b. hij blijft eigenaar van de onderneming en hij profiteert van de ondersteuning van de franchisor bij het management van zijn onderneming c. hij heeft geen last van concurrentie van andere franchisees van dezelfde franchisor en hij profiteert van de ondersteuning van de franchisor bij het management van zijn onderneming
12. Kleine bedrijven kunnen voor hun financiering soms putten uit specifiek op hen gerichte bronnen. Hoe noemt men ondernemingen of personen die kapitaal verschaffen aan kleine bedrijven in ruil voor een belang in deze bedrijven? a. angel investors b. venture capitalists c. business incubators
4
13. Tijdens de colleges over Organisatiemodellen is op verschillende momenten aangegeven hoe de diverse modellen hun weerslag hadden op de verschillende functionele gebieden. Welke van de onderstaande functionele gebieden werd het minst beïnvloed door de opkomst van het Scientific Management (Taylorisme)? a. HRM b. Marketing c. Accounting en Finance
14. In de colleges over Organisatiemodellen is aangegeven dat nieuwe modellen vaak een reactie zijn op bestaande modellen. De geldt onder meer voor de Human-Relations-benadering, die een reactie was op het Scientific Management. Welke van de volgende elementen van de Human Relations-benadering is fundamenteel in strijd met de principes van Scientific Management? a. de aandacht is vooral gericht op de werkvloer b. er bestaan informele relaties tussen werknemers c. werknemers laten zich niet primair motiveren door geld
15. De heer De Jong (Sara Lee/DE) heeft in zijn gastcollege over marketing uiteengezet dat men binnen Sara Lee/DE tot ‘development of international mixes and best practices’ wil komen. Anders gezegd, binnen Sara Lee/DE is er geen tijd om telkens weer het wiel uit te vinden. Wanneer er ergens binnen Sara Lee/DE een succesvolle procedure is ontwikkeld (bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van een nieuw product), dan dient deze aanpak ook elders in het concern te worden gebruikt. Zo hoopt men tot een snelle verspreiding van ‘best practices’ te komen. Kennelijk gelooft men binnen Sara Lee/DE in het principe van ‘one best way’. Welke benadering gaat eveneens uitdrukkelijk uit van dit principe? a. netwerktheorie b. contingency-denken c. scientific management
5
16. Onder meer tijdens het college over Integratie en Sturing (Van Driel) is uiteengezet dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen ‘management’ in de enge betekenis van het woord enerzijds en ‘ondernemerschap’ anderzijds. Wat is het verschil tussen beide concepten? a. ondernemerschap heeft betrekking op kleine ondernemingen, management heeft betrekking op grote ondernemingen b. ondernemerschap bestaat primair uit risico nemen en is extern gericht; management bestaat primair uit beheren en is intern gericht c. ondernemerschap is vooral intern gericht, onder meer in de vorm van intrapreneurship, terwijl management betrekking heeft op het sturen en beheren van de externe relaties van ondernemingen
17. Tijdens de colleges van de sprekers van Sara Lee/DE is meermalen beklemtoond dat de macht van de detailhandelsketens zoals Albert Heijn en Wal-Mart de afgelopen decennia is toegenomen ten koste van de fabrikanten van merkartikelen. Hoe kan deze tendens in historisch perspectief geplaatst worden? a. het is een ombuiging van een eind 19e eeuw ingezette trend waarin vooral fabrikanten van merkartikelen de functies van inkoop en marketing zijn gaan integreren, waardoor zij een sterkere positie tegenover de detailhandel kregen b. het is een trendbreuk omdat de opkomst van een massamarkt voor industriële goederen, met name merkartikelen, lange tijd juist de groothandel de sterkste positie verschafte in de supply chain, omdat die zich over het hoofd van de detaillisten heen tot de consument kon gaan richten c. het is de vervolmaking van een vanaf de Industriële Revolutie ingezette trend waarin detailhandelsondernemingen een steeds krachtigere positie hebben gekregen ten opzichte van fabrikanten van merkartikelen, omdat de snelheid van distributie steeds meer centraal is komen te staan
18. Hoe heeft Sara Lee/DE volgens de verschillende gastsprekers gereageerd op de toenemende turbulentie in de omgeving en de noodzaak frequenter en sneller met nieuwe producten op de markt te komen? a. door decentralisatie van bedrijfsprocessen b. door creatie van een grotere productvariatie over de hele linie c. door centralisatie van strategische beslissingen omtrent productie en marketing
6
19. De heer Van de Velde heeft in zijn college over productie uiteengezet dat op voorraad produceren risico’s met zich meebrengt voor een onderneming. Welke van de onderstaande factoren bepaalt de hoogte van dat risico in sterke mate? a. de hoogte van het marktaandeel b. de voorspelbaarheid van de vraag naar het bewuste product c. de schaal waarop de productie van het bewuste product plaatsvindt
20. De heer Van de Velde heeft in zijn college over Productie, in navolging van Marshall Fisher, een onderscheid gemaakt tussen functional products en innovative products. Volgens Fisher vraagt elke van deze beide soorten producten om een specifieke inrichting van de supply chain. Welke supply chain dient te worden ingericht voor een innovative product? a. een efficient supply chain b. een responsive supply chain c. een multi-channel supply chain
21. Understanding Business behandelt op het gebied van operations management verschillende concepten. Wat betekent in dit verband ‘flexible manufacturing’? a. het produceren in modules b. het stroomlijnen van de supply chain zodat just-in-time delivery van onderdelen mogelijk is c. het ontwerpen van machines die verschillende taken kunnen verrichten waardoor zij een variëteit aan producten kunnen fabriceren
22. Een van de gastbedrijven die in het verleden zijn opgetreden in Inleiding Bedrijfskunde is TUI Nederland. Deze onderneming kampt met het volgende probleem. Elk jaar gaan de Nederlandse gezinnen zich rond de kerst verheugen op de komende zomervakantie. Vervolgens probeert een flink deel van de Nederlandse bevolking op 2 of 3 januari van het nieuwe jaar een reis te boeken. Met welk probleem wordt de kantoororganisatie van TUI Nederland op die manier geconfronteerd? a. het is niet mogelijk diensten op voorraad te produceren b. bij diensten is een responsieve supply chain niet mogelijk c. de doorlooptijd bij de productie van diensten kan niet verkort worden
7
23. Beschouw de volgende twee voorbeelden die betrekking hebben op de productie van diensten: - iemand neemt plaats op een terrasje en laat – terwijl hij een mobiel gesprek voert een ober zijn bestelling opnemen (I) - een ondernemer huurt een management-consultant in en begeleidt deze consultant bij het schrijven van zijn advies (II) Welke uitspraak is juist? a. in voorbeeld I participeert de klant niet in het productieproces, in voorbeeld II wel b. in beide voorbeelden participeert de klant in het productieproces, zij het met wisselende intensiteit c. in beide voorbeelden participeert de klant in het productieproces, maar alleen in voorbeeld II heeft dit invloed op de kwaliteit van de geleverde dienst
24. Een van de organisatievormen die meermalen in de colleges is besproken is de zogenaamde matrix-organisatie. Wat zijn volgens het boek Understanding Business nadelen van het gebruik van de matrix-organisatie?
a. een grote inflexibiliteit en grote complexiteit van de organisatie b. onduidelijke loyaliteit van de medewerkers en grote complexiteit van de organisatie c. onduidelijke loyaliteit van de medewerkers en grote inflexibiliteit van de organisatie
8
Beschouw het onderstaande artikel ‘Zelfsturend in slimme vorkheftruck’ uit het dagblad Trouw van 7 augustus 2004 en beantwoord de vragen 25 t/m 29
Economie, zaterdag 7 augustus 2004 Zelfsturend in slimme vorkheftruck Marianne Wilschut In plaats van langer werken, kan de arbeidsproductiviteit ook omhoog door slimmer te werken vinden de bonden en werkgeversorganisatie AWVN. Bij geneesmiddelenfabrikant Organon in Oss doen ze dat door de invoering van zelfsturende teams. OSS - Behendig manoeuvreert Organon-medewerker Erik van de Wetering de vorkheftruck die dozen vol pillen vervoert. Hij moet even stoppen want een collega loopt naar hem toe met een vraag. Behalve het rijden op de vorkheftruck is Van de Wetering namelijk ook verantwoordelijk voor de planning van de werkzaamheden van zijn team. Voorheen was dat de taak van de chef, maar sinds 1999 is de afdeling interne productie logistiek daar zelf voor verantwoordelijk. Alle werkzaamheden op de afdeling die de stroom grondstoffen, pillen, bijsluiters, verpakkingen, elastiekjes en andere goederen in goede banen leidt, worden verdeeld over vijf zogenaamde zelfsturende teams. De teams hebben een eigen budget en moeten zelf maar zien hoe zij de van tevoren vastgestelde doelstellingen halen. De medewerkers moeten allround zijn. Via een schema rouleren zij tussen de taken die er op de afdeling zijn. Daarnaast zijn er zogenaamde stertaken zoals werkvoorbereiding, administratie, personeelszaken, onderhoud en het afhandelen van klachten. Medewerkers die zo'n stertaak dragen, verdienen afhankelijk van de zwaarte een toeslag op hun salaris. ,,In de oude situatie bemoeide ik mij als leidinggevende met ieder onderdeel van het werkproces'', vertelt afdelingshoofd Willy Gommers. ,,Nu controleer ik vooral of de afspraken worden gehaald. Dat klinkt alsof ik een rustig baantje heb, maar de praktijk is weerbarstig. Op dit moment mis ik bijvoorbeeld een teamleider. Ook merk je dat niet iedere werknemer geschikt is voor deze zelfstandige manier van werken. Sommige mensen hebben gewoon behoefte aan routine.'' Maar voor het merendeel van het personeel is het werken juist interessanter geworden. ,,Het plezier in het werk is natuurlijk moeilijk te meten'', geeft Gommers toe. ,,Maar het ziekteverzuim is wel licht gedaald en constant onder de twee procent gebleven. En dat terwijl we de afgelopen jaren een sterke omzetgroei hebben moeten bijbenen.'' Een van de redenen om de manier van werken op de schop te nemen was het verzoek van de medewerkers om meer ontwikkelingsmogelijkheden in het werk te krijgen. Een toenmalig werknemer die in de avonduren hbo-bedrijfskunde studeerde is daarop gaan onderzoeken of het concept van zelfsturende teams ook op de werkvloer van Organon mogelijk was.
9
Ook de kwaliteit van het werk is verbeterd. Gommers: ,,Wij werken met geneesmiddelen en daar mag je geen fouten bij maken. Denk bijvoorbeeld aan een bijsluiter in de verkeerde taal, een verkeerde houdbaarheidsdatum of een wimper die per ongeluk in de folie van de pil terechtkomt. Niet voor niets gaat 20 procent van het werk in controle zitten. Sinds we met de zelfsturing zijn begonnen is het aantal storingsmeldingen op mijn afdeling afgenomen'', zegt hij terwijl hij op een kaart met statistieken aan de muur wijst. Diezelfde kaart hangt samen met andere statistieken die de prestaties van het team meten in de kantine van het personeel. Ieder team heeft een aparte koffieruimte. Dit om het groepsgevoel te bevorderen. En op iedere afdeling is er een werkhoekje voor diegenen die de administratie en planning moeten doen. Verder is het voor een onwetende bezoeker lastig om het slimmer werken op de werkvloer te zien. Of het zouden de supersonische vorkheftrucks moeten zijn die in rap tempo tussen de magazijnstellingen zoeven en hun vrachtje makkelijk ook op twaalf meter hoogte afleveren. De machine geeft zelfs een seintje als de bestuurder de pallets in het verkeerde schap wil schuiven. ,,Zo ben je constant op zoek naar manieren om de productiviteit te verhogen. Dat hoeft helemaal niet door langer werken'', constateert Gommers. Medewerker Martin van Eijk is best bereid om zijn vorkheftruck even aan de kant te zetten. Van Eijk werkt al 26 jaar bij Organon en heeft al meerdere grote reorganisaties meegemaakt. De door de wol geverfde medewerker is hierdoor niet echt ondersteboven van de invoering van de zelfsturende teams. ,,Van tevoren hadden we gedacht dat we als team veel meer invloed op de beslissingen binnen de organisatie zouden krijgen'', zegt hij. ,,Dat valt tegen. Buiten onze afdeling is nog steeds niet doorgedrongen dat ze ook met ons zaken kunnen doen en niet alleen met de chef.'' Verder vindt hij de nieuwe manier van werken ,,wel leuk, maar het blijft natuurlijk gewoon werk''. Copyright: Trouw
25. Welke van de onderstaande kenmerken van de arbeidsorganisatie van Organon is in strijd met een van de fundamenten van het Scientific Management zoals dat is ontwikkeld door Taylor? a. medewerkers met ‘stertaken’ krijgen een toeslag op hun salaris b. het afdelingshoofd controleert vooraf of de afspraken worden gehaald c. de vorktruckchauffeur doet niet alleen uitvoerend werk, maar ook de planning
26. In het artikel wordt beschreven dat het werk voor de meeste werknemers interessanter is geworden. Waar is dit aan te danken? a. job enrichment b. grotere task clarity c. afname van de span of control
10
27. Biedt het artikel aanwijzingen dat er bij Organon sprake is van cross-functional teams? a. nee, want de teams zijn niet tijdelijk maar permanent b. ja, want de medewerkers combineren verschillende functies c. nee, want de teams bestaan alleen uit medewerkers van één en dezelfde afdeling
28. Bij Organon worden kaarten met statistieken op de muur geplakt met daarop de prestaties van het personeel. Met behulp waarvan verbeeldt men in ondernemingen in het algemeen de voortgang van het productieproces? a. een ERP sheet b. een Gantt chart c. een PERT diagram
29. Bij Organon heeft elk team een aparte koffieruimte. Daarmee probeert de onderneming het groepsgevoel te bevorderen. Van welk bedrijfskundig concept is dit een toepassing? a. human relations b. departementalization c. McGregor’s theory X Tot zover de vragen over het artikel uit Trouw.
30. Zowel in het boek Understanding Business als door de heer Van Dierendonck in zijn college over HRM is het concept ‘Management by Objectives’ (MBO) behandeld. Wat houdt MBO in? a. er worden doelen gesteld, mensen discussiëren over die doelen, laten aan anderen weten dat ze zich aan bepaalde doelen gecommitteerd hebben en via feedback wordt geëvalueerd of de doelen ook daadwerkelijk bereikt worden b. de doelstellingen van een organisatie worden zoveel mogelijk gekwantificeerd, bijvoorbeeld in de vorm van groei van de productiviteit of autonome winstgroei, zodat het behalen van doelen objectief te gemeten kan worden c. gebruikmakend van de benaderingen van Maslow en Herzberg wordt er – op basis van kwalitatieve criteria - een hiërarchie van behoeften van medewerkers opgesteld, die het management vertaalt in een hiërarchie van doelen die de organisatie nastreeft
11
31. De heer Van Dierendonck heeft in zijn college over HRM het ‘Job Characteristics Model’ (JCM) behandeld. Het JCM onderscheidt onder meer de trits Skill Variety, Task Identity en Task Significance als job characteristics. Op welk ander element in het JCM-model hebben deze drie kenmerken van de uitgeoefende functie primair invloed? a. de mate van feedback die men ontvangt b. de mate waarin men het werk als zinvol ervaart c. de mate van autonomie die men heeft in het werk
32. De heer Bouwman (Sara Lee/DE) heeft in zijn gastcollege verteld dat het ‘functioneel gebied’ HRM pas sinds zijn aantreden is vertegenwoordigd op het hoogste niveau, namelijk in de Raad van Bestuur. Daarvóór was HRM op concernniveau vertegenwoordigd als een staffunctie. Wat is het typerende verschil tussen een staf- en een lijnfunctie? a. staffunctionarissen beschikken over meer deskundigheid dan lijnfunctionarissen b. lijnfunctionarissen hebben formele autoriteit binnen de hiërarchie, staffunctionarissen hebben alleen een adviserende functie c. staffunctionarissen komen alleen voor in een multi-divisie structuur, lijnfunctionarissen zijn altijd aanwezig binnen een onderneming
33. De heer Waarts heeft in zijn college over Marketing het voorbeeld aangehaald van Procter and Gamble. Dit concern zag zich op een gegeven moment geconfronteerd met een teruglopend marktaandeel van Pampers door concurrenten die luiers van een mindere kwaliteit tegen aanzienlijk lagere prijzen aanboden. Het concern ging er vanuit dat de nog resterende consumenten zo gehecht waren aan de hoge Pampers-kwaliteit, dat zij trouw zouden blijven aan het merk. De onderneming besloot daarom de prijzen te verhogen om de omzet (in geld uitgedrukt) omhoog te brengen. Van welk business concept ging Proctor and Gamble blijkbaar uit? a. selling concept b. product concept c. marketing concept
34. Het gevolg van de prijsverhoging door Proctor and Gamble was een verdere daling van het marktaandeel. In welke ratio drukt men het effect van de verkoopprijs op de vraag naar een product uit? a. prijselasticiteit b. prijsdifferentiatie c. prijsdiscriminatie
12
35. De heer Waarts heeft in zijn college over Marketing het voorbeeld van een boorfabrikant aangehaald, wiens eigenlijke business niet ‘boren maken en verkopen’ is, maar ‘gaten’ of ‘dingen ophangen aan de muur’. Welk theoretisch begrip binnen de marketing duidde de heer Waarts hiermee aan? a. de core benefit b. het basic product c. het focus concept
36. De heer Waarts heeft in zijn college over Marketing verschillende soorten van pricing behandeld. Een daarvan was value pricing. Dit perspectief op de prijs van een product is een van de centrale componenten van een bepaald marketing concept dat wordt behandeld in Understanding Business. Welk concept is dat? a. product line b. brand equity c. total product offer
37. De heer De Jong (Sara Lee/DE) heeft in zijn gastcollege over marketing uiteengezet dat hij vormen van marketing die niet aanslaan bij jongeren (leeftijdsgroep 18-30 jarigen) per definitie niet gebruikt. Is hier sprake van target marketing? a. ja, want de marketing is klaarblijkelijk gericht op één doelgroep die het concern wil bedienen b. nee, want deze politiek is vooral gebaseerd op het feit dat jongeren tegenwoordig veel geld te spenderen hebben en zegt verder niets over de houding van Sara Lee/DE tegenover andere doelgroepen c. nee, want Sara Lee/DE richt zich met haar marketing van koffie op alle marktsegmenten, maar wil specifiek jongeren aanspreken omdat zij tegenwoordig de referentiegroep voor alle andere doelgroepen vormen
38. Een concern als Unilever biedt verschillende product lines aan, zoals soep, zeep en wasmiddelen. Hoe noemt men de combinatie van product lines die een producent aanbiedt? a. product mix b. product choice c. product package
13
39. Een belangrijk bedrijfskundig concept is de product life cycle (product levenscyclus). Wat zijn de vier fasen van de product life cycle? a. introduction, growth, maturity, decline b. conception, adaption, penetration, consolidation c. idea generation, testing, production, commercialization
40. Het boek Understanding Business behandelt in een hoofdstuk over Marketing verschillende vormen van pricing. De prijsstrategieën die ondernemingen kunnen gebruiken verschillen soms sterk van elkaar. Zo bestaat er behalve cost-based pricing ook een prijsstrategie die hieraan tegengesteld is. Welk element staat centraal in deze tegengestelde strategie? a. bundling b. target costing c. break-even analysis
41. Een veel gebruikt onderscheid in de marketingliteratuur is dat tussen een ‘push’ en ‘pull’ promotion strategy. Op wie richt een producent zich primair als hij de strategie van pull promotion volgt? a. detaillisten b. consumenten c. groothandelaren
42. Bij het doen van marktonderzoek maakt men onderscheid gemaakt tussen primary data en secondary data. Wat zijn secondary data? a. primaire gegevens die onderworpen zijn aan een analyse b. gegevens die ontleend zijn aan informele contacten met (mogelijke) klanten c. gegevens die voor een ander doel verzameld zijn en opnieuw worden gebruikt
14
43. De heer Van Nunen heeft in zijn college over Informatie onder meer het voorbeeld genoemd van Mitsubishu en Volvo die hun voormalige ‘core competence’, het produceren van auto’s, hebben uitbesteed aan Nedcar. Het uitbesteden van de productie door ondernemingen als Mitsibushi en Volvo kan men beschouwen als een vorm van verticale desintegratie. Hoe heeft moderne ICTtechnologie bijgedragen aan het doorvoeren van een dergelijke verticale desintegratie, ook conform wat er in Understanding Business staat omtrent verticale integratie? a. het heeft kwaliteitscontrole door de uitbesteder veel eenvoudiger gemaakt b. het heeft de transactiekosten in deze sector dermate verlaagd dat alleen door bundeling van de productie nog belangrijke kostenvoordelen te behalen zijn c. het heeft uitbesteders in staat gesteld veel beter de vraag naar hun producten te voorspellen waardoor zij zich meer afhankelijk durven te maken van een externe producent
44. De heer Preijden van Please heeft in zijn gastcollege benadrukt hoe belangrijk voor kleine ondernemingen de termijn is waarbinnen hun debiteuren aan de betalingsverplichtingen voldoen. Welk financieel concept dat o.a. wordt genoemd in Understanding Business is hier in het geding? a. hedging b. factoring c. trade credit
45. De heer Mertens heeft in zijn college over financiële aspecten een onderscheid gemaakt tussen verschillende typen functionarissen die zich binnen een onderneming bezighouden met Accounting en Finance. Wat is in dit verband de taak van een zogenaamde controller? a. het verzorgen van informatie over de geldstromen voor gebruik binnen de onderneming b. het zo optimaal mogelijk gebruiken van beschikbare financiële middelen (bijvoorbeeld kasgelden) c. het informeren van de buitenwereld over het financiële reilen en zeilen van de onderneming
46. Ten behoeve van het gebied Finance en Accounting bestaan verschillende overzichten en kengetallen. Welke van de volgende uitspraken is juist? a. in het kasstroomoverzicht staan de aflossingen van leningen b. afschrijvingen vormen geen kostenpost in de winst- en verliesrekening c. een hoge winst betekent altijd een verbetering van de liquiditeitspositie
15
47. Een bekend financieel begrip is de hefboomwerking (leverage) van de financiële structuur van de onderneming. De hefboomwerking impliceert dat vermogensverschaffers hun rendement kunnen opkrikken, maar anderzijds ook het risico van extra grote verliezen lopen. Welke vermogensverschaffers ondervinden dit hefboomeffect? a. alleen de verschaffers van eigen vermogen b. alleen de verschaffers van vreemd vermogen c. zowel de verschaffers van eigen vermogen als de verschaffers van vreemd vermogen
48. Wanneer ondernemingen behoefte hebben aan lange-termijn financiering, kunnen zij putten uit verschillende financieringsbronnen. Volgens Understanding Business hebben ondernemingen daarbij veelal voorkeur voor één bron. Welke bron is dat? a. obligaties b. bankkrediet c. ingehouden winsten
De volgende vragen 49 t/m 60 hebben betrekking op de colleges in het kader van Ondernemingsplan en het boek van Rosen, Introduction to Strategic Management
49. Tijdens zijn college heeft de heer Volberda twee hoofdscholen onderscheiden in het denken over strategie: de Prescriptive School en de Descriptive School. Welk kenmerk is typerend voor alle benaderingen binnen de Prescriptive School en is niet of veel minder prominent aanwezig in de benaderingen binnen de Descriptive School? a. rational b. cognitive c. visionary
50. De heer Volberda heeft in zijn college onder meer aandacht besteed aan de flexibiliteit van ondernemingen. Wat kan daarover op basis van dit college met juistheid gesteld worden? a. het natuurlijke begin van de organisatie-levenscyclus is de rigide organisatie b. planmatige organisaties worden vaak meer rigide als de omgeving hypercompetitief wordt c. chaotische organisaties komen het meest voor in een niet-concurrerende, statische omgeving
16
51. De Boston Consulting Group heeft veel invloed gehad met zijn matrix (BCG-matrix). In deze matrix worden vier typen producten onderscheiden: cash cows, dogs, question marks and stars. De matrix is opgebouwd uit twee dimensies. De ene dimensie is groei van de markt waarop de onderneming met een bepaald product opereert. Wat is de andere dimensie? a. het aandeel van een product van de onderneming op een bepaalde markt b. het relatieve marktaandeel van een product van de onderneming op een bepaalde markt ten opzichte van het marktaandeel van de grootste concurrent c. het relatieve marktaandeel van een product op een bepaalde markt ten opzichte van de marktaandelen van andere producten van de onderneming op andere markten
52. ‘Planning’ en ‘control’ worden vaak beschouwd als een Siamese tweeling. Wat is het verschil tussen deze twee concepten? a. planning is puur conceptueel, control heeft betrekking op implementatie b. planning is een tactisch gestuurd implementatieproces; control betreft een top-down gestuurd implementatieproces c. planning heeft betrekking op toekomstige verandering; control heeft betrekking op het behouden van een huidige, vooraf vastgestelde situatie
53. In zijn boek bespreekt Rosen de turbulentie van de omgeving. Welke van onderstaande aspecten is geen gebruikelijke factor om de turbulentie mede vast te stellen? a. complexity b. accessibility c. predictability
54. Beschouw de onderstaande twee stellingen met betrekking tot de analyse van de omgeving van een bedrijf: I. II.
een cross-impact analyse van de omgeving wordt over het algemeen gedaan om de impact van het ene bedrijf op het andere te analyseren. een cross-impact analyse wordt in de scenario analyse gebruikt met behulp van een decision tree
Welke uitspraak over deze stellingen is waar? a. beide stellingen zijn onjuist b. stelling I is juist, Stelling II is onjuist c. stelling I is onjuist, Stelling II is juist
17
55. De heer Preijden heeft in zijn gastcollege gesproken over zijn onderneming Please, een payrollorganisatie. De inhoud van de dienstverlening is als volgt: (1) een klant kan zijn personeel in dienst laten nemen door de payroll-organisatie die ook de personele administratie verzorgt; (2) de klant verzorgt zelf de werving en selectie van personeel; en (3) de payroll organisatie draagt het ziekterisico en de werkgeversaansprakelijkheid. De heer Preijden heeft in zijn college verder gewag gemaakt van het bestaan van uitzendbureaus. Stel men past het vijf krachtenmodel van Porter toe op de bedrijfstak. Welke positie neemt een uitzendbureau dan in ten opzichte van een pay-roll organisatie?
a. rivaal b. substituut c. toeleverancier
56. Rosen behandelt in zijn boek in hoofdstuk 7 cultuur en bespreekt daarbij verschillende classificaties van cultuur. Een van de bekendste classificaties is van Miles and Snow. Zij omschrijven de houding van één van de organisatietypes in dit verband als volgt: “… adopt a rational, analytical stance and consider planning to be important.” Welke cultuur omschrijven zij hier? a. planners b. analysers c. task culture protagonists
57. Rosen signaleert in zijn boek dat de objectives (doelen) van een onderneming soms met elkaar in strijd zijn. Wat is volgens hem de oplossing voor conflicterende objectives? a. prioriteiten stellen in de objectives b. een compromis zoeken tussen de conflicterende objectives c. de objectives in overeenstemming brengen met de core competence van de organisatie
58. Rosen beschrijft in zijn boek Ansoff’s product/markt matrix. Eén van de strategieën uit deze matrix is ‘market penetration’. Welk van volgende uitspraken over ‘market penetration’ is waar? a. een penetratie strategie is vooral belangrijk wanneer de levenscyclus van producten kort is b. een penetratie strategie is gericht op bestaande producten te introduceren op nieuwe markten c. een penetratie strategie is onder meer bedoeld om schaalvoordelen te behalen, bijvoorbeeld door horizontale integratie
18
59. Een klassiek instrument voor strategische analyse is de SWOT-analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats). Welke van de onderstaande elementen kan, in het kader van een SWOTanalyse, als een ‘Opportunity’ (kans) worden gezien? a. lagere productiekosten vergeleken met concurrenten b. ontwikkeling van nieuwe productietechnologieën in het buitenland c. een goede reputatie van het bedrijf bij haar klanten op het gebied van service
60. Een kernbegrip op het gebied van strategie is de ‘Key Success Factor’. Wat is de juiste omschrijving van een ‘Key Success Factor’? a. de kennis die ten grondslag ligt aan de belangrijkste producten of productieprocessen van het bedrijf b. een middel waarmee een bedrijf zich duidelijk onderscheidt ten opzichte van zijn concurrenten c. een kenmerk dat een bedrijf hoe dan ook dient te bezitten om als een volwaardige concurrent te opereren op de markt
19