TEKSTEN OVER ‘VERZOENING’, te gebruiken op de federale pagina’ s van Kerk & leven
A. De jas Op een dag had ik een bijzondere ontmoeting. Een vreemde sprak mij aan bij mijn naam. “Sorry”, stamelde ik, “ik weet niet wie jij bent”. “Ik”, zei hij, “ik ben het sacrament van verzoening”. Hij was mij volkomen vreemd. Toen vertelde hij nog wat meer over zichzelf. En hij maakte een vergelijking. Hij zei dat mijn leven was zoals een jas, een jas die je aantrekt om gaandeweg door het leven te gaan. “En in jassen komen gaten”, vervolgde hij. “Iedereen struikelt wel eens over zijn eigen voeten. Iedereen valt wel eens door de mand”. “En … als er een gat zit in je jas”, zei het sacrament, “dan krijg je van mij iets nieuws”. “Nee, je krijgt geen nieuwe jas. Ik geef je een lapje stof. ‘Stof tot nadenken’. Ik geef je iets, maar niet alles. Het stukje stof bied ik je aan. Het herstellen moet je zelf doen. Met een lapje stof nodig ik je uit om de draad terug op te nemen, om herstelwerk uit te voeren, om het opnieuw te maken, goed te maken”. “En waarom krijg ik geen nieuwe jas?”, vroeg ik een beetje verontwaardigd omdat ik nu eenmaal niet van herstelde spullen hou. “Omdat …”, lachte het sacrament, “een nieuwe jas niet bijzonder is. Maar een jas die is hersteld en die je hele geschiedenis vertelt, die is uniek. Die jas maakt jou tot wie jij bent. Met die jas word jij door God gekend”. “En”, besloot het sacrament, “die herstelde gaten in je leven, die tonen dat God jou ‘warmte’ wil geven”. Elisah Gommers
B. De zoen van God Drie verhalen over verzoening… Boem, krak, in honderd stukjes! Kleine Lukas is zo boos dat hij zijn bord met een grote zwier op de grond gooit! Hij wil alleen maar frietjes, maar papa vindt dat hij ook groenten moet eten. Er volgt een potje huilen en stampvoeten in de hoek. Dan wordt het stil : is papa nog boos? Even voorzichtig kijken en stilletjes naderen … “Lukas zal weer flink zijn”, een knuffel en een dikke zoen. Papa houdt heel veel van Lukas, maar hij vindt het niet leuk als hij stout is. Hij was natuurlijk al niet meer boos, maar de knuffel en de zoen laten goed voelen dat papa en Lukas elkaar doorheen alles heel graag zien. “Zo kan het echt niet verder op de dienst, een collega is ziek en er is juist zoveel werk. Ik vind dat we naar de directeur moeten stappen. Anderen denken dat we best meteen zouden staken”. Leen heeft wel gehoord wat haar man Tomas vertelt, maar er is juist een spannende film op TV. “Och, trek het je niet aan…” Tomas zwijgt en voelt zich onbegrepen, boos en verdrietig. Alleen de TV-stemmen spreken nog. Later samen in bed beseft Leen dat zij Tomas met zijn zorgen alleen heeft gelaten. Dit wordt even uitgepraat en afgesloten met een warme zoen. Tomas houdt van zijn vrouw, en juist daarom kan haar gedrag hem diep kwetsen. Maar woorden en gebaren van verzoening verstevigen de liefdesband. Wat verveeld belt Joris eind mei aan bij zijn bejaarde moeder. Ze zal wel kwaad zijn, want hij heeft haar nog niet bezocht sedert Nieuwjaar en hij is zelfs haar verjaardag op 15 maart helemaal vergeten. Moeder Jeanne ontvangt hem met een klacht: “Jongen toch, zo lang geleden…” Ze kijken elkaar aan zonder woorden, want Joris vindt op dat moment niets ter verontschuldiging. Moeder weet het wel, hij heeft het zo druk en een bezoekje wordt alsmaar uitgesteld. Jawel, ze houden van elkaar, maar dit kan toch niet zonder regelmatig contact … Bij een onhandig “sorry ma” omhelzen en kussen ze elkaar en weten dat alles weer goed is. Wij, mensen, maken fouten door verkeerde dingen te doen of door goede dingen niet te doen. Daardoor kwetsen wij de liefdevolle verbondenheid met elkaar of laten we een relatie verslijten. Vergeving en verzoening kunnen de liefdesband weer opbouwen. Waarom noemen christenen hun fouten ook “zonde”? Wat heeft God ermee te maken? Als de leerlingen aan Jezus vragen hoe ze God kunnen aanspreken, zegt Hij: “zeg maar Vader”. Er is een liefdesband tussen God en elke mens, warm en teder, eindeloos sterker dan de diepste liefdesband die wij kennen tussen mensen. Waarom raken onze fouten God? Omdat Hij van zijn mensen houdt als een Vader. Een medemens kwetsen, kwetst ook Hem, want wie aan het kind raakt, raakt ook de Vader. En zoals elke vader heeft Hij grote verwachtingen van ons: dat wij groeien in goedheid, rechtvaardigheid en liefde, dat wij meebouwen aan dat ‘Rijk Gods’. Hij verlangt naar onze wederliefde, Hij verlangt dat wij met Hem verbonden blijven en die relatie niet laten verslijten. Als het besef dat wij tegenover God tekortschieten tot ons doordringt, hoeft dit niet verpletterend te zijn. Wij mogen gewoon zo voor Hem staan, met alles wat leeft in ons hart: al het goede, maar ook het kwaad en het tekort. Doorheen alles blijven wij het beminde kind van die hemelse Vader, kleine mens tegenover die grote God. Wat er ook in ons leven gebeurd is aan onwil of verwijdering, Hij knipt nooit de liefdesband door. Hij wacht op ons, zoals in de parabel van de verloren zoon de Barmhartige Vader op de uitkijk staat en verlangt dat de geliefde zoon terug thuiskomt. Hij wacht op een woord of een gebaar… Wij kunnen naar Hem toegaan en vergeving vragen in een moment van persoonlijk gebed of tijdens de schuldbelijdenis in de eucharistieviering. Wij kunnen onze weerstand of vooroordelen tegenover ‘de biecht’ overwinnen en aansluiten bij de federale verzoeningsviering of gebruik maken van de biechtgelegenheid die aangeboden wordt in de dagen voor Pasen. De Kerk gebruikt een nieuwe naam voor de biecht: het sacrament van ver-zoen-ing. Dit zegt toch mooi waarover het precies gaat: de bezegeling van de vergeving
die al lang aanwezig was in Zijn barmhartig hart, de versteviging van de liefdesrelatie, de ZOEN VAN GOD. Voor kleine Lukas, Leen en Joris is de relatie weer helemaal in orde door de knuffel en de zoen. Voor jou en mij is die zoen van God, die ons gegeven wordt in de woorden en de handoplegging van de priester, een onmisbaar teken van een vernieuwde verbondenheid! De Kerk roept ons op: de tijd rond Pasen is de gunstige tijd … Riet Goemaes
C. Sacrament van de verzoening Laten we samen draden ‘boeten’. Mag ik jullie mee uitnodigen naar Nieuwpoort - even wandelen langs de vissershaven op een zonnige voorjaarsdag. Misschien zien we daar wel op een visserssloep een visser aan het werk om zijn netten te herstellen: alle draden met handigheid, zorg en geduld weer vastknopen. Hij is zijn netten aan het ‘boeten’. Dit is juist Nederlands! In de dikke Van Dale staat als eerste betekenis van dat woord: herstellen wat gebroken of gescheurd is - visnetten boeten. Als tweede staat: genezen, helen. Als derde: goedmaken, door er iets goed tegenover te stellen. Daarna staan er nog een vijftal invullingen… straf ondergaan komt pas als laatste. Laten wij bij die eerste betekenis blijven en rustig kijken naar die visser die zijn netten aan het ‘boeten’ is. Wat is zo’n net? Een kind antwoordde ooit: dit is gaatjes die met draadjes aan elkaar geknoopt zijn! Een prachtige definitie van een net! Een net bestaat inderdaad uit draadjes naar boven, naar onder, naar links en naar rechts... Eén en al verbondenheid! Daarom kan dit net symbool staan voor de mens, vooral ook voor de gelovige mens. De mens is ook één en al verbondenheid - hij is een weefsel van relaties. En in het christelijk geloof staat het thema van het Verbond centraal. Willen we immers de kortste en meest volledige beschrijving van God geven, dan hebben we het vers van Johannes: God is Liefde. Daarmee preciseert Johannes het Oude Testament: onze God is een God van het Verbond. Liefde is verbondenheid. De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis: hij is dus verbonden. Verbonden met een draad naar boven: met zijn God en Schepper; met een draad naar beneden: met de dingen, de aarde; met een draad naar links en rechts: met de medemensen, zijn broers en zusters. Al die draden zijn essentieel om voluit mens te zijn. De mens levend vanuit een Godsverbondenheid: de levensdraad naar boven. Als mens, als gelovige mens ervaren wij ons leven als een geschenk. Wij bestaan omdat God fundamenteel van ons houdt en ons leven heeft gewild. Die draad is de centrale draad die het hele net van ons gelovig leven samenhoudt, bezielt en letterlijk tot leven brengt. Als deze draad wordt doorgeknipt, verliezen we de diepste kern van ons bestaan. De mens als herder van de dingen: de levensdraad naar beneden. In het scheppingsverhaal vertrouwt God de aarde toe aan de mens om ze te bewerken en te bewaren. Respectvol staat de mens boven de dingen, als een herder. We moeten de dingen niet boven ons hoofd laten groeien, want dan worden we slaaf van geld, macht, carrière, wapens, economische systemen, drugs, drank of pillen. Als de draad zijn verbondenheid met de centrale draad verliest, belanden we in een domein van distels en doornen die ons overheersen en dat maakt de mens machteloos. De mens als metgezel: de horizontale levensdraad. In hetzelfde scheppingsverhaal lezen we dat God zegt: "het is niet goed dat de mens alleen blijft”. Het beeld dat in dit verhaal gebruikt wordt is zo ontroerend mooi: de tweede mens wordt geschapen uit de rib van de eerste mens. Er wordt onbeschermd vlees voor in de plaats gezet. Eva wordt rib voor Adam, beschermer van zijn longen, waarin God de levensadem blies. Als we dit beeld doortrekken, dan kunnen we stellen dat alle mensen sindsdien ‘rib’ zijn voor elkaar! (In bepaalde Islamitische landen spreken mannen hun vrouw aan met ‘mijn ribbeke’!). Als de levensdraad met God breekt, als ik verslaafd ben door dingen, worden medemensen uitgebuit. Zij worden objecten, middelen, concurrenten, vijanden. Er groeit een sfeer van meedogenloosheid. Tenzij mensen ‘aalmoezeniers’ zijn voor elkaar. ‘Aalmoes’ komt uit het Grieks en betekent ‘barmhartig zijn’, en dat woord is dan weer verwant met het Hebreeuwse woord voor ‘baarmoeder’, daar waar het leven mag ontwaken en ontwikkelen.
Straks begint de vastentijd – een tijd van boete – een tijd om onze draden in alle richtingen na te zien en waar nodig te ‘boeten’… Voor deze bijdrage heb ik dankbaar gebruik gemaakt van een toespraak van vicaris Kris Depoortere alsook van verschillende publicaties die hij rond dit thema heeft uitgegeven. Ksaf Hennion
D. De mug en de olifant Er was eens een mug die harde steken kon geven. Hij kon als de beste muggenziften en al zoemend verkondigde hij aan allen ‘dat hij hun bloed wel kon drinken’. Op een dag zag de mug een lekkere vette hap. Een olifant kwam op zijn pad. En de mug stak. De olifant voelde de pijn en pinkte een traan weg. Toen vloog de mug hem naar de keel en hij stak nog een keer. En nog een keer. De tranen liepen de olifant over de wangen. Toen … had de mug ‘er zijn buik vol van’. Hij keek de olifant aan en vroeg waarom hij niets had gedaan. “Waarom blies je me niet weg met je slurf?”, vroeg de mug. “En je had je slagtanden kunnen laten zien, dan was ik vast bang geworden”. “Als ik dat had gedaan”, zei de olifant, “dan ben ik niet anders dan jij. Dan hadden we van een olifant een mug gemaakt en van een mug een olifant. Ik heb niets teruggedaan, maar soms doe je veel als je niets doet. Verzoening begint wanneer er één is die niet doet wat een ander hem heeft aangedaan. Je hebt gezien”, zei de olifant, “dat ik huilde omdat jij mij het bloed van onder mijn nagels haalde. Onze verzoening kostte mij bloed, zweet en tranen. Als ik had teruggeslagen, dan had het mij ook bloed, zweet en tranen gekost, maar dan had het mij niets opgeleverd … ! En zie wat wij nu hebben bereikt: jij valt mij niet meer aan, maar spreekt met mij!” Jaja, de mug en de olifant kropen in elkaars huid. En het verhaal over hun ruzie was uit. Elisah Gommers
Dit verhaaltje doet ons wellicht denken aan enkele bijbelse spreuken. Oog om oog, tand om tand of … bieden we de andere wang aan? De olifant biedt zijn andere wang aan, hij slaat niet terug. ‘Niet terugslaan’ is de spiraal van haat en kwaad doorbreken, en dat is altijd de eerste stap naar verzoening. Hetzelfde gebeurt eigenlijk ook bij het sacrament van verzoening: de spiraal van haat en kwaad wordt doorbroken, we worden niet langer meegesleept door ons kwaad en er begint iets nieuws. De mug en de olifant: de olifant is de grootste, hé, de grootste in liefde. Het is misschien wat oneerbiedig om God te vergelijken met een olifant, maar God is eveneens de ‘grootste’, de grootste in liefdevolle genade. Hij zet de eerste stap, Hij toont dat Hij van ons houdt ondanks ons kwaad. Zo nodigt hij ons uit om ook een stap te zetten naar verzoening.
E. De ‘biechtstoel’ Voor mijn neefje van vier duurde de kinderviering veel te lang. Toen hij eindelijk mocht gaan, wilde hij echter blijven. Tijdens de viering had hij, tot ergernis van zijn tante, zowat alle stoelen uitgeprobeerd. Na de viering vond hij eindelijk zijn plaats. Hij werd aangetrokken door een stoel die vele mensen juist afstoot. Blijkbaar voelde hij zich toch enigszins schuldig over zijn weinig kerkvriendelijk gedrag, want hij wist precies waar hij moest zijn. Hij liep naar de biechtstoel waar hij plots stilstond bij wat hij had gedaan. “Wat is dat?”, vroeg hij, wetend dat ik zijn volgeling was die trachtte te beletten dat hij verloren zou lopen. In de kerk. “Wat is dat?”, vroeg hij opnieuw. Kon ik hem het antwoord schuldig blijven? “Dat is een biechtstoel”, zei ik zacht. “Je mag wel hard praten, hoor, er is hier niemand meer”, zei hij. Omdat ik hem niet geloofde, legde ik zachtjes uit dat God er altijd is en dat je Hem in de biechtstoel kan opbiechten wat je verkeerd hebt gedaan. “Je gaat dan hier zitten en de priester zal jou dan in naam van God een nieuwe kans geven om het anders te doen”, zei ik. Hij ging de biechtstoel in en twee seconden later kwam hij volstrekt ‘bekeerd’ naar buiten. Want toen hij ook de plek van de priester uit wou proberen en ik benadrukte dat alleen de priester er op zijn plaats is, zei hij stellig: “dan word ik priester”. Ik kon hem onmogelijk tegenhouden. Hij nam de plaats in van de priester en hij bekeerde zijn geïrriteerde tante tot een glimlach. Enkele weken later waren we opnieuw samen in de kerk. “Ik vind die biechtstoel maar een rare stoel”, zei hij. “Iedereen doet wel eens iets verkeerd en ik begrijp dat je dan vergeving wil vragen en ik versta dat je daarvoor even moet gaan zitten, maar … kan dat niet op een gewone stoel?”, vroeg hij. Terwijl hij in een mooie hoek van de kerk een eenzame ‘gewone’ stoel aanwees, zei hij “die stoel, dat vind ik een betere vergevingsstoel”. Zo zette mijn kleine neefje mij aan om na te denken over ‘hedendaagse plekken van vergeving’. Kunnen ook wij in onze kerken een ‘nieuwe’ plaats creëren waar mensen vergeving kunnen vragen en het sacrament van verzoening kunnen ontvangen? Elisah Gommers
F. De regenboog Het sacrament van verzoening: gegrond in het verbond De verbondenheid van de sacramenten Het sacrament van verzoening is één van de zeven sacramenten. Het is één van de zeven kleuren van de regenboog die het verbond tussen God en mensen toont. De sacramenten vestigen, bevestigen of versterken de band tussen God en de mens. Bij het doopsel ontstaat er een band met God. Tijdens de eerste communie en daarna tijdens elke eucharistieviering wordt die verbondenheid met God nog versterkt en het vormsel is een bevestiging van deze band. Tijdens het vormsel zegt iemand die al groot en bijna volwassen is dat hij ‘kind’ wil blijven van God en de band met Hem wil bewaren. De Heer doordringt hen dan opnieuw met zijn Geest, waardoor zij nauw verbonden kunnen leven. Bij het sacrament van de wijding en bij het sacrament van het huwelijk drukken mensen uit dat ze die belangrijke levenskeuze in verbondenheid met God gestalte willen geven en de genade van het verbond met Hem dankbaar willen ontvangen. En het sacrament van de ziekenzalving vertelt ons dat God zijn verbondenheid met mensen op een bijzondere wijze wil tonen wanneer mensen die band extra nodig hebben omdat ze ernstig ziek zijn. Soms vergeten of verbreken wij onze band met God, wat zonde is. In het sacrament van verzoening wordt deze band hersteld en vernieuwd. Onze hedendaagse band met het sacrament van verzoening Het staat in de wolken geschreven dat het sacrament van verzoening God en mensen met elkaar verbindt. Achter deze regenboog van het verbond schuilt een specifiek Godsbeeld dat ook ons mens- en wereldbeeld bepaalt. Als christenen geloven wij in de God van het verbond. Wij geloven in een God, die onze Schepper en Vader wil zijn en mensen zo nabij is dat Hij zijn Zoon gezonden heeft en dat Hij als Geest in ons wil wonen. Dit Godsbeeld van een God die sterk met ons verbonden is, bepaalt ook hoe wij als christenen naar mensen kijken. Het christelijk Godsbeeld leidt tot een specifiek mensbeeld. Christenen omschrijven mensen als ‘kinderen van God’, waardoor wij allen ‘broeders en zusters worden van Jezus, de Heer, en van elkaar’. Dit geschenk van de verbondenheid wordt levend gehouden in de gemeenschap van de Kerk. Er is eveneens een band tussen ons beeld van God en onze kijk op de wereld. Wanneer wij verbonden leven met God, Schepper en Vader van al het leven, dan zijn wij ook nauw verbonden met de natuur. Christenen ervaren de wereld als een Godsgeschenk. Zo worden ze uitgenodigd om liefdevol om te gaan met de schepping. Deze christelijke kijk op het leven stoot op weerstand. Vele hedendaagse mensen geven aan dat zij nog wel in ‘IETS’ geloven. Zij geloven echter niet in IEMAND, met wie men persoonlijk verbonden is. Dit verklaart wellicht waarom vele mensen de band met het sacrament van verzoening loslieten. Het is immers onmogelijk om de band met God, de medemens en de wereld te laten herstellen wanneer men het visioen van deze verbondenheid niet meer voor ogen ziet. Zonder het geloof in de God van het verbond en in de verbondenheid met de mens herkent men zich niet meer in het sacrament van verzoening. Het sacrament van verzoening daagt ons uit om terug te gaan naar de basis, naar de kern van de zaak: ons geloof in onze verbondenheid met God, de medemens en de wereld. Op weg naar een nieuw verbond Onze verbondenheid met God, de mens en de wereld vertoont vaak breuken en barsten. Als alles goed gaat en de zon schijnt, vervaagt de regenboog van het verbond. En wanneer het sterk regent en alles donker wordt, hebben we ook vaak geen oog voor die regenboog van het verbond. Het is zonde dat we soms de band met onze wortels verliezen.
We vergeten dan de goddelijke Grond, die ons draagt en ons toont dat wij niet op onszelf staan, maar verbonden zijn met God, de mens en de wereld. Tijdens het sacrament van verzoening willen we deze band laten herstellen. Het sacrament van verzoening en het sacrament van de ziekenzalving worden samen wel eens de sacramenten van ‘heling’ of ‘genezing’ genoemd. We weten allemaal dat ‘genezing’ tijd vraagt. Als men iets ‘gebroken’ heeft, is er een lange herstelperiode nodig. Ook wanneer de band met God, de mens en de wereld verbroken werd, hebben we tijd nodig om opnieuw naar elkaar toe te groeien. Het sacrament van verzoening vraagt dan ook om een ‘genezingsproces’. Een nieuwe verbondenheid ontstaat slechts wanneer men lange tijd opnieuw met elkaar op weg gaat. In de bijbel spreekt men over een tocht van 40 jaar, die leidt naar een leven in het beloofde land, een leven in verbondenheid met God. Tijdens het liturgische jaar is de veertigdagentijd de voorbereiding op het nieuwe verbond tussen God en mensen, dat door Jezus’ dood en verrijzenis met Pasen tot stand komt. De bijbel en de christelijke traditie verbinden de periode van bekering en herstel met ‘gebed’, ‘vasten’ en ‘aalmoezen’. Dit zijn boete- of herstelwerken waardoor de verbondenheid met God, de mens en de wereld vernieuwd kan worden. Zo kan de regenboog van het Verbond opnieuw schitteren aan de hemel. Elisah Gommers