Teksten en redactie Lleve Rutten, Ftlip Preckler Christophe Vandevoort, Hans Devriendt, Ineke Vereecken en Yves Smits Met dank aan Carolien Ampe, Koen De Valck en Lleven Ral Oud-commissariaatsleden Ploeg op maat De mensen die deeinamen aan de voorbereidende gesprekken
Ann Van Dyck voor de ondersteuning
Taalcorrectie
Erik Preckler en Karin Heurckmans Fotografie Elena Schuties, Koen Broos, Erwin De Muer, Wout Hendrickx en Leen De Vroey Vormgeving en tekeningen
pars pro toto Vormgeving 'KO Op Scouting' en Historiek Grailsch Buro Bis
De pedagogische commissie van VVKSM
Productie
Jan Va Eindredactie Christophe Vandevoort en Stefan Gevaerts Samenstelling `Kijk Op Scouting'
Jan Van Reusel, Wouter Janssens,
Drukwe Goff, Ge
eir usel
Breedbeeld Sproeten HANDBOEK VOOR JONGGIDSEN- EN JONGVERKENNERLEIDING
Uitgeverij Sint-Joris 0 VVKSM 1999 VERANTWOORDELI1KE UITGEVER
VVKSM vzw
An Verheyen Lange Kievitstraat 74 2018 Antwerpen
D/1999/4465/02 gedrukt op gerecycleerd papier
druk 2004
Voorwoord Fijn dat je dit boek ter hand neemt! Het betekent wellicht dat het scouts-
daarbij uitgebreid aan bod.
en gidsenspel je aanspreekt. dat je het boeiend vindt om met jonge mensen
aan scouting willen doen met 11- tot
samen te spelen. Kortom. dat je er pret aan beleeft om als scout of gids door het leven te gaan. Het betekent ook dat je bereid bent je in te zetten voor de scouts- of gidsengroep waar-
van je deel uitmaakt en de wereld
14-jarigen.
Je leest dit handboek waarschijnlijk niet in ëën ruk uit. Das ook niet echt nodig. Je zal het eerder af en toe ter hand nemen om er in rond te snuffe-
rondom je.
len. Of je zal zeer gericht - op een takraad. bij de voorbereiding van een
Dat je net in dit boek begint te lezen
activiteit of naar aanleiding van een concrete vraag of probleem - op zoek
heeft alles te maken met de jongens of meisjes waarmee je wekelijks. al dan niet. kort gerokt of gebroekt ergens in
gaan naar wat achtergrond bij een thema of een leuke methodiek.
het Vlaamse land op pad bent: jonggidsen, jongverkenners of scheepsmakkers. Gemakshalve hebben we
Laat dit boek echt smaken. Proef het rijke aroma van scouting. kruid het met je eigen ervaringen en maak er
het in dit handboek ook wel over Jonggivers'.
iets moois van!
Dit takhandboek wil je inspireren. Verwacht niet zozeer uitgewerkte activiteiten. maar eerder ideeën en smaakmakers om goed met jonggidsen. jong-
verkenners en scheepsmakkers op verkenning te gaan. Materiaal om de werking van je jonggivertak vorm te geven en de weg die je met jonggivers wil bewandelen. uit te stippelen. Doelstellingen. aandachtspunten. de
basispijlers en speelvelden komen
o
Met dit boek geven we aan hoe we bij VVKSM
het commissariaat Jonggidsen. Jongverkenners en Scheepsmakkers. Vanwege
Ergens midden 1999.
Cornmissariaat
JonggidsenLange Jongverkenners-Seheepsmakkers 2018 Ifievitstraat 74 Antwerpen www.vyksrmbe jonggivers@vyksrn. be
deel 1
deel 2 In het eerste deel maken we kennis In dit deel doen we uit de doeken hoe met de mens achter elke Jonggids of we met VVKSM scouting willen aanjongverkenner: wie ze zijn en wat ze pakken. We vertalen de fundamenten willen. Enkel als je weet welk vlees je van scouting. de basispijlers, naar in de kuip hebt, kan je een geweldig, concrete werkvormen, op maat van speels en avontuurlijk aanbod beden- jonggivers. Hier vind je de kern van ken. Daarom bekijken we het doen en
de talcwerking bij jonggidsen, jongver-
laten van een 11- tot 14-jarige even van naderbij. Eens we een scherp beeld hebben, zijn we klaar om de takwerking al te stemmen op onze doelgroep: jonggidsen. jongverken-
kenners en scheepsmakkers.
ners en scheepsmakkers.
deel 3
deel 4 In leiding staan bij jonggivers ver-
Spel.
onderstelt enig organisatietalent. Een
expressie zijn onze speelvelden. Het
trachten te houden. Dit derde deel zit
een programma uit waarin de takwer-
tocht, technieken, kamp en
jonggidsen- of jongverkennertak is zijn de dingen die we graag en veel een mini-onderneming die jij en je doen met jonggidsen en jongverkenmedeleiding een jaar lang draaiend ners. Met de speelvelden stippelen we
boordevol praktische tips en aan- king tot leven komt. Scouting is voordachtspunten die daarbij van pas zullen komen. In leiding staan, betekent ook dat je
de kunst van het 'goed omgaan met
elkaar' onder de knie moet krijgen. In de tweede helft van dit deel maken we duidelijk hoe je op een goede manier kan omgaan met jonggidsen en Jong-
verkenners, met je medeleiding én met de thema's van onze beweging. Begeleidingshouding noemen we dat.
al een spel dat moet gespeeld worden.
En dat is wellicht de belangrijkste boodschap die we hier aan jou en je jonggivers willen meegeven.
Het
water in de
mond deel I: leefwereld
Groot en klein door elkaar Kennismaking met de hoofdrolspelers Jonggivers en de onoverbrugbare generatiekloof?
Over haar op de gekste plaatsen en vlinders in de buik Een jeukend lijf Altijd te klein of te groot Jongens en meisjes Altijd kalverliefde?
Jgv zkt img vr zchzlf Sat-lien sterk Schijn bedriegt Kritische jonkvrouwen en
o
Colofon
2
Voorwoord
4
Inhoudstafel
6
9 12 12 15
17 17 17
18 19 21 21
22
jonkheren
23
Beginnende verantwoordelijkheid
25
Het
De
vuur aan de
voeten op de
grond deel 2 : takwerking 1.
Driejarige takwerking Eerstejaars Tweedejaars Derdejaars Derdejaars en de patrouilles Het derdejaarsmoment
2. Patrouillewerking
Waarom patrouillewerking? Vaste of wisselende groepjes Patrouilles samenstellen Werken met patrouilles Patrouillevergadering Patrouilles en de tak Kampen 3.
Interessewerking Gevarieerd aanboci Werkvormen of speelvelden Thema's Grenze.n verleggen
4. Inspraak Inforilicel
De jonggiverraad 1. Inspraak bij activiteiten 2. Evaluatie 3. Afspraken 4. Conflictsituaties 5.
Engagementswerking
schenen 27
deel 3 : in leiding bij jonggidsen en jongverkenners
77
Over het beheer van de tak
79
31
32 34 35 35 35
38 38 38 40 42 43 44 45
1.
2. Plannen en evalueren
Plannen maken Achterom kijken 3. Activiteiten voorbereiden Docl
Criteria Randvoorwaarden Zes onderdelen
46 46 49 51
Afwerken
Belofte
62 62
Totemisatie
71
79 79 80 81
83 83 86
88 88 88 89 89 90
4. Veiligheid en
52
53 53 54 55 56 57 60
Takploeg Takraad Kennismaken Afspraken maken
verantwoordelijkheid
91
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid
91
Veiligheid
Eerste hulp Verzekeringen 5.
6.
Materiaal en financies Zaad in het bakje Begrotingen en kasboeken Balken en bijlen
93 97 98 100 100 101 101
Ook Scouting: AKABE &
Zeescouting
102
Zeescout mg AKABE
(1
De.
wind in de.
zeilen
deel 3 : in leiding bij jonggidsen en jongverkenners
deel 4: speelvelden 1.
Over begeleidingshouding 1.
Goed omgaan met jonggivers Begeleiden
Verantwoord straffen Pesten Moeilijke kinderen Afhakers Jong,givers en hun ouders
2. Gemengd werken Puberteit Relaties en seksualiteit 3. Chrimen STOP-activiteit
Spontaan stilstaan
4. Rondomons Natuurbeleving Openheid 5.
o
Vorming
104
104 105 106 109 114 115 118
Spel Kennismakingsspelen Spelen om ploegen in te delen Groepsbevorderende spelen Competitieve spelen
2. Tocht
Tochttechnieken 3. Technieken
121
Sjorren en knopen Tent Vuur en koken
123 125
Materiaal Klimmen
129 130 132 133 133 136 139
4. Kamp Voorbereiding Help! Mijn kind gaat op kamp!
Eindelijk is het er dan ... Het zwarte after-kamp-gat 5. Expressie
Creativiteit Vuistregels Expressiespelen
141
143 145 146 147 150
152 153
162 163 166 168 169 170 171 171
176 178 180 181 181
182 183
Trefwoordenlijst
189
Literatuurlijst
192
Bijlage "Kijk op Scouting"
193
Het
water in de
mond leefwereld Als je weet wat er allemaal omgaat in de leef- en denkwereld van je jonggids of jongverkenner. kan je je rol als leider of leidster goed opnemen. Die wereld van jonggivers zit redelijk ingewikkeld in elkaar. Lichamelijk en geestelijk wordt een jonggiver flink door elkaar geschud.
Als leider of leidster bij jonggidsen en jongverkenners speel je een rol in deze belangrijke fase in het leven van een jongere. Technisch luidt het dat jonggidsen en jongverkenners van de beginnende naar de gevorderde puberteit gaan. Kom en treed binnen in de wondere wereld van de jonggids en jongverkenner !
deel 1: Ieefwereld
aandacht, aanstellen. avontuur, afslanken, afhaken, aanhankelijk, ambetant, anti, acné. apenjaren, afhankelijk, actief b C
d
f g h
j k
S
u
X
y
z
hos, beestachtig, baard in de keel. babbelen, belofte, bekvechten, betweterig choco. chocolade. cool, conflict, clubje, chaos, cola durf, dansen, dieet, doordramrnen, dromen, deodorant, druk, dwepen energie. eten, experimenteren, evenaren. eeeiiii!. eigenv,rijs, enthousiast fantasie. fietsen, falen, fuiven, frieten, fouten gek. gezin, giechelen. groep. groepjes, gezag, groeien humor. haat-liefde verhouding, house. haargroei. hip-hoppen, heldhaftig, helpen. hormonen indianen, idolen, inventiviteit. identiteitscrisis. intelligentie, imago. inspraak, idealen, interesse. inzet Jongens, jongleren kusjes. klimmen. kampen. kleding, kliekjes. kritiek, knoeien. kameraadschap, koken, kaartlezen luieren, lui, leiding, lieijes, leut, liedjes, levendig, leren meisjes, menstruatie. make-up, muziek maken, moeilijk. meedoen, meelopen neuten, niks doen. nachtspel. nietsnutten. natuur, nadoen, nalviteit ouders. overdrijven, ontwikkeling, open. onnozel. opstandig, onzekerheid, ontdekken. onhandig prutsen. pesten. puisten, puberteit, patrouilles. proberen. problemen quiz. quasi altijd ravotten, roepen. rolschaatsen, roken, ruzie, roddelen snoepen, sjorren, stoefen. seks, seksboekjes, spontaan, stoer. sociaal, strijdvaardig. slungelachtig, sigaretten, shit touwtrekken, tenten. tafelvuur, TV-kijken. totemisatie. treiteren. taakverdeling, testen. twijfel uniform. uitdaging. uitlachen, uttdagen. uitsluiten. uttleven. uitproberen. uitbundig vriendje, vriendinnetje. voetballen. verkennen, vloeken, verliefd, vechten. vuurtje stoken, verlegen, vriendschap, vertrouwen. vlinders in de buik watergevecht, wedstrijdjes. winkelen. wassen. wenen, werklust. wild, wispelturig xxx (kusjes), x-as, x-files, x-benen y-as, young, yes! zand. zingen. zwemmen. zakgeld, zeuren, zagen, zeveren. zoeken, z,aadlozing
Het water in de mond
O Groot en klein door elkaar Kennismaking met de
jongens tydens vrije mornenten de
hoofdrolspelers
kans geven om eens wat anders
Een jonggiver zit op de wip: van derde-
Met een gevarieerd aanbod spelen we in op de uiteenlopende interesses von jong-
jaars welp of kabouter wordt hij of zij eerstejaars jongverkenner of jonggids: van de grootste en stoerste wordt hij of
te doen. Misschien mogen ze ook gewoon wat zitten kletsen in het lokaal of gibar spelen en zingen. We moeten zien dat er een paar songboeken klaar liggen". besluit Mike.
zij de kleinste en kwetsbaarste: van
g ivers.
het lager onderwijs gaat hij of zij naar het middelbaar: van kind naar puber.
zie: Interessewerking blz. 46
Deze duik in het onbekende brengt een hoop onzekerheden met zich mee. In de jonggivertak moeten de ouderen met deze nieuwkomers overweg kun-
nen. Hun interesses kunnen ver uit elkaar liggen.
Eerstejaars
Niet enkel 130 de overgang naar de jonggivertak is alles nieuw, ook een kapoen ervaart nieuwigheden als hij naar de welpen gaat. Bij een jonggids of jongverkenner situeert het nieuwe
zich echter op vele vlakken.
Evert is al enkele jaren by de scouts. De laatste weken voelt zich niet meer zo op zyn gemak. Hy loopt er zomaar wat by. alsof het hem allemaal niet interesseert.
De leiding merkt het en vraagt wat er scheelt. "Ik hou niet van voetballen en met die hele groep eerstejaars moeten tve altyd voetballen", is het antwoord. De volgende takraad bespreekt de leiding het voorva/. Lode kan Evert wel begrypen. Elk vry moment of
tussendoortje wordt er immers gevoetbakl. Ze besluiten er wat aan te doen. 'We rnoeten de oudere
deel 1
:
leefwereld
Niet
alleen de vertrouwde omgeving verandert, ook de eigen vertrouwde lichame-
lijke en geestelijke toestand wijzigt grondig. Vaak zijn die wijzigingen zo
fundamenteel dat ze een groot stuk van hun leef- en denkwereld gaan beheersen. We zetten de verschillende veranderingen even op een rijtje. Voor een kabouter is de overgang naar de jonggidsentak een grote stap. Ze zal
zich er van een kleine pruts tot een juffrouwe ontwikkelen.
Het verschil
tussen de jongste en de oudste jonggidsen is. zeker in het begin van het scoutsjaar, enorm groot. De nieuwelingen kijken echt naar de derdejaars op. Sommigen berusten in het feit dat
ze kleiner zijn en bekommeren zich niet om de afstand tussen hen en de
wel
derdejaars. Anderen doen al het mogelijke om die afstand zo snel mogelijk te
worden' is en blijft een belangrijke
eens een twaalfjarigenfeest. Religieus geladen of niet. 'twaalf-jaarstap.
verkleinen leder zal dat op een andere manier oplossen. maar ook als lei-
Als de vakantie in zicht komt. kijken
der of leidster moet je met het pro-
de eerstejaars vol spanning uit naar
bleem kunnen omgaan.
hun eerste jonggiverkamp: het is !anger dan bij de kabouters/welpen. mis-
Bij de jongens verloopt de overgang op
schien wel verder van huis en mis-
het eerste gezicht jets gemakkelijker. Ravotten doen zowel welpen als jongverkenners. Hun interesses en manier van omgaan veranderen minder. Blijft natuurlijk dat een eerstejaars jongverkenner weer de kleinste wordt. Het verschil met de oudste jongverkenners is even groot als bij de meisjes. Een derdejaars heeft reeds een hoop veranderingen ondergaan. Hij is ook vaak de 'leider van de bende van het katte-
schien voor het eerst' in tenten. koken op een zelfgemaakt vuur Op het !
einde van de vakantie wordt het opnieuw spannend: de stap naar het middelbaar onderwijs! En alsof ze nog niet genoeg door elkaar geschud zijn.
kwaad'.
wachten hen nog een pak lichamelijke en geestelijke veranderingen. Een eerstejaars is dus een 'mens-inverandering'. Zichtbaar in verandering. Wie je op de laatste kampdag rond het kampvuur ziet zitten, heeft
De eerstejaars jonggiver heeft op het
je bij het begin van het scoutsjaar je
einde van het scoutsjaar misschien
tak zag binnenkomen.
nog weinig van de welp of kabouter die
nog een belangrijke gebeurtenis op het
programma staan: de plechtige communie. Een jonggids of jongverkenner
misschien niet wakker van de katholieke achtergronden van dit feest. maar het betekent een stap in ligt
het 'groot worden'. Een jonggiver staat
ééri dag in het middelpunt van de belangstelling. een zalig gevoel. Vaak krijgen ze een grote fiets cadeau en dat betekent voor hen zoveel als (bewegings)vrijheid. Ook buiten het katholieke geloof staat de twaalfjarige in de
kijker. De Joden hebben hun Bar
Mitswa en niet-confessionelen houden
Tweedejaars
Een tweedejaars zit net in het middel-
baar! Geen meesters of juffrouwen
meer. maar leraars en leraressen.
geen natuurkennis meer maar biologie. taal wordt Nederlands en rekenen
wiskunde! Een nieuwe manier van leren. andere NTienden. een nieuwe school. Soms kunnen ze niet over school zwijgen. Dat stoort soms. maar voor hen is dat hét gespreksonderwerp van de eerste weken en maanden.
Het water
in de mond
0
Langzaam passen ze zich aan en praten er minder over. In elk geval is het nuttig om weten dat een tweedejaars over elk interessant of vervelend schoolvoorval honderduit kan praten tijdens de scoutsvergaderingen. Ulidnikkingen als: "Wat moeten we
kennen tegen morgen?". "Heb je je
taak al gemaakt?". "Zeg, die van
Frans" of "Amai die van aardrijkskunde" klinken vertrouwd in de oren.
De lichamelijke en geestelijke veran-
deringen. de beginnende puberteit. zullen eveneens hun stempel drukken. De tweedejaars is echter al wat ingeburgerd in de tak en dat geeft hem de nodige zekerheid.
Derdejaars
Van een derdejaars wordt verwacht dat hij verantwoordelijkheid opneemt in de tak: een derdejaarsvergadering organiseren. een patrouillevergadering op poten zetten. een patrouille begeleiden en op kamp van die patrouille een
goed draaiend geheel maken. een gezinnetje. met kleine en grote proble-
men. Een derdejaars treedt op. niet met gezag en macht. maar met begrip en medeleven, een beetje als papa of mama van de patrouille. Die verantwoordelijkheid is nieuw. Als leiding reken je op de derdejaars. Je vertrouwt hen meer en meer taken toe. zonder zelf je rol als begeleider te verliezen.
De lichamelijke veranderingen zijn voor de meeste derdejaars (zeker bij jonggidsen)
in
volle
gang.
Groeischeuten tieren welig en lichamen barsten uit hun voegen. Het is tijd om naar de gidsen/verkenners te gaan... Veel derdejaars voelen zich. zeker op het einde van het kamp. klaar orn die stap te zetten. Voor hen is het een volgende stap in het grootworden. De jonggiveractiviteiten vinden ze kinderachtig en de giverwereld ligt uitgestrekt voor hen klaar.
Derdejaars leren 'zorgen voor en 'verdragen van'. De uit elkaar liggende leefwerelden vragen van je
jonggiver.
jonggivers een pak geduld en verdraagzaamheid. De speelsheid van de jong-
sten wordt hen gegund. de oudere jonggivers laten zich vaak genoeg verleiden om mee te doen. Eerstejaars worden op hun beurt aangespoord om een goed gesprek te voeren of om verantwoordelijkheid op te nemen. Het vergt moeite van beide partijen. maar het kan lukken!
Jonggivers en de onover-
Eva is met haar jonggidsen op tweedaagse in de Ardennen. Na
brugbare generatiekloof?
een dagje stappen vinden ze niet zo vlug een gepaste siaapplaats
Het verschil in leefwereld tussen eer-
jonggidsen enkele aclressen uit.
Eva probeert samen met haar stejaars en derdejaars is groot. De
maar telkens is het antwoord
belangrijkste oorzaak is waarschijnlijk de totaal andere schoolomgeving: eer-
negatief.
stejaars in de bescherrnende lagere
groot genoeg om met z'n allen de nacht in door te brengen. Wanneer de derdejaars op de zol-
school en tweede- en derdejaars in de minder bescherrnende middelbare school. Daar kan je niets aan veranderen. De manier waarop je er als leiding mee omgaat. heb je wel in handen: probeer de ondeugende kinderpret van je eerstejaars en de nood aan een serieuze babbel van de derdejaars met elkaar te verenigen.
Uiteindelyk vinden ze
toch een kleine hooizolder, net
der komen. krijgt Eva lange gezichten en verwyten als "'t Is hier veel te klein". De eerstejaars
kraaien echter van de pret en springen en duiken gretig in het hooi.
Het leeftijdsverschil tussen eerstejaars en derdejaars is een rijk gegeven in de jonggiverwerking. Het vergt niet alleen een inspanning van jou als lei-
der of leidster. maar ook van elke Het water in de mond
0
jonggids of jongver-
Aan kleine en grote dingen zie je het mentaliteitsverschil tussen de jongsten en de oudsten in je tak: voor de ene is de jonggivertak jets nieuws. de andere is er misschien al een beetje op uitgekeken. Je zal zelf merken dal een eerstejaars zich na enkele maanden
kenner ben je drie jaar.
wel kan vinden in de leefwereld van de
We kiezen bewust voor een driejarige werking.
anderen. Langzaamaan komen ze in
zle: Driejarlge takwerking
een nieuwe fase van hun jeugd. Het is misschien wel een sterk punt van de jonggiverwerking dat die twee leefwe-
biz. 31
relden met elkaar verzoend moeten worden!
De voorkant Als een jongen wordt geboren Is zyn lichaam kant en klaar AUes moet aUeen nog groeien Hier en daar komt nog wat haar. Als een meisje wordt geboren, Is 't een moeilllker geval: Niemand kan haar nog verteUen Hoe haar voorkant worden zaL Rond of spits, of groot of k/ein. Dat zal een verrassing zyn. Net zoveel als Beatrix Of misschien wel bgna niks. Ach de to zal moeten Wren, Of 't op appels tykt of peren.
Als je in de klas een beurt krygt En je staat dus voor het bond, Zie je jongens zitten gluren Of het mtsschien wat wordt. 's Avonds kyk je in de sptegel, hee/ onzeker ben je dan, bgna roep je éért, twee, drie, vier, komt er nog wat van? Rond of spits, of groot of klein, Dat zal een verrassing zyn. Net zoveel als Beatrix Of misschien wel byna niks. Ach de to zal moeten leren, Of 't op appels igkt of peren. Als het zover is gekomen Zulje denken vroeg of /aat Dat je met totaa/ verkeerde Borsten door het leven gaat. Hoe ze ook zyn uitgevallen Lly vindt dat er wat aan scheelt. Ook als iemand is gekomen Die ze mooi vindt? En ze streelt?
Qdeel 1
: leefwereld
o Over haar op de gekste plaatsen en vlinders in de bulk Een jeukend lijf Het
lijf van een puber verandert.
Jongens worden man. meisjes worden VTOUW. Jongens krijgen een zwaardere
stem (de 'baard in de keel') en een gespierder, hoekiger lijf. Bij meisjes groeien borsten en andere ronde vormen. Beiden krij gen haargroei op de gekste plaatsen. En overactieve talgen zweetklieren zorgen voor acne en allerlei onfrisse lijfgeuren. Los daarvan groeit het lichaam niet overal even
de regel natuurlijk. Trouwens, deze lichamelijke ontwikkelingen beginnen op steeds jongere leeftijd. Betere voeding en gezondheidszorg zijn hieraan niet vreemd.
Altijd te klein of te groot Omdat een puber weinig vat heeft op de ontwikkeling van zijn lichaam. voelt
hij er zich soms wat in gevangen. Hij
snel: eerst hoofd, handen en voeten. daarna armen, benen en romp. De toename in lengte gebeurt in relatief korte tijd: een echte groeispurt! Daarom zien pubers er soms zo shingelachtig uit. Ze groeien letterlijk nil hun kleren en weten met hun lichaam
weet niet wat hij met zichzelf moet beginnen. Als reactie maakt hij zich los van zijn ouders en zoekt meer en meer het gezelschap van lotgenoten
geen blijf meer.
passen aan de groepsnormen. zowel in zijn doen en laten als in zijn uiterlijk. 1-loe hij eruit ziet en wat hij allemaal kan, is belangrijk voor het zel/beeld van de puber. Jongeren zijn erg gevoelig voor te veel
Deze ontwikkeling begint niet voor
iedereen op hetzelfde moment: bij meisjes begint het ongeveer twee jaar vroeger dan bij jongens. Uiteindelijk zijn jongens en meisjes op 16-17 jaar volgroeid. Uitzonderingen bevestigen
op. In groep. bij leeftijdsgenoten voelt
hij zich veilig. De groep zal hem ech-
ter onder druk zetten om zich aan te
opvallen of te veel afwijken van de groepsnorm. Als ze te groot of te klein
WiUem Wilinink in "Met gekleurde
Men zou het gelukkiger leven zyn". Jan Van Coillie. Averbode. 1996. p.53
zijn, te vroeg of te laat rijpen. acn6 hebben. kunnen ze daar problemen mee hebben.
Het water in de mond
0
Jongens en meisjes Bij de meisjes zorgen dc eerste maand-
stonden voor grote veranderingen. Wanneer ze opduiken. is niet duidelijk
te zeggen. Er zijn eerstejaars die al menstnieren. er zijn derdejaars die het nog niet hebben. Menstrueren is een teken van 'groot' worden. erbij horen. Bij de jongens wordt mastur-
beren het modewoord. Waar het hart van vol is, loopt de mond immers van over. Het blijft echter niet bij woorden. In groep of in hun eentje experimenteren ze duchtig. Deze seksuele
veranderingen bepalen zeer sterk de leefwereld van jonggidsen en jongverkenners. Luid lachend komt Steven de foeragetent binnenlopen. Het was vanavond zijn beurt om de jongverkenners te controleren. By de
tent van de Raven hoorde hij allerlei geluiden... "Om het eerst!" werd er geroepen. Steven storm-
de de tent binnen.
De hele
patrouille was verwikkeld in een cities of niets wedstrijdje masturberen. Meer dan "hou hier onmiddellijk mee op" kon by niet
uitbrengen. De andere 'eiders weten ook niet goeci hoe zij het anders zouden aanpakken. Jonggivers hebben een haat-liefde ver-
houding met het andere geslacht. Ze
co
deel 1 : leefwereld
zijn graag in elkaars buurt. maar wil-
len of mogen dit niet laten merken. Hun preutsheid zorgt dat ze meer privacy eisen. Jonggivers praten ook veel over seks. Misschien moeten we hier wel een duidelijk verschil maken tus-
vriendschap. Intiern zijn met iemand bevestigt de eigen identiteit. Verliefde pubers voelen zich goed bij elkaar en vinden een (voorlopig) einde van hun zoektocht. Niet alleen voor leeftijdsge-
nootjes van het andere of hetzelfde
sen jongverkenners en jonggidsen.
geslacht ontstaan 'grote gevoelens'. De
Voor een jongverkenner wordt seks in al zijn facetten bijzonder interessant. Boekjes in allerlei soorten. maten en
pop- of filmidool eindigen. Volledig opgaand in zijn idealen. verliest een
gewichten gaan door hun handen en zorgen voor hilarische toestanden. Het pure seksuele fascineert de jongverkenner, eerder dan verliefdheid. Voor jonggidsen gelden andere normen. Zij zijn ook wel geinteresseerd in
het pure seksuele. maar voor hen is dat niet het belangrijkste. Hen interesseert meer het 'verliefd zijn'. die verliefiiheid uitdrukken en erover praEen fenomeen als in groep ten. masturberen kom je niet vlug tegen bij jonggidsen. in groep praten en roddelen over jongens wel.
zoektocht kan ook bij een of ander
puber de band met de realiteit en neemt zijn dromen voor waar. Het
gevoel verliefd te zijn staat los van de werkelijkheid. Popidolen worden ideale liefjes. Dit geldt voor 'bewondering' in het algemeen. Jonggivers bewonderen allerlei topsporters. mediafiguren. televisiehelden en andere persoonlijkheden. ja ze aanbidden hen zelfs.
Eén van de eerste vergaderingen
van het scout sjaar wordt het lokaal ingekleed. De jonggidsen mogen spullen meebrengen om
Altijd kalverliefde? De aandacht voor het andere geslacht
samen met de zoektocht naar een eigen identiteit zorgt voor een spanning tussen jongens en meisjes. De puberteit is de periode van de 'grote gevoelens': prille verliefdheden. intieme vriendschappen.... Voor een puber is intimiteit een wezenlijk kenmerk van vriendschap. Kussen en knuffe-
len geven een meerwaarde aan die
het lokaal op te fieuren. Een grote
keuze aan materiaal is er echter niet. nentallen posters van filmen muziekhelden moeten en zullen aan de main- hangen!
Jonggivers gaan relaties aan om zich te spiegelen aan de andere en zichzelf daarin bevestigd te zien. Een afwijzing
kan een ware identiteitscrisis teweeg brengen. Jonggivers met vlinders in de buik verliezen voeling met de reaHet water in de monci
410
liteit. meisjes vallen in zwijm voor popgroepjes. Toch zijn deze gevoelens niet vals.
Intimiteit is een onbekend terrein. ze kennen het enkel van televisie, van de boekjes of van oudere broers of zussen met lleven. Het schrikt hen af en tegelijk trekt het hen aan. Laat jonggidsen Hoe je als leiding kan omgaan met de ontluikende seksua-
liteit van jonggivers lees je in het deel over begeleidingshouding.
naar een intiem tafereel kijken en je zal veel "Bah!" horen. maar ze zitten wel aan het toestel gekluisterd. Verliefdheden gaan gepaard met avontuur. De ontluikende seksualiteit vraagt om experimenten. Jonggivers willen het ongekende verkennen. doen wat ze nog nooit gedaan hebben. Voor een jonggids is het spannend om af te spreken met een jongverkenner.
deel 1: leefwereld
Het kan ook best avontuurlijk zijn om. zonder dat de leiding het weet. naar de tent van de jongens te trekken. Vragen om niet in mekaars slaapzaal binnen te vallen, is genoeg om jonggivers ertoe aan te zetten dit wel te doen. De zin naar avontuur beheerst immers hun doen en laten.
Op een derdejaarsweekend doen Harry en Anja slaapzaalcontrole. Ze stellen vast dat Birgit en Luc in ééri slaapzak zyn gekropen. "Dit hebben we toch uitdrukkelyk verboden!". zegt Harry boos. Er ver-
schynt een kwajongensglimiach op beide gezichten.
O Jgv zkt ¡mg vr zchzlf Jonggidsen en jongverkenners zijn op zoek naar een imago en een identiteit. En liefst één dat goed in de markt ligt. Vaak kopiëren ze het imago van hun idool. Misschien zelfs dat van hun leiding. Niet de ouders zijn de belangrijkste referentiepunten. maar de leeftijdsgenoten. Wie niel goed in de markt ligt, wordt wel eens gepest. Als leider of leidster mag je je invloed
op je jonggivers niet onderschatten. Jonggivers kijken naar wie je bent en vaak word jij willens nillens een voor-
Wat je buiten de scoutsuren wekt hun nieuwsgierigheid. Jonggivers reageren soms tégen je, beeld. doet.
maar daarmee keuren ze jou als persoon niet af.
Samen sterk Tijdens de puberteit is de interactie met anderen enorm belangrijk. Jonggidsen en jongverkenners stellen zich een hoop Tagen: wie ben ik. wat wil ik. wat word ik? Het antwoord op deze vragen vinden zij niet alleen. de groep bepaalt de normen en geeft de
richting aan. Pubers willen door anderen erkend worden in hun identiteit. Met hun doen en laten proberen ze in de gunst te komen van vriendjes en vriendinnetjes die zij 'tof vinden. Omdat jonggivers kost wat kost bij de groep willen horen. gedragen ze zich
volgens de wisselende regels en het Een imago is voor een jonggids ofjong-
gedrag van die groep: "Ik (moet) doe(n) wat de groep doet!". Deze groepsmen-
verkenner ook onlosmakelijk verbonden met populariteit. Veel vriendjes of vriendinnetjes hebben betekent erkenning van de identiteit en geeft meteen ook een antwoord op de vraag "Wie
aan modes en rages. Erbij horen is één van de grote drijfveren van een jonggiver. Hij vil er wel bijhoren,
ben ik?".
maar in veel gevallen ligt de bal in het
Pubers gebruiken populaire zangers. popgroepen en filmsterren om zelf in de kijker te lopen. Ze profiteren mee van hun populariteit. Een jonggiver zoekt een imago dat goed in de markt ligt. een gids of verkenner zal zich eerder alternatief gedragen en een imago zoeken dat afwijkt van de anderen.
taliteit is trendgevoelig en onderhevig
kamp van de anderen: willen ze hem er wel bij? Het volstaat dat één tegen is en de rest volgt. Zowel innerlijke als uiterlijke kenmerken spelen een
belangrijke rol: "Die eerstejaars mag erbij omdat hij grappig is. die tweedejaars willen we niet omdat hij een zaag-
stem heeft en die derdejaars mag er niet bij want het is een seut."
water in de mond
QHet
We pakken de natuurlijke drang van jonggivers om "erbij te horen" apeen positieve manier aan door met patrouilles te werken.
Kleding is een belangrijk punt. zowel bij jongens als bij meisjes. Het vol-
Alles leek in orde in de Herten-
openlaat en veertien dagen later loopt iedereen met open hemd rond. Het verschil tussen meisjes en jongens is merkbaar. Jongens proberen er op een stoere manier bij te horen. Ze zijn daar open in. Meisjes gooien het over een andere boeg. Ze leggen het geraffineerder aan boord en doen het meer verdoken. Het kleinste detail ontsnapt niet aan het oog van een jonggids. Ze zijn enorm hard tegenover elkaar. Op
mama van Lore aan de telefoon.
staat dat een jonggids haar hemd
scouts omwille van Tinne.
Tinne hacl haar laten weten dat ze haar by de givers wel uit de scouts zou pesten. Een gesprek tussen beide jonggidsen zorgde ervoor dat ze elkaar met rust fleten op de vergaderingenl
Schijn bedriegt
leidster in een jonggidsentak is het soms zeer moeilijk om te ontdekken wat ze nu eigenlijk van je denken.
Bij de groep horen betekent ook dat een jonggids of een jongverkenner zich soms
snel van groep. Je ziet wisselende vriendschapsbanden. Die worden wel eens vergeleken met een flikkerlicht: een vriend kan van de ene op de andere dag verstoten worden of een vriendin kan ineens een 'stomme trut' worden. waar ze niets meer mee te maken willen hebben!
Tinne en Lore ziin de derdejaars van de Herten-patrouille Als eerstejaars by de jonggivers was het bijna vanzelfsprekend om hen by elkaar in de patrouille te zetten.
:
Lore wilde niet meer naar de
zeer venijnige wijze geven ze kritiek op elkaar en op de leiding. Als leider of
Jongens zijn in hun kritiek openlijker. duidelijker en kwetsen minder bewust. Ook onder elkaar loopt het niet altijd erg vlot. Een jonggiver verandert soms
Qdeel 1
patrouille. maar op een avond kreeg Marijke de verontruste
leefwereld
anders voordoet dan hij eigenlijk is.
Nathalie is een schat van een jonggids. altijd goedgeluimd. opgewekt en positief ingesteld. Vorige vergadering was Nathalie haar jas vergeten. Omdat ze by Dave om de hoek woont. ging hy haarjas even clfgeven. De ouders van Nathalie zien de leiding byna nooit. Nathalie is niet thuis. maar
de moeder vraagt Dave even
binnen te komen. want ze wil hem lets vragen. Blykbaar is Nathalie thuis niet gemakkelijk. Zowel de
moeder als Dave zijn verrast.
want blykbaar zet Nathalie ofwel
thuis. ofwel by de scouts een masker op.
Soms is het moeilijk om te weten wat het gewone gedrag van een jonggiver is. Is hij wie hij is of speelt hij een rol?
Dat maakt het natuurlijk ook moeilijk
om op te treden tegen een bepaald gedrag . Uitzonderingen bevestigen zoals altijd de regel. Er zijn ook jongverkenners of
jonggidsen die niet de drang hebben om erbij te horen. Zij staan dan al wat verder in hun ontwikkeling of zijn nog
onbezonnen, onbezorgd en nog niet bekommerd om hun eigen ik. Ten slotte nog dit. De kuddementaliteit leidt soms tot pesten. De zwakkeren worden overdonderd en vertrappeld door de anderen.
Kritische jonkvrouwen en jonkheren Jonggidscit en jongverkenners zijn kritisch. maar ongenuanceerd. Het is alles of niks. Activiteiten vinden ze dikwijls maar niks. ze hebben overal kritiek op. Aan de andere kant dwepen ze met idolen. ze volgen hun voor-
beeld zonder zich vragen te stellen of te relativeren. Wanneer een jonggiver openlijk een spel apprecieert. bestem-
pelen de andere jonggivers hem als een slijmbal. Je moet tegen zijn. zolang niet iedereen voor is! Spelen worden vaak afgedaan als saai en niet leuk. De jonggivers komen zelf wel steeds met dezelfde ideeért af, bij voor-
keur een spel waarvan ze weten dat Hans was een eenzaat in de jongverkennertak. Regelrnatig was ny afwezig op de vergaderingen. De leithng betrapte zich er wel eens op dat ze niet wist of hij er nu wel
iedereen het goed vindt.
of niet was geweest. Hans had
mening. maar die van de groep. Is dit
ook weinig vrienden onder de jongverkenners. Wanneer hy er was, werd hy soms het onderwerp van spot van de anderen.
Jonggidsen en jongverkenners reage-
ren ongenuanceerd. zonder zich te bezinnen. Ze uiten niet hun eigen dan echt de mening van de groep? Neen. maar vaak houdt ze de groep wel
bij
elkaar: samen tegen
erger rnaakte. De kloof tussen hem
Jonggivers geven niet snel een eigen mening. maar ze hebben er wel één. Het is moeilijk om de kuddegeest te doorbreken of om er gewoon vat op te krijgen. Wanneer je jonggivers apart
en de andere jongverkenners
neemt en de groepsdruk afneemt,
De leiding reageerde daar wel op, maar merkte ook dat dit optreden
het voor Hans alleen nog maar werd alsmaar groter. Regelmatig vroeg de leiding zich af waarom Hans zo gepest werd. Ze zag geen directe aanleicling. en vond het moeilyk om jets te ondernemen.
durven ze vertellen en hun eigen mening formuleren. Als leider of leid-
Hoe je een pestprobleem in je tak kan aanpakken lees je in het deel over begeleiciingshouding.
ster kan je proberen om in een soort vertrouwensrol te kruipen. zodat je jonggivers gemakkelijker naar je toe Het water in de mond
0
jonggivers hebben een vinger in de pap. Ze zetten mee de koers uit op inspraakmomenten.
Straffen is niet het eerste middel waar je naar grijpt bij conflicten.
komen met hun eigen zegje. Hoe je het ook bekijkt, de jonggivers hebben een zekere macht. Als twintig jongverkenners zeggen dat ze niet meedoen. kan je allerlei straffen verzinnen. maar uiteindelijk sta je machteloos. Een aantrekkelijke activiteit zal echter weinig van die problemen opleveren.
Hoe je op een goede
manier met de grillen van jonggivers omgaat lees je in het deel over begeleidingshouding.
Tijdens het kamp had de leiding een spel uitgewerkt maar blijkbaar was er iets mis met de voorbereiding. Voor het spel begon.
moest de leiding nog allerlei árspraken maken. Dit wekte by de derdejaars nogal wat wrevel! Eens het spel begonnen. wilden ze het zo snel mogelijk laten eindigen. Ze vonden een manier om het speldoel binnen het halfuur te bereiken. De leiding was razend en trok zich terug in de foeragetent. Ze besloten geen energie meer in de jonggivers te steken, zeiden ze. Stevig geraakt door deze provocatie besloten de jongens een groot vuur te maken om zo de foerage "utt te roken'. By het zien van dit schouwspel ging ook
de leiding een stapje verder en besloot hun avondrnool in de foeragetent te houden. De derdejaars vroegen zich af wat dat onzinnige gedrag betekende. Waarom kwa-
men ze niet praten? Ze vroegen om dialoog. dat hadden ze nog nooit uit zich zelf gedaan. De leiding kwam uiteindelijk praten en de hele zaak werd uitgeklaard !
deel 1: leefwereld
Beginnende verantwoordelijkheid stapel materiaal klaar om mee te
Een jonggiver wil zelfstandig zijn. liefst zonder leiding in de buurt. Hij wil zijn
nernen. Leidster Mieke besluit om niet alles in haar rugzak te steken
verantwoordelijkheid wel opnemen. maar kan die vaak nog niet aan. Hoe
en geeft het EHBO-gerief aan
groter de groep jonggidsen en jongverkenners. hoe kleiner de verantwoordelijkheidszin. Verantwoordelijkheid
Anke. Anke wordt prompt tot verantwoordelyke voor de verzorging gebombardeerd. Na de tocht
Wie verantwoordelijkheid
blykt dat ze die rol de hele tocht uitstekend gespeeld heeftl
nemen ervaren ze als 'uit de groep springen'.
neemt. wordt al snel bestempeld als mouwveger. strever of slijmbal.
Wanneer een jonggids of jongverken-
Jonggivers zullen makkelijker voor zichzelf en voor de anderen verantwoor-
delijkheid opnemen in hun patrouille. Als ze niet voelen dat ze verantwoorde-
lijk moeten zijn. zal het ook niet gebeuren! Wanneer je een fietstocht
ner duidelijk verantwoordelijkheid krijgt. kan hij er soms moeilijk mee overweg. Denk maar aan een derdejaarsvergadering waar de jonggivers zelf het spel moeten uitleggen. Vaak
maakt met je jonggivers. kan je vaak je
zijn ze dan zo zenuwachtig dat het niel duidelijk wordt hoe het spel in elkaar
keel schor roepen: "Pas op! Auto!
zit.
Rechts! Niet naast elkaar rijden! Niet te dicht tegen elkaar!" Merkwaardig genoeg nemen jonggivers gemakkelijker verantwoordelijkheid in kleine groep: wanneer je met een patrouille gaat fietsen. wordt de verantwoorde-
dat niet elke jonggids of jongverkenner evenveel verantwoordelijkheid kan. wil of zal opnemen.
lijkheid tussen jou en de derdejaars verdeeld.
Het spreekt natuurlijk voor zich
Jij hebt als leider of leidster een
belangrijke rol in dit leerproces. We zegden reeds dat jonggivers veel van jou overnemen. Je bent een beetje
Je kan er best voor zorgen dat je hun goede voorbeeld hun voorbeeld.
De jonggidsen vertrekken op tweedaagse. Samen met een leid-
ster zullen ze twee dagen stappen. Op de foeragetafel ligt een
bent. Wanneer jij steken laat vallen binnen je engagement voor scouting. kan dit voor je jonggivers een negatief signaal zijn.
water in de mond
QHet
We stimuleren het verantwoordelijkheidsgevoel van jonggivers door met patrouilles te werken.
Er drong zich duidelyk een gesprek op met Johan. Toch was het moeilyk om eraan te beginnen. Een slechte leider was Johan niet, hy had wel de onhebbelyke gewoonte steeuast te laat te
zie: Patrouillewerking blz. 38
komen op de uergadering. Dat zorgde op zich niet uoor ueel problemen. maar de jonguerkenners
kregen het ook in de gaten en
begonnen te protesteren. "Waarom beginnen we uoortaan niet pas om half tien met de uergadering? Johan is toch ook aityd
Derdejaars krijgen een speciale verantwoordelijkheid binnen de patrouille en de tak.
te /aat!" Die uitlatingen waren uoor ons het teken om een
gesprek te uoeren, en wel zo snel zie: Dettiejaars
mogelyk.
blz. 35
deel 1
:
leefwereld
4.
De
voeten op de
grond t a kwer king Ons scouts- en gidsenspel steunt op vijf basispijlers: in onze groepen wensen we medebeheer. engagement. zelfwerkzaamheid. dienst en ploegwerk te realiseren. Bij jonggidsen en jongverkenners vertalen we deze basispijlers in concrete werkvormen zoals patrouilles, belofte, inspraakmomenten en interessewerking. Deze methode is onze takwerking. De basispijlers zijn vijf herkenbare kapstokken van de aanpak van scouting door VVKSM. Toch kan je ze niet fijn uiteenrafelen: ze zijn met elkaar verweven. De inhoud van een basispijler duikt op in verschillende werkvormen van de jonggiverwerking. Omgekeerd zal je merken dat iedere werkvorm doelstellingen van meerdere basispijlers realiseert. In dit deel werken we vijf werkvormen uit: de driejarige takwerking: patrouilles: interessewerking: inspraak: belofte en totemisatie.
We geven, als inleiding. aan hoe we iedere basispijler tastbaar maken met deze werkvorrnen.
co
deel 2 : takwerking
Medebeheer Medebeheer is mee de koers uitzetten. Medebeheer is bekornmerd zijn om het geheel.
Medebeheer is samen oplossingen
Engagement Engagement is actief kiezen. Engagement is energie vrijmaken. Engagement is zorgen dat ze op je kunnen rekenen.
zoeken. ketizes maken en beslissen.
Engagement is in de bres springen.
Bij jonggidsen en jongverkenners realiseren we medebeheer met inspraaken evaluatiemomenten (Jonggiverraad, derdejaarsmoment). Op deze inspraakmomenten bepalen jonggivers hoe het
Jonggidsen en jongverkenners spre-
er in de tak aan toe gaat. Samen met de jonggivers maak je afspraken, verdeel je de taken en ga je op zoek naar
lijkse aanwezigheid, het dragen van uniform... De jonggivers maken er kennis met de regels van de tak en leren elkaar op gemaakte afspraken aan te spreken. De totemisatie is een
oplossingen voor problemen.
Jonggidsen en jongverkenners kunnen spontaan ideeen aanbrengen. Ze leren onder woorden brengen wat hen interesseert of aanspreekt. Met de
interessewerking speel je in op deze brede waaier van interesses.
In de tak wordt in kleine groepjes of
patrouilles gewerkt: jonggidsen en jongverkenners nemen geleidelijk aan meer verantwoordelijkheid op in hun ploegje.
Ze leren zorg dragen en
bekommerd zijn voor hun patroullle. zonder het geheel van de tak uit het oog te verliezen. Binnen de patrouilles is een taak weggelegd voor de derdejaars: ze dragen de eindverantwoordelijkheid voor hun ploegje.
ken hun engagement ten opzichte van de groep op een symbolische manier tilt door de belofte. Op de jonggiverraad maken ze afspraken over weke-
uitdrukking van waardering voor ieders inzet in de groep. Je spreekt je op een positieve manier uit over de persoonlijkheid van een jonggids of jongverkenner. Van de derdejaars
vragen we een extra engagement binnen de tak en de patrouilles. Zelfwerkzaamheid Zelfwerkzaamheici is ondernemen. Zelfwerkzaamheid is verkennen. ontdekken. ontplooien. Zelfwerkzawnheici is zich tonen.
Door de interessewerking krijgen jonggidsen en jongverkenners een breed en gevarieerd aanbod van activiteiten. Ze kunnen hun mogelijkheden en grenzen ontdekken. verkennen en verleggen. Tijdens patrouillevergaderingen tonen jonggivers zich met
De voeten op de grond
0
hun interesses. Ze krijgen de kans al doende initiatieven te nemen en activiteiten te bedenken. Derdejaars dagen we uit een activiteit voor de tak voor te bereiden. Dienst Dienst is een handje toesteken. Dienst is zorgen voor anderen. uoor de samenleving. Dienst is zich belangeloos irtzetten.
Dienst is een basishouding die als rode draad door de takwerking loopt. We willen dat jonggivers zorgzaam en respectvol met elkaar omgaan. In hun patrouille komen jonggidsen en jongverkenners voor elkaar op en scherpen ze hun solidariteitszin aan. Tijdens
inspraakmomenten leren jonggivers rekening houden met ieders mening en gevoelens. Met de interessewerking gaan we maatschappelijke thema's (milieu, integratie, armoede. onrecht,...) niet uit de weg en jonggivers spreken hun concrete en belangeloze inzet voor de tak, de scoutsgroep
en de wereld daarbuiten uit tijdens een beloftemoment.
cio
deel 2 : takwerking
Ploegwerk Ploegwerk is gen ieten van verbondenheid. Ploegwerk is samen onderrtemen. Ploegwerk is goed omgaan met elkaar.
In patrouilles of wisselende ploegjes leren jonggidsen en jongverkenners samen taken en opdrachten uitvoeren en een verantwoordelijkheid opnemen. Met een driejarige werking zorgen we
voor verschillende leeftijden in ieder ploegje, zo kunnen ze van elkaar leren. De competitie tussen de patrouilles of
ploegjes is Met gebaseerd op louter sterker of sneller zijn, maar op vindingrijkheid en samenwerking.
Drieja rige takwerking Jonggids of jongverkenner ben je drie jaar. We kiezen heel bewust voor een driejarige takwerking. Aan de ene kant is de jonggivertak een groep kinderen met ongeveer gelijkaardige interesses
en aan de andere kant zijn er loch
kwam een patrouille veel beter overeen
met het achterliggende idee van een zelfstandige bende. Zonder de grote loebassen van 16-17 werd de zelfstan-
digheid van de bende jonge rakkers een tikkeltje groter.
verschillen tussen de jongsten en de oudsten.
Net die tegenstelling maakt deze tak interessant en boeiend. De keuze voor een driejarige werking is lang geleden gemaakt. niet geheel zonder reden. Tot voor de Tweede Wereldoorlog liepen 11- tot 17-jarigen gewoon door elkaar in de verkennerpatrouilles. De 16-jarige scout of gids begon zich al snel te vervelen tussen de snotneuzen van 11 of 12 jaar. Die bepaalden met hun kindergestoei voor
een groot deel de sfeer en het programma van de groep. Vaak kreeg de opgeschoten patrouilleleid(st)er ook al min of meer de status van een halve leider.
Om op een heel directe manier te kunnen inspelen op de interesses van kinderen en jongeren werden jongverken-
ners en verkenners gesplitst. De takken kregen hun eigen stijl en benadering.
Het verschil tussen de oudste en de jongste werd ineens drie tot vier jaar kleiner. Dankzij die driejarige werking
Om nog beter te kunnen inspelen op de eigenheid van de 11- tot 14-jarige, zou je kunnen pleiten voor tweejarige of zelfs éérijarige takken. Dan laat je wel de unieke kans liggen het leeftijdsverschil te gebruiken om een progres-
sie in je tak op te bouwen. Progressie betekent vooruitgang in de tak. Door drie jaar in dezelfde tak te zitten. moe-
ten jonggidsen en jongverkenners ieder jaar een ander positie innemen in die tak en krijgen ze de kans om te groeien. Beetje bij beetje leren ze meer
zelfstandig zijn en verantwoordelijkheid opnemen. Het kader van een driejarige tak is voor jonggivers ideaal om zich te ontwikkelen. Een eerstejaars vindt niet zonder probleem zijn weg op een kaart en heeft ook niet in een mum van tijd een uitgebreid kook-
vuur aan de gang, maar met de hulp van de tweede- en derdejaars lukt het wel. Dit leren van elkaar is fundamenteel.
Van een echte generatiekloof tussen 'teerpoten en 'anciens' kan je bezwaarlijk spreken. Z,e zitten allemaal in hetDe voeten op de grond Cii )
Jonggidsen en
jongverkenners zijn een bont en boeiend allegaartje jongeren.
zelfde schuitje: ergens op de wip tussen kind en puber. Sommige jonggivers zitten al wat sneller aan de andere kant. De exacte leeftijd in jaren en
maanden maakt uiteindelijk niet zo veel uit. De spanning van op de wip te zitten maakt van jonggidsen en jongverkenners een bont en boeiend allegaartje jongeren.
De eerste weken van het scoutsjaar zijn van groot belang voor de eerstejaars. Het is erop of eronder. Een kabouter gaat misschien wegens de wilde verhalen over de jonggidsen liever niet over. Eerstejaars jongverkenners zijn soms bang niet mee te kunnen met die bende. Als hun vooroordeel of twijfel in die eerste weken nog
bevestigd wordt, is de kans dat ze afbaken groot. Ee rstej a a rs
Martgn kruipt met een bang hartje
Eerstejaars jonggidsen en jongverkenners moet je goed in de watten leggen.
Het zijn verse kuikentjes met 'tere pootjes'. Als ze bij het begin van het
jaar van de kabouters en welpen
komen. zorg je voor een warm onthaal.
De nieuwbakken jonggivers moeten zich welkom weten in hun nieuwe tak.
De overgang van kabouters/welpen naar jonggidsen en jongverkenners kan een heuse cultuurschok zijn. Tot een week daarvoor waren ze de oudsten van de groep en nu plots de jong-
sten. Het is een stap in het onbekende: van het vertrouwde welpennest naar een wilde troep jongverkenners.
van een zorgzame Akela naar een
schreeuwerige hopman. doorgewinterde anciens die onbegrijpelijke insidejokes over het kamp vertellen..., allemaal dingen die het de nieuwelingen niet gemakkelijk maken. Het is jouw taak als begeleid(st)er dit gevoel van onveiligheid weg te nemen.
deel 2 : takwerking
uit z'n bed. Mama heeft hem gewekt en maant hem aan op te schieten, want de scouts vergade-
ring begint over een half uurtje. Martyn wringt zich in zyn nieuw uniform. "Waar is rnyn pet?". roept hy naar moeder. "Die je heb je nu toch niet meer nodig!". antwoordt moeder. "Tja", denkt
Martyn, "dat is waar". Hy is er niet gerust in: "Zouden Karel en Styn er ook zijn? Zal de leiding meevallen?" Terwyl hij zich meer
en meer zorgen maakt. gaat de bel. "Martyn!" roept moeder, "Een van je (eiders is hier". Vol verba-
zing loopt hy de trap af en geeft de leider een stevige handdruk. "Voor deze eerste vergadering komen we je speciaal ophalen", begroet de leider hem. Martyn is
zichtbaar opgelucht en beiden vertrekken richting lokaal. "Maar eerst Karel nog ophalen". zeg de leider. "Joepier, denkt Martyn.
Opvang eerstejaars
De opvang van eerstejaars gebeurt voor een groot deel tijdens de overgang. Een overgang betekent niet prestaties leyeren, proeven afleggen of acrobatische toeren uithalen om
Haal de eerstejaars thuis op bij de eerste vergadering. Doe dit met de leiding of samen met de tweede- en derdejaars. Daardoor wordt de
te bewijzen dat je man of vrouw
ver kleiner. Ontvang de eerstejaars met een welkomstfeestje: pannenkoeken en allerlei andere leuke din-
genoeg bent om bij de jonggivers te komen. De overgang moet een ple-
zierig gebeuren met de hele groep worden, een feestelijke nieuwe start. Doe met de tak een aantal originele activiteiten, waarbij de nieuwelingen
drempelvrees voor de nieuwe jonggi-
gen.
Besteed als leiding extra aandacht aan je nieuwe jonggidsen en Jong-
de schakels in het geheel vormen: b.v. symboliseer de overgang door samen een brug over een beek te
verkenners. Spreek met hen of moe-
bouwen, sjor een draagstoel en vervoer de eerstejaars naar de volgende opdracht,...
dat je geen eerstejaars over het hoofd ziet. Spreek eventueel al wie zich het -
Richt een persconferentie in waar de nieuwkomers vragen van het
publiek moeten beantwoorden. En om,gekeerd: stel de eigen jon,ggiver-
tak voor aan de nieuwe jonggids of jongverkenner, b.v. aan de hand van
kampdia's, een toneelstukje, een komische opera,... Leg niet alleen de nieuwelingen op de rooster, maar doe voldoende ken-
dig hen aan tijdens een spel, sla eens een babbeltje op tocht,... Zorg
lot van welke eerstejaars aantrekt (b.v. de eerstejaars die bij jou in de buurt wonen...). Als er eentje na twee vergaderingen al thuisblijft, wacht dan niet om eens te horen hoe het zit.
Vergeet niet de jonggivers. en heel bijzonder de eerstejaars, na elke ver-, gadering uit te nodigen voor de volt'
Hoe je op zoek kan gaan naar de oorzaken waarom een jonggids
of jongverkenner afhaakt lees je in het deel over begeleidingshouding.
gende activiteit.
nismakingsspelen met de ganse groep.
De voeten o
de grond
Eerstejaars verdienen het ganse jaar
Tweedejaars
kamp. Je mag niet veronderstellen dat je jongste jonggivers perfect kun-
De middelste jonggidsen en jongver-
extra aandacht en vooral voor het
nen sjorren. weten hoe ze brandhout
moeten hakken en in staat zijn een tent recht te zetten. Je mag er ook niet van uitgaan dat ze dat wel zullen leren van de tweede- en derdejaars. Die kunnen het soms zelf nog niet.
kenners vallen tussen schip en val. Zo wil het cliché ons doen geloven: geen extraatjes of speciale aandacht van de leiding. te groot om nog betutteld te worden, te klein om met de groten te mogen meepraten. Toch zijn de tweedejaars niet te beklagen. Zij zijn immers de doorsnee jonggiver: in principe zijn de activiteiten perfect op hun leest geschoeid.
In het midden zitten heeft trouwens voordelen. Ze kunnen steeds terugvallen op de derdejaars. ze dragen de eindverantwoordelijkheid binnen de
Je kan in de laatste weken van het jaar (als de tweede- en derdejaars moeten 'blokken voor hun examens) of een paar keer tijdens het jaar een extra techniekenvergadering voor de 'teervoeten' organiseren. Gewoon een uurtje op zaterdagochtend. los van de Al doende leren jonggivers een aantol technieken. Hoe je technieken aanleert lees je in de hoofdstukken over tocht en technieken.
patrouille niet en de leiding zit niet op hun kap als het misgaat. Door hun ervaring van het vorige jaar zijn ze niet langer een groentje. de angst voor het onbekende is weg. Ze zitten lekker
comfortabel ergens midden in het
gewone vergadering. met de eerstejaars
peloton: goed uit de wind. zonder de vrees niet te kunnen volgen.
onder elkaar. Je zorgt dat ze enkele basistechnieken (sjorren. hakken. koken....) onder de knie krijgen.
Voor de tweedejaars. die op een belangrijk schakelmoment in hun
Zonder tweede- en derdejaars erbij
leven gekomen zijn (middelbaar onder-
voelen ze zich iets meer op hun gemak
wijs, grote fiets....). kan de scouts- of gidsengroep een veilige haven zijn. waar het prettig thuiskomen is.
en ze krijgen de voile aandacht van jou. Geen prestatiedruk tegenover de oudsten. iedereen kent evenveel. Natuurlijk kan je ook techniekenvergaderingen voor de hele tak organiseren. maar dat beetje meer voor je eerstejaars kan wonderen doen.
deel 2 : takwerking
Derdejaars De derdejaars krijgen een belangrijke taak binnen de tak of de patrouille. Ze zijn de oudsten en het meest ervaren. van hen verwacht je een extra engagement. De derdejaars nemen verantwoordelijkheid op binnen de tak. Deze verantwoordelijkheid wordt zeer tastbaar wanneer je met patrouilles werkt.
kere jonggivers, optreden als spreekbuis voor de patrouille in de troep. Derdejaars leren wat medebeheer is. Ze bereiden samen al eens een acti-
viteit voor voor de rest van de tak. Samen met de leiding evalueren ze de tak- en patrouillewerking tijdens het derdejaarsmoment.
Derdejaars en patrouilles Derdejaars zijn patrouilleleid(st)ers. ze
zijn begaan met het reilen en zeilen van de bende. Ze nemen het voortouw in de ploeg en leren hun boontjes doppen door de alledaagse problemen van de patrouille eigenhandig op te lossen. Ze dragen zelf de eindverantwoorde-
lijkheid voor een aantal aspecten in hun patrouille. Net gaat om kleine. maar zeer concrete dingen (b.v. de groep samenhouden op tocht, de patrouillehoek in orde brengen....). Patrouilleleid(st)ers leren ook inspraak
geven aan de andere leden van de patrouille. Ze coördineren het patrouilleleven op een democratische manier.
Geen autoritaire baasjes dus. verantwoordelijkheid is geen solonummer.
In plaats van gratuit de baas te spelen, moet de derdejaars een 'dienend' voorbeeld voor patrouille of tak zijn: ervaringen en technieken doorgeven
Het derdejaarsmoment
Tijdens het derdejaarsmoment. of kortweg DJ-moment. bekijk je samen met de derdejaars hun rol in de tak en de patrouilles. Een DJ-moment kan
een inspraak- en evaluatiemoment zijn, maar is in de eerste plaats een leermoment. Een DJ-moment hou je b.v. een uurtje voor of na een gewone jonggiververgadering of op een totaal andere dag. Maak er in elk geval tijd voor vrij en bereid het goed voor: een gekke uitnodiging. een toffe inkleding, een fijn plekje in het lokaal.... Om de
aan eerstejaars. opkomen voor de
twee maanden een DJ-moment lijkt
grote en kleine problemen van zwak-
ons een goede frequentie.
In een patrouille leren jonggivers samenwerken, afspraken maken en verantwoordelijkheid opnemen. zie: Patrouillewertting
biz. 38
De voeten op de grond
0
zelfgemaakte micro van Hannes in de hand. De derdejaars weten
al hoe laat het is: tyd voor het nieuws uit de patrouilles. Maar vandaag wil de leiding eerst zelf wat vertellen. Het gaat over een voorval van twee weken geleden. JeIle en SiIke rnochten hun ploeg-
partners kiezen om baseball te spelen. Op het einde bleven er nog enkele jonggivers over waar°rider Daisy. En toen klonken er
dingen die de leiding niet leuk vond. "He., Daisy Met by ons. die
kan niet topen! " De derdejaars zyn even stil. Al gauw komt er loto: Elena Schutjes
een hele resem redenen waarom
Zaterdagnamiddag, kwart over
0 deel 2
viif Het lokaal loopt leeg. De der-
ze zoiets zeggen. Daar gaat (eider Dimi niet mee akkoord. Het gaat
dejaars bty yen achter en halen hun lunchpakket boyen. Samen
om Daisy en zg is ook een deel van de tak. Jelle voelt zich een
met de leiding drinken ze warme chocomelk en kaarten na over de voorbye patrouillevergadering.
beege verantwoordelyk voor wat er is gebeurd omdat Daisy in zyn patrouille zit. Maar dit is niet
Als het eten op is. start het DJmoment. De derdejaars worden
enkel zyn taak. Er wordt wat heen en weer gepraat en de der-
geblinddoekt en de leiding brengt hen naar het speelplein. Ze krygen de opdracht om geblinddoekt
dejaars besluiten dat iedereen
sarnen terug naar het lokaal te komen. Al snel maken ze een treintje, ze nemen mekaars schouders vast en gaan op stap. Niet zonder botsen tegen lage
ze daarstraks niemand geblinddoekt op het speelplein konden
struikjes en omvergevallen bomen, maar ze geraken er. Terug in het lokaal gaan leiding en derdejaars in een kring zitten. Leider Dimi neemt de fameuze
doen op de openingsavond van het weekend. Het wordt een echte verwenneriy... of hebben ze
: takwerking
Daisy zonder opmerlcingen mee in het spel moet opnemen. net zoals
achterlaten. Er worden nog afspraken gernaakt
over wat de derdejaars willen
misschien maken?
nog
iets goed te
DJ-moment
Derdejaarsdagen
Een DJ-moment bestaat in principe
Jonggidsen- en jongverkennerleiding
ult vier delen, op &In of andere manier zouden die er moeten inzitten:
van een district of gouw zetten elk jaar derdejaarsdagen op touw. Derdejaarsdagen zijn spannend en
1.0pwarmer. Een spelletje, een inkleding, een toneeltje... Om er even aan te wennen dat de leiding en de derdejaars nu onder elkaar zijn. 2.Rondje. In een rondje wordt ieder-
uitdagend: een weekendje weg met de oudsten van de tak, in contact komen met onbekende jonggivers en leiding. Dat levert een rijkdom aan ervaringen op, zowel voor leiding als voor derdejaars. Het is een ontmoetings- en uitwisselingsmoment: een weekend lang
patrouille gaan of over vragen waar-
ervaringen uitwisselen. ideeën voor spelen. patrouilletochten of kampen opdoen, nieuwe kook-, knutsel- of kamptechnieken leren.... kortom samen met je derdejaars op ontdek-
mee derdejaars zitten. Zorg dat het
king gaan.
een uitgenodigd om kort te zeggen hoe hij of zij de patrouilles en de tak de afgelopen weken beleefd heeft.
Het kan over problemen in de geen roddelclub wordt.
3.Leermoment. Op een speelse manier, b.v. met vertrouwenspelen of een goed gesprek, wordt dieper ingegaan op ét'n thema: een ruzie bijleg-
gen, een patrouillevergadering of derdejaarsactiviteit voorbereiden samenwerken in de patrouille, ínte-
resses van de derdejaars...
Zo'n onderwerp komt dikwifis uit wat tijdens het rondje wordt gezegd.
4.Slot. Het DJ-moment wordt gepast afgesloten, de derdejaars krijgen de tijd om wat ze van het leermoment onthouden hebben te laten bezinken. Daarna volgen eventueel afspraken over hoe de aanpak van
Samengevat kan je stellen dat de derdejaarswerking bij jonggidsen en jongverkenners een totaalwerkvorm is. Alle basispijlers komen op een zeer concrete manier naar voor. De derde-
bepaalde situatles in de toekomst zal
van de progressie in onze takwerking.
jaarswerking vormt het hoogtepunt
zijn.
De voeten op de grond
Patrouillewerking Elf-
De patrouillewerking bij jonggivers komt niet uit de lucht gevallen.
We dagen derdejaars uit hun verantwoordelijkheid opte nemen in patrouilles. zie: Derdejaars biz. 35
tot veertienjarigen hebben een
natuurlijke drang naar zelfstandigheid en bende- of klielcvorming: een spontane neiging om vanaf een jaar of elf clubjes te stichten met geheimzinnige
clubafspraken, eigen taaltjes. regels
viteiten die je met de leiding organiseert. werken jonggidsen en jongverkenners zelf hun eigen ideeën uit in
en wachtwoorden. Rituelen en klederdrachten moeten het erbij-horen bekrachtigen. Patrouillewerking bij
jaars treden daarbij op als gangmakers. We dagen hen uit om hun ver-
jonggidsen en jongverkenners komt dus niet uit de lucht vallen.
antwoordelijkheid binnen de patrouilles op te nemen.
Waarom patrouillewerking?
Vaste of wisselende groepjes
In een patrouille van zes tot acht jonggivers leren jonggidsen en jongverkenners vlot samenwerken. opkomen voor
Een patrouille is per definitie een min
zichzelf en elkaar, samen afspraken
werkt, hangt voor een groot deel af van
maken en verantwoordelijkheid opnemen. Wanneer jonggivers een heel jaar intens met elkaar omgaan. krijgen ze de kans mekaars kwaliteiten te ontdekken en te waarderen.
We kiezen ervoor patrouilles in te delen in samenspraak met de jonggivers. Patrouilles moeten groepjes zijn
waar jonggivers zich veilig en thuis voelen. veel kunnen uitproberen en
0 deel 2
manier met elkaar in competitie en ze krijgen de mogelijkheid om eigen initiatieven te ontwikkelen. Naast de acti-
een patrouillevergadering. De derde-
of meer vast groepje met een zekere continuiteit. Hoe je met patrouilles
de tradities die er in jouw groep
bestaan en of je een grote of kleine (talc) scoutsgroep hebt. Je kan werken met:
vaste patrouilles waarbij je de eer-
stejaars laat aansluiten
bij de
bestaande patrouilles. Een jonggids of jongverkenner zit dan drie jaar in dezelfde patrouille: een éénjarige patrouillewerking
waar iedereen voldoende aan z'n trek-
waarbij je ieder jaar begint met
ken komt. We willen werken aan patrouilles waar jonggivers zorgzaam en respectvol met elkaar omgaan.
nieuwe patrouilles: steeds wisselende groepjes. We zetten de voor- én nadelen van de
Patrouilles treden op een gezonde
verschillende patrouillevormen even
: takwerking
op een rij. Je kiest zelf hoe je in jouw jonggivertak met patrouilles wenst te werken. Belangrijk daarbij is dat
patrouilles geen doel op zich zijn,
maar dat je bij je keuze vertrekt vanuit de achterliggende ideeën en doelstellingen van ploegwerk bij jonggidsen en jongverkenners.
Eenjarige patrouilles
Bij het begin van een nieuw werkjaar
is de samenstelling van je tak vaak zodanig door elkaar geschud. dat er van de bestaande patrouilles niet veel
meer overschiet. Door de jaarlijks wisselende omstandigheden is het beter elk jaar een nieuwe patrouillewerking te starten. Op die manier geef
je jonggidsen en jongverkenners de kans om tijdens hun jonggivercarriere 1. Vaste patrouilles
Met vaste ol meerjarige patrouilles kies je voor continuiteit: eerstejaars worden onmiddellijk opgenomen in een team dat al op mekaar ingespeeld is, patrouillekoffers en -vaandels wor-
den met de nodige zorg beheerd en doorgegeven van generatie op generatie. Tradities blijven goed bewaard en de kans dat je patrouilles zelf geslaagde initiatieven of patrouille-activiteiten opzetten lijkt groot. Grote jonggivertroepen met een stabiel ledenaantal en een leidingsploeg met meerdere jaren ervaring realiseren op die manier vaak een stevig uitgebouwde patrouillewerking.
Bedenk wel dat patrouilles indelen
ploeg te vormen met verschillende leeftijdsgenoten. Na een periode van ken-
nismaking, ga je over tot het samenstellen van vaste leefgroepjes. waarmee door het ganse jaar op regelmatige tijdstippen gewerkt wordt. Het
kamp is het hoogtepunt (en tevens eindpunt) waar de patrouilles naartoe werken.
Wisselende groepjes
In sommige. vaak kleine. groepen is een doorgedreven patrouillewerking geen haalbare kaart. Jonggidsen of jongverkenners gaan om god-weetwelke reden het ene jaar wel en het
meer is dan de vrijgekomen plaatsen opvullen. Herbekijk bij het begin van
andere jaar niet mee op kamp of komen zeer onregelmatig naar de
het jaar de bestaande patrouillesa-
wekelijkse vergaderingen. Het werken met vaste patrouilles heeft dan weinig
menstelling samen met de jonggivers en ga na of je nog achter die indeling staat. Probeer niet kost wat kost je vaste patrouilles overeind te houden,
als blijkt dat je misschien beter wat jonggivers verschuift of een volledig nieuwe indeling maakt.
zin.
Sommige kinderen schrikt het
idee om voortdurend in hetzelfde groepje te moeten zitten af, ze haken om die reden af. Toch kan je ook dan de doelstellingen van de patrouillewerking op een even
De voeten op de grond
0
zinvolle manier bereiken. Als de groep
klein is, staan de jonggivers automatisch dichter bij elkaar. Als je wisse-
lende groepjes vomit. leren ze met iedereen in de troep samenwerken. Op kamp creëer je. al was het maar om praktische redenen (met zes in een tent). min of meer vaste leefgroepjes of patrouilles waarvan de leden gedurende tien dagen intens samenwerken.
Patrouilles samenstellen Je stelt patrouilles samen na een peno-
de van kennismaking: de eerstejaars en nieuwe jonggivers zoeken hun weg binnen de groep, jonggivers met gelij-
ke interesses zoeken elkaar op en de leiding kijkt welk vlees ze in de kuip heeft. Speel en werk tijdens de eerste weken in wisselende groepjes. naast activiteiten in grote groep. Rond de herfstvakantie kan je overgaan tot het vormen van de vaste groepjes.
Patrouilles samenstellen is dikwijls een moeilijke opdracht. Het lijkt voor de hand te liggen om een evenwichtige patrouille-indeling te maken: ongeveer evenveel jonggivers in elke patrouille.
6 ..
deel 2 : takwerking
gelijke verdeling wat betreft leeftijd en geslacht en niet alle vriendjes of vriendinnetjes in dezelfde patrouille. Toch hoeven de patrouilles niet in alles even
sterk te zijn. Het doel is groepjes te maken waarvan de leden een jaar lang op een bijzondere manier met elkaar zullen samenwerken.
Het aantal nieuwelingen. laatstejaars of zelfs nieuwe leiding verschilt zo vaak clat we moeilijk één recept voor de patrouille-indeling kunnen geven. Eén ding is essentieel: we kiezen voor een patrouille-indeling in samenspraak met de jonggidsen en jongverkenners. Patrouilles samenstellen doe je niet alleen. Als jonggidsen en jongverkenners de kans krijgen zich uit te spreken over de samenstelling van de patrouilles en uitdrukkelijk voor elkaar kiezen. zullen ze zich thuis voelen in hun patrouille. Het streven naar een evenwichtige patrouilleverdeling begrijpen jonggivers zelf ook wel, maar als je b.v. alle vrienden systematisch uit elkaar haalt. krijg je gegarandeerd protest. In het kaderstukje geven we een aantal tips die je kunnen
helpen samen met de jonggivers patrouilles in te delen.
uilles kan je bijvoorbeeld als volgt indelen: voor je aan de patrouillesamen-
2.Vorm op een derdejaarsmoment
vers met gelijke interesses of
groepjes derdejaars die de verschillende patrouilles gaan leiden. Vervolgens laat je de derdejaars zich
ing begint, een spel waarbij en elkaar ontmoeten:
voorstellen aan de andere jonggivers. Maak er b.v. een verklezingsrbeeld 1 Laat iedere jonggieen anonteme contactadver-
show van waarbij de derdejaars zich
van hun beste kant laten zien, hun
maken waarin ze zichzelf rsteUen (le jrs jvk wenst kente maken met leuke vmdn; hcl Ing tochten, chrmnt,
programma uit de doeken doen, ver-
postzegels,...). Maak een ye met alle advertenttes en
derdejaars en voor andere jonggivers
de jonggivers er elk een aanomcirkelen. Organiseer een
tellen waarom ze voor elkaar kiezen,... De andere jonggivers kiezen met stembrieven voor een groepje met wie ze graag in een patrouille willen zitten.
d date waar kandidaatuilleleden elkaar ontmoeten.
3.Als de jonggivers op den of andere
rbee/d 2. Bouw een sorteer-
manier hun voorkeuren kenbaar hebben gemaakt (b.v. namen op-
hine (doolhof door de ganger'
schrijven van zowel eerste-, tweede-
je lokaat, geblinddoekt een w volgen met verschillende elyke routes, teken een reustroomschema met levende nnen,...), waarby de jonggt-
en derdejaars,...), maak je ofwel
s keuzes moeten maken (sport k, laruje of korte tochten,
samen met de leden ofwel apart met de leiding een voorstel. Geef iedereen de kans op dit voorstel te reageren en werk daarna een bijna deflnitieve indeling uft.
- of stadsspel, postzegels of ruUtjes....). Jonggivers met lfde interesses komen op het-
4.Laat nog een week bedenktijd, al was het maar om de afwezigen de
Werken met patrouilles
roepen ze voor het eerst hun patrouillekreet: "Zwaluwen... trekt!" Het idee van de lyst met
Ms de patrouilles samengesteld zijn. begint de samenwerking. Laat de patrouilles een (nieuwe) naam. een
eigen kreet. patrouillelinten of een Door de eigen symbool kiezen. patrouillekreten te roepen tijdens formaties werk je aan het groepsgevoel.
dieren en kenmerken zorgde ervoor dat ook de volgende jaren 'taaie harden' en 'yverige mieren' werden geboren. In hun patrouille maken de jonggivers afspraken en plannen. Wat willen ze
dit jaar met hun patrouille bereiken. In de groep van Mik was het de gewoonte jaar na jaar dezelfde
van elkaar. hoe kunnen ze op een toffe
gebruiken. De bizons waren al twintig jaar sterk. de vossen stens even Lang sluw. De jonggivers kregen iederjaar de kans om de patrouillenaam te kiezen. toch
manier met elkaar samenwerken en wat spreken ze daarvoor al. welke
klassiekers uit de bus. Het eerste
zie: De jonggiverraad blz. 54
op poten zetten. wat verwachten ze
patrouillenamen en -kreten te
kwamen ieder jaar dezelfde vyj Het reilen en zeilen binnen de patrouilles evalueer je op een jonggiverraad.
welke activiteiten zouden ze graag zelf
wat ook Mik met haar nieuwe patrouille moet doen. is een passende naam kiezen. Ditjaar geeft de leiding een blad met twintig diersoorten. Naast de tekeningen staan telkens een aantal kenmerken vermeld. Na ryp beraad kiezen Mik en haar patrouilleleden voor "Zwaluwen". omdat ze allemaal graag op tocht gaan (zwaluwen zyn trekvogels) en orndat ze het echt tof vinden om samen in dezelfde patrouille te zitten (zwaluwen leven in groep). Daarna
krygen ze hun patrouillelinten: rood en bruin worden ze. Tydens het sluiten van de vergaderingen
deel 2 : takwerking
taken en verantwoordelijkheden worden er binnen de patrouille verdeeld.... Het reilen en zeilen binnen de patrouilles evalueer je op tijd en stond op een jonggiverraad. Maak al en toe tijd om met de patrouille samen te kijken hoe het zit: voelt iedereen zich thuis. zijn er spanningen.... Maak in je groepsactiviteiten ruimte
vrij om de ploegen aan bod te laten
Door regelmatig met de komen. patrouilles te werken (in patrouilles op tocht, techniekenvergadering in patrouilles....), leer je de jonggivers samenwerken, beleven ze samen avonturen en leren ze mekaars kwaliteiten apprecièren. Naarmate het jaar vordert. geef je de patrouilles de nodige experimenteerruimte om zelf initiatieven te ontwikkelen. De patrouillehoek, een eigen hoekje in het lokaal dat ze zelf inrichten, waar ze
Zelf activiteiten bedenken, organise-
hun eigen materiaal (patrouillevaandel. knutselwerken, kampkoffer,...)
ren en uitvoeren maakt van een
patrouille niet alleen een hechte groep. het geeft ook iedereen de kans aan bod te komen, zijn eigen capaciteiten in te brengen en te ontwikkelen. Dit veronderstelt wel dat ze geholpen worden
bijhouden. kunnen hiervoor een goede impuls zijn. Moedig de patrouilles
aan. maar blijf realistisch in je verwachtingen.
Wees niet ontgoocheld
als er de eerste keer niets spectacu-
door hun leiding. Je luistert naar hun voorstellen. doet zelf eens voorstellen als de patrouille niet op gang komt. bekijkt hun voorstellen kritisch. geeft spelenboeken door. laat hen rondsnuffelen in het materiaalkot....
lairs aebetirt .
Patrouillevergadering
In een volgende stap kunnen de patrouilles een activiteit voor zichzelf voorbereiden. Je geeft de derdejaars en hun patrouilles de kans samen iets te realiseren. eigen ideeën uit te werken en stap voor stap zelf meer in han-
den te nemen. Zoek naar een aantal gelijklopende interesses in de patrouil-
les: muziek. sport. crea. natuur enz. Daarmee kunnen ze werken.
Rika en Martes zitten in de Wasberenpatrouille.
komen de Wasberen samen om wafels te
Woensdagmiddag
bakken by Rika thuis. Na twee
uur bakken. trekt de patrouille door de wijk om de verse wafels
aan de mart te brengen. Met de bescheiden opbrengst gaat
Martes met haar papa naar de stad en koopt zes witte T-shirts en textielverf: blauw en ora lije, want dat zijn de Wasbeerkleuren.
Zaterdagochtend schilderen ze samen in het lokaal hun patrouillelogo op de T-shirts. De week
erop staan ze ermee te pronken
r.
op het groepsfeest.
De voeten op de grond
Op een derdejaarsmoment ga je met de patrouilleleid(st)ers na wat de idee6n
les waar jij. als begeleider. zo bekommerd oni bent.
zijn. wat haalbaar is en wat niet. Dit begeleidingsproces is belangrijk. Patrouillevergaderingen moeten geen gaten in je programma opvullen. Laat je zeker ook tijdens de activiteit zien, niet om te controleren, maar om een handje toe te steken of om te tonen dat het je interesseert.
jaar zet je het belang van de patrouilles voor de werking van de hele tak nog eens extra in de verf. Ter voorbe-
Tijdens de laatste maanden van het
reiding van het kamp laat je de
Door
patrouilles een aantal taken vervullen die aantonen dat een patrouille niet op zichzelf staat. maar de tak helpt functioneren. Alle jongverkenners mee betrekken in de voorbereiding van het kamp is wellicht geen sinecure. Toch kan je een heleboel. zowel de klussen als de plezierige dingen. samen met de jonggivers uitwerken. Wanneer je dat in keuzegroepjes of - waarom niet - in
gerichte vraagjes te stellen, kunnen de jonggivers iets bijleren.
patrouilles doet. benadnik je dat het kamp een groepsgebeuren is waarin
Tijdens een volgend evaluatiemoment kan je bekijken hoe het geweest is en ervaringen uitwisselen: wat was goed. wat liep er mis, was het moeilijker of
makkelijker dan verwacht. wanneer heb je je ge6rgerd. waarop moeten we
de volgende keer letten....
ieder groepje verantwoordelijk is voor iets dat de ganse tak aanbelangt.
Op een derdejaarsmoment gaje met de patrouilleleid(st)ers no wat de ideeën zijn voor een patrouillevergadering. zie:
Het derdejaarsmoment blz. 35
Patrouilles en de tak Geleidelijk aan groeien de patrouilles in hun zelfstandigheid. Ze verliezen daarom niet de band met de rest van de tak. Het is niet de bedoeling de patrouilles volledig los van elkaar te laten groeien. Zorg voor voldoende afwisseling tussen activiteiten waarbij de patrouilles centraal staan en verga-
deringen die je met alle jonggivers
samen of in ploegjes los van de
patrouilles doet. Jonggidsen en jongverkenners hebben
De laatste week van mei. Nu Anke en Gwen byna examens hebben. moeten Gert en Aaiko het
alleen zien te rooien met die bende jonggivers. Ze zetten zich-
zelf en de patrouilles aan het
werk en Off minuten later is ieder-
een al in een kampsfeertje. Leider Gen i kykt samen met de Valken de potten en pannen na.
ook vrienden in andere patrouilles. Die vriendschapsbanden mogen niet
De Bevers controleren de shelters, de Arenden schilderen het kampbord en wat verderop proberen de Buffels een miniatuurontwerp van
lijden onder de opbouw van de patrouil-
een originele vlaggenmast in
deel 2 : takwerking
elkaar te knutselen. Aaiko houdt een oogje in het zeil terwyl hyzelf
de gaslampen van verse sokjes voorziet.
En waar zitten de
Eekhoorns? Da, die zyn even naar de mama van Josip voor dat recept van die goulashsoep. want die mag zeker niet ontbreken op het kampmenu
Kampen
Het patrottilleleven komt eigenlijk pas echt tot leven wanneer je gaat kamperen. Iedere patrouille zet zelf haar tent
bespreekt, afspraken bijstuurt en eventuele conflicten uitspreekt. Informele evaluatiemomenten zijn er op kamp genoeg: steek je voelsprieten uit 's middags aan tafel. bij het potten schuren, op tocht of. iets formeler, op een rondje tijdens de avondformatie, waar iedereen over de voorbije dag wat kan vertellen.
Meer over kamperen met jonggivers lees je in het hoofdstuk over het komp. fie Kamp
blz. 17*,
Een jonggiverraad is een formeel evaluatiemoment op kamp. zie: De jonggiverraad blz. 54
recht en sjort een patrouillehoek. kookt haar eigen potje op een hout-
vuur en doet de vaat. Ze verdelen zoveel mogelijk zelf de taken, de jonge-
ren leren van de ouderen en de patrouilleleiders coördineren heel het
Op kamp leren jonggivers mekaar door en door kennen: sterke zaakje.
en zwakke kanten komen na een week samenleven ongetwijfeld boyen.
Bij de taakverdeling wordt rekening gehouden met ieders mogelijkheden en capaciteiten. Als leiding hou je een oogje in het zeil om te vermijden dat eerstejaars een heel kamp niets anders moeten doen dan hout zoeken en potten schuren. Een eenvoudige beurtrol kan wonderen doen.
Jonggiverraden en derdejaarsmomen-
ten zijn gelegenheden waarop je de
gang van zaken in de patrouilles De voeten op de grond
0
O Interessewerking We willen dat jonggivers hun plan leren trekken. zodat ze zelfstandig pro-
blemen kunnen oplossen. kortom dat ze van aanpakken veten. We leren jonggidsen en jongverkenners creatief. sociaal, technisch en communicatief zijn. We dagen hen uit al doende hun mogelijkheden en interesses te ontdekken. verder te ontwikkelen en hun
ten laat je jonggidsen en jongverkenners vertellen over de dingen waarniee ze bezig zijn of die hen interesseren.
Jonggivers kunnen maar goed met elkaar omgaan wanneer ze elkaar echt goed kennen. daarom is grondig ken-
nismaken met mekaars interesses en mekaars leefwereld van groot belang.
grenzen te verleggen.
Leg je eigen interesses en die van al je
Met de interessewerking steek je acti-
viteiten in elkaar die een uitdaging vormen voor je jonggivers. ruimte laten voor initiatief en hen de kans
geven opdrachten op hun eigen Jonggivers tonen zich met hun interesses tijdens een patrouillevergadering. be: Patrouinevergadering biz. 43
Tijdens inspraakmomenten leren jonggivers onder woorden brengen wat hen interesseert. zie: De jonggiverraad blz. 54
0
deel 2
manier aan te pakken. Om dit te realiseren. schotel je hen een gevarieerd programma voor: naast kant en klare spelen en tochten. krijgen jonggivers de kans zelf jets te realiseren tijdens
jonggivers samen en je komt bijna vanzelf uit op een kleunijke verzameling van mogelijke activiteiten. Om te doen met je leden:
geef je impulsen tijdens creatieve
Ga eens op slaapkamertocht. Zo'n eigen plek verklapt vaak veel over iemands bezigheden. Posters aan de muur. cassettes op het bureau. souvenirs op de vensterbank, leesboeken op het nachtkastje of barbiepoppen in de lade zijn bronnen
werkwinkels of keuzeactiviteiten....
van informatie.
Gevarieerd aanbod
Laat elke jonggiver een voorwerp naar keuze meebrengen en speel daarmee 'Wie van de drie?" Maak zelf een jonggivervriendjesboek. compleet met haarkleur, lievelingseten. gewicht. idool en wat-
patrouilleactiviteiten. laat je jonggivers
zelf hun patrouillehoek ontwerpen of
Een gevarieerd aanbod vertrekt vanuit de leefwereld van jonggivers. Door je activiteiten te laten aansluiten bij hun leefwereld voelen jonggivers zich meer betrokken. Tijdens inspraakmomen-
takwerking
wil-ik-later-worden. Laat de jonggivers in kleine groep-
jes zitten en vraag hen een top-10 te maken van hun meeste geliefde
tv-programma's. favoriete muziekgroepen. populairste sporten, leukste bekende Vlamingen... Laat de jonggivers vakantiefoto's meebrengen en er jets bij vertellen.
Jonggivers beweren vaak elkaar goed te kennen. Toch is die kennis dikwijls maar oppervlakkig. Laat jonggivers een lijst maken met tien vragen over zichzelf: "Hoeveel
broers heb ik?". Waar ga tk naar school?". 'Welk muziekinstrument bespeel ik?". "Wat doet mijn papa?". ... Doe daarna een leuke "ken-je-vriendjes"-quiz.
Om te doen met je leidingsploeg:
Breng op een takraad foto's en dia's mee van toen je 13 was.
Enkel voetballen omdat een aantal daar volledig in
jongverkenners
opgaan. heeft weinig zin. Scouting wil
meer zijn dan een aaneenschakeling van spel of sport. Sport en spel zijn hoofdonderdelen van veel activiteiten. maar er is meer: muziek. drama, technieken, koken. een stil moment.... een brede waaier van activiteiten dus. Een leuke methodiek om variatie aan te brengen in je activiteiten is "De zes van een activiteit". Naast werkvormen (wat je doet) en thema's (waarover het gaat) heeft een activiteit nog vier ande-
re kenmerken waarmee je kan gaan varièren: tijd (wanneer). plaats (waar). materiaal (benodigdheden) en personen (wie er allemaal meedoet). Door
enkele van deze zes componenten te veranderen. krijgt je activiteit een hele andere wending.
Confronteer jezelf en de anderen met jouw bezigheden als jonggiver. Breng dagboeken of brieven uit die
periode mee en lees er een stukje uit voor. Schrijf op een blad alle activiteiten
die je ooit bij de jonggivers deed. Op een ander blad schrijf je dingen die je als 11- tot 14-jarige leuk vond. Kijk, vergelijk, combineer en fantaseer. Ga na welke elementen je kan verwerken als inkleding voor activiteiten en welke op zichzelf activitetten kunnen vormen.
Werkvorm
Wat? Alles wat je met jonggidsen en jongverkenners doet. kan je benoemen met een werkwoord. Deze werkwoor-
den of handelingen noemen we ook wel werkvormen. Voorbeelden van werkvormen zijn fietsen. 'open. zwem-
men. expressies uiten (zingen. dansen. vertellen, musiceren. video maken. filmen. toneel spelen...). knutselen. handen gebruiken. sjorren. koken, schrijven (verslag. poëzie.
krant...). op tocht gaan. kamperen. technieken beoefenen. quizzen....
De voeten op de grond
0
Thema
Een gevarieerd pro-
gramma van activiteiten bereid je voor op een tokroad.
Een thema is het onderwerp van een activiteit: waarover wil je het hebben met de jonggivers. waar werk je aan? B.v. jaarthema. de maatschappij (zowel ver als dichtbij). het milieu. maatschappelijke thema's (racisme. integratie, pesten, drugs, geweld, uitsluiting. liefde, jongens/meisjes,...). inkleedthema's (heksen, cowboys en indianen, Olympische Spelen, captain Iglo....),
het lichaam, het openbaar
vervoer, veiligheid. filosofie, de actualiteit....
opbouwt. B.v. ballen. stiften, opgeblazen vrachtwagenbinnenbanden. bananen. kranten. water. sjorbalken. touw. kipfilets. tafels, stoelen. slaapzak.
aardappelen, make-up, nets._ Personen
Wie de activiteit uitvoert. B.v. eigen tak, met leiding. zonder leiding. met buitenstaanders. individueel. in kleine groepjes. per twee. alle jonggivergroepen uit het district. bejaarden. jonggi-
vers samen met de kapoenen. jongens/meisjes. veel of weinig.... Tijd
Tijd is wanneer en hoe lang de acti-Viteit plaatsvindt en andere tijdsbepalende elementen. B.v. een hele dag. voor-
Lien en Alex bereiden de activiteit van zondag voor. Pleinspelen
middag. namiddag. weekend. kamp.
staat op het programrna.
een half uur. zomer. winter, begin van het jaar. snel, traag. vroeg. laat....
kunnen toch niet weer voetbal en Dikke Bertha spelen". zegt Alex. Omdat de zus van Lien volgende
Plaats
Plaats is waar de activiteit plaatsvindt. B.v. eigen lokaal, speelterrein. bos.
sportveld. dorp. stad, sanitaire blok, hooizolder. straat, zwembad. vijvers. zee. strand. heide. heuvelachtig land-
schap. sporthal. veld. supermarkt. onderweg....
"We
week trouwt, besluiten ze verschillende pleinspelen in te kleden als 'een trouwfeest'. Het eerste spel is voetbal, maar elke ploeg bestaat deze keer uit een aantal getrouwde paartjes in vol ornaat en rnet een glas schuimwyn in de hand. In de goal staat een taart in piramidevorrn met bovenop een plastic bruidspaar.
Het koppel dat het bruidspaar Materiaal
Al het materiaal dat nodig is voor de activiteit of éért specifiek materiaal waarrond je een volledige activiteit
0 deel 2 : takwerking
van de troon kan trappen. wint. Het thema zorgt voor meer plezier
en goed kunnen voetballen
is
plots minder belangrijk. Lien en
Alex zyn vertrokken voor een hele reeks van ongewone en originele pleinspelen.
een speelse manier. zo blijft het boeiend en leuk.
Een aantal thema's en werkvormen
Op tocht gaan is ook een beetje op ver-
vinden we bijzonder belangrijk en zijn
kenning gaan. Samen met leeftijdgenoten langs de controleposten van de leiding. fietsen met de wind op kop. kruipen tegen de rotsen.... Jonggidsen en jongverkenners maken kennis met verschillende omgevingen (stad of
Tocht
een rijke bron om met jonggivers op
verkenning te gaan en hun ontdekkingszin te prikkelen. We willen ze terugvinden in het actiNiteitenaanbod van de jonggivertak. Werkvormen of speelvelden Veel van de activiteiten van jonggidsen
en jongverkenners kunnen terugge-
platteland. bos of heide. polder of Ardennen....). goede en minder geken-
de buurten en leren zich te voet, met de fiets of het openbaar vervoer op een veilige manier in het verkeer bewegen.
bracht worden tot een van de volgende
werkvormen: spelen. op tocht gaan. technieken beoefenen. expressies
00
uiten en kamperen. In deze vijf speelvelden kan je het grootste deel van de jonggiveractiviteiten plaatsen. Technieken
zoals leren samenwerken bij ploegsporten. rekening houden met anderem vertrouwen geven en krijgen.
Sjorren. kaart- en kompaslezen. tent opzetten. hout hakken. vuur maken. koken. fiets herstellen. een jaarkenteken opnaaien. EHBO bieden. hutten bouwen. de weg naar het kampterrein terugvinden, iets van planten en dieren kennen.... Dit zijn allemaal technieken die jonggidsen en jongverkenners al doende leren en onder de knie krijgen tijdens hun jonggivercarriére. Het aanleren en toepassen van deze technieken is
Jonggivers proberen ved l uit en leren (spel)technische vaardigheden aan op
een leerproces waarbij het geen schande is om op je bek te gaan.
Spelen
Er zijn ongeloollijk ved l spelvormen (binnenspelen. pleinspelen. sluipspelen. bosspelen. stadsspelen. kleine en grote groepsspelen....) met steeds andere spelregels en speldoelen. Spelenderwijs ontwikkelen jonggidsen en jongverkenners naast fysieke vaardigheden ook andere capaciteiten
Ai.
Meer over spel. tocht en technieken, expressie en kamp in het deel over de speek e,
De voeten op de grond
0
Expressie
Jonggivers uiten zichzelf op verschillende manieren: al zingend op tocht of bij het kampvuur. moppentappend 's
avonds in de tent. knutselend in de patrouillehoek. dichtend in het jonggiverlogboek.... Moedig jonggidsen en
61
Kamperen
Jonggivers trekken erop uit, gedurende tien dagen leven ze intens samen
met leeftijdsgenoten. trekken hun plan en leven dicht bij de natuur. Tijdens het jaar bereid je dit samen
jonoerkenners aan hun creatieve
met de jonggivers. zowel praktisch als inhoudelijk. voor. Jonggivers leven
mogelijkheden te ontdekken. ermee te experimenteren en ze te gebruiken. Help ze op weg door de nodige impulsen te geven.
met eenvoudige middelen en op een sobere manier in de natuur. Technieken worden op een veilige
deel 2 : takwerking
manier toegepast.
Thema's
Thema's geven inhoud aan onze activiteiten. Thema's van onze scoutsbe-
lieu. eerbied voor ieders rechten. solidair met wie minder kansen heeft en
weging (VVKSM) waar we bij jonggid-
op tijd en stond een goede daad.
sen- en jongverkenneractiviteiten 'eel belang aan hechten zijn o.a.:
Dienstbaarheid begint bij je thuis en eindigt in een betere. mooiere en leukere wereld. Meestappen in een betoging voor gelijke rechten en je buurjongen pesten omdat hij oudenvetse
Leefmilieu
Door vaak in de openlucht te spelen ondervinden jonggivers de band tus-
kleren draagt, is niet met elkaar te
Meer over thema's van onze scoutsbeweging in de bijlage "Kijk op scouting".
iirKilkOpScouting bikt.193
verzoenen.
sen de natuur en de mens aan den lijve: schaarste of droogte dwingt tot zuinig verbruik van water en hout. een open sterrenhemel maakt stil en doet verwonderen.... Neem tijdens je activiteiten een milieuvriendelijke houding aan en toon je jonggivers dat ze
ook hun steentje moeten bijdragen aan een leeibare omgeving: protest tegen vervuiling. maar evenzeer respect voor het bos waarin we spelen.
Ook wanneer een jonggiver er niet direct zelf baat bij heeft Maatschappij
De niaatschappij begint al bij je naaste buur. In kleine groepjes leren jonggivers omgaan met elkaar en voor elkaar te zorgen. Help jonggivers ook verder te kijken: dagelijks worden ze geconfronteerd met allerlei gebeurtenissen.
Levensbeschouwing
Al- en toe sta je met je jonggivers stil bij
jezelf en de diepere dingen van het leven. al dan niet bewust of expliciet. Zeer uitdrukkelijk tijdens chrimenmo-
ment of bezinning, stilletjes bij het kampvuur. bij het zingen van het avondlied of bij het genieten van de natuur. Prikkel jonggivers om goed
Hoe je als leiding
omgaat met deze thema's lees je in het deel over begeleidingshouding.
met elkaar om te gaan en te vertellen wat hen beroert. Jaarthema
Elk jaar zet VVKSM een thema in de schijnwerpers. ook voor jonggivers.
Geef naast het jaarlied. de jaarleuze en het jaarkenteken extra aandacht aan dit thema en doe er iets concreets mee in je activiteiten.
zowel in de eigen buurt als aan de andere kant van de wereld. Met onze activiteiten geven we jonggivers bepaal-
de waarden mee. Een gezond leefmi-
De voeten op de grond
0
Grenzen verleggen Het activiteitenprogramma voor je
Culturele of maatschappelijke thema's
jonggivers moet aanzetten tot het verleggen van grenzen. De lat mag zo nu
die jonggivers op het eerste gezicht niet lijken bezig te houden, kunnen
en dan wat hoger gelegd worden.
Scouting geeft jonggidsen en jongver-
kenners de kans dingen te ondernemen en te ontdekken waar ze anders misschien niet de gelegenheid voor krijgen: koken op een houtvuur. fysie-
ke grenzen aftasten op een dagtocht. tien dagen 'overleven' zonder warm water of elektriciteit. anderen leren kennen op een minder voor de hand liggende manier of gewoon genieten
van de ontwakende natuur op een dauwtrip.... Geen wereldschokkende dingen. maar lang niet evident voor een 11- tot 14-jarige.
o
ook aanknopingspunten zijn voor een activiteit. zolang je de activiteit maar aanpast aan hun niveau. Ook zo kunnen zij nieuwe dingen ontdekken. een Bijvoorbeeld archeologisch museum bezoeken waar je vuur leert
maken met vuurstenen. het nieuws van de week een hoofdrol laten spelen in je bosspel, op bezoek gaan bij een Turkse bakker. een plant- en diervriendelijke kookvergadering. experimenteren met Oost-Indische volksspelen of muziekinstrumenten....
Hou het speels en tot. maar maak er geen grap van.
Inspraak Jonggivers zetten mee de koers uit. Tijdens inspraak- en evaluatiemomenten geef je jonggivers ruimte om hun mening te uiten en voorstellen te doen.
Wie betrokken wordt bij het maken van afspraken. voelt zich mee verantwoordelijk. Jongverkenners die hun
zegje hebben in de opmaak van het programma zullen enthousiaster meespelen. Wie mee aan het roer mag zit-
De leiding is ven.vonderd over de sterke argumenten die ze aandra-
gen: je kan er zandmonurnenten bouwen. de trein is altyd een beet-
je reizen, vlees is ongezond - eet meer vis.... Onder luid gejuich beslissen leden en leiding sarnen om hun zwernbroeken en schepjes van zolder te halen.
ten. voelt zich veilig en thuis in de groep. We willen jonggidsen en jongverkenners leren in groep te beslissen.
Informeel
mekaars mening en gevoelens te erkennen. leren te veten komen wat anderen plezierig vinden en daar rekening mee houden.
Voortdurend spreken jonggivers zich
uit over wat ze leuk vinden en wat niet. Vaak zeer direct. maar even vaak
onrechtstreeks of op een verdoken Ttjdens de eindformatie vraagt Kasper om dii jaar een dag naar zee te gaan om het jaar af te sluiten. Hy is die traclitionele uitgere-
gende barbecue beu. De leiding stelt voor het er de volgende vergadering over te hebben. De volgende week han gen er vier grote jlappen in het lokaal: "Ik wil naar zee omdctt ...", "1k wil niet naar zee omdat ", "1k wil barbecue omdat ...", "Ik wil geen barbecue omdat ...". ledereen krygt de tyd om zyn ideee* n op te schryven.
Niet anoniem want dan staat er enkel lulkoek en schuine praat op.
manier. De futloosheid waarmee jonggidsen 's zondags op het terrein rond-
hangen. het enthousiasme van de
jongverkenners tijdens een bosspel en de vrolijkheid waarmee ze naar huis fietsen, zeggen 'eel. Net is aan jou om deze signalen te herkennen en er effectief rekening mee te houden. Jonggivers moeten weten dat hun mening belangrijk is. Zo kan je.
bij je volgend bezoek aan het openluchtzwembad. emmers meenemen en een grappig duikbootspel spelen. De jonggivers die vorige keer zeiden
dat ze baantjes trekken nogal saai
vonden. hebben dan terecht het gevoel dat je naar hen hebt geluisterd.
De voeten op de gronci
GO
De jonggiverraad Inspraak kan je ook
welke niet).
ceo formeel moment geven. De jonggiverraad is zo'n moment. Regelmatig komen jongop
givers en hun leiding samen om het
doe je niet alleen met de begeleiding. maar ook met de jonggivers. Informeel tijdens een babbel na de
raadsrots bij kabouters en welpen en het parlement bij gidsen en verken-
vergadering of formeel bij een evaluatie op de jonggiverraad.
ners.
Afspraken maak je samen met de leden. Je legt ze niet zomaar op.
slap leren jonggivers mee beslissen.
Derdejaars kunnen al makkelijker
hun mening onder woorden brengen. Op kamp zal je meer bereiken dan op het eerste inspraakmoment.
Vooraf bepaal je waarover je de mening van de jonggidsen en jongverkenners vil horco. Een jonggiverraad
heeft een duidelijk afgebakend doel.
zie: Spe I
biz. 143
ten, de sfeer of een concreet voorval
reilen en zeilen van de groep te bespreken. Net zoals de hunkerbunker en
We kiezen voor een dergelijk formeel moment omdat daar iedereen de kans krijgt zich uit te spreken. Niet alleen de oudsten of diegenen die het hardst kunnen roepen. Hierbij leren jonggivers een mening vormen en zich uit te drukken voor de ganse groep. Inspraak is een leerproces. Stap voor
Een opwarmingsspelletje om de jonggiverroad in te leiden, brengt de groep in de geposte sfeer.
Af en toe moet je even achterom kijken om weer goed vooniit te kunnen. Stilstaan bij de activitei-
Wie de afspraken mee gemaakt heeft. kent de argumenten en zal ze makkelijker respecteren.
Afspraken en de gevolgen bij het niet naleven ervan. moeten duidelijk zijn voor iedereen.
Conllictsituaties los je samen op. Problemen die een invloed hebben op de ganse tak, kan je ter sprake brengen op een jonggiverraad.
Het is belangrijk dat je met de nodige regelmaat ceo inspraakmoment voorziet. Maandelijks is een goede frequentie voor een jonggiverraad.
De reden waarom je een jonggiverraad organiseert. kan verschillend zijn.
Hou het duidelijk en bondig (b.v. een half uurtje bij het begin of einde van een actWiteit). Een opwanningsspelle-
1. Jonggivers bepalen mee de acti-
tje om de jonggiverraad in te leiden brengt de groep in de gepaste sfeer.
viteiten. Ze hebben inspraak in het programma van de tak. Tijdens een jonggiverraad hebben jonggidsen en jongverkenners de kans aan te geven wat ze tof vinden. welke
Daarna komt het groepsgesprek.
dingen ze zeker willen doen (en
resultaat dat je N'on ro !vest eld hebt.
deel 2 : takwerking
Duid vooraf een gespreksleider aan die het gesprek stnictureert. Hij formu-
leert de vragen en geeft aan wie mag
spreken. Verlies hierbij het doel of
foto. 1Vont I lontlrickx
niet uit het oog. Bereid eventueel het gesprek eerst in kleine groepjes voor. Een klein groepje is overzichtelijker en
veiliger. De vragen die hier worden gesteld. zullen later in de grote groep terugkomen. Een vraag zou kunnen zijn: "Als je de voorbije vier vergaderin-
gen in ééri zin zou moeten samenvatten, hoe zou die dan luiden?" Daarna vraag je waarom ze voor die zin kiezen. Tips om een groepsgesprek te begeleiden.
Blijf steeds neutraal. Baken het onderwerp duidelijk af,
stuur bij wanneer je dreigt af te wijken.
Spoor jongglvers aan om in de ikvorm te spreken en te zeggen hoe zij iets ervaren. Doe dit zelf ook. Vraag gericht naar ervaringen en hoe iemand zich daarbij voelt. Zorg dat iedereen aan bod komt. Probeer standpunten duidelijk te maken door samen te vatten of om duiding te vragen.
dropping. dat bosspel van vorig jaar. bowling. schaatsen.... De leiding moet iets nieuws. origineels en spannends verzinnen! Zo. nu ligt de bal terug in jouw kamp. Jonggidsen en jongverkenners grijpen enerzijds terug naar het bekende. acti-
viteiten die je al gedaan hebt, anderzijds gooien ze onhaalbare fantasieën 1. lnspraak bij activiteiten
(naar Disneyland!) in het midden. Dal is niet verwonderlijk: jonggivers moe-
ten immers nog leren een mening te Je kan op een zeer directe manier peilen naar de interesses van de jonggivers. Als antwoord op de vraag "Wat
willen jullie volgende week doen?"
krijg je echter meestal een weinig inspirerend lijstje bekende activiteiten:
vormen. Ze moeten de tijd krijgen om
stil te staan bij wat hen bezighoudt. wat hen nu eigenlijk interesseert of aantrekt. De methodiek in het kaderstukje kan jonggivers helpen een bruikbare impuls te geven aan de leiding.
GODe voeten op de grond
Brainstormmethodiek
1. Geef de jonggivers een concreet aanknopingspunt of thema om hun
fantasie te prikkelen: een stapel reisbrochures. de maan, een avonturenverhaal, licht en duister. aan zee. de kranten van afgelopen week.
tien kubieke meter karton, genieten, ... 2 Laat je jonggivers rustig nadenken bij het gekozen aanknopingspunt. Wat associeer je hiermee? Waaraan doet het je denken? Alle ideeen zijn goed. Verzamel alle antwoorden, ideeen, gedachten en associaties op een grote flap. Vat samen door een
aantal vaak terugkomende kernwoorden of gedachten aan te geven. Laat de jonggivers groepjes vormen
rond het kernidee dat hen het meest aanspreekt.
Elk groepje denkt na over hoe ze rond dat idee
iets zouden kunnen doen: een
tocht. een feestje. een pleinspel, een groepsopdracht.... Geef hen wat tijd om deze activitett een beetje uit te werken: wat heb je nodig, welk is
de beste plek hiervoor. het beste
takraad en probeer met de leidingsploeg éen of meerdere activiteiten
uit te werken. Je kan ook samen met de jonggivers (in groepjes of patrouilles) activiteiten uitwerken.
Haal er een kalender bij en plan samen met je jonggivers de vergaderingen van de volgende weken. 2. Evaluatie Af en toe maak je tijd om samen met je jonggivers terug te blikken op wat voorbij is: die leuke tocht van vorige week,
dat getlopte bosspel. die ruzie in de wolvenpatrouille, afspraken die je in het begin van het jaar gemaakt hebt die om herziening vragen.... Tijdens een evaluatie signaleer je niet alleen goede of slechte activiteiten of
momenten. maar peil je ook naar de oorzaken. Wanneer tijdens het gesprek bepaalde problemen aan de oppervlakte komen. zoek je samen met de jonggivers naar oplossingen.
Evalueren heeft weinig zin als je er niets van opsteekt voor de toekomst. Laat aan je jonggivers duidelijk mer-
ken dat je rekening houdt met hun
tijdstip ?
wensen.
Terug in de grote groep worden de ideeén uitgewisseld. De anderen kunnen hierop inspelen en eventueel nog suggesties doen.
Het is niet evident dat een jonggiver expliciet een mening vormt en onder woorden brengt. Een uitspraak als "Dat spel is dom, iedereen wil iets anders spelen." is niet altijd te vertrouwen. Methodieken kunnen hierbij
Realisatie. Neem alles mee naar de
helpen.
(lee' 2 : takwerking
Evaluatiemethodieken:
3. Afspra ken
Een goede methodiek brengt de jonggi-
Aispraken maak je in samenspraak met iedereen die ermee te maken
vers eerst in een gepaste stemming.
heett. Bij het maken van afspraken is
daarna volgt een groepsgesprek.
Enqufte: korte vraagjes met eenvoudige antwoorden. De jonggivers moeten alleen de bolletjes kleuren. Onmtddellijk na het invullen worden de enquéteforrnulieren doorge-
geven en mogen de jongidsen en jongverkenners vragen stellen aan elkaar. Ballon-blazen: de jonggivers blazen
ieder een ballon op naargelang ze
de vergadering leuk of niet leuk vonden. Je kan ook flesjes v-ullen met water of zelf een originele eva-
luatiemachine in elkaar knutselen
met toeters, bellen, lampjes en computerschermen,... Rapport: de jonggivers geven punten en commentaar op de voorbije vergaderingen of activiteiten. Het
iedereen betrokken: iedereen weet waarover het gaat. heeft de argumenten gehoord. ledereen beslist mee hoe
het in de toekomst zal verlopen.
Samen gemaakte afspraken worden gecontroleerd door heel de groep. Als leiding beslis je waarover je afspra-
ken met de jonggivers wil maken en waarover je zelf de regels vastlegt. Die grens moet voor leiding en leden duidelijk zichtbaar zijn. Veiligheid of gezondheid zijn materies waarvoor de leiding de verantwoordelijkheid draagt:
reilecterend materiaal dragen als het donker is. geen dolken of grote zakmessen. wassen op kamp. geen alcohol. sigaretten of drugs.... Regels gelden voor iedereen en bewaken de algemene orde of het belang van iedereen.
gemiddelde kan je weergeven op
Goed omgaan met elkaar vinden we
een grote curve.
ook een regel: we sluiten niemand uit. pesten niet. Respect en verdraagzaamheid zijn principes die voor ons niet ter discussie staan.
Foto's: iedereen zoekt in een tijdschrift een foto van ééri of meer gezichten die overeenstemmen met hoe hij of zij zich in de tak voelt. Schaallijn: aan de hand van vragen plaatsen de jonggivers zich op een schaallijn. Het ene uiteinde is positief, het andere negatief. Logboek: na elke vergadering
neemt iemand het logboek mee
naar huis en maakt er een verslag. een kunstwerkje, een gedicht.... in. Het boek wordt ter hand genomen bij de evaluatie.
Regels worden vaak meegedeeld zonder veel uitleg. Meestal snap je dan
niet waarover het gaat en ben je niet echt geneigd om de regel te volgen. Ofwel volg je de regel uit angst voor straf en dat is een slechte motivatie. Bij het meedelen van regels moet je het waarom uitleggen en wie over deze regel beslist heeft. Ook de gevolgen van het niet naleven van de regels
De voeten op de
grond G.
Tijdens het verloop van het jaar kunnen bijsturing of bijkomende afspraken nodig zijn (b.v. als er zich een pro-
bleem stelt, overdreven en storende kliekjesvorming. pesterijen....).
Bij
overtredingen kan het nodig zijn de afspraak nog eens in de verf te zetten of opnieuw te bekijken.
Waarover kunnen jonggivers mee afspraken maken ?
De grens tussen waarover jonggivers inspraak hebben en waarover leiding
beslissingen neemt, moet duidelijk zijn. Jongverkenners of jonggidsen
toto: Wow Ilendrickx
rnoeten voor iedereen duidelijk zijn. Wees ook consequent in de uitvoering daarvan.
zijn nog niet rijp genoeg of hebben te weinig ervaring om over alles de verantwoordelijkheid te dragen. Op een
jonggiverraad kan je wel afspraken maken over:
Leiding heeft een voorbeeldfunctie. Uit respect voor je leden. hou je jezelf
het lokaal opruimen na de vergadering; verwittigen bij afwezigheid: een rok of korte broek dragen in de winter; snoepen tijdens de vergaderingen: de verdeling van de patrouilles; wie in welke tent slaapt;
ook aan de gemaakte afspraken en opgelegde regels (op tijd komen, niet snoepen of roken tijdens de vergadering....).
Afspraken maak je vooraf: Patrouilles samenstellen doe je in sarnenspraak met je jonggivers. zie: Patrouffles
samenstellen
blz 40
bij het
begin van het jaar. voor een weekend of !camp.... Op de eerste jonggiverraad van het jaar kan je een aantal algemene afspraken maken en regels verduidelijken (verwittigen bij afwezigheid.
welke patrouillenamen en -kreten je gebruikt;
op welke manier je de vergadering opent en afsluit (formatie.
uniform. opruimen van het lokaal. omgang met elkaar, respect voor materiaal. enz.)
deel 2 : takwerking
-
groeten. ...); enz.
AIsptaken maken
gen-taakt moeten worden. De Jonggi-
1 Onderwerp. Bepaal vooraf waarover afspraken gemaakt moeten worden. Baken, met het oog op de dis-
schriftje en geven het door aan een
vers schryven hun voorstel in het volgend groepje. De schrilyes dienen als uitgangspunt voor de discussie.
cussie. het onderwerp zo concreet mogelijk af.
2. Discussie. Zorg als gespreksleider
dat je de gesprekken structureert (samenvatten of herformuleren wat iemand zegt, vragen om verduidelijking,...) en dat je bij het onderwerp blijft. Zorg dat alle pros en contra's duidelijk zijn vd6r je een beslissirig
neemt, jonggivers beseffen niet altijd wat de gevolgen van hun voorstellen kunnen zijn. Verdedig en
verduidelijk de argumenten van de
leiding: wees zo eerlijk niet de
indruk te geven dat ze mee mogen beslissen, wanneer je al beslist hebt wat de afspraak moet zijn. Twee voorbeelden om een discussie op gang te brengen: Stellingenspel. Formuleer een stelling en laat de jonggivers een positie innemen op een schaallyn. waarmee
ze aangeven in hoeverre ze ermee akkoorci gaan. Vraag waarom iernand een bepaalde pos itie inneemt.
-
Beslissen. Streef naar een consensus. Duidelijke winnaars of verliezers zijn niet goed voor de groep. Het is belangrijk te vragen of iedereen zich in de afspraak kan vinden. Soms is het goed om de knoop nog niet door te hakken. maar de beslissing uit te stellen, zo krijgen leden en leiding nog wat bedenktijd.
Bekendmaken. Breng alle betrokkenen op de hoogte van de afspraken. Er ontbreken altijd wel enkele leden als afspraken bediscussieerd worden. In het begin van het jaar kan je bijvoorbeeld een 'contract'
maken dat iedereen ondertekent. Hang het op in het lokaal of stuur een kopie naar alle jonggivers. Zo weten de ouders ook wat van hun kinderen verwacht wordt. Zeker praktische afspraken belangen ook ouders aan (uniform dragen, beginnen om 14 uur, geen snoep....). Opvolging. Besteed de nodige aan-
Laat zeker de extremen aan bod
dacht aan het naleven van de
komen.
afspraken.
Schriftjesmethodiek. Verdeel de jonggivers in groepjes van vier. Elk
navolgt, maak je beter niet. Ook
groepje krygt een schriftje en een onderwerp waarover afspraken
Afspraken waarvan je
vooraf weet dat je ze toch niet met de gevolgen voor het niet navol-
gen van afspraken. ben je best realistisch.
De voeten op de grond
0
4. Conflictsituaties
Waar mensen samenleven, ontstaan
school. bij de scouts of gidsen....).
problemen. Problemen moet je zo snel mogelijk oplossen. Het is belangrijk dat op een goede manier te doen.
Soms willen ze gewoon populair zijn bij de andere jonggivers. En dat lukt meestal heel goed door de leiding op stang te jagen. Als Seppe ruzie heeft met zijn moeder
Om een conllict te kunnen oplossen, moet je weten waar de echte pijnpunten liggen. Je leert mekaar pas echt kennen als je weet wat de ervaringen, gedachten of gevoelens van de andere zijn. Problemen en conflicten die op
een bevredigende manier worden opgelost. brengen de leden van de groep dichter bij elkaar. Jonggivers leren ontdekken wanneer ze te ver zijn gegaan. ervaren waar hun grenzen en die van anderen liggen. In het belang van je ganse tak, worden conflicten goed opgelost. Als een conflict slecht wordt opgelost. blijven de frustraties. Mensen hebben het gevoel dat ze niet begrepen worden. kroppen
hun woede op en vroeg of laat komt het tot een uitbarsting of verlaten ze de groep. Je kan maar tot een goede oplossing komen als alle betrokkenen hun gedachten of gevoelens hebben kunnen verwoorden en zich min of meer tentgvinden in de oplossing. Het is niet aitijd wat het lijkt
De echte oorzaak van een conflict ligt vaak dieper dan op het eerste gezicht lijkt. Jonggivers doen soms moeilijk omdat ze iets te veel of te weinig hebben: te veel of te weinig aandacht. te
veel of te weinig structuur (thuis. op
0 l'
deel 2 : takwerking
en zich daarom rot voelt. is het niet nodig om dit in de hele groep te bespreken. Als een probleem de hele tak
aanbelangt. los je het samen op, bijvoorbeeld tijdens een jonggiverraad. Goed kijken en luisteren
Om te weten te komen wat de oorzaak is van storend gedrag moet je als lei-
ding goed je ogen en oren open houden. bijvoorbeeld door te kijken hoe jonggivers met elkaar omgaan tijdens groepsopdrachten of spelen. Let zowel
op de dingen die ze zeggen (verbaal gedrag) als de dingen die ze doen (nonverbaal gedrag).
Je kaart een probleem op een jonggiverraad aan. om de oorzaken te vinden. Een vraag als "Waarom doe jij altijd zo verschrikkelijk vervelend?" nodigt niet echt tot een antwoord. Je kan wel vragen stellen als: "Dat getrek en geduw daarstraks tijdens het spel. waarom was dat?" of "Ik zie dat je het spel boycot. waarom doe je dat?". Als je antwoorden krijgt als "Ik vind dat gewoon leuk" of gewoon geen antwoord.
is het aan jou om te praten.
Probeer duidelijk te maken wat je
Verschillende soorten conflictsituaties
ergert en waarom. Zeg duidelijk welk
gedrag je niet aanstaat, maar breek nooit de betrokken persoon af. Zeg liever: "Tijdens het spel daarstraks duurde het ved l te lang voor je gewoon
wilde gaan zitten." in plaats van "Jij bent altijd lastig en iedereen van de leiding ergert zich mateloos aan jou." Probeer in elk geval goed te luisteren naar wat de jonggids of jongverkenner je te vertellen heeft.
Verschillende situaties vragen om een verschillende aanpak: Vurige situaties: ruzies. vechten, scheldpartijen. Laat de gemoederen eerst bedaren. Je kan geen goede oplossing vinden
als twee jongverkenners elkaar in de haren willen vliegen. Probeer de
agressie te kanaliseren door de betrokkenen duidelijk en rustig te
laten formuleren wat er aan de
hand is. Als iedereen wat bedaard is, kan je pas een oplossing zoeken. Onderhuidse spanningen. Je voelt spanningen, maar je weet niet waar ze vandaan komen. Er is
rook maar je
Oplossingen zoeken
Om tot een oplossing te komen moet je het probleem duidelijk formuleren. Je krijgt een probleem duidelijk door fei-
ziet geen vuur. Jonggidsen troepen samen in vijandige kliekjes, degenen die erbuiten
staan reageren. Probeer het probleem aan de oppervlakte te krijgen
ten en gevoelens van elkaar te schei-
tijdens een gesprek met de ganse groep. Je kan pas een probleem
den:
oplossen als je weet wat het is.
Wat is er gebeurd? - Wat is het probleem? - Wie is erbij betrokken, wie niet? Laat alle betrokkenen aan het woord en geef iedereen de kans zijn bedenkingen en gevoelens onder woorden te brengen. Samen zoek je oplossingen: - Hoe moet het verder? - Wie stelt er wat voor? Hoe kunnen we dit probleem in de toekomst vermijden? Wat leren we hieruit?
Lang aanslepende problemen. Een zwart schaap in een patrouille, derdejaars die samenklitten. jonggivers die systematisch te laat komen
op vergaderingen, jongverkenners die niet verwittigen als ze er niet zullen zijn,... Lang aanslepende problemen zijn dikwijls fundamentele problemen. Kaart ze aan op de jonggiverraad. (maandelij kse)
Over hoe je apeen gezonde manier kan omgaan met jonggivers hebben we het in deel 3.
Geduld is hier het toverwoord.
De voeten op de grond
O Engagementswerking ledereen doet actief mee. dat is vanzelfsprekend. We vinden het goed dat
jonggivers zo veel mogelijk naar de activiteiten komen. We laten jonggivers aanvoelen dat zij door actief mee te doer'. kiezen voor een goed draaiende tak, waar iedereen zich thuis voelt en weet waaraan hij zich kan of mag verwachten. We verwachten dat elke jonggids of jongverkenner zich volgens zijn of haar eigen mogelijkheden inzet.
Jonggivers kunnen hun betrokkenheid bij de groep en de tak op veel manieren tonen. Dit kan door bewegingskledij te dragen. de regels en de afspraken van de groep te kennen en na te leven of door actief deel te nemen.
Een simpel telefoontje van Rik om te verwittigen dat hij volgende zondag niet kan komen omdat hij naar een familiefeest moet. is een goed teken. Daardoor erkent hij dat de tak belangrijk is voor hem. We houden er evenzeer rekening mee dat Margots ouders gescheiden zijn en het voor haar niet
evident is om er iedere week te zijn. We spreken geen waardeoordeel uit over de keuze van die jonggiver.
Belofie. De belofte is een uiting van persoonlijk engagement voor de tak. Jonggivers moeten kunnen
zeggen wat ze waardevol vinden in
scouting en zich kunnen uitspreken over hun concrete inzet in de tak. de groep en daarbuiten. Als extraatje mag je van je derdejaars een speciale verantwoordelijkheid binnen de patrouille verwachten. Zij draaien het langst mee in de tak. kennen de werking van hun groep zeer goed en kunnen daardoor als eerste initiatief nemen.
Totemisatie. Een totemisatie is een erkenning als lid van de groep. De groep spreekt zich op een positieve manier uit over de persoonlijkheid van haar leden. Waardering voor Miekes bezorgdheid kan je onderstrepen in haar totemnaam.
Essentieel aan de engagementswerking is je jonggivers betrekken bij het leven in de tak. de vergaderingen. de afspraken en regels. De belofte. de
totemisatie en nu en dan eens een evaluatie zijn momenten waarbij je
De basispijler 'engagement kan je op twee momenten expliciet ter sprake brengen: bij de belofte en bij de tote-
voelt dat het goed is samen te zijn of dat er jets ontbreekt. Daarbij kom je
misatie.
waarden van scouting.
Qdeel 2 : takwerking
bijna vanzelf uit op één van de
De rituelen bij beloftes en totemisaties
scheppen sfeer en geven het gevoel erbij te horen. Een ritueel staat echter nooit op zichzell. Een ritueel geeft vorm aan jets belangrijks en kan dat verduidelijken. Maar iedereen moet de bedoeling die erachter zit kennen. Wanneer rituelen verzanden in vastgeroeste handelingen zonder betekenis.
durven we de zinvolheid in vraag te
De nadruk ligt hierbij op vriendschap. samenhorigheid. groepsbeleving. behulpzaamheid.... Allerlei proeven om je technische of fysieke bekwaamheid te bewijzen zijn hier niet aan de orde. Je kan eventueel wel een opdracht afspreken. waarbij een jonggiver zijn inzet - ten dienste van de groep - op een duidelijke manier naar voor brengt.
stellen.
Belofte Eigenlijk vragen we NJ de belofte aan
een jonggiver dat hij na een periode van kennismaking -waarin hij jets van de leefregels van de groep leert- toetreedt tot de groep. Hij belooft het spel van scouting mee te spelen volgens de regels en afspraken van de groep. Aan de andere kant belooft de groep hem hierbij te steunen en te helpen.
Tim bereidt z'n belofte voor. "Wat kan ik nu beloven?", denkt hy. "1k ben niet lenig, ben geen held met
sjorbalken en kaartlezen is niet myn grootste talent. Wat kan ik dan doen by de scouts?' Tydeus het gesprekje met de leiding weet Tim te vertellen dat hy wel graag schildert. Als de anderen het
goed vinden. zou Fly graag die onafgewerkte muurschildering van Baden Powell in het jongverkennerlokaal voltooien. Zyn voor-
stel wordt op een warm applaus We vinden een persoonlijke belofte van de jonggivers belangrijk. Een belofte mag geen vrijblijvende standaardcere-
onthaald.
monie zijn. maar moet een uiting zijn
van hoe hij of zij zich concreet gaat inzetten om mee te bouwen aan een hechte en toffe jonggivergroep.
Aan een belofte zijn in principe geen proeven of eisen verbonden. Je vraagt wel een speciale inzet van je jonggiver om de troep mee te helpen opbouwen.
De voeten op de gronci
Omdat er ieder jaar een nieuwe groep wordt gevormd, is het zinvol ieder jaar iedereen (alle jonggivers en leiding) een belofte te laten doen en niet alleen de eerstejaars. Door als leiding actief deel te nemen aan de belofte, verlaag je ook de drempel voor jonggivers om
hun persoonlijk engagement uit te spreken.
Symbolen en rituelen die deel kunnen uitmaken van de beloftewerking zijn: - de jonggiverwet: het beloftelied: het beloftekenteken: het beloftemoment.
Je kan samen met je jonggivers op zoek gaan naar leuke vormen, symbo-
len of rituelen die een uitdrukking geven aan wat we met elkaar willen delen.
Jonggiverwet
De plaats en rol van de wet zijn vandaag niet meer duidelijk bepaald. In
de ene groep is de wet een heilige gedragscode die wekelijks afgedreund
wordt. in de andere groep is de wet definitief verbannen naar de archiefkast. In het beste geval wil men in deze laatste groep de wet nog wel eens gebruiken als opstapje bij een belofte.
Het is duidelijk dat de scoutswet in oorsprong ook geen verordening is. maar een erecode en dat het kennen van de achterliggende gedachte belangrijker is dan de tekst op zich. Het voornaamste is dat een jonggiver tijdens de activiteiten ontdekt wat de waarden en principes van scouting zijn.
We pleiten ervoor de jonggiverwet met
de nodige creativiteit te hanteren. Er moet ruimte zijn voor de betekenissen
die jonggivers zelf aan deze erecode geven. Behandel de wet met soberheid. Jonggivers moeten kunnen groeien in hun engagement en geboeid raken door de waarden van het 'goed samenleven'. zonder dat je de expliciete formuleringen uit de wet naar boyen moet halen.
j deel 2 :takwerking
De Jonggiverwet Wij zijn jongverkenners /jonggidsen /scheepsmakkers.
Zelf zet ik al eens de eerste stap. Eigen initiatief is zeer belangrijk.
We willen jonggivers leren dat kiezen
Een nieuw, gewaagd idee maar ook de eerste stap na een discussie zonder op het eigen gelijk te staan.
voor deelname aan de activiteiten ook een beetje kiezen is voor een leuke groep vrienden en een toffe tak. We vinden het belangrijk dat ze uitkomen voor hun keuze en er ook
achter staan. Wij wagen het avontuur.
Niet alleen een boeiende tocht of overnachten in een hut, maar ook leren samenleven in een patrouille of tak met alle moeilijkheden van dien is een avontuurlijke onderneming.
Wij zijn kameraden en willen eerlijk zijn met elkaar. Met het woord kameraad bedoelen we dat jonggivers solidair met elkaar moeten zijn, niet dat iedereen vriend is van iedereen. Vriendschap is veel
dieper en intenser dan kameraadschap. Wij willen samen werken en lbeslissen.
ledereen heeft evenveel recht om mee te beslissen en mee te werken aan wat er wordt opgebouwd birmen
de tak. Samen werken en beslissen
betekent dat met ieders mening rekening gehouden word t.
Wij zeggen onze mening en luisteren naar die van anderen. Onder vrienden en kameraden moet Je je mening kurmen en durven vertellen. Maar jouw mening is geen wet. Door te luisteren naar anderen, nemen we beslissingen waar iedereen zich in kan vinden.
lk help graag waar ik kan. Helpen is iemand van dienst zijn vóór hij het uitdrukkelijk vraagt. Werk zien of een dienst bewijzen moet niet altijd gevraagd worden. Lk wil wInnen en kan verliezen.
Jonggivers spelen om te wirmen, maw als dat betekent kwaad zijn na de nederlaag zijn we verkeerd bezig.
Meedoen is belangrijker dan winnen. Volgende keer is er een acti-
viteit waarin iemand anders blinkt.
lk respecteer wat waardevol is: de mens, de natuur en het materiaal. Er kan geen sprake zijn van goed samenleven wanneer jonggivers geen oog hebben voor elkaars problemen of warmeer sommige jonggi-
vers buitengesloten worden in een tak. Net zoals we elkaar respecteren, moet er respect zijn voor het materiaal en de natuur waarin we leven en spelen. Jezus' voarbeeld zal ons hierblj helpen.
Dit kan tot uiting komen in de manier waarop we met elkaar omspringen, in de activiteiten die we
wel en Wet doen. We geloven dat Zijn voorbeeld ons zal inspireren om
op een zinvolle manier met elkaar
om te gaan. We werken aan een mooie en rechtvaardige wereld en wellicht kan het oprecht naleven van
Beloftelied
De ganse groep kan zijn verbondenheid en engagement uitdrukken door
Het staat garant voor een sfeervol moment.
het zinr.!en van het beloftelied.
NsaimiusTh-
0,6t
Lam OMNI 1111111111111111111111111!=l WWI=
NW Ai MIIPM.IIIIINNIP
MINIIII611111111..."
o
hebbehl
A
7e -bus
Ple citric!
bdoo
u
z 0,15
G
A
'Cm+
&;1111111911111INEW/11011111111111 Maalkil=hd Wit %MIME
III=.1.111111111111MWAIII110.1 mommar =imp swim 111MIINNINIMIIM w14116Amill MOM
?e/ Ciair wit/ iriebrl 2oucial
bel4te,
Gioudtm
5tetd5
hiea enl fllee
7ezvs, owe Hem,
Wij hebben het gezworen dat gij steeds zoudt Ons hoofd en leider wezen als opperscout. Wij zullen gans ons leven lijk gij 't gebood U volgen en u dienen tot aan ons' dood. deel 2 : takwerking
Tpeiviloc(01
H4'
Beloftekenteken Het belottekenteken krijgt een jonggiver bij zijn of haar eerste belofte in de jonggivertak. Het staat symbool voor
de verbondenheid en de samenhang van de groep (en ook niimer voor de
verbondenheid met de ideeën van scouting in de hele wereld). Het is zeker geen beloning voor het kunnen opzeggen van de wet.
Tydens het kerstweekend zou er een belofie worden gedaan, had de leiding beloofd. Klaas weet niet waaraan hij zich moet verwachten. In kleine groepjes worden ze op tocht gestuurd. Op de eerste post zit leidster Sofie met een cassettespeler. Ze luisteren naar een liecye uit de hitparade. Van Sofie krygen ze de
1:11
Nederlandse vertaling. De jonggi-
Het beloftemoment
Het moment van de belofte valt best
na een periode van kennismaking. ergens op het einde van het eerste trimester. Als je een weekend organiseert.
heb je de mogelijkheid op een rustige
vers schrikken wel van de harde woorden die in dit plezante deunye zitten. Dan vraagt Sofie om er
een alternatieve tekst met een positieve boodschap voor te verzinnen. Leider Jeroen zit op de tweede post. Hy heeft een aantal affiches en tydschriftadvertenties
manier rond een thema als engage-
by van bekende merken. maar
ment te werken.
ook van Arnnesty International en Oxfam Wereldwinkels. Hy vraagt de afftches te vergelyken, een collage te maken en daarby de com-
Het is voor jonggivers niet gemakkelijk iets te beloven voor de groep. Een per-
soonlijke uitspraak van engagement schud jij waarschijnlijk ook niet zomaar uit de mouw. zeker niet als je er plots mee wordt overvallen. Daarom is de manier waarop je een belofte organiseert belangrijk. De vorm en de rituelen die je voor een beloftemoment bedenkt. moeten
merciéle slogans te gebruiken voor het goecle doel en orngekeerd.
Op de laatste post wacht Karlien met een hele berg afvalmateriaal en ander klein knutselgerief.
Daarmee mogen de jonggivers een kerstcadeauye mor elkaar elkaar knutselen.
ervoor zorgen dat je jonggidsen of jongverkenners zich op hun gemak
Terug aan het lokaal. vraagt de leiding om aan de hand van het
voelen en dat de drempel om jets van zichzelf voor de groep te brengen. ver-
liedje. de afftches of het kerstgeschenk iets te bedenken om weer
laagt.
te geven hoe zy zich voor de groep tvillen inzetten dit jaar.
Byvoorbeeld door een stulcje uit
De voeten op de grond
de liedjestekst te halen. een belofteaffiche te maken of een cacleauye te maken dat de belofte symboliseert. De leiding geeft alvast het voorbeeld. Jeroen heeft een collage gemaakt van autoreclames en beloofi niet steeds rnet
de wagen naar de scouts te komen. maar met de jonggivers uit zyn buurt mee naar het lokaal
te fietsen. Sofie en Karlien heb-
ben een 'blikken toren van Pisa' geknutseld. In februart willen ze
met de tak meehelpen aan een
voedselinzameling voor kansarmen in de buttn. De blikken zyn daar hun symbool voon De jonggivers knjgen een half uur de tyd om jets voor te bereiden.
Een belofte kan er erg verschillend uit-
zien. We geven hier een leidraad om een beetje structuur aan het beloftemoment te geven. Een belofte kan uit zes delen bestaan: sfeerschepping: een woordje van de leiding: - persoonlijke voorbereiding:
- presentatie: - afronding: opvolging.
Sfeerschepping
Een beloftemoment hou je in een sfeer van vertrouwen en veiligheid. waarbij jonggivers naar elkaar kunnen en wil-
len luisteren.
ledereen moet zich
thuis voelen in de verbondenheid van de groep. Alleen in zo'n sfeer zullen jonggidsen en jongverkenners bereid zijn jets van zichzelf te tonen zonder bang te zijn dat anderen ermee zullen lachen.
Je kan je jonggivers in een nistige sfeer brengen op verschillende manieren. Zorg voor een aangepaste plaats en tijdstip: op een avond. tijdens een weekend bij een kampvuur. in een ver-
duisterd lokaal met wat kaarsen of rustige muziek. in de vrije natuur op een dauwtrip.... De inkleding is belangrijk. Ze ondersteunt alles. Een belofte kan je inkleden met een verhaal of thema over vriendschap. verbondenheid en inzet voor elkaar. Ook de symbolen die je gebruikt moeten daarvan uitgaan: fakkels en vuur als tekens van warmte. licht en inzet: de groepsvlag en de groepsdas als symbo-
len van de eigenheid van de groep: gesjorde constructies die niet tot stand kunnen komen zonder samenwerking: een kring of ketting als teken van verbondenheid. Je kan je tak ook in de piste stemming brengen met een
groepsopdracht of enkele vertrouwensspelen.
Een belofte kan ook aansluiten bij een chrimenmoment. Sommige groepen
deel 2 : takwerking
verwerken een beloftemoment in een eucharistieviering. Dat kan zinvol zijn als het thema van de mis hetzelfde is als dat van de belofte. De aalmoezenier moet ruimte geven voor de eigen inbreng van de jonggivers. Toch mag je niet de indruk wekken dat jonggivers een speciale belofte voor God uitspreken. Een belofte is ook niet enkel iets voor gelovige jonggidsen en jongverkenners. we staan open voor ieders overtuiging. In God geloven is geen voorwaarde om een zinvolle belofte te doen. Christelijke waarden als solidariteit en naastenliefde zitten nochtans
diep geworteld in al onze scouts- en gidsenprincipes zodat de verwijzing naar 'Jezus voorbeeld' in de jonggiverwet niet zonder betekenis is. Woordje van de leiding
Wanneer je een vertrouwenssfeer en veiligheid hebt opgebouwd. is het belangrijk duidelijk aan de jonggidsen en jongverkenners uit te leggen waar het om draait en wat je van hen verwacht: je vil dat ze zeggen wat ze waardevol vinden in scouting en zich
uitspreken over hun concrete inzet voor de talc. de groep en de wereld
weg helpen. maar kan er ook voor zorgen dat jonggivers je voorbeeld imiteren. Persoonlijke voorbereiding
We vinden het belangrijk dat jonggi-
vers een persoonlijke belofte doen: geen vrijblijvende standaardceremonie. maar een uiting van hoe je mee vil bouwen aan een hechte en toffe jonggivergroep. Als je wilt dat jonggid-
sen en jongverkenners vertellen waar ze zich voor willen inzetten. moet je hen de tijd en de ruimte geven daar even over na te denken. Dit moet je goed begeleiden met de leidingsploeg. Zorg dat iedereen zich rustig kan voorbereiden zonder gestoord of afgeleid te worden. bijvoorbeeld door de jonggivers elk een plekje in het bos of lokaal te laten kiezen. Help hen bij het formuleren van wat ze waardevol vinden in scouting. Geef een duwtje in de rug (loor enkele gerichte vragen te stellen: wat vind je fijn aan de groep. wat niet.
wat denk je daar zelf aan te kunnen doen. welke zijn jouw sterke kanten. welke van jouw talenten kunnen voor
de groep of patrouille van belang zijn....
daarbuiten. Vertel een verhaal over dieren (b.v. een
Overdonder je jonggivers niet. Eerlijk
toegeven dat je het zelf ook niet
stukje uit het 'Junglebook') en vraag achteraf in welk dier ze zich herken-
gemakkelijk vindt. kan een jonggiver geruststellen. Als voorbeeld kan je
nen en welke rol het speelt in de groep. Je kan hen een tekstje. een
vertellen wat je zelf belangrijk vindt en
tekening. een knutselwerkje of liedje laten maken. dat ze tijdens de presentatie kunnen gebruiken.
waaraan jonggivers kunnen zien hoe jij je daarvoor inzet. Dat zal hen op
De voeten op de grond
Presentatie
Jonggidsen. jongverkenners en hun
Maak eventueel een tentoonstelling
leiding presenteren hun belofte aan de
waar alle beloftewerkjes te bewonderen zijn. Ze kunnen ook een permanente plaats in het lokaal krijgen. Je kan ook alle beloftes op papier zetten en in een doos steken. die je verzegelt
groep tijdens een plechtig moment. Hoe plechtig. bepaal je zelf. Dat kan gaan van een stevige formatie met de nodige symboliek (vlaggen. patrouille-
linten....) tot een intiem moment na een dauwtrip. onder een shelter bij een kabbelend beekje. Tijdens zo'n
en begraaft tot op het einde van het
het tekstje. de tekening. het knutsel-
Je besluit de plechtigheid met jets feestelijks. De ganse groep benadrukt daarmee haar erkenning en de waarde die ze hecht aan de gemaakte beloftes. Een applaus voor jezelf. gelukwensen. een receptie. een handdruk van de leiding. het beloftelied of een dankgebed
moment laat je de jonggivers hun belofte uitspreken aan de hand van werkje of liedje dat ze tijdens de voorbereiding hebben gemaakt.
werkjaar Afronding
zijn maar enkele voorbeelden. Zorg voor een zelfgemaakt aandenken of een kleinigheid die je aan je das kan bevestigen. Jonggivers die voor het eerst hun belofte atleggen in de tak. krijgen het beloftekenteken. Opvolging
We vinden het belangrijk dat je een belofte opvolgt. Een belofte mag geen ritueel zijn waarvan de inhoud de week nadien al vergeten is of een stok achter de deur is waarmee je leden op de vingers kan tikken. De wet moet je
niet telkens in herinnering brengen door ze te laten opdreunen tijdens de openingsformatie. Je kan de geest van de wet met je jonggivers herontdekken naar aanleiding van een geslaagde of
COr
deel 2 : takwerking
Kom in de loop
aangepast aan iedere krijger: de
van het jaar nog eens terug op de
totemproef werd gebruikt om de persoonlijke capaciteiten die moesten bijdragen tot het welzijn en de instandhouding van de stam. af te tasten.
mislukte activiteit.
gemaakte beloftes. Laat de jonggivers
een brief aan zichzelf schrijven met daarin hun belofte en stuur die halverwege het jaar naar hen op. graaf de
begraven doos terug op of breng de aandachtspunten van de belofte ter sprake op een evaluatiemoment. Totemisatie
Totemisatie ligt in het verlengde van de belofte. Het is een beloning voor een blijvend engagement en een uitnodiging om zich nog verder in te zetten voor de groep. Het kan jonggivers helpen zichzelf te leren kennen. Het geeft hen iets om naar uit te kijken. om trots op te zijn. Het is een uitgelezen gele-
genheid om iemand in zijn persoonlijkheid te bevestigen en te waarderen.
Totemisatie hoort van in het begin bij scouting. Het is een traditie die Baden van NoordPowell overnam
Amerikaanse indianenstammen en Afrikaanse volkeren. Z,e vergeleken de eigenschappen van dieren, planten en
Totemisatie is een traditie die vandaag
nog steeds werkbaar en betekenisvol is voor scouts en gidsen. De klemtonen liggen enigszins anders dan bij de indiaanse stammen. Onze naamgeving legt de nadruk eerder op sociale
vaardigheden dan op uiterlijke en fysieke kenmerken. Het 'samengroep-zijn' is voor ons immers even belangrijk als de fysieke mogelijkheden bij de indianen. De proeven worden daaraan aangepast. Harde, ruwe en vernederende proeven hebben geen
nut in onze huidige samenleving. De geest van totemisatie blijft behouden. de praktische uitwerking is aangepast aan plaats en tijd. Het is een sfeervol moment met een vleugje spanning en geheimzinnigheid. Daarmee verhogen we de betrokkenheid van de jonggidsen en jonoerkenners met hun groep of tak.
andere natuurelementen met die van een lugger. De krijger kreeg de naam van het dier of natuurelement waarmee hij de meeste eigenschappen gemeen had. Voor z'n totem moest de krijger vaak zeer zware proeven afleggen. Hij moest bijvoorbeeld een tijdje
alleen in de natuur overleven.
Via
deze harde beproeving bewees de krijger een waardig, sterk en listig lid van de stam te zijn. De proeven werden
De voeten op de grond
0
Totemisatie is een totaalwerkvorm waarbij iedere basispijler op een eigen manier aan bod komt
Engagement We erkennen en waarderen je als een vertrouwde telg van onze groep. Een totem is een beloning voor jonggivers die al enkele jaren aan de werking deelnemen. De totemisatie is dan ook een definitieve opname in de groep.
Zelfwerkzaamheid Zo ervaren we jouw bijdrage en deelname aan het groepsgebeuren. Een goede totemisatie staat stil bij de persoonlijkheid en het karakter. De getotemiseerde moet uitgedaagd wor-
den om over zichzelf na te denken. Totemisatie is een bescheiden etappe in de zelfontplooiing van jonggivers.
Medebeheer lk ben het eens met de totemnaam die de tak mj voorstelt. Bij een totemisatie moet iedereen aan zijn trekken komen. Eigenschappen en namen zoek je met inbreng van de jonggidsen en jongverkenners. De getotemiseerde ondergaat de totemisatie niet: hij moet begrijpen wat de
anderen bedoelen en zich uitspreken over z'n
eigen kijk op zichzelf.
Inspraak houdt ook een formele aanvaarding van de naam door de getotemiseerde in. Als de totem niet aanvaard wordt, zoek je eventueel verder naar een andere naam.
deel 2
:
takwerking
Dienst lk wil mijn kwaliteiten gebntiken in het belang van de groep. Een totemnaam aanvaarden betekent meteen ook een nieuw engagement. De getotemiseerde kan met z'n mogelijkheden bijdragen tot het groepsgebeuren. Hij werd tijdens de totemisatie misschien geconfronteerd met minder aangename kantjes van zichzelf.
De aanvaarding van de totemnaam houdt ook de belofte in om ten behoe-
ve van de groep nog verder aan z'n persoonlijkheid te sleutelen.
Ploegwerk
We hebben er samen iets goeds van gemaakt.
Een geslaagde totemisatie is een gelukte samenwerking. Een totemisatie beoogt een sterkere verbondenheid
en hechtere sfeer binnen de groep. Het is geen strijd of competitie. Totemisatie bij Jonggivers De grote lijnen van totemisatie bepaal je best met de groepsraad. Totemisatie
vraagt immers enige continuiteit en afstemming in de groep. Totemisatie moet niet per se bij jonggidsen of jong-
verkenners. maar het kan. Tenminste als je vertrekt vanuit de achterliggende gedachte en het gebeuren aanpast aan je jonggivers. Aileen dan is tote-
misatie zinvol. Een totemisatie bij jonggivers zal er dus anders uitzien dan bij gidsen en verkenners.
Katrijn en Tomrny zullen dit jaar op kamp een totem krygen. Ze zyn twee van de zeven derdejaars en ieder krygt vier jonggivers -die goed bevriend zyn met de kandidaat- en e'en leider toegewezen. De dagen die aan de totemisatie
vooraf gaan, zullen deze viff
nadenken over de eigenschappen van de kandidaat. Ze zullen ieder twee kenmerken opschryven en een beetle uitleg waarom ze er zo over denken. De dag voor de tote-
misatie verzamelt de leiding de briefies van elke kandidaat In een totembus. Op basis van de meningen in de totembus en hun eigen aanvoelen zoekt de leicling
die avond nog een totemnaam. Voor alle veiligheid zoeken ze ook een reservetotem.
Dan breekt de grote dag aan. In de loop van de namiddag krygen alle totemkandidaten een opdracht. Katryn en Tommy moe-
ten met hun patrouille een vlot
bouwen waarmee ze naar het eilanclje in het midden van de
karnpvyver kunnen varen. Maar ze mogen zelf niks doen. ze moeten samen afspreken welke instructies ze geven om het vlot te bouwen. De patrouilleleden hebben de opdracht gekregen enkel
Voor het vallen van de duistemis
zonderen de totemkandidaten zich af Ze krijgen de opdracht
hun naam op een
creatieve manier in een stuk hout te kerven.
Ondertussen bereidt de rest van de groep samen met de leiding de totemceremonie voor. Als alles klaar is, weerklinkt tamtarngeroffeL
in het bosje achter het kampterrein. De andere jonggivers gaan hen zoeken en dragen hen naar
de plaats van de ceremonie.
Terwyl de jonggivers al enkele kampvuurliedjes aanheffen. worden de kandidaten eén voor eért by de Grote Sachem geroepen. Als Katryn aan de beurt is, is ze wel wat zenuwachtig. De Grote Sachem zit met enkele van zyn
naaste broeders in een donker tentje met enkele kaarsen en veel wierook. Na wat geheirnzinnig gebrabbel en een paar bezwerende rituelen maakt het stamhoofd de totemnaam bekend. Het wordt Tagoean. een vrolyke en slimme eekhoom. De Grote Sachem pnjst
Katrijn voor het enthousiasme waarmee ze daarstraks de opdracht slim aanpakte. Ook in linar patrouille vinden ze Katryn
een yverig beestje dat van haar
patrouilleleiders opdragen. niets meer en ook niets minder. Katrijn
patrouille een gezellig nestje wist te maken. Katrijn is erg tevreden met haar totem en keert fier terug naar het kampvuur. Daar gooit ze
Het wordt uiteindelyk maar een klein vlot. Ze moeten vier maal heen en weer varen voor de hele patrouille op het eiland is, maar hun opdracht is volbracht!
U(
Katryn. Tommy en de andere kandidaten verstoppen zich elk apart
letterlyk uit te voeren wat hun en Tommy gaan de uitdaging aan.
fr.Y
symbolisch het stuk hout met haar oude naam op in het vuur en roept haar totemnaam in de vier windstreken. De voeten op de grond
Totemrituelen
Er is geen vaste totemceremonie of totemritueel. ledere groep heeft zijn eigen tradities. Je gaat met je groep op zoek naar een vorm die je passend vindt. Elementen die in een totemritueel thuishoren zijn:
Formeel akkoord gaan met de
ren een waardig karakter geven. Geef een korte uitleg over het hoe en waarom van de totemisatie in de groep.
De getotemiseerden staan centraal. De ledcn die eco totem ontvangen. worden definitief opgenomen in de groep. Zij krijgen van de anderen een
totemnaam.
naam toegewezen en staan in de
De getotemiseerde moet zich vrij kun-
belangstelling.
nen uitspreken over de voorgestelde totem. Het is zeker geen formaliteit en moet duidelijk aanwezig zijn. Als de kandidaat niet akkoord gaat of twijfelt. zoeken we een alternatief.
De ganse tak is bij het gebeuren
Vuur, cirkel. De totemisatie is een feestgebeuren in de groep of tak. Het vuur en de kring symboliseren verbondenheid en
dat er leden in hun tent moeten blij-
samenhorigheid.
Verzamelen van de groep. De manier waarop iedereen samengebracht wordt, is een goede opwarmer voor de ceremonie die komt. Een begin met tromgeroffel, een indianenoptocht. een zoektocht met dierengeluiden.... zet de trend voor het verdere verloop.
Als iedereen er is. kan de
ceremonie beginnen.
Gezang, soberheid, sfeer, inkleding. Totemisatie is alkonistig uit de india-
betrokken.
De betrokkenheid van gans de tak gaat voor op mogelijke geheimhouding van bepaalde rituelen. Net gaat niet op
ven, terwijl de groep nieuwe getotemiseerden opneemt
Speels tintje, een beetje spanning, wat geheimzinnig. Maak de totentisatic niet te zwaar op de hand. We zijn met jonge mensen bezig. De ceremonie dient elementen te bevatten die ze aantrekkelijk maakt voor jonggidsen en jongverkenners.
Een Grote Sachem.
Doorgaans gaat iemand voor in de ceremonie. Die zorgt dat alles ordelijk en vlot verloopt. Het geeft het gebeuren een aangepaste sfeer en een plechtig tint je.
nencultuur. Daar kan je heel wat
Qdeel 2
sfeerscheppende elementen vinden oni
Een blijvende herinnering
in de juiste stemming te komen. Ook liederen of teksten kunnen het gebeu-
Na alloop geefje de getotemiseerde een
: takwerking
tastbare. blijvende herinnering.
De
totemnaam wordt bijvoorbeeld in een stuk boomschors gekrast of op perkament aangebracht. Je kan werken
met een houten dobbelsteen die een
samen leven in de groep. Je verzint proeven in functie van wie ze moet atleggen. Ze moeten voor de jonggiver in kwestie een uitdaging zijn.
ganse jonggiver- (en/of giver-)loopbaan
meegaat en waarop speciale evenementen als belofte. totemisatie of kampen worden aangebracht. Totemproeven De proeven of opdrachten voor de totemisatie moeten op een positieve manier bijdragen tot de totemisatie. ze
moeten aansluiten bij het 'goed
Opdrachten kunnen gericht zijn op: - nadenken over zichzelf of met anderen over zichzelf praten: - op een aangename manier geconfronteerd worden met bepaalde eigenschappen van zichzelf: - kwaliteiten, vaardigheden of kennis. ten dienste van de groep: - een leidende rol in een groepsopdracht.
De voeten op de grond
0
Enkele voorbeelden van opdrachten: vier tastbare voorwerpen zoeken waarmee je jets over jezelf kan vertellen, de
totemkandidaten loodsen de rest van de groep veilig door een rivier of een lastig parcours. een lekker avondmaal
bereiden. een griezeltent inrichten. een verwenparcours installeren.... Totemnamen
De totemnaam bestaat uit twee delen:
een dierennaam voorafgegaan door een adjectief. Meestal wordt zo'n naam in z'n geheel toegekend. maar dat hoeft niet: je kan bijvoorbeeld ook een dierennaam krijgen bij de jonggivers en een voortotem bij de givers.
De dierennaam kies je op basis van karaktereigenschappen. De naam is een zo getrouw mogelijke weergave
Een voortotem is een adjectief dat de dierennaam voorafgaat en hem aanvult of corrigeert. Hij kan een positieve eigenschap toevoegen die niet
meteen in het dier vervat zit of een slechtere eigenschap van het dier afzwakken. Je kan ook een streeftotem als adjectief toekennen. Die duidt op een karaktertrek of eigenschap die voor verbetering vatbaar is. Je formuleert de benaming positief. De getotemiseerde moet evolueren in de richting van die eigenschap. Een streefto-
tem kan na enige tijd wegvallen of aangepast worden. Als je een jonggiver uitdaagt om in een bepaalde richting te evolueren. moet je fair zijn en rekening houden met de vorderingen die hij maakt.
van iemands karakter. waarbij we voor-
al de goede eigenschappen benadrukken. Uiterlijke kenmerken of gelij kenissen liggen niet aan de basis van een keuze. Ze spelen hoogstens mee wanneer je twijfelt tussen verschillende mogelijkheden. Als de dierennaam toevallig lachwekkend is of opvallend verschilt van de verschijning van een jonggiver. kan je misschien beter een alternatief zoeken.
fadeel 2
: takwerking
Totemnamen
Totemnamen vind je o.a. in de bundel
"Duizend Totems en Granaten" van VVKSM.
Het
vuur aan de
schenen In leiding bij Jonggidsen
en Jongverkenners Als begeleidster of begeleider investeer je heel wat tijd en energie in een jonggid-
sen- of jongverkennertak: activiteiten komen niet uit de lucht vallen en je kan jonggivers niet zomaar op pad sturen. ook al verwacht je dat ze zelfstandig zijn. Jonggidsen en jongverkenners zijn bovendien geen programmeerbare mensjes. Ze doen niet altijd braaf wat jij verwacht en ze voeren niet alles uit wat jij in je hoofd haalt. Een eerste deel gaat over hoe je met je leidingsploeg een aanbod voor jonggidsen en jongverkenners uitwerkt. In een tweede deel geven we aan hoe je op een gezonde manier met jonggidsen en jongverkenners omgaat.
Go.
deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
O Takploeg De takploeg is de groep mensen waarmee je bij jonggidsen en jongverkenners in leiding staat. Samen geef je vorm aan de jonggidsen- en jongver-
kennertak. Toch is het niet vanzelfsprekend om een jaar lang efficiènt en
zonder problemen met elkaar om te gaan. Soms Ides je er duidelijk voor
en heeft inspraak in de manier waarop er gewerkt wordt. Takraden hou je met de nodige regelmaat. Hoe vaak je samen gaat zitten. bepaal je zelf. Kies een frequentie die voor iedereen haalbaar is. In het opti-
male geval hou je een takraad voor
om samen ploeg te vormen. soms ben Je eerder toevallig bij elkaar gekomen.
elke activiteit, maar je kan ook meerdere vergaderingen in één keer voorbereiden. Trek voldoende tijd uit om je activiteiten degelijk voor te bereiden.
vriendinnen, soms ken je elkaar nauwelijks. Sommigen zullen zich sterk engageren. anderen veel minder. Voor sommigen is scouting erg belangrijk,
Takraden hou je niet snel even tussendoor. Een vaste dag en een vast uur hebben het voordeel dat de takraad een vast ritueel wordt. ledereen kan er rekening mee houden bij het
Soms ben je al jaren vrienden en
voor anderen is dat geen prioriteit.
op een takraad.
maken van andere plannen. Bepaal de agendapunten die op elke takraad aan bod komen (voorbereiding volgende activiteit....) en laat daarnaast
Takraad
sprake te brengen. Anders vallen vragen of problemen misschien tussen de
Hoe je met elkaar gaat samenwerken voor een geslaagd jonggidsen- en Jongverkennexjaar bespreek je bijvoorbeeld
ruimte om andere onderwerpen ter plooien.
Een leuke plek is een belangrijke
De takraad is het moment waarop leiders en leidsters van een tak bij elkaar gaan zitten om vergaderingen voor te bereiden. een maandprogramma op te
randvoorwaarde voor een goede takraad. Zoek een rustige plaats waar je ongestoord kan vergaderen. Maak het
stellen, te plannen en te evalueren,
gezellig. Een leiderslokaal. waar ande-
taken te verdelen. afspraken te maken, conflicten uit te praten....
ren voortdurend binnenvallen om te
Een takraad is er voor de hele lei-
kletsen. is misschien wel gezellig maar laat niet toe efficrént te vergaderen.
dingsploeg van de tak. leder lid van de takploeg is mee verantwoordelijk voor de tak, bereidt mee de activiteiten voor
takraden zoal kan en zou moeten hebben, zijn:
Onderwerpen waarover je het op
GOHet vuur aan de schenen
kennismaken met je medeleiding: - afspraken maken: - plannen en evalueren: activiteiten voorbereiden: - materiaal- en geldzaken.
mee. Tussen pot en pint worden wel eens sterke activiteiten bedacht of kan
een goed gesprek verhelderend werken. Buiten de tak- en groepsraden roddelclubjes onder gelijkgezinden
oprichten. leidt dan weer vaker tot Takraad en groepsraad
Met je takploeg houd je een takraad.
Maar iedere groep heeft ook zijn
groepsraad. De takleiding houdt de groepsraad op de hoogte van de werking van de tak. Tijdens de groepsraad komen zowel praktische. inhoudelijke als financiéle onderwerpen aan
problemen dan tot oplossingen. De takraad blijft het belangrijkste moment om met iedereen van de takploeg het reilen en zeilen van de tak te
bespreken. Zeker als je mekaar buiten de scouts- of gidsengroep niet zo vaak tegen het lijf loopt.
bod. Wanneer je in de tak geen ant
Kennismaken
woord op een vraag of oplossing voor een probleem vindt. is de groepsraad de plek om dit te bespreken. Je kan er een beroep doen op de hulp en ervaring van medeleiding en groepsleiding. Leiding van andere takken kan soms
een planweekend (of op de groepsraad)
verheldering brengen in de door jou geschetste situatie. Wrijvingen in de takploeg bespreek je met de groepsleiding. De groepsleid(st)er treedt dan op als vertrouwenspersoon. Als dit niet zo is. klopt er iets niet. In dat geval kan je nog steeds terecht in je district (DC). gouw of bij de verbondsleiding.
Op de eerste takraad van het par. op maak je ruimte om kennis te maken. Peil uitdrukkelijk naar mekaars verwachtingen. enthousiasme en engagement. Maak geen veronderstellingen over het engagement van je medeleiding. zorg dat je weet wat je van elkaar kan verwachten. Vragen die je daarbij moet beantwoorden zijn:
Waarom heb je voor jonggidsen of jongverkenners gekozen? Wat spreekt je aan in deze tak. wat is je motivatie?
- Wat wil je dit jaar graag bereiken Takraad en de rest van de wereld
Er is ook nog leven bullen de scouts. Als je op café. thuis. op school, onderweg of gelijk waar iemand van je takploeg tegenkomt, wissel je van gedachten en heb je het over lief en leed in de
tak en in de groep. Daar is niets mis
0 deel 3
:
in Ieiding bij longgidsen en Jongverkenners
met de jonggivertak? Welke activiteiten wil je zeker doen met de jonggivers. welke niet?
Wat zijn je persoonlijke ambities: grondiger voorbereiden. sneller tegen mekaar zeggen wat we niet goed vinden. meer voor en na met de leden praten.... ?
- Wat met de takwerking? Wat vind je belangrijk en waar wil je de accenten leggen? Welke werkvormen zou je willen gebruiken (patrouillewerking. totemisatie. jonggiverraad. belofte....)? Methodiek, de scouts en Ons leven daarbuiten.
Welke plaats heeft scouting in je leven? Hoeveel tijd wil je aan scouting besteden? Wat zijn je bezigheden buiten scouting? - Teken een cirkel of taartdiagram op een blad. De cirkel stelt je tijdsbesteding buiten school of werk voor. - Verdeel de taart in een aantal stukken die aangeven waarmee je in je vrije tijd bezig bent; hoe groter het . oppervlak, hoe meer tijd die activiteit in beslag neemt. - Bespreek elkaars tijdsbesteding, welke plaats neemt scouting hierin in? Hoeveel tijd wil je ervoor reserveren? Ben je tevreden met elkaars engagement? Wat verwacht je meer of minder?
Afspraken ma ken Op een takraad maak je afspraken met elkaar en verdeel je de taken. Een aantal zaken spreek je best uitdrukkelijk en samen af zodat er geen verborgen taakverdeling ontstaat. Niet altijd dezelfde moet opdraaien voor de admi-
nistratieve klussen of zich kwaad
maken. Ook al is de leidingsploeg niet grondig gewijzigd tegenover vorig jaar, dan nog moet je stilstaan bij gewoontes en afspraken: herbekijk de taken. wees kritisch en moedig nieuwe initiatieven van medeleiding aan. Ieders inbreng is belangrijk.
Medebeheer realiseer je niet alleen met de leden. maar ook in de takploeg.
Ook jonge leid(st)ers krijgen de kans ideeen naar voor te brengen. De taken worden zo veel mogelijk verdeeld over
de hele begeleidingsploeg. Je geeft elkaar ruimte om initiatieven te ontwikkelen. verantwoordelijkheid op te nemen en knelpunten of wrijvingen te signaleren. Voor sommige taken kan je een verantwoordelijke afspreken: wie beheert de takkas. het materiaal. wie maakt het maandprogramma. wie is de eindverantwoordelijke (takleider)?
Als leidingsploeg moet je op een lijn staan Als blijkt dat leidster Els meer toelaat dan leider Wim. zullen de jong-
givers hen tegen elkaar uitspelen. Door duidelijk af te spreken wanneer
en hoe ingegrepen of gereageerd
wordt. wat kan en wat niet kan. voorkom je ook onderlinge wrijvingen en frustraties. Het is erg vervelend als steeds dezelfde leid(st)er opmerkingen moet geven. terwij1 de rest van de leidingploeg de andere kant opkijkt. Maak duidelijke afspraken over elkaars engagement. Verwacht je dat iedereen er elke week. zonder fout. is? Zoek ook uit hoe je met de elementen uit de takwerking of bepaalde rituelen wilt omgaan:
Het vuur oan de schenen
0
- Waarover maak je afspraken met de jonggivers: verwittigen bij afwezigheld, perfect uniform 9 - Waarover krijgen de jonggivers inspraak?
Rituelen
Openen en sluiten Openings- en sluitingsrituelen hebben een belangrijke functie. Ze maken aan iedereen duidelijk dat er iets begint of
eindigt en dat de groep dat erkent. Iedereen weet dat er na de opening
-
Hoe ga je om met rituelen als belofte en totemisatie. hoe open je een vergadering: officiële formatie. traditionele patrouillekreten, vernieuwend....?
treden in hun patrouilles.
Als de patrouillekreten geroepen zijn. kan je een jonggiver de vlaggen laten hijsen waarbij alle anderen groeten. Vlaggen symboliseren een yolk of de ideeën van
een organisatie en behandel je met de nodige eerbied.
iets begint: een spel, een uitleg,... De
sluiting zet een punt achter de acti-
jonggivers en hun leiding zijn geen kerstbomen.
Een hoefijzerformatie is een oude manier van de Afrikaanse Zulu's om belangrijke besluiten te nemen. Het stamhoofd stond temidden van zijn meest ervaren stamleden aan de rechte zijde, de jongere krijgers stonden voor hen in een U-vorm. Als je voor zo'n openingsceremonie kiest, laat je de jonggidsen en jongverkenners aan-
:
Door de bewegingskledij te dragen
dat de verbondenheid van de groep uitdrukt. is op z'n plaats.
edeel 3
Uniform
viteiten. Er is plaats voor evaluatie of bemerkingen. Na de sluiting volgt het afscheid, gaan slapen, naar huis.... Een openingsceremonie spreek je als groep al. Het ritueel mag niet te moeilijk zijn en moet de leden aanspreken. Jonggivers hebben geen behoefte aan militaire parades. Een sfeervol ritueel
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
druk je je verbondenheid met de groep
uit en laat je je kennen als scout of gids. Met een uniform verwijs je naar de waarden van de scoutsbeweging. Spreek binnen je tak of groep af hoe je het uniform draagt. Hou het sober:
O Plannen en evalueren Op een takraad maak je plannen. Je zit rond de tafel en bekijkt hoe je een jaar, een trimester aanpakt. Je spuit ideeën voor mogelijke vergaderingen en verliest daarbij de takwerking en de jaarlijn niet uit het oog. Op tijd en stond gebruik je de takraad ook om de voorbije activiteiten en de manier waarop de ploeg functioneert. te evalueren.
Beschouw september als een volwaardige scoutsmaand en start zo snel mogelijk, al was het maar om de niet te missen. 'wervingsboot September is immers ook de startmaand
voor tal van andere vrijetijdsinitiatie-
Stel vastgeroeste gewoontes omtrent een late startdatum in vraag. Vorig jaar ging je misschien pas eind september van start (omwille van een ven.
onduidelijke traditie of massale tweede
Plannen maken
zit). maar daarom moet het dit jaar niet zo lopen.
Het uitgangspunt voor een goede scouts- en gidsenwerking is een goed gevuld jaarprogramma: elke week een activiteit. geregeld een volledige scoutsdag en in elk trimester een weekend. Als er geen te grote belemmerin-
Sta stil bij de vraag hoe je nieuwe jonggidsen en jongverkenners kan
aantrekken (vriendjesdag. opendeurdag. schoolbezoek. reclamefolder....) en hoe je nieuwkomers gaat opvangen.
gen zijn. doen we ons ding zo vaak mogelijk. Wanneer je onregelmatig
Besteed de nodige aandacht aan eerstejaars en nieuwelingen tijdens de eerste activiteiten en betrek de andere
samenkomt. verliezen je jonggidsen en
jonggivers er op een letike manier bij.
jongwrkenners de voeling met de groep en jij met je jonggivers. De start van het werkjaar Als er twee maanden tussen de laatste kampdag en de eerste vergadering liggen. moet je in september veel moeite
doen om al je jonggivers weer terug aan de start te krijgen. De gewoonte is eruit. de draad is doorgeknipt. Herfstontmoeting is het startmoment van het nieuwe scouts- en gidsenjaar.
Een activiteitenprogramma Hoe vul je het programma in? De takwerking reikt je een aantal elementen
aan als bakens in het scouts- en gidsenjaar: dat noemen we de jaarlijn. De jaarlijn vormt de ruggengraat van het jonggidsen- en jongverkennerjaar: patrouilles kunnen het best samengesteld worden na een kennismakings-
periode, geleidelijk geef je meer en
meer inspraak aan je leden, een Het vuur can de schenen
0
totemnaam geef je na een periode van samenwerking en wanneer de jonggi-
vers elkaar beter hebben leren kennen,... Het hele jaar door kan je jonggiverraden houden waar je samen met de jonggidsen en jongverkenners plan-
nen en afspraken maakt. de werking van de patrouilles of de activiteiten
gebeuren er ook dingen in je groep. het district, de gouw en ook nationaal worden boeiende activiteiten georganiseerd.
Elementen van buitenaf waarmee je rekening houdt bij de opmaak van een programma kunnen zijn:
evalueert.... de 'Jaarlijn van een jonggidsen- en jongverkennertak
september-oktober - overgang: afscheid oude leden, verwelkomen eerstejaars - kennismaken plannen en afspralcen maken november opstarten patrouillewerking: indelen in patrouilles
december-januari - engagementswerking: beloftemoment halfjaarlijks evaluatiemoment
februari-maart patrouilles groeten naar zelfstandigheid: patrouilleactiviteiten april-mei-juni - integratie van de patrouilles in de tak - kampvoorbereiding
juli-augustus - kamp - engagementswerking: totemisatie
zie:Interessewerking
biz.46
Elementen van buitenaf
Je tak staat niet alleen. Je onderneemt
\ reel in je tak zelf, maar daarnaast
CI) deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
groepsactiviteiten (eetdagen, jaarmissen. geldacties. groepsfeest....). parochiefeesten of activiteiten van gemeentelijke en provinciale jeugdraden of -diensten: districts- of gouwactiviteiten (dis-
trictsdag. DJ-dagen, vormings- en leidingsweekends):
verbondsactiviteiten (herfstontmoeting. cursus ID of Gilwell, weekend-
je vorming. jaarthemamanifestaties....).
Bovendien kan je deelnemen aan mas-
sa's leuke dingen waar je als scoutsof gidsentak op het eerste gezicht weinig of niets mee te maken hebt. Denk maar aan initiatieven van plaatselijke natuurverenigingen. derdewereldorga-
nisaties. trein-tram-busdag, watersport- of monumentendag. creatieve actiNiteiten in culturele centra. enz.
Zo'n initiatieven vormen een mooie aanvulling op je activiteiten die het aanbod zeker gevarieerder kan maken. Je kan ook andere jeugdwerkinitiatieven in de buurt uitnodigen om samen een activiteit uit te werken. Zeg dan nog eens dat het moeilijk is een gevarieerd aanbod in elkaar te steken.
Feestdagen en vakanties
Wat doe je met feestdagen of schoolvakanties? Je hoeft de vergaderingen op feestdagen niet altijd te schrappen. Natuurlijk kan je niet naast Kerstmis,
nieuwjaar. Pasen of Allerheiligen. Maar niets belet je activiteiten te orga-
niseren op Hemelvaart. Pinksteren. wapenstilstand en nationale feestda-
met maximaal ééri scoutsloze zondag vanaf. De eerstejaars hebben er wei-
nig of geen last van en hoeven hun wekelijkse scoutsnamiddag er niet voor te laten. Dit geeft je de kans tij-
dens die vergaderingen eens extra aandacht te besteden aan de jongste
gen. Ook in de schoolvakanties kan je op het gewone tempo verder gaan met activiteiten. Niet iedereen gaat alle
jonggivers. De oudsten kan je uitnodigen op een examenvergadering om zich eens lekker te ontspannen of om even armen en benen te strekken. De examens van de leiding kunnen
vakantie en jonggidsen of jongverken-
meer roet in het cien gooien. Het komt er dan vooral op aan je als lei-
schoolvakanties met z'n ouders op ners die de ganse vakantie thuisblij-
ven kunnen jouw sprankelend scoutsof gidsenaanbod best gebruiken. Het zijn bovendien ideale periodes om met langere en speciale activiteiten tilt te pakken. En als er veel jonggivers afwezig zullen zijn, geeft die kleinere groep een heel andere dimensie aan je activiteit. Wanneer je door de jaren heen een zekere regelmaat inbouwt bij
de invulling van deze vakantieperio-
des. zullen de jonggivers en hun
ouders er ook aan wennen en er rekening mee houden. Examens
Zowel leiding als jonggidsen en jong-
verkenners worden af en toe met de
dingsploeg goed te organiseren en wat vindingrijkheid aan de dag te leggen: - ontsla studerende leiding van voorbereidingen: - bouw de jonggiveractiviteiten in als
een ontspanning tijden de blokperiode:
- spreek tijdig mensen aan als vervanger en helper (andere leiding. groepsleiding, vrienden. oud-leiding):
- organiseer groepsactiviteiten samen met andere takken en reserveer acti-
viteiten die minder voorbereiding vragen (zwemmen. schaatsen. filmof toneelvoorstelling. sportinitiatie....) voor deze periode. Je kan ook ouders aanspreken om mee toezicht te houden tijdens deze activiteiten.
neus in de schoolboeken geduwd.
Examens en tweedezittijden zijn grote stoorzenders in vele programma's. De examens van jonggivers vormen niet echt een probleem voor de activiteiten.
De middelbare scholieren komen er
Bekend maken
Voor jonggivers is het belangrijk om regelmatig bij elkaar te komen. maar er moet ook een duidelijk programma Het vuur aun de schenen
0
zijn.
Zo weten ze waaraan ze zich
kunnen verwachten. Scouting wordt dan een activiteit om rekening mee te houden in hun week en op de kalender van het gezin. Plan daarom ook tijdig je weekends. meerdaagse of spe-
ciale bijeenkomsten en informeer leden en ouders vooraf. Als je vreest voor een lage opkomst. vraag vooraf duidelijk wie zeker aanwezig kan zijn en wie niet. Met een gevarieerd aanbod dagen we jonggivers uit hun mogelijkheden en interesses te ontdekken
ne: interesseweriong biz. 46
- Hoe informeer je de leden ? Een brief-
je aan de ouders. programmaboekje van de groep. maandelijks programma. trimesterieel programma. speciale uitnodiging, kampboekje.... - Hoe onderhoud je het contact met de ouders ? Opendeurdag. info-avond,
huisbezoeken (alle ouders, nieuwe ouders). brief voor de ouders, acti-
viteit samen met de ouders. een
je takploeg om weer goed vooruit te kunnen. Stilstaan bij de activiteiten die je in elkaar stak, evalueren hoe de sfeer was. hoe je samenwerkte.... Hou ook rekening met de opmerkingen die de jonggivers tijdens de evaluatie op de jonggiverraad maakten.
Maak op een evaluatietakraad eens een lijstje met de beste, de strafste. de
leukste. maar ook de slechtste en de
Je krijgt onmiddellijk een duidelijk beeld van wat jij en je medeleiding vonden van het voorbije trimester. Weten waarom geflopte vergaderingen.
een activiteit een succes of een diepte-
punt was, kan een grote hulp zijn bij
het verzinnen en voorbereiden van nieuwe actWiteiten. Ga na of er voldoende variatie zit in de activiteiten die je aanbiedt.
beroep doen op ouders voor vervoer
en andere logistieke steun. ouders informeren door hen op de hoogte te
brengen van de afspraken met de jonggivers.... .
Achterom kijken Zowel de activiteiten als de manier waarop je leidingsploeg functioneert. moet je af en toe eens evalueren. Programma
Je blikt best regelmatig terug op de voorbije vergaderingen (b.v. op het einde van een trimester). Je moet ook af en toe stilstaan bij de werking van
0
deel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
Evalueer welke spelen je veel speelt door volgende vraagjes te beantwoorden: -
In welke mate hangen je activiteiten af van een sterke structuur dan wel
van impulsen van het moment? Gestructureerde spelen zijn spelen met een duidelijk speldoel en strakke regels. zoals voetbal, schaken. verstoppertje,... Impulsgerichte spelen zijn minder afgelijnd, hebben
een minder duidelijke bedoeling, behalve dan het spelplezier (toneel spelen, exploratietochten, kampen bouwen op tocht,...) - In welke mate hangen je activiteiten af van de begeleiding of zijn ze sterk gericht op de spelers?
Begeleidingsgerichte spelen zijn speelsituaties waarin de begeleiding de regels bepaalt. de tijd en de ruim-
Enkele vragen die je helpen om stil te staan bij wat voorbij is.
te duidelijk afbakent, het speldoel bewaakt, organiserend en regulerend optreedt. Spelergericht zijn spelen waarin het initiatief aan de spelers wordt gelaten, de spelers
vergaderingen? Wanneer moest je even slikken? Wat dacht je toen? Wat zijn jouw ambities als leid(st)er?
beslissen zelf om het spel af te
maken of te stoppen als ze het niet meer leuk vinden.
Wat vond je prettig aan de vorige
Wat vind jij belangrijk bij jonggidsen/jongverkenners? Komen jouw ideen voldoende aan bod in de takploeg? Mis je iets? Hoe evolueert je tak?
Wat zou je dit jaar nog graag zien Wij, de takploeg
Geef elkaar op een takraad ook de kans te vertellen wat er in je omgaat en neem de tijd om aandacht te heb-
ben voor de leiding waar je mee samenwerkt. Zo krijg je ook oog voor het feit dat Kathleen zo moeilijk loskomt. weet je dat Lieve op tocht het rugzakje van Bart droeg die misselijk was geworden. waarom je medeleider plots uitvloog tegen één van de jongverkenners.... Wanneer je het nooit
over zulke voorvallen hebt. komen eventuele negatieve gevoelens tegenover een medeleid(st)er nooit ter spra-
ke. En daar kan je werking nodeloos onder lijden.
gebeuren?
Vind je dat het werk evenwichtig verdeeld is?
Kritiek geven is niet altijd gemakkelijk. Richt je rechtstreeks tot de persoon op wie je kritiek hebt. Zeg dus
niet tegen Bram dat je het niet tof vindt dat Hanne haar weekendverhalen uitgebreid vertelt tijdens de speluitleg, maar zeg het Hanne zelf. Enkele vuistregels om 'opbouwende kritiek' te geven.
1.Beschrijf kort de situatie of her haal wat iemand gezegd heeft. 2.Zeg hoe jij de situatie of het gezegde interpreteert. 3.Zeg welk effect dat op je heeft. 4.Luister naar de redenen/ argumenten. 5.Als je kritiek weinig aan de situatie verandert, kan je ook zeggen hoe Je het graag anders had gezien. 6.Vraag de anderen wat zij van de geschetste situatie vinden.
C.
O Activiteiten voorbereiden Met een gevarieerd aanbod dagen we jonggivers uit hun mogelijkheden en interesses te ontdekken interessewerking biz. 46
Op een takraad bekijk je niet alleen de activiteit van volgend weekend. maar hou je ook de planning op langere termijn in het oog. Een week voor het
ken is dat je vooraf weet wat je wil bereiken en je voorbereiding daarop
vinden. lijkt niet realistisch.
kan afsternmen.
Doel
Criteria
Voor je een activiteit kan uitwerken moet je een idee hebben. Meestal is
Een activiteit heeft een aantal eigenschappen of kenmerken. Sommige eigenschappen (veiligheid. zinvolheid....) moeten álle activiteiten hebben. andere vereisten stel je zelf. Door vooraf te bepalen aan welke criteria een activiteit moet voldoen. geef je er een duidelijke richting aan. We dermiëren de algemene en de spe-
dering. Je kan ook anders te werk gaan: in plaats van je dadelijk af te vragen welke activiteit je wil doen (b.v.
bosspel). bepaal je eerst het doel van de activiteit. Een doel is hetgeen je wil bereiken met de activiteit. Dit moet niet groots en spectaculair zijn. Mogelijke doelstel-
lingen kunnen zijn: kennismaken.
leren sjorren. fysieke inspanning als afwisseling tijdens de examens. een maaltijd klaarmaken, de sfeer verbete-
ren. sport beoefenen. verwondering
0 deel 3 :
EHBO-beginselen toepassen.... Het voordeel van deze manier van wer-
kerstweekend nog een verblijfplaats
dat een vaag idee over de soort verga-
Hoe je jonggivers technieken aanleert lees je in deel 4.
een vuurtje maken. een kaart lezen.
voor de natuur.... Met de interessewerking willen we o.a. dat jonggidsen en jongverkenners zich uit de slag leren trekken. Jonggivers kunnen tijdens de drie jaar in de jonggivertak allerlei vaardigheden onder de knie krijgen. Het aanleren van deze vaardigheden kan ook een doel zijn. We denken aan een fietsband plakken.
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
cifieke criteria als volgt:
- Algemene criteria zijn van toepassing op alle activiteiten. Elke activiteit moet veilig. zinvol. aangepast aan de leeftijd en verantwoord zijn. ledereen moet erbij betrokken zijn. je gaat respectvol om met elkaar. met materiaal en de omgeving.
- Specifieke criteria kunnen variëren. Je bepaalt zelf of de activiteit speels. avontuurlijk. efficiënt (opruimen). rustig. sereen (chrimenmoment). plezierig. actief en/of ontspannend moet zijn.
Randvoorwaarden Als je het doel en alle vereisten kent. bekijk je de uitgangssituatie. Sommige omstandigheden (40 jonggidsen. niet iedereen heeft een fiets bij. het is januari. het regent. er zullen
maar twee leidsters zijn. een klein lokaal....) beperken de mogelijkheden. Door deze randvoorwaarden liggen een
aantal onderdelen van de activiteit vooraf vast.
Zes onderdelen Een activitcit bestaat uit een aantal vaste onderdelen: tijd (wanneer). plaats
(waar). materiaal (benodigdheden). personen (wie er allemaal meedoet).
werkvorm (wat je doet) en thema (waarover het gaat). De meeste onderdelen liggen voor de hand. toch is het belangrijk i.e te duiden in het geheel. Als je gedurende het jaar !Armen elk onderdeel (plaats.
werkvorm....) variëert. bekom je een gevarieerd aanbod. Daardoor kunnen jonggidsen en jongverkenners zich zo volledig mogelijk ontplooien en worden ze gemotiveerd om hun grenzen te ver-
leggen en om hun interesses en
vaardigheden te tonen.
Kijk als de activiteit volledig op punt
staat terug naar het vooropgestelde doel en de criteria. Ga na of de activiteit er nog aan beantwoordt en stuur
Het vuur aan de schenen
0
-
Afwerken
- Jouw enthousiasme tijdens de speluitleg moet aanstekelijk zijn. Een activiteit is al half geslaagd als je de jonggivers kan motiveren er iets van te maken. - Geef een duidelijk start- en eindsig-
Maak afspraken tussen de leiding en verdeel de taken. Zet de krachtlijnen van je activiteit op papier. maak een inschatting van de tijd voor de verschillende onderdelen en ga na hoe je het nodige materiaal verzamelt. wie
wat knutselt of voorbereidt. welke
impact de activiteit op de takkas heeft....
Spreek af wie de speluitleg geeft en hoe je de vergadering start. Onderbreek tijdens de speluitleg je medeleid(st)er niet, dit werkt verwarrend voor de jonggivers. Voor je begint
vraag je de aandacht van de jonggivers. een goede inkleding kan hierbij helpen. Met een leuke inkleding heb je vaak meer succes. Als je een activiteit doet waarvoor een aantal regels of afspraken gelden, hou je rekening met volgende dingen:
- Zorg dat het spel of de activiteit logisch en eenvoudig in elkaar zit. Je
moet het zelf goed kennen. Spreek traag en luid zodat iedereen je verstaat. Door het spel chronologisch uit te leggen. beperk je de vragen. Controleer of iedereen de spelregels begrepen heeft om achteraf discussies te vermijden. dit kan je de 'vragenminuut. noemen.
0 .
deel 3
:
Baken steeds het spelterrein duidelijk af. Geef indien nodig uitleg over het spelmateriaal en maak de jonggivers attent op verkeers- en veilig-
eventueel bij. Durf af en toe eens een idee te laten vallen en met jets anders te beginnen.
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
heidsregels.
naal.
0 Veiligheid en verantwoordelijkheid Vair elk kamp of weekend zei de
moeder van Filip het opnieuw: "Filip. vergeet niet dat je met kinderen van iemand anders op stop
bent!" "Ja. ja. moms", was steevast zijn antwoord. Het is niet vanzeffsprekend dat ouders hun kostbaarste bezit voor een weekend. een week of tien dagen aan 'vreerndere toevertrouwen!
Kinderen zijn inderdaad het meest kostbare bezit van ouders. Ouders geven je als leider of leidster het vertrouwen om voor hun kinderen te zorgen. Wanneer je je taak naar behoren uitvoert. zal je met ouders weinig problemen hebben. Integendeel, je inzet wordt gewaardeerd. Maar wanneer
het misgaat. zijn ouders niet meer voorspelbaar. Je hebt hun vertrouwen beschaamd. Als het om hun kinderen
gaat. staan ze snel op hun achterste polen!
Vera ntwoordelijkheid en
aansprakelijkheid De verantwoordelijkheid voor een groep jonggidsen en jongverkenners is
niet te onderschatten. Wat houdt die verantwoordelijkheid voor leiding juist
in? Ouders vertrouwen op jouw verantwoordelijkheidsgevoel om goed voor hun kind te zorgen tijdens een activiteit. weekend of kamp. Jezelf verantwoordelijk voelen is een eerste stap in de goede richting. Het mag je niet loslaten, zonder echter te vervallen in eeuwig gezeur over dit-mag-niet en doe-dat-niet! Wees verantwoord maar bederf de pret niet!
Naast deze morele verantwoordelijkheid is er de wet. Wanneer kan je verworden? gesteld an twoordelijk Aansprakelijk zijn is verantwoordelijk zijn voor je daden. De gevolgen van je handelingen dragen. Om te beginnen: elk geval is anders. Zo denkt de wetgever er ook over. Je kan aansprakelijk gesteld worden als volgende drie dingen aangetoond kunnen worden: - een fout: een slachtoffer:
- en een oorzakelijk verband tussen fout en slachtoffer.
Niet voorzichtig genoeg zijn kan een fout zijn. het overtreden van de wet en het plegen van een misdrijf ook. Een misdrijf of het overtreden van de wet is het duidelijkst. Bij 'onvoorzichtigheid.
is er discussie mogelijk. De wetgever gaat ervan uit dat je als leid(st)er twee grote plichten hebt: een organisatieplicht en een toezichtplicht. Het vuur aan de schenen
0
Organisatieplicht jouw gezichtsveld. Het kind gaat Een leidingsploeg organiseert acthitei- de strain op en er gebeurt een ten en moet die goed voorbereiden: de ongeval. Je kan aansprakelijk richtlijnen van VVKSM volgen. zelf gesteld worden wegens nalatiggoed gevormd zijn. de verkeersregels heid en orwoorzichtigheid. respecteren. zorgen voor veiligheid.... Tydens een activiteit springer] Dit is de organisatieplicht. Twee voorjonggivers van een vrij hoge muur. beelden: Je bent niet aanwezig op de plaats Tyclens een avondwancieling van van de sprong. Er doet zich een de jonggivers rijdt een auto op de valparty voor met schade. groep in. Ze lopen aan de verkeerOmwille van jouw gebrekkig toede kant van de weg (rechts i.p.v. zicht of het niet nemen van vollinks) en dragen geen rejlecterend doende voorzorgsmaatregelen materiaal. De leicling kan aankan je aansprakelyk gesteld worsprakelyk gesteld worden. den. Tegen de richtlynen van VVKSM
word( een nachtelyke dropping georganiseerd by jonggivers. Een groepje kornt in de problemen: e'en
van de jonggivers komt in het water terecht en heeft ernstige let-
sels. De leiding kan aansprakelijk gesteld worden.
De goede huisvader of het gezond verstand
Wanneer er tijdens een activiteit iets misloopt. hanteert de wet het principe van de 'goede huisvader'. Dat is een wat vaag begrip om te bepalen xvat een
Toezichtplicht De tweedc plicht is de toezichtplicht.
Deze plicht geldt van het begin van een acthiteit tot het einde ervan. Het aantal begeleiders moet redelijk zijn en in verhouding tot het aantal leden. Het toezicht moet degelijk zijn. d.w.z.
dat er een leider is waar de kinderen en jongeren zijn. Hij moet actief bij hen zijn. d.w.z. reageren op wat ze doen. Bijvoorbeeld: Je zet een moeilyke jonggiver als
strqf een tijdje uit de groep. De jonggiver staat niet meer binnen
0 deel 3
:
in leiding bij longgidsen en longverkenners
normaal iemand in een bepaalde situatie zou doen. Het is een kwestie van gezond verstand. Wanneer je met de leidingsploeg een goede voorbereiding kan voorleggen. kan jou niets verweten worden. tenzij je de regels en richtlijnen niet respecteert! Een nachtelijke dropping met de jonggivers kan goed voorbereid zijn. maar VVKSM zegt duidelijk dat dit niet kan. Je zal
daardoor weinig verhaal hebben bij eventuele problemen! Wanneer een jonggiver zelf wegloopt en onder een auto loopt. treft jou. volgens het prin-
cipe van de goede huisvader. geen
schuld. Je kon dit immers niet voor-
Veilig Gedrept
zien.
Vellig Gedropt' heipt je op weg bij het organiseren van droppings. Het is een soort visum met adviezen en richtlijnen om een dropping grondig voor te
Wat is belangrijk om weten wanneer het over verantwoordelijkheid gaat? Een paar vuistregels: - bereid je activiteiten grondig voor: respecteer de richtlijnen van VVKSM en alle andere veiligheidsvoorschriften:
zet mogelijke knelpunten op papier (niet Mien. geen grote wegen oversteken. geen cafebezoek. op de staf-
kaart blijven. steeds in groep blijven....):
- laat jong,givers zo weinig mogelijk onbewaakt achter. Wees voorzichtig en alert.
bereiden met veel aandacht voor de Veilig gedropt' bevat ook een certificaat waarmee je kan aanto-
veiligheid.
nen dat je dropping degelijk werd voorbereid.
Veiligheid activiteit moet zijn. Duizend en één kleine dingen kunnen misgaan tijdens een activiteit. Probeer Elke
alle mogelijke gevaren te voorzien. risiHet Kam pvisuM
co's uit te sluiten en op je hoede te
Het Kampvisum is een handleiding bij
zijn.
de kampvoorbereiding en een hulp-
Wees je bewust van een aantal risico's
middel om de kwaliteit van de kampen
\vat bet reft:
te verzekeren. Je vindt in het Kampvisum een lijst met alle handelingen die je in de loop van het werkjaar in
tocht en dropping: vutir: - hoogte: water: slaapplaats ci liachtrust.
het oog moet houden, wil je met alles in regel zijn (verzekering. Aan het Kampvisum zit ook een forme-
le kant: dat luik omvat een kampeerovereenkomst met de eigenaar van het terrein en een 'kampengagement waarmee groepsleiding en districtscommissaris zich uitspreken over de degelijkheid van de kampvoorbereiding. VVKSM verwacht dat dit Kampvisum voor elk kamp volledig wordt ingevuld
en dat de groepsleiding het gebruik van het Kampvisum opvolgt.
Tocht en dropping
Op tocht of dropping gaan is leuk Voor je op tocht vertrekt. moet je veten welke maar tegelijk risicovol.
regels je moet respecteren. \Ve geven de belangrijkste:
- Loop links van de weg. Je ziet de automobilisten aankomen en je kan Het vuur aan de schenen
reageren als er jets misloopt (b.v. als
een automobilist je niet gezien heeft). Je hoort wel eens dat een groep met begeleider tangs rechts moet lopen. Dal mag, maar het
Voor je op tocht of dropping vertrekt.
maak je de nodige afspraken met de jonggidsen en jongverkenners. - Verbied liften zeer duidelijk. zet het
desnoods op de stalkaart of op een
moet niet. Net is ook niet duidelijk
begeleidende brief. Maak de jonggivers ook duidelijk dat meerijden met
wat de wet onder een groep met
begeleider verstaat. Op tocht valt een groep soms snel uiteen in verschillende kleine groepjes. Dus als er geen voetpad, berm of fietspad is. loop je altijd links.
- Speel nooit zelf voor politieagent. Dit is niet wettig zonder getuigschrift van gemachtigd opzichter. In het donker, bij mist of een combinatie van schemer en zware regenval
draagt iedereen (leden en leiding) steeds reflecterend materiaal.
- Stuur jonggivers nooit op tocht of
vreemden. zelfs wanneer ze zeer vriendelijk zijn en je spontaan terug willen brengen, ten strengste verboden is. - Druk de jonggivers op het hart altijd samen te blijven.
- Maak duidelijke afspraken met de derdejaars en wijs hen op hun verantwoordelijkheid. Welke voorbereidingen tref je? Stuur jonggidsen en jongverkenners
zo weinig mogelijk over verharde
dropping na zonsondergang.
wegen. -
Wat geef je zeker mee aan jonggidsen of jongverkenners die op tocht of dropping vertrekken ? Voorzie steeds reilecterend materiaal.
Zorg dat je jonggivers een identiteitskaart op zak hebben, het adres van de kampplaats kennen. - Wanneer de dropping in een anderstalig gebied plaatsvindt. geef de jonggivers dan een lijst met stan-
daardzinnen mee die ze in nood kunnen gebruiken.
- Voorzie per ploegje een compacte EHBO-kit.
Voorzie een envelop met daarin duidelijk de plaats en het uur van aankomst.
co'
deel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
Blijf redelijk wat betreft tijdsduur en afstand.
- Verken de route zelf op voorhand. Zo vermijd je dat de jonggivers in moeilijkheden komen omdat je kaart
niet meer klopt.
Gebruik steeds
recente kaarten. Voorzie genoeg controleposten. Voorzie een contactmogelijkheid voor noodgevallen. Geef een makke-
lijk te herkennen plaats (b.v. een kerk) en een telefoonnummer op. Ga regelmatig kijken op die plaats. Reken niet voor 100% op een GSM of
een bieper. Geef noodgeld mee en een telefoonkaart zodat ze je kunnen bereiken.
- Maak de groepjes niet te groot (maximum 10 personen).
- Bereid jonggidsen en jongverkenners voldoende voor aan de hand van techniekenvergaderingen.
Ga
een aantal keer op oefentocht met stafkaart.
De regels van VVKSM
Afdeling Bos en Groen).
Jonggidsen en jongverkenners mogen zelf vuur maken, op voorwaarde dat je hen daarbij grondig begeleidt. Enkele tips: - Vraag voor ieder kampvuur en kook-
vuur steeds de toestemming aan de eigenaar. gemeente en boswachter. Blijf met vuur op een veilige afstand van bomen. bos (minimum 100m) en tenten.
1.A1le leden en leiding dragen steeds reflecterend materiaal in het donker.
- Kookvuren maak je bij voorkeur
bij mist of bij een combinatie van schemer en regen. De leiding is ver-
onder een shelter. zo verminder je de kans dat vuurdeeltjes gaan rondvlie-
plicht op het gebruik ervan toe te
gen.
zien.
2.Droppings tangs de verharde openbare weg zijn verboden tijdens week-
endnachten. Je mag verharde openbare wegen enkel kruisen of gebruiken als korte verbindingen. 3.Avond- en nachtdroppings zonder
begeleiding zijn enkel toegestaan voor gidsen. verkenners en jins. Dit is dus een verboden activiteit voor jonggidsen en jongverkenners. 4.Leiding moet op de hoogte ziln van de reglementering en van de noodza-
Laat een brandend vuur nooit onbewaakt achter. Beperk vuur tijdens of na een lange periode van droogte. - Hou bij elk vuur twee emmers zand binnen handbereik. Na zand. water erover.
Bij brandwonden: eerst véél water. de rest komt later.
- Het is verboden benzine of petroleum te gebruiken bij het aansteken van een vuur. de gevolgen kunnen
Leer jonggivers tochttechnieken voor je ze
op tocht stuurt.
vreselijk zijn.
kelijke voorzieningen. Hoogte
Vuur
Het is in alle bossen verboden 'vuur te maken en te dragen'. In alle bossen en binnen een afstand van 100m rond een bos is het verboden gelijk wat in brand te steken. tenzij je de toestem-
ming hebt van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (AMINAL.
Het is leuk om met jonggidsen en jongverkenners de begane grond te verlaten en de hoogte in te gaan. Een val van éért meter kan echter al ernstige gevolgen hebben. Zorg dus voor voldoende zekeringsmateriaal en respecteer de veiligheidsvoorschriften:
Het vuur con de schenen
0
-
In bomen klimmen houdt gevaren in. Wijs je jonggivers op die gevaren
en jaag hen uit bomen die jij als gevaarlijk beschouwt.
Klimmen en speleologie zijn absoluut verboden zonder gebrevetteerde begeleiding.
Bij torens en andere sjorconstructies op kamp zorg je voor degelijk materiaal. Wees voorzichtig bij het uitvoeren van het bouwwerk (zorg voor een stevige basis. beveilig indien nodig. neem geen onnodige risico's). Spreek duidelijk met de jonggivers af of er al dan niet op de toren of constructies geklommen mag worden.
- Ook katrollen. kabelbanen en commandoparcours houden een groot risico in. De kennis van dergelijke
installaties is zeer belangrijk. Als niemand van je leidingsploeg onderlegd is. organiseer zo'n activiteit dan niet. Laat je begeleiden als je het toch wilt doen! Water Niel alle jong,givers kunnen even goecl zwemmen. Bovendien zal een jonggids of jongverkenner niet zo snel toegeven dat hij niet kan zwemmen. Enkele nuttige tips: Informeer vooraf bij je leden wie wel (goed) en niet (goed) kan zwemmen.
Je kan dit ook persoonlijk vragen om de drempel te verlagen. - Hou steeds toezicht, zowel tussen de
leden in het water als van op de
Qdeel 3
:
in Ieiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
oever. Aan de kant hou je een beter overzicht op de hele groep. - Baken een gebied af waar gezwommen mag worden. - Respecteer de verbodsborden. - Riviertjes hebben soms een verraderlijke stroming. - Zeewater heeft eveneens een gevaarlijke onderstroom. Zwem enkel in bewaakte zones. - Wees voorzichtig bij een vlottentocht. Een vlot dat kantelt is zwaar en jonggivers in paniek reageren niet altijd even kordaat. Jonggivers die niet goed kunnen zwemmen. dragen bij voorkeur een reddingsvest. Bij sterke stroming draagt iedereen een zwemvest.
- Stap niet over dichtgeworen rivieren of meren zonder uitdrukkelijke toestemming van de plaatselijke overheid.
- Ga niet op het water in het donker
- Laat de kamers of tenten regelmatig verluchten. - Jonggidsen en jongverkenners hebben ongeveer 8 uur slaap nodig.
Eerste hulp En wat als er toch iets gebeurt? Zorg ervoor dat iemand van je leidingsploeg
de grondbeginselen van EHBO kent. Bereid je voor op het ergste. Hopelijk heb je het nooit nodig. maar als het wel zo is. zal je blij zijn dat je het kan! Let wel: EHBO dient enkel om de eerste zorgen toe te dienen. De echte verzorging en toediening van geneesmiddelen laat je beter aan een dokter over. Zorg dat je altijd en overal een dokter (van wacht) kan bereiken. Als je twij-
felt aan de ernst van een letsel. raadpleeg altijd een arts. Beter te vroeg dan te laat.
en bij onweer.
ledere scout of gids die meedoet aan -
Slaapplaats en nachtrust
Weekends en kampen zijii vermoeiend. Bezorg jonggidsen en jongverkenners een geschikte slaapruimte en gun ze voldoende nachtrust. Onthoud
een activiteit, moet verzekerd zijn. Zorg er ook voor steeds de nodige formulieren (aangifte van een ongeval....).
medische steekkaarten en telefoonnummers van alle leden. leiding en foeriers bij te hebben.
het volgende:
- Geen gas-. hout-. of kolenkachels gebruiken in slaapvertrekken. Zet de verwarming altijd minstens één uur voor het slapengaan uit. Controleer de evacuatiewegen en de aanwezigheid van de nodige brandbestrijdingsmiddelen. vuur aan de schenen QHet
Wat is de basisuitruSting van een EHBOkoffer?
Geneesmiddelen voor inwendig gebruik: tegen diarree, verstopping,
spijsverteringsstoornissen, keelp ijn koorts. pijn: geneesmiddelen voor
Verzekeringen Als je in leiding staat. is het goed te weten wie in welke omstandigheden verzekerd is en hoe een verzekeringsgeval behandeld wordt. Niet enkel je
secretaris moet deze zaken kunnen uitwendig
gebruik: insectenbeten, spierpijn. verstuiking, zonnebrand. brandwonden; - ontsmettingsmiddel: - verbanden: kleefpleisters, steriel wondverband, zwachtels. driehoeksverband; - koortsthermometer;
- schaartje, pincet. veiligheidsspelden... : EHBO-gids.
opknappen. Zo kan je ouders snel inlichten over het verdere verloop als
zoonlief tijdens een vergadering met zijn fiets de brievenbus van een buur heeft omvergereden.
Hier vind je in grote lijnen wat zoal verzekerd is en wat er na een ongeval moet gebeuren. Je bent voor drie soorten ongevallen verzekerd: - persoonlijke ongevallen: zoonlief brak een been toen hij de brievenbus ramde (lichamelijke letsels);
- burgerlijke aansprakelijkheid: de brievenbus van de buurman is stuk
(schade aan derden en rechtsbijEmstige ongevallen moet je onmiddelfijk melden aan VVKSM. Ook tijden weekends en vakantiedagen is er steeds iemand bereikbaar via het semadigitnummer dat meegedeeld wordt op het
antwoordapparaat van het verbondscentrum (03/231 1620). Je komt dan terecht op de semafooncentrale. Daar vraagt men om je "numeriek bericht" In te tikken: dit is het telefoonnummer (mét zonenummer) waarop je bereik-
baar bent. Je sluit dit bericht al met een helge (gebruik dus een toestel met druktoetsenl). Een verantwoordelijke van VVKSM belt je dan zo snel mogelijk terug.
0 deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
stand):
- brand- of stormschade aan het lokaal of groepsmateriaal.
ledereen die het lidgeld van VVKSM
betaalde en op de ledenlijst van zijn/haar groep staat. is verzekerd.
Foeriers en medewerkers kan je voor een specifieke periode verzekeren. De verzekering geldt tijdens alle toegela-
ten scouts- en gidsenactiviteiten die plaatsvinden in aanwezigheid van of in opdraeht van de leiding. op weg van en naar het lokaal of de plaats van bijeen-
komst en op kamp in binnen- of buitenland.
Bij lichamelijke schade moet een arts altijd een geneeskundig getuigschrift invullen. Zo'n getuigschrift vind je bij het formulier 'aangifte van een ongeval'. Als leiding zorg je ervoor dat je het verzekeringsformulier verder invult en zo snel mogelijk aan de verzekeringsmaatschappij van VVKSM bezorgt. De verdere afhandeling gebeurt rechtstreeks tussen de verze-
keringsmaatschappij en de ouders. De ouders recupereren de kosten bij het ziekenfonds en krijgen het verschil
vergoed van de verzekeringsmaatschappij.
Documenten die je zeker gelezen moet hebben: Straatmanieren, regels en Mformatie over verkeersveiligheid in VVKSM.
- Organisatorisch handboek VVKSM. alles over administratie en verzekeringen. Kampvisum. handleidtng bij kampvoorbereiding en kampengagement van groeps- en districtsleiding, uitgave VVKSM.
Veilig gedropt, visum met adviezen
en richtlijnen als begeleiding bij droppings, uitgave VVKSM.
- De vergeten gids, veiligheid is een Een verzekeringspolis is gedetailleerd en maakt precies duidelijk wat wel en wat niet verzekerd is. Een polis verandert ook geregeld. Als je precies wil weten wat de verzekering wel of niet dekt. raadpleeg je het 'Organisatorisch Handboek van VVKSM of informeer je op het verbondscentrum van VVKSM.
werkwoord in VVKSM.
Aanbevolen literatuur i.v.m. de thema's veiligheid en verantwoordelijkheid: Loslopend Wild. regelgeving voor een
veilig en milieuvriendelijk kamp. 1996, uitgave Koning Boudewijnstichting, Afdeling Jeugdwerk. - Pionieren, 1987. uitgave Scouting Nederland.
- Op Expeditie in Nederland. 1992. uitgave Scouting Nederland. - Tochtenboek. 1995. uitgave Chirojeugd Vlaanderen.
Het vuur aan de schenen
0
O Materiaal en financies Het belangrijkste voor jonggidsen en jongverkenners is leuk kunnen spelen. op tocht of kamp gaan. zonder al te veel zorgen over geld of materiaal.
niet op het spel zetten. Soms is de prijs te hoog: zoals een voetbalploeg
Degelijke. leuke en betaalbare programma's uitwerken voor kinderen is de eerste en voornaamste bekommernis. Toch mogen jonggidsen en jongverkenners er zich van bewust zijn dat scouting niet helemaal gratis is. dat een lokaal om in te spelen. tenten om in te slapen of potten om in te koken
met betaalde reclame op de rug rondlopen, is niet gepast. VVKSM nodigt groepen uit keuzes te maken en zelf de lijn te trekken. Ouders zijn meestal de grootste sponsors en vormen dan ook een gemakke-
niet goedkoop zijn.
1-loe je samen met de jonggivers omgaat met het beheer van materiaal en geld. willen we in dit deel heel even bekijken.
Zaad in het bakje We zegden het al. een eerste zorg is een leuk en betaalbaar scouts- en gid-
senaanbod uit te werken. Voor werkingsmiddelen wordt een beroep gedaan op de kinderen en hun ouders. maar ook de gemeentelijke overheid
draagt een steentje bij. In samenspraak met het plaatselijk jeugdwerk bepaalt de gemeente hoe zij dat jeugdwerk ondersteunt.
Sponsoring is een ander verhaal. Milde bijdragen in natura. voordelen of serieuze kortingen bij een sympa-
thieke beenhouwer worden in dank
0i s
deel 3
aanvaard. Maar er is een grens. Sponsoring mag de onalhankelijkheid
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
lijke
bron van inkomsten
("Dag
mevrouw. wij komen voor het lidgeld!"). Toch streven we ernaar die ouderbijcIragen zo laag mogelijk te houden. Zo blijven scouts en gidsen toegankelijk voor iedereen. ook voor minder kapitaalkrachtigen. Voor een deel van de centen zorgen we zelf. Dat maakt ons financieel meer onafhankelijk. Geldacties allerhande brengen zaad in het bakje. Afspraken over welke tak welke, wanneer en hoeveel geldacties opzet. maak je best op de groepsraad. Te veel financièle acties zijn ook niet echt te combineren met een boeiend activiteitenprogramma.
Domweg de straten aflopen om iets van deur tot deur te verkopen is voor
jonggidsen en jongverkenners niet
altijd leuk. Het is zeker prettiger met je leden iets te verkopen dat je samen gemaakt hebt. Of nog leuker: nodig mensen uit om jets te komen consumeren of te komen bekijken dat je zelf gemaakt of in elkaar gestoken hebt.
Op zich is het niet slecht dat zoiets moeite kost, maar een geldactie mag geen marteling worden. Je kan maar gemotiveerd zijn voor zo'n actie als je weet dat het doel zinvol is. Jonggidsen
en jongverkenners die weten dat ze zelf voor dat kampmateriaal gewerkt hebben, zullen er later ook meer respect voor hebben. Medebeheer noemen we dat soms wel eens.
Begrotingen en kasboeken Het geld dat je denkt binnen te krijgen en wenst uit te geven in een scoutsjaar of in een bepaalde periode (b.v. kamp) noemen we een begroting. De begroting is een weerspiegeling van je jaarplanning en de prioriteiten van de tak. Je kan enkel een planning maken van de uitgaven als je kan schatten wat de inkomsten zullen zijn. De bedragen die je effectief uitgeett. hou je best bij in een kasboek. samen met de bewijsstukken. Op die manier
riaal maken de takwerking makkelijker.
Materiaalafspraken maak je ook met het oog op de toekomst: materiaal dat met zorg beheerd is. gaat gewoon langer mee. degelijk materiaal is in het algemeen duurzamer. Over hoe je kamp- en spelmateriaal onderhoudt, maak je afspraken met de materiaalmeester. Roest. modder en schimmels kunnen de levensduur van patrouille-
koffers. schoppen. bijlen of tenten aanzienlijk verkorten. De medeverantwoordelijkheid van jonggidsen en jongverkenners voor het
beheer van het materiaal van de tak begint bij het oprollen van sjortouwtjes en het sluiten van vilt st iften.
is het voor iedereen duidelijk wat er met jullie geld gebeurt. Het is goed om in het begin van het jaar af te spreken wie in de takploeg verantwoordelijk is voor de kas.
Balken en bijlen Hoe meer materiaal. hoe meer afspraken. Afspraken over het bewaren en
het onderhoud, over aankopen en betalen. Goede afspraken over matefoto: Koen limos
Het vuur can de schenen
0 o
Ook scouting:AKABE & Zeescouting Soms ziet het spel van scouting er een tikkeltje anders tilt: zeescouts spelen
een wekelijkse activiteit. De wateractiviteiten staan centraal. hoewel zee-
het op en rond het water. AKABE
scouts ook vaak aan wal spelen of
speelt het met speciale aandacht voor kinderen met een fysieke. mentale of sociale handicap. Onze takwerking blijft zowel bij zeescouting als bij AKABE dezelfde als voor alle andere scouts en gidsen. Spel en openlucht-
eerder geneigd zijn vlot ten te bouwen om op tweedaagse te gaan. dan te voet te vertrekken. Scouting op het water vraagt heel wat
leven staan evenzeer centraal en de activiteiten zijn op maat van de eigen leeftijdstak.
Zeescouting
kamperen. Maar op een tentenkamp aan de Ourthe zullen scheepsmakkers
nautische vaardigheid. techniek en schipperkunst. Kunnen zwemmen is maar normaal als je er met een boot op uittrekt. Termen als bakboord en stuurboord zijn voor een scheepsmak-
ker even normaal als links en rechts voor een landjonggids of -jongverken-
Wie avontuur op en rond het water wil meemaken. kan z'n hartje ophalen bij zeescouting: plassen. meren. rivieren
zijn hun speelterrein. Van jongs af worden ze. plonsend en zwemmend. vertrouwd met het zilte sop. Kameraadschap en ploeggeest groeien
er door samen te roeien en te zeilen. Het onderhoud van materiaal. de training tot matroos. varen met wind op kop: zo leren zeescouts en -gidsen zelf-
standig doorzetten en verantwoordelijkheid opnemen.
Jonggidsen en jongverkenners heten
er scheepsmakkers. een patrouille
wordt een kwartier met kwartiermees-
ters en hun blauw uniform oogt bijzonder maritiem. Bij scheepsmakkers is varen met roei- en zeilboten bijna
deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
ner en wie als bootsman de verant-
woordelijkheid neemt in een zeescoutsboot moet wat afweten van navigatiereglementen. EHBO. touwwerk en roeien of zeilen.
AKABE Jongeren met een handicap krijgen de kans om het spel van scouting te spelen samen met kinderen zonder handicap. Allereerst kunnen kinderen met een handicap terecht in vele gewone scouts- en gidsengroepen waar ze zich
kunnen integreren als volwaardige Sommige kinderen medespelers. komen echter beter tot hurt recht in een groep die bijzondere aandacht
heeft voor hun handicap: AKABE.
deren met een fysieke handicap. kin-
scouting anders en valied.
deren met een mentale handicap of
Andi kan moeilyk stappen en zit in een rolstoel. Als hy uit zyn stoel komt. kruipt hy nieuwsgierig
rond op zoek naar avontuur. Op weekend vindt de leiding toevallig Het karretje trekt onmiddellyk de aandacht van Andi. Hy kruipt uit zyn stoel en trekt zich omhoog aan het karretje. En jawel. leunend op het winkelwagentje kan hy rechtop topen. Het hele weekend loopt uy lachend en glunderend rond.
een klein winkelwagentje.
een sociale handicap. maar er zijn ook groepen die kinderen met allerlei soorten handicaps opnemen. In AKABEgroepen groeien de jongeren doorheen de verschillende takken. Er zijn ook scouts- en gidsengroepen
die binnen hun werking naast de
gewone takken een AKABE-tak hebben uitgebouwd voor jongeren met een handicap. Er is dan geen doorstroming naar andere takken.
AKABE probeert op een creatieve manier grenzen te verleggen. De takwerking uitwerken op maat van kinde-
ren met een handicap is hun uitdaNet kind met zijn handicap. ervaringswereld. zijn noden en integing.
AKABE wil op straat komen en zichtbaar zijn binnen scouting en de bredere maatschappij. AKABE toont aan
resses staat centraal.
dat jongeren met een handicap meer mogelijkheden dan beperkingen heb-
ben en roept Scouting en de brede
maatschappij op tot openheid. AKABE werkt in kleine groepjes. met voldoende leiding om elke jongere tot zijn recht te laten komen. Zo creèren ze een veilige ruimte waarbinnen ze uitdagende activiteiten aanbieden op niveau van hun leden. Gemengde AKABE-groepen richten zich tot kinderen met en zonder handicap.
Andere AKABE-groepen wer-
ken enkel met kinderen met een handicap. Soms richten AKABE-groepen zich op een specifieke doelgroep: kinH et vuur con de schenen
i
'
(60
In leiding staan is meer dan goed kun-
nen organiseren. praktisch ingesteld zijn of te gekke bosspelen bedenken. Naast dit organisatorisch aspect, werk je als leider of leidster met kinderen:
hoogst levende en onvoorspelbare materie. Daarnaast is je houding. omgang en stijl als begeleider ook een voorbeeld voor je jonggidsen en jongverkenners.
Dit tweede deel gaat over 'in-leidingstaan', we hebben het dan over: - goed omgaan met jonggivers: - gemengd werken en seksualiteit: levenbeschouwelijke thema's en chrimen: onze houding in de wereld rondom ons: vorming.
O Goed omgaan met jonggivers Activiteiten in elkaar steken is ééri zaak. een uitgelaten bende jonggidsen
en jongverkenners een namiddag. weekend of kamp lang 'begeleiden' is nog iets anders. Leiders en leidsters zijn er in alle soor-
ten en maten. Ieder heeft zijn stijl. Sommigen moeten het hebben van hun sterke verhalen en leuke grappen. anderen dwingen respect al omdat ze stoer en sterk als ze zijn- dije jongver-
kenners in hun nek kunnen dragen. Schreeuwerige types krijgen met hun gebrul de bende wel stil. maar je hebt
ook geboren groepsanimatoren die zich vlot tussen de jonggivers bewegen. Een goede jonggidsen- en jongverkennerleider word je met vallen en opstaan en vooral door jezelf te zijn. 'Al doende leren' is zeker van toepassing op leiding.
0
deel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
De ideale jonggids of jongverkenner bestaat niet. In tegenstelling tot wat je zou wensen. hebben jonggivers niet altijd zin om braafjes de opdrachten uit te voeren die je hebt voorbereid. Sigaretten roken langs de beekkant is voor jongverkenners zeker spannender dan levens overbrengen van kamp
A naar kamp B, door ruzie tussen
twee kliekjes jonggidsen kan je goed voorbereide tweedaagse volledig de mist ingaan.... Soms is de sfeer in je tak zo verziekt dat jonggivers alhaken.
In leiding staan is dus veel meer dan wekelijks een kant en klare activiteit uit de mouw schudden. Jonggivers kunnen soms knap vervelend doen: ruzies. pesterijen en katten-
kwaad sturen je planning soms helemaal in de war. De activiteit die je in elkaar stak mag nog zo goed zijn. als
jonggivers hun dagje niet hebben. kunnen ze de leiding grote frustraties bezorgen. ledere week opnieuw word je geconfronteerd met het erg menselijke gedrag van jouw jonggivers. In dit deel geven we een aantal principes en
tips die bruikbaar kunnen zijn om op een gezonde manier in leiding te staan en om te gaan met jonggivers. In het algemeen, maar ook meer specifiek hebben we het ook over hoe je: - verantwoord kan straffen: - een probleem als pesten aanpakt: - met moeilijke kinderen omgaat: oog hebt voor afhakers;
rekening houdt met ouders en de thuissituatie van jonggivers.
Begeleiden
De populariteit van een medeleider wekt misschien wrevel of afgunst op binnen de leizijn onvermijdelijk.
dingsploeg. Het is goed ieder de ruimte te gunnen zichzelf te zijn. Elkaar af en toe een compliment geven, ook en vooral waar de leden bij zijn. laten zien dat je de ander apprecieert. schept een
sfeer van respect voor elkaar. Het toont dat niet iedereen beoordeeld wordt naar ééri of ander model van 'ideale leiding -wat dat ook moge wezen- maar in zijn eigen waarde gelaten wordt. Eerlijk zijn
Echt zijii is je tonen zoals je bent. Laat aan jonggidsen en jongverken-
ners zien wanneer je blij of kwaad bent, leg ook uit waarom. Dat maakt je bereikbaar voor jonggidsen en jong-
Jonggidsen en jongverkenners willen speelse, verdraagzame. geduldige en rechtvaardige leiding. Jonggivers kennen meestal wel de sterke kanten van hun leiding en kiezen in de ene situatie voor Lies, om eens lekker te roddelen of hun hart uit te storten: om eens stevig te voetballen wordt het dan weer Joppe. Elke jonggids en jongverkenner heeft andere voorkeuren. De ene voelt zich beter bij een uitbundige leidster. de ander voelt zich daardoor net wat overdonderd. Ruimte laten Verschillen in begeleidingshouding
verkenners. Ze weten wat ze van jou kunnen verwach ten en voelen zich auserieux genomen. Enkel zo krijgen jonggidsen en jongverkenners vertrouwen in jou.
De Kamelen hebben het vertikt om op tocht langs de laatste controlepost te gaan. Kaga en Billy zoeken zich te pletter in de omliggende dorpen. Teuergeefs. Na
een uurlietsen ze terug naar het lokaal. waar tot hun grote verontwaarcliging de jonggkisenpa-
trouille knus rond de kachel zit. Katja en Billy weten niet of ze nu
Het vuur aan de schenen
0
bly moeten zyn omdat de jonggid-
sen terecht zyn of dat ze boos moeten worden.
Reageren moet je in elk geval.
Als
Katja en Billy zich niet verontwaardigd tonen, zullen de jonggidsen ervan uit-
gaan dat ze niets mispeuterd hebben. Ze verwachten die 'breeddenkendheid'
van hun leiding dan ook in de toekomst. Eerlijk zeggen wat je voelt is niet altijd even makkelijk, zeker niet in een conflictsituatie met je jonggivers. De patrouille mag zeker weten dat hun leiding ongerust was en helemaal niet blij dat ze recht naar het lokaal gegaan zijn. Door eerlijk te zeggen wat je voelt en ook te luisteren naar wat de jonggi-
vers je te vertellen hebben. treed je niet autoritair op. Wel wijs je de ander op zijn verantwoordelijkheid. Conflicten kan je maar echt oplossen in een sfeer van openheid en vertrouwen.
Bijvoorbeeld
In alles wat je doet of laat. ben je een voorbeeld voor de jonggidsen en jongverkenners die je begeleidt. Als jij enthousiast meespeelt, zijn je jonggivers sneller geneigd alle remmen los te gooien dan wanneer je ongeInteresseerd langs de kant zit te keuvelen. Als jij
iedere week trouw op post bent in je korte broek, zullen je jongverkenners niet thuisblijven bij een beetje miezer-
0 deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
regen. Als jij samen gemaakte afspraken steeds nakomt, zullen je jonggid-
sen de kampregels minder snel in vraag stellen. Respect of gezag dwing je af door een motiverend voorbeeld te zijn. Niet door gewoon groter. ouder of sterker te zijn. Open staan
Je bent leider of leidster van álle jonggivers. Dat betekent dat je open staat voor de mening en gevoelens van iedere jonggids of jongverkenner. Open staan voor jonggidsen en jongverken-
ners betekent dat je hen respecteert zoals ze zijn. rekening houdt met wat
ze willen en kunnen. met wat hen bezighoudt en interesseert.
Vera ntwoord straffen Jonggivers doen soms dingen dic je niet wilt. Toch weten ze niet altijd dat het in jouw ogen ongewenst of fout is (voor alle duidelijkheid: je mag ongewenst gedrag hier niet verwarren met by. het fout uitvoeren van een opdracht). Kinderen leren van hun ouders en leiding wat goed is en wat niet. Beloningen onder de vorm van
aanmoedigingen en positieve aandacht, helpen hen dit onderscheid te maken.
Je moet jonggivers duidelijk maken wat je van hen verwacht. wat mag en wat niet mag. Geboden als 'braaf zijn' of 'niet lastig doen zijn te algemeen en
onduidelijk. Formuleer het gewenste gedrag zo concreet mogelijk: "ik wil dat
je dit niet meer doer en "ik wil dat je voortaan dat doet".
Jonggidsen en jongverkenners leren stap voor stap zelf verantwoordelijkheid dragen voor hun gedrag. Straffen
kan een hulpmiddel zijn waardoor jonggivers leren omgaan met die ver-
antwoordelijkheid en maakt op die manier ook deel uit van de opvoeding. Straffen doe je niet uit een plotse. misplaatste drang naar macht of om jezelf te bevestigen als de baas. Gezag of respect dwing je niet af door autoritair op te treden. Boos zijn
Als een jonggiver iets doet wat niet mag, moet je niet altijd eerst aan straffen denken. In de eerste plaats kan je gewoon boos worden. Zo geef je aan
verkenners en verduidelijk je de leefregels van de groep. Regels over veilig-
heid. gezondheid. goed omgaan met
elkaar. respect voor omgeving en materiaal,... moeten voor iedereen duidelijk zijn. Ze bewaken de algeme-
ne orde en het belang van iedereen. Soms is het goed op voorhand aan te geven wat de gevolgen zullen zijn als er een regel overtreden wordt.
Als de jongverkennerleiding de patrouillehoek van de Fazanten bekykt. blijkt alles piekfyn in
Maar het oog van leider Jasper valt plots op de bornen rond de patrouilletent: enkele orde.
jongverkenners blyken hun hakkunst geoefend te hebben op een paar onschuldige dennenbomen.
Hadden ze daar geen afspraak over gemaakt? Toch wet. Ze zou-
dat je zijn gedrag niet apprecieert.
den geen bomen ornhakken of
Boos-zijn is een vorm van sociale waar-
onnodig
schuwing: je spreekt de jonggiver aan
en laat hem zien dat je boos en ont-
beschadigen.
Fazanten weten hoe laat het is. Voor de rest van het karnp moeten
goocheld bent in zijn gedrag.
ze hun stookhout zonder bijlen
Als praten. waarschuwen en gewenst gedrag aanmoedigen onvoldoende zijn om de jonggiver te leren zich aangepast te gedragen. kan je straf als bij-
sprokkelen.
komende maatregel overwegen. Afspraken
In het begin van het jaar. als je op weekend of kamp vertrekt. maak je afspraken met de jonggidsen en jong-
00-
De
Woorden en daden Een straf waarmee je dreigt of die voor-
In het begin van het joar maak je ofspraken met je jonggivers. zie: De jonggivenad biz. 54
af afgesproken is. moet je ook werkelijk uitvoeren. Onderbreek ongewenst
gedrag onmiddellijk en telkens het zich voordoet. Als je nu eens wel en dan weer niet straft, zal er niks veran-
Het vuur aan de schenen
0
deren. De jongverkenner of jonggids
worden, doe je dat best wat later, bij-
heeft dan ook geen enkele reden om zijn of haar gedrag aan te passen. Na
voorbeeld op een jonggiverraad.
verloop van tijd kan je je gezag verliezen.
Onvoorziene omstandigheden
De omstandigheden laten niet altijd
:
Blijf kalm als je boos wordt of straft. Veroordeel het gedrag van de jonggids of jongverkenner en veroordeel in je
toe te reageren met een straf. bijvoorbeeld op tocht of in het station als je een trein moet halen. Ook niet alle Er situaties zijn voorspelbaar. bestaan dan geen afspraken over de straf. In plaats van met een snelle, ondoordachte en misschien te zware straf voor de dag te komen. stel je je
boosheid of woede niet de jonggiver als
reactie beter even uit. Beperk je tot de mededeling dat er een straf zal komen en dat je nog over de strafmaat moet nadenken. Dit geeft ook tijd om met de leiding onderling te overleggen. Zo voorkom je dat je in een plotse uitval
heid.
persoon. Je straft een jonggiver voor een fout gedrag en niet omdat je hem slecht vindt.
De straf moet voor de jonggiver in kwestie ook een straf zijn. Dit is voor
iedereen verschillend en maakt de straf tot een persoonlijke aangelegenDe straf sluit bij voorkeur inhoudelijk
aan bij de aard van het gedrag en is best ook nuttig, bijvoorbeeld iets herstellen. Het moet duidelijk zijn dat de straf volgt op iets dat niet door de beu-
straffen oplegt waarmee je medeleiding niet akkoord gaat. Wanneer je
gel kan en in het vervolg niet meer
straffen op het moment zelf verzint, is de kans groot dat je belachelijke, minder afdoende maar ook willekeurige en agressieve straffen oplegt.
even buitenspel zet. probeer je hem
Stel de straf niet te lang uit. De straf verliest aan kracht naarmate er meer tijd verstrijkt. Een snelle straf betekent ook een snelle affiandeling van het conflict, zodat de rest van de dag niet in de schaduw staat van een straf die nog boyen het hoofd hangt. De sfeer wordt meteen gezuiverd en de
C) deel 3
Hoe straffen
mag gebeuren.
Als je een jonggiver
duidelijk te maken dat hij op dat ogen-
blik niet meer meetelt en dat hij zijn gedrag best aanpast om verder te kunnen deelnemen aan het spel. Leiding mag er geen sport van maken om zo zwaar of vernederend mogelijk te straffen. Angst voor een zware straf is een slechte motivatie om zich beter te gedragen. Wanneer je fysieke of lijfstraffen gebruikt. roep je eerder agressie op dan spijt. Straf mild. beperk de
jonggiver kan met een schone lei
strafmaat en zorg dat de straf in ver-
beginnen. Als er over nagepraat moet
houding staat tot de ernst van de feiten.
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
Sorry
Pesten
Wanneer je te snel. onterecht of onre-
delijk zwaar gestraft hebt. dingen gezegd of gedaan hebt waarvan je
Sommige jonggidsen en jongverkenners kunnen een aardig stukje pesten.
achteraf spijt hebt, is het goed je excu-
Dat doen ze vaak omdat ze iemand
ses aan te bieden. Toegeven dat je te ver ging of ondoordacht gehandeld hebt, heeft niets te maken met gezichtsverlies. maar met rechtvaardigheid. Als je jonggivers wil opvoeden tot rechtvaardige mensen. ben je dat zelf best ook. Een jonggiver moet na z'n straf met
niet leuk vinden en voor hen is dat een aanvaardbare uitleg. Als je jets verder
een schone lei kunnen beginnen.
Maak plaats voor vergeving en troost. Achteraf moet er weer ruimte zijn voor vriendschap en geborgenheid en wanneer je opnieuw geconfronteerd wordt
met ongewenst gedrag. is het niet nodig steeds weer oude koeien uit de
nadenkt. kan je massa's oorzaken voor het pestgedrag van jonggivers bedenken. maar in essentie konn het meestal hierop neer: - jonggivers worden gepest omdat ze om een of andere reden niet passen binnen de normen die de groep stelt en zijn vaak sociaal of fysiek zwakker:
- de pesters hebben een sociale storing: ze trachten op een agressieve manier een positie binnen de groep te verwerven.
sloot te halen.
Tien kenmerken voor wat we verantwoord straffen noemen:
Een straf heeft een opvoedende functie. Straf is geen wraak. Maak duidelijk wat je met ongewenst gedrag bedoelt. Moedig gewenst gedrag aan. Wees preventief: maak tijdig afspraken. Maak afspraken in de leidingsploeg over wanneer en hoe jullie straffen. Wees consequent en pas toe wat afgesproken is. Stel de straf niet te lang uit. De straf moet in verhouding staan tot de ernst van de feiten. Beperk de strafmaat. Na de straf moet een jonggiver met een schone lei kunnen beginnen.
Het vuur can de schenen
0
Kwinie komt de laatste tijd nog maar weinig naar de jonggivers. Ze zegt dat ze gepest wordt. De
anderen dragen trendy sport-
Een negatieve groepssfeer is gebaseerd op vooroordelen. discriminatie en uitsluiting en is een voedingsbodem voor pestgedrag.
schoenen. terwyl zy alleen versleten basketters heel'. De ouders
werkvormen waarmee je op een open
van Kwinie kttnnen geen dure sportschoenen betalen. Ze moet zich dat niet zo aantrekken. zegt de leicling. iedereen wordt wel eens geplaagd. Op fietstocht werd er ook gelachen met de ftetshelm van Eppo. Maar Eppo zal by de
volgende fietstocht zyn helm thuislaten of ergens op weg naar de scouts verstoppen. Kwinie heefi het veel moeilyker om erby te horen.
Pesten kan zowel de oorzaak als het gevolg zijn van een slecht klimaat in de groep. Als er gepest worcit. is het vertrouwen binnen de groep weg en er ontstaat een gevoel van onveiligheid. Het is aan jou om dit onveiligheidsgevoel weg te werken.
De talmerking bij jonggivers biedt en democratische manier en in een sfeer van vertrouwen en respect aan de groep kan werken.
Patrouillewerking en ploegwerk: aanscherpen van de verantwoordelijkheids- en solidariteitszin van de jonggivers: jonggidsen en jongverkenners leren van elkaar en krijgen de kans elkaars kwaliteiten te ontdekken: tussen de patrouilles is er een gezonde vorm van competitie. Die is niet gebaseerd op het louter sterker of sneller zijn, maar op vindingrijkheid en samenwerken. Interessewerking en zelfwerkzaamheid: activiteiten die een intdaging vormen voor de jonggivers als groep en waarbij samenwerken centraal staat: we zorgen voor variatie in de activiteiten waarbij iedereen eens op de voorgrond kan treden.
Jonggiverraad en medebeheer: Veilige groepssfeer
Je kan pesten voorkoinen of tegengaan door actief bezig te zijn met de ontwikkeling van de jonggivertak als groep. Als een groep gevormd is. is het zeer moeilijk vooroordelen of posities te doorbreken. Positieve normen zoals samenwerking. respect en verdraagzaamheid vormen de basis voor veiligheid in de groep.
(Iri)
deel 3 in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners :
sanen met de jonggivers duidelijke afspraken maken en omgangsregels opstellen die voor iedereen duidelijk zijn (niet pesten. niemand uitsluiten, niet agressief of lcwetsend spot-
ten, niemand belachelijk maken. geen fysiek geweld....): ieders mening en gevoelens zijn belangrijk.
De manier waarop je in leiding staat. heeft zonder enige twijfel invloed op de
manier waarop de jonggidsen en jongverkenners met elkaar zullen omgaan.
Leiding moet een democratisch en dienstbaar voorbeeld zijn: als leider of
leidster sta je open voor de inbreng van elk lid. Jonggivers moeten zich veilig voelen in de tak en dus ook bij hun leiding. Op een schreeuwerige en
stukmaken.... het zijn vormen van pestgedrag. Tegen pesten treed je liefs zo snel mogelijk op. Geef duide-
lijk aan dat pesten niet kan. Pesten aanpakken is niet eenvoudig
Je staat er soms machteloos naar te
zorgt voor frustraties en spanningen.
kijken. Toch mag je niet bij de pakken blijven zitten. Je moet proberen er jets aan te doen. Dat kan bijvoorbeeld door een gesprek met de rechtstreeks
Je moet kunnen meevoelen met de
en onrechtstreeks betrokkenen: het
gevoelens van je leden en je inleven in de situaties waarin ze zich bevinden.
pester. de tak, de leiding en in sommi-
autoritaire manier in leiding staan.
slachtoffer van de pesterijen. de
Dit kan alleen als je rekening houdt
ge gevallen ook de ouders.
met iedereen en niet discrimineert.
garandeert dat je het pestprobleem in
Niels
je tak hiermee uit de wereld helpt. Ogen open
maar het is een begin.
Pesten gebeurt soms op een verdoken manier. Jonggidsen of jong'verkenners die het slachtoffer zijn van pesten, zijn minder zeker van zichzelf. Ze trekken
vaak op een hinderlijke manier de aandacht van leiding (bijvoorbeeld door te klikken. lichamelijke klachten....). Soms reageren ze agressief: als ze beledigd worden. slaan ze driftig terug. maar dat is niet doeltreffend. Hou kinderen die regelmatig afwezig
zijn. zich van de anderen isoleren of die steevast als laatste gekozen worden bij het indelen van groepjes eens extra in het oog. Misschien worden ze gepest zonder dat je het merkt. Pesten aanpakken
Schelden. belachelijk maken. uitsluiten. fysiek geweld. iemands zaken foto: Ilims tt.vrteodi
Het vuur aan de schenen
0
Het slachtoffer
Neem het verhaal van de gepeste ernstig. Beslis wie van je leidingsploeg de gepeste opzoekt. De jonggiver voelt zich best veilig bij die !eider of leidster.
Ga na wat er gebeurt en wat de reden
Als er gepest wordt in je tak, kan je het daarover hebben op een jonggiverraad.
is waarom hij gepest wordt (vlug geraakt. reageert verkeerd. laat zich makkelijk doen....). Ga samen met de jonggids of jongverkenner op zoek naar mogelijke oplossingen voor de pesterijen (Wat had je kunnen doen?
ve: De jonggiverzaad
blz. 54
bespreek je het probleem en probeer je een aantal zaken duidelijk te krijgen. Overtuig de jonggivers om pestgedrag niet te steunen. Als de pester alleen
komt te staan. zal het pesten sneller ophouden. Vermijd de pester en de gepeste te viseren bij een groepsgesprek. De hele groep straffen is minder aangewezen: de pester en zijn aan-
hangers krijgen een groter samenhorigheidsgevoel en gaan nog meer kliek vormen.
Hoe zou je in het vervolg kunnen reageren?). De leiding
Het is de taak van de leiding pesterijen op te merken en initiatief te nemen
De pester
lemand spreekt ook de pester aan.
om pesten aan te pakken. Bespreek
Geef duidelijk aan dat je zijn pesterijen niet apprecieert. Ga met de jonggiver op zoek naar de reden waarom hij
pest (mogelijke conflicten. op zoek naar aandacht of aanzien). Probeer
het probleem op een takraad en ga na in hoeverre je zelf het pestgedrag in de hand werkt. Je werkt pesterijen in de hand wanneer je: - jaloezie opwekt onder de jonggivers
hem gevoelig te maken voor de pijn en
door een voorkeur voor bepaalde
gevoelens die pesten veroorzaakt bij het slachtoffer. Maak afspraken (Wat doe je om het goed te maken? Wat als het nog eens gebeurt? Hoe ga je erop letten?). Je kan de pester ook verantwoordelijkheid geven in de tak om zich
op een positieve manier te leren uiten in de groep.
kinderen te tonen:
- bepaalde kinderen herhaaldelijk negatieve opmerkingen geeft: de onveiligheid in de groep verhoogt
door wispelturig gedrag. onduidelijke regels. humeurige. autoritaire of onredelijke aanpak:
activiteiten aanbiedt die enkel de sterke en dominante kinderen aanspreken.
De tak
De pester staat meestal nooit alleen.
G3deel 3
:
Weinig jonggivers zullen het slachtoffer helpen. Ze steunen onrechtstreeks
Ouders vertellen dat zoon of dochter
de pester.
pest of gepest wordt is geen leuke
Op een jonggiverraad
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
De ouders
taak. maar in sommige gevallen doe je het best wel. Een gesprek kan verhel-
derend werken en samen met de ouders kan je het gedrag van kinderen in positieve zin beinvloeden. Een goed gesprek kan een eerste slap zijn naar een oplossing voor het pestprobleem.
Groepsbevorderende spelen
- Kennismakingsspelletjes: hiermee geef je jonggivers in het begin van het jaar de kans elkaar op een leuke en speelse manier te leren kennen, stel je hen op hun gemak en zullen ze zich sneller thuis voelen in de groep.
Groepjes indelen: verzin plezierige alternatieven om ploegen voor een spel in te delen. Vermijd dat de 'besten en de 'sterksten' altijd in dezelfde groep zitten en dat de 'zwakkere' en minder populaire jonggivers steeds
als laatste gekozen worden Laat het toeval een rol spelen.
- Samenwerkings- en vertrouwensspelen zijn spelen zonder winnaars of verliezers, maar waarbij de spelers Aanbevolen literatuur.
op elkaar zijn aangewezen om een goed resultaat te bereiken. Op een speelse manier daag je groepen uit om goed te functioneren door samen te werken en elkaar te vertrouwen.
Methodieken en uitgewerkte spelen
rond pesten, conflIcten, macht en geweld vind je o.a. in: - Door Spelen, een speels antwoord op conflict, macht en geweld, 1995, uitgave Centrum Informatieve Spelen.
- Pesten in het Jeugdwerk, 1996, uitgave BDJ Jeugd & Vrede.
- Niet-competitieve spelen: bij een overaanbod aan competitieve spelen gaan jonggivers na wie de sterkere en de zwakkere is. Vermijd een ongezonde lk-wil-winnen'-sfeer waarbij wie de oorzaak van het verlies is, het risico loopt gepest te worden.
- Dergelijke spelen vind je ook in deel 4: Spel, blz. 143
vuur can de schenen ISHet
Moeilijke kinderen Soms xverkt een jonggids of jongverkenner echt op de zenuwen en slaagt erin de sfeer in je tak systematisch te verzieken. Saskia die steevast probeert de grenzen van je verdraagzaamheid af te tasten. Boos worden, een opmerking geven, veel aandacht geven. negeren. niets lijkt te werken. Willem die
goede eigenschappen van die jonggiver
en sluit het gesprek af met afspraken over wat jullie willen doen.
givers komt. Kant en klare oplossingen voor 'moei-
veranderen.
scouts of gidsen....). Soms proberen ze gewoon populair te zijn bij de ande-
vinden als hij niet meer naar de jong-
lijke kinderen bestaan niet. Je kan wel proberen jets aan de situatie te
De takraad
Een eerste stap is om op de takraad aan je medeleiding te vragen of zij die jonggids of jongverkenner ook lastig vinden. Als je de enige bent die zich stoort. ligt het probleem voor een deel bij jou. Probeer uit te zoeken waarom
je je er zo aan stoort of vraag aan je medeleiding hoe zij errnee omgaan. Het is goed om die jonggiver niet altijd
op te zoeken. Gun hem en jezelf wat
ruimte. maar negeer hem ook niet opvallend.
Als de hele leidingsploeg het moeilijk heeft met de grillen van die jonggiver.
:
samen en probeer zo een duidelijk beeld te vorrnen van wat jullie zo ergerlijk vinden. Zoek dan naar de
Kijken en luisteren Zoek in een volgende stap uit waarom Saskia of Willem zo vervelend doen. Observeer de jonggiver tijdens groepsopdrachten. spelen en in omgang met andere leden. Soms heeft het moeilijke gedrag iets te maken met wat ze te veel of te weinig hebben: te veel of te weinig aandacht, te veel of te weinig
constant de 'populaire' wil zijn. het spel boycot en hiermee de aandacht van de anderen trekt. Als hij er een keertje niet is. is iedereen eigenlijk opgelucht. Het wordt niet luidop gezegd maar we zouden het niet erg
0 deel 3
probeer dan duidelijk te zien waarover het juist gaat. Leg jullie ergernissen
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
structuur (thuis. op school. bij de
re jonggivers. En dat lukt vaak goed door de leiding tegen zich in het harnas te jagen.
Je kan op de takraad afspreken dat een leid(st)er. liefst degene die het beste contact heeft met de jonggiver. eens met hem praat. Vier leid(st)ers dreigend over je heen gebogen, maakt je ongemakkelijk. maar als ze weg zijn. zal niemand echt geneigd zijn om zich
'wat beter te gedragen'. Kies een geschikt moment uit en vermijd dat andere jonggivers jullie komen storen. Maak duidelijk welk gedrag je storend vindt. Druk je gevoelens uit in de ikvorm ("ik vind het jammer dat je ...") in plaats van in een kwetsende en verwij-
tende jij-vorm ("jij bent een ongelooflijk vervelend kieken ...") en veroordeel het gedrag. niet de persoon. Zo vermijd je dat de ander zich gaat afschermen en maak je hem precies duidelijk wat jij voelt en bedoelt. Probeer goed
te luisteren naar wat de jonggiver je
vertelt en maak samen afspraken voor de toekomst. Ingnjpen
Grijp tijdens cen activiteit niet in op een manier waarvan je achteraf spijt
hebt. Reageer rustig en zeg aan de jonggiver dat je zijn gedrag niet apprecieert. Let erop dat je hem niet constant onder vuur neemt. Als je een jonggiver bij het minste wat hij verkeerd
&et terecht wijst. werkt dat ave-
rechts. Probeer (positieve) aandacht te geven op momenten dat er geen pro-
blemen zijn. Wanneer je denkt dat je de jonggiver moet straffen, doe je dat op een verantwoorde manier. Hulp zoeken
Als niets helpt. is het tijd om andere mensen in te schakelen. Raad vragen
staat niet gelijk aan falen. maar is
gewoon slim. Soms heeft iemand die er een beetje verder afstaat. een betere kijk op de situatie. Leg je 'takprobleem eens voor op de groepsraad. Vraag de groepsleid(st)er om wat tijd vrij te maken om het probleem duidelijk uit te leggen. Vertel wat je al geprobeerd hebt. Probeer
met de rest van de leiding een aantal stappen te bedenken en spreek af daar-
over op de volgende groepsraad verslag uit te brengen. Je kan ook raad vragen aan een vroegere leidingsploeg van die jonggiver: hoe gingen zij met hem om, hoe reageerden zij als hij lastig deed?
Tenslotte is het nuttig om met de ouders te praten. Leg hen uit wat jullie moeilijk vinden en zoek samen een Beschouw ouders als oplossing. bondgenoten en niet als bemoeiziek.
Zoek uitvoerbare oplossingen. de belofte van ouders om zoon of dochter
eens goed onder handen te nemen is te vermijden. Vraag wat zij doen als hun kind vervelend doet en informeer waarom hij of zij loch graag naar de scouts en gidsen komt. Sommige kinderen die bij de scouts moeilijk doen. hebben het thuis ook lastig (om allerlei redenen). Scouting kan een plaats zijn om zich af te reageren. om wat op adem te komen. Soms zijn de problemen te groot. Bedenk dat kinderen
die heel lastig doen maar blijven
Als je jonggivers denkt te moeten straffen, doe je dat op een verantwoorde manier
komen (uit vrije wil). blijkbaar iets leuks vinden bij de scouts of gidsen. Durf wel duidelijk te stellen wat voor leidina en tak haalbaar is.
Afhakers Een aantal jonggivers starten mee in september. maar in de loop van het jaar dagen ze niet meer op. Afgehaakt. H et vuur aan de schen en
0
noemt men dat. zowel bij de scouts als in de wielersport. Fietsen we soms te snel? Waarom haakt iemand al? In veel
gevallen gaat het om misverstanden. kleine ruzies onder jonggivers. een
slecht begrepen aanpak van de leiding, een te eenzijdig programma,... Kortom zaken waar je als leiding snel wat aan kan verhelpen. Maar het is niet steeds zo eenvoudig. Vaak is het een verborgen vraag om aandacht, een diepere blijk van ongenoegen of onvoldaanheid. Drie keer na mekaar afwezig zonder reden is voldoende om eens
te horen wat er scheelt: al komt het verloren schaap niet direct terug naar de stal. het is zinvol te weten waarom je hem of haar verliest.
0 deel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
Aan sommige oorzaken kan je niets veranderen. Sanne moet van haar ouders kiezen tussen de muziekschool
en de scouts, nu ze naar het 'middel-
baar' gaat. en ze maakt dolgraag
muziek. Toch doe je er goed aan haar eens aan te spreken. Niet om haar te overhalen. maar wel om zeker te zijn dat er in de tak niets misliep. AI was het maar om je eigen gemoedsrust te sussen. Zo'n gesprekje biedt je de gelegenheid Sanne duidelijk te maken dat je haar beslissing begrijpt en dat ze steeds welkom blijft. Niet alle jonggivers kappen ermee om een duidelijke reden. Z,e blijven steeds vaker weg. om uiteindelijk helemaal niet meer op te dagen. Ze vinden het
blijkbaar niet meer 'plezant' bij de
Waarden
jonggivers. Dat is op zich een goede
reden maar niet echt duidelijk. Vaak
Vaak leg je met de talcwerking een
wordt de reden bij de affiakers zelf
bepaalde visie of bepaalde waarden op
gelegd: het zijn truttige, asociale types: ze hebben geen engagement. ze geven niets om scouting.
aan de tak. Jonggivers kunnen die waarden overnemen en er sterk in
Engagement Je vraagt met je leidingsploeg heel wat
principes worden op termijn soms ver-
inzet van jonggidsen en jongverkenners. Je verwacht dat ze elke week op de vergadering aanwezig zijn, ook als ze net het nieuwste computerspel op hun kamer hebben staan. Je wilt dat ze actief meespelen en als het even kan zelf ook jets ondernemen. Je bent boos als ze vals spelen. want je vindt
geloven. Ze zijn trots tot de groep te behoren en zijn gemotiveerd om zich ervoor in te zetten. Goedbedoelde heven tot groepsnormen en vanzelfsprekende leefregels. Als waarden op die manier wetten worden en iedereen
er een keertje tegen zondigt,
die
onmiddellijk op z'n kop krijgt. is het scouts- en gidsenspel niet meer leuk. Dan gaan jonggivers misschien afhaken.
Laat jonggivers mee aan het roer
dat ze met de glimlach moeten kunnen
staan. bespreek regels en maak samen
verliezen. Je vindt het de normaalste zaak van de wereld dat jonggivers dit opbrengen voor hun tak. Maar zo vanzelfsprekend is dat niet.
afspraken. Geef jonggidsen en jongverkenners de kans om met die regels en afspraken te leren omgaan.
Denk eraan dat jonggivers nog niet zo ver staan met hun engagement als jij. Jij hebt de duidelijke keuze gemaakt
om in leiding te stappen. Je kan het engagement van de jonggivers stimu-
leren en ontwikkelen door je eigen Laat zien en voelen op welke manier jij je voor scouting inzet. blijf als leiding niet engagement te tonen.
onverschillig langs de zijlijn wanneer je jonggivers een stevig pleinspel bezig zijn maar doe enthousiast mee, help wanneer er gekookt moet worden op kamp in plaats van lui in de leiderstent te blijven zitten.
Sarnen afspraken rnaken doe je apeen jonggiverraad.
De groep
Jonggivers leggen soms zelf ook normen op aan de groep: ze creëren een bepaalde negatieve sfeer en wie daar niet mee akkoord gaat of er niet aan
voldoet, valt uit de boot. Sommige jonggivers hebben het daar moeilijk mee en voelen zich daardoor niet meer thuis bij de jonggidsen of jongverkenners. In zo'n sfeer is het moeilijk om
respect te vragen voor iemands persoonlijkheid en om te luisteren naar elkaar. Geef als leiding voldoende tegengewicht, geef iedereen de kans zichzelf te zijn en zich te laten zien.
Met de interessewerking zorgen we ervoor dot de interesses van alle jonggivers aan bod komen. zie: lnteressewerking
blz. 46
Het vuur aan de schenen
0
Jonggivers en hun ouders
voor lidgeld. om jezelf voor te stellen.
Vaders en moeders vertrouwen hun kinderen aan jou toe om het spel van scouting te spelen. Scouting bestaat
gewoon om het maandblad te brengen. voor ouders is dat een kans om te weten te komen hoe het reilt en zeilt in je tak.
om het kamp aan te kondigen of
bij hun gratie: hun vertrouwen en waardering voor VVKSM. Als leider of
leidster ben je een 'partner in de
- Nieuwe leden en nieuwe ouders.
opvoeding en zoek je samen naar een goede aanpak van jouw jonggivers en hun kinderen. Ouders weten het niet
Zorg dat je steeds wat documenta-
altijd beter. ze bekijken de dingen
Scoutsshop. een onthaalbrochure. een lijst met namen. adressen en
soms wat anders.
tiemateriaal hebt klaarliggen zoals je groepsblaadje. een catalogus van de telefoonnummers van leiding,...
Contact met ouders
Goed contact met de (Alders van je
Wanneer je ouders ilitnodigt voor een infoavond of
jonggivers is belangrijk. Besteed aan je oudercontact de nodige zorg en doe het zorgvuldig.
genheid een blik te werpen in je lokaal en achter de coulissen van
- Ouderavond.
Als ouders merken dat je met overtuiging aan je groep werkt komt hun vertrouwen en waardering meestal snel. Tenminste, als je eerlijk bent en duidelijk zegt waarvoor je staat. Leg uit waarom je de zaken op een bepaalde manier aanpakt. Informatie over de reden van een beslissing of standpunt neemt vaak wrevels weg. Geef ouders ook de gelegenheid om iets te zeggen of te vragen.
Veuir of na de vergadering.
Geef
ouders de kans je aan te spreken door na atloop van de vergadering nog even in de buurt te blijven.
Ouderbezoek. Sta je aan him deur
Qdeel 3 :
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
kampavond geef hen dan de gele-
scouting. Zorg voor een goed evenwicht tussen informatie en animatie.
Gelegenheden oni je verhouding met de ouders op te krikken en de betrokkenheid van ouders te verhogen, zijn er genoeg. Niel zelden kan je een beroep
doen op relaties en kennissen van ouders voor transport, korting, spon-
soring. een leuke weekendplaats of kampterrein. Veel ouders steken graag
een handje toe bij feesten en andere groepsactiviteiten. Vergeet niet ouders attent te bedanken voor hun inzet. Thuissituaties
Heb oog voor de thuissituatie van je jonggivers en hou daar rekening mee
in je contact met ouders. Een open communicatie van beide kanten komt een goede verstandhouding en vlotte samenwerking ten goede.
Gescheiden ouders. Opgroeien met gescheicien ouclers kan complex zijn.
Toon begrip voor ieders situatie. maar laat je niet verleiden partij te kiezen. Hou er rekening mee dat jonggivers van gescheiden ouders niet elke week present zijn of niet mee op kamp kunnen: dat ze door het steeds over en weer gaan soms spullen vergeten die ze moesten meebrengen: een activiteit buiten de
normale uren kan praktische problemen opleveren.... Maak duidelijke afspraken. laat lang genoeg op voorhand weten wanneer je op weekend en op kamp pat: hou twee programmaboekjes ter beschikking en
ga eventueel bij beide ouders op bezoek.
- Kansarme gezinnen.
Het is niet
voor elk gezin gemakkelijk om een
uniform of kampuitrusting aan te kopen. Het lidmaatschap van ééri of
meerdere kinderen kan een niet
onaardige hap uit het familiaal budget betekenen. Tracht dergelijke situaties aan te voelen en vertrouwe-
lijk te behandelen: buiten de takraad hoeft niemand iets te weten van mogelijke tegemoetkomingen. VVKSM biedt ook de mogelijkheid
tot financiële ondersteuning voor kansarme gezinnen.
Migrantengezinnen. In Arabische culturen is het organiseren van vrije tijd niet evident. Je zal het uitge-
breider moeten hebben over verwachtingen inzake uniform. stiptheid. verwittigen bij afwezigheid.... Ook andere thema's zullen ter tafel komen: anders-gelovig zijn. gemeng-
de werking. eten en drinken,... Stel je programmabrieven eenvoudig en
duidelijk op. laat je bij een eerste huisbezoek vergezellen door iemand
die de migrantentaal spreekt. respecteer cultuurverschillen.
Goede tijden, slechte tijden
Ouders van kinderen met een handicap kunnen behoefte hebben aan extra info. De toegankelijkheid en inrichting van het lokaal. het ritme van activiteiten. de infrastructuur voor wassen en plassen, het aantal
Het is niet altijd rozengeur en maneschijn in een jonggivertak. Soms ben je verplicht met minder leuk nieuws
leid(st)ers....
ouders van je jonggivers al wat kent.
Verberg ook je eigen
vragen of de beperkingen van de groep niet voor de ouders. Zo hebben ze wellicht jets te vertellen over specifieke eet- of slaapgewoonten. mogelijke kleine medische zorgen. de wijze van communiceren,...
naar ouders te stappen.
Dergelijk
contact zal vlotter verlopen als je de
Vervelende berichten over moeilijk gedrag of schorsing leid je best kort en zo helder mogelijk in. L,eg duidelijk uit
waar het om draait en waarom je een
bepaalde maatregel neemt.
Laat ouders de ruimte om te reageren: misschien krijg je een beter inzicht in het
gebeuren. Zoek indien nodig, samen naar een oplossing. Bij kwetsuren en ongevallen steek je best meteen duidelijk van wal. Breng de ouders van de betrokken jonggivers zo snel mogelijk persoonlijk op de hoogte van wat er gebeurd is. Beschrijf
bondig. eerlijk en verstaanbaar de omstandigheden en feiten.
Bij een
ernstig voorval of als je je onzeker
voelt. kan je je laten begeleiden door een groepsleid(st)er. Ook een andere vader of moeder kan je bij een acute berichtgeving ondersteunen.
foto: Erwin De Muer
6
deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
O Gemengd werken In 1973 zette VVKSM het licht op groen om in groepen gemengd te gaan werken. De gelijkwaardige omgang tussen jongens en meisjes is nog steeds een belangrijk aandachtspunt binnen VVKSM.
Er zijn alvast twee goede
redenen waarom we gemengd werken bij jonggidsen en jongverkenners niet uit de weg gaan:
- Kennismaken met elkaar. Door samen te spelen of op kamp te gaan leren jongens en meisjes ongedwongen met elkaar omgaan. Jongens ontdekken de gevoeligheid van meis-
jes. meisjes maken kennis met de gevoelige jongenstrekken. Jonggidsen en jongverkenners in een
meisjes kunnen voetballen en hout hakken. Wanneer meisjes en jongens elkaar vanuit een wederzijds
respect benaderen. zullen ze uit
zichzelf die rollenpatronen doorbreken. Meisjes die niet graag koken. maken het vuur aan. Jongens die niet graag afwassen, ruimen de tent op. Zo eenvoudig is dat! Het is belangrijk om als leiding aan je jonggivers de ruimte te geven om uit zichzelf roldoorbrekend gedrag te verto-
nen. Die ruimte geef je door ervoor te zorgen dat jonggidsen en jongverkenners elkaar erkennen en respecteren in hun eigenheid. Een jongen die graag kookt hoeft niet door alle anderen uitgelachen te worden!
gemengde tak leren respect voor elkaar opbrengen.
Een gemengde
jonggivertak is ook spannend: tijdens de puberteit groeit de interesse voor het andere geslacht. Meisjes
zijn nieuwsgierig naar jongens en omgekeerd. Er ontstaat een spanningsveld tussen jongens en meisjes. De leiding gaat de uitdaging aan om die spanning in goede banen te
Gemengd werken is leuk, spannend en wekt nieuwsgierigheid leiden. op!
doorbreken. - Rollenpatronen Meisjes zien dat jongens kunnen koken, jongens ontdekken dat ook
Lang niet alle jonggidsen- en jongverkennertroepen werken gemengd. Dit is geen probleem. Integendeel. Je zou zelfs kunnen stellen dat in gemengde takken zelfs eerder het gevaar bestaat
om rollenpatronen te bevestigen dan in uniseks jongverkenner- of jonggidsentakken. Waarom zouden de jongens koken als er ook meisjes in de buurt zijn ? Waarom moet een meisje balken doorkappen als er veel sterke-
re jongens rondlopen? In een nietgemengde tak is dit gevaar niet aanwezig. Koken is in een jongverkennertak evident. Zware balken verslepen bij jonggidsen eveneens. Het vuur con de schenen
0
Aan het einde van zyn jinjaar besluit Joost om by de jonggidsen in leiding te gaan. De jonggidsentak heeft altyd een 100% vrouwe-
We geven je graag nog enkele opstapjes voor het thema rolpatronen: -
Volg op kamp de taakverdeling
lyke ieiding gehad. Binnen de groep is dit geen probleem. Toch merkt Joost stilaan dat zyn aan-
binnen de patrouille goed op. Het kan niet dat de meisjes altijd koken
wezigheid in de leidingsploeg
maken en hout halen.
'handig' wordt. Autornatisch trekt hy de zware taken naar zich toe. Volledig onbewust is hy in de rotpatronen gedoken!
en afwassen en de jongens vuur
- Organiseer een maaltijd waar de
jongens het eten maken en poetsen
en de meisjes hout halen en hout hakken.
Als leider/leidster speel je een belang-
- Doe een denk- en weerlegoefening.
rijke rol. Jij geeft immers het voorbeeld.
Laat jongens en meisjes een lijst
Doe geen domme uitspraken zoals "afwassen is voor meisjes". "koken is een vrouwenzaak". "de man is de kostwinner" of "mannen mogen niet wenen". Doe normaal en laat als jongverkennerleider zien dat ook jij gevoe-
lig bent en goed kan koken. rol als jonggidsenleidster mee in een reuzenmodderbad en hak ook eens ilink wat hout.
maken van dingen waarvan ze denken dat zij alleen ze goed kunnen: meisjes kunnen geen rugby spelen
of jongens kunnen absoluut niet breien. Je geeft de beide partijen
dan voldoende tijd om te bewijzen dat ze die dingen wel kunnen. Dit geeft aanleiding tot knotsgekke toestanden!
Doe een discussiespel waarbij je werkt met cliché-uitspraken over mannen en vrouwen. Laat de meisjes en de jongens argumenten naar voor brengen om die stellingen te ontkrachten. Een onathankelijke jury van jongens en meisjes beslist of een argument redelijk is of niet. Mogelijke beweringen kunnen zijn:
jongens hebben geen gevoelens, vrouwen kunnen niet rijden, meisjes telefoneren altijd lang, jongens zijn slordig, jongens moeten het geld ver-
6
deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
dienen. metsjes zijn altijd flauw,
Puberteit
meisjes roddelen altijd. jongens zijn sterker dan meisjes,...
Als we het over gemengd werken heb-
- Zorg voor voldoende variatir. Voor
ben. moeten we het ook over 'de puberteit' hebben. De puberteit
jongverkenners: maak geen programma met uitsluitend stoere en ruwe spelen maar programmeer ook eens iets rustigers. Voor jonggidsen: hou niet elke week een schoonheidssalon maar speel ook eens een wat harder spel of een partijtje rugby.
Voor jongverkenners: heb aandacht voor de gevoeligheid van een Jongverkenner. Lach die niet weg maar
ga hem een stukje tegemoet door jezelf ook Icwetsbaar op te stellen. Voor jonggidsen: te gevoelig zijn is
niet goed, te flauw zijn evenmin. Maak je jonggidsen duidelijk dat ze zich soms wat moeten 'verrnanneni - Zoek een naburtge jongverkenner- of jonggidsentak en spreek eens af om
elkaars programma te maken.
Zo
word je als leiding ook eens verplicht
om een ander soort vergadering in elkaar te steken. Het kan ook dat er helemaal geen verschil is.
begint op 13-14 jaar en loopt tot 1516 jaar. Bij meisjes begint de puberteit gewoonlijk jets vroeger. Pubers zijn onhandig en slungelachtig. Ze zijn verzonken in een eigen gedachtewereld en lijken daarom vaak 'afwezig'. Alles groeit en de vertrouwde verhoudingen van armen en benen klop-
pen niet meer! Jongens en meisjes worden stilaan lichamelijk 'volwassen'.
In onze maatschappij maken we een onderscheid tussen lichamelijke volwassenheid (in de letterlijke zin van het woord: vol-wassen of vol-groeid) en de volwassenheid als maatschappelijk erkende status. Vroeger. en dan gaan ve zeker terug tot de vorige eetiw. waren jongens en meisjes bij de puberteit klaar om in de wereld van de volwassenen te stappen: werken,
helpen in het huishouden en zelfs trouwen! Er was hoegenaamd geen tijd om langzaam groot te worden! Op
14 jaar vas je 'volwassen'. Vandaag worden kinderen en jongeren van 14 lang niel als volwassenen aanzien. Ze zitten eerder in de 'wachtkamer' naar de volwassenheid. De maatschappij leidt de jongvolwassene verder naar de volwassenheid in eco beschermd milieu: de school, de sportvereniging. de jeugdbeweging. En dat botst soms!
jonggidsen en jongverkenners worden lichamelijk volwassen.
Het vuur can de schenen
0
Volwassenen bekijken die standpunten met een knipoog: "Hij is nog jong en naief. zijn mening zal nog wel veranderen!" Natuurlijk veranderen hun
meningen door de jaren nog vaak.
Ervaring speelt daarbij een belangrijke rol. Maar een mening is en blijft een mening en vraagt om gerespecteerd te worden. Al te vaak beschouwen we
pubers als onmondige wezens en negeren we hun volwassenheid. Pubers willen emstig genomen worden!
fol. Erwin De Miler
Pubers breken uit
Jonggidsen en jongverkenners zijn vaak zeer 'druk' en zitten vol actie. In hun kinderjaren zijn ze sterk afhanke-
lijk van hun ouders. maar op twaalf jaar draaien ze een knop om in het
met ontluikende verliefdheden en een eerste vriendje of vriendinnetje.
winkelen. samen sport doer'. naar
den geintrocluceerd in de volwassen
kennis met de wereld rondom zich en neemt standpunten in. wikt en weegt en gaat op zoek naar antwoorden op allerlei prangende xrragen.
:
toe worden ze vaak nog eens gepest
Leiding en pubers Het valt goed te begrijpen waarom een puber als puber reageert! Pubers wor-
Daamaast komt een puber ook met z'n binnenste naar buiten. Hij maakt
deel 3
is helemaal uit den boze en op de koop
hoofd: de wereld opent zich en ze breken Int. Een puber is letterlijk nooit thuis: hij wil optrekken met vrienden. film gaan.
0
Volwassenen beperken. met de beste bedoelingen. de wereld van de puber. Maar die goede bedoelingen komen niet altijd zo over. Ook in de relaties van de puber met anderen nemen volwassenen het hoogste woord: uitgaan met vriendjes en vriendinnetjes wordt stevig gecontroleerd. seksueel contact
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
wereld. maar meteen weer in de wachtkamer gezet. Wachten is de boodschap en wat doen ze ondertussen: rebelleren tegen alles en iedereen
die hen tegenhoudt. Probeer in je relatie met je jonggivers in de eerste plaats te onthouden wat aan de oor-
sprong ligt van dat gedrag. Pubers willen in de volwassen wereld meedraaien maar mogen niet. Dat lokt verzet uit. Wanneer je op puberaal
gedrag reageert door het belachelijk te maken en te wijzen op het negatieve, heeft dit meestal een omgekeerd effect. Een puber wil gehoord worden en respect voor zijn mening. Luister naar je jonggivers. praat en doe gewoon met
overtreden. Toon dat je belang hecht aan je waarden en normen.
Relaties en seksualiteit Waar mensen met elkaar in contact komen. ontstaan gevoelens: vriend-
schap. haat, liefde. bewondering,
hen! Ook al keur je hun gedrag op
nijd.... We vinden het belangrijk dat jonggivers met die gevoelens leren
zich niet altijd goed, probeer te begrijpen van waar het komt.
omgaan. De jeugdbeweging speelt een
In hun zoektocht naar zichzelf en hun eigen waarden en normen ben jij als begeleider (maar ook ouders en anderen) ongetwijfeld een voorbeeld. Toch
vinden ze het leuk om je gezag te ondermijnen. Ze stellen jouw waarden
en normen in vraag om te zien hoe sterk jij er als volwassene in gelooft. Pubers testen. Niet alleen hoever zij kunnen pan. maar ook hoever jij hen laat gaan. Reageer op tijd en wees consequent in je waarden en normen! Je zal geloofwaardiger overkomen. Zo
leer je jonggivers dat ze ook achter hun eigen waarden en normen moeten staan en ze plichtsbewust verdedigen en behartigen. Je moet natuurlijk niet
belangrijke rol bij de relatievorming tussen kinderen en jongeren. Seksualiteit ontdekken gebeurt in de eerste plaats al spelend: elkaar opzettelijk aanraken of kussen, zuigplekken zetten op de gekste plaatsen. het aanvragen. het uitmaken. briefjes schrijven, afspraakjes maken aan de snoepwinkel. stiekem samen gaan winkelen
in de stad, samen naar de cinema
gaan. elkaar proberen toevallig aan te raken.... Emotionele openheid is belangrijk: ook als begeleider loon je
best eerlijk wat je voelt of denkt. Je hoeft helemaal niet te verbergen dat je een relatie hebt. Je hoeft natuurlijk
niet je hele seksleven in het lang en breed aan de neus van je jonggivers te hangen!
te principieel worden!
Een leidingsploeg die het belangrijk vindt dat jonggidsen en jongverkenners op tijd op de vergadering aanwezig zijn. moet ook reageren op jonggi-
vers die te laat komen. Je kan geen regel voorop stellen en zomaar laten
Vlinders in de buik Jonggivers worden ook verliefd en dat is nieuw: vlinders in de buik. duizelin-
gen in het hoofd, een gelukzalig
Voor jonggivers betekent dit groot worden. Je moet zorgvuldig gevoel.
Het vuur can de schenen
0
Gevoelens'.
Ken en aanvaard jezelf. Goed leren onigaan met je eigen lichaam en je goed voelen in je vel. Voor leiding is
(hormonale) oorzaak en het heeft geen
het belangrijk om te tonen dat je tevreden bent met jezelf. Leer je
omspringen
met
deze
'Grote
Hun aanclacht voor het andere geslacht heeft eco nattitirlijke
zin die te onderdrukken. Je moet je
jonggidsen en jongverkenners de nodige vrijheid en ondersteuning
jonggivers hun lichaam aanvaarden. Dit doe je N,00ral door te tonen dat
geven in hun zoektocht naar zichzelf. Geef hen de zeltbevestiging die i.e vra-
bijneemt!
gen. zonder daarom een alternatief voor een vriendje of een vriendinnetje te zijn.
Verval ook niet in clichés. Aan uitspraken zoals "er is nog genoeg vis in de zee" heeft een jonggiver geen boodschap. Misschien zijn de verliefdheden van een volwassene niet dezelfde als die van een jonggiver. maar dat wil daarom niet zeggen dat hun gevoelens niet echt zijn. Je moet hun verliefdhe-
den daarom niet afdoen als kinderachtig of onecht. Die eerste ver-
liefdheden zijn meestal toch onschuldig en voorbijgaand van aard. Het is vooral de tederheid die de puber aanspreekt. Het bij elkaar zijn. met elkaar praten en een spiegelbeeld hebben in de ander. zijn voor hen belangrijk. Het is niet omdat een jonggids of jongverkenner biologisch rijp is voor de voortplanting dat hij of zij dit ook werkelitk gaat uitproberen! Begeleidingshouding Goed omgaan met seksualiteit en rela-
ties veronderstelt een aantal zaken van begeleiding:
Gdeel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
ook jij je kleine gebreken er graag Een open geest. Jezelf en de anderen leren ontdekken in een sfeer van
openheid en respect. Groepsdruk staat dit soms in de weg. Leeftijdsgenoten oefenen een grote
druk uit op elkaar.
Toch is het
belangrijk om eigen keuzes te leren maken en "neen" te durven zeggen. Je jonggivers weerbaar maken is een
belangrijke maar moeilijke taak. Leer hen op te komen voor zichzelf. door neen te zeggen en dit ook overtuigend over te brengen. Organiseer b.v. een zelfverdedigingsvergadering en nodig eco kenner nit die hen wat technicken bijbrengt. Het zal hen ongetwijfeld helpen.
Respect voor privacy. Behoud een vorm van intimiteit. Je moet je niet helemaal blootgeven. Wat en aan wie je iets vertelt of toont. bepaal je zelf. Wil iemand in zijn slaapzak kruipen om van onderbroek te verwisselen. is dat zijn of haar zaak. Plagerijen bewijzen dan niemand een dienst. Gemengde groepen kun-
nen samen slapen maar dit moet
niet. Overleg met je jonggidsen en
jongverkenners en kijk wie wel en wie niet gemengd wil slapen. Tref een regeling waar iedereen zich in kan vinden. Hou er rekening mee dat er ook jongens zijn die zich niet graag omkleden in het bijzijn van meisjes. Dit geldt uiteraard ook voor meisjes.
moppen of het geven van seksistische opmerkingen. Jonggivers zul-
len jouw gedrag overnemen en ze zullen dezelfde dingen in de mond nemen. Daarom: kijk uit wat je vertelt of zegt. zonder daarom elk woord vijf keer in je mond om te draaien.
Tijd voor elkaar. Een zeker engaStoer stoort. Het beperken van de stoerdoenerij. Seksmoppen vertellen is heel gemakkelijk. Succes ver-
zekerd! Wanneer er echter geen plaats meer is voor andere gesprek-
ken en het enkel over seks gaat.
moet je ingrijpen. Probeer de stoerdoenerij te ontkrachten. Laat je als leiding niet betrappen op het veel-
vuldig vertellen van aangebrande
gement in relaties. Net is belangrijk om te investeren in relaties met mensen. Tijd maken voor elkaar. tijci geven en nemen om naar elkaar toe te groeien. Zorg dat de contacten tussen jou en je jonggivers en de jonggivers onderling optimaal verlopen. Zorg dat je een vertrouwensband opbouwt. Vertrouw hen en zorg dat ze jou kunnen vertrouwen.
aan de schenen
0
Als begeleider kan je op twee manieren
aandacht schenken aan de ontluiken de seksualiteit: door in te spelen op situaties die zich voordoen of door het thema 'seksualiteit en relaties aan te snijden tijdens een activiteit. bijvoorbeeld met enkele eenvoudige en verantwoorde. maar vooral plezante lijfspelletjes (zie kaderstukje).
Aandachtspunten bij het omgaan met seksualiteit en relaties
1.Reageer steeds vanuit je eigen persoonlijkheid, maar hou er toch rekening mee dat je deel uitmaakt van
een leidingsploeg waar bepaalde regels en afspraken gelden. Wees consequent! 2.Het gedrag op zich is misschien niet
verkeerd, maar kan wel storend of zelfs onaanvaardbaar zijn. Met zoeLijfspelen
Bij lijfspelen gelden een aantal basisprincipes:
- Bouw de verschillende spelen zo goed
mogelijk op.
Begin
niet
is, maar dat het hier en nu ongepast is!
3.Jonggivers kunnen ook sterke gevoelens voor hun leiding krijgen.
contactspelleges. Zo kan je langzaam-
Controleer in dit geval of je mis-
aan je activiteit opbouwen.
schien aanleiding hebt gegeven. Het is dan goed om onder vier ogen met die jonggiver te gaan praten en écht te vertellen dat wat hij/zij wil, onmogelijk is. Stoot hem/haar zeker niet volledig af of mijd het contact niet. In extreme gevallen mag je best de ouders inlichten zodat zij ook thuis voor opvang kunnen zorgen.
doen.
- Controleer bij je jonggivers of er vraag is naar zo'n activiteit.
Enkele spelen die je kan spelen: 'in het vuur', 'transportband', 'buiklachen', 'knuffeltikkertje', 'douchen',
'handen tasten', 'in het duister
tasten', 'ijsblokje', 'broodje smos', 'pompidom', 'stofzuiger',... Deze lijfspelleges vind je ook in deel 4: Spel, blz. 143
:
duidelijk dat het gedrag niet verkeerd
onmiddellijk met aerie aanrakingen. maar speel eerst wat gewone
- Jonggivers die zich ongemakkelijk beginnen voelen, moeten niet mee-
IDdeel 3
nen is op zich niets mis. maar als het te pas en te onpas gebeurt, kan het storend werken. Daarom: stel
in leiding bu j Jonggidsen en Jongverkenners
O Chrimen ledereen staat op een bepaalde manier in het leven. heeft een eigen levensbeschouwing' of kijk op het leven. Wat jij
belangrijk vindt in het leven. jouw waarden, hebben met levensbeschouwing te maken. Dit komt in heel je
gedrag tot uiting, dus ook in wat je binnen scouting doet.
De manier waarop we met elkaar omgaan is een uiting van onze levens-
beschouwing. Maar ook hoe we met natuur en milieu omgaan heeft raakvlakken met levensbeschouwing. Je levensbeschouwing blijkt uit de manier waarop je die super onhandige jongverkenner benadert of hoe je in je
tak praat over mensen die 'anders' zijn. VVKSM vertrekt van een christe-
lijke mensvisie. Waarden als solidariteit en naastenliefde zijn daarbij niet vreemd. En we maken tijd om daar bij stil te staan. Deze benadering noemen we Christelijke Menswording of chrimen.
M en toe waait er in activiteiten van
jonggidsen en jongverkenners een vleugje spiritualiteit binnen. Je jonggivers komen soms ongewild aandraven met simpele uitspraken, waar veel achter schuilt. Je wordt geconfronteerd
met iets dat je raakt. dat je doet nadenken over het 'diepere'.
Met Christelijke Menswording willen we jonggidsen en jongverkenners iets waardevols meegeven. We willen jong-
givers helpen bij het ontdekken van wat zij belangrijk vinden in het leven, wat hun waarden zijn. Dat doen we spontaan of via georganiseerde momenten.
chrimenactiviteiten saai? Serieus? Of juist spannend en speels? Zij n
Sjorren kan saai weet eigenlyk niet goed waar in ik geloof of moet geloven..." "Wie of wat zorgt voor de dood van myn opa...?"
-Waaaaauw. het, je die vallende ster gezien...!" "Waar komen al die vreemde dierengeluiden vandaan...T' "Waren alle missen maar zoals die op kamp... !"
Hoe
komt het dat ik geraakt word door die belofte-uitspraak van Erik? Wie of wat zorgt voor deze ongeloollijke sterrenhemel?
zijn,
maar ook
afwisselend, dat hangt ervan af hoe je het organiseert. Zo kan je levensbeschouwelijke onderwerpen heel saai of
serieus brengen, maar ook als een spannend en interessant aspect van het bestaan dat vele kanten heeft.
Het vuur aan de schenen (111
STOP-activiteit Soms sta je doelbewust even stil. Je gaat op de rem staan en last een pauze in om de kijk op het leven en de wereld
rondom wat scherper te stellen. Eens georganiseerd stilstaan met je jonggivers noemen ve een STOP-activiteit. Jonggivers associèren chrimen vaak met miar de mis gaan. de godsdienstles of hun plechtige communie. Onterecht. want chrimen is veel meer dan dat. Tijdens activiteiten. kampen en weekends worden jonggidsen en jongverkenners niet met de parabels uit de godsdienstles geconfronteerd:
een verhaal over de sterren zet hen vaak sneller op het 'spirit uele pad dan het verhaal van de barmhartige Sainaritaan. Een rustig moment las je niet zomaar in. een chrimenmoment komt er niet zomaar. Eerst en vooral moet je zor-
gen voor een rustige sfeer waarbij iedereen zich op zijn gemak voelt. Geef je jongverkenners tijd om zich
aan te passen na je
maffia-spel. Belangrijk bij een chrimenmoment is dat jonggivers de moeite leren opbrengen naar elkaar te luisteren. In kleinere groepjes kom je vaak sneller tot rust. In een kleinere groep komen ook de stille jonggidsen of jongverkenners vlugger aan het woord. Hoe begin je nu aan zo'n STOP-activiteit? Geef bijvoorbeeld de jonggivers
een tekst met een paar denkvragen. een (poplliedje dat ze kennen. een een verhaal. een gedicht. Nostradamus-voorspelling. een indianenverhaal. krantenartikels. een
Een affiche of foto over de natuur of een natuurfenomeen zijn film....
andere ideeën. Lain je inspireren door de locatie of het moment van de dag:
een dauwtrip ademt sowieso al een sfeer van rust uit. Neem ook de tijd om na het georganiseerde stuk van de activiteit gewoon nog wat samen te zitten en van gedachten te wisselen met je jonggivers. Onmiddellijk deel twee van je maffia-spel voortzetten is dan misschien niet zo'n goed idee.
fol. John); Robeyns
0 deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en longverkenners
Ideeen voor STOP-activiteiten
1.Begin met een tekst. Bijvoorbeeld de tekst die je hiernaast vindt. Je kan er onmiddellijk een aantal vragen bij verzinnen. Stel de tekst in vraag: kan je wel op tegen de rest? Wie is de rest volgens jullie? Herken
4.0p een weekend. zoals DJ-dagen. is er meestal ook plaats voor een chrimenmoment: soms durven jonggivers maldtelijker praten over serieu-
ze dingen met andere leiding of andere jonggivers.
je deze situatie in je eigen scoutsgroep? Laat de tekst een paar keer horen om de juiste sfeer in je groep te scheppen. Je kan een stapje verder gaan en proberen er een positieve tekst van te maken. Of verdeel de strofes over verschillende groepjes: het ene groepje maakt een positieve strofe, een ander groepje bespreekt
'Alles gaat voorbij' (Doe Maar)
al doe je nog zo je best Je kunt niet op tegen de rest zij die het beter weten je kunt het wel vergeten je verliest het toch
een strofe of beeldt ze uit. Als afslui-
ter kan je een compilatie van de beste ideeën of uitspraken op een flap zetten, die je dan in je lokaal of een 'stifle tent ophangt. 2.Een babbelmoment tijdens de siesta: over alledaagse dingen. Hoe
denk je eruit te zien over 10 jaar? Wat wil je later worden? Wat wil je later bereiken? Waarom leven/sterven we? Evalueer eens een paar activiteiten die je als leiding slecht vond
en vraag naar de mening van je
jonggidsen en jongverkenners.
3.Andere gelegenheden waarbij je georganiseerd stilstaat: belofte. het
avondlied op het einde van elke kampdag. een lied of gebed voor de maaltijden. een vrijdagavondbezin-
ning, een eucharistie in open lucht op kamp. het jonggivergebed bu j de start van je weekend, een stille tent op 'camp._
al ben je vol goeie moed denkt dat je weet hoe het moet je knippert met je ogen en alles is vervlogen o dromen zijn bedrog alles gaat voorbij alles gaat voorbij elke droom vervaagt als je je ogen opendoet
je raakt het kwijt er is lets wat je gelooft: dat je met geld geen liefde koopt je laat je niet verleiden, wie om de macht wil strijden die verliest het toch als je maar bedenkt: alles gaat voorbij alles gaat voorbij elke droom vervaagt als je je ogen opendoet
je raakt het kwijt Het vuur a n de schenen
Spontaan stilstaan 'Wens de georganiseerde STOPactiviteiten was Brenda altijd heel onrustig. Op een middag aan de
afwas vertelde ze dat haar zus allang ziek was en thuis mocht er
absoluut geen lawaai zgn.
Die
rustige momenten op kamp deden haar te veel denken aan thuis.
Geef je jonggivers de kans zich te uiten. ook dit is chrimen: luisteren naar wat jonggidsen en jongverkenners te vertellen hebben en wat hen bezighoudt. Ahmed die verhalen vertell over zijn angsten waar iedereen zich in herkent: dat zijn gewoon de echte momenten. Pik ze op en ga erop in. Aan de afwas of bij het kampvuur word je plots met enkele jonggidsen ernstig. Neem zo'n moment op en durf jezelf ook bloot te geven. Als je onzeker bent over je toekomst. luister dan misschien eens naar de visie van een 11- tot 14-jarige. Tijdens die momenten leer je je jonggidsen en jongverkenners pas echt goed kennen.
Veel praktische ideeën en teksten voor chrimenactiviteiten vind je in: - Hoofd in de wolken. voeten op de grond. 1997 Chrimenmap. uitgave VVKSM.
6 deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
O Rondomons Scouts en gidsen zijn niet alleen op de wereld. Scouting staat met twee voeten in de samenleving: we leven samen met andere mensen. dieren en planten rondom ons op deze aarde. Met onze werking willen we jonggidsen en jongverkenners een aantal waarden meegeven: eenvoud en soberheid. respect en waardering voor ons leefmilieu en het anders zijn van de mensen waarmee we samenleven. een gelijkwaardige behandeling van alle mensen zon-
der onderscheid van ras. afkomst, geslacht, religie of stand. Als begeleider heb je samen met je jonggivers oog voor je omgeving en het milieu waarin je woont of speelt. Je engagement als
scout of gids stopt niet aan de deur van je lokaal.
Tuur in de natuur
Onderweg in de natuur doe je heel wat indrukken op. Impulsen liggen er voor het rapen: kikkers die de weg oversteken, doen ons halt houden.
Brandnetels prikkelen onze benen. Daar maken we soep van! En vallende
sterren doen ons verwonderd zijn. Jonggidsen en jongverkenners zijn soms verrast over hun betrokkenheid bij de natuur: op paaskamp bevriezen in de tent, paarse benen van het fietsen tegen de koude wind. een romantische kampomgeving met een al even idyllisch kabbelend beekje, bang zijn bij een onweer....
Wees opmerkzaam en gebruik die momenten om jonggivers bewust te maken van de wezenlijke band tussen de natuur en de mens. Op andere
momenten kan je die betrokkenheid
Natuurbeleving Scouting heeft een lange ervaring met
activiteiten in en met de natuur.
Kamperen en buitenleven zijn traditio-
nele elementen van ons scouts- en
bewust wat stimuleren met je activiteiten (zie kaderstukje). Zet jonggivers
aan om kennis te maken met de natuur. Het veronderstelt creativiteit en speurwerk om situaties te creëren waarin kinderen verwonderd en uitgedaagd worden door de natuur.
gidsenspel. En toch is 'de natuur' lang geen vanzelfsprekendheid meer: we moeten er zorg voor dragen en deze
zorg doorgeven aan onze jonggivers. Laat daarom de natuur een inspiratiebron zijn voor je activiteiten!
Het vuur can de schenen
Laat je inSpireren door je 0Mgeving.
- Doe een zintuigentocht waarbij je
Een milieubewuste houding komt tot tilling in al wat je als leider of leidster doet. Denk na over wat je gaat gebrui-
de vier oerelementen zeer duidelijk aan bod komen: water (zwemmen, waterspelen). vuur (woudloperskeu-
ken als je een activiteit in elkaar steekt:
ken. kampvuur). aarde (indianen-
re materialen? Je kan zeker groenten in blik kopen als de blikken later nog van pas komen bij een activiteit. Het
dansen. pottenbakken) en lucht (bellen blazer'. vliegers maken).
Trek op dauwtrip in de stad en ontdek hoe de stad ontwaakt of ga koeien melken en strobalen stapelen in de schuur bij de boer in het dorp. - Verzin een natuuruitdaging waarbij jonggivers tegen steile hellingen lopen. stroomopwaarts zwemmen. met z'n alien boyen op een rots gera-
ken. regenwater opvangen, vuur maken met een vergrootglas,...
Organiseer een natuurbeheersactiviteit: samen met een natuurvereniOng uit je buurt kan je opslag van boompjes op de heide afzagen. een grasland maaien of vogelkers uittrekken in een bos. Ga op zoek naar eetbare of geneeskrachtige planten. maak vlierbessensap tegen verkoudheden. zet 's avonds een pot ontspannende krui-
denthee op basis van klaprozen. meng jonge blaadjes van onbesproeide paardebloemen onder de sla. maak een voetbad met berkenbladen tegen zweetvoeten.... Planten kan je drogen, dierenschedels afkoken. Leg een collectie dierenuitwerpselen aan. Verzamel stenen. schelpen. veren.... Beschilder ze en maak er je eigen museum van.
4;)
Milieubewust voorbeeld
voorwerpen tilt de omgeving laat ruiken, proeven. voelen. horen en zien. Bedenk een thema-activiteit waarbij
deel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
welk materiaal heb je nodig: kies je voor milieuvriendelijke en herbruikba-
helpt als je op voorhand een boodschappenlijstje opstelt en even nadenkt over hoeveelheden. Zo zit je na je activiteit niet met overschotten die dan loch in de vuilbak belanden. Afval sorteren voor recyclage is vandaag ongetwijfeld de regel. Als er in je lokaal onvoldoende voorzieningen zijn om afval selectief te verzamelen. ont-
werp dan misschien samen met de jonggivers een sorteerpark.
Kies voor je spelen en kampen een plek in de natuur die makkelijk te bereiken is: liever dichtbij dan ver weg, liever reizen per fiets of openbaar
Denk evenzeer na over de effecten van je activiteit op de omgeving of over het gebruik van energie: vervoer.
koken op een houtvuur kan heel
romantisch en avontuurlijk zijn. maar sta je ook eens stil bij het lage rendement van die energiebron en het bos dat je plundert voor stookhout? Zet je de verwarming op met ramen en deuren van je lokaal wagenwijd open? Is het echt nodig honderclen liters water te verspillen voor waterspelletjes? Waardering voor je omgeving betekent trouwens niet dat je alles moet verbie-
Het vraagt wel de bereidheid rekening te houden met mogelijkhe-
een bos opruimt of waarin het vuilnis van je speelplein aandelen kan laten
bepaalde omgeving en het spoort je
stijgen (of dalen) op een beurs. Een patrouille van dienst kan dagelijks vijf minuten over het terrein !open
den.
den en onmogelijkheden van een
aan om te zoeken naar creatieve oplossingen en alternatieven. Als begeleider heb je een belangrijke
voorbeeldfunctie: als jij je milieubewust gedraagt. zullen je jongverkenners ook een milieubewuste houding aannemen. Als je zelf al eens een gevonden blikje meeneemt uit het bos, wordt je voorbeeld volgende keer misschien gevolgd door de jonggidsen.
Milieuvriendelijk spelen en kamperen
om zwervend afval op te ruimten.
Verpakkingsmateriaal is een grote vervuiler. Hou alle verpakkingen bij
en doe er op het einde van het trimester een knutselactiviteit mee. Hergebruik oude of 'gevonden kleren als verkleedmateriaal en denk na wat je allemaal met afgedankte binnenbanden kan doen. - Er bestaat ook milieuvriendelijk en duurzaam knutselmateriaal (verf, lijm, stiften, verf zonder oplosmiddelen voor het lokaal ). En ook al krijg
je massa's kladpapier of balpennen Het kamp is zonder enige twijfel een
van een bedrijf, draag er zorg voor.
uitgelezen kans om jonggivers te tonen
hoe ze met hun omgeving moeten omgaan. Maar ook tijdens je wekelijkse activiteiten kan je er de nodige aan-
dacht aan besteden.
Enkele aandachtspunten en aanknopingspunten voor leuke activiteiten.
wind. Denk na over energiezuinige kookvuren of eenvoudige systemen om water te zuiveren.
De Milieuwerkdoos, uitgave Koning Boudewijnstichting. Natuurspelenboek, uitgave Jeugdbond voor Natuurstudie en Milteubescherming vzw. Op Expeditie in Nederland. uitgave Scouting Nederland. Natuur in Beweging-reeks, uitgave Beweging Rekreatie en Spel (Bres) i.s.m. Wereldnatuurfonds (WWF).
Papiertjes, blikjes en ander afval
- Loslopend Wild, uitgave Koning
- Zeepresten van de afwas filteren of In een afvalputje doen. zeep rechtstreeks in het water veroorzaakt een -
Aanbevolen literatuur
vieze schuimwolk. Probeer energie te winnen uit water,
horen niet thuis op je terrein of in het bos. Speel een spel waarbij je
Boudewijnstichting. Afdeling Jeugdwerk.
Het vuur aun de schenen
0
Openheid
"Sjorren? Een tent opzetten? Nog nooit gedaan!"
ledereen is anders. Goed omgaan met elkaar vereist inleving in wat anderen bedoelen of ervaren. maar ook openstaan voor andere meningen. We willen dat jonggivers die fijngevoeligheid aan de dag leggen om goed samen te leven met mensen met een andere cul-
tuur. mensen met minder kansen. mensen met een fysieke of mentale handicap. Ve laten geen ontmoe-
sing. een voetbaltornooi.... In iedere gemeente zijn er tal van organisaties
kinderen uit andere culturen of met
Het eerste zicht voorbij
hoef je niet in het wilde weg te beginnen. Zij kunnen je een duwtje in de rug geven. Een gesprek met een opvoeder van je mentaal gehandicapte jongverkenner is ook een kennismaking en maakt wellicht veel duidelijk. Laat alle drempels verdwijnen en verwerk andere culturen. gewoonten of
Sinds een paar weken kornt Salim naar de scouts. Het is uoor de lei-
leefomstandigheden zonder poespas in je activiteiten: een Turkse middag met thee en Turkse gerechten. waag je aan
ding al moeilyk om de twintig
een les buikdansen of bezoek een
andere jonguerkenners in toom te houden en nu worden ze geconfronteerd met een andere cultuur,
moskee.
Maak je scoutsgroep
toegankelijk voor alle kinderen. met gelijk welke achtergrond of uit gelijk welk midden.
ouders die moeilyk Nederlands begnjpen. De jonguerkenners zien het ook niet direct zitten met Salim: "Hy weet niet wat sjorren is! Hy eet geen varkensylees!" Een hele rits uooroordelen maakt
:
bij migranten. een partnership met het plaatselijk buurtwerk. een openscoutsdag voor alle jongeren in je buurt. een groepsraad op verplaat-
tingskansen liggen. Al spelenderwijs ontdekken jonggidsen en jongverkenners de meerwaarde van spelen met een handicap.
0 deel 3
Hoe ga je met zo'n cultuurschok om? Een eerste slap is kennis maken met Salims cultuur of wereld. Begin met kleine dingen: een uurtje doorbrengen
waar je ongetwijfeld terecht kan. zo
Organiseer een rolstoelrace in het dagcentrum voor mentaal gehandicapten bij jou in de buurt. las een doofstom uurtje in tijdens je activiteit.... Ook jonggidsen of jongverkenners kunnen ideeën aanbrengen: misschien wil een gehandicapt klasgenootje van ëen van je jonggivers dol-
het er niet gemakkelyker op. Maar ook voor Salim is ons
graag met ju Hie meespelen. De betrokkenheid van je jonggidsen en jongverkenners zal er alleen maar
scoutsspel niet uanzelfsprekend:
door vergroten.
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
Een stapje verder
Wanneer je kansarme. gehandicapte of migrantenkinderen opneemt in je groep. moet je met een aantal zaken rekening houden. Bedenk dat het voor hen zeker niet vanzelfsprekend is
om bij je groep aan te sluiten! Een perfect uniform of een weekend naar de Ardennen kan een financièle drempel zijn en schrikt de ouders van deze kinderen soms af. Aan jou om daar oog voor te hebben en de nodige creativiteit aan de dag te leggen: uniformen van oud-jonggivers kunnen een nieuwe scoutscarrière tegemoet gaan.
Besteed voldoende aandacht aan de
gezinssituatie van elk kind: een hutsbezoek en regelmatig contact met de ouders is zeker belangrijk. Scouting is voor hen helemaal niet vanzelfsprekend en vaak hebben ze wel andere problernen om aan te denken. begrijpen ze je onvoldoende of hebben het moeilijk met je manier van werken. Je zal sommige gasten moeten oppikken bij hen thuis. Geef hun de kans zich rustig in te werken in je groep. Eens
een aantal drempels. vooroordelen. maar ook communicatieproblemen weggewerkt. zullen je jonggivers snel merken dat die anderen ook maar zijn zoals wij.
Het vuur aan de schenen
0
Open kamp
Verschillende gouwen en districten
Op zo'n kamp gaat het natuurlijk
organiseren 'Open Kampen'. Dit zijn
makkelijker om een goed contact te krijgen met dergelijke kinderen. Je
kampen voor kinderen uit kansarme middens. migranten,... Door die kam-
pen worden soms kinderen in een lokale groep geintroduceerd. Zo'n kamp mee begeleiden geeft een goed beeld van waaraan je je kan verwach-
ten en zal ervoor zorgen dat je zelf open leert staan voor deze jongeren en
hun situatie beter kan inschatten. Cindy en Greeye gaan op huisbezoek by Ian. Brian en Debby. Zo
hadden ze het nooit verwacht.
leeft er een paar dagen samen en als jij
jezelf openstelt volgen die kinderen ook wel.
Een stapje zetten buiten je eigen groep is soms niet gemakkelijk en af en toe zal je misschien het deksel op je neus krijgen. Een goed gelukte activiteit blijft je wel tien keer langer bij dan een
activiteit met je eigen groep. En je jonggivers zullen er allicht ook wel zo over denken. Bovendien zullen ze in
het vervolg een aantal vooroordelen sneller opzij kunnen zetten.
Zeven kinderen en hun moeder in
een klein huis: de muren met krantenpapier behangen. plastic
Meer info
tuinmeubelen als meubilair, to-do-
lysyes met eenvoudige zaken op (maandag brood halen, dinsdag naar de bank.),... Maar vooral drie nieuwsgierige, enthousiaste. nerveuze kinderen die nog nooit van scouting gehoord hebben. Op
Als je informatie wil, je kamp open
kamp zelf duurt het wel even voor
Jongeren Informatiepunt (JIP) in je gemeente. Daar vind je adressen en
hun afweerschild wegvalt, maar
na een paar dagen verdwynen wonderwel alle barrières en laten
ze hun speelse fantasie de vrye loop: een vlot sjorren is voor hen een boot bouwen, kampvuur werd vuurkamp. morse wordt een nieuwe geheirritaal en een slaapzak.
rugzak en maye hun take-away slaapkarner,...
(1)
deel 3
:
in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
stelt voor kansarme kinderen, migran-
ten of kinderen met een handicap. of wil je samen met een andere organisatie een activiteit in elkaar steken, stap
dan naar de jeugddienst of het contactpunten van lokale en regionale migrantenverenigingen, derde- en vierdewereldorganisaties, integratiecentra of het jeugdwelzijnswerk bij jou in de buurt. Ook op het verbondscen-
trum van VVKSM. in je gouw of district kan je informatie opvragen.
O Vorming Elke week opnieuw klaarstaan met een actWiteit die zowel eerstejaars als derdejaars boeit. een goed kamp organiseren. jonggidsen en jongverkenners leren samenwerken en verantwoordelijkheid dragen. ontgaan met kleine en
Vorming
lnleidingsdagen (ID). ID is een meer-
daagse cursus voor beginnende leiding. Op ID sta je stil bij het scouts-
en gidsenspel waarmee je iedere
grote ruzies. samenwerken met je
week te maken hebt. In een groepje van een tiental leiders en leidsters
dat is in leiding staan medeleiding bij jonggidsen en jongverkenners. Een
vinden en welk spel ze graag spelen.
vak dat je al doende leert, in je tak. in je groep.
Toch is het ook boeiend mensen te ontmoeten uit andere groepen. Samen met hen leer je andere dingen. Andere groepen hebben andere gewoontes, spelen andere spelletjes. zien
zoek je naar wat kinderen prettig Over hoe je zo'n spel spannend en actief kan maken. Over de achterliggende waarden van onze scoutswerking. Over basispijlers, takwerking en de leefwereld van kinderen. De begeleiding probeert in te spelen op vragen die jij vanuit jouw jong-
gidsen- of jongverkennertak mee-
soms andere oplossingen voor problemen. De ploeg Kadervorming van
brengt.
VVKSM biedt je de kans om samen
Gilwell is een meerdaagse cursus voor ervaren leiding. Op gilwell leer je over jezelf in de groep: welke rol speel jij in een groep, hoe kom je over bij anderen, hoe laat je je beinvloeden,... ? Door inzicht te kiijgen in jezelf kan je de kwaliteit van je begeleiden en samenwerken verbeteren. Gilwell doet je de dingen scherper zien waardoor je nog beter in leiding kan staan
met leiders en leidsters uit andere groepen stil te staan met wat in leiding staan betekent. om samen het leidersvak nog beter te leren.
Ook buiten VVKSM zijn er vele vormingsmogelijkheden die je extra bagage geven voor je werk in de tak.
Gilwell.
Vorming voor cursusleiding. Als je
gilwell gevolgd hebt en je hebt zin om je cursusverhaal nog verder te zetten, kan je zelf cursusbegeleider CDHet vuur aan de schenen
worden. Op deze vormingsdagen gaan we na of cursus begeleiden lets voor jou is. - Weekendjes vorming. Naast de meer-
daagse cursussen is er een aanbod van vormingsweekends. Er zijn weekends waar je werkt rond spedfieke thema's (technieken, chrimen.
integratie, gemengd werken,... ). Daarnaast zijn er 'weekendjes vorming' voor jonggidsen- en jongverkennerleiding waarbij je takgerichte thema's aanpakt. Vorming door gouwen en districten. Naast de cursussen die het verbond organiseert. bieden ook de gouwen en districten interessante vormingsmogelijkheden. Het aanbod varieert
van gouw tot gouw en kan elk jaar verschillen.
Qdeel 3 : in leiding bij Jonggidsen en Jongverkenners
De.
¡find in de.
zeden
speelvelden De takwerking bij jonggidsen- en jongverkenners komt pas echt tot leven in de wekelijkse activiteiten. Die activiteiten delen we in in vijf speelvelden: spel. tocht. technieken. kamp en expressie. Deze speelvelden bepalen in belangrijke mate ons 'programma'. Het zijn de ingrediënten waarmee we onze basispijlers en interessewerking omzetten in de praktijk. Kortom. het zijn de dingen die we graag en 'eel doen met jonggidsen en jongverkenners. In dit deel zoomen we in op deze speelvelden.
Deze indeling in speelvelden is in zekere zin kunstmatig. Je verwerkt allicht verschillende speelvelden in een activiteit. Een jonggiveractiviteit of -spel is maar uitdagend als er genoeg variatie in zit en niet na een tijdje gaat vervelen. Met verschillende fasen en een thema of verhaal als rode draad in spel of activiteit. hou je er de spirit in. Begin bijvoorbeeld met een snelle denk- en doe-kwis; laat de winnende patrouille met een kleine voorsprong aan een sporentocht beginnen; bouw onderweg een hindemis in waarbij er een constructie gesjord moet worden om over de beek te geraken; de patrouille die aan de overzijde het eerst de coördinaten van een geheime plek ontcijfert. kan een verborgen schat gaan opgraven! Op die manier schud je de ene avontuurlijke activiteit na de andere uit je mouw. Je hoeft natuurlijk niet telkens een ingewikkelde plot te bedenken. Niets belet je de volgende week gewoon te gaan schaatsen of een namiddag lang met sjorbal-
ken te stunten.
(lee' 4 : speelvelden
O Spel Er zijn ongelootlijk veel spelvormen met steeds andere spelregels en speldoelen. Jonggidsen en jongverkenners ontwikkelen spelenderwijs fysieke of (spel)technische vaardigheden maar ook andere capaciteiten zoals samenwerken bij ploegsporten, rekening houden met anderen. vertrouwen geven en krijgen. Jonggivers proberen alles op een speelse manier uit. dat is boeiend en plezierig.
schapsspelen....) en het materiaal (pingpongballetjes. kranten. bierkaartjes. water. sanseveria's....). Traditionele spelvormen
Bosspelen. Spelen in een bos nodigt uit tot zoeken. sluipen. verstoppen en rennen. In een goed en stevig bosspel wordt
er meestal jets uit het kamp van de
plaats. van individuele tot ploeg- en groepsspelen. volgens gebruikt materiaal. enz. Dat zijn ook de elementen waarmee je kan variëren. Je zorgt
tegenstander weggehaald waarna je het naar je eigen kamp smokkelt. Tussendoor wordt er hevig gestreden om je 'leventje'. Zo'n bosspel is enkel spannend als het leuk is ingekleed en niet te lang duurt. - Stadsspelen. Ook in een stad zijn er mogelijkheden om te spelen: fotozoektochten of speurtochten langs etalages. historische gebouwen of standbeelden,
voor voldoende afwisseling in je spelen
een achtervolgingsspel met verklede per-
soorten spelen Spelen kan je op veel manieren in vakjes stoppen: volgens speldoel. volgens
door te variëren in het aantal personen (in één groep. twee ploegen. kleine
groepjes, koppels, individueel....), de plaats (in je lokaal. in het bos, in de stad. op het strand. op een grasveld. in de zithoek. in het zwembad....). de tijd (één groot namiddagvullend spel. een aaneenschakeling van korte spelletjes. opdrachtenspel, een schattenjacht in verschillende fasen. doorschuifspel, keuzeactiviteiten met verschillende spelen,...). de spelvorm (loopspelen. sluipspelen. denkspelen.
kringspelen. rustige spelen. gezel-
sonages, een opdrachtenspel waarbij niets vermoedende voorbijgangers de hoofdrol gaan spelen in je straattheaterversie van 'Romeo en Julia of winkelende grootmoeders overtuigd worden mee
te doen met een partijtje zakdoekleggen....
- Avondspelen. In het schemerdonker een bos intrekken voor een verstop-, sluip- of geluidenspel of geblinddoekt een touw volgen is voor jonggidsen en jongverkenners vaak veel leuker dan een ordinaire spokentocht waarbij het alleen de bedoeling is jonggivers 'bang' te maken. De wind in de zeilen
loto: Envio De Mocr
Heel wat traditionele spelen zijn geba-
seerd op het competitie-element: het komt erop aan de beste, de slimste of de snelste te zijn. Daarom leggen we in dit hoofdstuk graag de klemtoon op minder prestatie- en selectiegerichte spelen. Leuk spelen kan ook zonder
groepsbevorderend zijn. Het komt er vooral op aan met je spelen aan een
hechte groep te werken. waarin ieder-
een zich thuis voelt en aan bod kan komen. En dat doe je door genoeg af te wisselen, of hadden we dat al eerder gezegd?
dat er een winnaar uit de bus moet komen: gewoon voor het plezier van het samenspelen. om elkaar beter te leren kennen, om ploegen in te delen of ont je lokaal op te ruimen. Natuurlijk moet je niet alle vormen van competitie uit je spelen weren. Op tijd en stond een spel waarbij je tot het
uiterste gaat om te winnen. kan ook deel 4 : speelvelden
We delen de spelen in volgens wat je ermee wil of kan bereiken. het speldoel. Je krijgt van ons een selectie van leuke - kennismakingsspelen: spelen om ploegen in te delen: groepsbevorderende spelen: en competitieve spelen.
1. Kennismakingsspelen In het begin van het jaar. wanneer nieuwe jonggidsen of jongverkenners aansluiten of wanneer kinderen elkaar niet echt kennen.
Zij moeten met de afgesproken gebaren duidelijk maken wie er achter de rug van hun speler staat. De twee spelers proberen zo vlug mogelijk elkaars naam te noemen.
maak je kennis met elkaar. Je kan maar goed samenspelen wanneer alle jonggidsen en jongverkenners zich thuis en veilig voelen in de aroep.
EVENWICHTSBALK
Je helm een hinge. stevig plank nodig die Je
kring. Hij wijst iemand aan en zegt daarbij rechts" of "links" en vervolgens "bumpilybump-bump-bump". Voor de speler in het midden die woorden helemaal heeft uitge-
horizontaal boyen de grond kan plaatsen (bijvoorbeeld op twee stoelen. ladders) als een soort evenwichtsbalk. Alle spelers gaan naast elkaar op de balk staan. De opdracht: probeer zonder van de balk te vallen op alfabetische volgorde te gaan staan. Andere opdrachten kunnen zijn: volgens grootte. kleur van haar. schoenmaat.... Op deze manier kom je spelender-
sproken. moet de aangewezen speler de
wijs wat meer over elkaar te weten.
BUMPITY-BUMP-BUMP-BUMP
Een speler staat in het midden van de
naam noemen van degene die links of rechts van hem staat. Kan hij dat niet. dan moet hij de plaats innemen van de speler in het midden. Om het spel moeilijker te maken. wijzig je af en toe de opstelling van de spelers. CHINEES PORTRET
Twee gelijke groepen staan elk aan een kant van het lokaal. Elke groep spreekt gebaren af om elke speler van de andere groep uit te beelden (bijvoorbeeld: iemand met lang haar wordt uitgebeeld door naar de haren te wijzen. iemand heel groot door in de lucht te wijzen. enzovoort). De twee
groepen gaan op een rij tegenover elkaar staan. met de rug naar de andere groep. De spelleider kiest (in stilte) uit elke groep
een speler en zet hen in het midden. met hun ruggen tegen elkaar en het gezicht naar hun team. Er wordt een teken gegeven en de andere spelers draaien zich om.
FOTOKWARTET
Vooraf wordt aan de spelers gevraagd een foto van zichzelf mee te brengen. Elke speler maakt een set van vier kaarten: op de
eerste kaart komt de foto met de naam eronder. Voor de drie andere kaarten gebruiken de spelers prenten uit tijdschriften en reclamebladen. Op de tweede kaart komt de prent van een huts, met hun adres eronder. Op de derde en vierde kaart komt hun hobby. school.... Als een deel van de jonggivers elkaar al kent. probeer dan gegeyens te gebruiken die ze nog niet van elkaar kennen (lievelingskoekjes. troeteldier. lievelingsgeur....). Iedere speler probeert kwar-
tetten (sets van vier bij elkaar horende kaarten) te verzamelen. volgens de regels van een kwartetspel. FREAKSHOW
Verdeel de groep in twee ploegen.
Een
De wind in de zeilen
0
jonggiver van de cerste ploeg toont een 'kunstje': tenen laten krullen. breakdance. handenstand. oogleden omplooien.... De andere ploeg probeert dit na te doen. Welke ploeg kan de andere ploeg overtrel fen met zijn kunsten? HAN DEN TASTEN
Laat de jonggivers per twee zit ten en geef ze
de tijd om in stilte elkaars handen uitvoerig te betasten (harige handen. (ange vingers. warme handen, klamme handen....).
Blinddoek dan eén jonggiver terwijI de anderen in een kring gaan zitten. De geblinddoekte betast nu een voor een alle handen en probeert de handen van zijn/haar partner te herkennen. Achteraf kan je de jonggiver vragen hoe hij de handen van z'n partner herkende. Zeg vooraf
dat het geen gokspelletje is.
Uiteraard
speel je dit spel in stilte. Andere variaties zijn mogclilk: voeten. kuiten. neuzen. oren.... NAAMDOEKEN
Maak twee groepen. Hou een dcken tussen de twee ploegen zodat ze elkaar niet zien. Bij elke ploeg staat een speler vooraan. met zijn gezicht naar het deken toegekeerd. Je laat het deken vallen en de twee spelers proberen zo vlug mogelijk elkaars naam te roepen. VERDWENEN SCHAAP
ledereen krtupt op handen en knieën rond met de ogen gesloten. lemand kruipt niet mee rond en legt een deken of een grow dock over één van de spelers. Op een signaal mag iedereen de ogen openen en rond
Gdeel 4 : speelvelden
kijken wie verdwenen is. Wie raadt wie weg is. mag als volgende het deken over iemand leggen.
2. Spelen om ploegen in te delen Het is goed om met wisselende groepjes te spelen. zo leren jonggidsen en jongverkenners met alle leden van de tak samen spelen. Bij het indelen van ploegen of groepen vermijd je best dat de sterkste jonggidsen en jongverkenners steeds in een groep zit-
ten en dat zwakkere of minder populaire jonggivers telkens als laatsten 'gekozen' worcien. Groepen indelen kan ook op leuke. alternatieve manieren. DOMINO
Alle jonggivers krijgen op buik en rug een
blad met een verschillende figuur. Dan gaan ze op zoek naar de jonggids of jongverkenner die dezelfde figuur op zijn/haar rug of buik heeft. Zo ontstaan ketens van dominoblokje die dan als groepje kunnen dienen. Je kan ook een puzzelstukje geven dat dan moet passen aun dat van een andere speler. HETZELFDE TOUWTJE
Neem een aantal stukjes touw (de helft van
het aantal jonggivers) en hou ze allemaal samen in het midden vast. Laat iedereen één eindje vastnemen. Dan laat je de touwtjes los zodat iedereen ontdekt wie z'n part ner is. KAARTSPEL
Verdeci de kaarten van een kaartspel. Alle
zwarte kaarten vormen een groep en alle
rode kaarten. of alle pare en alle onpare getallen samen: alle cijfers en alle figuren samen.... Na enkele van deze opdrachten
met bananen, sinaasappelen. granaatappels. enz. Er moeten evenveel strookjes papier zijn als spelers. Elke speler krijgt
stop le en is de groep in twee verdeeld. KRINGLOOP
een strookje papier en loopt rond in het lokaal. leder wisselt zo dikwijls mogelijk zijn stukje om. Als je Truitkonf roept. kijkt
Er zijn evenveel kaartjes als deelnemers.
iedereen naar zijn stukje papier om te zien
Op elk kaartje staat een stuk van een
tot welke familie men hoort en begint te
kringloop getekend. De deelnemers mogen elk een kaartje trekken en dan het groepje
roepen "Mango-mango-mango! (of banaan. enzovoort)". tot de hele familie bij elkaar is. De familie zit neer zodra ze volledig is: groot-
vormen met hen die passen in dezelfde kringloop. Het past zeer goed bij een activiteit of spel rond milieu of maatschappij. Mogelijke kringlopen: - zee - verdamping - wolken - regen - rivier - krant - oud papier - papiercontainer pulp - recyclagepapier - armoede - geen geld voor studies - geen diploma - geen werk - geen inkomen Je kan ook met spreekwoorden werken. De
delen van een spreekwoord teken je op aparte kaartjes. Elke speler gaat op zoek naar de spelers die de kaartjes hebben met de andere delen van het bedoelde spreekwoord. Voor een groepje van drie: een kaartje met bomen. een kaartje niet een vangnet. een kaartje met wind. Dit geeft het spreekwoord: 'Hoge bomen vangen veel wind'.
moeder onderaan. vader op haar schoot.
moeder op zijn schoot en baby op haar schoot. Je kan dit spel verschillende keren
spelen tot dat je aankodingt dat er een ander spel begint met de gevormde groepjes. NEUZEN KLEUREN
Je inuakt in ceo groot stuk karton een gat ter hoogte van de neus. Je leden steken er dan eén voor éen hun netts door en je schil-
dert er een kleurtje op. Ze veten zelf niet welke kleur ze krijgen en moeten zelf uitzoeken bij welk groepje ze.horen. GEURTUNNEL
De spelers kruipen door een tunnel. Aan het einde van die tunnel wacht de spelleiding met verschillende soorten geurtjes en
MAMA MANGO
besprenkelen de spelers. De spelers probe-
Je hebt 'sets van reepjes papier. waarop je 'gelukkige families'. soortnamen van fruit. hebt opgeschreven (het aantal in elke familie hangt af van het aantal deelnemers dat je in de groep wilt). Bijvoorbeeld voor groepen van 4 kan je 4 reepjes papier maken met: grootmoeder mango. moeder mango, vader mango en baby mango. En zo ook
ren al ruikend 111111 ploegniaten t e vincien.
3. Groepsbevorderende spelen Sommige spelen leggen de nadruk op het bevorderen van de groepssfeer. Bij samenwerkingsspelen zijn de spelers op elkaar aangewezen om het spel of de opdracht tot
De wind in de zeilen
een goed einde te brengen. Op een speelsc
BUIKLACHEN
manier daag je groepen uit om goed te functioneren door samen te werken. ze komen tot het besef dat iedereen van de groep nodig is om het doel te bereiken.
ledereen ligt op zijn rug in een kring. leder
ligt met zijn hoofd op de buik van een
Vertrouwensspelen dagen uit om je te durven 'geven aan de groep en de leden van je groep te vertrouwen.
ander. De eerste zegt: "Ha!". De tweede: "Ha, ha!". De derde: "Ha, ha. ha!" Enz. De hele groep rond. Vaak ontstaat een daverend gelach. wat nog versterkt wordt als je lacht om te lachen.
BLIND-SCHIKKEN
DOUCHEN
Alle deelnemers zijn geblinddoekt en moeten samen jets schikken in het lokaal. b.v.
Een persoon gaat op zijn buik op de grond liggen met de ogen gesloten. De andere groepsleden gaan rond deze persoon zitten.
de tafels en stoelen in een kring plaatsen juist in het midden van het lokaal. Men mag afspraken maken, een organisator aanduiden,... Alles mag, behalve kijken.
Op een teken geven zij hem een douche door met de vingertoppen overal op zijn lichaam te roffelen. Eerst zachtjes. daarna wat harder.
BOMMELDINGSSPEL
Een persoon verstopt enkele kookwekkertjes in de slaapzaal of het lokaal. Stel de kookwekkertjes in op twee tot vijf minuten.
De groep spelers moeten alle bommen (wekkertjes) onschadelijk proberen te maken voor ze aflopen. Loopt een wekker
af. dan bevriezen de spelers binnen een straal van twee meter van dat wekkertje (afstand afhankelijk van de grootte van het speelveld). De anderen mogen verder zoeken naar de andere wekkertjes.
EEN VAT ALS EEN VERGIET
Met de groep probeer je een vat met water te vullen. Het vat is echter lek. De spelers
mogen geen hulpmiddelen gebruiken, alleen hun lichaam. Het vat moet gevuld worden tot aan de rand! Voor dit spel heb je een grote hoeveelheid water nodig. Je speelt het best in de omgeving van een qver of een beek. EVENWICHTSKRING
Alle deelnemers vormen een kring. schou-
der aan schouder.
De spelers staan
afwisselend met het gezicht naar binnen en naar buiten. Ze nemen stevig de polsen
van hun buren vast. Op een afgesproken teken leunt iedereen naar voren, steeds verder. zonder een stap te verzetten. Houdt
de evenwichtscirkel stand? Op een teken kan iedereen weer recht komen en naar de andere kant leunen.
Qdeel 4 : speelvelden
IJSBLOKJE
door elkaar.
ledereen zit op een stoel rond een tafel.
"Pompidom. pidom. pidom". De spelleider geeft opdrachten die zo snel mogelijk uitgevoerd moeten worden. Wanneer iedereen de opdracht heeft uitgevoerd. pompidommen en huppelen de deelnemers weer ver-
ledereen gaat dicht tegen de tafel zitten en
stroopt z'n T-shirt of trui op zodat het gedeelte van de buik onder de tafel bloot is.
Een persoon krijgt een ijsblokje en kruipt daarmee onder tafel. Degene die onder de tafel zit houdt het ljsblokje bij verschillende personen tegen de buik. De jonggivers die rond de tafel zitten. proberen te raden bij wie het ijsblokje tegen de buik wordt gehouden. Niet gillen is de boodschap! LEVEN DE BRUG
Geef de groep de opdracht een zo groot mogelijke stroom over te steken. Ze hebben echter geen materiaal. Ze moeten een brug van mensen maken die hen in staat stelt het water over te steken. De steunpunten van de brug moeten zo ver mogelijk uit mekaar staan en ze moet stevig genoeg zijn ont iedereen er over te laten kniipen. LIEDJES UITBEELDEN
Eén persoon begint een lied uit te beelden. Wie weet welk lied uitgebeeld wordt. gaat mee uitbeelden. Als iemand plots "zingen" roept. zet iedereen het lied in. Op deze manier hoor je wie het goed of foul heeft.
Al huppelend zeggen ze:
der. Opdrachten zijn bijvoorbeeld: elleboog aan iemands hiel, per vier zoveel mogelijk plaats
innemen en elkaar toch aanraken. met de rechtervoet tegen een boom en neus tegen de grond. met zes zo weinig mogelijk plaats innemen.
Variant: Je geeft geen opdracht. maar eén getal en ééri lichaamsdeel. De deelnemers moeten dan zo snel mogelijk groepjes vormen waarin zoveel mogelijk lichaamsdelen
als aangegeven elkaar aanraken (neus. voet. SPACETRIP
lemand legt zich met gesloten ogen uitgestrekt op de grond. Alle anderen Wien de persoon op: handen onder de voeten. knieën. heup. schouderbladen en hoofd. Nu beweegt de groep de liggende persoon langzaam naar boyen. naar beneden. gooit hem
zachtjes omhoog.... Een zalig zweverig gevoel is het resultaat.
OVER HET TOUW
Een touw wordt op een bepaalde hoogte gespannen. De gehele groep staat voor het touw.
Nu moet de groep over het touw
kruipen. zonder het te raken of er onder te komen. POMPIDOM
Alle deelnemers huppelen rond. kriskras
De wind in de zeilen
STOFZUIGER
Alle spelers hebben een rietje en vormen een kring. Een speler krijgt een sigarettenpapiertje dat hij aan zijn strootje vastztligt.
Neem hierin plaats met je groep en probeer een afstand af te leggen door de loper over
je hoofd te trekken en onder je voeten te laten voorbijgaan!
Dan geeft hij het door aan de volgende spe-
Deze 13rengt z'n strootje tegen het papiertje. zuigt en geeft dan cen teken. ler.
WATERKOPJE DOORGEVEN
zodat de vorige speler kan ophouden met zuigen. zodat het papiertje loskomt. Het papiertje moet heel de kring rondreizen.
ledereen staat in veil cirkel met een bekertje tussen de benen geklemd. Bij Celt persoon is het kopje gevuld met water. Deze speler begint: hij giet water in het kopje van de volgende persoon zonder zijn handen te
Varianten: een speelkaart in de plaats van een sigarettenblaadje. zonder rietjes:
gebruiken! Zo gaat men de cirkel rond. Een heerlijk spelletje op een zomerdag.
een speelkaart tussen de tanden met daarop een muntstuk of een knoop dic moet doorgegeven worden.
4. Competitieve spelen
een sinaasappel geklemd tussen kin en
Zoals het xvoord zclt zugt. zorgen deze spe-
hals doorgeven:
len voor competitie tussen de spelers. Competitieve spelen mogen aan bocl
een natte spons geklemd tussen kin en hals doorgeven. TRANSPORTBAND
komen. maar moeten zeker niet de boyenhand nemen. Competitieve spelen zijn enkel leuk als niet steeds dezelfden win-
Je cloet de schoenen uit. ledercen gaat naast elkaar op de grond liggen. Om de transportband goed clicht te maken. ligt ieclereen met zijn hoofd naast de voeten van een ander. De persoon aan het einde legt zich clwars over de anderen en blijft
naar of verliezer zijn.
gestrekt liggen. ledereen draait nu om zijn lengteas in dezelfde richting en transporteert zo de liggencle persoon over de hand naar de andere kant. Aan het einde gekomen. gaat deze erbij liggen en maakt dan deel uit van de band. Dan is de volgende aan de beurt tot iedereen geweest is.
re liggen. Wee spelers lopen rond de cirkel. De achterste tracht de voorste te tikken. Indien dit lukt wisselen de rollen.
BROODJE SMOS
De jonggivers liggen in een cirkel met hun hoofd naar het midden gericht. buik op de growl. Op iedere deelnemer gaat een ande-
lndien de voorste speler op een koppel gaat liggen. moet de onderste zich zo snel mogelijk bevrijden. want hij wordt nu de tikker. DODENDE LICHTSTRAAL
TRAPLOPER
Naai cic
uiteinden van een oude traploper
aan elkaar zodat je een rupsband
0 -o
deel 4
:
speelvelden
Met de leiding bewaak je een heilig vuur of
een pot met geld. Je bent gewapend met een sterke zaklamp. Jonggivers proberen
ongemerkt tot bij jullie te sluipen en zonder herkend te worden geld uit de pot te nemen of het vuur te cloven. Als de leiding tijdig de naam van de jonggids of jongverkenner kan
overblijft. Gewonnen kaartjes die een speler in de hand heeft. mogen niet afgenomen
roepen moet zij of hij terug naar af. Goed verniommen is de boodschap.
door één of meerdere ballons (tmm/ties voldoencle lang. zodat de ballons op de grond komen). Het is de bedoeling de ballons van
IN HET DUISTER TASTEN
de anderen kapot te trappen.
worden.
Variant: Je kan de kaartjes ook vervangen
Je speelt dit spel meen volledig verduisterd lokaal. ledereen kleeft tien etiketten op zijn
SJOTTERKAST
lichaam. Als het licht uitgaat. gaat iedereen op jacht naar etiketten. Wie een etiket
Je vercieelt je ploeg in aanvallers. N'erdedigers en middenvelders. De aanvallers bin-
van iemand anders kan bemachtigen. kleeft het op zijn eigen lichaam. De speler met de meeste etiketten is gewonnen.
den zich aan mekaar vast met een touw waarbij de gemiddelde afstand ongeveer
IN HET VUUR
Op de grond wordt een kleine cirkel of een
klein vierkant (het vuur) getekend. De groep gaat rond de cirkel of het vierkant staan en geeft elkaar de hand. De spelers proberen elkaar in het vuur te trekken. zonder zelf een voet in het vuur te zetten of zonder de kring te breken. Wie in het vuur terechtkomt. vail af. KAARTJE TREK
Elke speler krijgt een koorcl rond z'n middel gebonden. Aan deze koord hangen vijf koorden leen beetje verdeeld). aan elk van deze
koorden hangt een kaartje. Het terrein is afgebakend. Bij het fluitsignaal trachten
de spelers zoveel mogelijk kaartjes te
tien meter is. De verdedigers en middenvelders doen hetzelfde. Er wordt gevoetbald zoals met een tafelvoetbal: per 'type' speler kan je enkel links of rechts bewegen en niet voor- of achtenvaarts. TREKBAND
Vier ploegen staan elk achter hun lijn. Die lijnen zijn in een Nierkant rond een auto-
band getrokken. Het doel is de autoband over de lijn van de ploeg te trekken. Op een
signaal vertrekt één speler van elke ploeg om deze band te halen. Er wordt langs vier zijden getrokken. Als een speler moe is van het trekken. mag hij loslaten. Een andere speler kan verder spelen. De eerste speler moet die wel gaan halen achter de lijo. Pas over de lijn gekomen. mag de nieuwe speler vertrekken naar de band.
bemachtigen door die met de hand van de koorden van de anderen te trekken. Als iemand geen kaartjes meer rond de buik heeft. wordt het spel stilgelegd en verlaat deze speler het terrein. Er wordt verder
gespeeld totdat er nog maar één speler De wind in de zeilen
0
o Tocht We sturen jonggidsen en jongverkenners vaak op pad. Een dropping. oriëntatieloop. voet- of fietstocht. onderweg vuurtje stoken voor een woudloperskeuken.... het zijn wellicht de leukste activiteiten uit de jonggiveijaren. Op
kenners leren op een speelse manier de natuur kennen. ervan genieten en er eerbiedig mee omgaan. Jonggivers
uit op een kaart. maar verken ze ook eerst zelf. te voet of met de fiets. Kaarten verouderen nu eenmaal snel:
minder gekende paden: leren zich te
blz.93
wegbeschryving.
kenning gaan. Jonggidsen en jongver-
verplaatsen zich langs gekende en
\zie:Tochtendropping
Stien. want zo staat het in de
Een tocht voor jonggidsen en jongverkenners moet je zeer grondig voorbereiden. Stippel een route niet alleen
tocht gaan is ook een beetje op ver-
Richtlijnen en regelgeving in verband met tochten en droppings vind je in het deel over begeleidingshouding.
linksqf dat zaridweggeye Ù. zegt
voet. met de fiets of het openbaar vervoer op een veilige manier in het ver-
padjes verdwijnen. een zandweg wordt
verhard, een weiland verkaveld. een bos gerooid.... Het is ook leuk als je
weg zijn. elkaars rugzak dragen en
achteraf kan meepraten met je jonggivers: "Stond die rare vrachtwagen nog midden op die weide voorbij dat dorp met de scheve kerktoren...?" Een woordje uitleg voor de jonggivers
mekaar over de beek helpen.
op pad pan. is zeker niet overbodig.
keer bewegen en trekken zich uit de slag met kaart en kompas. Op tocht gaan is ook groepswerk: samen onder-
Overloop de opdrachten en zorg dat ze begrijpen wat je ermee bedoelt. Wijs de punten aan waar verwarring moge-
"Stafkaart. kompas. envelop met opdrachten. noodbrief. lunchpakket... alles mee?" "Oké. vertrek dan moor. Tot vartavond!". Dat
zyn de laatste woorden van
Stefaan voor de Zebrapatrouille op dagtocht vertrekt. En weg zyn ze. Aanvankelyk geen idee waar ze zich beviriden op de kaart en nog minder waar ze naartoe moeten... "Kijk. daar een kapelleyer. roept Wout. "Dan moeten we hier
(1D deel
4 : speelvelden
lijk is.
verklaar welk wegje je juist
bedoelt en geef duidelijk de gevaarlijke
punten aan. Druk hen op het hart dat liften verboden is en dat er niet van de aangegeven route afgeweken mag worden. Vaak kiezen jonggidsen of jong-
verkenners een kortere route langs een drukke verkeersweg boyen de uitgestippelde tocht langs veilige bospadjes. Een strenge controle is op zo'n
risicoplaatsen echt nodig. Voorzie onderweg een aantal controlepunten
en volg indien mogelijk de jonggivers van op afstand. Zorg eventueel dat er 's middags een vuurtje brandt waar ze een warme maaltijd kunnen klaarmaken. Op een andere controlepost kan je de vieruurtjes uitdelen. Als er meer-
Tochttechnieken
dere patrouilles op tocht zijn. kan je parallelle routes uitstippelen. Een centraal gelegen dorp waar iedereen
om aan te geven hoe je van punt A naar punt B moet gaan. En hoe vaak
doormoet, maakt de controle ook eenvoudiger.
Bij tochttechnieken denk je misschien spontaan aan kaart en kompas. Toch dat. Er zijn honderdeneen manieren
len, kan je een leuke tochttechniek
verzorgen én een noodenvelop met daarin een contactadres, telefoon-
Laat je fantasie werken om originele tochttechnieken te bedenken. Het blijft natuurlijk enkel plezant als je
nummer en telecard of geld om te telefoneren.
reaelmatW ahtisselt van techniek.
Naast de paden lopen verbreedt onnodig de onbegroeide strook. Dwars door natuurgebieden of bossen trekken (doorkruisen) is wette-
lijk niet toegelaten, tenzij het een aangeduid 'speelbos is. Laat nergens afval achter. Neem je
afval (en dat van anderen) steeds
j
JL
41:1
_!)
Vo..itSput 161-
piiltie
Tochttechnieken die gebruik maken van een wegbeschrijving of aanduidingen onderweg.
Kruispuntenroute. Teken enkel de
kruispunten en geef de richting waaruit je komt en waar je naartoe gaat aan met pijltjes. Een variant is waarbij je de paden en wegen weergeeft met lijnen. De weg waar je vandaan komt wordt aangegeven met een bolletje, de pip geeft de looprichting aan.
mee.
Houd de natuur zoals ze is: bescha-
dig geen bomen. pluk geen bloemen.... Respecteer de natuurlijke stilte voor de dieren.
\
VZ_
te of stad? In plaats van gewoon van je lokaal naar het speelbos te wandegebruiken. In het kaderstukje vind je voorbeelden van tochttechnieken.
r
ir
ben je niet op stap in je eigen gemeen-
een 'overlevingspakket' mee. bestaande uit een EHBO-kit met spullen om blaren en andere kleine ongelukjes te
Gebruik steeds de bestaande paden.
L
zijn tochttechnieken veel meer dan
Geef jonggidsen en jongverkenners
Leefregels op tocht.
K11,11spudeilvoute.
Straatnamentocht.
Geef een lijst met alle straatnamen waar de groep moet passeren. Je kan ook een
omschrijving van de straatnamen geven of ze in geheimschrift zetten.
De wind in de zeilen
I
k
Sporentocht. Spreek een aantal indianensymbolen al. Denappels, steentjes,
een bundeltje takken,... de natuur biedt genoeg altematieven om de weg aan te duiden. Andere varianten om met sporen de juiste route aan te geven zijn: geuren, kleuren. symbolen. allerhande voorwerpen,... Geurentocht. Look (linksaf). parfum (rechtsaf) of kruiden (rechtdoor),...
geven de mogelijke richtingen aan. Spring eens een Oosters winkeltje binnen en zoek een aantal originele geuren bij elkaar. Snuiven maar! Etalagetocht. Plaats in enkele winkeletalages een voorwerp dat er niet thuishoort. Ontdek de vreemde voorwerpen en volg de route langsheen deze etalages. Klerentocht. Elk type kledingsstuk
geeft een richting aan. Alles wat boyen
de schouder gedragen wordt is rechtdoor, de lengte van een sjaal kan de afstand aangeven. Een echte vogelverschrikker (of sneeuwrnan) kan de weg wijzen.
Flessentocht.
Een colaflesje is recht-
givers vinden dan de volgende opdracht
op de plaats waar de fotograaf zich beyond.
Cartoontocht. Laat bekende stripfiguren de wegbeschrijving of opdrachten geven. In een tekstballon kan je heel wat inforniatie Icwijt en als de tekening
nog bij je activiteit past krijgt die nog een extra dimensie. Communicatietocht. Geef enkele telefoonnummers waarop een contactpersoon instructies geeft. Schakel vrienden en familie in om dit spelletje te spelen. Vraag hen geheimzinnig te doen aan de telefoon en je krijgt achteraf de meest waanzinnige verhalen over
maffiabendes of waarzeggers die je jonggivers de juiste weg voorspelden.
- Multimediatocht. Een cassette of zelfs een CD waarop je een wegbeschrijving inspreekt met een paar liedjes voor onderweg. Het kan ook cryptischer: een liedje over de trein is een
aanwijzing om naar het station te gaan... Instructies kan je ook op een
Een
diskette zetten. een website op het
andere variant is de hoeveelheid water in de fles te laten variëren met de richting die uitgegaan moet worden: vol is rechtdoor. halfvol linksaf....
internet waar je een plannetje achter-
Geheimschrifttocht. Geef instructies
jeugdhuizen zijn er gratis computers met internetaansluiting beschikbaar.
door. een bierflesje linksaf....
in allerlei geheimschrift: spiegelbeeld, een rebus. muzieknoten. kruiswoordraadsel. morsetekens,... Fototocht. Met foto's (zelfgemaakt of uit toeristische gidsen) stuur je Jonggidsen en jongverkenners van het ene punt naar het andere. Op de foto staat iemand die de weg aanwijst of de foto is genomen in de richting van de te volgen
route. Je kan ook een paar foto's
1
nemen vanuit een rare hoek. Je Jong-
deel 4 : speelvelden
laat, tips doorgeven via een chat-box,... informatietechnologie heeft geen grenIn de meeste bibliotheken of zen.
Je kan ongetwijfeld ook terecht in een cybercafé, computerclub of bij iemand thuis. Vossenjacht. Je jonggidsen of jongverkenners moeten een opvallende flguur (de vos) volgen. De achtervolgers mogen niet ontdekt worden. De vos kan hier en daar extra tips of opdrachten verbergen.
Vol? deze
ZO:riCA/619'41-73
- AIVAVI
kaart en kompas
Tijdens hun jonggivercarriere maken jonggidsen en jongverkenners kennis met kaart en kompas. We willen dat ze zich ermee leren orienteren en dat ze zelfstandig de weg kunnen vinden in een onbekend gebied. Kennis van kaart en kompas laat scouts en gidsen toe nieuwe paden te bewandelen en. zonder verloren te lopen. rond te trek-
_
fete
fa
le 61 waut,-/ I
k,vvis beekle sti-con
t)&19
-
210 k3iifqt
steek Wyk)
ath IcIT le 4(0.67 op
hi5,f
oicw ten koupe14
ken in een vreemde omgeving. Kaartlezen is geen aangeboren gave, je leert het al doende. Veel jonggidsen
en jongverkenners zullen, als ze de eerste keer een kaart in hun handen krijgen. niet weten hoe ze dat ding moeten vasthouden. laat staan dat ze er hun weg mee vinden. Je laat jonggivers stap voor stap. op een speelse manier kennis maken met kaart en kompas. Voorzie tijdens het jaar
ha- ?load
pvtlf um, de i7uk vám de
trouwde omgeving te kunnen oefenen. zullen ze ook op kamp in de Ardennen
langs kleine bospadjes de juiste weg vinden.
Technieken aanleren hoeft niet saai te zijn. Met spelletjes kan je kaart- en kompastechnieken op een leuke manier aan je jonggivers overbrengen.
lvg° L.v
utdand;
Zeb'fro4no)din
11081
id- '
_ ,r, vitdo
3Rq.
.
cos/e/ike hcith, Hof- poeisnetk o(e obAA'vl cia4, Op Ok kpvispoite, rood bickti.-445,kiww-, ekIlk redtidow),-
- cds
ItIE
wa4/7049/
natu- .04. torn, 4
qc6 (9t°
regelmatig een uurtje om je jonggidsen
en jongverkenners wat tochttechnieken bij te brengen. Door in een ver-
Lill
s reciti&rateri on-64w, eve, dbaki
..erm
vocvdeh, ottocws
-
Ck Spi
7-ekupkiLfre ueul
topografische kaarten
Hoe kunnen we jonggivers laten ken-
nismaken met kaart en kompas? Je begint best in je vertrouwde buurt. Elke jongverkenner en jonggids kent wel de straten rond het lokaal en de zandwegjes naar het speelbos. Op een statkaart toon je hun de verschillende straten. Automatisch zullen er vragen komen over 'dat bolleke daar'. Laat
In het kaderstukje vind je er enkele leuke. Tochttechnieken aanleren doe je bij voorkeur in kleine groepjes of patrouilles. dat werkt beter dan met
hun misschien eerst raden wat de
éen grote rumoerige bende.
erg logisch in elkaar zit.
betekenis van de symbolen zou kunnen zijn. Als je de legende erbij neemt. zullen ze gauw merken dat die
De wind in de zeilen
Maak een kleine quiz met de legendesymbolen: beeld ze in het groot af en laat de jonggivers raden wat ze voor-
links niet missen. Misschien kan je een elektronische pedometer gebruiken, die de afgelegde afstand op een
stellen. Daarna kan je op het terrein
schermpje toont.
hand. controleren hoe zo'n talud of die 'moeilijk berijdbare weg er in het echt uitziet en of die 'merkwaardige boom'
Belangrijke informatie over het terrein kan je afleiden uit de hoogtelijnen op
gaan kijken en. met de kaart in de
er wel echt staat. Ga op een punt staan in de buurt van je lokaal en laat
een stafkaart. Het is voor jonggidsen of jongverkenners niet vanzelfsprekend een tweedimensionale voorstel-
de jonggidsen en jongverkenners op de
ling op de kaart om te zetten in de
Bekijk samen de herkenningspunten
driedimensionale werkelijkheid. Bergop of bergaf kunnen nochtans het verschil maken als je moet kiezen tus-
kaart aanduiden waar jullie staan. waarop ze zich kunnen oriënteren: een weiland links, in de verte een kerkto-
ren. een bomenrij langs de weg, een scherpe bocht, een T-kruispunt....
Om afstanden goed te kunnen inschatten, moeten je jonggivers begrijpen wat de schaal van een kaart is. Vier centimeter op een gewone stafkaart (1 / 25.000) komt overeen met één kilometer stappen. Maar je jonggivers moeten ook enig benul hebben over hoever één kilometer stappen eigenlijk is. Stippel een korte tocht uit op de kaart en vraag aan de jonggivers hoever ze moeten stappen, hoelang ze er over zullen doen. hoever ze moeten
stappen eer ze aan het eerste kruispunt komen... De gemiddelde stapsnelheid is 4km/u: zo kan je hen de tijd leren berekenen. Een gemiddelde stap van een jonggiver is ongeveer een meter. Laat hen eerst zelf eens 100 meter afstappen zodat ze voor zichzelf weten hoeveel stappen dat zijn. Als ze dal weten zullen ze dat kleine straatje
Qdeel 4 : speelvelden
sen twee paden.
Je kan met een
maquette, tekening of foto van het terrein uitleggen hoe ze de hoogtelijnen
op een kaart moeten interpreteren. Probeer een dal. een heuvelrug of steile helling te herkennen op de kaart en
controleer je bevindingen op het terrein!
Tenslotte kan je jonggidsen en Jongverkenners kennis laten maken met
het gebruik van kaartcoördinaten. Coördinaten kan je gebruiken om een bepaald punt (begin- of eindpunt van
een tocht) op te zoeken op de kaart. Laat jonggivers de coördinaten van een aantal punten bepalen (de kerk. het station....). Het gebruik van coör-
dinaten kan je toepassen door op tocht een 'blinde kaart' of 'oleaat' (zie kaderstukje) te geven. Daarop duid je met coördinaten twee of meer punten aan. Door na te gaan waar die punten op de kaart liggen, vinden ze dan hoe de blinde kaart op de stafkaart past.
Basistechnieken kaartgebruik
Topografische kaarten (of 'stafkaarten')
Schaal. Een topografische kaart is geome-
worden uitgegeven door het NGI (Nationaal Geografisch Instituut). Je kan ze daar bestellen of in de Scoutsshop of boekhandel
onderlinge positie van de verschillende kaart-
kopen. Topografische kaarten gaan langer mee als je ze plastificeert (op bestelling in de scoutsshop). Een topografische kaart is een gedetailleerde momentopname van het terrein. Als je een kaart koopt. controleer dan
het uitgavejaar en herzieningsjaar. Een kaart die minder dan tien jaar geleden herzien werd, is meestal de meest actuele.
trisch correct. d.w.z. dat afstanden en
elementen een juiste weergave zijn van de werkelijkheid 'op schaal'. Om op voettocht te gaan, gebruik je meestal de kaarten op schaal 1/25.000. Voor fletstochten zijn ook kaarten op 1/50.000 zeer geschikt. Schaal
1/25.000 wil zeggen dat de afstanden op
kaart 25.000 keer kleiner worden afgebeeld dan in werkelijkheicl. Eén centimeter op de kaart komt overeen met 250 m op het terrein. Let op: op een vergrote of verkleinde
Legende. Alles wat je ziet op het terrein wordt symbolisch voorgesteld door punten (kerken, alleenstaande bomen, bronnen,...), lijnen (wegen, beken, hoogspanningslijnen)
kopie van een kaart, klopt de schaal niet
of vlakken (bossen, weilanden. vijvers....). Al
- Coiirdinaten. De locatie van een punt op de kaart kan je weergeven in x- en y-coördinaten. Er zijn verschillende coördinaatsystemen aangegeven op een stafkaart. Lambertcoördinaten worden per }kilometer aangegeven (zwarte streepjesaanduiding op de kaartrand, x- en y-as). Je bepaalt de x- en yLambert-coördinaten door een loodlijn neer te laten op de horizontale en verticale bladrand en daar de kilometeraanduiding af te
deze symbolen worden verklaard in een legende.
Namen van dorpen. waterlopen,
speciale gebouwen.... vind je ook op de kaart. Ze vertellen je vaak iets over de geschiedenis van de streek. zoals een oude naam van een bos of akker. Het is altijd
leuk deze 'toponiemen te gebruiken in je wegbeschrijving. want zeg nu zelf: "Ga op vos-
senjacht in het Bois du Renard", klinkt toch beter dan "Loop rechtdoor tot in het bos".
Hoogtelijnen. Hoogtelijnen ('isolijnen') zijn de cartografische weergave van het relféf. Hoogtelijnen verbinden punten van gelijke hoogte. Een hoogtelijn van 35 m verbindt alle punten die op 35 m boyen de zeespiegel liggen. Hoogtelijnen worden meestal met een interval van 2.5 m getekend. Hoe dichter ze bij elkaar liggen. hoe steiler de helling.
29
meer. Kopieer in dat geval de schaallijn (de grafische weergave van de schaal) mee.
lezen (X = 229,4 km; Y = 185.6 km).
Het paarse kilometerrooster dat over de kaart gedrukt is. geeft de coördinaten (in km) aan volgens het UTM-systeem. De ver-
ticale lijnen geven de x-coördinaat aan in kilometer, de horizontale lijnen de y-coördinaat. Een UTM coördinatenpaar wordt vaak weergegeven als een combinatie van zes cijfers (755502 komt overeen met X = 75,5 km en Y=50.2 km). De gedetailleerde uitleg vind je in de marge van de kaart.
Een kaarthoekmeter (of 'roomer') is een hulpmiddeltje om snel coördinaten af te lezen op een kaart. De wind in de zeilen
kOMpaS
Jonggidsen en jongverkenners leren ook met een kompas aan de slag gaan.
Met behulp van een kompas kan je een kaart oriënteren: het noorden steevast bovenaan. Dit lijkt voor jonggivers misschien een weinig spectacu-
laire toepassing. maar zal zeker zijn nut bewijzen als je op een ijfarmig
kruispunt staat in een onmetelijk Ardens woud.
Ook zonder kaart. kan je een kompas gebniiken om richtingen te bepalen.
In het begin kan je jonggivers een windrichting laten opzoeken met het kompas: op een tochtje geef je als weg-
beschrijving de windrichting op die
op ieder kruispunt genomen moet worden (Op het eerste kruispunt naar het zuidoosten: op het tweede kruispunt naar het noordwesten,...). Als ze dat onder de knie hebben. vervang je de windrichting door graden. De richting wordt dan uitgedrukt in graden ten opzichte van het noorden. Vraag je jonggivers de richting (in gra-
den) te bepalen van de kerktoren ot een ander baken dat je in de omgeving ziet.
Doe hetzelfde als je een paar
honderd meter verder bent: je zal merken dat de richting in graden t.o.v. het noorden verandert en het wel degelijk
een verschil uitmaakt van waaruit je de richting bepaalt. Als je zeker bent dat je jonggidsen en jongverkenners die principes beet hebben. kan je een stapje verder gaan.
Bij kompaslopen of 'azimut lopen' geef je de richting op waarin je jonggi-
EDdeel 4 : speelvelden
vers over een bepaalde afstand moeten
Dat kan nuttig zijn om door een groot speelbos te trekken zonder lopen.
wegen of om een aantal weilanden over te steken. Om dit in te oefenen. doe je bijvoorbeeld een 'rechtdoortocht in een bekende omgeving. Op tocht kan deze opdracht enkel als je een duidelijk en herkenbaar eindpunt opgeeft. Beperk de te lopen afstand. want hoe langer de afstand is. hoe groter de fout of afwijking kan worden. Als je over een kaart beschikt. hoef je natuurlijk niet volgens de richtingslijn
te !open: op kaart kan je het aan-
komstpunt bepalen en er via de gemakkelijkste weg naartoe gaan. Kompasopdrachten kan je ook verwer-
ken in spelen. zoektochten of schattenjachten. Als je op tocht jonggidsen
en jongverkenners met een kompas 'op richting' laat lopen. is genoeg controle en begeleiding nodig. Basistechnieken kompasgebruik
Oriënteren van de kaart.
De
bovenzijde van de kaart is steeds het noorden. Om te weten of je nu links of rechts moet leg je de bovenzijde
van de kaart volgens het noorden van je kompas.
Een richting op het terrein Inste!len op het kompas. Je wilt b.v. weten op 'hoeveel graden' de water-
toren staat t.o.v. je standplaats.
Hou het kompas steeds horizontaal. Draai het vizier of de richtingspijI
van het kompas in de gezochte richting. Draai dan de gradenschijf rond
je kompas) lees je de hoek al (in wij-
totdat het nulpunt van de graden-
looplijn. Dat is de richting (t.o.v. het
zerzin) tussen de verticale as en de
verdeling (00 of 3600. of 'N') samenvalt met de richting die de kompas-
noorden) die je vanuit het vertrek-
naald aangeeft (het noorden!). De richtingspij1 geeft het juiste aantal graden aan (di. de afwijking t.o.v.
eindpunt te belanden.
het noorden).
Een opgegeven richting met het kompas uitzetten op het terrein. Als de looprichting in graden wordt opgegeven. ga je omgekeerd te werk. Je wilt b.v. weten in welke richting 107° ligt. Draai de gradenschijf rond tot het opgegeven aantal graden samenvalt met de richtingspijl of het vizier. Draai het kompas tot de magneetnaald naar het nulpunt van de gradenverdeling wijst. De
punt moet aanhouden om in het
ook het eindpunt bepalen op de
kaart: trek een noordzuidas door het vertrekpunt en teken de opgegeven hoek (wijzerzin) met behulp van een gradenboog (b.v. de gradenverdeling op je kompas).
richtingspijl of het vizier geeft dan de
kenningspunt (grote boom, paal-
rein kan je iemand vooruit sturen als herkenningspunt. Je werkt nog preciezer als je twee mensen vooruit stuurt: staan ze in het vizier perfect
achter elkaar, dan heb je zeker een rechte lijn uitgezet.
Een richting op de kaart bepalen. Op kalkpapier of met een potlood teken je een lijn tussen vertrek- en aankomstpunt (de looplijn). Teken dan een (verticale) noordzuidas door het vertrekpunt. Met een gradenboog (of met de gradenverdeling op
DoEL_
Een opgegeven richting uitzetten op de kaart. Als je de looprichting in graden opgegeven krijgt. kan je
te lopen richting aan. Zoek een her-
tje,...) en stap ernaartoe. Vanuit dat punt zoek je dan in dezelfde richting een volgend punt. Op een open ter-
oic
Aandachtspunten bij kaart- en kompasgebruik
Kaart - Probeer. in de mate van het mogelijke. steeds de originele kaart mee te
geven
met
je
jonggivers.
Technisch kan je perfect met een zwartwitkopie werken, maar de kleuren maken het een stuk makkelijker. Kleurenkopies of gescande
kleurenafdrukken van een stukje kaart kunnen natuurlijk ook. Geef in dat geval zeker ook een legende mee.
De wind in de zeilen
VERTIZEKPUNT
Geef enkel geplastificeerde kaarten mee, als je ze niet graag gescheurd. verkreukt of doorweekt terugkrijgt. Geef zoveel mogelijk zelf de te lopen route op. JonggicIsen en jongver-
leiding. wellicht niet haalbaar met jonggidsen en .jongverkenners.
Kaart- en kompasspelen
kenners zijn vaak niet in staat zell een veilige en verantwoorde route uit te stippelen. - Duid bij voorkeur de te volgen route duidelijk aan op de kaart (of op een kopie). Zo kunnen jonggivers betelvolgen waar ze zich bevinden op de kaart. - Controleer. tijdens het stappen.
Stafkaartgezelschapsspel. In plaats van een monopolybord kan je een staikaart gebruiken. De opdrachten uit het gezelschapsspel kan je wijzigen zodat er kompas- en kaartweetjes bijzitten. Ga naar Gent Veldstraat wordt dan ga 500 meter in noordoostelijke richting. Ook andere gezelschapsspelen kan je als
overeenkomen met wat je onderweg tegenkomt: ceo scherpe bocht. helling. holle weg bevestigen dat je nog steeds correct stapt. Probeer ook je jonggivers deze reflex bij te brengen.
basis gebruiken voor een spel met de
steeds of alle symbolen op kaart
Kompaslopen - Itichting lopen met een kompas kan
je maar over een beperkte afstand doen. Een kilometer is een mooi maximum, anders wordt de foul veel te groot. - Zorg voor ceo gemakkelijk herken-
baar eindpunt: een kruispunt. een kapelletje. een dwarse weg.... - Als je een loopafstand opgeeft. moe
ten ze die op kaart kunnen meten om zo het eindpunt (op kaart) te bepalen. Het is onbegonnen werk om jonggivers zoncler herkenbaar punt hun passen over een paar hon-
derd meter te laten tellen om dan een nieuwe looprichting te volgen. Een rechtdoortocht is. zonder bege-
Qdeel 4 : speelvelden
stafkaart als speelbord. Ook tijdens
een quiz kan je al eens een vraag stellen over kaart- en kompastechnieken.
- Het grote verhaal van gangster Guijo. De maffia is er met het vieruurtje vandoor, maar iemand van de leiding is ongemerkt Guilio gevolgd tot aan zijn schuilplaats. De leid(st)er vertelt de gevolgde route na met zoveel mogelijk details en
belangrijke herkenningspunten. De verschillende groepjes mogen noteren zoveel ze willen. Het vieruurtje vinden is de uitdaging. Memoryspel. Alle symbolen uit de
legende en hun uitleg staan op
fiches. De fiches liggen omgekeerd
op de tafel. Er mogen telkens twee worden. fiches omgedraaid Bedoeling is het symbool en de bijhorende uitleg om te draaien. Een variante is alles op dominostenen
dat ze daar geweest zijn. Je kan strafpunten toekennen als de toegestane tijd overschreden werd. Je
plaatsen. Uitleg en symbool moeten dan naast elkaar komen. Kaartquiz. Geef aan verschillende
groepjes de opdracht vragen rond kaart en kompas voor elkaar te verzinnen. Wie een vraag verzint moet natuurlijk ook het juiste antwoord weten. Geef als aanzet een aantal mogelijke vragen: "Wat vind je op coördinaat 468402?", 'Welk belangrijk herkenningspunt ligt 2 km ten
noordoosten van de kerk van
kan ook op iedere plek een tip geven voor een detectivespel.
- Oriëntatietocht. Bij een oriöntatietocht moeten de opgegeven punten in een bepaalde volgorde afgewerkt worden. Om de vijf minuten laat je een jonggiver of patrouille vertrekken. Zowel snel stappen als goed kaartlezen helpen om te winnen. Maquette. Als de jonggidsen en jongverkenners de legende van een
Mariakerke?". "Op hoeveel graden ligt het kasteel van Wippelgem als je aan de kerk staat?", "Hoever ligt het
stafkaart goed onder de knie heb-
ben, kan je hen uitdagen een
midden van ons speelbos van kilometerpaal 53?"....
maquette te maken van een afgebakend terrein. bijvoorbeeld je kampterrein (op schaal, inclusief de hoogteverschillen en verschillende boomsoorten!). Hiermee leren ze de over-
- Blinde kaart of oleaat. Leg een kalkpapier of transparante film op de kaart en teken de te volgen route over. Duidt enkele herkenningspunten aan (puntsyrnbolen of coördinaten) om de kaart te oriönteren. Door de blinde kaart op de kaart te leggen. vinden je jonggivers de weg langs de verschillende opdrachten. Scoreloop Een scoreloop is een opciracht waarbij de deelnemers zelf beslissen welke punten (op de kaart aangeduide of opgegeven coördinaten) ze aandoen. De moeilijkste en verste zijn de meeste punten waard.
Doel is zoveel mogelijk punten te verzamelen binnen de voorziene speeltijd. Geef bij de start voldoende tijd om hun punten te kiezen en een route te bepalen. Aan elk punt
stap van een vlakke kaart naar de driedimensionale werkelijkheid maken. Eenmaal op kamp controleer je hoe goed de maquette de werkelijkheid benadert. Hiervoor maak je best een serieuze vergroting van de stafkaart (naar schaal 1/1000 of groter).
Meer over tochttechnieken vind je in: -
Tochtenboek. 1995. uitgave Chirojeugd Vlaanderen, 255 p.
hang je een briefie, stempel of ander controlemiddel waarmee ze bewijzen
De wind in de zeilen
0 ;
O Technieken Al doende krijgen jonggidsen en jong-
ontbreken of wegnemen van luxe en
verkenners een aantal vaardigheden onder de knie. Naast sociale en creatieve vaardigheden zijn er ook een aantal technische. Deze technische vaardigheden of technieken laten jonggivers toe het scouts- en gidsenspel te spelen. Ze zijn nuttig om een lege wei om te toveren tot een kamp-
verworvenheden als stromend water of
terrein met tenten en patrouillehoeken en om. zoals we in het vorige hoofd-
stuk zagen. een onbekende streek te doorkruisen met een topografische kaart.
Niets is prettiger dan na twee dagen je volledig ingerichte kamp-
grond te bewonderen. Elk jaar opnieuw is Hans benieuwd hoe de patrouillehoek van de Merels er zal uitzien. De leiding maakt er
men of knutselen komen ook veel
vaardigheden kijken. Toch beperken
we ons in dit deel tot technieken die rechtstreeks met het kamp- en openluchtleven te maken hebben. Daar zijn we loch het meest mee bezig. We overlopen enkele basistechnieken die elke jonggids of jongverkenner best onder de knie krijgt. Als je met jonggivers gaat kamperen ligt het voor de hand dat ze kunnen pionieren of sjorren en een tent opzetten. Wil je een deftige maaltijd. dan moeten je jonggi-
vers kunnen koken en vuur maken. Z,e moeten veilig met bijlen. zagen en
ander gereedschap kunnen werken. Omdat scouts en gidsen nu eenmaal
uit te denken, om zo de jonggidsen en jongverkenners te prikkelen en idee'en te geven voor jets
graag in de openlucht leven. voelen we
Technieken zijn zeker geen doel op zich. Ze dagen jonggidsen en jongverkenners uit om zelfstandig en in groep te werken. problemen op te lossen en hun grenzen te verleggen. Door het
0
varen. zeilen. zwemmen. fietsen. klim-
trouwens ook een sport van de meest vreemde sjorconstructies
nieuws. Tochttechnieken vind je in het hoofdstuk over toc ht.
elektriciteit. leggen we de nadruk op soberheid en respect voor de natuur. Technieken zijn natuurlijk veel meer dan sjorren of kaartlezen: bij koken.
deel 4 : speelvelden
ons aangetrokken tot beekjes en bomen: we willen erover of erin.
Daarom hebben we het ten slotte ook over apenbruggen en andere klimtoestanden. Jonggidsen en jongverkenners kan je perfect laten kennismaken met klimmen. als het op een veilige manier gebeurt. Over tocht en tocht-
technieken hadden we het al in het vorige hoofdstuk.
Sjorren en knopen We beogen dat jonggidsen en jongver-
kenners op kamp een patrouillehoek
met een kookvuur en tafel kunnen opbouwen. Zo'n constructie kan je
een goede kruissjorring maakt. Leer
pionieren in functie van wat je op kamp wilt opbouwen (een tafel en tafelvuur. een rek voor de patrouille-
zonder probleem met enkele kruissjor-
koffer. een ingangspoort voor het
ringen maken. Van een derdejaars
patrouilledomein, onder te zitten....).
mag je verwachten dat hij ondertussen weet hoe een patrouillehoek er uitziet.
een shelter om
De andere jonggivers kan je op weg helpen met een eenvoudig plannetje. Voor je met jonggidsen en jongverkenners een patrouillehoek opzet. moet je ze natuurlijk leren sjorren. Daar
begin je niet de week voor het kamp mee. Een gemakkelijke manier om jonggivers te leren sjorren is geregeld een kort sjormoment inlassen of een sjoropdracht verwerken in een spel: twee voetbaldoelen. een ladder om de schatkist van het dak van je lokaal te halen. een Romeinse strijdwagen, een minivlot om op een viper te stoeien of een tweepikkel met dwarsbalk (een A-constructie) om een beek over te steken! Voor een techniekenvergadering kan je groepjes met ervaren en beginnende
sjorrers maken. waarbij de kenners hun sjorkunst aanleren aan de beginnelingen. Je kan ook groepjes maken per leeftijd (eerste-, tweede- en derdejaars). Zo kan je de gevorderde sjorrers wat extra technieken aanleren of uit de doeken doen hoe die leidingsta-
fel van het laatste kamp nu juist in elkaar zat. De eerstejaars kan je dan individueel uitleggen hoe je nu juist
Een sjorring of een knoop aanleren hoeft geen saaie bedoening te zijn! Knopen kan je ook op een speelse manier aanleren. -
Demonstreer een tinimersteek (of een andere knoop) door hem met superdik touw rond een persoon te leggen. Een uitvergrote knoop of een paar duidelijke tekeningen helpen zeker om een knoop of sjorring
uit te leggen. - Als je jonggivers een knoop onder de knie hebben, oefen je hem nog eens goed in: doe een spelletje waarbij je jonggivers binnen een minuut zoveel mogelijk eindjes aan elkaar knopen met perfecte platte knopen; geblind-
doekt een knoop maken: laat een knoop door twee jonggivers leggen die elk maar gebruiken:
één hand mogen
- Maak samen met je jonggivers een knopenbord en hang het op in het lokaal. Je kunt afgewerkte knopen laten zien. of stap voor stap tonen hoe een knoop gemaakt wordt.
De wind in de zeilen
0
Aandachtspunten bij pionieren:
TIMMERSTEEK
Belangrijk voor de veiligheid bij pionie-
ren is degelijk materiaal: stevige sjorbalken die de constructie kunnen dragen en sterke sjortouwen. Sjortouw van natuurlijke vezels (b.v. sisal) kan rotten. Laat het touw na gebruik eerst drogen. Controleer
het touw voor je het opnieuw
kruissjorring
Een kruissjorring gebruik je om twee balken (min of meer looclrecht) aan elkaar vast te maken. De balk die in de
grond steekt of rechtop staat is de steunbalk en de balk die je er tegenaan sjort. de dwarsbalk. Het is de bedoeling dat de dwarsbalk na het sjorren niet meer van plaats verandert: je moet erop kunnen vertrouwen
gebruikt. Touw gemaakt van kunstvezels (b.v. nylon) is stevig en duurzaam, maar wel duurder. Een stevig sjortouw is minstens 6 à 8 mm dik en bestaat uit drie of vier om elkaar heen gedraaide strengen. Sjorhout moet op een droge en goed
dat hij de last die je er later oplegt. kan dragen. Een goede kruissjorring
verluchte plaats bewaard worden.
koken.
Sjorhout kan je kant en klaar kopen bij houtzagerijen. Een goedkopere manier is contact opnemen met een houtvesterij en zelf bomen vellen. Je moet ze dan wel zelf ontschorsen en op maat zagen.
Besteed ook de nodige aandacht aan de stabiliteit van je sjorconstructies.
Veranker steunpalen stevig in de grond en gebruik de juiste sjorring
houdt een heel kamp, dat is de norrn. Het is vervelend om halverwege het kamp een doorgezakte bank opnieuw te moeten sjorren. Erger is het als je tafelvtiur het begeeft tijdens het De beginknoop van een kruissjorring is de timmersteek. De timmersteek leg je op een vast steunpunt, bijvoor-
beeld de boom waaraan je een balk sjort of de paal die in de grond steekt. Zo heb je een stevige basis om de sjorring op te bouwen. De beginknoop leg je onder de dwarsbalk (de balk die je
dwars tegen de steunbalk houdt). zodat de balk steunt op de timmer-
voor elke verbinding. Anders is de ver-
steek.
binding minder stevig en dus onbetrouwbaar. Een stabiele constructie maakt gebruik van 'driehoeken (vak-
Vervolgens leg je een drietal windin-
werk) en zal niet scheefzakken. Maak
eventueel een maquette: zo merk je
dwarsbalk. enzovoort. Hierbij moet je op een aantal dingen letten:
snel waar de moeilijke punten zitten.
- Vanaf het begin moet je het touw
We beschrijven de sjorringen en knopen die jonggidsen en jongverkenners zeker moeten kennen. deel 4 : speelvelden
gen: breng het touw over de dwars-
balk, achter de steunbalk. over de
goed aantrekken zodat de windingen
netjes op elkaar aansluiten en de spanning behouden blijft.
Als de
windingen niet mooi tegen elkaar liggen en niet nauw aansluiten aan de kruising van de balken. zullen ze na verloop van tijd gaan schuiven en gaat de sjorring doorhangen. - Op de steunbalk leg je de opeenvolgende windingen steeds aan de buitenzijde (dus de tweede winding aan
Het geheim van een goede sjorring zit in de spanning die je opbouwt in het touw. Jonggidsen en jongverkenners maken een sjorring best met twee: een
houdt in het begin de palen op hun plaats. de ander maakt de sjorring. Bij het woelen houdt de ene het touw tegen zodat de spanning blip. terwijl
de buitenkant van de eerste winding): en op de dwarsbalk aan de
de andere de volgende woeling legt.
binnenzijde ((le tweede winding aan
jonggiver-armlengtes tang. Als het te kort is om de sjorring af te werken kan je er een ander eindje aan vastknopen
de binnenkant van de eerste winding). Of andersom. Het is belangrijk dit tegengesteld te doen. zo vor-
men de windingen op de kruising een mooi geheel en zullen de woelin-
gen er goed op passen. Na de windingen moeten de balken al onbeweeglijk verbonden zijn.
Dan volgt het woelen. Bij het woelen
1
De ideale lengte van het touw is vier
met een platte knoop.
Een platte knoop (links-over-rechts/rechts-overlinks) gebruik je dus om twee eindjes van gelijke dikte met elkaar te N'erbin-
den. Een trucje om deze terug los te krijgen is de knoop te 'breken door de lus open te trekken door de einden uit elkaar te trekken.
draai je het touw rond de sjorring. dwars op de windingen, tussen de balken in. Daarbij trek je het touw goed aan. Dit is je verzekering: je trekt de
PLATTE KNCOP
windingen nog eens extra samen en
,
bewaart de spanning op het touw. Om de kruissjorring te eindigen. leg je
een mastworp. Die leg je best op de dwarsbalk. zo dicht mogelijk tegen de sjorring aan. Laat iemand de span-
MAST-140KP
ning van de woelingen vasthouden (vinger erop) terwijl je de mastworp legt. Een mastworp krijg je weer los
krijgt door hem in tegengestelde richting rond de balk te draaien. Messen en andere scherpe voorwerpen zijn uit
den boze om een sjorring los maken.
1
te '
V k.1(friTiNC-
De wind in de zeilen
De vorksjorring is een sjorring om
Meer pionier- en knooptechnieken vind je in:
twee palen met elkaar te verbinden die
-
vorksjorring
later in een vork zullen staan (tweepikkel). Na de timmersteek sla je het touw rond de twee balken. Deze sjorring moet een beetje scharnieren, dus je moet niet teveel slagen maken. Daarna maak je een aantal woelingen. Maak de sjorring af met een mastworp
op de andere paal dan die waar je begonnen bent.
achtvormige sjorring
Met een achtvonnige sjorring kan je
Pionieren. 1987. uitgave Scouting Nederland, 158 p.
Tent Wacht niet tot het kamp om jonggidsen en jongverkenners een patrouilletent te leren opzetten. Laat je jonggi-
vers experimenteren met de tent,
eventueel met een duidelijke tekening en een duidelijke uitleg over de verschillende stappen. Verwerk de tekening als puzzelstukjes in een spel om
drie of vier palen met elkaar verbinden
dan als eindopdracht een tent op te
om een drie- of vierpikkel te maken. Belangrijk is de palen onderaan gelijk te leggen. Begin met een timmersteek rond een van de buitenste balken en
zetten. Op weekend een tent bijplaat-
sla het touw afwisselend over en onder
de balken. Daarna leg je tussen elke twee balken een aantal woelingen en eindig je met een mastworp rond de andere buitenste balk. Trek de palen met een paar mensen tilt elkaar om de constructie recht te zetten.
sen is altijd een goed excuus om de
technieken nog eens op te frissen.
Maak er geen competitie van, neem je tijd en laat je jonggidsen en jongverkenners vooral zien en voelen hoe de vork in de steel zit.
patrouilletent
Een tent opzetten met jonggivers is niet zo moeilijk. als je alles maar in de juiste volgorde doet. Belangrijk is dat je de taken goed verdeelt (wie houdt de palen vast, wie slaat de piketten in....) en één iemand die de zaak coördineert.
- Verwijder stenen en takken op de
plaats waar het grondzeil moet komen.
-
Qdeel 4 : speelvelden
Steek de tentstoklcen in
elkaar en leg de piketten klaar. Plooi de buitentent open met de bui-
tenzijde op het grondzcil.
De
Op een afgesproken teken zetten
binnentent leg je er dichtgeplooid
drie jonggivers elk een paal recht.
op.
Sluit de tent en kijk of de tent/nok recht staat. Span eerst de storm-
Schutt' de nokpaal door de lussen en plooi de buitentent over de binnentent en de nokpaal. Steek de tent-
palen door de binnentent. de nokpaal en de buitentent.
touwen aan. dan de vier hoeken van binnen- en buitentent en als laatste de middelste spantouwen.
Aandachtspunten bij het opzetten van een patrouilletent
Kies een vlak plekje om de tent op te zetten. Let ook op de vochtigheid van de grond waarop je wilt kampe-
- Vermijd raakpunten tussen de zeilen. Alle plekken waar binnen- en buitenzeil elkaar raken, geven kans
ren: harde grassoorten duiden vaak
op lekken. - Laat alle spantouwen (zowel die van
op een zompige ondergrond. - Als je veel regen verwacht, zet je de
tent best volgens de noordzuid-as. dus haaks op de (meest voorkomen-
de) zuidwestelijke wind (zodat de regen tegen je zeil komt).
- Plaats houten blokjes onder elke tentpaal. Zo beschadig je het grondzeil niet. - Stormtouwen zorgen dat je tent niet gaat vliegen bij hevige wind. - Knoop (of rits) de voor- en achterzijde van de tent volledig dicht vooraleer je begint op te spannen. Zo ver-
mijd je dat je de binnentent teveel opentrekt en de tent niet meer toe krijgt.
binnen- als buitentent) rechtdoor lopen. Ook die van de hoeken. Anders krijg je vouwen en belast je de stof in een verkeerde richting. De piketten moeten mooi op éen rij staan Enkel zo kan je het geheel
gelillunatig opspannen en staat er evenveel kracht op elk touw. - Plooi de flappen onderaan de zijwanden onder het grondzeil en steek ze samen vast met grondpennen (dunne metalen piket).
- Grachtjes rond de tent of een sjorbalk onder het grondzeil verhinderen dat er bq regenweer een riviertje door de tent stroomt.
- Span de tentzeilen moot strak op. Als een zeil in plooien hangt, kan het beginnen klapperen in de wind.
De wind in de zeilen
0
Vuur en koken Op kamp koken jonggidsen en jong-
Veiligheidstips bij het maken van vuur lees je in het deel over begeleidingshouding.
verkenners zelf en meestal op een houtvuur. Een vuur kan je op verschillende manieren aanleggen: op de grond of in een greppel voor een woudloperskeuken. op een gesjorde tafel of
V
lende sjorbalken. rondspattend vet. overkokende ketels....). Zorg voor voldoende begeleiding. Stimuleer je derdejaars de eerstejaars te helpen. Aan de hand van het menu kan je een klein kookboekje opstellen: "Hoe maak ik die kerriesaus nu? Hoelang moet de rijst koken...? Wat zit er allemaal in de
zandbak op kamp. Een tafel- of bakvuur mag. zeker voor jonggidsen en jongverkenners. niet te hoog zijn. De met zand gevulde rand komt best op jonggiverhoogle. zodat ook het kleinste patrouillelid veilig een pot van het vuur kan nemen. Op kniehoogte is de richtlijn: bedenk dat er nog een rooster en pot bovenkomt. Voorzie een plaats om hout droog te stockeren en
soep? Wanneer ga ik het vlees bakken? Staat het afwaswater klaar?"
materiaal om te blussen (zand. een
maar eerder 'viande hachée met sauce la tijgerpatrouille en fijne groentjes'?
jerrycan met water. een brandde-
Allemaal kleine weetjes waar jonggidsen en jongverkenners soms geen idee over hebben of niet direct aan denken. Laat de patrouilles als 'moment supré-
me een eigen feestmenu bedenken. dat door een jury van fijnproevers beoordeeld wordt. Wedden dat het geen worst met appelmoes zal zijn.
ken....).
Leer jonggidsen en jongverkenners op
een verstandige manier orngaan met vuur. Vuur oefent een grote aantrekkingskracht uit. Organiseer tijdens het jaar enkele keren een woudloperskeuken. waar je de jonggivers de kneep-
jes van het vak leert. Later kan je met
een vuurspel of kookwedstrijd de patrouilles uitdagen zo snel mogelijk een goed vuur op te bouwen. Help de jonggivers, zeker de eerste dagen van het kamp. met het aanleggen van hun kookvuren. Ook nadien kan het zeker geen kwaad in de buurt te blijven als ze gaan stoken en hen op mogelijke gevaren te wijzen (hete hengsels. losliggende roosters. smell-
deel 4
:
speelvelden
Aandachtspunten bij het maken van vuur en koken: -
Om een vuur aan te leggen. maalc je eerst een kleine piramide: een kern
van vuurmakers (b.v. papier) met dunne takjes of houtsplinters rond. Daarrond zet je steeds dikker brandhout. Maak een gangetje in de pira-
mide waarlangs je het papier aansteekt. Je kan het vuur op gang hel-
pen door zachtjes in de gloeiende kern te blazen. Als het vuur nauwelijks gloeit. blaas je beter niet want dan blaas je het juist uit. - Als je voor het koken de potten en
pannen insmeert met bruine zeep,
schuur je achteraf de zwarte roetlaag makkelijk weg door de pan met zand te schuren.
Hou deksels op de ketels om geen rondvliegende roetdeeltjes in het eten te krijgen. Waak erover dat jonggidsen en Jong-
verkenners in hun patrouillehoek een aantal basisregels i.v.m. hygiëne
in acht nemen (handen wassen....).
Controleer of potten en pannen
plicht met twee te zagen. Gereedschappen zijn geen speelgoed. laat hen er dan ook niet mee spelen. Toon jonggivers eerst zelf hoe ze veilig een boom doorkappen. voor je hen een bijl toestopt. Maak duidelijk waar de gevaren schuilen: een losse hamerkop.
wegspringende stukken. positie van handen of voeten. uitschuivende bijlen.... Baken in iedere patrouillehoek
niet op de hygiëne let, maakt vedl
een veiligheidszone af. waar een jonggids of jongverkenner in alle veiligheid hout kan hakken of zagen. Spreek goed af waar en hoe je jonggivers hout mogen sprokkelen. Regels als niet in
kans op buikgriep of diarree.
levende bomen hakken of geen sjor-
schoon zijn, etenswaren netjes opgeborgen zijn, er genoeg schone handdoeken zijn,... Wie bij warm weer
balken doorzagen. spreken voor zich.
Materiaal Op kamp gebruiken we werktuigen zoals bijlen. zagen. schoppen. hamers
of grondboren. Leiding moet er natuurlijk zelf op een veilige manier veten mee om te gaan, voor ze dat correct aan jonggidsen en jongverkenners kan aanleren. Als jonggivers deze werktuigen gebruiken. zijn er twee
belangrijke aandachtspunten: veilig-
heid en respect voor het gebruikte gereedschap. Jonggidsen en jongverkenners moeten enkele veiligheidsregels naleven als ze
met messen. bijlen of zagen aan de slag gaan. Leg je jonggivers steeds uit waarom je hun jets oplegt of verbiedt. Een zakmes is best niet groter dan de handpalm en jonggivers zullen minder snel in hun vingers zagen als je ze ver-
Het is zeker geen slecht idee om jonggivers een kleine test te laten alleggen. orn te bepalen wie welk werktuig mag gebruiken. Als je merkt dat iemand
onzorgvuldig met het gereedschap omspringt, moet je ingrijpen. zowel voor de eigen veiligheid als die van alle andere jonggidsen en jongverkenners.
Je kan enkel veilig werken met degelijk en goed onderhouden materiaal. Daar mag je best streng op zijn. Waak erover dat jonggivers hun materiaal steeds droog en schoongemaakt opbergen en niet laten rondslingeren op het kampterrein. Je kan afspreken
alle gereedschap na zonsondergang binnen te brengen in de materiaaltent. Droog en schoon gereedschap roest of schimmelt minder snel. Voor je het materiaal na een kamp een jaar in een materiaalkot wegstopt, kan je me talen De wind in de zeilen
Over het beheer van materiaal lees je ook wat in het deel over begeleidingshouding.
delen van je gereedschap met een
over een weg. hoe verlaten die ook
klein laagje vet beschermen. Goed verzorgd materiaal gaat minder snel stuk en is dus veiliger. Laat jonggidsen en jongverkenners mee verant-
lijkt. Dit is wettelijk niet toegelaten.
woordelijk zijn voor het beheer van het materiaal van de tak en de patrouilles:
die niet dan kan je bijvoorbeeld beter
patrouillekoffers. tenten touwen, bijlen,... moeten onderhotiden worden en nagekeken voor je ze gaat gebruiken. Je zal snel vrijwilligers vinden die een voor- of namiddag willen komen helpen.
Rotsklimmen of een kabelbaan instal-
leren. kan je niet zonder voldoende kennis of degelijke begeleiding. Heb je
indoor gaan klimmen op een veilige en goed begeleide manier. Je kan daar kennis maken met het juiste materiaal (klimbroekje. musketons. afclaal-acht. aapjes. klimtouw. klimknopen. enz.). Als je zo'n activiteit voor je jonggivers organiseert. hou het dan simpel: jong-
gidsen en jongverkenners moeten
Klimmen Hoe je op een veilige
manier omgaat met hoogte lees je in het deel over begeleidingshouding.
kunnen wennen aan hoogtes en een aantal grenzen overwinnen voor ze een apenbrug of rotswand opkruipen. Een
In bomen klimmen. een zelf gesjord commandoparcours. een tarzankoord of apenbrug over een beek: ze horen
namiddag oefenen op een klimmuur. voor je met de jonggidsen en jongver-
allemaal bij de avontuurlijke activiteiten van jonggidsen en jongverkenners. Sluit hierbij alle mogelijke risico's en gevaren uit. Ook al werk je niet op
zeker geen slecht idee. Waak erover dat jonggivers zich niet gedwongen voelen dingen te doen waarbij ze zich op hun gemak voelen. niet Jonggidsen of jongverkenners klim- en andere klautertechnieken aanleren is niet altijd even gemakkelijk. Verwacht ook niet dat ze het na de eerste keer al perfect kunnen.
grote hoogte of is je brug maar een meter hoog. er kan altijd iemand 'verkeerd vallen'. Materiaal om je jonggi-
vers te beveiligen is dus wenselijk. Maar ook bij een beveiligde jonggids of
kenners naar de Ardennen trekt. is
jongverkenner moet je nog niet gaan wiebelen met de touwen. Een apenbrug veilig ophangen doe je niet op vijf minuten. Neem voldoende tijd om goede bomen nit te zoeken en je touwen correct en stevig te bevestigen. Bescherm de boom met een jutezak of steek takjes tussen het touw en de stam, zodat je de boomschors niet beschadigt. Hang nooit een apenbrug
ks,
(p
deel 4 : speelvelden
De Ploeg Technieken van VVKSM organiseert regelmatig vormingsinitia-
tieven. waar je je eigen technische vaardigheden kan bijschaven. In verschillende gouwen of districten zijn er ploegen criaren begeleiders die survi-
valweekends voorbereiden op maat van je jonggivers.
0 Kamp Laatst was Mart met vrienden in de Ardennen. Toevallig reden ze door Erezée. Viff jaar geleden waren ze daar met de jonggidsen op kamp. "Kunnen we niet even gaan kijken7'. vroeg Mart. Enkele ogenblikken later stonden ze midden op de weicle tvaar ze tien
onvergetelyke dagen beleefde. Tien dagen op dit stukje grond. Op kamp gaan. zaI altijd wel iets bijzonders
groep op kamp. andere organiseren takkampen. Een groepskamp heeft wellicht een aantal organisatorische voordelen.
Een takkamp laat dan
weer meer ruimte voor eigen initiatieven. Tak- of groepskamp. een kamp organiseren, gaat niet vanzelf en vraagt tijd en inspanning van leiding. In dit deel vind je een aantal aandachtspunten om een kamp voor jonggidsen en jongverkenners voor te bereiden.
Voorbereiding Op kamp gaan is ongetwijfeld een hoogtepunt in het scoutsjaar. Trekken
door onbekende streken. in de natuur verblijven. tien dagen intensief met elkaar omgaan.... Een kamp leeft een eigen leven waarvan het ritme bepaald wordt door leiding en jonggivers. Een kamp met jonggidsen en jongverkenners moet je goed voorbereiden. Dat doe je niet alleen met de leidingsploeg:
je kan jonggivers in kleine of grotere mate bij de organisatie en voorberei-
ding van het kamp betrekken (een thema kiezen en uitwerken. een kampmenu opstellen. mee activiteiten
kiezen. kampmateriaal in orde bren-
Begin op tijd met de voorbereiding van het kamp. Als je te lang wacht. kom je
onder druk te staan en dit gaat ten koste van de kwaliteit van je kamp.
en toe een agendapunt 'kamp' op de takraad is zeker gezond. waar, wanneer en hoe op kamp ?
Een aantal praktische aspecten van het kamp leg je best zo snel mogelijk vast: wanneer je op kamp gaat. waar
je naartoe trekt. hoe je ernaar toe gaat.
- Kampperiode. Bij het begin van het werkjaar kies je de periode voor je
gen....).
kamp. Zo kan je een realistische planning maken. Het laat jonggivers
ledere scouts- en gidsengroep heeft
en hun ouders ook toe hun vakanties te plannen. Voor een gezin met kinderen die in verschillende peno-
zijn eigen gewoonten en traclities om te kamperen. Sommige gaan met de hele
Betrek de patrouilles bij de kampvoorbereiding. zie: Werken met
patrouilles blz.
De wind in de zeilen
des op kamp gaan, kan dat aardig wat puzzelwerk opleveren. Maak daarover afspraken met andere takken binnen de groep. Dit is ook
Op zoek naar een kampplaats.
Meestal heb je een vaag idee van de
streek waar je op kamp wil gaan.
belangrijk voor de verdeling van tenten en ander kampmateriaal. Een
Trek na je kamp met de leiding nog
datum is ook belangrijk wanneer je een terrein gaat zoeken. Hoe lang gaan jonggidsen en jong-
Vlaamse.land of naar de Ardennen om andere kampplaatsen te bekijken. Je ziet dan de kampen rechtstaan en kan je dus een goed beeld vormen. Bovendien is het makkelijker om de eigenaar te vin-
verkenners op kamp? Tien dagen vinden we ideaal. Langer dan tien
dagen leidt meestal tot wrevel en spanningen. Kampplaats. Kampplaatsen worden in veel groepen een jaar of Ianger op voorhand vastgelegd. Het is niet altijd vanzelfsprekend om zo ver vooruit te werken. Maar hoe eerder
je begint te zoeken. hoe groter de keuze! Als je te laat op zoek gaat.
eens een dag of twee door het
den.
Reserveer in het begin van het
scoutsjaar een dag om een kampplaats te zoeken. Rij rond door de streek en kijk uit naar een geschikt terrein. Wanneer je iets gevonden hebt, kan je op zoek gaan naar de eigenaar. Misschien heeft hij dat
moet je misschien van je vooropgestelde kampperiode afwijken om het
terrein nog nooit verhuurd en kan je een zaakje doen.
kampterrein van je dromen nog te kunnen reserveren. Wanneer je een terrein vastlegt. laat dan steeds een
Neem een naslagwerk met kampplaatsen in de hand en contacteer
kampcontract invullen. waarin jij en
de eigenaar de prijs en de periode overeenkomen. Zo'n kampcontract
vind je
in
het Kampvisum van
VVKSM. dat je aan je groepsleiding kan vragen. Vergeet zeker niet te vra-
gen of er drinkbaar water beschikbaar is, of water en eventueel elektriciteit in de prijs begrepen zijn. in welke bossen je mag spelen of hout sprokkelen, hoe het afval wordt
de verhuurders van de terreinen die je voorkeur wegdragen, om eens een kijkje te gaan nemen.
Leg met de naburige groepen of binnen het district een databank aan met mogelijke kampplaatsen. Je beschikt in ééri moeite ook over alle voor- en nadelen (vervelende boer. prachtige vallei,...).
ven en kampvuren aanleggen....
- Vervoer. Ga je met de trein. bus, !lets. te voet of een combinatie....? Treinen en bussen kan je reserveren. Je kan ook een extra bus aan-
Zorg dat je Met voor verrassingen
vragen voor het vervoer van het sta-
komt te staan!
tion naar kampterrein.
opgehaald. welke winkels in de buurt zijn. of je een hudo mag gra-
deel 4 : speelvelden
Informeer
tijdig bij De Lijn of de NMBS. Voor
het vervoer van je kampmateriaal (tenten. kampkisten....) kan je vaak terecht bij de gemeente. Als je met de Sets op kamp gaat. kan een fietscontrole voor het kamp veel problemen vermijden.
uitrekenen. maar het opstellen van een kampbegroting helpt zeker de inkomsten en uitgaven in evenwicht
te houden.
Als je een begroting
opstelt. hou je rekening met de
inkomsten (subsidies. lidgelden. opbrengst winstgevende activiteiten) en mogelijke uitgaven (vervoer. eten.
kampeerbenodigdheden
Om te kamperen heb je het juiste materiaal en enige logistieke ondersteuning nodig. Eten. drinken. materiaal en overnachtingen kosten bovendien geld. zodat de nodige financièle middelen niet mogen ontbreken. - Krurnpmateriaal. Als je zelf niet over tenten beschikt. kan je die ontlenen of huren bij een uitleendienst. Aanvraagformulieren voor het ontle-
nen van kampmateriaal (tenten,
tafels en stoelen) bij de uitleendienst
van de afdeling Jeugdwerk van de Vlaamse Gemeenschap vraag je aan je groepsleiding. Stuur het aanvraag-
formulier en een kopie van het
kampcontract vofil5r 15 oktober naar het nationaal secretariaat van VVKSM. Een aanvraag voor ontle-
fling van materiaal doe je dus best bij het begin van het scoutsjaar. De vraag is immers altijd groter dan het aanbod. Kampbegroting. Een kamp kost geld. Enerzijds moet je uit de kosten
komen. maar anderzijds moet een kamp betaalbaar blijven voor iedere
jonggids of jongverkenner. Je kan niet alles vooraf tot op de frank/euro
overnachtingen. aankoop knutselen kampmateriaal, huur tenten....). Jeugdvakanties worden in de meeste gemeenten financieel onder-
Over financies lees je ook wat in het deel over begeleidingshouding.
steund. Informeer tijdig bij je groeps-
leiding hoe je aan kampsubsidies moet geraken. Mits een kleine inspanning en wat papierwerk. kan je dankzij die subsidie de kampprijs voor je jonggidsen en jongverkenners laag houden. Foeriers. Foeriers doen de inkopen op kanip. Stel samen met de foeriers het kampmenu op. Zorg voor een evenwichtig menu met voldoende fruit en groenten. Vraag je jong-
givers om een briefje te schrijven naar de foeriers met een verlanglijstje voor het menu. Begin je zoektocht naar mensen die willen foerieren op tijd: mensen die werken moeten verlof aanvragen en wie weet worden ze nog door anderen gevraagd als foerier. Om je jonggivers te betrekken. kan je hen vragen om een advertentie te plaatsen. Kandidaat-foeriers kunnen dan hun sollicitatie opsturen. Kies je foeriers
met zorg uit. Je moet op hen kunnen rekenen. Maak vooraf duidelijke afspraken over wat je van hen De wind in de zeilen
foto: Leer] De 'roey
venvacht en zeker ook wat je niet wil. Het is altijd meegenomen als het klikt tussen de foeriers en de jonggivers. maar ze mogen het gezag van de leiding niet ondermijnen. het kampprogramma Een kamp steek je niet op éen avondje in elkaar. Als je tien dagen op kamp gaat en elke dag twee a di-le activitei-
ten doet. moet je al vlug meer dan
twintig activiteiten voorbereiden. Bekijk ruim op voorhand hoe en wanneer je het kamp in elkaar zal steken. Trek er met de leidingsploeg bijvoorbeeld een weekend op uit om je kamp voor te bereiden. Het zal misschien niet helemaal voldoende zijn. maar de
basis is dan wel gelegd. Missehien
05)
deel 4 : speelvelden
kan je wel een weekend gaan kampe-
ren op je kampterrein en je laten inspireren door de omgeving! Je kan ook een aantal afzonderlijke dagen vastleggen waarop je aan het kamp zal werken.
Streef ernaar om al je activiteiten
klaar te hebben voor het kamp begint. Na een lange. vermoeiende kampdag nog een spel in elkaar steken of afwerken is niet aan te raden. Kleine prutsen kan je tussen pot en pint nog doen natuurlijk.
Gevarieerd aanbod. Zoals voor alle ietiviteiten tijciens het jaar is een gevarieerd kampaanbod noodzakelijk. Zorg dat alle jonggidsen en jongverkenners aan hun trekken
komen.
Maak een lijstje met acti-
viteiten die je kan en
vil
doen.
Samen met een aantal vaste kampactiviteiten (zoals opbouw. albraak. totemisatie. tweedaagse. kampvuur. bezoekdag....) kan je dan een evenwicht ig programma opbouwen. Aandachtspunten kaMpprogramMa:
Voorzie voldoende inspraak van de jonggivers in het kampprogramma. vooraf maar ook tijdens het kamp. - Prop je dagen niet vol. Voorzie voldoende vrije tijd! Ook koken en afwassen vragen tijd. Soms meer dan je denkt! Maak een algemeen tijdschema en probeer je hieraan te houden. Wanneer dat niet lukt. snoei dan in je programma in plaats van om 10 uur 's avonds nog te moeten beginnen koken. - Jij en je jonggivers hebben voldoende nachtrust nodig. Als je een tweedaagse. droppings of tochten op het programma zet, volg je de richtlijnen van VVKSM. We verwijzen daarvoor naar het hoofdstuk over 'veiligheid'. blz. 95
een thema of personage uit
de
geschiedenis tot een fictief verhaal.
van dromen tot contrasten, van kleuren tot muziek. over vreemde culturen. volkeren of verre wereldreizen.... Maak samen met de jonggidsen en jongverkenners een lijst met alle thema's die jullie maar kunnen verzinnen en kies er een uit. Een thema is geen must. maar plezierig en handig om je fantasie en inspiratie te prikkelen of om je kampterrein op eco originele manier
in te kleden.
Je moet je niet in
onmogelijke bochten wringen om de
activiteiten kost wat kost in het thema te passen. Laat het nog geloofwaardig overkomen! Kampbord
Om je jonggivers op de hoogte te houden, zet je bijvoorbeeld op een centra-
le plaats een kampbord met de activiteiten van die dag of een kampkrant met het nieuws van de voorbije dagen. Bij het openen of afsluiten van de dag,
kan je dankbaar gebruik maken van
Je kampthema: als het thema 'De Kelten' is, laat je elke ochtend een druide op een mystieke manier het programma overlopenl
Kampthema. Een goed kampthema kan voor een rode draad of verhaallijn in je kampprogramma zorgen
waaraan je de verschillende activiteiten ophangt. Dat thema kan
- Onvoorziene omstandigheden. Een kampprogramma is ceo rode
gaan van een boek tot een film, van
draad en geen heilige koe. Honderd-
De wind in de zeilen
en-één dingen kunnen je programma in de war sturen: het weer. een onvoorziene zwernpartij in de rivier.
een uitgelopen zangstonde rond de afwas. een ruzie bij de eendenpa trouille. een conflict tussen de leiding dat uitgepraat moet worden, de foeriers die te laat zijn met het eten.... Op zo'n moment is het nodig je programma los te laten. eventueel een activiteit te schrappen of te verplaatsen. Een programma is een
hulpmiddel, geen doel op zich.
Wanneer je met een thema werkt. probeer je om een lijn in de inkleding te houden.
Ook aanhoudende regen kan je kampprogramma grondig in de war sturen. De slechtste manier om op
kleren over te houden! - De hele dag in de tent blijven liggen
kan leuk zijn, maar dat kan geen heel kamp. Een zeker ritme in het kamp houden is zeker nodig. Het is nuttig om een aantal binnen-
activiteiten achter de hand te hou-
den: een quiz. slaapzakspelletjes. een kookwedstrijd in de foerage,
hints. verstoppertje in de materiaaltent. zingen onder de shelter. - Spelen in de regen kan ook fljn zijn. Een regentocht of een heus moddergevecht met bijhorende modderbaan zijn dolle pret... als je achteraf nog droge kleren hebt.
regenweer te reageren is je program -
Help!
ma laten vallen en niets doen. Geel jonggidsen en jongverkenners niet het gevoel dat er niets meer gebeurt. Dat leidt tot spanningen, heimwee
Mijn kind gaat op kamp!
en verveling.
Ouders geven hun kind mee op kamp. Ze vertrouwen hun kostbaar bezit aan
jou toe en dat is niet altijd vanzelfTips voor een regenkaMp:
sprekend. Ouders vinden het belangrijk om te weten waar hun kinderen
uithangen, wat ze doen en in welke - Geef niet te snel toe aan het regen-
Maar wanneer je een echt regen-
omstandigheden dat allemaal gebeurt. Je wint sneller het vertrouwen van een goed geinformeerde ouder. Je kan ouders op verschillende manie-
kamp hebt, en je na drie dagen geen droge kleren of schoenen meer hebt is er een probleem. Hou als leiding
ren inlichten: met een huisbezoekje. op een ouderavond.... Naast een persoonlijk contact zet je best ook nog
weer!
- Natte kleren aanhebben is niet leuk.
je jonggivers goed in de gaten.
eens alles duidelijk op papier. Kleed je
Voorzie een speciale droogtent en
lokaal in als een reisbureau en over-
waarschuw hen ervoor genoeg droge
tuig jonggivers en hun ouders van jul-
deel 4 : speelvelden
Licht daarbij alle aspecten van je reis toe: duur. tijdstip. prijs en hoe je daaraan komt. reisforlie reisformule.
mule (10 dagen met treinreis. etc.). verzekering, reisbegeleiders. activiteitenprogramma. inhoud van de reiskoffers, informatie over de streek, reisthema. reisafspraken. enzovoort. een opwarmertje Jonggidsen en jongverkenners moeten zin hebben om op kamp te gaan. Om
jonggivers de kampkriebels te laten krijgen. kan je een kampboekje aanbieden. een smaakmaker in de aanloop naar het kamp. Je kan in zo'n boekje uitleg geven over het kampthe-
ma. een kennismaking met de voornaamste personages. leuke verkleedtips. een voorstelling van de foeriers, een overzicht van de kampafspraken, een wat-neem-ik-mee-lijst. de tekst van het kamplied. informatie over de kampstreek. fotos van het terrein. een interview met de eigenaar, praktische informatie over vertrek en aankomst. wanneer de patrouillekoffers klaargemaakt worden. een opdracht om te vervullen tegen het kamp.... Een kampboekje verhoogt de betrok-
papier hier Een kamp vraagt om een nauwkeurige administratie. Voor het kamp begint. moet je een medische fiche van iedere jonggids of jongverkenner hebben. de
schriftelijke toelating van de ouders om mee op kamp te mogen gaan en adressen en telefoonnummers waar ouders of familieleden in geval van nood bereikt kunnen worden. Dat mag je zeker niet over het hoofd zien. Net kan handig zijn om een kopie van de identiteitskaarten mee te nemen. je weet immers nooit wie wat kwijtspeelt! Je kan ook een schriftelijke toestemming vragen van de ouders om in nood-
gevallen en als je ze onmogelijk kan bereiken, te beslissen over het wel of niet uitvoeren van een dringende heelkundige ingreep (een operatie). Neem voldoende verzekeringsformulieren mee om bij een bezoek aan arts of
ziekenhuis te laten invullen. Voor je
op kamp vertrekt, onderteken je samen met de groepsleiding en de districtscommissaris (DC) het kampvi-
sum. waarbij je verklaart dat het kamp degelijk is voorbereid. Je kan dat aantonen door een kampbundel
neel. Zet in dat geval de echt prak-
met het volledig uitgewerkt activiteitenprogramma bij te voegen. Hou tijdens het kamp al je uitgaven bij in een kasboek. Je kan hiervoor éen foerier als verantwoordelijke aanduiden. Zo kan je op het einde van het kamp een correcte afrekening maken. Een financieel verslag van je kamp is nog nuttig voor het opstellen van de
t ische informatie zeker ook op papier.
volgende kampbegroting.
kenheid van jonggidsen en jongverkenners. Zorg dat dit boekje op tijd bij je jonggivers is. Het hoeft natuurlijk niet altijd een boekje te zijn: een cassette. een video. een kampdiskette of een aftelkalender zijn zeker zo origi-
Over aansprakelijkheid en verzekeringen lees je meer in het deel over begeleidingshouding. zie: verantwcprdelijkheid en aans4takelijkheid blz. 91
De wind in de zeilen
Eindelijk is het er dan...
de jonggidsen en jongverkenners:
Ergens in juli of augustus begint je
wacht zorg je dat alle materiaal ter
mogen ze wel en niet komen. hoe zitten de dagen in elkaar.... Goede afspraken bevorderen zeker de
plaatse is. zet je de leiderstenten recht en richt je de foeragetent in. Het laat je ook toe om de oingeving nog wat te
maak je best een aantal afspraken voor je op kamp vertrekt (hoe ga je
kamp. Tijdens een voorkamp of voor-
verkennen. Je kan het terrein inkleden: alhankelijk van je thema zet je torens. tempels. kastelen. wigwams. menhirs, podia. enz. neer. Een voorkamp is een leuke inloopperiode voor de leidingsploeg. maar laat de voorwacht niet langer duren dan nodig. Wanneer je goed voorbereid bent. 'eel zin hebt en een leuke jonggidsen- of jongverkennertroep mee hebt, kan er eigenlijk weinig mislopen.
Op kamp leef je in harmonie met de omgeving.
Tijdens het kamp let je op volgende punten: - Soberheid.
Op kamp leef je in de natuur. Dat waagt om een milieuvriendelijke houding. Plan goed op voorhand hoe je afval kan beperken:
bekijk met de foeriers hoe de inkopen afvalarm kunnen gebeuren.
Hou rekening met de richtlijnen i.v.m. gescheiden afralophaling van de gemeente waar je bent. Probeer zo eenvoudig mogelijk te kamperen
en in harmonie met je omgeving. Sober zijn is ook afstand doen van Afsproken maken doe je ook met je medeleiding.
luxe: beperk het gebruik van lichtinstallaties. hifi-ketens. televisietoestellen,... Afspraken maken. Maak voor je op
kainp vertrekt. maar zeker ook de eerste dag, duidelijke afspraken met
0
deel 4 : speelvelden
wat verwacht je van hen. waar
kampsfeer. Ook met je inedeleiding
om met drank. roken. opstaan en slapen gaan....).
- Schouwing. De tent, de patrouillehoek en het kampterrein vormen de leefniimte van de jonggivers. Om redenen van veiligheid. hygiëne en algemene orde zorg je dat die leefruimte netjes blijft. Maak ook daar-
over duidelijke afspraken met je jonggidsen en jongverkenners. Kijk met de leiding het 'huis en de 'tuin' van iedere patrouille na. Je controleert o.a. of tenten en shelters goed opgesteld zijn. bagage en slaapruimte goed verlucht worden, de patrouil-
lehoek hygiënisch is en of de sjorconstructies veilig zijn. Volg die controles ook op: het heeft geen zin om te controleren en achteraf niet na te gaan of alles in orde is! - Persoonlijke hygiene. Zorg op kamp voor voldoende wasvoorzieningen voor je jonggidsen en jongverkenners: een intieme wastent, een beschut hoekje. een zelfgemaakte douche.... Als je jonggivers er een
sport van maken zich lien dagen niet te wassen, kan je er op een speelse manier voor zorgen dat ze dagelijks degelijk wassen. Organiseer bijvoorbeeld een geza-
zich
menlijke wasbeurt met wasoefeningen op muziek geleid door een charmante aerobicjuf. Bouw een car-
wash met sproeiers en schrobbers. een geurmachine. een nagelpoetser en automatische tandenborstels of verwen hen eens flink met een relaxwas-masseer-avond niel een aange-
paste inkleding (badjas. saunatent. geurstokjes)....
- Vrije tijd. Vrije tijd op kamp is
gen neerlaten en het avondlied gen.
Evaluatie. Steek op tijd en stond je voelsprieten uit om te weten hoe je jonggidsen en jongverkenners zich
Op kamp zijn er genoeg gelegenheden om na te gaan of de kampgasten het nog leuk vinden: 's middags aan tafel. bij het potten voelen.
schuren. op tocht of iets formeler tij-
nodig. Gun jonggidsen en jongver-
dens de avondformatie waar iedereen iets over de voorbije dag mag
kenners tijd voor zichzelf. Niel ieder-
vertellen.
een weet %vat gedaan tijdens vrije momenten. het kan nuttig zijn wat impulsen te geven. Organiseer viijblijvende activiteiten tussendoor: een voetbal- of volleybalwedstrijd. een briefschrijfmoment (knutsel je
gerust een jonggiverraad of derde-
Ook op kamp kan je
jaarsmoment organiseren om de gang van 'taken in tak en patrouilles te bespreken of conllicten uit te praten.
Afspraken maken en evalueren op kamp doe je tijdens een jonggiverraad. zie: De ionggiverraad
15
eigen postkaarten!). een kleine zang-
stonde in de tent. een wandeling in de nabije omgeving.... Richt een zitof vertelhoek in waar jonggivers na de afwas wat kunnen keuvelen of ntaak een stiltetent. Avondrituelen. Kampavonden hebben iets mysterieus: een vuurtje en een kabbelend beekje op de achtergrond. krekelgeluiden en laagvlie-
gende vleermuizen in de mane-
Na een dag vol actie en avontuur keert ook op je kampterrein de rust weer. Het is belangrijk om elke dag goed af te ronden. Sta even stil bij de voorbije dag. vertel een kampverhaal dat dagelijks vervolgt en maak eventueel al afspraken voor de dag die gaat komen. schijn....
Voor het slapengaan kan je de vlagDe wind in de zeilen
-
Bezoek. Spreek af hoe jullie met kampbezoekers omgaan: andere lei-
je het kamp officieel afsluiten en afscheid nemen met een stevige
ding. groepsleiding. ouders. vrienden.... Wanneer zijn ze welkom en
eindformatie.
vooral wanneer niet! Ongewenst bezoek is erg vervelend. Een georga
niseerd bezoekmoment kan een oplossing zijn. Een bezoekdag geeft ouders de kans om kennis te maken met het kampleven en zoon of dochter in actie te zien. Voor jonggids of jongverkenner met heimwee kan een bezoekdag zowel positief als negatief uitdraaien. Voor je een bezoekdag plant. weeg je best de voor- en nadelen af. Betrek ook de jonggivers in die besprekingen!
- Laatste kampavond. Na tien dagen samen leven. spelen, lachen en huilen groeit er een band. Ook al staan sommige jonggidsen en jongverkenners te trappelen om mama en papa
terug te zien. toch is het afscheid niet altijd gemakkelijk. Zorg daarom voor een fijne en gezellige afsluiter van je kamp. Een goed georganiseer-
de laatste avond sluit een kamp
feestelijk af: een groot kampvuur.
een middeleeuws diner. een vrij podium. de verkiezing van een
Het zwarte after-kamp-gat Weer thuiskomen na tien dagen intens samenleven %Taagt vaak enige aanpassing.
Opnieuw alleen slapen in een
kamer met een bed. zonder het
gesnurk van Sander. geen amusante babbels meer voor het slapengaan, weer naar een echte WC. weer met mes en vork uit een bord eten,... Wie thuiskomt. loopt in het begin maar wat verloren in z'n huis. In de weken na het kamp. als iedereen goed uitge-
rust is, spreek je nog eens af met je jonggidsen en jongverkenners om kampkoffers e.d. op te ruimen. Laat iedereen zijn kampfoto's meebrengen en doe samen nog iets leuks (een ijsje eten. een post-kamp barbecue). Maak er een gezellige avond van om alle her-
inneringen aan het voorbije kamp op te halen. Voor de leiding blijven er na het kamp
kampkoning of -koningin.... Als herinnering aan het kamp kan je
nog enkele taken over: het afwerken van de administratie, het regelen van
een kampaandenken geven. Zo nemen je jonggivers iets tastbaars
betalingen. eventueel het opvolgen van verzekeringsdossiers.... Als iedereen de draad van het gewone leven opgenomen heeft. kan je ook met de leiding zeker nog eens afspreken om wat na te kaarten en. wie weet. al verse plannen te smeden voor het volgende kamp!
mee naar huis om nog lang aan alle
leuke en minder leuke momenten terug te denken. Neem ook op gepaste wijze afscheid van de derde-
jaars. Als je naar huis vertrekt kan Qdeel 4 : speelvelden
O Expressie Jonggivers uiten zichzelf op verschil-
met de aard van het beestje: jonggi-
lende manieren: zingend op tocht of tijdens het kampvuur. moppentappend 's avonds in de tent. knutselend in de patrouillehoek. dichtend in het jonggiverlogboek.... Moedig hen aan hun creatieve mogelijkheden te ontdekken. ermee te experimenteren en
vers willen vooral bij de groep horen. Wie creatief is. springt uit de band, zet z'n positie in de groep op het spel en
riskeert eruit te vallen. Creativiteit betekent dat je de veiligheid van de gevestigde waarden opgeeft voor het
ze te gebruiken. Geef hen de nodige impulsen. zet hen aan om hun grenzen te verleggen en bezorg hen hier-
avontuur van het nieuwe. Creativiteit bij jonggivers is sterk gebonden aan de positie in de groep: de creativiteit van een haantje de voorste zal sneller aan-
Ga het
vaard worden dan die van een stille
experiment niet uit de weg en zet alle mogelijke vormen van expressie op je programma. Van kampen bouwen
kracht. Creatief zijn is niet in het wilde weg
voor het nodige materiaal.
over het knutselen van een spaceshuttlecockpit met gesorteerd afval. tot je lokaal inrichten als een museum voor beeldende jonggidsenkunst of een catwalk met de nieuwe collectie feestkleding voor jongverkenners. Van een verkleedpartijtje voor een kersttoneel-
tje over trommelen op plastic jerrycans tot improvisatietheater. Alles kan.
Creativiteit
vanalles uitproberen. maar vertrekt van een basis, een bepaalde voorken-
nis: je kan maar een sjorconstructie maken wanneer je een aantal knopen kan leggen, een voetballer moet eerst leren 'sjotten' voor hij allerlei kunstjes met de bal kan opvoeren. Creatief zijn is de geëffende paden verlaten voor een onveilige zone. Als leider of leidster kan je de drempels verlagen en creativiteit in de veilige zone krijgen. Laat jonggivers in hun creativiteit niet aan hun lot over. geef ondersteuning en wees een enthousiaste stimulans. Wanneer je zelf week na week
We verwachten van jonggidsen en
met de meest waanzinnige verzinsels
jongverkenners dat ze creatief zijn en dat is niet altijd even vanzelfsprekend. Jonggivers hebben het niet altijd
op de proppen komt, zullen je jonggidsen en jongverkenners sneller mee uit
gemakkelijk om zich creatief uit de
de band springen. Ze hebben dan de zekerheid dat je hun creativiteit zal
drukken in groep. Dat heeft te maken
waarderen. Jonggivers zullen dan, als De wind in de zeilen
0
beter kennen en wanneer je
tijd
genoeg hebt. bijvoorbeeld tijdens een weekend. De opbouw van de activiteit is enorm belangrijk. Begin met eenvoudige
opdrachten die weinig fantasie en creativiteit vragen en waarin je even-
tueel bepaalde technieken aanleert. Leg de drempel telkens iets hoger en
laat stilaan meer ruimte voor eigen fantasie. Wanneer iedereen een opdracht uitvoert (alleen of in groep-
jes) is iedereen bezig en heeft nie-
mand de tijd om anderen aan te
ton,: Elena Schut,
ze gevraagd worden om verkleed als dier naar de vergadering te komen. niet enkel een Donald Duck-masker
opzetten. maar de moeite doen om zich in een volledig zelfgemaakt pierenpak te wringen.
Vuistregels Expressieactiviteiten vragen een goede voorbereiding en een intensieve. actieve begeleiding. Een paar vuistregels
vergroten de kans op een geslaagde act iviteit:
- Zorg voor een veilige sfeer en voldoende vertrouwen tussen alle deelnemers. De groepen zijn daarom
best niet te groot. Een expressieactiviteit plan je ook niet op de eer-
ste vergadering van het jaar. maar wanneer de jonggivers elkaar al wat
deel 4 : speelvelden
gapen. Dat geeft een veiliger gevoel dan wanneer je jets voor een publiek moet spelen of doen. Ideaal om mee te beginnen dus. - Formuleer de opdrachten duidelijk en zo concreet mogelijk. zodat alle jonggivers ze snappen. Probeer eventueel. als voorbereiding. de spelletjes vooraf uit met de leiding op een takraad. Zo kan je anticiperen op eventuele onduidelijklieden en nagaan of een spel 'werkt'. Dit soort activiteit vraagt om concentra-
tie: vraag op tijd stilte of aandaeht van de jonggivers.
- Zorg voor een lekker tempo: breek opdrachten al* en geef een nieuwe wanneer je merkt dat ze hun vervelingspunt bereikt hebben. Als het spel of de opdracht echt niet aanslaat. kan je beter een andere geven i.p.v. tegen beter weten in verder te doen. Let wel. het enthousiasme van jonggivers is dikvvijls een afspiegeling van je eigen enthousiasme.
Expressiespelen Voor de duidelijkheid volgen we een nogal
klassieke indeling van expressiespelen: 'muziek'. 'dans en 'drama'.
Om duidelijk te maken wat je zoal kan doen met jonggidsen en jongverkenners geven we een aantal voorbeelden: kleine op zich staande spelletjes of een reeks opdrachten die éen geheel kunnen vormen. Zie het als aanzetjes voor een letike expressieactiviteit.
beeldend werken Beeldend werken noemen we ook wel eens knutselen: zeefdrukken. gipsmaskers maken. je lokaal schilderen.... Maar eigenlijk
Maak pannenkoeken, worsten. balletjes. dobbelstenen. enz. Oefen met eenvoudige basistechnieken als ronci rollen. cilinder rollen. kloppen en knijpen. Hoe meer de klei gekneed wordt. hoe minder bar-
sten bij het boetseren. Doe een paar kringspelletjes met kleiballen: gooi een kleiballetje rond in de groep en voeg er telkens een bal bij. rol de hallen over Opdrachten. Geef een reeks opdrachten. Na iedere opdracht schuift iedereen door en werkt verder met het werkstuk van zijn bum.. Als je het tempo hoog hotidt. is er geen tijcl ont perfect afgewerkte vormen te maken en dat maakt het spannender voor alle spelers. Een voorbeelcl van opdrachtenreeks: ( I) maak
willen jonggidsen en jongverkenners
een basisvorm. b.v. een balk: (2) maak
spelen en experimenteren. De
van die basisvorm iets concreets. waarbij
vooral
muren van het lokaal schilderen is in het begin wel plezierig. maar na een half uur willen ze wat anders doen. Bij beeldend werken staat eerder het plezier van het crea-
lief bezig zijn centraal en niet het eindresultaat. We willen dat knutselactiviteiten verder gaan dan gewoon iets maken: je gaat
aan de slag met één of ander materiaal. Je begint met een korte kennismaking met het
materiaal en daarna geef je een reeks opdrachten om er iets mee te doen. licfst op yen creatieve manier.
de basisvorrn herkenbaar blijft. by. een fototoestel: (3) maak een kopie van dit ding. b.v. nog een fototoestel: (4) maak een (strip)verhaal met deze vormen: eer- 04, ste vorm als beginplaatje. tweede vorm 400' als eindplaatje van het (strip)verhaal en minstens twee tussenplaatjes: (5) maak een overgang van je stripverhaal naar dat van je buur. door eén tussenplaatje te maken. zo ontstaat er een groot stripverhaal: (6) vertel- en kijkrondje.
KARTONNEN DOZEN KLEI
Onidat het niet altijd asbakken moeten zijn.
- Opwarming. Klei moet eerst werkbaar gentaakt worclen. Je warnit hem op door
hem grondig door elkaar te kneden.
Elke speler neemt twee dozen uit een grote stapel. In groepjes van vier geef je opdrachten als: eco stapel maken die de 'waaitest' (wapperen Opwarming.
met groot stuk karton) doorstaat. een stapel maken tot tegen het plafond....
De wind in de zeilen
Stapelbeesten. Maak een bestaand of nog niet bestaand dier door een aantal dozen op elkaar te stapelen. Verzin bij
elk beest een soortnaam. Als je de nadnik legt op het geraamte of de ruggengraat krijg je statische en sfinxachtige beesten. Probeer ook eens
meer beweging in het beest te krijgen
(beest dat op achterste poten staat.
dagen uit tot improvisatie. Met een minimum aan speluitleg geef je aan de spelers genoeg ruimte om naar eigen idee het spel inhoud te geven. Drama kan een reeks kleine spelletjes zijn maar ook een namiddagvullende activiteit waarbij je een sketch. videofilmpje. dansje. lied of circusnummer in elkaar steekt dat je op het einde van de activiteit toont aan de rest van de groep.
springt of loopt).
Verbindingstechnieken. Leer een aantal manieren aan oin dozen (kleine. grote)
VERHALEN
aan elkaar te bevestigen zonder lijm of kleeiband. Daag de spelers uit technieken te bedenken en uit te proberen. Dergelijke technieken maken gebruik van gleufjes. schuif- en vlechtsystemen. Twee doosjes die aan elkaar bevestigd
Sterke of bizarre verhalen ontstaan door te improviseren. Leuke manieren om een verhaal te verzinnen zijn: Spinnenweb. De spelers zitten in een kring. lemand heeft een bol touw in de hand en geeft een eind aan z'n buur. Hij
worden. moeten de 'zwiertest' (rondzwieren zonder dat de dozen loskomen) doorstaan.
vertelt een verhaal en ontrolt de bol en gaat ondertussen naar iemand die over hem in de kring zit. Hij neemt diens
Beesten bouwen.
plaats in. houdt het touw vast en geeft de bol door. Deze persoon bedenkt een vervolg op het verhaal en stapt naar iemand
In kleine groepjes bouwen de spelers een beest met behulp van een aantal verbindingstechnieken. Het beest moet aan elkaar blijven hangen als je de romp opheft. Om te beginnen houd je de dozen in de positie zoals Je ze wilt hebben. daarna werk je het ontwerp uit en rnaakt stevnl,e verbindingen. Beesten aankleden. In dit onderdeel krijgt het beest een vel of huid. De dozen mogen niet meer zichtbaar zijn. Geef op dat er minstens drie verschillende soorten huid gebruikt moeten worden. Als afwerking verzin je een naam, soortnaam
en eventueel een reden van uitsterven voor het beest.
drama/muziek/dans Expressiespelen prikkelen de fantasie en deel 4 : speelvelden
anders. Zo krijgt het spinnenweb langzaani vorm.
Sterke verhalen. De spelers zitten per twee. leder vertelt aan zijn partner iets wat hij of zij de afgelopen week heeft meegemaakt en omgekeerd. In een volgende ronde kiezen ze een andere partner en vertellen het verhaal dat ze net gehoord hebben verder. maar ietsje overdreven. een beetje aangedikt. Na enkele rondes komen alle verhalen terug in de groep. ledereen vertelt het verhaal dat hij of zij het laatst gehoord heeft. De oorspronkelijke verteller mag zijn origineel verhaal ernaast leggen. Woorden vissen. Elke speler schrijft één of twee woorden die hem te binnen schie-
ten op een groot blad papier. De begelei-
den. petten en andere hoofddeksels bijeen. Laat elke speler een hoed kiezen en ermee rondwandelen. Hij verzint er een figuur bij en beeldt die uit. Laat alle personages samenkomen op een huwelijksfeest of een andere leuke situatie.
der begint een verhaal te vertellen dat begint met een zin waarin één van de woorden voorkomt. Een andere speler zet het verhaal verder door een ander woord uit te kiezen.
Eénwoordverhaal. De spelers staan in een kring. Elkc speler zegt op zijn beurt één woord dat toegevoegd wordt aan het verhaal in wording. Het spel lukt het best als het tempo levendig is.
UITBEELDEN
Uitbeeldspelletjes kan je gewoon tussendoor doen en hebben een zeer lage drempel voor jonggidsen en jongverkenners. Probeer eerst een paar kleinere muzemo-
BEWEGEN
menten. voor je aan het grotere werk begint.
ciorde opxvarmers zijn opdrachten waarbij
-
iedereen door elkaar beweegt en een opdracht uitvoert.
Bevroren schoen.
ledereen zet een schoen op zijn hoofd en mag die schoen. vanaf het moment dat hij erop staat. niet meer met z'n handen aanraken. De spelleider zet een leuk muziekje op. en vraagt iedereen door de ruimte te bewegen. Als de schoen van iemands hoofd valt. blijf
hij of zij stokstijf staan en wacht tot iemand anders de schoen weer op zijn hoofd zet. Die moet natuurlijk wel oppassen dat zijn eigen schoen niet valt.
De verkeerde wereld. De spelers staan per twee tegenover elkaar. De eerste voert een aantal bewegingen uit: vooruit topen. gaan zitten,... De andere moet juist het tegenovergestelde doen: achteruit topen. rechtstaan.... Schaduwlopen. De spelers lopen door elkaar rond en zoeken elk een eigen. overdreven manier om voort te bewegen. Na een tijdje gaan ze per twee bewegen en neemt één speler de beweging van de andere over terwijI hij achter hem loopt. Hoed. Breng een hele verzameling hoe-
Schimmenspel. Span een groot laken in een cionker lokaal met daarachter een sterke lamp. Een drietal spelers neemt plaats achter het doek. De begeleider leest een leuk verhaal voor dat de spelers uitbeelden. Voorzie eventueel de nodige attributen en verkleedkleren. Levende decors. Eéri of meerdere personen verlaten de ruimte. De anderen verzinnen een situatie of een plaats (een luchthaventerminal, veemarkt. spoedgevallenafdeling) die ze kunnen uitbeelden. De personen die binnenkomen proberen te raden waar ze zich bevinden. Spreekwoorden. Geef een speler de opdrachi een spreekwoord uit te beelden. De groep moet het raden. Je kan ook titels van boeken. stripverhalen. tv-proi4raninia's of films uitbeelden. Puzzel. lemand gaat in een bepaalde
bonding in het midden van de kring staan. Een ander gaat er biJzitten op zo'n manier dat zijn houding past bij de hou-
ding van degene die er al staat en jets toevoegt aan het beeld. Geef eventueel een thema. voorwerp. situatie of - misschien iets moeilijker - een gevoel op.
De wind in de zeilen
STEMEXPERIMENTEN
stemopwarming 1. Ga verspreid staan. Een persona loopt naar een andere en procluceert een klank terwijI hij loopt. Als hij bij de andere aankomt. stopt hij
Roepkoren. Ook een durfspelletje. De spelers staan op twee rijen. tegenover elkaar. De twee groepen schommelen van de ene voet op de andere (voor-achter-voor-achter-...). zoals in de Echoput.
en begint de andere te lopen met een
Door op verschillende tijdstippen naar
klank. Variant: de klank overnemen en al lopend deze geleidelijk omzetten naar een andere klank. Stemopwarming 2. Ga in een kring met twee achter elkaar staan. De voorste van
voor te komen. creëer je een bizar klankspektakel. Geef duidelijk het tempo aan en probeer niet te versnellen. (1) De twee groepen schommelen in een tweetellenmaat. ledere persoon stool een willeketirige korte klank tiit als hij een voet naar voor zet. De groepen roepen om beurt. (2) Twee groepen in verschillende maten. Groep 1 in tweetellenmaat (voor-achter...). groep 2 in drietellenmaat (voor-achter-achter-...). Door de combinatie van
de twee staat ontspannen en laat cen rustige. voile "aaaaaah" horen. De achterste klopt zachtjes op de nig of schudt met de persoon. om zo de klank te veranderen. Stemopwarming 3. Ga in een kring staan. Laill cell warme. voile "aaaa" horen (mond ver open) en probeer dit te voelen met de handen op de buik/borst. Laat vervolgens een "0000" horen en probeer (lit te voelen ter hoogte van de borst/keel. Laat tot slot een "mmmm" horen. clit voel je ter hoogte van de neus
een tweetellen- en een drietellenmaat roepen de groepen afwisselend apart en dan weer samen. (3) Andere combinaties van maten: groep 1 in drietellenmaat en
(overgang neus/voorhoofd). Schakel de
groep 2 in viertellenmaat (voor-achterachter-achter-...). Klankdecors 1. ledereen kiest een plekje in het lokaal. gaat zitten en skill de
aaa-000-mmm aaneen, zodat je een
ogen. (1) De spelers krij gen als opdracht
"aaaa0000mmmm" (AOM) krijgt. Doe dit
het geluid van een nog niet bestaand
traag en met zeer geleidelijke overgangen. Begin niet te zweven! Echoput. Kringspelletje om durf op te roepen. Elke speler zet éen voet in het midden van de kring en volgens het aangegeven tempo schommel je van de ene voet op de andere. Een persoon stool een korte. krachtige klank ("oeh!". "yeah!". "fwiet!". "gzzz!"....) uit als hij naar voor komt. De groep (echo) herhaalt de klank als zij op hun beurt naar voor komen. In een volgende slap kan ieder om betirt iets in de put roepen.
vogeltje te maken. het mag geen koekoek
deel 4 : speelvelden
of tjiftjaf zijn. i.e mogen niet blazen of fluiten. alleen klanken gebruiken. Wanneer de begeleider een speler tikt (startteken) begin die zijn vogelgeluid te rnaken. tot hij een tweede tik krijgt (stopteken). (2) De spelers maken kleine muzikale zinnetjes met hun vogelgeluid. alsof i.e een verhaaltje vertellen. Klankdecors 2. Improvisatiespelletje. Werk cell thema ult. bijvoorbeeld een bos zoncler vogels. Korte brainstorm over welke geluiden i.e in een bos horen bui-
ten vools: naast wind in de bomen en weglopende konijnen hoor je ook nog joggers. motorcrossers. jonggivers op tocht.
blaffende honden. geluiden van de stad in de verte.... Vervolgens zoeken ze klankwoorden voor deze dingen. o.a. rit-
selen. zuchten. hijgen. kraken. barsten.... Tenslotte zoeken ze de geluiden. Ze mogen alle geluiden gebruiken. behalve vogelgeluiden! Zelfde start- en stopte-
kring met de ogen dicht. De geluidengroep 'beeldt' haar thema uit door een klankdecor rondom de luistergroep te maken. Kies een thema of verhaal waar evolutie en beweging in zit en waarin iets
gebeurt. zodat de luistergroep een verhaal kan reconstrueren: een gevangenisopstancl. een schooldag. een ongeluk op
de snelweg. een kaartnarniddag met bejaarden. een uitstap naar de zoo....
kens. De spelers mogen van geluid ver-
anderen. zo komt er meer variatie en kunnen ze inspelen op wat ze horco. Leg de opbouw van het klankdecor nit: vanuit niets komen tot een hoogtepunt. weer uitsterven. etc. Zonder verdere afspraken te maken. gaat iedereen in een kring
zitten (geen tikjes meer). met de ogen dicht. leder maakt geluiden (thema: een
dag in het bos zonder vogels) en naar aanvoelen van de groep ontstaat dan bij-
voorbeeld een langzame opbouw naar een hoogtepunt. uitsterven. dieptepunt. kleine opflakkering en terug volledig uitst erven....
Klankdecors 3. Improvisatie. Verdeel de groep in twee. Elke groep krijgt of kiest een thema (ziekenhuis. station. koekjesfabriek. houtzagerij. markt....) en fantaseert over de geluiden die daar bijhoren. De groepen proberen beurtelings elkaars thema te achterhalen. (I) De geluidengroep (=klankmachines) ligt op de grond terwill de luistergroep de hendels en knoppen van de verschillende klankmachines uitprobeert: vb. arm heffen. x,oet bewegen. neus duwen,... Bij elke actie geeft de machine een bepaald
geluid (tat past in het thema. (2) De luistergroep zit in het midden in een
JANTJE ZAG EENS PRUIMEN HANGEN
Opwarming. I fang de teksi van een een-
voudig versje aan de muur zodat alle spelers hem kunnen lezen: "Jantje zag eens pniimen hangen/oh. als eieren zo groot/'t scheen dat hij ze wou gaan plukken/schoon zijn vader 't hem verbood."
De tekst wordt een aantal keren samen opgezegcl: normaal, fluisterend. gillend. Antwerps/Limburgs/Westin het Vlaams/Zweeds. achterstevoren, met verkeenle klemtonen.... Individueel spel. ledereen wancielt rond tenvijI de begeleider een situatie schetst
van waaruit de spelers beginnen te improviseren. Voorbeelden van situaties: de moeder van Jantje houcit een toespraak voor de KAV over Jantjes gedrag:
een gids in een museum geeft deskundige uitleg bij het schilderij 'De pruimen-
plukker van een anonieme meester. meneer pastoor houdt een donderpreek
in de mis over de gestolen pruimen. Jantje moet bij de directrice komen, ze is
erg teleurgesteld in Jantje en bedroefd out wat el- gebeurd is....
Spel per twee. Zelfde principe. maar nu
gebeuren de improvisaties per twee. De wind in de zeilen
0
Elke situatie wordt twee keer gespeeld (rollen wisselen) en per situatie kiezen de spelers een andere partner. Situaties met twee personages: een reporter komt
Jantjes moeder interviewen: Jantje vertelt aan een vriend wat hij uitgestoken heeft: de buurman vindt Jantje in zijn pruimenboom: Jantje heeft zijn zakken vol pruimen en moet voor zijn moeder naar de bakker gaan: Jantje is grootvader en vertelt aan zijn kleinzoon zijn hel-
dendaad: Jantje moet voor de rechter verschijnen:... Spel per drie. De spelers groeperen zich per drie (Jantje. tegenspeler en een derde die er jets bij komt doen) en bereiden een situatie voor waarbij ze telkens een randvoorwaarde krijgen: situatie spelen zon-
der tekst. spelen met vergrotingen. versneld of vertraagd spelen. al zingend spelen. al rappend.... De groepjes oefenen jets in en spelen dat dan voor elkaar.
ritme opnieuw. (2) lets moeilijker: iedereen mag kiezen naar welke jerrycan hij loopt. Belangrijk hierbij is dat de groep met de pauzes of stiltes tussenin leert werken. De begeleider geeft de duur van de pauzes goed aan (bijvoorbeeld na de oerkreet heb je nog drie tellen voor het basisritme terug begint). Jungleritmes. (1) Introduceer een aantal antlere mines die je de groep aanleert: bijvoorbeeld ritme 'tijger' (iets met triolen in) en ritme 'olifant (iets met veel pauzes in). Voeg alles samen tot één geheel: bij-
voorbeeld 4x basisritme. 4x tijger. 4x basisritme. 4x olifant. 4x basisritme. (2) In de volgende stap kan je de spelers zelf ritmes laten voorstellen die je natuurlijk een passende oerwoudnaam geeft. Voeg alles weer samen. (3) Wissel de basisrit-
mes af met echte dnimsolo's. Geef aan wie mag beginnen improviseren. Een fluitje is handig om aan te geven wanneer je vindt dat de solo afgelopen moet ziin.
BURUNDESE MEESTERDRUMMERS
Voorbereiding De spelers staan in een kring met cen stoel voor zich. Geef iedereen een jerrycan met dop (anders krijg je deuken) en twee trommelstokken (stuk pvc-buis met aan het uiteinde een wat-
tenbolletje: maak het bolletje vast met een ballon die je met kleefband bevestigt
aan de stok) en leg die jerrycan op de stoel.
Basisritme De begeleider leert de groep een basisritme aan. Het basisritme duurt bijvoorbeeld vier tellen en eindigt met een oerkreet "Ah!" of "Oe!" (op de negende tel). (1) Bij de Ah! schuiven de
spelers een jerrycan op en spelen het
Qdeel 4 : speelvelden
Groepsopdracht. Vorrn een aantal kleine groepjes (viertal spelers). Elk groepje krijgt de opdracht zelf een drumnummer
te maken dat bestaat uit een basisritme. een tussenritme en een improvisatiesolo. Geef de groepjes ook een fluitje. Als de spelers op zoek gaan naar nieuwe ritmes. gebruiken ze best zinnetjes waarvoor ze een ritme zoeken. Iets wat je zegt kan je makkelijker kloppen. Alle groepjes stellen hun nummer voor op een toonmoment.
Trefwoordenlijst aansprakelijkheid activiteiten voorbereiden afhakers afspraken maken
88
drieJarige werking dropping
115
eersteJaars
30. 31 93. 152 12. 32
met jonggivers 29 met jonggivers 53 met jonggivers 62 met leiding 81
EHBO
97
eigen initiatieven
en de interessewerking 46 op een patrouillevergadering 43 van jonggivers 29 van jonggivers 62 van leiding 79 derdejaarsmoment 35 met jonggivers 56 met leiding 79 met leiding 83 op kamp 178 van patrouillewerking 35 van patrouillewerking 42
91
AKABE
102
basispijlers begeleidingshouding begroting belofte
29. 30
belonen
106
bijlen buurtwerk chrimen
169
contlicten oplossen
104
derdeJaars
evalueren
101
29. 63 beloftelied 66
136
51, 129 met jonggivers 60
met leiding 80 met leiding 87 moeilijke kinderen 115 pesten 111 straffen 108 creativiteit de zes van een activiteit
engagement
experimenteren expressie foeriers
52. 181
geldacties gemengd werken gevaneerd aanbod
84, 100 begeleidingshouding 121 leefwereld 18 29. 46. 89
181
groepsraad
80
46. 89 14. 29. 30. 35. 38
groepssfeer
en affiakers 117 en leefwereld 23 en pesten 110
derdejaarsmoment 35
handicap.
102. 120. 136
30
kinderen met een inkleding inspraak
90, 174 29. 53
derdejaarsdagen 37
dienst
50, 181 98. 173
en belofte 63 en totemisatie 72
op een derdejaarsmoment 40 bij patrouilles samenstellen 35 29. 46 en patrouillevergaderingen 43
medische steekkaarten
97. 177
patrouilles op - 45 aansprakelijkheid 91 voorbereiding 44 voorbereiding 93 voorbereiding 171
migrantenkinderen 119. 136 milietivriendeltjke houding 133. 178 moetlijke kinderen 114 nat uurbeleving 51. 133 noodnummer 98 ongeval. aangifte van een 97. 98 138 Open Kamp openen en sluiten 82 opvang van nieuwelingen 83 organisatieplicht 92 Organisatorisch Handboek 99 oriëntatie 155 ouders 111. 115, 119. 176
kamperen
50
overgang
33
kansarme kinderen kennismaken
119. 136
patrouilles
29, 35. 44 patroutlIeleid(st)ers 35 patrouilleleid(st)ers 45 patrouillenaam 42 patrouillevergadering 43 patrouillevergadering 46 samenstellen 40 22. 57. 109
interessewerking
jaarthema jonggiverraad jonggiverwet kaartlezen kamp
knopen
knutselen koken kompaslopen ledenwerving leefmilieu
51
29. 45. 54 65
155, 157 171
In de patrouilles 40 met eerstejaars 33 met leiding 80 163 183
95. 168 158
pesten
83
pionieren
163
133
plannen maken
leefwereld
10. 46. 55
levensbeschouwing
129
ploegwerk
met de leiding 83 met jonggivers 55 30. 38
materiaal
activiteiten voorbereiden 90 beheer van - 101 de zes van een activiteit 46 de zes van een activiteit 89
progressie
31
puberteit relaties richtlijnen van VVKSM rondomons samenleving
17, 21, 123 19. 125 95
Scheepsmakkers
102
medebeheer
29
derdejaars en - 35 in de takploeg 81
133
133
schouwing seksualiteit sjorren speclvelden spelen
178
18. 125 163
49. 142 143
avondspelen 143 begeleidingsgerichte - 86 bosspelen 143 competitieve - 150
expressiespelen 183 gestructureerde - 86 groepsbevorderende - 113 groepsbevorderende - 147 impulsgerichte - 86 kennismakingsspelen 145 lijfspelen 128 niet-competilleve - 113 niet-competitieve - 147
speluitleg stille momenten storend gedrag straffen subsidies taken verdelen takleid(st)er
tocht tochttechnieken toez1chtsplicht totentisatie tweedejaars uniform veiligheid verliefd zijn verzekeringen voorbeeldfunci ic vorming van leiding
vuur maken woudloperskeuken zagen Zeescouting zellontplooiing zelfwerkzaamheid
om ploegen in te delen 146 spelergerichte - 86 stadsspelen 143 vertrouwensspelen 113 vertrouwensspelen 147 90 132 114
57. 106 100. 173 45. 81. 90 81
79. 83. 86. 88 takraad 34. 162 technieken 166 tent thema's van de beweging 51
loto: Ftlip PreekIrr
93. 152 153
92 29. 71 13. 34
58. 62. 82 57. 88. 93 19. 125 98 106
139
95. 168 168 169 102
46 29. 43
Literatuurlijst De vergeten gids, 1998. uitgave VVKSM. 30 p. Door spelen. een speels antwoord op conflict, macht en geweld. 1995. uitgave Centrum Informatieve Spelen. 108 p. Duizend totems en granaten. 1997. uitgave VVKSM. 82 p. Groeipynen, 1989. uitgave VVKSM. 169 p. Hoofd in de wolken. voeten op de grond. Chrimenmap. 1997. uitgave VVKSM. 234 p. Intercultureel Spelenboek. 1996, uitgave Centrum Informatieve Spelen en Exis. Jeugdwerkadviesbureau Janzeuven en JINT. 88 p. Levende Lyven, 1996. uitgave Katholieke Jeugdraad. 199 p. Loslopend Wild. regelgeving voor een veilig en milieuvriendelijk kamp. 1996. uitgave Koning Boudewijnstichting i.s.m. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Jeugdwerk. 248 p. Natuur in Beweging, 1993-1995. uitgave Beweging Rekreatie en Spel (Bres) i.s.m. Wereldnatuurfonds (WWF), reeks 8 delen. Natuurspelenboek. 1995, uitgave Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming vzw. Op Expeditie in Nederland, 1992. uitgave Scouting Nederland. 238 p. Organisatorisch handboek. 1999. uitgave VVKSM. Pesten in het jeugdwerk. 1996. uitgave BDJ Jeugd & Vrede. Pionieren. 1987, uitgave Scouting Nederland. 158 p. Soort zoekt andere soort. 1992. uitgave Katholiek Jeugdraad en Chirojeugd Vlaanderen. 175 p. Speel in op het bos, 1998. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. AMINAL Afdeling Bos & Groen , 32 p. Speels Aktief, 1992. uitgave KLJ. 208 p. Tochtenboek. 1995. uitgave Chirojeugd Vlaanderen. 255 p.
Referentielijst Krammen in de muur, handboek voor jonggidsen en jongverkennerleiding, 1985, VVKSM. Antwerpen. 277 + 48 p. Snuffelspoor. 1985. VVKSM, Antwerpen. 218 p. Groeipijnen. 1989. VVKSM. Antwerpen. 169 p.