Technostarters en de Derde Generatie Universiteit
Technostarters en de Derde Generatie Universiteit
Rede Uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan de Faculteit Techniek, Bestuur en Management in het vak Ondernemerschap op 22 april 2005
door Prof. dr. ir. J.G. Wissema
DUP Satellite / 2005
DUP Satellite is an imprint of Delft University Press P.O. Box 98 2600 MG Delft The Netherlands Telephone: +31 15 2785678 Telefax: + 31 15 2785706 E-mail:
[email protected]
ISBN 90-407-2587-X Copyright 2005 by J.G. Wissema All rights reserved. No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or by any information storage and retrieval system, without written permission from the publisher: Delft University Press. Printed in The Netherlands
-1-
Mijnheer de Rector Magnificus, Leden van het College van Bestuur, Collegae hoogleraren en andere leden van de universitaire gemeenschap, En voorts gij allen die door uw aanwezigheid blijk geeft van uw belangstelling, Zeer gewaardeerde toehoorders, Sommigen zullen het als een uitdaging zien, anderen als een bedreiging1, maar het is onvermijdelijk: universiteiten, en technische universiteiten in het bijzonder, zijn bezig over te gaan in een volgende versnelling, de Derde Generatie Universiteit. En technostarters spelen in dat proces een sleutelrol. Technostarters, het onderwerp van studie van mijn leerstoel, wat zijn dat eigenlijk? De Derde Generatie Universiteit, wat bedoelen we daarmee? En waarom zijn technostarters zo belangrijk voor de ontwikkeling naar de Derde Generatie Universiteit? Laat mij over deze onderwerpen iets zeggen om dan in te gaan op de wijze waarop een universiteit de totstandkoming van technostarters kan bevorderen.
1. Wat zijn technostarters? Technostarters zijn studenten, stafleden of anderen die een eigen, op technologie gebaseerde, onderneming beginnen. Technostarters zijn dus ondernemers die proberen een technisch idee of een stuk technische kennis naar de markt te brengen. Ze bevinden zich in het gezelschap van veel reuzen van de industriële revolutie en later: Thomas Edison, Alexander Bell, George Eastman, Anthony Fokker, Oscar van Leer, Michael Dell, Eckart Wintzen en zoveel anderen. Onze universiteit heeft in de loop der jaren een groot aantal technostarters voortgebracht. Dit heeft er onder andere toe geleid dat Delft bij uitstek de IT-stad van Nederland is. Delft heeft 200 goedlopende IT-ondernemingen waarvan een 60-tal is verenigd in de ICT Kring Delft2. Deze 60 ondernemingen verschaffen werk aan 3000 1
Collega Waas spreekt over oorlog; M. Waas, Nederland: Polder Madurodam of Innovatieparadijs?,
Inaugurale rede TU Delft, 2 maart 2005. 2
U vindt ze op www.ictkring-delft.nl.
-2-
mensen. Dat ze van hoge kwaliteit zijn valt af te meten aan het aantal faillissementen in de laatste drie jaar, van de 200 is dat er zegge en schrijve één, terwijl dat aantal in andere steden rond de 30% ligt. De IT-bedrijven zijn honkvast, ze blijven in Delft mede vanwege het contact met de universiteit maar ook, omdat Delft centraal in de markt ligt. Ze zuigen IT-bedrijven uit andere steden aan. Maar het zijn niet alleen de IT-bedrijven waar we trots op kunnen zijn. De faculteiten Lucht- en Ruimtevaart, Industrieel Ontwerpen, Bouwkunde, Techniek, Bestuur en Management en andere faculteiten hebben een groot aantal ondernemingen voortgebracht, sommige als high tech te karakteriseren, andere gebaseerd op betrekkelijk eenvoudige technologie die op slimme wijze in de markt is gezet. Het moge duidelijk zijn dat technostarters een belangrijke impuls geven aan de lokale en nationale hoogwaardige economische structuur3. In de woorden van John Hennesy, President van Stanford University en zelf (mede-)oprichter van een aantal ondernemingen: High Technology companies are both an important part of our world’s economic growth as well as the place where many young entrepreneurs realise their dreams4. Waarom worden mensen technostarter? Een recent onderzoek5 geeft aan als redenen: • I want to take responsibility for my own future (53%) • I relish the challenge of going it alone (52%) • I want to be my own boss (48%) • I have a unique idea (43%) • I want to make more money (28%) • I am unhappy in my job (19%) • I want flexible working hours (8%) • I am unemployed (6%) Technostarters zijn mensen die initiatief nemen en die verantwoordelijkheid durven dragen. Samen met degenen die met lof afstuderen of promoveren zijn het de prinsen en 3
Volgens Richard Florida vormen steden die talent, technologie en tolerantie weten te combineren de
meest aantrekkelijke leefomgeving voor wat hij de creative class noemt en het zijn die omgevingen die de grootste welvaart genereren. R. Florida, The Rise of the Creative Class and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, Perseus Books Group/Basic Books, 2002. 4
In: Dorf, Richard C. and Byers, Thomas H., Technology Ventures: From Idea to Enterprise, McGraw-
Hill, New York, 2005. 5
Shell LiveWIRE Entrepreneur of the Year Award Finalists Report 2004.
-3-
prinsessen van de universiteit waar we trots op moeten zijn. Technostarters zijn vaak gebiologeerd door een technisch concept of product; ik noem dat hun obsessie. Tegelijkertijd hebben ze de ambitie om hun eigen leven vorm te geven, niet afhankelijk te zijn van een baas. De obsessie en de ambitie zijn de elementen van de jongens- of meisjesdroom, de droom om eens aan het hoofd te staan van een grote onderneming waarbij de Intels en Biogens van deze wereld rolmodellen zijn. Die droom wordt een passie, technostarters zijn gepassioneerde mensen; ondernemers zijn dromers die doen. Technische ondernemers zijn intermediairs tussen technologie en markt, tussen al dan niet potentiële vraag en dito aanbod. Ze staan met het ene been in de wereld van de technologische ontwikkelingen en met het andere in de markt, en ze weten daartussen succesvolle combinaties te maken. Hoewel de succesvolle technostarters een duidelijk ondernemerstalent hebben, het talent om kansen te herkennen en het organisatietalent om deze om te zetten in praktische activiteiten, is er niet een speciaal gen nodig om ondernemer te kunnen worden: in principe kan iedereen die de ambitie heeft, ondernemer worden. Je moet dan nog wel veel leren, vaak met vallen en opstaan, gebruik makend van de ervaringen van anderen. In Nederland slagen twee van de drie starters er in hun bedrijf van de grond te krijgen, twee derde werkt part time voor hun onderneming in de startfase. De meeste starters zitten in de leeftijdgroep van 35 tot 44 jaar; er zijn ongeveer anderhalf tot tweemaal zoveel mannelijke als vrouwelijke starters6. In de 34 landen van het Global Entrepreneurship Monitor onderzoek, met een gezamenlijke bevolking van 566 miljoen, zijn 73 miljoen mensen actief als startende ondernemer of manager van hun eigen, recent gestarte onderneming. Overigens is slechts drie procent daarvan aan te merken als high potential, dat wil zeggen, bedrijven de weinig concurrenten hebben, die nieuwe vindingen op de markt brengen en die stateof-the art technologie gebruiken. Maar dat zijn nog altijd ruim 2 miljoen technostarters7. Het idee dat startende ondernemingen voor grote werkgelegenheid zorgdragen is een fabel: slechts ongeveer 10% van de starters (dus ook de niettechnostarters) verwacht binnen vijf jaar meer dan tien mensen in dienst te hebben8. In 6
De cijfers komen uit: N. Bosma and S. Wennekers, Entrepreneurial Attitudes versus Entrepreneurial
Activities, Report EIM Business & Policy Research, Zoetermeer, 2004 (part of the Global Entrepreneurship Monitor studies). 7
VNO-NCW schat het aantal technostarters in Nederland op jaarlijks 1000 à 1500. Werkgevers: Bundel
alle techostarters, Het Financiële Dagblad, 10 oktober 2002. 8
Z.J. Acs c.s., Global Entrepreneurship Monitor, Babson College and London Business School, 2004
-4-
Nederland lag het aantal mensen die bezig zijn een onderneming op te richten of die eigenaar zijn van en leiding geven aan een onderneming die jonger is dan 42 maanden (de TEA index, ofwel Total Entrepreneurial Activity in een land) op 6,4%, tegen 11,3% in de VS9. Technostarters zijn wandelende lerende organisaties en praktische netwerkers. Ze hebben een flexibele geest en het zijn enorme doorzetters, die een tegenslag zien als een kans om te leren – al vallen er bij tegenslagen nog wel eens onwelvoeglijke termen. Natuurlijk dromen technostarters er van ooit vermogend te worden maar vaak staat dit op de tweede plaats. Is men eenmaal door de aanloopfase heen, dan volgt een leven van hard werken waar een grote voldoening tegenover staat. Ik begon mijn bedrijf in 1986 en we hadden vijf jaar nodig om echt van de grond te komen. Daarna begon een groeifase die grote voldoening gaf. Na de verkoop van het bedrijf ben ik een tweede bedrijf begonnen en dat was allemaal een stuk gemakkelijker. Een recent onderzoek10 geeft als kenmerken van ondernemers (met als voorbeeld Richard Branson): • You are prepared to risk everything – personal assets and reputation – to succeed; • You will work all hours at the expense of your personal life; • You prefer to take decisions quickly based on gutfeel; • You like to dominate proceedings; • You work on the basis of trust rather than contracts. Kenmerken van mensen die meer geschikt zijn om in een grote onderneming te werken zijn (met Jack Welch als voorbeeld): • You prefer to work within a corporate setting; • You are rational and require evidence before taking a decision; • You focus overwhelmingly on wealth creation; • You draw regularly on highly competent team members; • You make big bets but with limited personal risk.
9
Global Entrepreneurship Monitor 2001.
10
Human Factors International.
-5-
De wens te willen starten van een eigen onderneming, of self-employed te willen zijn, loopt in Nederland achter bij het EU-gemiddelde; de trend varieert met de tijd en de economische crisis van 2000 is daar ongetwijfeld debet aan. Percentage of workers who want to be self employed Year EU NL 2000 51% 41% 2001 48% 33% 2002 45% 30% 2003 47% 35% 2004 45% 33% Source: EU Survey
2. Waarom moeten we technostarters steunen? De vraag is nu: moeten we als universiteit technostarters werven en steunen? Zien we dat als een essentiële taak van de universiteit, of als een aardigheidje in de marge met wellicht een mogelijkheid om de budgetten wat aan te vullen? Ik merk op dat verreweg de meeste universiteiten kiezen voor dat laatste, terwijl er naar mijn mening drie dwingende redenen zijn om voor de eerste te kiezen. De eerste ligt in de reeds genoemde rol in de economische ontwikkeling11,12. De tweede reden ligt in een trend bij studenten zelf die we niet mogen veronachtzamen13. De laatste dertig jaar is er sprake van toenemend individualisme en ongeduld. Dat speelt het (techno)starten in de kaart. Bovendien staat het ondernemen in een positiever daglicht dan in de jaren 1960
11
Er is geen eenvoudige correlatie tussen de mate van ondernemersactiviteit (TEA, zie eerdere noot) en
economische groei. Voor ontwikkelingslanden is het verband zelfs negatief. Dit kan worden geweten aan het ontbreken van grote ondernemingen aldaar. A. van Stel et al, The effect of entrepreneurial activity on national economic growth, Scales paper N2004-19, EIM Business and Policy Research, 2005. 12
Spin-offs uit kennisinstellingen vormen een belangrijke manier om meer economische waarde te
genereren uit publiek gefinancierd onderzoek. Extra spin-off uit kennisinstellingen betekent extra technostarters en dat is goed voor de economie. Dit zijn conclusies uit: R. Wintjes et al, Spin-offs uit kennisinstellingen - Een vergelijkend literatuuronderzoek, Eindrapport MERIT, Maastricht, 29 Maart, 2002. 13
Vergelijk met: J. van Hoof et al, Werk(en) moet wel leuk zijn – Arbeidswensen van Nederlanders,
Koninklijke van Gorcum en Stichting Management Studies, 2002.
-6-
tot 1980. “People come out of colleges saying, I don’t want to be a bureaucrat. I want to be an entrepreneur”, aldus Sunil Mittal, oprichter van Bharti Enterprises dat een aandeel heeft van 20% van de Indiase telecommarkt14.
3. Ontwikkelingen in de universiteit – De Middeleeuwse Universiteit De derde reden, dames en heren, om het bevorderen van technostarters als een essentiële taak van de universiteit te zien, en misschien wel de meest dwingende reden, ligt in de ontwikkeling van de universiteiten zelf. Laten we daarom een tweede storey line inzetten om deze ontwikkeling in kaart te brengen en te speculeren over de universiteit van de toekomst. Ik sla dan gemakshalve de antieke universiteiten en de vele scholen (in Reims, Tours, Angers, Laon en in verschillende kloosters) die als voorlopers van de universiteit kunnen worden gezien, over en begin bij wat we de Eerste Generatie Universiteit zouden kunnen noemen, de Scholastieke of Middeleeuwse Universiteit. In de literatuur wordt het optreden van Pierre Abelard (1079 – 1142) en tijdgenoten vaak gezien als de voorloper van de universiteiten, met de oprichting van de eerste universiteiten (aanvankelijk Studium genaamd15), in 1158 in Bologna en in 1200 in Parijs, als het echte begin. Abelard, populair vooral bekend om zijn liefdesgeschiedenis met de elf jaar jongere Héloise en de tragische afloop daarvan16, kan als de ontwikkelaar van de dialectische methode en de scholastiek worden gezien. Hij was zeer succesvol als docent, trok soms 5000 leerlingen, of in elk geval toehoorders van zijn openbare lessen die je in die tijd mocht geven als een 14
Lunch with the FT, Financial Times, 5 February 2005, page W3.
15
Het woord universiteit staat voor een “instelling voor hoger onderwijs” alsook een “organisatie van de
personen die een universiteit vormen”. Universiteit is een afkorting van universitas magistrorum et scholarium (gemeenschap van meesters en geleerden) en afkomstig van het latijnse universitatum dat staat voor “het geheel” (dus van de eraan verbonden mensen). 16
Na de geboorte van hun zoon werd Abelard door de oom en opvoeder van Héloise gecastreerd en
moest hij zijn pas verworven functie als rector van de prestigieuze School van Notre Dame te Parijs opgeven. Veel van zijn boeken werden op de Index geplaatst of verbrand. De correspondentie tussen Abelard en Héloise is gedeeltelijk bewaard gebleven en is zeer lezenswaardig en actueel (The letters of Abelard and Heloise, Penguin Classics, revised edition, 2003). Met zijn aan Augustinus’ Confessiones refererende, zeer leesbare en menselijke autobiografie, Historia Calamitatum (MacMillan, New York, 1972), is hij een der meest boeiende figuren van de Middeleeuwen.
-7-
stadsbestuur daar een licentie voor gaf. Maar binnen de kerk had hij geduchte tegenstanders, met name Bernard van Clairvaux, de latere Sint Bernardus, maar ook vele anderen die hun posities zagen aangetast door de in vele opzichten zeer talentvolle nieuwe leraar. De Middeleeuwse Universiteiten waren geheel op Aristoteles geïnspireerd17. Ze hadden maximaal vier faculteiten18, in theologie, recht (soms uitgesplitst in canoniek en wereldlijk recht), medicijnen en de artes. De artes waren zeven in getal, conform de Aristoteliaanse indeling, het trivium (grammatica, rhetorica en dialectica) en het quadrivium (arithmetica, geometrica, astronomica en musica). Uit de dialectica ontwikkelden zich de drie filosofieën, de natuurfilosofie, ethica en metafysica. Onze huidige indeling van faculteiten is nog steeds op deze indeling gebaseerd. De artes vormden de basisopleiding, studenten moesten in de meeste universiteiten eerst hier een graad behalen voordat ze werden toegelaten tot de andere faculteiten. De theologica was de superieure faculteit. We vinden de indeling in vier faculteiten terug in de openingsrede van Faust, in de Faust van Goethe, waar hij zegt: Habe nun, ach! Philosophie, Juristerei und Medizin, Und leider auch Theologie, Durchaus studiert, mit heißem Bemühn. Da steh’ ich nun, ich armer Tor, and bin so klug als wie zuvor!19 Dat laatste geeft, in elk geval voor mij, een herkenbare emotie weer! Het doel van de Middeleeuwse Universiteit was het verlichten van de wereld en het haar aanzetten tot gehoorzaamheid. Ze waren horig aan God en zijn dienaren: de kerk, de paus, de keizer en de koningen. Ze vormden een statussymbool en een bron van inkomsten voor de steden waarin ze waren gevestigd en daaruit valt te verklaren dat het verschijnsel universiteit zich verspreidde als een olievlek. In het jaar 1300 waren er 20 universiteiten in Europa20, in 1400 waren dat er 48, de meeste in Frankrijk, Italië en Spanje, en verder in Oxford, Cambridge, Dublin, Lissabon, Praag, Wenen, Genève, Krakow, Pécs in Hongarije, Erfurt, Keulen en Heidelberg. Maar universiteiten waren 17
W. Otterspeer, Groepsportret met Dame – Het bolwerk van de vrijheid, de Leidse Universiteit, Bert
Bakker, Amsterdam, 1e deel, 2000. 18
De universiteit van Bologna had tot 1400 alleen een faculteit in de rechtsgeleerdheid.
19
Goethes Faust, Der Tragödie erster und zweiter Teil Urfaust, Kommentiert von Erich Trunz, Christian
Wegner Verlag, Hamburg, 1963. 20
Gabriel Compayré, Abelard and the origin and Early History of Universities, 1902, heruitgegeven door
the University Press of the Pacific, Honolulu, 2002.
-8-
ook politieke instrumenten. In 1331, in het midden van de Honderdjarige Oorlog, richtte de Franse koning Karel VII, de Universiteit van Poitiers op om de positie van die stad als Franse stad te versterken. De Engelse koning, Charles VI, reageerde later met de oprichting van de Universiteiten van Caen en Bordeaux. Philips II richtte in 1561 de Universiteit van Douai op. Universiteiten waren dus soms pionnen in een politiek schaakspel waarbij de grenzen van de opkomende staten werden versterkt. De universiteiten vormden een staat in de staat, met eigen rechtspraak en immuniteit van wereldlijke en kerkelijke rechtspraak; deze werd soms met stakingen verdedigd21. Aan het hoofd van de universiteit stonden een rector en een kanselier. De rector werd verkozen (meestal door de nationes), de (hoger geplaatste) kanselier werd door de kerk benoemd, vaak door de paus persoonlijk. Aan de rector werden eisen gesteld die we in de loop der tijd hebben laten varen: hij (er waren nog geen zij’s22) moest celibatair zijn en vaak een student, reden waarom het meest jonge mensen waren die rector werden. De meeste universiteiten handhaafden een minimum leeftijd van 25 of 30 jaar. De rectorsfunctie had (en heeft) een hoog aanzien; de Spaanse koning Ferdinand liet bij een ceremonie de rector van de Universiteit van Alcala tussen hem en kardinaal Ximenes zitten. Het spreekt voor zich dat de rectores kapitaalkrachtige mensen moesten zijn. Rectores bleven in het algemeen niet lang in functie23, de duur van de functie werd eerder in maanden dan in jaren gerekend. Dat was niet noodzakelijkerwijze slecht voor het bestuur want de rectores hadden in feite weinig macht. Die macht lag vooral in de nationes, dat waren gemeenschappen van mensen – studenten en docenten – die uit dezelfde streek kwamen, en, in mindere mate, de faculteiten. U ziet, ook toen was er al een matrixorganisatie. Maar veel van de echte macht lag bij de kerk die via de kanselier
21
Op 18 september 1988 tekenden de rectores van 430 universiteiten (later gevolgd door nog eens 400)
in Bologna de Magna Charta Universitatem Europeanum, die de autonomie van de universiteit herbevestigde. 22
Volgens de overlevering was er in Bolgna een vrouwelijke docent, Bettisia Gozzandini, die grote
aantallen studenten trok. Vanaf de 12e eeuw waren er vrouwelijke docenten aan de universiteit aldaar, maar pas tijdens de Verlichting (18e eeuw) kwamen er meer vrouwen als docenten. 23
In Parijs, tot 1266, slechts zes weken. Drie maanden werd in die tijd als het maximum gezien, later
werd dit een jaar of twee jaar.
-9-
grenzen stelde aan wat onderzocht en gepubliceerd mocht worden24. En zeer belangrijk waren de algemene vergaderingen, studenten en docenten, van de faculteiten, naties en de universiteit als geheel. De faculteiten waren vooral losse samenwerkingsverbanden van individuele docenten. De betere onder hen hadden een internationale reputatie en trokken studenten van ver over de grenzen. Studenten en docenten waren zeer mobiel en bewogen van de ene naar de andere universiteit, gefaciliteerd door het Latijn als lingua franca. De universiteiten hadden in de eerste plaats een onderwijstaak; er was geen onderzoek zoals we dat nu kennen. Wel waren er scholastieke haarkloverijen bijvoorbeeld over de vraag of God zichzelf kon verwekken, een onderwerp waarover Abelard struikelde.
4. De Tweede Generatie of Humboldt Universiteit Men kan stellen dat de moderne wetenschappelijke methode zijn oorsprong heeft in de Renaissance25. Onderzoekers begonnen in toenemende mate conclusies te trekken op basis van feitelijke waarneming en niet op basis van het kerkgezag of het gezag van oude, vaak antieke, autoriteiten. Het duurde tot de tijd van de Verlichting dat er echt sprake was van een nieuw type universiteit26, de Verlichtingsuniversiteit, vaak de Humboldt Universiteit genoemd, naar de Pruisische diplomaat, grondlegger van de linguïstiek, verlichtingsfilosoof en minister van onderwijs. Een buitengewone figuur naar wie de door hem opgerichte Universiteit van Berlijn is vernoemd. De Humboldt Universiteit of Tweede Generatie Universiteit legde het accent op onderzoek en wilde onderwijs en onderzoek zoveel mogelijk integreren. Bij het 24
De Kanselier kon het recht te doceren zonder opgaaf van redenen ontzeggen. Dit gaf uiteraard
aanleiding tot veel conflicten, in Parijs gold het gezegde: Onze vijand is onze baas. Na 1400 nam de macht van de rector ten opzichte van die van de kanselier toe. 25
Het conflict tussen niet alleen de kerk en de keizer maar ook tussen de traditionele en de moderne,
rationele, werkwijze, is onnavolgbaar beschreven in de roman De naam van de Roos van Umberto Eco (1980; Nederlandse vertaling 1983, uitgegeven bij Bert Bakker, Amsterdam) 26
Men kan echter ook aanvoeren dat er sprake is van vier generaties universiteiten, waarbij de
Renaissance universiteit tussen de Middeleeuwse en de Humboldt universiteit komt. De standaard uitgave van de Cambridge University Press, History of Universities in Europe, omvat vier delen, ongeveer conform dit model.
- 10 -
onderzoek werd de rationaliteit centraal gesteld. Alleen datgene wat werkelijk werd waargenomen mocht als waar worden aangemerkt en alleen op rationele, transparante en logische wijze mochten conclusies worden getrokken. We vinden dit nog steeds terug bij de ceremonie bij promoties waar de promovendus in het openbaar zijn of haar stellingen en theorieën moet verdedigen27. Het onderzoeksresultaat moet voor iedereen verifieerbaar zijn. De Humboldt Universiteiten waren onafhankelijke vrijplaatsen voor zuiver wetenschappelijk onderzoek. Het werden snel nationale universiteiten waar in de taal van het land werd onderwezen. De mobiliteit tussen de universiteiten werd daardoor ernstig beperkt. Een tweede kenmerk was de steeds verdergaande specialisatie. De Humboldt Universiteit was typisch een verzameling van mono-disciplinaire studierichtingen die zichzelf steeds verder opsplitsten in subrichtingen die weer hoofdrichtingen werden. Faculteiten in theologie, rechtsgeleerdheid en medicijnen bleven als zodanig bestaan, maar de artes werden opgesplitst in de wetenschappen (verder opgedeeld in wiskunde, natuurkunde, scheikunde en farmacie, biologie), en de kunsten (letteren, wijsbegeerte). Later kwamen daar de economische en de sociale wetenschappen bij, al dan niet in verschillende faculteiten of subfaculteiten. Wat het bestuur van de universiteit betreft, migreerde men naar het model van decanen als hoofden van de faculteiten, de senaat als vergadering van de hoogleraren met de rector als voorzitter en een college van curatoren (toezicht)28. De invloed van kerk en staat was uitgeschakeld, die van studenten ook. De managementfuncties werden er door een hoogleraar bijgedaan, als regel bij toerbeurt. Ook een rector bleef in de eerste plaats hoogleraar met alle daaraan verbonden taken in onderwijs en onderzoek. Dit model was nog grotendeels intact toen ik in 1960 ging studeren. Studenten kozen vrijwel altijd de dichtstbijzijnde universiteit en alleen in uitzonderingsgevallen ging men naar het buitenland. Uitwisseling was er nauwelijks, al waren er studenten die een jaar studie in een ander land deden en probeerden dat voor de eigen studie te laten meetellen. Ook docenten bleven in de regel honkvast al hadden ze wel contact met mensen van andere 27
In de Middeleeuwen was de doctorsgraad verbonden aan het genoten onderwijs, niet aan onderzoek.
28
Ook hier moet men weer oppassen met generaliseren. De Leidse Universiteit kende vanaf de
oprichting in 1575 een senaat (vergadering van professoren en doctores) die elk jaar een rector koos en assessoren (decanen), samen het dagelijks bestuur. Er was een College van Curatoren en Burgemeesters die het hoogste gezag uitoefenden. Bij de ingrijpende herziening van de statuten van de University of Cambridge in 1856 werd een senaat ingesteld waarvan alle ‘graduates’ en de kanselier deel uitmaakten.
- 11 -
universiteiten, mits ze de taal meester waren. Universiteiten concurreerden nauwelijks met elkaar of het moest al zijn bij de overheid waar gelobbyd werd voor de financiering van nieuwe disciplines.
5. De grenzen van de Humboldt Universiteit Het model van de Humboldt Universiteit is uitermate succesvol geweest. Het is deze universiteit die de moderne wijze van wetenschapsbeoefening heeft ontwikkeld, die de enorme sprongen in de wetenschap en later ook de technologie van de 19e en 20e eeuw mogelijk heeft gemaakt, en die ruimte gaf aan nieuwe disciplines, niet alleen de economische en de sociale wetenschappen, maar ook veel deeldisciplines binnen de bestaande faculteiten. In jaren zestig van de vorige eeuw kwam het model onder druk te staan door vier oorzaken: • de explosieve toename van de studentenaantallen; • de opkomst van multi-disciplinair onderzoek; • de genoemde opkomst van nieuwe takken van wetenschap en vertakkingen van de bestaande; • de opkomst van gespecialiseerde publieke onderzoekinstellingen. Deze trends hadden ingrijpende gevolgen die het einde inluidden van het Humboldt model. Door de toename van het aantal studenten werd de elite-universiteit (elite in de zin van intellectuele vermogens) een massa-universiteit29. Deze toename leidde tot een explosie in de kosten en daarmee tot een explosie van de overheidsbemoeienis. De Staat had dan weliswaar geen invloed meer op de uitkomst van onderzoekresultaten, zij kreeg tot in de kleinste details zeggenschap over uitgaven, zoals dat ook in de centraal geleide economieën het geval was. Universiteiten en het ministerie raakten verstrengeld en werden Kafka-eske bureaucratieën. Een tweede gevolg van de explosie van de omvang van de universiteiten was dat veel managementfuncties full time banen werden en, omdat er in onvoldoende mate hoogleraren te vinden waren die daar de ambitie of de aanleg voor hadden, bracht dit 29
Daarmee veranderde ook het doel. Was het doel altijd geweest het opleiden van gestudeerde mensen
om kerk en staat te leiden, nu werd dat, in de woorden van het Engelse Robbins Report van 1963: instruction in the skills suitable to play a part in the general division of labour.
- 12 -
buitenstaanders in leidinggevende posities. Aan onze universiteit komt de meerderheid van het College van Bestuur en komen veel van de decanen niet voort uit het hooglerarencorps. Een dergelijke ontwikkeling zien we ook bij andere instellingen van professionals die uit hun jas groeiden zoals ziekenhuizen, ingenieurs- en onderzoeksbureaus. Terwijl managers van ziekenhuizen zich geen dokter mogen noemen – laat staan dat ze het mes in een patiënt mogen zetten - geven universiteiten aan sommige managers de hoogleraartitel en zelfs het ius promovendi. Alleen al deze ambivalentie geeft aan dat we in een overgangsfase zitten. Een derde gevolg bestond uit de onmogelijkheid, financieel maar ook in personele zin, om het kwaliteitsniveau te handhaven. Bezuinigingen leidden tot massificatie van grote delen van het universitaire onderwijs. Ik heb in Rotterdam eens moeten invallen voor een college voor 1600 studenten, verspreid over vier grote zalen waarbij de studenten in de drie andere zalen de les via een intern TV circuit konden volgen. Ze hadden net zo goed een bandje kunnen krijgen. Een vierde gevolg van de massificatie was de ontpersoonlijking van de wetenschappelijke staf en de toenemende invloed van ondersteunende en de voorwaardenscheppende functies30. Op het wetenschappelijk personeel worden beoordelings- en promotieregelingen losgelaten die goed geschikt zijn voor traditionele industriële organisaties maar absoluut niet voor organisaties van professionals. De verschuiving van mono-disciplinair naar multi-disciplinair onderzoek en de komst van nieuwe wetenschappen en vertakkingen gaf aanleiding tot de opkomst van allerlei interfacultaire en interuniversitaire dwarsverbanden en, mede ter vermijding van de toegenomen bureaucratie, semi-particuliere onderzoekstichtingen. De matrixorganisatie van de Middeleeuwse Universiteit was in de Humboldt Universiteit gereduceerd tot een overzichtelijke facultaire structuur. De huidige universiteit – die we als een overgangsmodel kunnen karakteriseren - is een ratjetoe van werkverbanden. De verantwoordelijkheid voor het onderzoek is de facto van de faculteiten naar dwarsverbanden verschoven en die voor de MSc opleidingen wordt door faculteiten gedelegeerd aan samenwerkingsverbanden van vakgroepen. Faculteiten blijven trekkers van de undergraduate programma’s en zijn verantwoordelijk voor veel ondersteunende diensten, hoewel we 30
Zie: J.G. Wissema, Unit Management, Koninklijke van Gorcum en Stichting Management Studies, 1e
druk 1988, 8e herdruk 1996.
- 13 -
die –terecht - in toenemende mate zien opgaan in shared service centra. De conclusie is gerechtvaardigd dat de faculteiten stevig uitgehold zijn of raken en dat ze al lang niet meer de essentiële organisatie-onderdelen vormen zoals ze dat waren in de tijd van de Humboldt Universiteit. In de behoefte aan doelgericht onderzoek werd voorzien door de oprichting van gespecialiseerde publieke onderzoekinstellingen (bijvoorbeeld TNO en de grote technologische instituten maar door ook instellingen als het Centraal Plan Bureau). De universiteiten hebben deze mogelijkheid tot uitbreiding grotendeels laten liggen, waarschijnlijk omdat ze het doelkarakter niet vonden passen bij de zuiver wetenschappelijke doelstellingen. Het gevolg van dit alles was versnippering, uitvoering van toponderzoek buiten de universiteiten, en een gemiste kans het onderzoek te verbreden. Het succes van het OTB en andere TUD-instituten logenstraft de gedachte dat onderzoek met een doelkarakter niet past in een universiteit.
6. Nieuwe ontwikkelingen Terwijl de universiteit allengs minder bestuurbaar werd en de typische kenmerken van een organisatie in een overgangssituatie kreeg, kwam er eind vorige eeuw een aantal nieuwe ontwikkelingen op gang die nieuwe eisen aan de universiteiten stelden en die het vigerende model verder ondermijnden31. Eén daarvan was de opkomst van nieuwe technologie. De IT-industrie en de life sciences industrie komen voor een groot deel voort uit ontwikkelingen binnen universiteiten en het zijn vooral de technostarters die de nieuwe mogelijkheden van hard- en software naar de markt brachten. De afkorting sun in Sun Microsystems, staat niet voor de Californische zon maar voor Stanford University Network, een dienst die werd geprivatiseerd en zich tot één van de grootste ondernemingen ter wereld ontwikkelde. Om topstudenten te kunnen blijven aantrekken werd het voor universiteiten opeens belangrijk mee te doen aan het stimuleren van technostarters.
31
Het rapport The brave new world of higher education: A Transatlantic view van de European
University Association en de American Council on Education van 2002 noemt als drijvende krachten: technology, globalisation and competition.
- 14 -
Als gevolg van de stroom van spin-offs kreeg de overheid opeens een heel ander belang bij de universiteiten; ze werden en worden in toenemende mate gezien als schakels in een landelijk, regionaal en internationaal kennisnetwerk32 waarbij kennis van de universiteiten moet worden doorgegeven aan marktpartijen en andere gebruikers. Wat vroeger taboe was, wordt nu een doel. Universiteiten gingen de weg op van de kennisexploitatie, bij ons kennisvalorisatie genaamd, en niet alleen vanwege de schone maatschappelijke doelstellingen, maar ook om extra inkomsten te verwerven. Een tweede trend is de opkomende internationale concurrentie tussen universiteiten die een sterke impuls kreeg door de opkomst van het Engels als nieuwe lingua franca en, in Europa, door de invoering van de gestandaardiseerde graden en de erkenning door de universiteiten elkaars graden en door de ruimere mogelijkheden om internationaal te reizen en zich elders te vestigen33. Studenten die in Delft een Bachelor graad halen, en die meestal voor Delft kozen omdat het dichtbij huis was, zullen zich in toenemende mate voor de Master opleidingen bij buitenlandse universiteiten inschrijven. Ik houd mijn studenten voor dat als ze twee graden bij dezelfde universiteit behalen, ze een kans hebben laten liggen. De toegenomen uitwisselingsmogelijkheden binnen Europa zijn slechts een ondergeschikt deel van de trend van internationalisatie. Het initiatief in de wereld verschuift naar Azië en de Aziatische universiteiten maken zich op om de topposities in de universitaire wereld in te nemen. Choon Fong, de president van de National University of Singapore, spreekt van een paradigma-shift34. Een deelnemer aan het 32e Internationale Geologische Congres in Florence in 2004, constateert: “There was curiosity, there was fun and it was coming from China. In contrast, the glossy presentations from the US and Europe were beautifully polished but few. Much of it was what geologists call SOS – same old stuff”35. Het invloedrijke adviesbureau
32
Kennisinfrastructuur of tegenwoordig National of Regional Innovation Systems. Zie: Ch. Freeman and
L. Soete, The Economics of Industrial Innovation, third edition, Continuum, London and New York, 1997. 33
Ook in de VS wordt de concurrentie gevoeld. “The competition for the very best faculty and students
increases as other institutions seek to build strength in the sciences”, Interview met Susan Hockfield, President van MIT, Financial Times, 7 maart 2005. 34
SHIH Choon Fong, State of the University Address 2002, 13 August 2002, NUS.
35
E.G. Nisbet, Earth sciences centre of gravity moves eastward, letter to the editor, Financial Times, 12
March 2005.
- 15 -
Roland Berger bepleit de oprichting van een internationale kennishandelaar36. Incidenten natuurlijk, maar incidenten die we niet mogen negeren. Toekomstige rectores zullen straks naast Engels het Mandarijns moeten beheersen, al is het natuurlijk wel aardig als we ook nog wat Nederlands en Fries kunnen spreken!
7. Contouren van de Derde Generatie Universiteit De grenzen aan het Humboldt model (§ 5) en de nieuwe ontwikkelingen (§ 6) rechtvaardigen de gedachte dat de Humboldt Universiteit een opvolger krijgt, dat we thans in een overgangsfase zitten, en dat er vroeg of laat een nieuw model van universiteit zal worden ingevoerd37, dat we bij gebrek aan beter de Derde Generatie Universiteit38 zullen noemen. De vraag is hoe die er uit zal zien en, denkende aan de concurrentie tussen de universiteiten, wie de winnaars en wie de verliezers zullen zijn. De topuniversiteiten van de toekomst, en we zien die trend al langer in de VS en aan enkele vooroplopende Europese universiteiten zoals Cambridge, Leuven en Zürich, worden gekenmerkt door een intensieve samenwerking met industriële en andere private of publieke onderzoeksinstellingen. Ik noem dat de kenniscarrousel. Idealiter bevinden zich op het terrein van de universiteit, of in de nabijheid daarvan, niet alleen de universitaire instellingen voor onderzoek en onderwijs, maar ook industriële R&D centra, centra als TNO en andere publieke researchinstellingen, faciliteiten voor technostarters en allerlei soorten van financieringsinstellingen en instellingen voor professionele dienstverlening. Niet alleen in Delft en andere Nederlandse universiteiten39, maar ook in Centraal en Oost-Europa en in het Verre Oosten wordt hard aan deze ontwikkeling gewerkt. In Cambridge heet dit the Cambridge phenomenon, één van de belangrijkste centra van technologische innovatie in Europa 36
Roland Berger Strategy Consultants, Nederland Kennishandelsland: een onvermijdelijke (r)evolutie?,
presentatie voor het Ministerie van Economische Zaken, 11 november 2003. 37
Vergelijk: C.M. Vest, Pursuing the Endless Frontier – Essays on MIT and the role of Research
Universities, The MIT Press, Cambridge Mass, 2005. 38
Het zal sommigen opgevallen dat mijn drie generaties van universiteiten samenvallen met de drie
civilisatiegolven van Alvin Toffler: de golf van de systematische landbouw, die van de industrialisatie en die van de post-industrialisatie. A. Toffler, The third Wave, W. Collins Sons & Co, London, 1980. 39
Wageningen is in Nederland wellicht het verst gevorderd op dit pad. Zie bijvoorbeeld: Campina
verhuist meer R&D naar ‘Food valley’, Het Financiele Dagblad, 11 februari 2005.
- 16 -
met 900 tot 3500 (afhankelijk van hoe je telt) innovatieve ondernemingen binnen een straal van 20 mijl40 rond de universiteit. Deze ontwikkeling begon in de jaren 1960 toen een aantal consulting bedrijven zich vestigden rond de universiteit met als doel: “de hersenen van Cambridge voor het bedrijfsleven in te zetten”. Het waren vooral deze bedrijven die de totstandkoming en de groei van technostarters hebben gefaciliteerd; velen hebben nu een waarde van verschillende honderden miljoenen ponden41. Dit voorbeeld kan met vele worden aangevuld42 en de boodschap is: synergie met industrie, professionele dienstverleners en research instellingen van velerlei soort, maakt winnende (technische) universiteiten die niet alleen commercieel succesvol zijn maar die daardoor ook topscorers kunnen zijn in onderzoek en onderwijs. Zo groeien we toe naar een universiteit die veel kenmerken krijgt van een onderneming. Velen zullen bezwaar maken tegen dit beeld van de toekomstige universiteit maar ik denk dat deze ontwikkeling niet alleen onomkeerbaar is, maar ook de enige weg naar de toekomst. We moeten concurreren met excellentie in alle drie de taken van de universiteit en, om het kort te zeggen: geen Nobelprijs zonder samenwerking met de industrie. Laten we ons in Delft een uitdaging stellen en bijvoorbeeld een plan trekken om binnen tien jaar een Nobelprijs te winnen; ik heb me laten vertellen dat dit haalbaar is mits intensief wordt samengewerkt met de industrie. En als wij niet samenwerken met de industrie doet die het wel met ons. De High Tech campus van Philips staat open voor niet alleen starters, maar ook onderzoekinstellingen van andere ondernemingen, inclusief concurrenten43. De interne diploma’s van IBM, certified engineer in allerlei specialisaties, zijn bench marks in de markt voor IT-specialisten. Wij hebben niet alleen
40
In een Delfts onderzoek komt van der Panne met een cijfer van 35 kilometer. G. van der Panne,
Entrepreneurship and localized knowledge spillovers: evidence from 398 innovators, Proefschrift TU Delft, 30 November 2004. 41
M. Pesola, Nurturing entrepreneurs, cultivated in Silicon Fen’s fertile soil, Financial Times, 9 februari
2005. 42
Een goed voorbeeld is de Universiteit van Oulu in Finland: “based on humboldian ideas of autonomy,
freedom of research and teaching and the unity of research and teaching, combined with cooperation with other research and teaching organisations, with business and with officials”. Case study presented at the Bristol Conference and EUA General Assembly, 27-29 March, 2003, by Lauri Lajunen, rector of the university. 43
B. van Dijk, Van Philips-bastion naar open innovatie, Het Financiële Dagblad, 7 februari 2005.
- 17 -
te maken met concurrentie-in-product (andere universiteiten) maar ook met concurrentie-in-functie (heel andere spelers dan onze traditionele concurrenten44). De Derde Generatie Universiteit zal een én-én karakter hebben45. Én massa universiteit én elite-universiteit, elite in de zin van talentvol. Pleidooien om terug te keren tot het Humboldtmodel met beperkte intrede en selectie van studenten zoals onlangs nog gedaan door oud-staatssecretaris Van der Ploeg46, verstaan niet de tekenen van de tijd en evenmin de eisen van schaalgrootte. Pogingen tot university colleges zitten beter op de lijn naar de toekomst: de Derde Generatie Universiteit zal grandes écoles creëren voor geselecteerde studenten en docenten. Het én-én karakter geldt ook het onderzoek. Door de noodzakelijke toestroom van veel onderzoekers is er een groot terrein van small science ontstaan, resulterend in publicaties die weinig zoden aan de dijk zetten, die vooral bestaan uit citaten en die ten doel hebben geciteerd te worden; met wat handigheid ontstaan ware citaatfabrieken. We meten braaf de aantallen citaten via indexen en praten over wetenschapsproductie alsof wetenschap een industrieel product is! Door dit soort van industriële methoden wordt de echte wetenschap verstikt; Einstein zou zijn resultaten niet gepubliceerd krijgen onder het regime van verreweg de meeste wetenschappelijke tijdschriften. Een kleine eigen ervaring in dit verband: mij werd ooit de publicatie van een artikel geweigerd door een tijdschrift – IEEE Transactions of Engineering Management, waar ik zelf in de redactieraad zat- met als enige reden: “The author only quotes himself”. Dat was zeker waar, maar het ging om een heel nieuwe gedachte die ik toen maar in de adviespraktijk heb ingevoerd en waarmee mijn bedrijf veel succes heeft geboekt. In de Derde Generatie Universiteit moet weer ruimte komen voor baanbrekend onderzoek, voor echte creativiteit.
44
J.G. Wissema, De kunst van strategisch ondernemerschap – Een nieuwe kijk op strategie, Stenfert
Kroese, 6e druk, 2001. 45
Etzkowitz spreekt van een tweede academische revolutie en geeft als kenmerk van wat hij noemt de
Entrepreneurial University “a set of inter-related propositions: Capitalisation, Interdependence, Independence, Hybridisation and Reflexivity (CIIHR). H, Entzkowitz, The evolution of the entrepreneurial university, International Journal of Technology and Globalisation, vol. 1, no. 1, 2204, pp. 64-77. Ik heb de term ‘ondernemende universiteit’ vermeden omdat vrijwel elke universiteit zich reeds met deze titel siert zonder er op de radicale wijze vorm aan te geven als hier voorgesteld. 46
NRC Handelsblad, 12 maart 2005. Er staat overigens veel in dit artikel dat mij uit het hart is gegrepen.
- 18 -
In de Derde Generatie Universiteit zullen we ook afscheid moeten durven nemen van de structuur met faculteiten. We hebben al gezien dat ze nauwelijks meer een functie hebben; ze zijn verworden tot ondoordringbare kleilagen van informatie, stofnesten van irrelevante procedures en behept met suboptimale ondersteuningsfaciliteiten. De decanen zijn het slachtoffer van deze verouderde structuur; ze zijn het stootkussen tussen ist en soll, ze hebben verantwoordelijkheden zonder bevoegdheden. De faculteiten waren goed in het monodisciplinaire tijdperk maar we moeten nu de organisatie durven kantelen naar kleine, flexibele en tijdelijke onderwijs- en onderzoeksgroepen die tevens dienen als toeleverancier van kennis voor nieuwe en bestaande ondernemingen. Er is in Nederland een adviesbureau, Scenter Management Consultants, dat statutair ophoudt te bestaan na negen jaar. Heel gedurfd en heel realistisch als het gaat om de handhaving van kwaliteit. De kleine onderwijs- en onderzoeksgroepen dienen te worden geleid door wetenschappers die daartoe cursussen in management dienen te krijgen. Ze hoeven niet zelf te beschikken over ondersteunende afdelingen voor financiën, personeelszaken, IT en huisvesting – de bibliotheek is een twijfelgeval. Dergelijke diensten kunnen de groepen inhuren van een Shared Service Centre47, zoals die al in het hoger onderwijs gestalte krijgen en zoals ze in het bedrijfsleven al gemeengoed zijn. Een College van Bestuur, niet noodzakelijkerwijze alleen uit wetenschappers bestaande, zou een en ander moeten coördineren. In een dergelijk College van Bestuur zou een oud-technostarter of iemand uit de wereld van het venture capital moeten worden benoemd om te worden belast met de verantwoordelijkheid voor de commerciële activiteiten en de technostarters; zo lang je niet op dat niveau met technostarters bezig bent geef je een bepaald signaal af. Eén van die onderwijs- en onderzoeksgroepen zal zich moeten richten op onderzoek in technologisch ondernemerschap, in het bijzonder technostarters met een link naar het onderwijs in dit onderwerp. Dit is een betrekkelijk nieuw universitair onderwerp48. Alle onderwijs- en onderzoekgroepen moeten financieel beloond worden voor het omzetten van hun kennis in nieuwe ondernemingen. Vakgroepen die succesvol een promovendus voortbrengen worden thans beloond met € 80 000; brengen ze een starter voort, dan krijgen ze niets.
47
J. Strikwerda, Shared Service Centers – van kostenbesparing naar waarde creatie, Koninklijke van
Gorcum en Stichting Management Studies, 2004. 48
A.M. Bhidé, The origin and evolution of new business, Oxford University Press, 2000.
- 19 -
Dat brengt ons terug naar de eerste storey line, die van de techno-starters, maar voordat we dat doen geven we nog even een samenvatting van de contouren van de Derde Generatie Universiteit. Deze wordt gekenmerkt door: • samenwerking49, in de vorm van de kenniscarrousel en andere; • de toevoeging van kennisexploitatie als derde hoofdtaak van de universiteit. In samenhang daarmee: de benoeming van een vierde lid van het College van Bestuur, afkomstig uit de wereld van technostarters en/of venture capital; • herstel van de academische integriteit; • concurrentie bij de verwerving van onderzoekbudgetten, studenten en docenten; • het (uiteindelijk) wegvallen van directe overheidsfinanciering: o studenten betalen een kostendekkend collegegeld waarbij ze een beroep kunnen doen, zeker voor de dure studies, op studiebeurzen. De middelen die thans naar de universiteit gaan, gaan dan naar een Stichting voor Studiefinanciering50; o zuiver wetenschappelijk, toegepast en praktijkgericht onderzoek wordt al voor een groot deel op concurrentiebasis gefinancierd, hetzij uit de tweede, hetzij uit de derde geldstroom; o vakgroepen die weinig mogelijkheden hebben voor commercialisatie van kennis, kunnen, als de politieke wil er is, meer onderzoekgelden uit overheidsmiddelen krijgen. Dit is dus geen pleidooi voor het verminderen van de overheidsbijdragen, in tegendeel, alleen voor een andere route om het te besteden; • een flexibele organisatiestructuur met kleine, flexibele en tijdelijke onderwijs- en onderzoeksgroepen, bestuurd door een wetenschapper. De faculteiten zullen daarbij vervallen. De groepen huren diensten in van een universiteitsbreed shared service centre; 49
We vinden dit ook terug in de medische wereld. In zijn toespraak op de jaarvergadering van de
Association of American Medical Colleges op 7 november 2003 stelt de President van deze Association: “There is a common theme running through these suggestions for getting smarter about what we do without needing to get bigger. That theme, of course, is collaboration”. J.J. Cohen, Realizing our Quest for Meaning, Academic Medicine, vol. 79, No. 5, pp. 464 – 468 (May 2004). 50
Hiermee wordt niet alleen de transparantie van de besteding van overheidsmiddelen bevorderd, maar
komt er ook eindelijk een splitsing tussen de verantwoordelijkheden voor beleid en bestuur. Het toewijzen van publieke middelen voor onderzoek en onderwijs is een overheidstaak; het bestuur is een taak van de instellingen zelf waar de overheid via de Rekenkamer toezicht op kan houden.
- 20 -
•
• •
het aanpassen van de bekostigingsstructuur met als doel deze structuur tot een innovatiebevorderend instrument voor onderwijs en onderzoek te maken. Het huidige systeem is buitengewoon krachtig in het belemmeren van vernieuwing; het oprichten, binnen de universiteiten, van aparte scholen voor geselecteerde, hoog getalenteerde studenten en docenten (interne grandes écoles); het loslaten van uniforme collegegelden en het vervangen van rijksarbeidsvoorwaarden door outputbeloning.
8. Organisatie van technostarters Het was een lange rit, geachte toehoorders, die ons ogenschijnlijk heeft afgebracht van het onderwerp van de technostarters. Maar u hebt mijn conclusie al begrepen. Veel nieuwe technologie wordt door technostarters op de markt gebracht en daarom zijn technostarters de lakmoesproef voor de vraag of universiteiten zich echt in de richting van de Derde Generatie Universiteit willen bewegen. “Zeg mij hoe uw technostartersbeleid is en ik zal u zeggen of u een winnaar, een internationale topuniversiteit wordt, of een looser, een lokale stofzuiger die zeker wel studenten zal aantrekken uit een straal van zeg 100 kilometer en die verder dient als doorgangshuis voor succesvolle studenten en docenten”. Tot slot dames en heren, ga ik kort in op de vraag áls een universiteit het technostarten daadwerkelijk als een kerntaak ziet, hóe ze het technostarten dan moet bevorderen51,52. Mijn uitgangspunt is dat zeg maar een technostartersfabriekje vier voedingsstromen nodig heeft: • een stroom technische kennis of producten, zeg maar technologie, • een stroom van starters, • een stroom van financiering, • een stroom van ondersteuning (door professionele dienstverleners zoals consultants, accountants, financiers, marketingadviseurs, Intellectual Property deskundigen en 51
Een fraai overzicht van dergelijke organisaties is te vinden in: L.G. Tornatzky et al, Innovation U.:
New university roles in a knowledge economy, Southern Growth Policy Board, isbn 0-927364-25-5, 2002. 52
D. di Gregorio and S. Shane, Why do some universities generate more start-ups than others?, Research
Policy, no. 2, pp. 209 – 227 (February 2003)
- 21 -
vooral ook coaches; verder ondersteuning in de zin van goedkope bedrijfshuisvesting53, achtergestelde leningen, investeringsfondsen54 en dergelijke. Een aantal grote ondernemingen bieden hulp aan starters. Zo kent Shell het Shell LiveWIRE project, Goldman Sachs de Youth Entrepreneurship Fellows, Nokia het Make a Connection Scheme, etc.55). De stroom van starters moeten we systematisch op gang brengen met awareness programma’s om geïnteresseerden vervolgens via colleges verder te selecteren en voor te bereiden op ondernemerschap. Verschillende faculteiten hebben dergelijke colleges en al dan niet informele incubatorruimte; bij de faculteit Technologie, Bestuur en Management doen we dat in samenwerking met een aantal sponsors die zijn verenigd in de Stichting Netwerk Jonge Ondernemers. Het is verheugend dat onze universiteit sinds 2004 een gebouw heeft vrijgemaakt als incubatorruimte, terwijl we al beschikken over een bedrijfsverzamelgebouw. De technologiestroom loopt vaak samen met de starterstroom omdat veel starters hun eigen project meebrengen. Door ons tot deze technologie te beperken, laten we de commercialisatie van kennis aan het toeval over en daarmee doen we ons zelf te kort. We zouden in feite alle kennis van de universiteit moeten inventariseren om vervolgens vast te stellen wat wel en niet commercialiseerbaar is, en welke commercialiseerbare kennis door bestaande bedrijven dan wel door nieuwe op de markt moet worden gebracht. Het idee van “alle kennis inventariseren en categoriseren” is uiteraard een onhaalbare zaak. We moeten daarom garanties krijgen dat de kennis uit zichzelf, bottom-up, naar boven komt drijven en dat kan alleen als de vakgroepen en de onderzoekers persoonlijk daar geld voor krijgen. De secties worden immers bekostigd alsof het bv’s zijn: voor onderzoek- en onderwijsactiviteiten krijgen we inkomsten waar vooral personeels- en ondersteuningslasten tegenover staan. Door secties te laten participeren in starters, krijgen zij bij een exit een premie en daarmee een belang om 53
Benchmarking of Business Incubators, Final Report, European Commission – Enterprise Directorate
General, Centre for Strategy &Evaluation Services, February 2002. 54
Meer overheidsgeld voor durfkapitaal werkt contraproductief. Het samenwerken van Amerikaanse
universiteiten als Columbia, MIT en Cornell met een netwerk van durfkapitalisten is een beter initiatief. Er is geen tekort aan durfkapitaal maar aan levensvatbare jonge techondernemingen. Aldus Volkert Doeksen, CEO van AlpInvest Partners, het grootste venture capital fund in Nederland, in het Financiële Dagblad van 22 juni 2004. 55
Turning a good idea into reality, Financial Times, 23 January 2004.
- 22 -
kennis aan de man te brengen. Die kennis moet dan worden gematched met starters die zelf geen technisch onderwerp hebben voor de start van hun onderneming. Met andere woorden, we zoeken de starters bij de technologie en omgekeerd. Hetzelfde geldt voor de stroom aan ondersteuners; indien zij participeren in een starter en dus een deel van de opbrengst krijgen, zullen ze geïnteresseerd blijven. Tot slot de financieringsstroom. Het vreemde is dat zowel de starters, de technologen als de universiteit dit cruciale onderdeel over het hoofd zien. We moeten ons realiseren dat het succes van Silicon Valley niet alleen te danken is aan de superieure technologie – die hadden de Russen ook – maar tevens en in niet geringe mate, aan de financieringsstructuur. Deze structuur waarbij informal investors en capital venture funds in allerlei soorten en maten zorgen voor een zeer gevarieerd aanbod van niet alleen financieringsdiensten maar ook van coaching en netwerkactiviteiten. Laat me dit toelichten. Een student of groepje studenten die een eigen bedrijf willen starten, hebben zolang ze studeren studenteninkomsten. De universiteit betaalt de apparatuur want dat is een onderdeel van het onderwijs- en onderzoekprogramma. Bijkomende kosten bedragen zelden meer dan enkele duizenden euro’s en die worden door familie en vrienden gefourneerd. Blijkt het een kansrijk project, dan is er ontwikkelingsgeld nodig (voor de technische ontwikkeling en voor de marktontwikkeling) en dat is meestal het moment dat de student afstudeert en een eigen inkomen moet verwerven. We praten nu over een financieringsbehoefte van ordegrootte enkele tonnen. Banken zullen niet in die behoefte voorzien, want er is geen onderpand terwijl de stroom van toekomstige inkomsten onzeker is. Venture capital funds56 denken niet in tonnen maar in miljoenen en ze willen bovendien enkele jaren track record zien; zij verschijnen pas op het toneel als de onderneming de puberteit is ontgroeid. Tussen deze financiering door vrienden en familie en die van de venture capitalists ligt de Vallei des Doods57, een niemandsland waar veel goede ideeën verdampen. Het zijn de business angels of informal investors die deze vallei kunnen overbruggen. Zij geven niet alleen equity of achtergestelde 56
Venture capital is een vorm van private equity gericht op het doen groeien van de ondernemingen
waarin ze participeren. De andere vorm van private equity is buy-out capital, gericht op het verbeteren van bestaande ondernemingen. Informal investment is in wezen ook een vorm van private equity. 57
J. Verloop, Insight in Innovation – Managing Innovation by Understanding the Laws of Innovation,
(with contributions from Delft University of Technology), Elsevier/Shell Global Solutions, 2004.
- 23 -
leningen maar treden tevens op als coach terwijl ze hun relatienetwerk voor de starters openstellen. Daarmee helpen ze niet alleen de starter maar ook zichzelf. Wij doen op dit moment onderzoek naar de markt tussen informal investors en starters, een markt die in Nederland verre van goed werkt58. De vraag is nu hoe je het allemaal combineert. Een mogelijkheid is een participatiemaatschappij op te richten waarin de universiteit, een selecte groep van financiers en professionele dienstverleners deelnemen. Deze maatschappij participeert om niet in starters en biedt in ruil daarvoor gratis diensten en gratis technische kennis59 en technische ondersteuning zolang de participatie duurt. Je zou zo een win-win situatie voor iedereen creëren: • de starter wordt sneller tot ontwikkeling gebracht en heeft betere kansen in markt en technologie, dit in ruil voor een beperkt verlies aan opbrengsten bij een exit of aandelenverkoop; • de universiteit genereert inkomsten in ruil voor gratis kennis en onbeperkte technische ondersteuning; • de participatiemaatschappij kan haar kosten dekken; • de vakgroep waaruit de kennis afkomstig is, krijgt inkomsten en blijft daardoor alert; • de oorspronkelijke uitvinder krijgt een persoonlijke bonus60. Wij hebben als onderzoekers een instinct ontwikkeld om een potentiële publicatie op grote afstand te herkennen. Met een bonussysteem gaan we ook potentiële onderwerpen voor starters op afstand herkennen en dit is het beste systeem om kansrijke kennis vroegtijdig te identificeren; • de financiers krijgen een right of first refusal om op eigen kracht in de starter te participeren; • ondersteuners krijgen een risicodragende bonus als beloning voor hun werkzaamheden.
58
Bureau Bartelds, De markt voor informal investors, Eindrapport, uitgebracht aan het Ministerie van
Economische Zaken, Amersfoort, 25 februari 2003. 59
Deze kennis is eigendom van de universiteit of die dat zou moeten zijn.
60
Bij de TU Eindhoven krijgt ieder van deze partijen een derde deel.
- 24 -
In deze constructie wordt een flink deel van het initiatief bij de financiers gelegd. Maar zelf een gigant als Philips heeft een overeenkomst gesloten met een venture capital groep, het Amerikaanse New Venture Capital Partners, om “kansrijke technologieën die niet direct passen in de kernstrategie, tot een levensvatbaar bedrijf (te laten) uitgroeien”61. In Leuven is het Gemma Frisius Fonds, vernoemd naar de vermaarde Friese wiskundige en astronoom, samen met KBC Investments en Fortis Bank, de hoofdspeler bij het technostarten. De boodschap is dat ondernemen samenwerken is; een universiteit krijgt een technostarten niet alléén van de grond. Samenwerken met marktpartijen is nodig, in dit geval meestal met andere marktpartijen dan de grote ondernemingen met wie we gewend zijn samen te werken. De organisatie van het technostarten heeft een voorbeeldwerking voor de Derde Generatie Universiteit. De meeste universiteiten beginnen op eigen kracht en zonder in de starters te participeren; typische activiteiten zijn colleges en een incubator62,63. Vrijwel elke technische universiteit in Europa heeft tegenwoordig wel een dergelijk programma met als gevaar dat men denkt dat het zo wel genoeg is. Slimme universiteiten kunnen dan twee kanten op: zelf participeren dan wel samenwerken met marktpartijen als eerder genoemd64. Het beste is natuurlijk om beide te doen en dit levert de meest krachtige technostartprogramma’s. Met dit model van power participation krijgt de boven beschreven participatiemaatschappij een centrale en stuwende rol bij het stimuleren van starters; hierbij valt het eigenbelang samen met het belang van de universiteit en de starter. Het model van power participation is niet de enige voorwaarde voor succes. In het Triple Six model heb ik driemaal zes sleutelfactoren samengebracht die bepalen of een 61
Philips sluit innovatiedeal. Electronicaconcern laat durfkapitaal toe in zijn labs, Het Financiele
Dagblad, 22 maart 2005. 62
D. Adkins, A brief history of Business Incubation in the United States, National Business Incubation
Association, Athens, Ohio, 2002. 63
D.A. Lewis, Does Technology Incubation work? – A critical review of the evidence, National Business
Incubation Association, Athens, Ohio, 2002. 64
Ch. Wolfe et al, Best practices in action – Guidelines for implementing first-class business incubation
programmes, National Business Incubation Association, Athens, Ohio, 2001.
- 25 -
universiteit succes zal hebben met technostarten of niet. Dat zijn in de eerste plaats intrinsieke factoren, factoren dus die eigen zijn aan de universiteit en die je niet in een handomdraai kunt veranderen, ook niet als er grote budgetten ter beschikking staan. In de tweede plaats zijn er instrumenten die specifiek zijn voor technostarters zijn opgezet. In de derde plaats zijn er zes soorten van noodzakelijke netwerken. Ik hoop dit model binnenkort nader uit te werken. Triple Six Model with key success factors for university technostart activities A. Intrinsic 1. Vision and philosophy of the university
B. Instruments 1. Awareness programmes
C. Networks 1. Coaches
2. Extent of entrepreneurial culture
2. Lectures on entrepreneurship
2. Informal investors and financial infrastructure
3. Marketing to new students
3. Incubator facilities
3. Professional advice
4. Selection and promotion of staff
4. Shared accommodation facilities
4. Industry
5. Land, buildings
5. Research in technostart and entrepreneurship
5. Internal in the university
6. Funds for new activities
6. Organisation and coordination
6. With other universities
9. Slot Mijnheer de rector, dames en heren, dit was zo ongeveer mijn verhaal. Veel van wat hier is beweerd vergt nader onderzoek. Als wat ik heb beweerd niet zo opzienbarend is als u had verwacht, denk dan aan de reactie van Thomas Henry Huxley, toen hij Darwin’s The origin of species voor de eerste keer las: How extremely stupid not to have thought of that. En als ik te scherp ben geweest, denk dan aan de uitspraak van Bill Cosby: I don’t know the key to success but the key to failure is to try to please everyone65. Dames en heren, het verhaal gaat dat Koning Willem II, de oprichter van de voorloper van onze universiteit, in de nacht van 12 op 13 maart 1848 plotsklaps een overtuigd
65
Met dank aan The English Text Company te Den Haag.
- 26 -
liberaal werd. Dat verhaal wordt meestal verteld in een context van: “eindelijk kwam hij er ook achter”. Maar we vergeten dat hij, hoewel het koningschap in Nederland toen nog erg jong was, de last van duizenden jaren absolute monarchie van zich moest afschudden om een eerste stap te zetten naar de liberale democratie. De ideeën die in deze oratie naar voren zijn gekomen, zullen velen te radicaal in de oren klinken. Ik realiseer me dat de ideeën onvoldragen zijn en dat de noodzakelijke veranderingsprocessen ingrijpend en sociaal heel moeilijk zullen zijn. Maar het is wel de richting die we moeten gaan en die we in eerste instantie moeten bespreken. De tijd is nog nooit zo gunstig geweest als nu: we hebben een modern College van Bestuur, zonder bevoogding maar met de luiken open. De Gemeente Delft, de Provincie Zuid-Holland en de Rijksoverheid hebben elk een krachtig kennisbeleid, niet alleen mooie woorden maar ook financiële middelen. De politiek schreeuwt om verandering van kennisinstellingen en kenniseconomie, maar is onmachtig aan te geven hoe dat gestalte moet krijgen. De conclusie is dat we het zelf moeten doen, samen met onze partners. Op 10 juli aanstaande bestaat onze universiteit 100 jaar als academische instelling. De Polytechnische Hogeschool die de Academie van Willem II was opgevolgd, had nog geen academisch niveau. Dat kwam pas in 1905 toen de Delftse opleiding werd verheven tot Technische Hogeschool. De feestelijke opening door koningin Wilhelmina vond plaats op 10 juli in de Stadsdoelen66. We kregen toen onze eerste Rector Magnificus, Ir. J. Kraus, hoogleraar waterbouwkunde; een terechte keus want de waterbouwkunde is in ons laaggelegen land het belangrijkste vak. Ik hoop dat u, mijnheer de rector en uw collega bestuurders, in de nacht van 10 op 11 juli de last van honderden jaren universitaire organisatie van u zult afschudden om wakker te worden als overtuigde aanhangers van het Derde Generatie Universiteit concept en dat we er dan met onze hele gemeenschap stap voor stap aan gaan werken. Ik heb gezegd.
N.B. Meer exemplaren van dit boekje zijn op te vragen bij:
[email protected]. Verdere informatie: www.wissema.com.
66
Website TU Delft.