TECHNOLOGIE
Wat is der machine en wat is des mensch?
WAT IS DER MACHINE EN WAT IS DES MENSCH? De Nieuwe Inspiratie, publicatie no. 1 Mei 2016
Modern-kekke mens, komt toch aan tafel laat ons een kleine geschiedenis eten. Uit: Tafelgenoten van Ramsey Nasr
Colofon Tekst: Casper Thomas Eindredactie: Rob van Erkelens Ontwerp: MaadinHolland Drukwerk: Print&bind Oplage: 500
#denieuwepoort www.denieuwepoort.org #denieuweinspiratie www.denieuweinspiratie.org
INHOUD Ter inleiding 1 De mens in het machinetijdperk 4 Aftrap 11 Arbeid 14 Voldoening 18 Verdeling 22 Eigenaarschap 25 Delen 28 Menselijkheid 31 Slotgedachten 34 Dankwoord 39
TER INLEIDING Data, systemen, algoritmes en een immer groeiende computerkracht zetten de wereld op z’n kop. Internet verbindt alles en iedereen. Hoe houden we vat op het digitale geweld? Wat is de winst, wat gaat verloren? En waar blijft de mens in dit geheel? Het zijn nieuwe vragen, die iedereen bezighouden. Maar waar moet je zoeken naar antwoorden? Technologie is niet links, en ze is niet rechts. Het is een groot, veelvormig thema. Dat maakt het lastig voor een politiek debat – en daarmee bij uitstek geschikt voor maatschappelijke gesprekken zoals De Nieuwe Poort die organiseert. De Nieuwe Poort gelooft in dialoog als methode om samen wijzer te worden. We zijn serieus, vrolijk en open. Nieuwsgierig, kritisch en opbouwend. De Nieuwe Poort is een huis voor ontmoeting en inspiratie en een platform voor vernieuwing in Amsterdam en Rotterdam. In de afgelopen twee jaar heeft een gevarieerd gezelschap van maatschappelijk betrokken individuen zich met elkaar het hoofd gebroken over de vraag: ‘Wat is van de machine, wat is van de mens?’ Aan tafel gingen ze met elkaar in gesprek over prangende thema’s als: van wie is de technologie? Of: hoe verdelen we de opbrengst ervan? En: waar gaan we onze voldoening uit halen als robots ons werk overnemen? We voerden zeven tafelgesprekken. Inspirerend, zelfs uitdagend, en altijd oplossingsgericht van toon. Dus niet zozeer: help, wat komt er op ons af? Maar wel: hoe houden we in deze tijd vol disruptie onze waarden en onze menselijkheid overeind? Wat vergt dat? En van wie? Een keur van betrokkenen deed belangeloos mee, overtuigd van het belang van dit maatschappelijke gesprek. Ze spraken vrijuit, want ze kwamen als privépersoon, niet als woordvoerder van een club. Het resultaat leest u terug in deze uiterst leesbare publicatie, vakkundig samengesteld door Casper Thomas, deelnemer aan deze reeks diners pensants en redacteur bij De Groene Amsterdammer. Het is ook grondstof voor het eerste openbare symposium ‘Wat is der machine en wat is des
1
mensch’, op 23 mei 2016 in de Thomaskerk te Amsterdam. Ook dat is het werk van De Nieuwe Poort. We geloven in het belang van een openhartig gesprek in een besloten setting om inzichten uit te wisselen en ideeën te verzamelen. Maar daarna willen we die inzichten wel delen met de wereld, zodat we er allemaal wijzer van worden. Dit diner pensant was het eerste in een reeks gesprekken die De Nieuwe Poort sindsdien heeft ontwikkeld. Alle deelnemers waren enthousiaste proefkonijnen. We hopen en verwachten dat ze net zo trots zijn op, en blij met, het resultaat als wij. We wensen u veel leesplezier en veel inspiratie. Yvonne Zonderop, voorzitter programmaraad, en Ruben van Zwieten, initiator van De Nieuwe Poort
2
Wat is der machine en wat is des mensch?
DE MENS IN HET MACHINETIJDPERK In de zomer van 2014 werd in het Joods Museum in Berlijn een thora geschreven. Van rechts naar links verscheen in zwarte inkt de tekst van de eerste vijf boeken van de tenach op een rol papier van tachtig meter lang. Bijzonder aan deze exercitie was dat de ‘hand’ die de pen hanteerde niet menselijk was. Een groep Duitse kunstenaars had een schrijfrobot ontwikkeld die, na zich te hebben bekwaamd in het schrijven van de christelijke bijbel in het Spaans, Portugees en Duits, zijn kunsten in het Hebreeuws mocht vertonen. Snel ging het in ieder geval. De thorarobot volbracht het werk in drie maanden, waar een mens normaal een jaar zou doen over het schrijven van een rol. De thorarobot is een illustratie van de huidige technologische revolutie, waarin de robot de mens verslaat in tempo, efficiëntie en uithoudingsvermogen. We leven in wat ook wel het ‘tweede machinetijdperk’ wordt genoemd: een fase van de geschiedenis waarin digitale technologie onze economie en samenleving fundamenteel verandert. Nadat de industriële revolutie die begon in de negentiende eeuw op grote schaal menselijke spierkracht door machines had vervangen, is in de 21ste eeuw denkkracht aan de beurt. In het tweede machinetijdperk moet ook de werknemer die niet met zijn handen maar met zijn hoofd werkt vrezen voor zijn baan. De term ‘tweede machinetijdperk’ werd gemunt door Eric Brynjolfsson en Andrew McAfee, twee wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology, in hun boek The Second Machine Age: Work, Progress, and Prosperity in a Time of Brilliant Technologies. Dat boek is een overwegend optimistisch pamflet waarin wordt betoogd dat, onder de streep, de robotrevolutie een grote zegen voor de mens betekent. Consumenten gaan er op vooruit omdat ze goedkopere producten van betere kwaliteit kunnen kopen. De andere winnaars zijn de mensen die de machines bedenken, maken en in eigendom hebben. Dat is een klassiek kapitalistisch gegeven: wie het kapitaal in eigendom heeft, kan daar winst mee maken. De verwachte verliezer van deze ontwikkeling is de mens wiens kapitaal beperkt is tot de eigen arbeid. Wie enkel zijn eigen
4
Wat is der machine en wat is des mensch?
vaardigheden heeft om te verkopen, moet hopen dat er geen machine komt die sneller en goedkoper is dan een menselijke werknemer. Dat die hoop in veel gevallen ijdel is, blijkt uit de verschillende onderzoeken die de afgelopen tijd zijn verschenen over de mate waarin arbeid in aanmerking komt voor automatisering. Volgens Carl Frey en Michael Osborne, twee wetenschappers uit Oxford, komt in totaal 35 procent van de banen binnen twintig jaar in aanmerking voor volledige automatisering. Hun analyse is gebaseerd op de arbeidsmarkt van het Verenigd Koninkrijk, maar staat model voor alle ontwikkelde economieën. Volgens adviesbureau Deloitte kost de robotisering Nederland de komende jaren twee tot drie miljoen arbeidsplaatsen. De Europese denktank Bruegel constateerde op basis van de methodologie van Frey en Osborne dat bijna vijftig procent van de Nederlandse banen binnen het bereik van de volledige automatisering valt. In zekere zin is robotisering niet meer dan een intensivering van een proces dat al bijna twee eeuwen gaande is in de westerse economieën: het inruilen van menselijke arbeid voor machines. Maar in de huidige robotliteratuur overheerst een sterk this time is different-gevoel. Dat komt vooral doordat de snelheid waarmee de digitale revolutie zich voltrekt de wet van Moore volgt, die stelt dat de rekenkracht van computers elke twee jaar verdubbelt. Een smartphone van vandaag bevat een veelvoud van de rekenkracht van de eerste computers, die een hele kamer vulden. In Rise of the Robots: Technology and the Threat of a Jobless Future legt Martin Ford uit wat dat betekent: ‘Laagopgeleid werk blijft ongetwijfeld in de problemen komen, maar ook veel hoogopgeleide werknemers zullen merken dat hun baan gevaar loopt doordat automatiseringssoftware en voorspellende algoritmes in snel tempo steeds kundiger en krachtiger worden.’ Omdat grootschalige overbodigheid van de menselijke werknemer dreigt als gevolg van robotisering wordt in de robotliteratuur volop nagedacht over hoe dit probleem kan worden ondervangen. Nieuw aan deze discussie is dat verschillende deskundigen geen heil meer zien in het traditionele antwoord op het probleem van werk dat wordt bedreigd door technologie: onderwijs en het aanleren van nieuwe vaardigheden.
5
Wat is der machine en wat is des mensch?
De robotisering is zo overweldigend dat het bijna niet is bij te benen. Op deze manier komen veel analyses van de robotsamenleving uit bij een vangnet dat de mens moet redden wanneer hij buiten boord valt omdat zijn werk door machines kan worden gedaan. Veel auteurs pleiten voor een basisinkomen, betaald uit een ‘technologisch dividend’ dat wordt afgeroomd van de winsten die worden gemaakt dankzij productie door robots. Er zit een zekere intellectuele luiheid in de manier waarop de robotdiscussie wordt gevoerd. De opmars van machines wordt als een vaststaand gegeven aangenomen en de oplossing wordt gezocht in een vervangende bron van inkomsten die niet afhankelijk is van betaalde arbeid. Er wordt als het ware meteen naar de conclusie gesprongen, alsof het eindpunt van de huidige fase van technologische ontwikkeling al vaststaat. Het aanpassingsproces wordt overgeslagen, en op die manier staat de mens bij voorbaat aan de zijlijn. In boeken als Rise of the Robots en The Second Machine Age regent het dan ook voorbeelden die laten zien dat handelingen en denkprocessen waar de mens nu nog het patent op heeft in de (nabije) toekomst door een machine kunnen worden verricht. Maar de omgekeerde vraag: wat kan een robot níet dat een mens wél zou kunnen, wordt veel minder vaak gesteld. Het gevolg is een debat over robotisering waarin vooral bevestiging wordt gezocht van wat kort samengevat de ‘vervangingshypothese’ kan worden genoemd: (betaald) werk waar mensen voor nodig zijn verdwijnt, ten gunste van machines. Toch is er alle reden om de discussie over mens en werk niet in eerste instantie te bezien vanuit de mogelijkheden van de technologie maar juist vanuit de eigenschappen en vaardigheden van de mens. Laten we de thorarobot er nog eens bij halen. De Israëlische krant Ha’aretz interviewde een rabbi die een bezoek bracht aan het museum waar de robot te zien was. Terwijl de rabbi toekeek hoe een van de taken waar hijzelf traditioneel toe geroepen was bleek te zijn overgenomen door een robot zag hij direct een verschil tussen het werk dat de schrijfrobot produceerde en wat hijzelf deed. ‘Een thora
6
Wat is der machine en wat is des mensch?
kan alleen heilig zijn als die is geschreven met een ganzenveer, op perkament, en wanneer ik schrijf zeg ik gebeden op’, aldus de rabbi. Nu is het goed mogelijk dat een nieuw type schrijfrobot wordt uitgevonden dat de subtiele handeling van schrijven met een ganzenveer en inkt beheerst. Het is ook prima mogelijk om de robot te programmeren om gebeden op te zeggen terwijl hij de thora schrijft. Maar zullen de thorarollen die zijn ingezegend met digitale gebeden ook als heilig worden beschouwd? Die vraag brengt de discussie over het verschil tussen mens en machine terug tot de kern. Het antwoord kan zowel ja als nee zijn. Of een computergeproduceerde thorarol dezelfde status zal hebben als een thora die is geschreven door een rabbi van vlees en bloed hangt af van wat mensen willen. Wat geldt als heilig is een culturele afspraak tussen mensen onderling, en die afspraak kan alleen tussen mensen onderling worden gemaakt. Zo zijn er meer taken te bedenken die aan mensen voorbehouden kunnen blijven. Niet omdat robots ze niet zouden kunnen uitvoeren, maar omdat wij verlangen dat ze door mensen worden gedaan.
Onder druk van technologie worden ook ingesleten menselijke waarden vloeibaar Die boodschap – het gaat niet om wat de technologie kan, maar om wat de mens wil – wordt ook uitgedragen door Geoff Colvin in zijn boek Humans Are Underrated: What High Achievers Know that Brilliant Machines Never Will. Colvin, een redacteur van het zakenblad Fortune, is in alle opzichten een denker die uitgaat van de meest verstrekkende scenario’s voor de robottoekomst. Hij maakt zich weinig illusies als het gaat om de beperking van de mogelijkheden van robots. Colvin somt allerlei vaardigheden op waarvan lange tijd werd gezegd: ‘dat zal een robot nooit kunnen’ die plots toch binnen het bereik van de machine bleken te vallen – traplopen bijvoorbeeld, of de afwasmachine uitruimen. Uitzoeken wat computers niet kunnen doen is een gevaarlijke manier om te bepalen hoe mensen waardevol kunnen blijven, concludeert Colvin, omdat de kans groot is dat vroeger of later de robot de mens alsnog voorbij streeft.
7
Wat is der machine en wat is des mensch?
Wat is der machine en wat is des mensch?
Toch hoeft de mens zich volgens Geoff Colvin geen zorgen te maken over totale overbodigheid. Zijn strategie voor de robottoekomst is ‘vragen wat de activiteiten zijn waarvan wij mensen, gedreven door ons diepste binnenste of de realiteit van het dagelijks leven, eisen dat ze door andere mensen worden uitgevoerd, zelfs als computers ze ook kunnen doen’. Niet voor niets scoren beroepen die draaien om het geven van geestelijke bijstand goed op de lijst van banen die niet worden bedreigd door robotisering. Troost en steun betekent vooralsnog troost en steun van mens tot mens. Priester, rabbi, imam – uit alle onderzoeken komt naar voren dat deze beroepen uiterst robotbestendig zijn. Net als kroegbaas, overigens. Colvin vertelt in Humans Are Underrated verschillende verhalen om te onderstrepen dat sociale conventies voorafgaan aan de inzet van technologie. Hij schrijft bijvoorbeeld over Amerikaanse soldaten in Irak en Afghanistan, die iets kunnen dat militaire technologie niet kan: het vertrouwen winnen van de lokale bevolking door gesprekken te voeren van mens tot mens. Hetzelfde geldt voor rechtspraak. We verlangen rechters van vlees en bloed, omdat een gevangenisstraf, of vrijspraak, opgelegd door een machine indruist tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. Op die manier kunnen menselijke conventies, wensen en verlangens de robotrevolutie inkaderen.
die hij heeft laten ontwerpen voor het volk, met een machine waar je een drankje kunt bestellen door geld in de gleuf te werpen waarna je bestelling via een lopende band naar je toe komt. Dit café is hygiënisch dankzij speciale schoonmaaktechnologie. De stoelen zijn ontwikkeld volgens precieze ergonomische principes voor maximaal comfort. Tot verbazing van de manager is het robotcafé leeg. De reden daarvoor treft hij een paar deuren verder aan. ‘Een Victoriaanse bar, met slecht licht en povere ventilatie gerund door een onhygiënische, inefficiënte en waarschijnlijk oneerlijke barman’, schrijft Vonnegut. ‘Het was een onmiddellijk en overweldigend succes.’ De schrijver vat hier de botsing tussen technologie en mens scherp samen. Op papier heeft het plan van de manager, gebaseerd op vertrouwen in technologie, alles voor op de menselijke realiteit met een viezige barkeeper. Toch wint die het van een digitale kastelein. De mens, met zijn tekortkomingen en zijn behoefte aan contact van mens tot mens, blijkt sterker dan de machine. De moraal: zelfs als technologie kan worden ingezet, betekent dat nog niet dat de mens dat ook automatisch accepteert.
Om beter te begrijpen dat de behoeften van mensen als sociale wezens terreinen afbakenen waar de robot geen plaats heeft, kun je Player Piano lezen, de roman van Kurt Vonnegut waarmee hij in 1952 debuteerde. Vonnegut schetst een geautomatiseerde toekomst waarin werken is voorbehouden aan een kleine elite van managers en ontwerpers die zich in een eigen luxe-enclave ophoudt, terwijl de rest van de bevolking als werkkracht zijn nut heeft verloren en woont in troosteloze wijken. Het leger en door de staat gerunde publieke bouwprojecten zijn de enige instanties die banen bieden. Voor de rest vult het proletariaat zijn tijd met televisie kijken en in de kroeg hangen. Dat café waar de werkloze massa zijn tijd verdrinkt wordt door Vonnegut gebruikt om een belangrijk punt te maken. Tijdens een bezoek aan de arbeiderswijk gaat een van de managers langs bij de bar
Nu kan het zijn dat alles verandert. Onder druk van technologie worden ook ingesleten menselijke waarden wellicht vloeibaar. Het kan zijn dat we ons in de toekomst ook getroost en gesteund weten als we te rade gaan bij een robot. Het kan zijn dat we drinken in een machinegestuurd café. Wellicht verandert onze gedeelde opvatting van wat rechtvaardig is als gevolg van technologie. Misschien klinkt een bindend juridisch oordeel in de toekomst wel als een robotstem door de rechtszaal. Maar of dat gebeurt, hangt niet af van de technologie zelf. Het oordeel van mensen over wat geldt als sociaal en rechtvaardig komt in principe eerst, ook al wordt dat oordeel niet altijd expliciet geveld. Het is kortom, om het voorbeeld nog een keer te gebruiken, een keuze van de mens of de rabbi of een robot de heilige thora schrijft. Of de rabbi zonder werk komt te zitten hangt af van onze eigen wensen.
8
9
De ontwikkeling van de technologie de komende jaren zal vooral draaien om de balans tussen creatie en destructie
Wat is der machine en wat is des mensch?
En dat geldt voor veel meer beroepen. Het is belangrijk om hierbij stil te staan, omdat deze constatering wijst op een punt dat nog wel eens wordt vergeten in de robotdiscussie. De opmars der machines wordt vaak gepresenteerd als een onvermijdelijkheid, waarbij technologie een zich bijna autonoom ontwikkelend verschijnsel is dat de mens simpelweg overkomt. Maar de anekdote over de rabbi en de robot laat zien dat menselijke afspraken over wat eventueel tot het terrein van de machine mag behoren en wat typisch van de mens is een sturende factor kan zijn in de digitale revolutie. Precies daarom is het belangrijk dat er een constante en intensieve dialoog plaatsvindt over technologie in brede zin, en over de vraag wat des mensch en wat der machine is in het bijzonder. Het gesprek over de verhouding tussen mens en machine werd de afgelopen twee jaar met regelmaat gevoerd in De Nieuwe Poort, huis voor ontmoeting en inspiratie, aan de Amsterdamse Zuidas. Tafelgenoten uit de wereld van het bedrijfsleven, de media, de wetenschap en de politiek gingen met elkaar in gesprek tijdens de maaltijd. Dit gezelschap, dat sprak onder de Chatham House Rule (uitspraken mogen geciteerd worden, maar niet aan personen worden toegeschreven) kwam in totaal zeven keer bij elkaar. Eén maal ter aftrap, om de vraagstelling ‘wat is des mensch en wat is der machine’ verder uit te diepen. Daarna volgden zes verdiepende bijeenkomsten waarin een specifieke kant van de robotdiscussie werd belicht. Aan bod kwamen de volgende thema’s, die in deze publicatie één voor één zullen worden behandeld: arbeid, voldoening, verdeling, eigenaarschap, delen en menselijkheid. ***
Wat is der machine en wat is des mensch?
AFTRAP Tussen hoop en vrees. Met die woorden kan het huidige debat over technologie en werk het best worden samengevat, zo bleek bij de aftrap van de gesprekkenreeks in De Nieuwe Poort. Afzetpunt van de discussie was een interview met Larry Page, oprichter en CEO van Google, dat in oktober 2014 verscheen in The Financial Times. In dit interview toonde Page zich een onversneden techno-optimist. Hij schetste een toekomst waarin robots miljoenen saaie, inhoudsloze banen kunnen overnemen. Volgens hem is dat ook wat de mens wil: als ze de kans zouden krijgen om te stoppen met werken, ‘dan houden negen van de tien mensen op met wat ze vandaag aan het doen zijn’, aldus de Google-topman. Eenmaal bevrijd van de noodzaak om te werken, kunnen mensen een werkelijk zinvolle bestemming aan hun leven gaan geven. Bovendien worden arbeid en productie dankzij technologische vooruitgang zoveel goedkoper dat de materiële voorwaarden om een comfortabel leven te leiden eenvoudig binnen handbereik komen. Meer tijd, goedkopere producten – zo laat de techno-utopie van Page zich samenvatten. In De Nieuwe Poort werd deze optimistische blik op de toekomst door sommigen onderschreven. Verschillende deelnemers aan het gesprek zagen mogelijkheden om technologie in te zetten om te doen waar de mens niet gelukkig van wordt. De door Larry Page genoemde saaiheid en inhoudsloosheid van werk is dan het eerste doelwit dat geëlimineerd kan worden met behulp van slimme machines. ‘Emancipatie’ is de term die in dit verband viel. Grote delen van de bevolking losmaken uit een werkend bestaan wordt door sommigen gezien als een positieve stap voorwaarts, op dezelfde wijze waarop technologie het werkend bestaan veiliger en lichamelijk minder zwaar heeft gemaakt. Tegelijk werden er flink wat kanttekeningen geplaatst bij het scenario dat Larry Page schetst. Een deelnemende ICT-expert constateerde dat technologie slechts ‘de oppervlakte’ is: ‘Daaronder vind je de mens die de mens blijft, met zijn driften zoals honger naar macht, jaloezie. Daar verandert technologie niets aan. Het beeld dat Page schetst is interessant maar er komt gewoon weer ander werk. Net zoals er na de
10
11
Wat is der machine en wat is des mensch?
stoommachine ook weer ander werk werd uitgevonden.’ Deelnemers uit het bedrijfsleven constateerden dat digitale technologie werk vernietigt, maar ook schept, bijvoorbeeld bij webwinkels en via digitale platforms als taxidienst Uber. Voor verschillende deelnemers aan het gesprek was dit aanleiding om te concluderen dat de ontwikkeling van de technologie de komende jaren vooral zal draaien om de balans tussen creatie en destructie. Algemene scenario’s als ‘de mens wordt overbodig dankzij de robot’ of ‘dit is niks nieuws vergeleken met de stoommachine’ bieden daarbij weinig aanknopingspunten. Waarschijnlijk zijn beide waar, en verschilt het antwoord per sector, per type werk en per menselijke eigenschap die al dan niet technologisch kan worden gesimuleerd. Hier dient zich een belangrijke kwestie aan, die in de gesprekken over technologie en werk in De Nieuwe Poort vaker terug zou komen: op het eerste gezicht lijkt de robotrevolutie onvermijdelijk te zijn en vooral één uitkomst te hebben: de vervanging van de ‘factor’ mens in de wereld van het werk. Maar de praktijk blijkt weerbarstiger. Het is zoals ondernemer en hoogleraar Arnold Smeulders het zei in De Groene Amsterdammer: ‘De mens wil niet dat de computer ons leven inricht. De basiswaarden van de mensheid zullen veel sterker blijken dan mensen in de technologiesector nu voor mogelijk houden. Ik denk aan zaken als vergeten, geborgenheid, hechting.’
Wat is der machine en wat is des mensch?
Ook hier helpt het om technologie niet als een autonome kracht te behandelen die zich los van de mens ontwikkelt, maar als een onderwerp dat dwingt tot het maken van nieuwe sociaal-economische afspraken. ‘Moet iedereen een aandeel in de robot krijgen?’ klonk er aan tafel in De Nieuwe Poort. ‘Hoe zorgen we ervoor dat iedereen profiteert en niet alleen Silicon Valley?’ Zo valt de robotdiscussie uiteen in verschillende delen, die één voor één kunnen worden opgepakt, om ze tegen het licht te houden en ze van alle kanten te bekijken. Dat is ook hoe over deze fase van technologische omwentelingen kan worden gedacht: de mens die techniek als het ware in de hand neemt, om die te bedienen, te begrijpen en in te zetten op een manier die niet wordt bepaald door de techniek zelf of door een handvol bedrijven, maar die wordt gevormd door de uitkomst van een gesprek tussen mensen over wat ze verwachten, hopen, vrezen en eisen van de robot. Een menselijke robotisering begint met een debat over díe onderwerpen. ***
De vraag daarbij is wel: hoe kan een samenleving grip houden op technologie die zich in rap tempo ontwikkelt? Het gesprek bij De Nieuwe Poort werd bijgewoond door verschillende deelnemers die werkzaam zijn bij de overheid. Een van hen wierp op dat robotisering, zoals iedere transformatie in de economie, nieuwe verdelingsvraagstukken opwerpt. Vandaar dat het basisinkomen zo prominent figureert in het technologiedebat. Dat is een signaal dat kwesties rond de verdeling van welvaart op een nieuwe manier relevant worden. Daarbij gaat het ook om vragen als: wat te doen voor de achterblijvers in de digitale revolutie? Wat voor lot wacht de mensen die inderdaad voor hun baan moeten vrezen omdat ze duurder en minder efficiënt zijn dan een machine?
12
13
Wat is der machine en wat is des mensch?
ARBEID De robots komen eraan en pikken onze banen in. Wie de afgelopen jaren heeft gevolgd hoe de media rapporteren over robotisering komt dat beeld herhaaldelijk tegen. ‘Hallo robots, doei baan’, kopte NRC Handelsblad op 22 februari 2016. ‘Hoe versla ik als werknemer de robot’, stond boven een artikel in de Volkskrant in oktober 2014. ‘Help, de robots komen’, schreef Trouw in datzelfde jaar. Het moge duidelijk zijn: de mens moet vrezen voor de machine. Toch is het vijandbeeld dat op de robot wordt geprojecteerd niet vanzelfsprekend. Aan het einde van de negentiende eeuw, ook een fase van rappe technologische verandering, schreef Oscar Wilde een essay waarin de robot werd afgeschilderd als een nieuw soort slaaf, die alles doet wat ‘vervelend en naargeestig’ is. ‘Van de mechanische slavernij, de slavernij der machines, hangt de toekomst der wereld af’, aldus Wilde in The Soul of Man under Socialism. En ook in de huidige tijd kom je het beeld tegen van de robot als dienstbare machine. ‘Ik definieer de robot losjes: als een machine om ons te helpen, eigenlijk een cybernetische slaaf’, schrijft Farid Tabarki, trendwatcher en deelnemer aan de diners pensants, in Het einde van het midden:Wat een maatschappij van extremen betekent voor mens, bedrijf en politiek. De woorden van Tabarki staan in contrast met hoe er doorgaans over robots wordt geschreven. Voor iets dat een slaaf zou zijn worden er behoorlijk dreigende termen gebruikt. Bovendien wordt robotisering vaak afgeschilderd als een autonome kracht. Herhaaldelijk kiezen vooraanstaande auteurs in de robotdiscussie voor een beeld dat eerder past in een sciencefictionfilm: er zijn slimme machines en ze komen naar ons toe. Wij moeten de machine verslaan, of de machine verslaat ons. En die strijd gaat nu om werk. Arbeid is het domein waar de competitie tussen mens en robot plaatsvindt. Ergens is er dus een kentering geweest. Van het visioen van de robot als slaaf zijn we terechtgekomen in een discussie over de robot als concurrent. Geheel vreemd is dat niet. De machine doet ook haar intrede in het privéleven en in de openbare ruimte, maar van alle rollen die een mens vervult, staat die van werkend wezen het meest op gespannen voet
14
Wat is der machine en wat is des mensch?
met robotisering. Dat komt onder meer doordat de controle van het individu over hoe werk is georganiseerd in een samenleving een stuk beperkter is. Wie de robot wil weren uit de huiskamer kan dat zonder al te veel problemen doen. Op de arbeidsmarkt gelden echter andere wetten. Daar is iedere werknemer onderdeel van een kapitalistisch systeem waarin, zodra dat lonend blijkt, arbeid wordt vervangen door kapitaal. En in de 21ste eeuw bestaat dat kapitaal in toenemende mate uit machines die niet alleen in fysieke kracht maar ook in denk- en rekenkracht de mens voorbijstreven.
Het idee van machines in opmars, een autonome kracht die de mens bedreigt, spreekt tot de verbeelding, maar gaat eraan voorbij dat achter de machine menselijke beslissingen schuilgaan De tweede gespreksronde in De Nieuwe Poort maakte duidelijk waar een deel van de zorgen vandaan komt. Robotsering is onderdeel van een pakket van ontwikkelingen die de arbeidsmarkt ingrijpend veranderen. Het flexibele contract en het zelfstandig ondernemerschap nemen de plaats in van de vaste baan (op dit moment heeft zestig procent van de Nederlandse werkenden een vast contract, merkte een van de aanwezigen op). Daarbij wordt het werkend bestaan onzekerder omdat mensen er niet van kunnen uitgaan dat de taak waartoe ze geroepen zijn hun hele carrière hetzelfde zal blijven. ‘Een vloeibaar systeem’, zo typeerde een van de gespreksdeelnemers de toekomst van werk. Die vloeibaarheid betekent onder meer een toenemende vraag naar flexibele arbeid – zo luidde de consensus tijdens het diner pensant. Dat verandering, onzekerheid en onverwachte ontwikkelingen voor velen de uitgangspunten van het werkend bestaan zullen zijn, ook daarin vinden gesprekspartners elkaar. Waar de geesten meer over verdeeld zijn is de vraag of dit een gunstige ontwikkeling is. Sommigen vrezen dat deze ontwikkeling de ‘doodsteek is voor innovatie’, omdat de zzp’er op zoek naar tijdelijke klussen vooral reageert op de vraag van opdrachtgevers en minder snel
15
Wat is der machine en wat is des mensch?
zelf nieuwe producten of diensten bedenkt. Ook de onzekerheid die bij flexibel werk hoort werd gezien als een rem op innovatie omdat ze de bereidheid om risico’s te nemen ondergraaft. Zorgen klonken ook over de kwestie of iedereen wel is toegerust om te werken onder regelmatig wisselende omstandigheden. Gevreesd wordt voor een tweedeling tussen ‘stijven’ en ‘flexibelen’. Tijdens de discussie werden verschillende denkrichtingen geopperd die eventuele negatieve gevolgen van een veranderende arbeidsmarkt zouden kunnen opvangen: een ‘handtasje’ met opleidingsgeld voor iedere burger, dat gebruikt kan worden voor scholing wanneer nieuwe omstandigheden daarom vragen. Hoe dan ook stelt afnemende zekerheid andere eisen aan scholing. Een ongewisse toekomst betekent dat brede opleidingen nuttiger zijn dan specialisatie. Robotisering onderstreept die noodzaak. ‘Een breder opgeleide werknemer kan gemakkelijker switchen als technologie zijn of haar baan overneemt’, zei een van de deelnemers aan het gesprek. Het veranderen van het hedendaagse carrièreverloop, waarin je meer verdient naarmate je ouder wordt, is een andere gedachte die klinkt. Is het niet veel logischer dat jonge gezinnen het meest te besteden hebben in plaats van oudere werknemers? Deze discussie wordt gevoerd in de impliciete veronderstelling dat de plannen die worden geopperd binnen menselijk bereik liggen. Wijzigingen in het onderwijsstelsel of het salarisgebouw zijn in principe altijd mogelijk. Natuurlijk zijn er obstakels. Beleid dat mensen moet helpen te gedijen in de onzekere, hoogtechnologische economie van de 21ste eeuw moet politiek ondersteund worden, en werkgevers en werknemers moeten doen wat van ze wordt verlangd. Maar het fundamentele uitgangspunt dat wat een gemeenschap wil, ook kán gebeuren – dat staat niet ter discussie in De Nieuwe Poort.
Wat is der machine en wat is des mensch?
manier bestaande zekerheden van de werkende mens in een nieuw licht zet. De opmars van de robot wordt overwegend reactief ontvangen, zo was de beoordeling van de huidige robotdiscussie. Dat is wel verklaarbaar, meende een van de aanwezigen. Robotisering is bij uitstek een internationale kwestie. Als je die vanuit nationaal perspectief bekijkt, lijkt het al snel een ontwikkeling die op ons af komt. Waar behoefte aan is, zo concludeerden de discussianten, is een dialoog over hoe robotisering in banen kan worden geleid, waar ze kan worden toegelaten, en waar de mens moet worden afgeschermd van de machine. Dat gesprek begint bij afstand nemen van het beeld van de robot als concurrent. Als de robot wordt ingezet op de arbeidsmarkt, dan gebeurt dat als gevolg van een menselijke beslissing. Mensen veranderen, vernietigen en creëren werk, met de machine als instrument. Welke waarden daarbij leidend kunnen zijn, wordt aan de hand van de gesprekken in De Nieuwe Poort hier verder uitgediept. Er zit, kortom, iets misleidends in de toon waarop de robotdiscussie op dit moment wordt gevoerd, zo kwam naar boven in de loop van het gesprek. Het idee van machines in opmars, een autonome kracht die de mens bedreigt, spreekt tot de verbeelding, maar gaat eraan voorbij dat achter de machine menselijke beslissingen schuilgaan. ‘We zien de ontwikkelingen als iets wat ons overkomt, en niet als iets wat wij zelf in de hand hebben’, aldus een van de deelnemers, die Silicon Valley, de wieg van de robotrevolutie, goed kent. Er klonk bijval. ‘Technische ontwikkelingen overkomen ons niet zomaar, wij hebben er zelf invloed op.’ ***
Diezelfde zekerheid dat de mens zijn eigen collectieve toekomst in handen heeft, is minder te bespeuren als het aankomt op robotisering. Ook tijdens het diner pensant wordt gesproken over het beeld van de machine die zelfstandig haar weg vindt op de arbeidsmarkt en op die
16
17
Wat is der machine en wat is des mensch?
VOLDOENING We laten alle mitsen en maren bij de vraag of robots massaal ons werk gaan overnemen even voor wat ze zijn. Laten we, bij wijze van gedachte-experiment, er even van uitgaan dat het leeuwendeel van het werk dat nu door mensen wordt uitgevoerd in de komende decennia wordt overgenomen door slimme machines. Laten we, als tweede onderdeel van het gedachte-experiment, aannemen dat het probleem van genoeg inkomsten voor iedereen ook is opgelost. Bijvoorbeeld door de invoering van een basisinkomen, of doordat alle producten en diensten zo goedkoop worden dat we met veel minder inkomen toekunnen. Een belangrijke vraag die zich dan aandient is: wat gaan mensen met hun tijd doen? Als de toekomst inderdaad banenarm, of zelfs banenloos is, zoals sommige robotexperts voorspellen, dan wacht de mensheid een stuwmeer van uren die op een of andere manier zinvol besteed moeten worden. Het is niet de eerste keer in de geschiedenis dat dit vraagstuk zich opdringt. Karl Marx en Friedrich Engels spraken in Die deutsche Ideologie (1845) de verwachting uit dat economische vooruitgang de verbintenis tussen arbeid en financiële beloning uiteindelijk zou doorbreken. De communistische samenleving die zij voorzagen zou de mens bevrijden uit de ‘exclusieve werkkring die hem wordt opgedrongen en waaraan hij niet kan ontsnappen’. Die vrijheid zou vervolgens gelegenheid bieden om, zoals de beroemde formulering van Marx en Engels luidt, ‘’s ochtends te jagen, ’s middags te vissen, ’s avonds veeteelt te bedrijven en na het eten de kritiek te beoefenen, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden’. Marx en Engels zagen het verdwijnen van de noodzaak om betaald werk te verrichten als een bevrijding. Een kleine eeuw later zorgde de econoom John Maynard Keynes voor een aanscherping van deze discussie. In Economic Possibilities for Our Grand Children, een lezing die Keynes gaf in 1930, voorspelde hij dat de groei van economische productiviteit, gedreven door de technologie, zou betekenen dat de westerse welvaart in een eeuw tijd zou verviervoudigen. Om die levensstandaard vervolgens op peil te houden zou een werkweek van
18
Wat is der machine en wat is des mensch?
vijftien uur volstaan. Niet werk, maar vrije tijd zou dan het grootste sociale vraagstuk worden voor de mens. Hoe de rest van de week in te vullen als de vijftien uur arbeid zijn gedaan? Nu heeft Keynes geen gelijk gekregen, de norm in het Westen is nog altijd een voltijdsbaan van minstens 35 uur. En veel mensen maken heel wat meer uren. Maar dankzij het aanzwellende debat over het verdwijnen van werk als gevolg van robotisering komt de vraag van Keynes opnieuw naar boven – dat was de conclusie tijdens het vierde diner pensant. Wat te doen met de tijd als die niet voor een aanzienlijk deel door werk wordt ingenomen? In dit verband kwamen de ‘zeven elementen van het goede leven’ ter sprake zoals geformuleerd door Robert en Edward Skidelsky in hun recente boek How Much Is Enough? Money and the Good Life.
Als robotisering leidt tot meer ongelijkheid, dan is dat een extra reden om dit als een politiek vraagstuk te beschouwen Zoon Edward en vader Robert Skidelsky (die ook de biografie van Keynes schreef) betogen in hun boek dat welvaart en vooruitgang niet moeten worden afgemeten aan inkomen, maar aan gezondheid, veiligheid, respect, persoonlijkheid, harmonie met de natuur, vriendschap en vrije tijd. Met name voor die laatste twee biedt technologie nieuwe perspectieven, zo meenden verscheidene gesprekspartners. Sociale media zorgen voor nieuwe vormen van verbindingen tussen mensen, en robotisering biedt, zoals gezegd, kansen om werk een minder centrale plaats in een mensenleven te laten innemen. Het denken op dit punt – hoe vrije tijd op een zinvolle manier in te vullen – is echter nog onvoldoende ontwikkeld. ‘We kennen buiten werk eigenlijk alleen amusement’, werd geconstateerd aan tafel. Maar louter vermaak als invulling van vrijgekomen tijd is te beperkt, daarover was iedereen het eens. Waar het om gaat, is het zoeken naar nieuwe betekenisgeving die niet is verbonden met betaalde arbeid.
19
Wat is der machine en wat is des mensch?
Wat is der machine en wat is des mensch?
Op zoek naar invulling daarvan bleek het gesprek in De Nieuwe Poort echter al gauw niet over vrije tijd, maar juist over werk te gaan. De zoektocht naar een bevredigende invulling van vrije tijd in een robottoekomst lijkt vooralsnog te lopen via de vraag wat werken nu juist bevredigend maakt. Vreemd is dat niet. Werk en voldoening zijn in onze samenleving nauw met elkaar verbonden. Uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek kwam naar voren dat ruim driekwart van de werknemers in Nederland tevreden tot zeer tevreden is met zijn of haar werk. Vijftien procent was tevreden noch ontevreden en net iets meer dan zes procent gaf aan echt ontevreden te zijn. Mensen wíllen werken, zo klonk het ook aan tafel in De Nieuwe Poort. Zelfs de winnaar van de loterij gaat niet duimen draaiend thuis zitten. En ook aan werk dat in de ogen van sommigen saai en routineus is, ontlenen mensen voldoening. Inkomen is belangrijk voor de voldoening die mensen uit werk halen, maar misschien nog wel wezenlijker is dat werk mensen het gevoel geeft dat ze van betekenis zijn. ‘“Toedoening” is dan ook belangrijker dan voldoening’, zoals een van de gespreksdeelnemers stelde. Dit lijkt wellicht een taalspelletje, maar tussen voldoening en ‘toedoening’ als criterium voor de betekenis van werk is een fundamenteel verschil. De maatstaf voor voldoening is het individu. Een mens voelt zelf of hij voldaan is. Ertoe doen, daarvoor heeft hij anderen nodig. Wat dat betreft lijkt het op erkenning, iets waarvoor per definitie een ander subject nodig is (en dit roept de vraag op of die ander ook een machine kan zijn). Deze gedachtegang heeft belangrijke gevolgen voor hoe we moeten denken over werk in een robotsamenleving. Als, zoals tijdens het diner pensant werd geopperd, een samenleving moet aansturen op een bestaan voor mensen dat ertoe doet, dan komt niet de technologie maar de mens op de eerste plaats. De vraag ‘wat kunnen robots wel en niet doen’ maakt dan plaats voor: ‘Hoe kan een samenleving ervoor zorgen dat werk voldoende inhoud heeft voor iemand om ertoe te doen voor anderen.’ Dit is ook wat Geoff Colvin laat zien in zijn boek Humans Are Underrated: What High Achievers Know that Brilliant Machines Never Will: de toekomst van werk zal liggen bij beroepen die draaien om interactie tussen mensen.
Robotisering, zo bleek in de loop van de discussie, is in dit opzicht een tweesnijdend zwaard. Machines worden voornamelijk ingezet om routinematig werk te doen. En door het afnemen van routine wordt een groter beroep gedaan op menselijke creativiteit en oordeelsvorming. Beide worden vaak in verband gebracht met voldoening. Als de inzet van technologie op de werkvloer betekent dat er een groter beroep zal worden gedaan op het eigen oordeelvermogen is de robot alles behalve de vijand van de voldoening. Tegelijkertijd wordt gevreesd voor een ongelijke verdeling. Een breed gedragen verwachting is dat de bovenlaag van de arbeidsmarkt vooral zal profiteren van robotisering. Naarmate de routine verder wegvalt, wordt werk dat om creativiteit vraagt uitdagender en interessanter. Werknemers die voor het grootste deel routinematige handelingen verrichten, krijgen het allicht zwaarder. ‘Deze groep zal te maken krijgen met weinig beschikbaar werk, veel concurrentie, weinig autonomie in hun werk en dus ook minder voldoening’, aldus een arbeidseconoom die deelnam aan de gesprekken. Deze dreigende ongelijkheid riep verschillende vragen op tijdens het gesprek. Ten eerste het terugkerende vraagstuk van sturing van de robotrevolutie: in welke richting ontwikkelt die zich? ‘Een bedrijf kan de keuzevrijheid van werknemers wegnemen door hen slaaf van een technologisch systeem te maken, of juist empowerment toevoegen door technologie als hulpmiddel in te schakelen.’ Opnieuw draait het om actieve beslissingen. Hoe de robot op de werkvloer wordt ingezet is een keuze, waar debat met alle betrokken partijen aan vooraf zou moeten gaan, debat over wat voldoening in het werk betekent en hoe die gewaarborgd (en niet gecyborgd) kan worden. Tenslotte gaat het om verdeling. Als de lusten en de lasten van de robotisering ongelijk neerslaan, roept deze technologische ontwikkeling nieuwe sociale verdelingsvraagstukken in het leven.
20
21
***
Wat is der machine en wat is des mensch?
VERDELING Ook de Nederlandse politiek is aangehaakt bij de robotdiscussie. In september 2014 hield Lodewijk Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een lezing waarin hij stelde dat de robotisering nu al zichtbare invloed uitoefent op ontwikkelde economieën. Asscher wees erop dat het aandeel van het arbeidsinkomen in de totale welvaart de afgelopen twintig jaar is afgenomen, ten gunste van de beloning uit kapitaal. Tegelijkertijd steeg de productiviteit in de laatste jaren veel harder dan het modale loon. Dit wijst erop dat de groei van de afgelopen tijd niet werd veroorzaakt door werknemers die hun arbeid voor een betere prijs konden verkopen, maar door inzet van meer technologie op de werkvloer. ‘De achterblijvende lonen zijn ook een teken dat de snelle technologische ontwikkelingen leiden tot de gevreesde teruglopende vraag naar arbeid’, aldus de minister.
De deeleconomie en de opmars van slimme machines zijn allebei ontwikkelingen die de randvoorwaarden van werken en verdienen veranderen Asscher constateerde ook dat in vrijwel alle ontwikkelde landen het aantal flexibele contracten toeneemt, ten koste van de vaste aanstelling. Ook groeit de ongelijkheid in verdiensten tussen de verschillende niveaus op de arbeidsmarkt. Toenemende robotisering en groeiende ongelijkheid houden duidelijk verband met elkaar, zo liet de minister zien. Het verlagen van het loon om concurrerend te blijven ten opzichte van technologie is de manier waarop laagopgeleiden proberen te overleven. En in toenemende mate geldt dit ook voor beroepen die meer opleiding vergen. Asscher noemde digitale vertaaldiensten die steeds beter worden, waardoor de menselijke vertaler in de verdrukking komt. Zo betekent de robot een race to the bottom voor arbeid. ‘De technologische ontwikkeling uit zich vooralsnog niet in een hogere werkloosheid’, aldus Asscher, ‘maar al wel in een geringere beloning van werknemers, een schevere inkomensverdeling en minder inkomenszekerheid.’
22
Wat is der machine en wat is des mensch?
Bij het diner pensant in De Nieuwe Poort over het thema ‘verdeling’ was de alarmkreet van minister Asscher een afzetpunt voor discussie. Een van de gespreksdeelnemers wees op nog een ander signaal dat de gevolgen van technologische vervanging nu al zichtbaar zijn. Op dit moment is ongeveer dertig procent van de werkenden in Europa overgekwalificeerd voor het werk dat ze doen. Dat betekent een extra opgave voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die moet concurreren met hoger opgeleiden die naar dezelfde banen hengelen. De inschatting van een tweede discussiant was dat ongeveer een kwart van de werkenden in het middendeel van de arbeidsmarkt erin zou slagen om omhoog te klimmen als gevolg van robotisering, terwijl voor de rest het pad naar beneden dreigt. Als robotisering leidt tot meer ongelijkheid, dan is dat een extra reden om dit als een politiek vraagstuk te beschouwen. Afwachten wat er gebeurt met de bevolkingsgroepen die aan de zijlijn komen te staan als gevolg van slimme technologie is voor niemand een aantrekkelijk scenario. Er gingen stemmen op voor een nieuw sociaal contract dat zowel de negatieve als de positieve uitkomsten van robotisering op een rechtvaardige manier moet verdelen over de samenleving. Want wie scherper kijkt naar het robotvraagstuk ziet allerlei nieuwe ongelijkheden opdoemen, die dwars door de samenleving heen gaan. Robot-proof werk en kwetsbare banen zijn te vinden in alle lagen van de arbeidsmarkt, onder hoog- én laagopgeleiden. Een van de aanwezigen merkte op dat ‘vrouwelijke beroepen’ een gunstiger toekomstperspectief hebben dan fysiek werk, dat vooral door mannen wordt gedaan. De overbodige man zou zomaar een groot probleem van de toekomst kunnen worden. Het bestaande stelsel van sociale zekerheid is niet toegerust om massale door technologie veroorzaakte werkloosheid op te vangen. Ook daarover bleek men het eens. Ons huidige sociaal stelsel gaat uit van kleine groepen achterblijvers en een goede kans dat het verdwijnen van werk op de ene plek wordt gecompenseerd met het ontstaan van banen ergens anders. De verwachte robotisering creëert echter problemen op veel grotere schaal. Als technologische ontwikkeling inderdaad de wet van Moore volgt en exponentieel doorzet, dan gaat de verdringing vele malen harder dan waar de werkende mens zich aan kan aanpassen. Bovendien
23
Wat is der machine en wat is des mensch?
heeft sociale zekerheid vooral een nationaal kader, terwijl robotisering juist een mondiale ontwikkeling is. De verwachte gevolgen van de opmars der robots nodigt kortom uit tot een nieuwe discussie over hoe mensen te wapenen tegen economische verandering en hoe te zorgen voor degenen die buiten boord vallen. Bovendien voegt die schaal van dreigende technologische werkloosheid een nieuwe dimensie toe aan dit gesprek: wat te doen als er simpelweg geen werk meer is voor velen? Sociale zekerheid, gebaseerd op een systeem waarbij de werkenden compenseren voor de werklozen, is dan niet meer voldoende, klinkt het tijdens het diner pensant. Het gaat in de robottoekomst eerder om het verdelen van zowel werk als welvaart over de gehele samenleving. Ook het verdienmodel van de overheid, het belasten van inkomen en kapitaal, moet dan op de schop. Deze problematiek komt duidelijk naar voren in de discussie over het basisinkomen. Het probleem van het basisinkomen is dat de groep die hier behoefte aan heeft groeit terwijl de groep die het geld moet opbrengen om het te betalen evenredig krimpt. Eerder zou het basisinkomen dan moeten komen uit de rendementen op een verzameld kapitaal, net zoals de pensioenen nu, opperde een van de deelnemers aan het gesprek. De vraag is dan natuurlijk waar dat kapitaal vandaan gaat komen en wie het in beheer heeft. Zo leiden vraagstukken over verdeling vanzelf naar vraagstukken over eigenaarschap. ***
24
Wat is der machine en wat is des mensch?
EIGENAARSCHAP Technologie is te belangrijk om aan een handvol bedrijven over te laten. Die stelling verdedigde hoogleraar ICT Arnold Smeulders (tevens deelnemer aan de diners pensants) in een interview dat werd gepubliceerd in De Groene Amsterdammer. Google, Apple, Facebook, eBay en Amazon vormen samen een oligarchie, oordeelde Smeulders, die bepaalt hoe digitale technologie wordt ingezet in het dagelijks leven. Dat vond hij zorgelijk, niet omdat deze bedrijven kwaadwillend zijn, maar omdat de zeggenschap over onze technologische toekomst daarmee ligt bij slechts een handvol partijen met ‘doorzettingsmacht’, oftewel het vermogen een beslissende rol te spelen in de manier waarop technologie de samenleving vormt. Die IT-oligarchie verhindert bovendien een vruchtbare publieke discussie over onze technologische toekomst. Als het gaat om technologie laat het maatschappelijk bewustzijn in Europa, en zeker in Nederland, veel te wensen over, meende Smeulders. ‘We ervaren een overmacht van Amerikaanse technologiereuzen, maar hoe moeten we ons daartegen wapenen? Waarom wordt daar in de politiek zo weinig over gesproken?’ vroeg hij zich af. Tijdens het vijfde diner pensant, over eigenaarschap, werd deze kwestie aan de orde gesteld. Het is belangrijk om de vraag te beantwoorden van wie de technologie is, zo luidde de stelling die werd besproken. Een fundamenteel vraagstuk, omdat eerdere discussies over arbeid, voldoening en verdeling zinloos zijn als de mogelijkheden beperkt zijn om de wensen die daaruit voortkomen in praktijk te brengen. Daarom zijn monopolies op de technologie zorgwekkend, zo onderschreven verschillende gesprekspartners de visie van Arnold Smeulders. Het eigenaarschap ligt nu vooral bij de grote techbedrijven. De overheid als hoeder van het publieke belang reageert vooral op wat bedrijven doen. De individuele burger, op zijn beurt, heeft helemaal weinig invloed op de technologische veranderingen die ons te wachten staan. Tegelijkertijd is het zo dat de burger weinig plek voor zichzelf opeist in het technologiedebat, klonk het aan tafel. En dat is opmerkelijk aangezien veel van de grote technologiebedrijven juist gebruik maken
25
Wat is der machine en wat is des mensch?
van informatie die van gebruikers afkomstig is. Verzonden e-mails, Whatsapp-berichten, clicks op websites en persoonsgegevens vormen een belangrijke grondstof voor de digitale economie. Gezien de gemakzucht waarmee met persoonlijke data wordt omgesprongen, lijkt die grondstof weinig waarde te vertegenwoordigen. Voor de burger althans. Deelnemers aan het gesprek die werkzaam zijn in de publieke sector zien dat de kennis over hoe persoonlijke gegevens gebruikt worden vaak achterloopt, iets dat voor veel burgers geldt. Voor technologiebedrijven is deze informatie goud waard. Deze discussie over data staat model voor het algemene discours over technologie, zo wordt geconcludeerd aan tafel. De individuele gebruiker geeft zijn gegevens gemakkelijk weg, zonder te beseffen dat hij daar eigenaarschap over kan nemen en op die manier de koers van de technologische ontwikkeling kan beïnvloeden. Een aantal van de gesprekspartners ziet een patroon dat zich wel vaker voordoet als economieën ingrijpend veranderen: de markt loopt voor op de discussie. ‘Nieuwe ontwikkelingen beginnen wel vaker cowboyachtig’, aldus een van de deelnemers. De markt wordt eerst veroverd, daarna volgt de ethische discussie. Voor monopolievorming geldt hetzelfde: ook dat is een teken dat de manier waarop een samenleving economisch is georganiseerd, wordt opgeschud. De pioniers hebben het voordeel dat ze systemen naar hun hand kunnen zetten, zonder al te veel weerstand van concurrenten. Het gevolg van dit alles is dat de technologie, in handen van een paar bedrijven die actief zijn op onontgonnen gebied, voortschrijdt zonder al te veel maatschappelijke sturing. Het antwoord op de vraag ‘wie is de eigenaar van de technologie?’ is in ieder geval niet ‘de burger’ of ‘de overheid’. Zo bezien is het een valse aanname dat technologie zich neutraal ontwikkelt, merkte een van de aanwezige ICT-experts op. Er is wel degelijk sturing, maar het debat daarover blijft beperkt als gevolg van onwetendheid en een gevoel van onmacht. Voor technologische verandering waarbij de mens centraal staat, is een andere invulling van eigenaarschap nodig, bepleiten sommigen. Burgers zouden zich meer bewust moeten zijn van de waarde van
26
Wat is der machine en wat is des mensch?
persoonlijke informatie, en zich daar misschien voor moeten laten betalen. Persoonsgegevens kunnen ook publiekelijk worden beheerd, in centrale registers. Iets dat een publiek eigendom is, zal eerder onderwerp van een politiek gesprek zijn. Iemand bepleit het van overheidswege opsplitsen van de techgiganten, om hun monopoliepositie te ondermijnen. Anderen verwachten dat dit vanzelf gaat, als meer nieuwe concurrenten de markt betreden. Dit zijn losse gedachten, geen overtuigingen die door de hele tafel gedeeld worden. Wel laten ze zien dat er een keuze bestaat: technologie kan de samenleving stilletjes vormen, óf op basis van openbare discussie, met de macht van de staat om bedrijven te reguleren als eventuele uitkomst. Ook daarvan staat het resultaat niet vast, maar alleen door dat debat kan de mens een beslissende rol opeisen in het vormen van zijn technologische toekomst. ***
27
Wat is der machine en wat is des mensch?
DELEN Opent de digitale revolutie ook nieuwe mogelijkheden om werk in te richten zodat het aansluit bij de mens als gemeenschapswezen? Die vraag stond centraal bij het zesde tafelgesprek over werk en technologie. De deeleconomie gold bij deze bijeenkomst als casus. De deeleconomie, vertegenwoordigd door zogeheten ‘shared economy platforms’, is een verschijnsel in opkomst dat wordt omkleed met grote verwachtingen. Het delen van goederen peer to peer, oftewel van mens tot mens, wordt door pleitbezorgers hiervan gezien als een manier om de macht weg te halen bij grote, op winst gerichte bedrijven en in handen te leggen van consumenten. Aan de andere kant wordt de deeleconomie bekritiseerd als een ontwikkeling die zaken die ooit gratis waren – een lift met de auto, een overnachting in iemands logeerbed – plotseling prijst en onderdeel maakt van een verdienmodel. Volgens deze redenering is de deeleconomie helemaal geen alternatief voor het huidige kapitalisme maar juist een uitvergroting ervan: de digitale deelplatforms bieden ongekende mogelijkheden om met tijd en spullen te woekeren. Zoals dat wel vaker gebeurt als een nieuw economisch begrip wordt geïntroduceerd, heerst er verwarring over wat het precies betekent. Volgens sommigen heeft de deeleconomie vooral betrekking op het gratis of tegen kostprijs uitwisselen van goederen en diensten, indachtig dat het gaat om delen in plaats van verdienen. Meer commercieel gerichte diensten, zoals Uber, waar taxiritten te bestellen zijn, vallen daar niet onder. Om orde in de chaos te scheppen kwam Koen Frenken in zijn oratie bij het aanvaarden van de leerstoel Innovation Studies tot de volgende definitie van de deeleconomie: ‘het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling’. ‘Onbenut’ is een cruciale term hier. Het gaat om zaken delen die er toch al zijn, maar die niet gebruikt worden: de ongebruikte kamer, de auto die het grootste deel van de tijd op de parkeerplaats staat. Bij het schetsen van de contouren van de deeleconomie hanteerde het gezelschap in De Nieuwe Poort ook onderbenutting als voornaamste
28
Wat is der machine en wat is des mensch?
criterium. Taxidienst Uber behoort daarom niet tot de deeleconomie, omdat er capaciteit wordt gecreëerd die er eerst niet was. Peerby, een platform om spullen te delen, en Airbnb, waar mensen een privéaccomodatie kunnen (ver)huren, werden wél beschouwd als voorbeelden van de deeleconomie omdat daar goederen (tegen betaling) worden gedeeld die hooguit een deel van de tijd gebruikt worden. De deeleconomie staat in zekere zin los van de debatten over robotisering. Hoewel beide worden gedreven door digitale technologie is het verdringingsvraagstuk geen onderdeel van de deeleconomie. Robots bedreigen misschien het werk van de mens, het onderling delen en verhandelen is eerder een aanvulling op bestaand werk, of, zoals werd geopperd tijdens het gesprek, een vervangende bron van inkomsten wanneer werk verdwijnt. ‘Kan bezit in de toekomst een substituut worden voor arbeid?’ vroeg een van de deelnemers zich af.
Als technologie in wezen een machtsvraagstuk is, waar zit dan de tegenmacht? Op die manier haken de deeleconomie en de opmars van slimme machines in elkaar. Het zijn allebei ontwikkelingen die de randvoorwaarden van werken en verdienen veranderen. Meer specifiek zorgt de deeleconomie voor wat tijdens de discussie een ‘herlokalisatie van bezit’ werd genoemd. Goederen zijn niet meer enkel privé-eigendom maar tevens kapitaal waarmee verdiend kan worden. En ook tijd verandert van karakter. De deeleconomie opent nieuwe mogelijkheden om vrije tijd om te zetten in werk. Via digitale platforms als Croqqer (waar mensen zichzelf kunnen verhuren voor allerlei klusjes) of Helpling (een online marktplaats voor schoonmakers) kunnen vrije uren worden ingevuld met betaald werk. Het sleutelwoord is hier opportunity costs, een term uit de klassieke economie waarmee de waarde wordt uitgedrukt van wat je niet doet. De deeleconomie creëert opportuniteitskosten waar die eerst niet bestonden of verlaagt de kosten van niet delen van tijd of goederen tegen betaling. Zonder handige deelsites kost het aanzienlijk meer tijd en moeite om spullen (of jezelf) te verhuren. De drempel om vrije tijd en
29
Wat is der machine en wat is des mensch?
persoonlijk bezit in te brengen in het economische domein is een stuk lager in de digitale samenleving. Zaken waarvan je nooit had gedacht dat ze konden worden gebruikt om te verdienen komen daar ineens voor in aanmerking. In De Nieuwe Poort riep dit inzicht bij sommigen de vraag op of dit nieuwe delen wellicht veel commerciëler is dan de vormen van delen die we nu al hebben. Door anderen werd de deeleconomie juist gezien als een medium om de sociale kanten van het menselijk bestaan te versterken. Door onderling te handelen kunnen mensen delen van de economie terugclaimen van de overheid en het bedrijfsleven. Net zoals robotisering een discussie uitlokt over welke waarden mensen aanhangen als het gaat om werk doet de deeleconomie dat ook. Het dwingt individuen na te denken over hoe ze sociale en economische transacties met elkaar willen verenigen. De deeleconomie is behoorlijk nieuw en volop in ontwikkeling. Als traditioneel werk verdwijnt is de kans groot dat verdienen van mens tot mens belangrijker wordt. Of dat een opsteker is voor gemeenschapszin, zoals de herauten van de deeleconomie beweren, of dat het zal leiden tot meer winstbejag en het zoeken naar een goede deal en daarmee een individualistischer mens, moet blijken. Tot daar reikt de consensus onder de experts in De Nieuwe Poort. Maar net zoals achter de robot menselijke beslissingen schuilgaan, zo is ook de deeleconomie de optelsom van ontelbare individuele handelingen. Die onder de loep nemen en bediscussiëren is de manier waarop de mens zijn eigen economische toekomst vorm kan geven. ***
30
Wat is der machine en wat is des mensch?
MENSELIJKHEID Waar blijft de mens in een wereld die door technologie gedomineerd lijkt te worden? Hierover ging het gesprek tijdens het laatste diner pensant. Wat brengt technologie ons als soort, groep en individu? In dat slotdiner ging het kortom over de grote vraag: wat is van de machine en wat is van de mens? Op zoek naar antwoorden op deze vraag werd de blik op de iets verdere toekomst geworpen. Ter tafel kwamen vier verschillende manieren waarop de robottoekomst kan worden ingevuld. Het uitgangspunt was dat het verschil tussen mens en machine steeds verder vervaagt. Naarmate meer eigenschappen van de mens technologisch gesimuleerd kunnen worden, komt het punt dichterbij waarop de machine niet meer van de mens te onderscheiden valt. Zodra de machine kan leren van zijn omgeving zoals de mens dat kan en daarmee gedrag gaat vertonen dat niet is voorgeprogrammeerd, is de dualiteit mensmachine in feite opgeheven. Met dat mogelijke eindpunt in zicht kan het zijn dat we op een zeker moment afstappen van de technologie. De vraag is hoe waarschijnlijk dat is, aangezien het economische model waarbinnen robotisering plaatsvindt de vervanging van menselijk werk door technologie juist aanmoedigt. Een alternatief, volledig op mensen gebaseerd economisch model lijkt vooralsnog weinig kans te maken. Bovendien is het moeilijk je compleet te onttrekken aan technologie, omdat die in veel gevallen rendabel blijkt te zijn. Een tweede mogelijkheid is dat de machine de mens onderwerpt. Daarbij horen scenario’s à la de film The Matrix, waarbij de mens een goedkope batterij wordt die door de machine benut kan worden. Dit scenario werd door de aanwezigen ook niet erg kansrijk geacht omdat het zou betekenen dat de mens niet ingrijpt en niet nadenkt over regelgeving en regulatie van technologieën. Het derde scenario is al vaker langsgekomen: de mens als werkkracht wordt overbodig. De vraag is dan wat de taakbestemming van mensen zal zijn. In dit kader werd opgemerkt dat je als mens meer bent dan
31
Wat is der machine en wat is des mensch?
een werkkracht: je bent ook familielid, of vriend. Je hebt verschillende rollen en relaties. Inkomen en werk hoeven daarom niet samen te vallen met je rol of met je doel in het leven. Bovendien: kunnen robots je wel verrassen, kunnen ze spontaan zijn? En hoe zit het met liefde en vriendschap? Of robots die menselijke eigenschappen kunnen vervangen – en als ze dat kunnen, of mensen dat ook zullen accepteren – blijft de vraag. Ten slotte is een scenario van harmonie denkbaar. Verschillende aanwezigen meenden dat dit het grote vraagstuk van de toekomst wordt: hoe kan de mens leven in harmonie met de technologie die ons in veel opzichten evenaart? Dat is een flinke opgave. Zonder technologie is een vreedzame samenleving al nauwelijks bereikbaar, laat staan als daar machines bij komen.
Wat is der machine en wat is des mensch?
Deze menselijke ambitie, waarbij technologie als instrument kan dienen – is dat niet juist waar we bang voor moeten zijn? En als technologie in wezen een machtsvraagstuk is, waar zit dan de tegenmacht? Komt er een opstand, een tegenbeweging van onderaf, als de ongelijkheid vanwege robotisering te groot wordt? Moet de politiek zorgen voor nieuwe en betere regelgeving rondom technologie, zoals sommige tafelgenoten suggereerden? De antwoorden zijn niet eenduidig. Wat wél duidelijk is geworden in de tafelgesprekken in De Nieuwe Poort is dat we bezig moeten blijven met de essentiële vragen: hoe houden we iedereen aan tafel, en hoe kan een samenleving regie blijven voeren over technologie die nauw verbonden is met het mens-zijn? ***
Aan tafel klonk de tegenwerping dat deze scenario’s te veel uitgaan van een onderscheid tussen mens en technologie. ‘Mensen hebben verschillende uitingsvormen, en technologie is er daar één van’, aldus een filosoof, die meende dat in ons mens-zijn vervat zit dat wij de maat der dingen zijn en daarmee ook bepalen of zaken betekenisvol zijn of niet. ‘Technologie helpt ons in het geven van betekenis, maar vervangt het niet. Menselijkheid komt eerder juist steeds beter tot uiting in technologie’, vond hij. Dit is een andere visie dan de opvatting van robotisering als een bedreiging van buitenaf, die tot nu toe de overhand heeft in de robotdiscussie. ‘Zo bezien is het gevaar niet de machine zelf maar negatieve aspecten van de mens’, voegde een tweede discussiant daaraan toe. Toch lijkt het een reële constatering dat veel mensen nu en in de toekomst niet kunnen meekomen met de technologische revolutie die de mens zelf aanjaagt. ‘Er ontstaat een “neanderthaler-homo sapienssituatie”’, zo klonk het. ‘We zijn aan het einde van onze dominantie, maar we hebben het ecosysteem nodig voor onze overleving. Hoe leuk is zo’n wereld nog voor de mens die gewend is geraakt aan zijn dominante rol?’ De vraag hierbij is wel of technologie de mens domineert, of de ene mens de andere. In dit verband werd de opmerking gemaakt dat behoefte aan macht onderdeel is van menselijkheid.
32
33
Wat is der machine en wat is des mensch?
SLOTGEDACHTEN
Wat is der machine en wat is des mensch?
Behalve een arbeidende animal laborens is de mens ook een homo faber, een makende mens. De bezigheden van de homo faber heten geen arbeid, maar werk. Met dat werk schept hij een kunstmatige wereld die apart staat van de natuurlijke wereld. In tegenstelling tot het vluchtige arbeiden is werken duurzaam: er worden dingen gecreëerd die de maker overleven. De homo faber kan worden gesymboliseerd door de bouwer of de ambachtsman die met zijn werk objecten de wereld in brengt. Hier onderscheidt de mens zich van de dieren. De mens heeft controle over zijn werk, en verbindt er doel en betekenis aan. Die beschikking over het werken geeft een vrijheid die niet bij arbeiden hoort. Arbeiden moet om het leven in stand te houden. De natuur legt ons dat op. Werk, daarvoor kiezen we in principe zelf. Werken en arbeiden verschillen ook van elkaar als het gaat om de plaats die ze innemen in de samenleving. De plaats van werken is in het
publieke. De architect en de bouwer zetten hun werk letterlijk neer in de openbaarheid, iedereen kan het zien en bediscussiëren. Werk is iets wat de mens niet alleen doet, maar waar hij zich ook toe kan verhouden. Werken is voor Arendt dan ook politiek, terwijl arbeiden dat niet is. (Arendt had daarom ook kritiek op Karl Marx, die juist een politiek programma op de animal laborens stoelde.) Wat Arendt deed in haar boek – dat later werd uitgegeven onder de titel De menselijke conditie – was werk centraal stellen in het denken over wat de mens tot mens maakt. Ze problematiseerde het verschil tussen werk en arbeid en maakte dit thema tot een onderwerp van reflectie en debat. Alleen al daarvan kan de huidige samenleving iets leren: om vat te krijgen op wat werk betekent voor de mens moet er hardop over nagedacht en gepraat worden. En nu is daar alle aanleiding toe. Robotisering daagt onze aannames uit over de plaats die werk in onze samenleving inneemt. Daarvoor doet het niet eens ter zake of alle wilde voorspellingen over een tweede machinetijdperk en massale door technologie veroorzaakte werkloosheid nu correct zijn of niet. In die zin gaat de robotdiscussie niet zozeer over de toekomst, als wel over nu. Ze dwingt iedereen die eraan meedoet opvattingen en aannames over werk, en het nut en de betekenis ervan, expliciet te maken. Spreken over werk in de huidige samenleving, die door digitale technologie ingrijpend verandert, vraagt om een visie op wat voldoening betekent en wat de voorwaarden zijn voor eigenaarschap van je eigen werk, zo werd duidelijk tijdens de diners pensants. Meer in het bijzonder roept de robotdiscussie vragen op over hoe de vruchten van werk verdeeld moeten worden wanneer als gevolg van de inzet van technologie de mens het lastiger krijgt om zowel een animal laborens als een homo faber te zijn. Wie door de lens van Hannah Arendt kijkt naar het robotdebat ziet een aantal dingen. De paniekerige reactie ‘help, de robots komen eraan’ gaat uit van een perspectief op werk dat vooral gericht is op arbeiden. De baan waarmee salaris verdiend wordt om goederen te kunnen kopen is wat op de tocht komt te staan dankzij de robots. De gevolgen daarvan worden, in overeenstemming met hoe Arendt denkt over arbeid, vooral
34
35
Wat betekent werk in het leven van de mens? In haar magnum opus Vita activa (1958) probeert filosofe Hannah Arendt een antwoord te geven op die vraag. Arendt maakt een onderscheid tussen arbeiden en werken. Arbeiden is volgens haar de basale activiteit die het leven in stand houdt. De arbeidende mens is een animal laborens, niet wezenlijk verschillend van dieren en planten. Arbeiden is als een biologisch proces dat je aantreft bij alle levende organismen: grondstoffen worden verwerkt om in leven te blijven. In het geval van de meeste mensen bestaan deze grondstoffen uit tijd, spierkracht en denkkracht, die worden ingezet in ruil voor financiële beloning. Deze bezigheid creëert niets blijvends en kenmerkt zich door de noodzaak constant herhaald te worden. In sociaal opzicht plaatste Arendt het arbeiden in de sfeer van oikos, het private ‘thuis’, zoals in het antieke Griekenland een heer des huizes vrouwen en slaven had die het huishouden draaiende hielden. Zij waren geen onderdeel van de publieke sfeer van de polis.
Robotisering daagt onze aannames uit over de plaats die werk in onze samenleving inneemt
Wat is der machine en wat is des mensch?
Wat is der machine en wat is des mensch?
beschouwd als een privaat probleem. Een tekenend voorbeeld is de ‘will a robot take my job’-calculator, een webapplicatie die de BBC maakte op basis van onderzoeken naar welke beroepen het meest worden bedreigd door robotisering. Het werkend individu moet vrezen voor technologische vervangingen. Misschien dat (om)scholing kan helpen om de machine voor te blijven, en voor wie het niet redt is er eventueel een basisinkomen. Iedere keer is de individuele mens het uitgangspunt. Wat echter ontbreekt in de discussie is een perspectief op robotisering dat uitgaat van werk zoals Hannah Arendt dat definieerde: een scheppende activiteit met een openbaar karakter, die ook publiekelijk besproken moet worden. Natuurlijk wordt de scheppende mens, de homo faber, ook bedreigd door de techniek. Dat is een constante in de geschiedenis van industrialisatie, of die nu mechanisch of digitaal is. Hoe vaardiger en slimmer de machines zijn, hoe scherper de concurrentie is die een ambachtsman ondervindt van de machine. Maar het gaat erom de robotisering niet te beperken tot een probleem dat thuishoort in de private oikos. Het is belangrijk te onderkennen dat er ook publieke kanten zijn aan dit ‘tweede machinetijdperk’. Dat bleek de rode draad in de gesprekken in De Nieuwe Poort over de vraag ‘wat is des mensch en wat is der machine’: in plaats van de robotisering te aanschouwen en te ondergaan, moet in gezamenlijkheid worden gesproken over nieuwe kaders die nodig zijn om de robotisering in banen te leiden. Ook hier helpt het onderscheid tussen arbeiden en werken. De robotrevolutie is in feite het product van een homo faber. De robots zijn alleen met een opmars bezig omdat ze door mensen worden bedacht, gemaakt en geprogrammeerd. Toch lijkt de vrijheid die met dit proces verbonden is, om de robots zo te maken als de mens wil, zelden het uitgangspunt te zijn. Het lijkt soms alsof de mens onvermijdelijk verder werkt aan machines die zijn eigen ondergang betekenen. Een menselijke robotrevolutie begint met de homo faber die gebruik maakt van zijn eigen vrijheid. Dat is natuurlijk makkelijk gezegd. Het creëren van slimme machines gebeurt in een vrije-markteconomie waar landen en bedrijven internationaal met elkaar moeten concurreren. De financiële voordelen
van een keuze voor een robot die nooit ziek wordt en altijd doorwerkt boven een mens van vlees en vloed zijn groot. Maar die vrijemarkteconomie is altijd ingebed in een verzameling sociale afspraken, politieke wetten en regels. Vaak volgen die pas als de vrije markt een tijd zijn gang heeft kunnen gaan. Sociale wetgeving en bescherming van arbeiders vormden een reactie op de mensonterende omstandigheden van de eerste industriële revolutie, bijvoorbeeld. Maar er is geen reden om nu af te wachten. Het inbedden van de roboteconomie kan plaatsvinden terwijl die ontstaat.
36
37
Het openbaar spreken, zodat anderen kunnen luisteren en antwoorden, is de meest fundamentele uitdrukking van de menselijke vrijheid om te handelen De eerste tekenen dat die bedding vorm krijgt, zijn al te zien. Onlangs publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid de studie De robot de baas: De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk. De auteurs van dit boek, van wie enkele ook aanwezig waren in De Nieuwe Poort, pleiten voor een ‘inclusieve robotagenda’, met als doel een robotisering die de mens dient in plaats van bedreigt. Een belangrijk onderdeel van die agenda is het waarborgen van eigenaarschap van werk en een antwoord op nieuwe verdelingsvragen. ‘Wat is het typisch menselijke in werk; welke taken, relaties en verantwoordelijkheden zullen bij mensen blijven behoren, of willen we per se bij mensen (blijven) leggen.’ Dat zijn de vragen die volgens de WRR aan de basis staan van een robotagenda. En ook in de internationale robotliteratuur komt de mens weer langzaam in zicht. Na de eerste golf van publicaties die uitgaan van een strijd om arbeid tussen mens en machine verschijnen nu boeken die de vraag stellen: hoe kan de robot de mens dienen? Een voorbeeld is Machines of Loving Grace: The Quest for Common Ground between Humans and Robots van journalist John Markoff. In dat boek onderzoekt hij de drijfveren en wensen van de onderzoekers die de basis leggen van de technologie die voor slimme machines wordt gebruikt. Daarbij richt Markoff zijn blik op hoe die onderzoekers ‘hebben geworsteld
Wat is der machine en wat is des mensch?
met vragen over hoe de relatie tussen mens en machine te verdiepen’. Wat zijn boek laat zien is dat er, in den beginne, altijd een menselijke actor is die keuzes maakt. En natuurlijk zijn niet alleen de onderzoekers onderdeel van het menselijk netwerk dat technologie vorm geeft, daar horen ook wetgevers, ingenieurs, directeuren en individuele consumenten bij. Hun gezamenlijke keuzes bepalen hoe de robotrevolutie eruitziet. Behalve arbeiden en werken onderscheidde Hannah Arendt nog een derde activiteit die de mens typeert, die bovenaan staat in de hiërarchie van de vita activa: het handelen. De mens beschikt over het vermogen zijn handelingen te kiezen zonder dat die van buitenaf worden opgelegd. Daarin ligt de vrijheid van de mens besloten, volgens deze filosofe. Het voornaamste kenmerk van het handelen is dat het nooit in isolatie gebeurt. Wie handelt heeft altijd met anderen te maken en in die ontmoeting met anderen krijgt het handelen betekenis. Het openbaar spreken, zodat anderen kunnen luisteren en antwoorden, is de meest fundamentele uitdrukking van de menselijke vrijheid om te handelen, vond Arendt. En met dat handelen zet de mens iets in werking, waarvan de uitkomst altijd onzeker is. Zodra er wordt gesproken, is de handeling onderdeel van het publieke en kan ze door anderen in nieuwe richtingen worden gestuurd. Nu de robot zich aandient, als gevolg van menselijk handelen, is het zaak om de vita activa zoals Hannah Arendt die bepleitte voor ogen te houden. Wil de mens zijn eigen plek in de robottoekomst bepalen, dan moet het openbare gesprek daarover permanent gevoerd worden. ***
Wat is der machine en wat is des mensch?
DANKWOORD Dankjewel! Wij danken alle deelnemers aan ons diner pensant voor hun belangeloze inzet, hun ideeënrijkdom en hun betrokkenheid: Marjet Andriesse Marieke Blom Peter Bommel Hans van Bommel Cilia de Cock Fernand Crijns Ellen van Doorne Rinie van Est Koen Frenken Pieter van der Glind Bernard ter Haar Hella Hueck Theo Huibers Debby Jannink Rogier Klimbie Kees Kraaijeveld Monique Kremer Niek van Leeuwen Peter van Lieshout Geleyn Meijer
Nora Neuteboom Celine Pessers Franka Rolvink Couzy Alberic Rommy Anna Salomons Haroon Sheikh Sheila Sitalsing Arnold Smeulders Jeroen Smit Harmen van Sprang Farid Tabarki Team De Nieuwe Poort Casper Thomas Uwe Thummel Helen Toxopeus Agnita Twigt Eva de Valk Roland van der Vorst Robert Went Roos Wouters
Yvonne Zonderop en Ruben van Zwieten
38
39
TECHNOLOGIE
Wat is der machine en wat is des mensch?