Technische vragen GroenLinks 1. Op pag. 28 staat dat er op wordt toegezien dat gemeenten voldoen aan hun taakstelling huisvesting vergunninghouders. Op p. 29 staat als doelstelling dat alle 23 gemeenten hun halfjaarlijkse taakstelling halen. In het licht van de groeiende vluchtelingenstroom naar Europa en recent ook naar Nederland, (waaronder veel Eritrese en Syrische vluchtelingen) graag een antwoord op de volgende vraag: zijn de afspraken met gemeenten (taakstelling) zodanig dat ook in de tweede helft van 2015 en daarna voldoende woonruimte beschikbaar komt voor vergunninghouders? Antwoord: Wij hebben een toezichthoudende taak op de realisering van de gemeentelijke taakstelling huisvesting vergunninghouders. Het toezicht op de uitvoering van de gemeentelijke halfjaarlijkse taakstelling huisvesting vergunninghouders is repressief. Dit betekent dat wij in beginsel geen rol hebben bij het maken van prestatieafspraken tussen gemeente en woningcorporatie, tenzij ons college van GS in de plaats treedt van de gemeente. Is daarbij al geanticipeerd op de verwachte toename van de vraag naar woonruimte door vergunninghouders? Antwoord: De taakstelling wordt vastgesteld met de allerlaatste inzichten in instroom asiel en voorraadontwikkeling bij de IND. De taakstelling wordt vastgesteld door het Ministerie van Veiligheid & Justitie. In de maand september wordt de nieuwe taakstelling voor de periode januari – juli 2016 in de Staatscourant gepubliceerd. Bereikbaar Groningen 2. Bij de tabel met Streefwaarden op pag. 51 staat bij enkele onderdelen wel een Streefwaarde, maar bij andere niet; waarom staat er bijv. bij Aandeel verplaatsingen met fiets moet toenemen geen Streefwaarde van 2%? Antwoord: In het vigerende door Provinciale Staten vastgestelde beleidsplan Fiets uit 2012 is een van de hoofddoelstellingen toename van het gebruik van de fiets. Deze doelstelling is in dit beleidsplan voor het totale gebruik niet verder geconcretiseerd, daarom is niet gewerkt met een streefwaarde (van bijv. 2 %). 3. Op pag. 58 staat dat er in 2016 een vervolg komt op de planuitwerking voor reactivering van de spoorlijn Veendam-Stadskanaal. Dit project loopt al jaren; waarom zit hier geen schot in; zijn er problemen? Antwoord: De afgelopen periode heeft afstemming tussen provincie en ministerie plaatsgevonden ten aanzien van de dekking van de kosten voor beheer en onderhoud van de spoorlijn Veendam-Stadskanaal, inclusief bijbehorende onderzoeken. Dit heeft erin geresulteerd dat ministerie en provincie in het BO MIRT hebben afgesproken dat nader in beeld wordt gebracht welke taken op het gebied van beheer en onderhoud bij ProRail kunnen worden belegd en hoe de verdeling van deze kosten tussen provincie en ministerie worden overeengekomen. Verder heeft de afgelopen periode afstemming tussen betrokken partijen plaatsgevonden op het gebied van taken, rollen en verantwoordelijkheden, in dit project extra van belang gelet op de positie van de STAR in relatie tot de gewenste openstelling voor openbaar vervoer. 4. Op pag. 80 staat dat er met ingang van 2016 bezuinigd wordt op het krediet Monitoring natuur en landschap. Aan de andere kant wordt er extra geld geïnvesteerd in natuur en
1
landschap. Is dit niet in strijd met elkaar? Zonder goede monitoring kunnen de effecten van het beleid toch niet meer bepaald worden? Antwoord: Monitoring is een belangrijke schakel in de beleidscyclus, doormiddel van monitoring wordt de effectiviteit van het beleid tegen het licht gehouden en kan nieuw beleid scherper geformuleerd worden. Tevens is monitoring een wettelijke taak aangezien we Europese verplichtingen hebben om te rapporteren over de stand van zaken in onder andere onze Natura 2000 gebieden. Hiervoor zijn ook rijksmiddelen beschikbaar gesteld. De kernmonitoring die noodzakelijk is om het beleid te evalueren zal niet aangetast worden en de provinciale meetneten blijven intact. De bezuiniging betreft monitoring die geen wezenlijke bijdrage heeft aan de verplichte rapportages of evaluatie van beleid. 5. Op pag. 97 staat dat de middelen voor Uitvoering milieutaken na 2015 worden afgebouwd. Aan de andere kant wil dit college stevig inzetten op verduurzaming. Is dit niet in strijd met elkaar? Antwoord: De bezuiniging op het krediet Uitvoering Milieutaken is een bezuiniging die vanuit het verleden nog doorwerkt in het heden. Dit staat op gespannen voet met de ambities die wij hebben op het gebied van duurzaamheid. Mede door bovengenoemde bezuiniging is er gekozen om personeel van verschillende afdelingen op te leiden tot Duurzaam Ambassadeurs, die de duurzaamheid van het nieuwe beleid moeten gaan waarborgen. Aan de hand van de bevindingen van deze ambassadeurs kan een verdere intensivering van het duurzaamheidsbeleid worden ontwikkeld. Hiervoor zullen ter zijner tijd extra middelen moeten worden gevonden.
2
Technische vragen PvdA 1. Voorafgaand aan de behandeling van de Voorjaarsnota heeft de PvdA-fractie een groot aantal technische vragen gesteld. Uw college is er helaas niet in geslaagd tot een tijdige beantwoording te komen van die vragen, voorafgaand aan de behandeling van de Voorjaarsnota en toegezegd dat de vragen bij de begroting zouden worden beantwoord. U kunt de bedoelde vragen als hier herhaald en ingelast beschouwen. De PvdA-fractie stelt het op prijs dat de vragen alsnog inhoudelijk worden beantwoord, en voor zover de beantwoording geheel of gedeeltelijk is verwerkt in de begroting, met een verwijzing en toelichting naar de teksten in de begroting die betrekking hebben op de vragen en antwoorden. Antwoord: Bij de uitwerking van de Begroting 2016 hebben we waar mogelijk rekening gehouden met de algemene lijn in uw vragen bij de Voorjaarsnota 2015. Zie met name deel 2 (programmaplan 2016 2019) van de Begroting 2016 en voor wat betreft de financiën deel 4 (financiële begroting). De voornemens uit ons Collegeakkoord 2015-2019 zullen voor een belangrijk deel nog nader moeten worden uitgewerkt in voorstellen (met doelen, activiteiten en prestatie-indicatoren). Deze voorstellen zullen veelal op een later moment dit jaar of begin volgend jaar ter informatie of ter besluitvorming aan uw Staten worden voorgelegd, zoals wij hebben aangegeven bij diverse onderwerpen in deze begroting. Dat betekent dat het in dit stadium nog niet goed mogelijk is de eerder door uw fractie gestelde vragen per voorstel concreet te beantwoorden. Begroting algemeen 2. In uw collegeprogramma heeft u de ambities, doelstellingen en beleidskeuzes van de coalitie verwoord. Dit moet nu zijn (financiële) weerslag krijgen in de begroting 2016 en de meerjarenraming voor de jaren 2017, 2018 en 2019. Voor de burgers van de provincie Groningen is van belang dat de vier zogeheten W-vragen worden beantwoord: - welke keuzes worden gemaakt, - wat mag dat kosten, - welke activiteiten worden ondernomen / prestaties gerealiseerd, - wanneer zijn deze gerealiseerd. Om PS in de gelegenheid te stellen haar controlerende taak goed uit te kunnen oefenen, is het van belang dat hieraan concrete prestatie-indicatoren worden gekoppeld. Wij constateren dat u in de inleiding van ieder programma ambities uit het collegeakkoord heeft opgenomen. Naar aanleiding hiervan vragen wij u aan te geven, gespecificeerd per ambitie, welk nieuw beleid hieraan is gekoppeld, welk nieuwe middelen hiervoor wordt toegekend en wat de herkomst van middelen is voor het nieuwe beleid. Voorts welke objectieve en meetbare prestatie-indicatoren u per ambitie als college hanteert. U nodigt PS weliswaar uit om mee de prestatie-indicatoren te ontwikkelen, maar het is, vanuit de controlefunctie van PS, van belang dat u initieel aangeeft welke prestatie-indicatoren u verbindt aan uw eigen collegeprogramma en de vertaling daarvan in de begroting. Antwoord: Bij elk thema in deel 2 van de Begroting 2016 geven wij een overzicht van de te hanteren kengetallen en prestatie-indicatoren. Omdat wij de ambities uit ons Collegeakkoord 20152019 nog voor een belangrijk deel verder moeten uitwerken, hebben de nu in de Begroting 2016 opgenomen kengetallen en prestatie-indicatoren in de meeste gevallen betrekking op het aanvaarde beleid. Wij verwachten dat wij een groot deel van onze ambities uit het Collegeakkoord 2015-2019 eind 2015/begin 2016 nader hebben uitgewerkt. Op dat moment
3
kunnen wij aangeven welke prestatie-indicatoren wij verbinden aan ons Collegeakkoord en hoe wij deze vanaf de Voorjaarsnota 2016 willen opnemen in de digitale monitor Groningen en in de Begroting 2017. 3. In de begroting zijn per programma kengetallen en prestatie-indicatoren (PI-en) opgenomen. - welke van deze kengetallen en PI-en zijn ten opzichte van de begroting 2015 nieuw? - en welke PI-en sluiten concreet en specifiek aan op de ambities die in het collegeprogramma staan vermeld. Kunt u deze aansluiting gespecificeerd aanduiden? Antwoord: Zoals uit vergelijking tussen Begroting 2016 en Begroting 2015 blijkt zijn geen nieuwe kengetallen opgenomen en is in een beperkt aantal gevallen sprake van nieuwe prestatieindicatoren. Dit is onder andere te verklaren vanuit het feit dat de ambities opgenomen in het Collegeakkoord nog nader moeten worden uitgewerkt in voorstellen (met doelen, activiteiten en prestatie-indicatoren). Deze voorstellen zullen veelal op een later moment (dit jaar) aan uw Staten worden voorgelegd, zoals verwoord is bij diverse onderwerpen in deze begroting. Indien uw Staten een uitspraak doen over kengetallen, die zij opgenomen willen zien in de begroting, kunnen deze vervolgens met de nieuwe prestatie-indicatoren uit eerder genoemde uitgewerkte voorstellen volgend jaar in de Begroting 2017 worden opgenomen. Zoals in de voordracht bij deze begroting staat opgenomen, is het streven om in de Begroting 2017 bij ieder thema (onderdeel programma) verbanden tussen hoofd- en subdoelen op te nemen in een doelenboom. Eventuele nieuwe kengetallen en prestatieindicatoren krijgen hierin ook een plaats. 4. Er is veel nieuw beleid aangekondigd in het collegeprogramma en de begroting. Daarvoor wordt in de programma’s geld beschikbaar gesteld. Tezelfdertijd wordt voor de dekking geput uit programmamiddelen in de vorm van bezuinigingen en taakstellingen. Voorts worden middelen aangewend uit reserves en (beperkt) nieuw geld ingezet dat uit externe bronnen afkomstig is. Kunt u gespecificeerd op programma- en themaniveau aangeven: - welke middelen u structureel uit het programma c.q. het thema put, door bezuinigingen of anderszins, om nieuw beleid te bekostigen en wat het volume aan middelen is dat u vervolgens per programma c.q. thema weer inzet om uw ‘nieuw’ beleid te realiseren? Kunt u daarbij per programma c.q. thema aangeven wat u, door het onttrekken van middelen c.q. bezuinigingen, niet meer realiseert en bekostigt? - welk incidenteel beleid uit de collegeperiode 2011 – 2015 niet wordt gecontinueerd of wordt voortgezet en dit per programma c.q. thema in bedragen specificeren en aangeven wat daardoor niet meer wordt gerealiseerd. En kunt u per programma c.q. thema aangeven welke bedragen incidenteel gedurende de periode 2015 – 2019 onder de noemer ‘nieuw’ beleid wordt ingezet en wat daarvoor wordt gerealiseerd? Antwoord: In bijlage 2 bij deel 4 van de Begroting 2016 (pagina 289-291) geven wij aan welke bezuinigingen er in de periode 2016-2019 worden doorgevoerd om de beleidsvoornemens in deze collegeperiode te kunnen bekostigen. De maatregelen die in 2015 worden genomen, met name het vrijspelen van middelen uit de reserves, hebben wij samengevat in de tabel op pagina 292. Een deel van de bezuinigingen betreft het vanaf 2017 op de nullijn zetten van subsidies, kredieten en beïnvloedbare materiële apparaatskosten. Deze maatregel werkt door in alle uitgaven in alle programma's.
4
Een deel van de middelen incidenteel nieuw beleid uit de collegeperiode 2011-2015 zal niet worden gecontinueerd. Dat betreft de volgende onderdelen: - verkeersonderzoek € 84.200 - gebiedsgericht beleid € 134.800 - promotie vestigingsklimaat € 84.500 - streekrekeningen € 100.000 - overheveling bouwblokken/maatmethode naar gemeenten € 125.000 - deregulering € 125.000 - versterking toeristische infrastructuur € 375.000 - innovatie en duurzaamheid € 375.000 - samenwerkingsverbanden Groningen-Niedersachsen € 50.000 - regio van de smaak (is opgegaan in het PLG) € 125.000 Een overzicht van het voorgenomen nieuw beleid 2016-2019 per programma treft u aan in bijlage 1 bij deel 4 van de Begroting 2016 (pagina 283-287). In deel 2 van de Begroting 2016 hebben wij - voor zover de voorstellen nu al kunnen worden uitgewerkt - aangegeven wat hiermee zal worden gerealiseerd. Begroting specifiek 5. Op pagina 24 schrijft u dat alle voornemens uit het collegeakkoord volledig zijn gedekt. U schrijft dat u nog wel nadere ambities heeft. Zijn dat geen voornemens uit het collegeakkoord? Zijn deze ambities geformuleerd nadat het collegeprogramma is opgesteld? Zijn dat ambities die door PS zijn geautoriseerd? Kunt u een limitatieve, gespecificeerde opsomming geven van deze ambities, inclusief een raming van de middelen die nodig zijn om deze ambities te realiseren? Kunt u aangeven welke maatschappelijke effecten u bij deze ambities nastreeft en welke prestatie-indicatoren u wilt gaan hanteren om de realisatie te meten? Kunt u een concrete, limitatieve opsomming geven van de ambities die u laat varen indien geen structurele meevallers optreden? Welke zijn dat? Antwoord: Onze ambities met betrekking tot het bedrijfsverplaatsingsfondsfonds, het fonds particuliere woning- en bedrijfsvoorraad en Eems-Dollard hebben wij al in onze Collegeakkoord 20152019 benoemd. Daarvoor zijn tot op heden echter nog geen middelen vrijgemaakt. Het streven is erop gericht dat alsnog te doen en uiterlijk in de Voorjaarsnota 2016 uitgewerkte voorstellen ter besluitvorming aan u voor te leggen. Op dat moment zullen wij aangeven welke doelen wij nastreven, welke resultaten wij wensen te behalen, welke activiteiten daarvoor moeten worden verricht en wat daarvoor de benodigde middeleninzet is. De ambitie met betrekking tot de provinciale meefinanciering is gelegen in het zo goed mogelijk benutten van rijks- en Europese middelen om meer projecten ter versterking van de economische infrastructuur van onze provincie mogelijk te maken. Indien er geen structurele meevallers optreden zal het vrijwel onmogelijk worden om bovengenoemde ambities volledig te realiseren. Zie ook ons antwoord op vraag 6. 6. Begrijpen wij het juist, uit onder meer het gestelde op pag. 49-3 van de voordracht, dat deze nadere ambities slechts gefinancierd en gerealiseerd kunnen worden uit structurele meevallers? Verwacht u structurele meevallers? Zo ja, welke zijn dat? Welk volume omvatten ze? Zo nee, laat u deze ambities dan varen? En hoe gaat u dat naar de burgers van Groningen communiceren, gelet op het gegeven dat door het formuleren en bekend maken van deze ambities wel verwachtingen zijn gewekt? Antwoord: Wij geven er de voorkeur aan deze ambities met structurele meevallers te financieren. Structurele meevallers geven meer zicht en kans op continuïteit van het beleid.
5
Jaarlijks zijn er drie momenten in de P&C-cyclus waarop het financiële perspectief wordt bijgesteld, te weten bij de Voorjaarsnota, de Begroting en de Integrale Bijstelling. Dan zal iedere keer moeten blijken of wij structurele meevallers kunnen verwachten en welke omvang deze hebben. Begin november 2015 presenteren wij de Integrale Bijstelling 2015. Dan zal voor de eerste keer in deze collegeperiode duidelijk worden of er structurele meevallers zijn te verwachten. Indien dat het geval is, zullen wij voorstellen doen om middelen beschikbaar te stellen voor de door ons benoemde ambities. Omdat deze collegeperiode een looptijd heeft tot 2019 vinden wij het te vroeg om nu al op voorhand structurele meevallers uit te sluiten. Het moment om onze ambities te laten varen is dan ook nog helemaal niet aangebroken. Zolang is er ook geen aanleiding om daarover met de burgers van Groningen te communiceren. 7. U schrijft dat u nadere ambities heeft ten aanzien van Lauwersoog. Hoe is dan te rijmen dat u 2,3 miljoen euro uit reserves bestemd voor Lauwersoog wegneemt ter dekking van de tekorten die na de Voorjaarsnota resteerden, blijkens het overzicht van pag. 169? U heeft gesteld dat u elke vorm van beleid met gemeenten en andere stakeholders wilde bespreken. Heeft u, gelet hierop, overleg gevoerd met de gemeente De Marne over de uitname uit de reserves bestemd voor Lauwersoog? Wanneer heeft dat overleg plaatsgehad? Is de gemeente De Marne akkoord gegaan met de uitname? Zijn de ondernemers in het gebied geraadpleegd? Zijn zij akkoord met de uitname? Antwoord: In de begroting blz. 293 hebben wij aangegeven dat ons aandeel voor een bedrag van € 13,8 miljoen zal worden weggezet door een bijdrage aan gemeente De Marne (via projectsubsidies) en € 2 miljoen door middel van een lening. Op deze wijze menen wij recht te doen aan het uitgangspunt dat wij ruim € 15 miljoen " investeren" in het Lauwersmeer. Inmiddels zijn al veel projecten geïnitieerd (zie hiervoor beantwoording van vraag 36 VVD). Wij hebben met gemeente De Marne -in juli en augustus- overleg gevoerd over de ambities voor de komende periode (fase 2 Lauwersoog), gelet op ons nieuwe beleid. Een voorstel hieromtrent - in overeenstemming met gemeente De Marne- verwachten wij nog in september a.s. af te ronden. De doelstellingen voor een werelderfgoedcentrum (slechtweervoorziening) en bijbehorende upgrading van de openbare ruimte worden in dit voorstel nader uitgewerkt. Wij komen hier later op terug: het project bevindt zich nu nog in de oriëntatiefase. De gemeente De Marne deelt onze visie dat de komst van een slechtweervoorziening/werelderfgoedcentrum prioriteit heeft. 8. Op pagina 260 stelt u dat voor het jaar 2016 1,1 miljoen euro extra wordt geraamd voor het Energieprogramma 2016 – 2019. Op pagina 104 van de begroting is het programma Energie en Klimaat zijn de doelen volledig oningevuld, afgezien van de 855,5 MW wind op land. Is het adagium ‘geld volgt beleid’ bij u bekend? Vindt u dat dit adagium navolging verdient? Vindt u het reëel om aan PS te vragen 1,1 miljoen voor nieuw beleid in dit programma te autoriseren, zonder dat ook maar enigszins duidelijk is wat er voor dat geld wordt gerealiseerd? Vindt u het naar de burgers van Groningen wel gerechtvaardigd om een reactie te geven op een begroting(sonderdeel) dat nog niet is ingevuld? Heeft het college, en meer in het bijzonder de portefeuillehouder, al enig idee wat er voor € 1,1 miljoen wordt gerealiseerd? Zo ja, wilt u, c.q. de portefeuillehouders, PS daarvan deelgenoot maken? Antwoord: Energie is een speerpunt van de provincie Groningen, dat we daar op in blijven zetten lijdt geen twijfel. Het huidige programma loopt tot en met 2015 en aan het nieuwe programma 2016 – 2019 wordt gewerkt. Om de continuïteit van onze inzet zo goed mogelijk te
6
waarborgen, hebben we er voor gekozen de lijn van de afgelopen jaren (in financiële zin) eerst door te trekken. In februari willen we u het nieuwe energieprogramma voorleggen. Vanzelfsprekend kunnen we er dan ook over spreken. 9. In uw collegeprogramma stelt u dat u fors extra middelen uittrekt voor Leefbaarheid. Op pagina 170 van de begroting lezen wij dat u ruim 6 miljoen euro aan gelabelde middelen voor ISV 3 uit de reserve Leefbaarheid inzet om de tekorten in de begroting te dekken. Is deze bezuiniging te rijmen met uw ambities? Antwoord: Gelden in de reserve Leefbaarheid zijn breder inzetbaar, dan op basis van het Beleidskader Stedelijke Vernieuwing Provincie Groningen 2010-2014 mogelijk was. De bredere inzetbaarheid voor de verbetering van de Leefbaarheid past in de ambities van het College. 10. Uit het overzicht op pag. 170 blijkt ook dat u 4 miljoen euro wegneemt uit de reserve ESFI bestemd voor de westelijke ringweg. Heeft hierover overleg plaatsgehad met de gemeente Groningen? Is de gemeente Groningen akkoord gegaan met deze uitname? Antwoord: Wij verwijzen u naar bladzijde 265 van de begroting waarin wij hebben aangegeven dat het beleid is om dit deel van de Ring Groningen aan te pakken nadat de ombouw van de Zuidelijke Ringweg is voltooid. De uitname van de € 9,3 miljoen uit de gereserveerde MITmiddelen voor de Westelijke Ringweg (besluitvorming VJN2014) zal (conform besluitvorming VJN2014) in het nieuwe MIT worden hersteld. Dit geldt evenzeer voor de uitname van aanvullend € 4,0 miljoen waarvoor wij u nu in deze begroting een voorstel hebben voorgelegd. Het totale beschikbare budget is dan weer € 35 miljoen (prijspeil 2009). Met deze middelen, eventueel aangevuld met de spaarmiddelen voor de aanpak van de Ring Groningen, is dit project in onze ogen afdoende gedekt. Dit project zal een plaats krijgen in het nieuwe MIT waarvoor wij aan het einde van deze collegeperiode met een opzet zullen komen. 11. In het collegeprogramma is gesteld dat u het milieutoezicht gaat intensiveren. Hoe verhoudt zich dat met de bezuiniging op wettelijke taken? Gaan daardoor minder middelen ingezet worden voor milieutoezicht? Vindt u het verstandig om te bezuinigen op grijs milieu, gelet op het gegeven dat niet 100% van de vergunningen binnen de wettelijke (sic) termijn verstrekt kan worden? Antwoord: -In het overzicht met de bezuinigingen op de wettelijke taken (tabel 0.4 op pagina 170) is te zien dat de bezuiniging op de wettelijke taken geen betrekking heeft op de productgroep toezicht en handhaving. Er zullen dus niet minder middelen in worden gezet voor het milieutoezicht. - De bezuiniging grijs milieu wordt vooral bepaald door de efficiencytaakstelling die met de oprichting van de ODG moet worden gerealiseerd, en staat los van het gerealiseerde percentage vergunningen. 12. In het verleden is gecommuniceerd dat de middelen voor wegonderhoud niet toereikend zijn om het noodzakelijk onderhoud te kunnen verrichten. U trekt hier geen extra middelen voor uit? Laat u dit hiaat in onderhoud en instandhouding voortbestaan? Antwoord: Voor het huidige Meerjarenprogramma Beheer en Onderhoud (2013-2016) is door Provinciale Staten (bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2013) geen extra geld beschikbaar gesteld om de onderhoudsachterstand in te lopen. Deze onderhoudsachterstand blijft dus voorlopig bestaan. Momenteel starten wij de
7
voorbereidingen van het Meerjarenprogramma provinciale infrastructuur 2017-2020. Dit MJP zullen wij in het najaar van 2016 aan u aanbieden ter vaststelling. In dit MJP zal uiteraard ook aandacht worden besteed aan de onderhoudstoestand van onze provinciale wegen en welke middelen wij in de komende periode daarvoor in willen zetten. 13. In uw collegeprogramma 2015 – 2019 heeft u forse ambities op het terrein van mobiliteit, infrastructuur en openbaar vervoer geformuleerd. Op pagina 264 zien wij een nadere beschouwing op die ambities. Klopt het dat u thans van oordeel bent, in afwijking van de ambities geformuleerd in het collegeprogramma, dat: - u beleidsvrije ruimte uit de BDU wilt inzetten voor een dekkend basisnetwerk OV? Zo ja, wat is de omvang c.q. bandbreedte van de middelen die u dan wilt gaan inzetten? Wat wordt dan niet meer bekostigd vanuit de beleidsvrije ruimte? Wat is de omvang van de beleidsvrije ruimte? Antwoord: Zoals wij op bladzijde 264 hebben aangegeven zijn wij voornemens om beleidsvrije ruimte in de BDU in te zetten indien dit nodig mocht zijn. Of een dergelijke bijdrage nodig is en welke omvang die bijdrage dan zal kennen zal in de komende periode onderzocht worden. Op bladzijde 263 hebben wij een inschatting gepresenteerd van de omvang van die beleidsvrije ruimte. -
u wilt een ‘Gratis OV-pot voor MBO-scholieren en doelgroepen bijv. Ouderen’. Wat is de omvang van de pot die u wilt creëren? Wat wordt daaruit dan precies gefinancierd? Wat wordt het beslag op de dekkingsbron beleidsvrije BDU? Hoe wordt dit verdeeld tussen deze ambitie en de ambitie van het dekkend basisnetwerk?
Antwoord: Zoals wij in de Begroting hebben aangegeven zal nadere uitwerking van deze ambitie in de komende periode meer zicht gaan bieden voor welke doelgroepen dit mogelijk zou kunnen gaan spelen. Pas dan kunnen we iets zeggen over de financiële gevolgen die hiermee annex zijn. Daarmee is het nu te vroeg om deze vragen te kunnen beantwoorden. -
Elektrificatie spoor. Welke middelen stelt u hiervoor tot 2019 beschikbaar? Waaruit wordt dit gedekt? U spreekt over additionele investeringsmiddelen van de provincie. In welk volume? Wat gaat u hiermee concreet realiseren tot 2019?
Antwoord: Zoals aangegeven in de begroting hebben wij een grote ambitie voor wat betreft duurzaam en innovatief vervoer. Daarbij hebben wij aangegeven dat niet alleen naar elektrificatie van het spoor wordt gekeken maar ook naar andere vormen van duurzaamheid en vergroening. Ook hebben wij gemeld dat het verder uitwerken van deze ambitie tijd vraagt. Vandaar dat wij de verwachting hebben uitgesproken dat het debat over de wijze waarop uiteindelijk nadere invulling van plannen op dit terrein eerst in de loop van deze collegeperiode zal kunnen plaatsvinden. Dit maakt dat wij op dit moment nog niet concreet kunnen aangeven wat er tot 2019 wordt gerealiseerd. Dat geldt ook voor het volume van additionele investeringsmiddelen. -
U wilt meer oplaadpunten bij OV-knooppunten. Waar wilt u deze precies realiseren. Wat zijn de kosten? Wat zijn de dekkingsbronnen. In welk tijdsbestek worden deze punten gerealiseerd? Is de genoemde dekkingsbron sluitend en toereikend?
Antwoord: Zoals aangegeven in de begroting vindt hier in de collegeperiode nog nader onderzoek naar
8
plaats. Ook hier geldt daarom dat wij op dit moment nog niet in staat zijn uw vragen te beantwoorden. -
U wilt het spoor doortrekken naar Emmen. U stelt dat dit eerst in het volgende decennium aan de orde is. Waarom heeft u dit dan opgenomen als doelstelling en ambitie voor een collegeprogramma dat betrekking heeft op dit decennium. Wat gaat u concreet in deze collegeperiode realiseren?
Antwoord: Wij hebben u gemeld dat dit een ambitie is voor de lange termijn die aansluit bij en een vervolg is op de ambitie om de spoorlijn Veendam - Stadskanaal te realiseren. Na afronding van de planuitwerking voor de spoorlijn Veendam - Stadskanaal willen wij, samen met onze Drentse collega's, een onderzoek starten naar het doortrekken van de lijn naar Emmen. Daar willen we in deze collegeperiode mee starten. -
U wilt veiliger spoorwegovergangen. U stelt dat de bekostiging moet komen uit projectbudgetten. Wat zijn de kosten van het veilig maken van alle spoorwegovergangen? Uit welke projectbudgetten wilt u dit financieren? Wat is de omvang van deze projectbudgetten. Waar zijn deze budgetten nu voor bestemd? Laat u die bestemming vallen? Wat is er concreet in 2019 gerealiseerd?
Antwoord: Wij kunnen, omdat we nu nog geen zicht hebben op de locaties die om een aanpak vragen, ook op deze vraag nu nog geen concreet antwoord geven. - U stelt dat u de N33 wilt verdubbelen naar de Eemshaven. Dat is de ambitie voor deze collegeperiode. Maar u stelt dat dit pas in het volgend decennium wordt gerealiseerd. Waarom dan opgenomen in programma dat tot 2019 reikt? Wat gaat u concreet in deze collegeperiode realiseren? Antwoord: Zoals u in ons collegeakkoord kunt lezen blijven wij onder meer investeren in de verdubbeling van rijksweg N33. Wij hebben dit in ons akkoord nader toegelicht door te stellen dat we zullen inzetten op de verdere verdubbeling tot aan Appingedam en op langere termijn de mogelijkheid van verdubbeling tot de Eemshaven. 14. In de tabel op pag. 266/267 presenteert u dekkingsbronnen. Wilt u uw ambities s.v.p. op geld zetten en deze confronteren met de mogelijke vrijval. Wilt u aangeven welke vrijval hard is en welke vrijval onzeker is? Wilt u aangeven of en in hoeverre u met stakeholders heeft overlegd over het laten vrijvallen en herbestemmen van middelen? Antwoord: In reactie op uw vraag 13 hebben wij duidelijk gemaakt dat het voor ons op dit moment nog niet mogelijk is prijskaartjes aan ambities te hangen. U zult begrijpen dat het daarmee op dit moment ook niet mogelijk is het door u gevraagde overzicht te leveren. 15. Klopt het dat u de ambities en de projecten op het terrein van OV en verkeersinfrastructuur van het vorige college onverkort handhaaft? Antwoord: Ervan uitgaande dat deze vraag betrekking heeft op de uitvoering van de projecten zoals die zijn ondergebracht in het RSP en het provinciale MIT kunnen wij deze vraag bevestigend beantwoorden. Daarbij tekenen wij wel aan dat wij voor het MIT-project verbeteringsmaatregelen Groningen-Zuidhorn opteren voor de uitvoering van een meer
9
gefaseerde en voorlopig minder ingrijpend maatregelenpakket. Wij hebben daar in de Begroting op bladzijde 263 melding van gemaakt.
10
Technische vragen VVD 1. De taakstelling van het College en de invulling zijn nog niet compleet ingevuld, welke Kredieten komen voor bevriezen en/of schrappen in aanmerking? Worden de mogelijkheden daartoe getoetst? Antwoord: De taakstellingen zijn in de Begroting 2016 volledig ingevuld. Op pagina 169 en 170 van de Begroting 2016 hebben wij in tabel 0.4 aangegeven welke kredieten voor bevriezen en/of bezuinigingen in aanmerking komen. De mogelijkheden daartoe zijn getoetst. 2. Aansluitend op de vorige vraag: kan het College een overzicht geven van de gemeenschappelijke regelingen die zij in dezelfde zin op het oog heeft? Antwoord: Het op de nullijn zetten van de accressen van onze bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen (GR) en verenigingen in 2018 en 2019 betreft: - OV-Bureau Groningen Drenthe - de Noordelijke Rekenkamer (DNR) - het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) - de vereniging Interprovinciaal Overleg (IPO) Aangezien de kosten van de Omgevingsdienst Groningen (ODG) vrijwel volledig uit personeelskosten bestaan hebben wij er voor gekozen onze bijdrage aan deze gemeenschappelijke regeling niet op de nullijn te zetten. 3. Het overzicht taakstelling en invulling behandelt een aantal categorieën met bijbehorende bedragen, zijn deze bedragen dat 6,1 ; 5,6; 23,8 etc. verwerkt in de meerjarenbegroting? (Zie overzicht verstrekt door gedeputeerde Brouns tijdens fractievoorzittersoverleg begroting). Antwoord: De in het verstrekte overzicht vermelde invulling van taakstellingen is volledig verwerkt in de Begroting 2016. 4. De BDU infra wordt overgeheveld naar het provinciefonds, wat betekent dit concreet voor de provincie Groningen? Antwoord: Overheveling van de BDU infra naar het Provinciefonds heeft geen financiële consequenties voor de Provincie Groningen. Momenteel wordt door de commissie Jansen het verdeelmodel Provinciefonds onderzocht. Hierbij wordt ook de integratie van de BDU in de algemene uitkering van het Provinciefonds betrokken. De commissie Jansen beoogt de verdeling van het Provinciefonds met minder maatstaven transparanter en eenvoudiger te maken. Het is onvermijdelijk dat de integratie van de BDU-middelen en de herziening van het verdeelmodel herverdeeleffecten met zich meebrengt. Op z’n vroegst zal pas aan het einde van dit jaar naar verwachting een eerste indicatie kunnen worden gegeven van financiële gevolgen voor onze provincie.
11
5. Waar in de begroting kunnen wij de cofinanciering voor de N33-midden van 80 miljoen euro terugvinden? Antwoord: Het bedrag dat aan provinciale cofinanciering bedraagt in totaal € 89 miljoen. Hiervan wordt € 78 miljoen gedekt uit MIT- en RSP gelden en € 11 miljoen uit BDU-sparen. De middelen voor dit project zijn nu nog niet opgenomen in de Begroting 2016. In het kader van de Voorjaarsnota 2016 zal de projectbijdrage in het kader van het MIT en het RSP – voor zover deze projectbijdrage in 2016 aan de orde is – door middel van een begrotingswijziging in de begroting voor de jaarschijf 2016 worden opgevoerd. 6. Er zit enige uitstel in het project Ring-West. Hoe is dit te rijmen met de wens van de gemeente Groningen om dit project naar voren te halen? Antwoord: Wij trekken voor wat betreft de aanpak van de Ring Groningen nauw op met het gemeentebestuur van Groningen. In dat verband zijn afspraken gemaakt om met de aanpak van de Westelijke Ringweg pas te beginnen als de ombouw van de Zuidelijke Ringweg is voltooid. De Westelijke Ringweg is nodig om het verkeer te kunnen verwerken tijdens de ombouw van de Zuidelijke Ringweg. 7. Kengetallen en prestatie indicatoren, kunt u aangeven op welke terreinen u bezig bent kengetallen en prestatie- indicatoren te ontwikkelen teneinde de controlemogelijkheden van de Staten te verbeteren ? Antwoord: Wij nemen het verder ontwikkelen van kengetallen en prestatie-indicatoren mee in de uitwerking van het voorstel voor een gewijzigde opzet en fasering van de P&C-cyclus. Zie het antwoord bij vraag 15. 8. Klopt het dat er geen geld is begroot voor deregulering ? Blz 156 Antwoord: In de collegeperiode 2011-2015 zijn er tot en met 2015 middelen beschikbaar gesteld voor deregulering. Wij hebben ervoor gekozen deze middeleninzet vanaf 2016 niet te continueren. Zie ook het antwoord op vraag 4 PvdA. 9. Hoe wilt u deregulering vormgeven en hoe kunnen de Staten daar een oordeel over vormen? Antwoord: Het vereenvoudigen van procedures en ontregelen, zo u wilt deregulering, is ook één van de doelen van dit college. Waar zich kansen voor doen om dit te realiseren gaan wij die benutten. We denken daarbij bv aan de Omgevingsvisie en al wat daarbij komt kijken, maar ook aan het project subsidies, dat binnenkort van start gaat en waarmee beoogd wordt tot een versimpeling van procedures te komen. Hierdoor kunnen subsidieaanvragers beter en sneller geholpen worden. 10. Waar is het Open Databeleid te vinden? 11. Wat is er begroot voor het Open Databeleid?
12
Antwoord (10 en 11): Om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden, prioriteiten en haalbare doelstellingen van open data per portefeuille wordt nog gewerkt aan het opendata beleid voor deze collegeperiode. Daarnaast achten wij het niet ondenkbaar dat open data in de uitvoering en op projectniveau toepassing vindt als basisprincipe, met als gevolg dat financiering ook op dat niveau zal plaatsvinden. Dat is waarom open data niet als aparte post in de begroting is opgenomen. 12. Welk effect hebben de keuzes van het College om meer geld te uit te lenen en meer fondsen in het leven te roepen op het benodigde weerstandsvermogen ? Is de inschatting van kans en impact verhoogd sinds 2011/2012/2013/2014/2015? Antwoord: De keuze om meer middelen in te zetten in de vorm van revolverende fondsen betekent dat er de komende jaren een hogere risicobuffer zal moeten worden aangehouden. Het vorige college heeft voorstellen aan PS voorgelegd om tenminste € 50 miljoen revolverend in te zetten. Daarvoor is in eerder stadium al € 10 miljoen afgezonderd om als risicobuffer (20%) te dienen. Het huidige college is voornemens om nog eens € 50 miljoen extra aan middelen revolverend uit te zetten. Daarvoor is een verdere verhoging van de risicobuffer nodig. Zo wordt in de jaren 2016-2019 jaarlijks € 2,5 miljoen (in totaal dus € 10 miljoen) apart gezet om deze risicobuffer (20%) verder te verhogen. 13. Er wordt gesproken over het risico van claims die ingediend worden door derden. Concreet wordt één zaak benoemd. Kunt u een overzicht verstrekken van mogelijke claims en de kans in percentages daarop die de provincie voor ogen heeft? Antwoord: Welke claims zich in de toekomst zullen voordoen kan nu niet worden voorzien. Door zorgvuldig te handelen en ons te houden aan wettelijke kaders en voorgeschreven procedures trachten wij toekomstige claims zoveel mogelijk te voorkomen. 14. Wanneer en waar kunnen we het monitoringsysteem t.b.v. aanbevelingen van de Noordelijke Rekenkamer in de P&C cyclus vinden? Antwoord: Met ingang van de Integrale Bijstelling 2015 zal dit onderdeel uitmaken van digitale monitor Groningen. 15. Op blz. 11 wordt gesproken over verandering in de fasering van de P en C cyclus. Op grond waarvan is dit besluit genomen en welke extra mogelijkheden gaan de Staten hierdoor krijgen? Antwoord: Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2015 in de Statencommissie Bestuur, Financiën en Veiligheid op woensdag 17 juni 2015 hebben wij aan Provinciale Staten toegezegd in de loop van dit najaar met een voorstel te komen voor een mogelijke wijziging van de opzet en fasering van de huidige P&C-cyclus. Bij het wijzigen van de opzet en fasering van de P&C-cyclus zullen wij bekijken in hoeverre de opzet van de P&C-documenten kan worden vereenvoudigd, de doorlooptijden van de P&C-documenten kunnen worden verkort en er meer gebruik kan worden gemaakt van digitale mogelijkheden.
13
Ons streven is daarbij gericht op: - een eenduidige structuur in alle documenten - een goede mix van hoofdlijnen en detail - een goede toegankelijkheid - meer nadruk op het beleid in plaats van op financiën - in rapportages ook prognoses geven Hierbij zullen wij goede voorbeelden van anderen betrekken. 16. Op blz. 13 wordt aangegeven dat een belangrijk deel van de ESFI-reserve wordt aangewend voor infrastructuur. Waarom wordt er dan 5,43 miljoen euro herbestemd voor leefbaarheid en 11,37 miljoen euro herbestemd naar de algemene reserve? Antwoord: Uw conclusie dat er € 5,43 miljoen van de reserve ESFI wordt herbestemd voor leefbaarheid is onjuist. In de Begroting 2016 wordt er een bedrag van € 5,43 miljoen aan de reserve Actieprogramma Werk, Energie en Leefbaarheid onttrokken (en dus niet aan de reserve ESFI) voor uitgaven in 2016 in het kader van het Actieprogramma Werk, Energie en Leefbaarheid. Deze geraamde uitgaven vindt u terug op pagina 119 bij productgroep 9104. Daarnaast spreekt u over een herbestemming van € 11,37 miljoen naar de Algemene reserve. In 2014 en 2015 zijn er de nodige middelen vrijgevallen (m.n. uit reserves) en die in 2014 en 2015 zijn/worden toegevoegd aan de Algemene reserve om daarmee de geraamde uitgaven in 2016 en volgende jaren voor een deel te kunnen bekostigen. Het is dus niet meer dan een herschikking van begrotingsruimte 2015 ten gunste van de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019. 17. N.a.v. blz. 14: kunt u aangeven wat de exploitatiebijdrage OV is? Hoe doen andere provincies dit ? Antwoord: Onze exploitatiebijdrage aan het OV bedraagt in 2015 in € 52,3 miljoen. De bijdrage betreft met name de bijdrage aan Qbuzz en Arriva voor het uitvoeren van het bus- respectievelijk het treinvervoer. Deze middelen worden bekostigd uit de BDU-middelen die wij vanaf 2016 via het Provinciefonds ontvangen. Voor zover ons bekend zetten andere provincie ook de BDU in om deze kosten te dekken. 18. Op blz. 24 staat dat er sprake is van een ingevulde bezuinigingstaakstelling. Dit kan alleen gerealiseerd worden als de taakstelling nader ingevuld wordt. Wanneer kunnen wij die nadere invulling tegemoet zien? Antwoord: Deze taakstellingen zijn in de Begroting 2016 ingevuld en verwerkt. Zie pagina 169 en 170 van de Begroting 2016. 19. Op blz. 34 staan uitgaven voor de GREX Blauwe Stad. Waar zijn deze uitgaven op gebaseerd? Antwoord: De lasten en baten Blauwestad zijn gebaseerd op de ramingen in de GREX2015 Blauwestad. Deze bedragen zijn reeds verwerkt in de Voorjaarsnota 2015.
14
20. Waarom zijn er geen streefwaarden betreft het aantal banen opgenomen bij de prestatieindicatoren op blz. 37, programma ondernemend Groningen? Is het College bereid deze alsnog vast te stellen? Antwoord: De streefwaarde is dat het aantal banen in de toeristische sector tenminste gelijk of groter moet zijn dan in het jaar daaraan voorafgaand. 21. De post leges is in verhouding een kleine bron van inkomsten. Welke kosten zijn er verbonden aan het verwerven van deze inkomsten? Antwoord: De post leges is inderdaad gering in verhouding tot de andere inkomstenbronnen van de provincie. De kosten verbonden aan de leges zijn in principe de personeelskosten verbonden aan het beoordelen van de vergunningaanvraag en het afgeven van de vergunning, de bijkomende overheadkosten en publicatiekosten e.d. Waarom is er geen post/ fonds voor snel internet op het platteland opgenomen in de begroting? Antwoord: Op dit moment werken wij samen met de Dialoogtafel en de Economic Board (de Dialoogtafel en Economic Board doen een revolverende investering van € 10 miljoen voor de aanleg van snel internet in het aardbevingsgebied) aan de uitwerking van een businesscase. Een businesscase die ons inzicht moet geven in de aanlegkosten van breedbandverbinding (glasvezel) voor de buitengebieden in onze provincie. De inwoners en bedrijven in deze gebieden beschikken nu niet over snel internet. Binnen deze businesscase wordt een aantal scenario's ontwikkeld, waarbij wordt gekeken naar financiële haalbaarheid van deze scenario's met de daarbij behorende risico's maar ook naar mogelijke financiële bijdrage van andere partijen (gemeenten, BNG), de snelheid van aanleg, de mogelijkheid om alle percelen aan te leggen en hoe inwoners en bedrijfsleven er bij te betrekken. Eind 2015 zullen we de businesscase aan de Staten presenteren. Uitvoering van de businesscase inclusief een financieringsvoorstel voorzien wij in 2016. Wat houdt de investering in snel internet/ breedband zoals geformuleerd op blz. 38 in? Antwoord: Naast mogelijke investering in de uitrol, afhankelijk van de uitkomsten van de businesscase zullen wij ook investeren in het proces. Uit onderzoek van de RUG (Dirk Strijker hoogleraar ruimtelijke wetenschappen) blijkt dat de lokale initiatieven in onze provincie om breedband aan te leggen, stokken. Dit vanwege gebrek aan slagkracht zowel financieel, organisatorisch als kennis (staatssteun, aanbesteding). Advies is een centrale rol voor de provincie, dit wordt ook aangegeven/gevraagd door de lopende initiatieven. Ook de eerste uitkomsten van de businesscase geven aan dat de provincie een centrale en actieve rol moet gaan vervullen als succesfactor om breedband in de buitengebieden te realiseren c.q. faciliteren. Dit vanwege de complexheid van het dossier: techniekkeuze, staatssteun, financiering, organisatie keuze, proces aanpak, aanbesteding en informeren stakeholders.
15
22. Blz. 47: waarom worden cofinanciering Kompas en RSP niet meer op projectniveau toegekend? Antwoord: Het is gebruikelijk dat in de oorspronkelijke begroting nog geen bijdragen op projectniveau worden geraamd voor onder meer Cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering, RSP, MIT e.d. Jaarlijks worden de projectbijdragen voor het eerst in de Voorjaarsnota in de begroting opgenomen. Bij de Integrale Bijstelling vindt er dan zo nodig nog een bijstelling van de ramingen plaats en in Rekening komt de realisatie op projectniveau in beeld. Wel is het zo dat in de begroting het jaarkrediet voor Provinciale meefinanciering is meegenomen. Vanuit de nog beschikbare middelen in de reserve Provinciale Meefinanciering en/of het jaarkrediet Provinciale Meefinanciering worden er projectbijdragen toegekend. 23. Op blz. 49-3 (aanbestedingsbrief) staat dat 50% van de structurele meevallers naar provinciale meefinanciering gaat en 50% naar het bedrijfsverplaatsingsfonds, Woningbouwfonds en Lauwersoog. Zijn deze laatst genoemde 50% eenmalige stortingen of structurele uitgaven? Antwoord: Structurele meevallers zullen conform deze beleidslijn leiden tot een ophoging van het jaarkrediet Provinciale Meefinanciering en het beschikbaar stellen van kredieten voor de overige genoemde ambities. Er zal dan tevens een besluit moeten worden genomen over de periode waarvoor deze extra middelen beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld voor de duur van deze collegeperiode of langer. 24. Blz. 52: Waarom vindt bij Fietsroute ‘Plus Groningen Winsum’ financiering plaats vanuit RSP-project bereikbaarheid Lauwersmeergebied? Antwoord: In reactie op deze vraag verwijzen wij u naar de voordracht 23/2013 die gaat over de herbestemming van de vrijgevallen RSP- en MIT-middelen en die op 26 juni 2013 door Provinciale Staten is behandeld. Op bladzijde 6 van deze voordracht komt de RSP- bijdrage aan deze Fietsroute Plus tot uitdrukking. Eerder hebben Provinciale Staten op basis van voordracht 39/2001 voor dit project een opname- en acceptatiebesluit genomen ten laste van het project Bereikbaarheid Lauwersmeergebied. 25. Blz. 60, m.b.t. 3103: Verkeersveiligheid gaat van 532 naar 0 en Actieplan Verkeersveiligheid blijft op 689. Hier zou toch 100.000 euro op bezuinigd worden in het nieuwe collegeprogramma? Antwoord: Het budget verkeersveiligheid dat van 532 naar 0 gaat betreft alleen de middelen die in 2014 voor dit doel zijn overgeboekt naar 2015. Het betreft zodoende eenmalige middelen. De structurele middelen voor verkeersveiligheid ziet u in de twee opvolgende regels in de tabel op pagina 60.
16
De bezuiniging van € 100.000 op verkeersveiligheid is in deze begroting als volgt ingevuld: - kleinschalige (verkeers)maatregelen € 27.300 - duurzaam veilig € 72.700. Zie bijlage 2 bij deel 4 van de Begroting 2016 (pagina 289). 26. Blz. 63, vierde aandachtspunt: De 2,6 miljoen euro extra ambitie is financieel niet ingevuld, hoe kan deze dan wel bij het uitvoeringsprogramma staan? Antwoord: De invulling van de € 2,6 miljoen bestaat uit twee onderdelen: € 0,5 miljoen voor het oppakken van de oude EHS contouren en de verbindingen tussen natuurgebieden. En € 2,1 miljoen voor het beschikbaar stellen van extra middelen voor het bestaande natuurnetwerk (voorheen EHS) ter compensatie van de verwachte stijging van de verwervingskosten door prijsstijgingen en voor de invulling van het landschapsconvenant. 27. Blz. 78, 6207: van waaruit wordt de ganzenschade vanaf 2016 e.v. gefinancierd? Antwoord: Ganzenschade valt vanaf 2016 onder het kopje Faunafonds. 28. Blz. 79, wat gaat naar schatting het ontwikkelen van een nieuw Groninger verdienmodel kosten? Antwoord: Het is op dit moment nog lastig om een schatting te maken van mogelijke ontwikkelkosten van een GVM voor de akkerbouw, ook al omdat de inhoud en de scope van een dergelijk model nog moeten worden bepaald. Er is in de afgelopen jaren een flinke investering gedaan in de ontwikkeling van het Groninger Verdienmodel voor de melkveehouderij. Deze investering heeft niet alleen betrekking gehad op de inhoudelijke ontwikkeling van het model, maar onder andere ook op de relatie met LTO en NMFG en de ontwikkeling van het frame, waarbinnen ook andere onderdelen van het Verdienmodel vorm kunnen krijgen. Bij de ontwikkeling van een Verdienmodel voor de akkerbouw kan hiervan gebruik worden gemaakt. Bovendien is de verwachting dat een dergelijk model minder omvangrijk zal zijn dan dat voor de melkveehouderij. De benodigde investering in een GVM voor de akkerbouw zal in de komende jaren naar verwachting dan ook lager zijn. 29. Blz. 96, van waaruit wordt onderhoud gesloten stortplaatsen vanaf 2016 gefinancierd? Antwoord: Het onderhoud, of beter de nazorg, van de gesloten stortplaatsen wordt, net als voorgaande jaren, uit het nazorgfonds betaald. Per abuis zijn deze cijfers niet in de begroting 2016 opgenomen. Dit zal hersteld worden bij de Voorjaarsnota 2016. 30. Blz. 102: Openbare orde en veiligheid is op 0 gezet, is dat niet langer een taak van de provincie? Antwoord: De provincies zijn tot en met 2014 belast geweest met de uitvoering van het programma Externe Veiligheid. Hiervoor ontvingen de provincies tot en met 2014 middelen via het Provinciefonds.
17
Daarnaast hebben Provinciale Staten in 2010 in het kader van de bezuinigingen 2011-2015 besloten om voor een aantal activiteiten op het gebied van openbare orde en veiligheid vanaf 2015 niet langer provinciale middelen beschikbaar te stellen. De enige activiteit waarvoor nu nog middelen beschikbaar worden gesteld betreft de risicokaart (€ 22.900 per jaar). 31. Blz. 169: De genoemde taakstellende bezuinigingen sluit aan bij de vraag op blz. 24. Is dit niet te vrijblijvend? Antwoord: In de Begroting 2016 blijkt dat alle taakstellingen kunnen worden ingevuld en dat er zelfs nog een vrije ruimte resteert van in totaal € 1,58 miljoen. Daardoor kan het flexibel budget in de periode 2016-2019 met € 0,4 miljoen per jaar worden verhoogd tot circa € 2,4 miljoen per jaar. Dit alles is financieel vertaald en verwerkt in de Begroting 2016. Hier is ons inziens geen sprake van vrijblijvendheid. Alle maatregelen zijn concreet benoemd en verwerkt. 32. Blz. 170: Tot welk bedrag zijn bezuinigingen ingeboekt die nog nader ingevuld moeten worden? Antwoord: Alleen voor de bekostiging van het traineeproject zal er een taakstelling nader moeten worden ingevuld. Bij het traineeproject gaat het in de Begroting 2016 om een bedrag van 2 x € 700.000. Afgesproken is deze taakstelling te betrekken bij de overige bedrijfsvoeringsopgaven. In het kader van de Integrale Bijstelling 2015 zullen wij naar verwachting goed zicht hebben op de verschillende bedrijfsvoeringsopgaven (w.o. traineeprogramma, afronding Taakstelling Formatiereductie, Vlootschouw, Informatievoorziening, participatiewet, huisvesting) alsmede op de daarmee gemoeide kosten en dekking daarvan. Op dat moment kunt van ons een uitgewerkt voorstel verwachten. 33. Op blz. 185 wordt aangegeven welk risico de provincie loopt door de borgstelling aan GSP. Hoe zou u de inschatting van de kans hierop van 12,5% kwantificeren? Antwoord: Eind 2014 is bij het periodieke onderzoek naar het weerstandsvermogen het risico vertaald naar een percentage van 2,5%. Aan een borgstelling zit altijd een zeker risico: voor voorziene risico’s, voor onvoorziene risico’s. Toch acht het college de kans op inroeping van de borgstelling klein. Dat blijkt onder meer uit het eigen vermogen van GSP NV dat eind 2013 €199 miljoen groot is en het feit dat de maximale borgstelling die bij de verzelfstandiging in 2013 is afgesproken, inmiddels is geslonken door temporiseringen van investeringen evenals meevallers bij aanbestedingen. En ook uit de meerjarenbegroting van GSP NV voor 2014-2018 blijkt dat er voor de komende jaren positieve resultaten worden verwacht en er wordt voldaan aan de verplichtingen jegens de financiers. Hiermee schat het college de kans dat de borgstelling wordt ingeroepen als zeer beperkt, 2,5%. 34. Waarom wordt op blz. 197 gesteld dat het risico van revolverendheid bij de Stichting Economic Board zich negatiever kan voordoen dan verondersteld? Op grond waarvan is deze conclusie getrokken? Antwoord: De provincie heeft zich gecommitteerd aan een bijdrage van € 32,5 miljoen aan de Economic Board, hiervan wordt € 22,5 miljoen à fonds perdu bijgedragen. De resterende € 10 miljoen
18
wordt revolverend ingezet voor de fondsen die de Economic Board gaat inrichten. Naar verwachting is de Economic Board minimaal een jaar bezig om vorm te geven aan deze revolverende fondsen. Deze periode is nodig om afspraken te maken met andere financierende partijen in deze fondsen en daarnaast om een goede structuur op te zetten voor deze fondsen die voldoet aan de Europese staatssteunregels. Vervolgens zullen deze fondsen gaan investeren in ondernemingen, het rendement van deze investeringen zal bepalend zijn voor de resultaten van de fondsen. De Economic Board heeft de ambitie om met deze fondsen juist daar te financieren waar de commerciële kapitaalmarkt er niet of niet alleen geld wil verstrekken aan ondernemers. De afgesproken terugbetaling is afhankelijk van te realiseren rendementen; deze zijn vanzelfsprekend slechts achteraf definitief vast te stellen, zodat pas over 10-20 jaar een inschatting te maken is over de gerealiseerde (mate van) revolverendheid. Daarom kunnen wij in de begroting nu ook niet nauwkeuriger aangeven welke risico's verbonden zijn aan dit deel van onze bijdrage aan de Economic Board. Voorlopig wordt het risico ingeschat op dezelfde wijze als het IFG (Investeringsfonds Groningen), jaarlijks zullen wij aan de hand van de voortgangsrapportages van de Economic Board bepalen of deze inschatting nog steeds adequaat is en de bijbehorende reservering indien noodzakelijk aanpassen. 35. N.a.v. blz. 293: het budget van 15,8 miljoen voor Lauwersoog, is daar al eerder 2 miljoen euro van afgehaald door het vorige College ? Antwoord: Voor provinciale cofinanciering van de nodige voorwaardenscheppende investeringen in het Lauwersmeer - met het accent op Lauwersoog - is een investeringskrediet beschikbaar gesteld van € 15 miljoen in de Voorjaarsnota 2012, in 2013 aangevuld met € 3,5 miljoen vanuit het Actieprogramma WEL. Bij de integrale bijstelling begroting 2014 is door herprioritering € 2,68 miljoen gekort op het krediet. 36. Op blz. 293 wordt gesproken over een restant investeringsbudget van 300.000 euro. Wat is de concrete invulling van de projecten in Lauwersoog? Kunt u daarvan een overzicht geven met de bijbehorende bedragen en de verschillen tussen de oorspronkelijke plannen van 2011 en de uitvoering daarvan aangeven? Antwoord: Wij hebben gewerkt volgens het Werkplan Lauwersoog 2013-2017. Van de daarin genoemde projecten museum Eb&Vloed en het vaarcircuit Om de Noord kon de financiering niet sluitend gemaakt worden. Provincie en gemeente De Marne hebben inmiddels de onderstaande projecten geïnitieerd. Een aantal van deze projecten is in samenwerking met andere publieke en private partijen tot stand gekomen. Het project Rondje Lauwersmeer verwachten wij eind september aan de staten voor te dragen. Het project Strandweg zit nog in de pijplijn.
19
Project Wachtvoorzieningen Robbengatsluis Interreg North Sea Fish (project Lauwersoog) Recreatieve Poort Lauwersoog Herinrichting Haven Lauwersoog Garnalencentrum Verkeersontsluiting Haven Lauwersoog (N361) Waddenkwartier (Nordshrimplocatie) Promotiecampagne Lauwersmeer 2014 - 2015 Rondje Lauwersmeer Ontwikkeling Meerzijde/Strandweg Totaal Investeringen
Status Afgerond Afgerond In uitvoering In uitvoering In uitvoering In uitvoering In uitvoering In uitvoering In voorbereiding In voorbereiding
Investering € 500.000 € 350.000 € 4.193.906 € 4.161.300 € 2.670.000 € 2.225.000 € 355.000 € 68.300 € 3.300.000 € 1.500.000 € 19.323.506
De genoemde projecten zijn al in uitvoering of worden binnenkort in uitvoering genomen. Naar verwachting kunnen al deze projecten in de periode van heden tot en met 2017 gerealiseerd zijn. Om de beschreven investeringen van € 19,3 miljoen te kunnen realiseren, is een bedrag van € 9,3 miljoen uit het investeringsbudget ingezet. De overige investeringen zijn gedekt door samenwerkingspartners en/of andere subsidies. 37. Blz. 294: wanneer is het fonds particuliere woningverbetering ingesteld en welke doelen dient het fonds? Waarom is dit fonds niet opengesteld? Antwoord: In ons Beleidskader Stedelijke Vernieuwing voor de periode 2010-2014 hebben wij € 3 miljoen gereserveerd voor de aanpak van de particuliere woningvoorraad in onze krimpregio’s. Doel is het bevorderen van een toekomstbestendig woningvoorraad. In 2011 hebben wij een Fonds Particuliere Woningverbetering ingesteld van waaruit “zachte” leningen kunnen worden verstrekt aan particuliere woningeigenaren voor de verbetering van hun woning. Dit fonds heeft een revolverend karakter. Het fonds is in eerste instantie opengesteld voor twee experimenten uit ons Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling in de gemeenten Veendam en Oldambt. En met de bedoeling om in een later stadium op basis van de opgedane ervaringen dit fonds voor de gehele krimpregio in onze provincie open te stellen. Deze pilots zijn inmiddels grotendeels afgerond. Afgelopen jaar zijn wij gestart met een experimenteerjaar voor de ontwikkeling van “Gronings Gereedschap”, gericht op een brede en structurele aanpak van de woningvoorraad in onze krimpregio’s. En daarbij zoeken wij naar draagvlak voor de oprichting van een fonds en de voeding ervan door ook andere partijen. De bedoeling is dat het huidige fonds dan door ons zal worden ingezet in het fonds voor deze verbrede aanpak van de woningvoorraad. 38. Blz. 294: er wordt voorgesteld 2,3 miljoen euro uit het convenant bedrijventerreinen te laten vervallen. De begroting is al eerder vastgesteld tot 2018. Is het college bereid hier duidelijk ruchtbaarheid aan te geven gezien te verwachtingen die gewekt zijn? Antwoord: De vrijval van € 2,3 miljoen betreft de middelen, ten laste waarvan nog geen formele toezeggingen zijn gedaan. Er zijn twee potentiële projecten waarover door het vorige college gesprekken zijn gevoerd. De werkwijze is tot nu toe als volgt. Ambtelijk vinden gesprekken plaats en worden voorstellen nader uitgewerkt. Daarna worden de concrete, definitieve voorstellen aan GS voorgelegd voor besluitvorming. Voor beide projecten is dit nu nog niet
20
aan de orde. Aangezien nu al bekend is dat in Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP) geen middelen meer beschikbaar zijn, is dit ambtelijk al aan de betreffende gemeenten doorgegeven. Hiermee is ruchtbaarheid aan de veranderde situatie gegeven. Indien PS dit wenst, kunnen we dit via een brief aan alle gemeenten kenbaar maken. 39. Blz 295/296: is de vrijval middelen IPR waar over gesproken wordt niet eerder een verschuiving van middelen? Antwoord: Er is eerder sprake van uitruil van middelen. De IPR-middelen zijn niet langer nodig voor het oorspronkelijk doel en kunnen worden gebruikt om nieuwe taakstellingen in te vullen. Omdat wij op een andere wijze middelen voor het arbeidsmarktbeleid beschikbaar hebben gesteld, kunnen wij aan de eerder met het ministerie van EZ gemaakte afspraak voldoen. Wij zijn daarmee in staat middelen voor nieuw beleid beschikbaar te stellen (onder andere voor het Leven-lang-lerenfonds).
21