Bijlage 1 – raadsnota ‘Heffingsmaatstaf rioolheffing’
Technische berekening van het tarief en de rioolheffing Inleiding De lasten voor het beheer en onderhoud van riolering en water worden via rioolheffing betaald door burgers en bedrijven. De termen die hier in de belastingwetgeving voor worden gebruikt zijn woning en niet-woning. Op dit moment wordt binnen de heffing onderscheid gemaakt tussen woningen en niet-woningen (bedrijven) in de heffingsmaatstaf. Zo wordt voor woningen een tarief berekend per woning en voor niet-woningen een tarief per medewerker. De heffingsmaatstaf voor niet-woningen is erg discutabel en nauwelijks controleerbaar op volledigheid. Controle op het aantal medewerkers dat bedrijven in dienst hebben is er arbeidsintensief. Proces Bij het opstellen van de begroting 2009 is besloten de gehanteerde heffingsmaatstaf tegen het licht te houden, in verband met de veranderingen in de Waterwet en de hierboven gesignaleerde risico’s met de heffingsmaatstaf medewerkers. In 2009 werd in Oosterhout een onderzoek verricht naar mogelijke heffingsmaatstaven en uitgangspunten die hierbij zouden kunnen gelden. Op basis van dit onderzoek werd besloten over te 3 gaan op de heffingsmaatstaf waterverbruik (m ). De verdere uitwerking van deze heffingsmaatstaf zou plaats vinden in 2010 en zijn effect krijgen in de begroting 2011. Gezien de complexiteit van de uitwerking en het ongelukkige moment van invoeren is bij het opstellen van de begroting 2011 besloten invoering van de nieuwe heffingsmaatstaf uit te stellen tot de begroting 2012. Waarom waterverbruik? Er zijn verschillende heffingsmaatstaven mogelijk. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om de Wozwaarde als heffingsmaatstaf te hanteren. De gemeente Oosterhout vindt het echter van belang dat er een relatie tussen verbruik en heffing bestaat. Het waterverbruik is onder gemeenten een veel gebruikte heffingsmaatstaf. Vastgestelde uitgangspunten In eerdere door u genomen besluiten is er een aantal uitgangspunten vastgesteld voor de heffingsmaatstaf. De heffingsmaatstaf moet toekomstbestendig zijn. Het is niet toegestaan jaarlijks de heffingsmaatstaf te wijzigen. De heffingsmaatstaf moet zorgen voor een transparante opbouw van de heffing. De perceptiekosten (kosten van administratie en inning) zo laag mogelijk houden. De kostenveroorzaker of profijthebber betaalt. De rioolheffing is ter bekostiging van de instandhouding en vernieuwing van het riool- en waterstelsel. De rioolheffing is niet bedoeld als beleidsinstrument, voor bijvoorbeeld het realiseren van milieubeleid.
pagina 1
Bijlage 1 – raadsnota ‘Heffingsmaatstaf rioolheffing’
Tarief type: degressief, vlak of progressief Om de rioolheffing te berekening kan gebruik worden gemaakt van verschillende soorten tarieven. Elk van deze tariefsoorten heeft zijn eigen kenmerken en voor- en nadelen.
Progressief Het tarief neemt toe als het waterverbruik hoger wordt. Het gevolg hiervan is dat grootverbruikers relatief meer betalen per m3 dan kleinverbruikers. Hierdoor is dit vooral een soort tarief dat gebruikt kan worden om het waterverbruik te verminderen door inzet van een financiële prikkel. Dit tarief kan prima gebruikt worden als de (variabele) kosten extra toenemen bij een hoger waterverbruik.
tarief
4 3 2 1 0 1
2 3 verbruik
4
1
2 3 verbruik
4
1
2 3 verbruik
4
5 4 tarief
Vlak Het vlak tarief is voor elke verbruikte m3 water gelijk. Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen klein- en grootverbruikers. Er wordt bij dit soort tarief geen rekening gehouden met relatie tussen verbruik en (variabele) kosten. Er is ook geen sprake van een (bewuste) financiële prikkel om beleid te realiseren.
5
3 2 1 0
5 4 tarief
Degressief Het degressief tarief neemt af als het waterverbruik hoger wordt. Het gevolg hiervan is grootverbruikers relatief minder betalen per m3 dan kleinverbruikers. Dit soort tarief gaat er vanuit dat de kosten niet rechtevenredig toenemen met het verbruik. Anders gezegd betekent meer verbruik niet direct ook meer (variabele) kosten.
3 2 1 0
Wij stellen voor gebruik te maken van een degressief tarief. Het degressief tarief doet het meeste recht aan de uitgangspunten zoals gesteld. Daarbij is dit het meest rechtvaardig omdat er geen rechtlijnige relatie tussen extra verbruik en extra (variabele) kosten is. Maximum verbruik Voor zowel het berekenen van het tarief als voor het heffen van de rioolheffing is het van belang om te weten of er een maximum verbruik van toepassing is of niet. Het is een keuze om wel of geen begrenzing aan te brengen door middel van een maximumverbruik. 70 verbruik in 1.000 m3
60
in heffing
w el of niet in heffing?
50 40 30 20 10 kleinverbruiker
middelverbruiker
grootverbruiker
pagina 2
Bijlage 1 – raadsnota ‘Heffingsmaatstaf rioolheffing’
Het gevolg van het niet instellen van een maximumverbruik is dat alle verbruikte m3 in de berekening betrokken worden, hierdoor zal het tarief iets dalen. De totale kosten worden dan door meer m3 gedeeld. De grootverbruikers zullen hierdoor aanzienlijk duurder uit zijn. Waarbij dan zeker de vraag aan de orde is of zij wel in redelijke mate extra profijt hebben van het riool. Het wel instellen van een maximumverbruik heeft tot gevolg dat het tarief iets hoger zal zijn, dit geldt voor alle gebruikers. De totale kosten worden dan door minder m3 gedeeld. Hiermee worden de lasten iets evenwichtiger verdeeld op basis van werkelijk profijt. Objectieve berekening van een grens, waarbij eigenlijk geen extra profijt meer optreedt, is niet mogelijk. Dit terwijl in de werkelijkheid na een bepaalde hoeveelheid m3 er geen extra kosten meer veroorzaakt worden. Begrenzing door middel van een maximum verbruik is dan ook rechtvaardig en zeker wenselijk. Dit sluit ook aan bij de wens vanuit recreatieve bedrijven. Wij stellen voor het maximum verbruik voor de berekening van het tarief en het heffen van de rioolheffing vast te stellen op 50.000 m3. Verbruiksklassen Om het voorgestelde degressieve tarief te kunnen berekenen en heffen moet er gebruik gemaakt gaan worden van verbruiksklassen. Door het indelen van alle verbruikers in verbruiksklassen kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende verbruikers voor de berekening van de tarieven en het heffen. De verbruiksklassen zijn naar vrijheid in te delen. Op basis van de Oosterhoutse situatie stellen wij voor om gebruik te maken van 10 verbruiksklassen. Zoals eerder voorgesteld is uitgegaan van een maximum verbruik van 50.000 m3. De indeling van verbruiksklassen met een aantal gegevens is in de onderstaande tabel gepresenteerd. klasse
Aantal
Werkelijk 3 m
Gemiddeld verbruik
0 – 499 *
24.498
-
-
500 - 1.000
90
60.158
668
1.001 - 1.500
40
48.195
1.205
1.501 - 2.000
8
14.670
1.834
2.001 - 2.500
12
26.965
2.247
2.501 - 5.000
20
68.599
3.430
5.001 - 10.000
10
68.147
6.815
10.001 - 25.000
8
101.569
12.696
25.000 - 50.000
3
102.073
34.024
> 50.000
2
233.876
116.938
24.691
724.252
Totaal
* In deze categorie zijn 23.113 woningen opgenomen en 1.385 niet-woningen (bedrijven)
pagina 3
Bijlage 1 – raadsnota ‘Heffingsmaatstaf rioolheffing’
Gewichten per verbruiksklasse Degressieve tarieven per verbruiksklasse kunnen alleen tot stand komen door onderscheid te maken tussen de verbruiksklassen. Voor het maken van het onderscheid wordt gebruik gemaakt van gewichten. Één verbruiksklasse krijgt het gewicht 1 toegekend, waarna het gewicht van lagere verbruiksklassen toeneemt en van hogere verbruiksklassen afneemt. Aangezien voor het maken van onderscheid de verbruiksklasse met het gewicht 1 het middelpunt vormt, stellen wij voor de klasse waarbinnen het gemiddelde verbruik valt dit gewicht toe te kennen. In de jaren 2006, 2008 en 2009 bleek het gemiddelde verbruik steeds te liggen binnen de verbruiksklasse 2.500-5.000. In de verdere uitwerking is deze verbruiksklasse dan ook het gewicht 1 toegekend.
Tarief in €
De stappen waarin het tarief toe- of afneemt ten opzichte van de vorige verbruiksklasse bepaalt de mate van degressiviteit, feitelijk herverdeling. Door hele kleine stappen te maken ligt het degressieve tarief dicht tegen een vlak tarief. Het heeft daardoor nauwelijks het beoogde effect. Hele grote stappen maximeren het beoogde effect, echter hierbij ontstaat direct het gevaar van een te zware verschuiving van de lasten naar kleinere verbruikers. Beide opties zijn weergegeven in de onderstaande grafiek. 4,00
Vlak
Degressief stap 2,5%
Degressief stap 20%
3,50 3,00 2,50
voorstel 10%
2,00 1,50 1,00 0,50 500 1.000
1.001 1.500
1.501 2.000
2.001 2.500
2.501 5.000
5.001 - 10.001 - 25.000 - > 50.000 10.000 25.000 50.000 verbruiksklasse (m 3)
Wij stellen voor om de stappen waarmee het tarief per verbruiksklasse toe- en afneemt vast te stellen op 10%. Hiermee verwordt het degressieve tarief geen verkapt vlaktarief en vindt er geen extreme verschuiving van lasten naar kleinere verbruikers plaats. Heffing individueel of per verbruiksklasse Voor het berekenen van het tarief en het heffen van de rioolheffing kan gewerkt worden op basis van de echte aantal verbruikte m3 per gebruiker of op basis van een vast bedrag per verbruiksklasse. 3
3
Het werken met werkelijke m leidt tot een prijs die per m per verbruiksklasse betaald moet worden. Hierdoor is er een grote mate van herkenbaarheid. Wel verhoogt het de kosten die gemoeid zijn met het berekenen en heffen van de rioolheffing. Ook vergroot dit de instabiliteit van de tarieven en inkomsten. Het zijn namelijk alleen verschuivingen tussen verbruiksklassen die effect hebben.
pagina 4
Bijlage 1 – raadsnota ‘Heffingsmaatstaf rioolheffing’
Door te werken met een vast bedrag per verbruiksklasse is de berekening en heffing van de rioolheffing eenvoudiger en goedkoper. De tarieven en inkomsten zullen stabieler zijn. Wel kan binnen 1 verbruiksklasse verschil ontstaan, iemand die onder in de verbruiksklasse valt is per m3 duurder uit dan iemand die boven in. Voorbeeld Een vast bedrag voor de verbruiksklasse 500-1.000 van € 1.000 leidt voor een onderneming met 3 3 3 een verbruik van 505 m tot een prijs van € 1,98 per m (€ 1.000 / 505 m ) en met een verbruik van 3 999 tot een prijs van € 1,00 per m . Om te komen tot vaste bedragen per verbruikscategorie is het van belang uit te gaan van een 3 standaard verbruik per verbruiksklasse. Dit standaard verbruik is het aantal m waarvoor iedere onderneming binnen de verbruiksklasse betaald. Daarom stellen wij voor dit standaard verbruik te 3 stellen op het midden van de betreffende verbruiksklasse met het maximum van 50.000 m .
klasse
0 – 500
Aantal
Werkelijk 3 m
Gemiddeld verbruik
Standaard 3 m voor klasse
Standaard 3 m totaal voor klasse
Gewicht
-
-
-
-
-
-
500 - 1.000
90
60.158
668
750
67.500
1,40
1.001 - 1.500
40
48.195
1.205
1.250
50.000
1,30
1.501 - 2.000
8
14.670
1.834
1.750
14.000
1,20
2.001 - 2.500
12
26.965
2.247
2.250
27.000
1,10
2.501 - 5.000
20
68.599
3.430
3.750
75.000
1,00
5.001 - 10.000
10
68.147
6.815
7.500
75.000
0,90
10.001 - 25.000
8
101.569
12.696
17.500
140.000
0,80
25.000 - 50.000
3
102.073
34.024
37.500
112.500
0,70
2
233.876
116.938
50.000
100.000
0,60
193
724.252
3.753
> 50.000 Totaal
661.000
Enkelvoudige of samengestelde heffing Het is mogelijk het vaste bedrag per verbruiksklasse te berekenen op basis van een tarief dat voor 3 het totale aantal standaard m geldt. Hiermee ontstaat een enkelvoudige heffing, een onderneming in de verbruiksklasse 5.001-10.000 betaalt een vast bedrag gebaseerd op 7.500 m3 vermenigvuldigd 3 met een tarief voor deze verbruiksklasse. De onderneming krijgt daardoor alle m die berekend worden tegen een lager tarief dan de voorgaande verbruiksklasse. De mogelijkheid bestaat ook om een samengesteld vast bedrag per verbruiksklasse te berekenen. Hierdoor betaald elke onderneming die in of boven de verbruiksklasse 1.501-2.000 vallen het zelfde tarief voor de eerste 1.750 m3. Het vaste bedrag per verbruiksklasse wordt dus samengesteld door het vaste bedragen van de voorgaande verbruiksklasse steeds op te tellen en te verhogen met een nieuw vast bedrag.
pagina 5