Techneco Toros combiwarmtepomp streeft gasketel voorbij Nederlandse marktvraag leidt tot nieuwe ontwikkeling Sinds een paar jaar komt grootschalige toepassing van (elektrisch gevoede) warmtepompsystemen in de woningnieuwbouw langzaam van de grond. Het begint erop te lijken dat het alternatief voor de gasketel serieus genomen gaat worden door de projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, energiedistributiebedrijven, installateurs en eindgebruikers. Dit mede dankzij de fiscale maatregelen en subsidies als de EIA en EPR. Terecht, want het rendement van een warmtepompsysteem kan, mits goed ontworpen, goed geïnstalleerd en op een juiste wijze gebruikt, tot twee maal zo hoog zijn als dat van zijn concurrent die met gas verwarmt … maar die niet kan koelen. Dát kan een warmtepomp wel en is een functionaliteit die bij de huidige woningontwerpen steeds meer gevraagd wordt. In dit artikel is een aantal mogelijkheden en aandachtspunten met betrekking tot combiwarmtepompen op een rij gezet. Daarbij is uitgegaan van de omstandigheden die we in Nederland vaak tegenkomen. De ervaringen die de auteur de afgelopen jaren op dit gebied heeft opgedaan, onder andere bij de ontwikkeling van een nieuwe combiwarmtepomp, vormen daarbij de rode draad. Een combiwarmtepomp (Figuur 1) is tegenwoordig - qua functionaliteit - meer dan een combiketel. Naast ruimte- en tapwaterverwarming hebben veel combiwarmtepompen ook een (optionele) koelfunctie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen actieve koeling (met de compressor) en passieve koeling (zonder de compressor), zoals verderop wordt toegelicht. In nieuwbouwprojecten is deze koelfunctie soms van doorslaggevende betekenis bij de keuze van voor een warmtepomp. Techneco zag de vraag naar een dergelijk combiproduct toenemen, onder andere door de strengere EPC-eisen en het breed gedragen warmtepompconvenant dat in 2000 werd afgesloten tussen overheid, Novem en de marktsector. Het bedrijf besloot hierop in te spelen door in eigen beheer een nieuwe warmtepomp te ontwikkelen. De belangrijkste reden daarvoor was hun overtuiging dat de Nederlandse marktvraag op dit gebied zo specifiek was, dat geen enkel beschikbaar product voornamelijk uit het buitenland - aan de gestelde wensen voldeed. Zo blijken de rendementseisen in Nederland, gesteld in het Kwaliteitskeur Warmtepompen, in vergelijking met de eisen in omringende landen relatief hoog te zijn. Daarnaast zijn het gebrek aan flexibiliteit en de afmetingen van de aangeboden producten vaak een te hoge drempel om tot toepassing over te gaan. Dit soort aspecten heeft Techneco geïnventariseerd alvorens tot een multifunctioneel ontwerp te komen dat zich vertaalt in diverse mogelijke configuraties. Deze configuraties worden hieronder besproken met een nadere belichting van het onderwerp koeling. Vervolgens komen nog een aantal andere belangrijke aandachtspunten bij de keuze voor een combiwarmtepomp aan de orde.
Figuur 1
1
Opbouw van een combiwarmtepomp.
Configuraties en koeling In onderstaande beschrijvingen zijn de specifieke eigenschappen en mogelijkheden van zeven verschillende configuraties aangegeven. De geïntegreerde elektrische naverwarmer komt in elke configuratie terug: zij maakt een standaard deel uit van de meeste combiwarmtepompen. De parallelle buffer en de extra (drukgeregelde) circulatiepomp bevinden zich buiten de warmtepomp en komen in de woningbouw niet veel voor. Meer hierover is te vinden in [1]. De behuizing van de warmtepomp is gedemarqueerd met een streep-stippellijn.
Figuur 3
Drie aspecten worden bij deze manier van koeling vaak over het hoofd gezien. 1. Het koelvermogen neemt gedurende het vorderen van de zomer steeds verder af; immers, de temperatuur van de bodem neemt gestaag toe. Dit effect wordt in meer of mindere mate gecompenseerd door de energieonttrekking voor tapwaterverwarming. Of er aan het einde van de zomer nog voldoende koelvermogen geleverd kan worden hangt af van zaken als de koelvraag, de tapwatervraag, de dimensionering van de collector, het type afgiftesysteem en de hoeveelheid warmte die in de voorafgaande winter aan de bodem onttrokken is. Vaak overtreft de verwachting van deze koelwijze de realiteit. 2. Het vorige punt in ogenschouw nemende is de koel-COP (Coefficient Of Performance), gedefinieerd als het geleverde koelvermogen gedeeld door de toegevoerde elektrische energie, niet zo hoog als soms beweerd wordt. Gedurende het koelseizoen neemt het rendement ook nog eens af, omdat de toegevoerde energie (voor circulatiepompen, regeling en beveiligingen) constant blijft bij afnemend koelvermogen. De koel-COP kan dalen van 20 aan het begin van het koelseizoen tot 10 of lager aan het einde. 3. Aangezien net na het stookseizoen de temperatuur in de bodemcollector laag zal zijn (temperaturen van rond de 0 °C komen voor), verdient het aanbeveling om één van de twee driewegkleppen een modulerende mengfunctie te geven. Hierdoor is het mogelijk om de aanvoertemperatuur naar het afgiftesysteem niet onder een minimale temperatuur te laten dalen (zie ook Configuratie 6).
Configuratie 1 (Figuur 2) Dit is de variant die door vele fabrikanten als "standaard" op de markt gebracht wordt voor ruimte- en tapwaterverwarming. Dit type warmtepomp kan niet koelen. De warmtepomp is voorzien van een verdamperpomp en een condensorpomp. Als bron dient een gesloten collectorsysteem, meestal in de bodem en gevuld met brijn (een water-glycol mengsel), ook wel een bodemwarmtewisselaar genoemd. Sommige warmtepompen hebben tevens één of twee (voor bron- en afgiftezijde) expansievaten ingebouwd. Dit biedt voordelen bij het n istallatiewerk. Nadeel is dat de afmetingen van het vat vastliggen terwijl de inhoud van het bron- en afgiftesysteem bij fabricage nog niet bekend zijn. Bovendien treden bij toepassing van een reversibele warmtepomp (Configuratie 3) grote temperatuurverschillen op in het collectorsysteem, waardoor het expansievat te groot wordt om in de behuizing van de warmtepomp te kunnen passen.
Figuur 2
Brijn/water, passieve koeling met interne omloopwarmtewisselaar.
Brijn/water, standaard.
Configuratie 2 (Figuur 3) Door een extra omloopwarmtewisselaar op te nemen kan het warmtepompsysteem met een bodemwarmtewisselaar zogenaamde passieve (of vrije) koeling leveren. Uiteraard is deze fabrieksmatig opgenomen binnen de behuizing van de warmtepomp, waardoor men zowel op ruimte als op kosten bespaart. De compressor komt niet in bedrijf. De bodem wordt enigszins geregenereerd (warmteterugvoer).
Geverifieerde onderzoeksresultaten over het effect van passieve koeling met een bodemwarmtewisselaar en de gevolgen ervan voor het jaarrendement van een warmt epompsysteem zijn de auteur onbekend. Het zou een welkome aanvulling op de bestaande kennis over warmtepompsystemen zijn. 2
Configuratie 3 (Figuur 4) Indien een nagenoeg constant, relatief hoog koelvermogen tijdens de zomer gewenst is, komt een reversibele warmtepomp voor installatie in aanmerking. Deze levert actieve koeling; het koudecircuit wordt intern via een vierwegklep omgekeerd en de compressor komt in bedrijf. Het geleverde koelvermogen en de koel-COP komen, globaal gezien, overeen met de nominale waarden die gelden voor verwarmingsbedrijf. Voor de koel-COP betekent dit een waarde van rond de 5. Typische temperaturen aan bronzijde (condensor) zijn 25 à 30 °C. De temperatuur aan afgiftezijde ligt, bij koppeling aan vloer- of wandverwarming, meestal tussen de 16 en 20 °C (zie "Koelregeling" verderop), maar ook veel lagere temperaturen zijn in dit geval mogelijk. Dit is zinvol bij gebruik van ventilatorconvectoren waarbij condensproblemen geen rol hoeven te spelen. In Figuur 5 is aangeven hoe actieve en passieve koeling zich tot elkaar verhouden.
Figuur 4
Configuratie 4 (Figuur 6) Deze optie is geschikt voor koppeling van een warmtepomp aan een waterdistributiesysteem met schoon water, terwijl geen koelfunctie gewenst is. Aangezien met een dergelijk bronsysteem relatief goedkoop koeling geleverd kan worden, zowel wat investering als exploitatie betreft, is er weinig vraag naar deze variant. De bron bestaat vaak uit centrale grondwateronttrekking en -injectie, een centrale scheidingswarmtewisselaar en een distributienet. In een enkel geval - en dan vanwege de risico's alleen bij individuele systemen - stroomt het grondwater direct over de verdamper. Vervuiling en uiteindelijk verstopping van de verdamper is echter vaak een reden om toch een demontabele, goed onderhoudbare scheidingswarmtewisselaar te plaatsen (Configuratie 5). Een interne verdamperpomp kan achterwege blijven. Configuratie 5 (Figuur 7)
Figuur 6
Brijn/water, actieve koeling met compressor.
In sommige gevallen wordt de scheiding van het centrale grondwatersysteem en het warmtepompsysteem op woningniveau uitgevoerd met een externe, onderhoudbare scheidingswarmtewisselaar. Het ontwerp van de grondwaterbron(nen), de injectieput(ten) en het grondwaterdistributiesysteem is eenvoudig en de kosten voor installatie en exploitatie ervan zijn relatief laag. Nadelen zijn de hogere kosten voor de woninginstallatie, het grotere ruimtebeslag in de woning vanwege de extra warmtewisselaar en het feit dat deze nu per woning onderhouden moeten worden.
Passieve en actieve koeling 12 Configuratie 2 en 3, brijn (30% glycol), retourtemperatuur afgiftesysteem 22 °C
Koelvermogen afgifte in kW
10 8 6 4 2 0 0
5
10
14
15
19
20
24
29
Water/water, zonder verdamperpomp.
34
Bronzijde, warmtepompintrede in °C Passief
Figuur 5
Actief
Vergelijking van passieve en actieve koeling bij verschillende temperaturen aan bronzijde. De retourtemperatuur uit het afgiftesysteem is in beide gevallen 22 °C. Bij passieve koeling is een vast type warmtewisselaar uitgangspunt, bij actieve koeling een vast type warmtepomp.
Figuur 7
3
Water/water, met pomp en externe warmtewisselaar.
verdamperscheidings-
In grote woningbouwprojecten komen we deze variant daarom meestal niet tegen. Mocht zij toch toegepast worden, dan is de stap naar passieve koeling (Configuratie 6) vervolgens snel gemaakt. Qua interne opbouw is Configuratie 5 gelijk aan Configuratie 1.
Configuratie 7 (Figuur 9) Deze variant is gebaseerd op Configuratie 5, maar heeft als uitbreiding een interne warmtewisselaar ten behoeve van passieve koeling. Hiermee is het afgiftesysteem hydraulisch gescheiden van het bronsysteem. De mogelijkheden voor bewaking van de aanvoertemperatuur tijdens koelbedrijf zijn gelijk aan die bij Configuratie 6. Indien er schoon water aan bronzijde naar de warmtepomp stroomt, hoeft de warmtewisselaar niet demontabel (dus onderhoudbaar) te zijn. Omdat veel collectieve waterdistributiesystemen inderdaad schoon water bij de woning aanleveren is dit systeem de multifunctionele oplossing voor de moderne nieuwbouwwijk met warmtepompen. Verwarming, koeling en tapwaterbereiding gecombineerd in één compact apparaat: wat wil een mens nog meer?
Configuratie 6 (Figuur 8) Met behulp van twee omloopleidingen en twee driewegkleppen maakt men van Configuratie 5 eenvoudig een passieve koelmachine, vergelijkbaar met Configuratie 2. Het is daarbij belangrijk om in de gaten te houden welke watertemperaturen aan bronzijde ten behoeve van koeling worden aangeboden. Zijn deze lager dan 15 °C - wat meestal het geval is - dan is het bij toepassing van vloer- of wandverwarming noodzakelijk om de aanvoertemperatuur niet onder een bepaalde minimale temperatuur te laten dalen, in verband met mogelijke condensvorming. Dit kan onder andere op de volgende twee manieren. 1. Door één van de twee driewegkleppen een modulerende mengfunctie te geven zoals bij Configuratie 2. Hierbij is aan bronzijde de volumestroom naar de warmtepomp toe constant. De warmt epomp uittredetemperatuur aan bronzijde zal variëren afhankelijk van de warmt eafname in het afgiftesysteem. 2. Door het debiet aan bronzijde met een modulerende tweewegklep te variëren. Voordeel is dan dat het energieverbruik aan bronzijde zal dalen doordat de (frequentiegeregelde) centrale distributiepompen op een lager toerental kunnen gaan draaien bij het afnemen van de koudevraag. Bij een individuele bron kan men de tweewegklep achterwege laten en de (frequentiegeregelde) onderwaterpomp direct afhankelijk van de koudevraag aansturen. Vanwege de relatief hoge investerings- én exploitatiekosten komt laatstgenoemde individuele uitvoering niet veel voor. Configuratie 2 is dan meestal een betere keuze.
Figuur 8
Figuur 9
Water/water, zonder verdamperpomp en passieve koeling via omloopwarmtewisselaar.
Tapwaterverwarming Hoewel het energetisch niet altijd de beste oplossing is kan men de combiwarmtepomp - beschouwen als het meest gevraagde en succesvolle warmtepomptype in de woningbouw. Uitgangspunt is daarbij dat de warmtevoorziening volledig door één of meerdere warmtepomp(en) verzorgd wordt. Installatiegemak, ruimtebeslag en investeringskosten hebben in de vergelijking met gescheiden warmteopwekking (warmtepomp en een lucht/water warmt epompboiler als te zien in Figuur 10) de doorslag gegeven. Bovendien gebruikt de combiwarmtepomp over het algemeen een bodemgekoppelde bron, waardoor HR-warmteterugwinning in een gebalanceerd ventilatiesysteem mogelijk blijft. Bij toepassing van een warmtepompboiler op ventilatieretourlucht vervalt deze optie: de retourlucht bevat te weinig energie om deze twee keer achter elkaar te kunnen gebruiken. Men dient echter bij de keuze voor een combiwarmtepomp zeker betreffende de tapwaterbereiding alert te blijven, voornamelijk aangaande de volgende twee aspecten.
Water/water, met verdamperpomp, externe scheidingswarmtewisselaar en passieve koeling via omloopleidingen. 4
gezet om de laatste 5 tot 10 °C temperatuurverhoging te kunnen bereiken. Dit drukt behoorlijk op het rendement en de energiekosten van de tapwaterbereiding. Het verschil ten opzichte van tapwaterbere iding met alleen de compressor kan oplopen tot 30% [3]! Nu kan het zijn dat deze warmt epompen vanwege hun type compressor en koudemiddel een hoger rendement bereiken bij lagere aanvoertemperaturen dan andere combinaties. De vraag is of dit opweegt tegen de rendementsdaling door gedeeltelijke elektrische tapwaterbereiding. Een interessant onderzoeksonderwerp. Maar ook zonder elektrische naverwarming is tapwaterbereiding met een warmtepomp een heikel punt. Naarmate de afgiftetemp eratuur hoger wordt (bij de condensor) neemt de COP van een warmtepomp snel af. Bij afgiftetemperaturen boven de 55 °C gaat deze rap richting de 2,5. Met een rendement van een elektriciteitscentrale van 0,4 levert dit een totaalrendement op van 2,5 * 0,4 = 1, ofwel 100% ten opzichte van primaire energietoevoer. Nog altijd beter dan een gasketel maar niet véél beter meer. Nu geldt echter wel dat tijdens het opwarmen van het tapwater de COP bij lage tapwatertemperaturen veel hoger ligt. Uiteindelijk gaat het om het totale opwarmtraject. In Nederland wordt het rendement van tapwaterbereiding bepaald volgens een door TNO geschreven protocol over een opwarmtraject van 10 tot 55 °C. Wil men aan de kwaliteitseisen van het Kwaliteitskeur Warmtepompen voldoen, dan dient de COP bij gebruik van bodemwarmte (van 5 °C) op minimaal 2,0 te liggen. Bij een (grond)waterbron van 10 °C is de minimale COP gesteld op 2,2.
Figuur 10 Tapwaterverwarming met een lucht/water warmtepompboiler. Tapwatertemperatuur In 2002 is de nieuwe NEN 1006 definitief bekrachtigd. Deze stelt voor de gebruikelijke woninginstallaties dat aan het tappunt een minimale watertemperatuur van 55 °C gehaald moet kunnen worden [2]. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de installateur/aannemer/projectontwikkelaar. Het behoeft echter geen betoog dat het apparaat dat voor de tapwaterbereiding zorgt, slechts dan met goed fatsoen inzetbaar is wanneer tapwaterbereiding tot minimaal zo'n 58 °C mogelijk is. De 3 °C overtemperatuur is dan beschikbaar voor de leidingverliezen. Indien men helemaal aan de veilige kant wil gaan zitten kan men uitgaan van een gewenste tapwatertemperatuur van 60 °C. Dit is een kritisch punt voor warmt epompsystemen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Regeling Om de diverse elektrische onderdelen waaruit een combiwarmtepomp bestaat op de juiste manier te kunnen aansturen is een geavanceerde regeling nodig. Zeker bij een combiwarmt epomp met optionele actieve of passieve koelfunctie loopt het aantal benodigde in- en uitgangen behoorlijk op (Figuur 11). De regeling is het hart van de warmt epomp en is bepalend of een goed ontworpen systeem de rendementen haalt die men zou mogen verwachten. Bovendien is zij belangrijk bij het voorkomen, automatisch opheffen en analyseren van storingen. Een kritische houding ten opzichte van de warmtepompregeling is dus zeker op zijn plaats.
Rendement van tapwaterbereiding Om tapwater van 60 °C te maken dient, afhankelijk van het type warmtepomp, de afgiftetemperatuur vanwege de warmteoverdracht in een warmtewisselaar soms nog hoger te zijn dan 60 °C. Sommige combinaties van type compressor en koudemiddel kunnen deze hoge temperatuur niet leveren. Een elektrische naverwarmer wordt dan n i5
Recente ontwikkelingen In het verleden wilde men nog wel eens gasketelregelingen "ombouwen" tot warmtepompregelingen door toevoeging van componenten als (tijd)relais en extra thermostaten. Men kwam vaak temperatuursensoren tekort (vooral voor de bronzijde) en een koelregeling was een separate toevoeging die niet altijd optimaal communiceerde met de hoofdregeling. Tot overmaat van ramp waren de teksten op het display van de regeling dan ook nog in een vreemde taal (meestal Duits) en Nederlandstalige handleidingen bleken schaars. Een serieuze warmtepompleverancier in Nederland heeft als het goed is die tijd achter zich gelaten. De moderne warmtepompregeling combineert alle functionaliteiten, zorgt voor temperatuurbewaking aan bron- en afgiftezijde, is flexibel, eenvoudig instelbaar voor de installateur en vraagt weinig tot niets van de eindgebruiker. Alleen door een regeling specifiek voor warmtepompen te ontwikkelen kan men aan bovenstaande eisen voldoen. Daarbij heeft een goede regeling ook slimme energiebesparende mogelijkheden die het totaalrendement van het warmtepompsysteem kunnen verhogen.
Mocht de interpretatie van verwarmings- en koelseizoen voor de warmtepompregeling en de naregeling niet gelijk zijn, dan krijgt men de onbevredigende situatie dat in de winter de kleppen open gaan (of blijven) terwijl de warmtepomp nog koelt of nog niet verwarmt (het was te koud, maar het wordt dus nog kouder). In de zomer kunnen ze open gaan (of blijven) terwijl de warmtepomp nog verwarmt of nog niet koelt (het was te warm en het wordt dus nog warmer). De regeling van de warmtepomp dient dus een mogelijkheid te hebben voor koppeling aan de naregelingen in de diverse ruimten om dergelijke problemen te voorkomen. Een tweede aspect dat aandacht verdient bij toepassing van koeling is de vorming van condens in het afgiftesysteem. Dit speelt vooral een rol bij vloer- of wandverwarming. Wat betreft het leidingwerk en de appendages kunnen we kort zijn: met dampdichte isolatie behoort het overgrote deel van de condensproblemen tot het verleden. Maar ook op de vloer of tegen de wand kan zich bij te lage oppervlaktetemperaturen condens vormen. Een dauwpuntsregeling is daarvoor de mooiste oplossing. Deze is echter duur en goede implementatie in een warmtepompregeling is complex. Bovendien zou er in elke ruimte met naregeling één aanwezig moeten zijn: in de woningbouw vooralsnog een onhaalbare kaart. Men kan condensvorming echter ook afdoende voorkomen door de aanvoertemperatuur te bewaken. Hierover bestaat een aantal misverstanden. De belangrijkste daarvan is dat de aanvoertemperatuur niet onder de 18 °C zou mogen komen. Degenen onder ons die er wel eens een Mollier-diagram op na hebben geslagen weten dat het niet zo eenvoudig ligt. Zonder hier dieper op de kwestie in te gaan kan men stellen dat een aanvoertemperatuur van 15 °C bij een buitentemp eratuur van 23 °C, lineair oplopend tot een aanvoertemperatuur van 22 °C bij een buitentemperatuur van 30 °C een veilige manier is om, ook bij hoge luchtvochtigheden, condensvorming op vloer of wand te voorkomen (zie Figuur 12). We spreken dan van een koellijn (in tegenstelling tot een stooklijn) en deze is relatief eenvoudig in de software van een warmtepompregeling te programmeren. Zo kan men onder alle omstandigheden, droog, een hoog koelvermogen leveren.
Figuur 11 Regelpaneel van een combiwarmtepomp met ruimteverwarming, ruimtekoeling én tapwaterverwarming. Koelregeling Eén van de problemen waar men bij koeling met een warmtepomp tegenaan liep, is de communicatie tussen de warmtepompregeling en de naregelingen in het afgiftesysteem. Immers, tijdens het verwarmingsseizoen dienen de kleppen in het afgiftesysteem open te gaan als te ruimtetemperatuur te laag wordt en weer dic ht als het gewenste temperatuurniveau bereikt is. Tijdens het koelseizoen verloopt deze procedure precies andersom (te koud: dicht; te warm: open). 6
opstellingsruimte (positie ten opzichte van wanden, materiaal van wanden) en de afstand tot de geluidsbron (zie Tabel 1). Dit zijn gegevens die vaak niet bij de specific aties worden genoemd en ook nog eens verschillend zijn bij verschillende warmtepomplevera nciers. Daarom dient men - zeker bij een onderlinge vergelijking - altijd naar het geluidvermogenniveau te vragen. Is het geluidvermogenniveau bekend, dan kan men, kijkend naar de opstellingsruimte en de gebruikte bouwmaterialen, bepalen of de warmtepomp een bron van geluidsoverlast zou kunnen zijn. Daarbij is het zinvol om niet alleen het gewogen geluidvermogenniveau te weten, maar ook het geproduceerde geluidsvermogen bij verschillende frequenties (zie Figuur 13). Een geluidsspecialist kan dan beoordelen of aanvullende bouwkundige maatregelen nodig zijn en, zo ja, welke. Hiermee is de tweede manier genoemd om geluidsklachten te voorkomen.
Oplopende koellijn 30 28
T_a1 = 15 °C T_a2 = 22 °C
Regeltemperatuur in °C
26 24 22
T_a2
20 18 16 14
T_a1
12 10 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 Buitentemperatuur in °C
Figuur 12 Instelbare koellijn in een warmtepompregeling om (indirect) de kans op condensvorming te minimaliseren.
Geluid
Geluidvermogen per frequentie; A-gewogen: 41 dB
Eén van de redenen waarom warmt epompen bij sommigen een negatieve associatie oproepen is het geluidsprobleem dat ze in bepaalde projecten hebben veroorzaakt. Inmiddels is dit aspect onderkend en wordt geluidsoverlast op twee manieren voorkomen. Ten eerste door te kiezen voor een moderne combiwarmtepomp met een gewogen geluidvermogenniveau van niet meer dan circa 50 dB(A). Bij het opvragen en vergelijken van de geluidsspecific aties maakt men nog wel eens de fout om het geluidvermogenniveau te verwarren met het geluiddrukniveau, waarschijnlijk omdat het beide dimensieloze grootheden zijn. Het geluidvermogenniveau is een grootheid die onafhankelijk is van externe omstandigheden. Het geluiddrukniveau is afhankelijk van de
45 Geluidvermogen in dB
40 35 30 25 20 15 10 5 0 63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
Frequentie in Hz
Figuur 13 Typisch voorbeeld van het geluidsspectrum van een (zeer stille) warmtepomp. De A-weging compenseert de gevoeligheid van het menselijk gehoor voor de verschillende frequenties.
Geluidvermogenniveau 45 dB(A), invloed wandeigenschappen niet verdisconteerd Afstand tot geluidsbron in m Geluiddrukniveau in dB(A) Vrije opstelling Wandopstelling Hoekopstelling 1 37 39 40 2 31 33 34 3 27 29 30
Tabel 1
Het effect van opstelling en afstand bij de omrekening van geluidvermogenniveau naar geluiddrukniveau. 7
Conclusie
LITERATUUR
Het is niet eenvoudig om te voldoen aan alle eisen en wensen die de Nederlandse markt voor een combiwarmtepomp aandraagt. Techneco heeft de stap durven zetten om deze uitdaging aan te gaan. Het resultaat van twee jaar ontwikkeling is nu daar en te zien in Figuur 14 en Figuur 15: de Techneco Toros combiwarmtepomp. Alle bovengenoemde configuraties zijn leverbaar binnen een behuizing van 60 x 60 x 190 cm en er is een volledig nieuwe regeling ontwikkeld. Tec hneco is klaar voor de toekomst.
1. Allard van Krevel, "Installatieconcepten warmtepompen: theorie en praktijk"; Verwarming en ventilatie, nummer 7/8, juli/augustus 2000. 2. Nederlandse norm NEN 1006 (nl); "Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI-2002)", januari 2002. 3. Allard van Krevel, "Warm tapwater met warmtepompen: een "hot item""; Verwarming en ventilatie, nummer 2, februari 2001.
Allard van Krevel, Techneco BV, 11 augustus 2003 Dit artikel verscheen eerder onder "Marktvraag aanzet verdere ontwikkeling combiwarmtepomp" in Verwarming en Ventilatie, nummer 9, september 2003.
Figuur 14 Foto van de Techneco Toros combiwarmtepomp. Afmetingen: B x D x H = 600 x 600 x 1900 mm. 8
Figuur 15 Het koudecircuit volgens configuratie 1. Er is bij het ontwerp veel aandacht besteed aan flexibiliteit en installatiegemak. De combiwarmtepomp kan bijvoorbeeld zowel vanaf links als rechts aangesloten worden. Dit is één van de aspecten die vanuit de marktvraag naar voren is gekomen. Daarnaast biedt de modulaire opbouw voordelen bij transport (in delen), plaatsing en onderhoudswerkzaamheden.