FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
‘Te druk voor penitentiaire beambten?’ Kwalitatief onderzoek naar factoren van ervaren werkdruk binnen de gevangenis van Vorst
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00807230) Thielemans An-Katrien
Academiejaar 2009-2010
Promotor: Vander Laenen Freya
Commissarissen: Balcaen Annelies Lammens Wim
Trefwoorden -
Penitentiair beambte
-
Werkdruk
-
Stress
-
Burnout
-
Kwalitatief onderzoek
II
Woord vooraf Deze masterproef is het afsluitende deel van de opleiding Criminologische Wetenschappen die ik op twee jaar tijd volbracht. Net zoals de voorbije twee jaar, maakte dit werk mij heel wat ervaringen rijker, maar kostte het mij ook de nodige moeite om het tot een mooi einde te volbrengen. Zonder de hulp en steun van een aantal mensen zouden zowel mijn opleiding tot criminologe als deze masterproef niet tot hetzelfde resultaat geleid hebben. Daarom dank aan… Mijn ouders, voor de kans die ze mij gaven om er na het behalen van mijn eerste diploma nog een opleiding bij te doen. Zonder hen zou ik geen Criminologie gestudeerd hebben en deze ervaring hebben gemist. Ook wil ik hen bedanken voor het nalezen van dit eindwerk en het te voorzien van de nodige commentaren. Mijn promotor, Prof. Dr. Freya Vander Laenen, wiens deur altijd openstond als ik even in paniek sloeg. Zij hield mij op het rechte pad bij het schrijven van dit werk en haar kritische commentaren hielpen mij heel wat verder. De directie van het arresthuis van Vorst, met in het bijzonder Peter Pletincx en Marleen De Groot. Zij hielpen mij aan respondenten en toonden mij de weg binnen de gevangenis. De geïnterviewde penitentiaire bewakingsassistenten, voor hun vrijwillige
en openhartige
medewerking. Zonder hen waren mijn resultaten nooit tot stand gekomen. Mijn opa, voor het heen en weer rijden tussen Humbeek en het arresthuis van Vorst zodat ik stressvolle verkeerssituaties kon vermijden. Eddy en Thijs, want zonder hun hulp hadden er in dit werk nog heel wat spellingfouten gestaan en zou de lay-out niet zo verzorgd zijn. Mijn zus, voor alle jaren dat ze er op eender welk moment voor mij staat. Zonder haar steun, maar ook humor, zou ik mij bij het schrijven van dit werk niet zo ontspannen hebben gevoeld. Matthias, omdat ik door hem heb doorgezet om dit werk binnen een redelijke termijn tot een goed resultaat te volbrengen. Enkel hij kon mij troosten en terug recht helpen op momenten dat ik het geloof in een goede afloop ervan begon te verliezen. An-Katrien Thielemans, 8-08-2010
III
Inhoudsopgave Algemene Inleiding .................................................................................................................................. 1 A.
Basisidee en motivatie ................................................................................................................ 1
B.
Probleemstelling.......................................................................................................................... 2
C.
Opbouw ....................................................................................................................................... 3
D.
Onderzoeksmethode en bronnen ............................................................................................... 4
DEEL I: ...................................................................................................................................................... 6 VERKENNING VAN HET CONCEPT WERKDRUK ........................................................................................ 6 Inleiding ............................................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 1: De term werkdruk .......................................................................................................... 8 Hoofdstuk 2: Beschrijving van de fenomenen stress en burnout ....................................................... 9 2.1 Stress ......................................................................................................................................... 9 2.2 Burnout .................................................................................................................................... 10 2.3 Fasen in het burnout proces.................................................................................................... 12 Hoofdstuk 3: Stress en burnout herkennen ...................................................................................... 14 3.1 Stress herkennen ..................................................................................................................... 14 3.2 Burnout herkennen ................................................................................................................. 15 Hoofdstuk 4: Stress en burnout bij penitentiair bewakingsassistenten ........................................... 17 Besluit ............................................................................................................................................ 20 DEEL II: ................................................................................................................................................... 21 DE PENITENTIAIR BEWAKINGSASSISTENT EN WERKDRUK: BEVINDINGEN UIT DE LITERATUUR .......... 21 Inleiding ............................................................................................................................................. 22 Hoofdstuk 1: Het beeld van de penitentiair bewakingsassistent...................................................... 24 1.1
Inleiding ............................................................................................................................. 24
1.2
Naamswijziging en voorwaarden voor aanwerving .......................................................... 25
1.3
Opleiding tot penitentiair bewakingsassistent .................................................................. 26
IV
1.4
Het statuut van de penitentiair bewakingsassistent ......................................................... 27
Hoofdstuk 2: De taak van de penitentiair bewakingsassistent ......................................................... 28 2.1 De taak in het algemeen.......................................................................................................... 28 2.2 Beveiligen versus bejegenen ................................................................................................... 29 2.3 Rolproblemen .......................................................................................................................... 30 2.4 De verantwoordelijkheden van de penitentiair bewakingsassistent ...................................... 32 2.5 Afwisseling in het bewaarderwerk .......................................................................................... 33 2.6 Professionalisering van het bewaarderwerk ........................................................................... 34 2.7 Carrièremogelijkheden ............................................................................................................ 34 Hoofdstuk 3: Samenwerking binnen de gevangenis ......................................................................... 36 3.1 Relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten onderling ................................................ 36 3.2 Relaties met de leidinggevenden ............................................................................................ 37 3.3 Relaties met gedetineerden .................................................................................................... 38 Hoofdstuk 4: De omstandigheden waarin de penitentiair bewakingsassistent zijn werk uitvoert .. 41 4.1 Fysieke arbeidsomstandigheden ............................................................................................. 41 4.2 (On)veiligheid .......................................................................................................................... 43 4.3 Hiërarchie binnen het gevangeniswezen ................................................................................ 46 4.4 Uurregelingen en vakantieregelingen ..................................................................................... 47 Hoofdstuk 5: Factoren van ervaren werkdruk in de werksituatie van de penitentiair bewakingsassistent............................................................................................................................ 49 5.1 Laag aanzien van de baan........................................................................................................ 49 5.2 Onvoldoende betrokkenheid bij besluitvorming .................................................................... 51 5.3 Hoge werklast .......................................................................................................................... 52 5.4 Geweld en gevaar in de gevangenis ........................................................................................ 52 5.5 Onduidelijkheden binnen het bewaarderwerk ....................................................................... 53 Hoofdstuk 6: Gevolgen van de knelpunten die penitentiair bewakingsassistenten ervaren ........... 54 6.1 Werkvervreemding en cynische houding ................................................................................ 54 6.2 Groot verloop onder penitentiair bewakingsassistenten ....................................................... 56 V
6.3 Ziekteverzuim .......................................................................................................................... 57 6.4 Burnout .................................................................................................................................... 58 Besluit ................................................................................................................................................ 60 DEEL III: DE ERVAREN WERKDRUK BIJ PENITENTIAIR BEWAKINGSASSISTENTEN IN HET ARRESTHUIS VAN VORST: EEN KWALITATIEF ONDERZOEK ........................................................................................ 64 Hoofdstuk 1: Methode ...................................................................................................................... 65 1.1
Doelstelling ........................................................................................................................ 65
1.2
Onderzoeksstrategie ......................................................................................................... 65
1.3
Ontwerp en implementatie ............................................................................................... 66
1.4
Keuze van de respondenten .............................................................................................. 68
1.5
Onderzoeksterrein............................................................................................................. 69
1.6
Tijdskader van het onderzoek ........................................................................................... 70
1.7
Analyse van de interviews ................................................................................................. 70
1.8
Rapportage ........................................................................................................................ 71
1.9
Betrouwbaarheid en validiteit........................................................................................... 72
Hoofdstuk 2: Resultaten .................................................................................................................... 74 2.1
Taak ................................................................................................................................... 74
2.2
Rolproblemen .................................................................................................................... 75
2.3
Routine en afwisseling....................................................................................................... 76
2.4
Samenwerking ................................................................................................................... 78
2.5
Arbeidsomstandigheden ................................................................................................... 87
2.6
Werkdruk ........................................................................................................................... 93
Hoofdstuk 3: Discussie .................................................................................................................... 101 3.1
Reflectie resultaten ......................................................................................................... 101
3.2
Beperkingen eigen onderzoek ......................................................................................... 110
Conclusie ............................................................................................................................................. 111 Bibliografie .......................................................................................................................................... 113 Bijlagen ..................................................................................................................................................... I VI
Bijlage 1 ............................................................................................................................................... II Bijlage 2 ............................................................................................................................................. VII
VII
Algemene inleiding
Algemene Inleiding A. Basisidee en motivatie
De basisidee bij het opzetten van deze masterproef is dat penitentiaire bewakingsassistenten een niet onbelangrijke rol spelen binnen de strafuitvoering. Veelal wordt de focus uitsluitend gelegd op de gedetineerden, want daar gaat het toch finaal om? Echter, het zijn de bewaarders, die als eerstelijnswerkers binnen de gevangenis, de sleutel bieden tot een zinvolle detentie. Zij verwezenlijken immers de laatste stap binnen de strafrechtsketen. De motivatie om onderzoek te doen naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten binnen het arresthuis van Vorst is van tweeërlei aard. Vooreerst, wil de auteur een algemeen beeld krijgen van de werkbeleving van de hedendaagse gevangenisbewaarder. Gezien cipierstakingen elkaar de laatste jaren in een razendsnel tempo opvolgen, doet dit het vermoeden rijzen dat er wel degelijk iets schort binnen de werking van het Belgische gevangeniswezen. Om dit laatste na te gaan, beoogt de auteur tot een genuanceerde bespreking te komen van factoren die mogelijks hun bijdrage kunnen leveren tot werkdruk zoals deze wordt ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten. Verder, wil deze masterproef een kwalitatief onderzoek naar bovenstaand fenomeen bewerkstelligen. De gekozen onderzoekssetting, met name het arresthuis van Vorst, verdiende de voorkeur gezien de veelvuldige mediabelangstelling die naar deze penitentiaire inrichting uitgaat met betrekking tot werkdruk. Dit werk heeft geenszins tot doel een veralgemening mogelijk te maken naar andere penitentiaire inrichtingen, maar wil diepgaand exploratief onderzoek voeren binnen één bepaalde gevangenis. De geraadpleegde literatuur wees bovendien uit dat er naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten totnogtoe niet vaak kwalitatief onderzoek werd gevoerd. Er dient opgemerkt dat deze masterproef geenszins tot doel heeft in te gaan op het instituut van de penitentiaire inrichting als totaliteit. Binnen een onderzoek naar werkdruk is het echter van belang aan te geven hoe de gevangenis functioneert als werkplek. De auteur heeft uitsluitend tot doel na te gaan welke factoren er binnen een gevangenissetting toe kunnen bijdragen dat bewaarders werkdruk ervaren en vermijdt daarom de discussies omtrent de wenselijkheid van de gevangenis als strafmodaliteit binnen de hedendaagse maatschappij.
1
Algemene inleiding
B. Probleemstelling
Gezien de doelstelling van dit onderzoek; een bijdrage leveren aan het achterhalen van factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst, door het zoeken naar achtergronden en oorzaken van dit fenomeen, beoogt de auteur een antwoord te bieden op drie centrale vragen. Het centrale thema van deze masterproef valt dus uiteen in verschillende onderzoeksdoelstellingen. Ten eerste moet het concept werkdruk verder uitgediept worden. De auteur tracht na te gaan wat dit fenomeen impliceert en poogt hiervan een duidelijker beeld te vormen door een verruiming naar de hieraan verwante begrippen stress en burnout. Er wordt op zoek gegaan naar antwoorden op vragen zoals: ‘Wat is werkdruk?’, ‘Wat zijn stress en burnout?’, ‘Hoe veruitwendigen bovenstaande fenomenen zich?’, ‘In welke mate ziet men werkdruk, stress en burnout bij penitentiaire bewakingsassistenten?’. Van zodra het concept werkdruk verkend is, kan de auteur de volgende onderzoeksdoelstelling aanpakken. De tweede onderzoeksdoelstelling beoogt een verdere uitwerking van de voorgaande. Hier moeten de
inzichten
met
betrekking
tot
werkdruk
hun
toepassing
vinden
op
penitentiaire
bewakingsassistenten, die de focus van dit onderzoek uitmaken. Bovenstaande doelstelling dwingt de auteur ertoe de werksituatie van de hedendaagse bewaarder te onderzoeken. Om zicht te krijgen op de vraag welke aspecten het bewaarderwerk kenmerken, dienen antwoorden verkregen op tal van vragen zoals: ‘Hoe gebeurt de selectie en aanwerving van penitentiaire bewakingsassistenten?’, ‘Zijn er carrièremogelijkheden?’, ‘Welke taken heeft de bewaarder?’, ‘Welke knelpunten worden hierbinnen ervaren?’, ‘Hoe verlopen onderlinge interacties binnen het gevangeniswezen?’, ‘Hoe is het gesteld met het kader waarbinnen penitentiaire bewakingsassistenten hun werk dagdagelijks uitvoeren?’, ‘Voelen bewaarders zich in voldoende mate betrokken bij de besluitvorming?’, ‘In hoeverre steken onveiligheidgevoelens de kop op?’, ‘Welk aanzien geniet het bewaarderberoep?’; enzovoort. Door het zoeken naar antwoorden op bovenstaande vragen, tracht de auteur te komen tot mogelijke knelpunten binnen het bewaarderberoep. Deze knelpunten dienen aanzien als factoren die mogelijks invloed hebben op de werkdruk zoals deze wordt ervaren door bewaarders. Aan de hand van bovenstaande onderzoeksdoelstelling wordt er verder richting gegeven aan het onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten. Eens hoger benoemde doelstellingen en vragen beantwoord zijn, kan het eigenlijke kwalitatieve onderzoek van start gaan. De derde onderzoeksdoelstelling vormt de eigenlijke onderzoeksvraag en
2
Algemene inleiding dus de kern van deze masterproef. De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: ‘Welke factoren liggen aan de basis van ervaren werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst?’ In deze laatste stap wordt het eigenlijke kwalitatieve onderzoek gevoerd en hiervoor dienen de inzichten uit voorgaande stappen aangewend.
C. Opbouw
Gezien dit werk drie onderzoeksdoelstellingen omvat, worden deze logischerwijs in drie op elkaar volgende delen behandeld. Het eerste gedeelte houdt een verkenning van het concept ‘werkdruk’ in op basis van een literatuurstudie. De auteur heeft naast ‘werkdruk’ ook aandacht voor, de tegenwoordig veel besproken, fenomenen ‘stress’ en ‘burnout’ die verwant blijken aan werkdruk. Naast een loutere omschrijving van bovenstaande zaken tracht men aan te geven hoe stress en burnout herkend kunnen worden. De relevantie hiervan binnen een onderzoek naar werkdruk verduidelijkt zich doordat er op basis van symptomen aan preventie kan worden gedaan. Als laatste bekijkt de auteur het voorkomen van stress en burnout bij penitentiaire bewakingsassistenten met als doel hiervan een eerste algemeen beeld te vormen. De inzichten die uit dit eerste gedeelte naar voren komen, dienen ter ondersteuning van het verdere verloop van deze masterproef. In het tweede gedeelte wordt, aan de hand van een literatuurstudie, ingegaan op de werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten. Dit gedeelte wordt opgesplitst in zes hoofdstukken die allemaal hun relevantie hebben binnen een onderzoek naar werkdruk. Het eerste hoofdstuk poogt een algemeen beeld te geven van de penitentiaire bewakingsassistent en heeft aandacht voor de recente naamswijziging, selectie, opleiding en het statuut. In het tweede hoofdstuk tracht te auteur in te gaan op de taak van de bewaarder met aandacht voor rolproblemen, verantwoordelijkheden, afwisseling, professionalisering en carrièremogelijkheden binnen het werk van penitentiaire bewakingsassistent. In het derde hoofdstuk tracht de auteur de samenwerking binnen de gevangenis te bespreken door het weergeven van verschillende mogelijke relaties. Binnen deze relaties kunnen zich een aantal problemen voordoen waardoor de penitentiaire bewakingsassistent een zekere mate van werkdruk of stress kan ervaren. Het vierde hoofdstuk geeft de omstandigheden waarbinnen het bewaarderwerk
wordt
uitgevoerd
weer
met
de
nodige
aandacht
voor
de
fysieke
arbeidsomstandigheden, onveiligheid, hiërarchie binnen het gevangeniswezen en de uur- en vakantieregelingen. Hoofdstuk vijf tracht een aantal veel voorkomende oorzaken van ervaren 3
Algemene inleiding werkdruk te bespreken en hierbij heeft de auteur aandacht voor het aanzien van de baan, de mate van betrokkenheid bij besluitvorming, hoge werklast, het voorkomen van geweld en gevaar binnen de gevangenis en mogelijke onduidelijkheden binnen het werk van de penitentiaire bewakingsassistent. Het tweede gedeelte wordt afgesloten met een hoofdstuk dat de gevolgen van deze ervaren knelpunten weergeeft. De literatuurstudie waarop dit tweede deel gebaseerd is, concentreert zich vooral op de ervaringen van de penitentiaire bewakingsassistenten zelf. Er wordt dus gezocht naar kenmerken die specifiek verbonden zijn met het werkveld van de bewaarders. Binnen het derde gedeelte worden de inzichten uit bovenstaande delen aangewend voor het eigen kwalitatieve onderzoek. Binnen dit onderzoek gaat de auteur op zoek naar de eigenlijke factoren die aan de basis zouden liggen van werkdruk zoals deze ervaren wordt door penitentiaire bewakingsassistenten, specifiek binnen het arresthuis van Vorst.
D. Onderzoeksmethode en bronnen
Gezien de doelstelling van dit onderzoek wordt ervoor geopteerd praktijkgericht onderzoek te doen binnen één Belgische gevangenis. De auteur tracht een probleemanalyse te maken met daaraan gekoppeld een diagnose wat zich uiteindelijk vertaalt in een praktijkgericht diagnostisch onderzoek. De auteur poogt vooral te zoeken naar eigen percepties en belevingen van werkdruk bij bewaarders waardoor de keuze voor diepgaand onderzoek logisch lijkt. Het doel van het onderzoek bestaat er geenszins in zaken te gaan veralgemenen. Dit impliceert dat er gekozen wordt voor een meer kleinschalige aanpak die de onderzoeker in staat stelt diepgang, detaillering, complexiteit en een sterke onderbouwing na te streven. Het kwalitatief onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden doet de onderzoeker zowel beroep op kennisbronnen als op databronnen. De eerste twee delen van deze masterproef worden besproken aan de hand van kennisbronnen; literatuur, media en documenten. Binnen het derde deel echter, beroept de auteur zich voornamelijk op personen. Wanneer de uit onderzoek verkregen resultaten nadien teruggekoppeld worden naar de literatuur hieromtrent, wordt opnieuw beroep gedaan op kennisbronnen.
4
“ In het systeem dat bedoeld is om medemensen op een verantwoorde, zo zinvol mogelijke en voor alles humane wijze van hun vrijheid te beroven, spelen de penitentiaire beambten een onvervangbare rol. Zij zijn het uiteindelijk die het dag aan dag moeten waarmaken. De penitentiair beambte is een sleutelfiguur, geen sleutelhanger.” 1
1
DEWAELE, L., De penitentiair beambte, een sleutelfiguur. Winket, jrg. 3, nr. 2, 1998, blz. 8.
5
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
DEEL I: VERKENNING VAN HET CONCEPT WERKDRUK
6
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Inleiding
Veelal worden begrippen zoals werkdruk, stress en burnout in de literatuur door elkaar gebruikt. Ondanks de gelijkenissen tussen deze verscheidene fenomenen mogen zij niet als synoniemen worden aanzien. Toch blijkt dat zowel werkdruk, als stress, als burnout gepaard gaan met een hoog verzuim en vervroegde uitdiensttreding bij penitentiaire bewakingsassistenten.2 Gezien de doelstelling van deze masterproef; een bijdrage leveren aan het achterhalen van factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst, door het zoeken naar achtergronden en oorzaken van dit fenomeen, verdient een uitdieping van het concept werkdruk alsook de hieraan verwante begrippen stress en burnout een niet onbelangrijke plaats binnen dit werk. In deel één zal vooreerst het begrip werkdruk verduidelijkt worden. Hierbij dient aandacht besteed aan zowel de objectieve als de subjectieve kant van bovenstaand begrip. Verder zal ingegaan worden op de fenomenen stress en burnout gezien zij in sterke mate samenhangen met werkdruk. Er volgt een beschrijving van beide begrippen, met hierbij de nodige aandacht voor het onderscheid tussen jobstress en rolstress. Ook de verschillende fasen die doorlopen worden alvorens de penitentiaire bewakingsassistent in een burnout belandt, zullen worden besproken. Verder gaat de aandacht uit naar het herkennen van de fenomenen stress en burnout, gezien symptomen relevant kunnen zijn voor het opzetten van preventieve strategieën. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk wordt ingegaan op stress en burnout, specifiek met betrekking tot het beroep van penitentiair bewakingsassistent.
2
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., Bewarend personeel: problemen in de werksituatie. Justitiële verkenningen, nr.3, 1984, blz. 5.
7
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Hoofdstuk 1: De term werkdruk
Het concept werkdruk kent tal van omschrijvingen. Het is een verwarrend begrip dat vaak niet eenduidig gebruikt wordt. Enerzijds maakt men gebruik van dit begrip om een min of meer objectieve omschrijving te geven van een bepaalde situatie: ‘De werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten wordt steeds hoger, maatregelen zijn noodzakelijk’. Met deze hogere werkdruk doelt men op het feit dat het werktempo steeds hoger wordt, dat er steeds harder gewerkt dient te worden en dat de eisen die men aan mensen oplegt eveneens de hoogte ingaan. Anderzijds kan werkdruk omschreven worden op een eerder subjectieve manier, als synoniem van werkstress of psychisch zwaar belast zijn: ‘Mijn werkdruk is de laatste maanden extreem hoog’. Dit zegt duidelijk iets over de manier waarop een individu de eigen situatie ervaart, beleeft. De situatie wordt ervaren als ‘energiekostend’, ‘lastig’, ‘zwaar’,… Het gaat duidelijk om een subjectieve omschrijving van een individueel ervaren situatie.3 Bovenstaande verwarring rond het begrip werkdruk is van taalkundige oorsprong. Het woord ‘druk’ heeft namelijk twee betekenissen; in de eerste betekenis kan druk betrekking hebben op ‘veel te doen hebben’. De tweede betekenis echter, duidt op druk in de zin van spanning. Een oplossing voor deze verwarring, kan eruit bestaan een onderscheid te maken tussen werkdruk enerzijds en werklast anderzijds. Werkdruk is dan de subjectieve kant van werkbelasting en werklast de objectieve kant.4 Werkdruk gaat over de manier waarop individuele werknemers hun werk beleven, ervaren en dit is meteen ook hetgeen wat met deze masterproef beoogd wordt, door dit fenomeen te betrekken op penitentiaire bewakingsassistenten.
3 4
KAAIJ, H. en DE KRUIF, F., Werkdruk en werkstress. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1998, blz. 14-15. Ibid., blz. 16.
8
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Hoofdstuk 2: Beschrijving van de fenomenen stress en burnout
2.1 Stress Er bestaan binnen de internationale literatuur heel wat definities van stress. Vooreerst dient duidelijk te zijn wat er precies verstaan wordt onder dit begrip. SEYLE definieert stress als “the nonspecific response of the body to any demand. Stress is the state manifested by a specific syndrome which consists of all the nonspecifically-induced changes within a biologic system.”5 LARARUS, die schreef voor de internationale encyclopedie voor sociale wetenschappen, stelde dat “stress suggests excessive demands made on men and animals, demands that produce disturbances of physiological, social, and psychological systems.”6 LEVI tenslotte, geeft volgende omschrijving van stress: “The interaction, or misfit of environmental opportunities and demands, and individual needs, abilities and expectations, elicit reactions. When the environmental demands made upon a person are beyond his or her response capability, when expectations are not met, or when abilities are over- or undertaxed, the organism reacts with various pathogenic mechanisms. They are cognitive, emotional, behavioural, and/or physiological and under some conditions of intensity, frequency or duration, and in the presence or absence of certain interacting variables, they may lead to precusors of disease.”7 Het wordt duidelijk dat stress geen eenduidig te definiëren begrip is. Verschillende auteurs geven er over de jaren heen uiteenlopende omschrijvingen van. Verder zal ingegaan worden op de definitie die LEVI gaf, gezien deze binnen de literatuur veelvuldig wordt aangewend. Ten eerste dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds jobstress en anderzijds rolstress. LEVI heeft het in bovenstaande definitie over jobstress wat wijst op de specifieke relatie tussen de werknemer en zijn of haar werkomgeving. Bepaalde omgevingsfactoren kunnen betrekking hebben op het feit dat een individu stress ervaart binnen het werk. Dit zijn de zogenaamde ‘jobstressoren’. Individuele reacties op dergelijke factoren veroorzaken spanningen. Deze laatsten kunnen verder opgedeeld worden in drie verschillende categorieën: fysische spanningen, psychische
5
HUCKABEE, R.G., Stress in corrections: an overview of the issues. Journal of criminal justice, jrg. 20, 1992, blz. 480. Ibid., blz. 480. 7 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., Job Stress en Burnout Among Correctional Officers: A Literature Review. International Journal of Stress Management, jrg. 7, nr. 1, 2000, blz.21. 6
9
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk spanningen en gedragsmatige spanningen. Jobstress is een subjectieve beleving die voortkomt uit de relatie tussen het objectieve werk en de coping bronnen8 waarover de werknemer beschikt.9 Naast jobstress wordt er binnen de literatuur ook gesproken over rolstress. Dit heeft betrekking op het feit dat een individu rolconflicten of tegenstrijdigheden kan ervaren binnen zijn of haar job.10 Rolstress wijst dus op de graad waarin werkgerelateerde rollen problemen veroorzaken voor de individuele werknemer. Het kan ontstaan wanneer de verplichtingen die iemand dient te vervullen binnen de job onduidelijk zijn en verwijst naar rolproblemen binnen de uitoefening van het beroep.11 Rolstress en jobstress kunnen geenszins worden aanzien als synoniemen en verschillen duidelijk van elkaar. Zo zou rolstress een belangrijk voorafgaand feit zijn voor jobstress. Binnen heel wat penitentiaire instellingen blijkt rolstress voor een toename van jobstress bij penitentiaire bewakingsassistenten te zorgen.12 Zoals reeds werd aangeven, is stress doorheen de jaren een veelbesproken begrip geworden. Momenteel wordt de term ‘stress’ vaak besproken in samenhang met het begrip ‘burnout’. Binnen zowel de media als de vakliteratuur worden bovenstaande fenomenen meer dan eens door elkaar gehaald. Van belang is echter te onderkennen dat stress en burnout geenszins synoniemen zijn.13 Om het onderscheid tussen beiden te verduidelijken wordt ingegaan op het fenomeen burnout.
2.2 Burnout De Amerikaanse psychiater Herbert FREUDENBERGER wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van het begrip burnout. Hij introduceerde dit begrip in 1974 en omschreef het als “een falen, afmatting of uitputting tegenover excessieve hoge aanslagen op de energie, de kracht en het aanpassingsvermogen”.14 Burnout heeft betrekking op de wisselwerking tussen een stressvolle werkomgeving enerzijds en de persoonskenmerken van de individuele werknemer anderzijds. Met de introductie van dit begrip werd vooreerst een aan het werk gerelateerde fysische en mentale uitputtingstoestand beschreven.
8
Zaken die ertoe bijdragen dat de werknemer het werk aankan. Ibid., blz. 21. 10 KUOTSAI, T.L., Role stress and job stress among detention care workers. Criminal justice and behaviour, jrg. 22, nr. 4, 1995, blz. 427. 11 LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., Problems at Work: Exploring the Correlates of Role Stress Among Correctional Staff. The prison journal, jrg. 89, nr. 4, 2009, blz. 462. 12 Ibid., blz. 462. 13 HUCKABEE, R.G., op.cit., blz. 480. 14 VERHAEGHE, P., Werktevredenheid bij gevangenisbewaarders. Panopticon, nr.3, 1994, blz. 238. 9
10
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk FREUDENBERGER merkte op dat heel wat werknemers enthousiast aan een nieuwe baan begonnen, hard werkten en gemotiveerd waren. Na ongeveer een jaar echter, begonnen zij allerlei fysieke en psychische uitputtingsverschijnselen te vertonen en ‘brandden af’.15 FREUDENBERGER richtte zich in zijn klinisch onderzoek naar burnout vooral op aspecten binnen het individu. Later waren het MASLACH en PINES die de sociaalpsychologische invalshoek hanteerden. Zij beschreven burnout als “een syndroom van emotionele, psychische en fysische uitputting. Hiermee gepaard gaat de ontwikkeling van een negatief zelfbeeld, een negatieve houding ten opzichte van het werk, cynisme en het verlies van bezorgdheid om de cliënten met wie de hulpverlener werkt”.16 Ongeveer tien jaar later gaven MASLACH EN SCHAUFELI volgende omschrijving van het fenomeen burnout: “een langdurige stressreactie die voornamelijk voorkomt bij professionelen die werken met mensen, zoals leerkrachten, verplegers, sociaal assistenten en penitentiaire beambten.”17 Het valt dan ook niet te betwijfelen dat het werken met en voor mensen extrabelastende werkomstandigheden met zich meebrengt. Burnout kan niet gezien worden als een strikt gedefinieerde wetenschappelijke term, maar eerder als beeldspraak; net zoals een lucifer bij het opbranden nog enkele opflakkeringen kan vertonen, zo kan iemand met een burnout nog wat verhoogde energie en inzet kennen om tenslotte toch definitief uit te doven.18 Burnout mag dus niet gezien worden als iets wat iemand plotseling overkomt, van de ene dag op de andere. CHERNISS geeft aan dat het gaat om de eindfase van een langdurig proces dat verloopt over drie opeenvolgende stadia: In het eerste stadium ontstaat er een onevenwicht tussen iemands draaglast en draagkracht. Er wordt gesproken van jobstress. Aan het werk gerelateerd is er een duidelijk onevenwicht tussen de gestelde opdrachten, verwachtingen, eisen,.. enerzijds en de mogelijkheden waarover iemand beschikt om hiermee om te gaan anderzijds. In het tweede stadium krijgt de individuele werknemer te maken met prikkelbaarheid, angst, spanning, psychische vermoeidheid en zal hij meer en meer afstand gaan nemen als reactie op het ontstane onevenwicht tussen draagkracht en draaglast. Hij blijft, ondanks de stress die reeds tijdens de eerste fase wordt ervaren, krampachtig verder werken. Hierdoor ontstaat er gespannenheid. Deze fase wordt job-strain of individuele overspanning genoemd.
15
DE ROOIJ, L., Preventie ziekteverzuim, stress en burn-out. Werkstress en non-profitorganisaties in kaart brengen en oplossen. Soest, Nelissen, 2004, blz. 51. 16 VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 238. 17 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., op.cit., blz. 21. 18 PONCELET, J., Als de “fut” er uit is…of…als de kaars dreigt te doven. Preventie van burnout in de psychiatrie. Psychiatrie en verpleging, jrg. 66, nr.1, 1990, blz. 17.
11
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk In het derde stadium tenslotte, treden er psychologische verdedigingsreacties op. Dit komt erop neer dat men zichzelf gaat beschermen tegen de aanvallen van de jobstress door een soort ‘capsule’ rondom zich te bouwen. Deze fase wordt psychologische inkapseling genoemd en wordt gekenmerkt door veranderingen in houdingen en gedragingen. Zo zal de individuele werknemer rigider worden en zich (emotioneel) afstandelijker gedragen. Het enthousiasme en de arbeidsvreugde van voorheen worden uitgeblust.19 Het is dus pas in deze laatste fase dat er degelijk sprake is van burnout. Oververmoeidheid, ziekte of verandering van werk als gevolg van stress, dienen nog onderscheiden te worden van deze laatste, defensieve oplossing, die meteen ook de meest negatieve is.20
2.3 Fasen in het burnout proces Uit bovenstaand schema blijkt dat burnout het laatste stadium is in de reeks jobstress – jobstrain – burnout. Dit laatste stadium kan opnieuw ingedeeld worden in verschillende fasen. EDELWICH en BRODSKY onderscheiden vier opeenvolgende fasen in het gehele burnout-proces: Vooreerst is er de fase van enthousiasme waarin alles mooi is: de penitentiaire bewakingsassistent begint vol goede moed aan de job, zit boordevol energie, heeft grootse verwachtingen en idealen. De bewaarder is erg betrokken bij het werk, zet zich volledig in en werkt vooral enorm hard. Desondanks zijn de verwachtingen niet altijd even realistisch, te hoog of heeft hij teveel verwachtingen en denkt meer te kunnen doen dan hetgeen in werkelijkheid ‘maar’ gerealiseerd kan worden.21 Vervolgens kent de penitentiaire bewakingsassistent een fase van stagnatie: het nieuwe is eraf. Hij heeft de grootse verwachtingen van in het begin aan de realiteit aangepast en hierdoor verdwijnt de uitdaging meer en meer. Men gaat veelal op routine draaien.22 Daarna volgt de fase van de ontgoocheling, de frustratie: het terugbrengen van de verwachtingen die hij bij aanvang had naar een meer realistisch niveau. Het heeft niet geleid tot datgene wat hij oorspronkelijk wilde. Langzaamaan zal de penitentiaire bewakingsassistent zich vragen gaan stellen over de waarde van het werk en begint hij aan zijn eigen capaciteiten te twijfelen. Er groeit een gevoel van machteloosheid om verandering in de situatie aan te brengen en daardoor ontstaat
19
DE ROOIJ, L., op.cit., blz. 51. LAGROU, L., Stress en engagement in het welzijnswerk. Afl. 19, 1984, blz. Noden I.A.8.1 Lagr. 4. 21 MOORS, S., Stress en werk. Oorsprong en aanpak. Brussel, NOVA, 1994, blz. 199. 22 DE ROOIJ, L., op.cit., blz. 56. 20
12
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk frustratie. In deze fase stapelen gezondheidsproblemen zich stilaan op en kunnen er dus psychische en fysieke klachten ontstaan.23 Indien de penitentiaire bewakingsassistent blijft functioneren in de huidige job zonder een verandering door te voeren, kan hij terecht komen in de fase van apathie, ontmoediging: de penitentiair bewakingsassistent zal afweermechanismen ontwikkelen tegen de gekende frustraties in de vorm van terugtrekking. Hij begint zowel gedetineerden als bewaarders te mijden om zichzelf te kunnen handhaven, om te overleven. In deze fase zal hij eigenlijk enkel nog werken omwille van de verloning. Hij gelooft niet meer in het werk en zal proberen met minimale inspanningen het werk te volbrengen. In deze fase ontstaat vaak een, al dan niet verhulde, negatieve of althans onverschillige houding ten opzichte van de gedetineerden. De penitentiaire bewakingsassistent is hier duidelijk ‘opgebrand’, beland in een burnout.24 Wat opvalt in het hierboven beschreven model van EDELWICH en BRODSKY, is het feit dat zij ‘enthousiasme’ aanzien als eerste fase in het burnout-proces. Verschillende andere auteurs nemen echter ‘stagnatie’ als eerste fase. Burnout zou immers pas van start gaan op het moment dat penitentiaire bewakingsassistenten routinematig hun werk beginnen te verrichten, op het moment dat zij de gedrevenheid, het enthousiasme om idealen te verwezenlijken verliezen. In deze masterproef wordt ‘enthousiasme’ als basis beschouwd, gezien dit een voedingsbodem voor jobstress zou kunnen zijn. Mensen kunnen zichzelf zo’n hoge eisen opleggen, juist doordat hun verwachtingen van dermate hoge aard zijn, dat ze deze nog nauwelijks kunnen volbrengen. Op dat moment dreigt de balans draagkracht-draaglast uit evenwicht te raken en kan jobstress ontstaan. Dit is meteen ook de eerste fase in het gehele burnout-proces.
23 24
MOORS, S., op.cit., blz. 199. DE ROOIJ, op.cit., blz. 57.
13
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Hoofdstuk 3: Stress en burnout herkennen
Gezien de doelstelling van deze masterproef is het eveneens van belang kort aan te geven hoe men aan een werknemer kan zien of deze werkdruk ervaart, onder stress staat of kans heeft opgebrand te raken. Het herkennen van de symptomen die hiernaar verwijzen kan interessant zijn ten aanzien van het ontwikkelen van preventieve strategieën en factoren die kunnen leiden tot hoger(re) werkdruk te verminderen of uit te schakelen.
3.1 Stress herkennen Als penitentiair bewakingsassistent werken binnen een gevangenis wordt veelal als stressvol ervaren. Meerdere stressoren lokken jobstress uit en bewaarders reageren op verschillende manieren op deze stressoren.25 Over het algemeen kunnen er drie reacties op stress worden onderscheiden bij penitentiaire bewakingsassistenten: fysische reacties, psychische reacties en gedragsmatige reacties. De fysische symptomen uiten zich in de vorm van psychosomatische klachten; men krijgt onder meer last van een verhoogde bloeddruk, cardiovasculaire aandoeningen, verkoudheden, hooikoorts, artritis en migraine.26 Stress kan zich eveneens uiten in de vorm van psychische symptomen. Zowel emotionele als cognitieve reacties van bewaarders op stress uiten zich in de vorm van angst, onverschilligheid en onvoldoende job tevredenheid. 27 Verder zouden bewaarders onder stress zich vervreemd en machteloos voelen en het beroep als vervelend ervaren. Deze ervaringen veruitwendigen zich onder meer door een cynisch optreden en een sceptische en pessimistische opstelling ten aanzien van de gedetineerden.28 Op gedragsmatig vlak uit stress bij penitentiaire bewakingsassistenten zich vooral in de vorm van verzuim en verloop.
25
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., op.cit., blz. 19- 21. CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., The experience of stress for correction officers: a double-bind theory of correctional stress. Journal of criminal justice, jrg. 11, 1983, blz. 111. 26 27
KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., Stress and burnout among prison personnel: Sources, outcomes and intervention strategies. Criminal justice and behaviour, jrg. 34, nr. 3, 2007, blz. 383. 28
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., op.cit., blz. 19.
14
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
3.2 Burnout herkennen Net zoals bij stress, kunnen er zich een aantal symptomen voordoen die erop wijzen dat de penitentiair bewakingsassistent opgebrand is. Wat betreft het herkennen van burnout op basis van een aantal kenmerkende symptomen, dient gesteld dat er zowel symptomen zijn van fysieke, psychische, sociale als gedragsmatige aard. Ten eerste kunnen de fysieke symptomen onderscheiden worden. Dit zijn symptomen van lichamelijke aard die op het eerste zicht goed meetbaar zijn. Er bestaat een grote verscheidenheid aan dergelijke symptomen die optreden bij penitentiair bewakingsassistenten die opgebrand zijn. Volgende symptomen van fysieke aard zouden het meest voorkomen: regelmatig hoofdpijn, slaapstoornissen, dyspepsie (maag- en darmstoornissen), lichamelijke uitputting of vermoeidheid, gevoel van chronische spanning en pijn in de spieren. Naast fysieke symptomen, kunnen er ook psychische symptomen voorkomen. Deze symptomen dienen gezien als het centrale bestanddeel van het burnout syndroom. De meest voorkomende psychische symptomen zijn rusteloosheid, emotionele uitputting, gevoel van falen, gevoelens van mislukking, schuldgevoelens, het minder goed kunnen beheersen van emoties, irritatie, prikkelbaarheid, frustratie en depressieve gevoelens.29 Afgezien van de grote verscheidenheid aan fysieke en psychische symptomen is het toch duidelijk dat burnout een verschijnsel van overwegend psychische aard is en dat het altijd als iets negatiefs ervaren wordt.30 Een bewaarder met een burnout zal zich ook in de omgang anders gaan gedragen. In deze context kunnen de sociale symptomen geplaatst worden die gepaard gaan met een gevoel van ‘opgebrand’ zijn. In de omgang met gedetineerden, collega’s en leidinggevenden zal de penitentiair bewakingsassistent zich meer gaan terugtrekken en isoleren. Hij neemt duidelijk meer afstand bij persoonlijke relaties en durft weleens cynisch te reageren. Anderzijds kan er zich ook een te intensieve betrokkenheid ten opzichte van de gedetineerden voordoen.31 Tot slot kunnen de symptomen van gedragsmatige aard onderscheiden worden. Wat deze symptomen betreft, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gedragsmatige symptomen die kenmerkend zijn voor een penitentiair bewakingsassistent met burnout – en die de bewaarder dus zelf stelt – enerzijds, en de gedragsmatige symptomen die de werkomgeving beïnvloeden
30
VAN DER PLOEG, H.M. en VIS, J., Burnout en werkstress. Ieders verantwoordelijkheid. Amsterdam/Lisse, Swets en Zeitlinger, 1989, blz. 74. 31 Ibid., blz. 35.
15
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk anderzijds. Wat betreft de eerste groep van symptomen gaat het over piekeren, hyperactiviteit, de neiging tot agressief gedrag, een overmatig gebruik van genotsmiddelen zoals koffie, tabak, slaapmiddelen en drugs,… Anderzijds dient gesteld dat de psychische en lichamelijke symptomen die door ‘opgebrande’ bewaarders ervaren worden een nadelige invloed hebben op de omgeving waarin zij tewerkgesteld zijn: slechtere arbeidsprestaties, ziekte- en arbeidsverzuim, lagere productiviteit, verminderd initiatief,… wat hogere kosten kan veroorzaken voor de organisatie.32
32
Ibid., blz. 35.
16
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Hoofdstuk 4: Stress en burnout bij penitentiair bewakingsassistenten
Stress bij penitentiair bewakingsassistenten is een belangrijke aangelegenheid. Indien bewaarders immers stress ervaren, kan dit de veiligheid binnen de gevangenissen ernstig in gevaar brengen, voor een hoog verloop onder de penitentiair bewakingsassistenten zorgen en ervoor zorgen dat er heel wat overuren moeten gepresteerd worden om de zieke of afwezige bewaarders te vervangen. Het aantal penitentiair bewakingsassistenten dat stress ervaart zou hoog zijn. Toch zijn er weinig studies die zich uitsluitend hebben gericht op het effectief achterhalen van het aantal bewaarders die een stressvol bestaan leiden of het op regelmatige basis ervaren.33 In de literatuur is er daarentegen wel onderzoek naar factoren van stress bij penitentiair bewakingsassistenten te vinden. Onderzoek toont verschillende mogelijke stressoren aan, zowel van omgevingsgerichte als van persoonlijke aard.34 Volgens VERHAGEN zouden er vijf grote stressbronnen aanwezig zijn binnen een penitentiaire inrichting. Ten eerste zijn er de onveiligheidsgevoelens. Penitentiaire bewakingsassistenten voelen zich meer dan eens onveilig binnen de muren van de gevangenis en kunnen dit beleven op fysiek en/ of verbaal niveau. Tijdens de uitvoering van het werk kan de bewaarder niet vluchten of in strijd gaan met de gedetineerden. Er wordt immers verwacht dat de penitentiaire bewakingsassistent zowat elke situatie onder controle kan houden en de veiligheid binnen de inrichting op deze manier verzekert.35 Vervolgens is er een wederzijdse afhankelijkheid tussen penitentiaire bewakingsassistenten en gedetineerden, gezien zij vaak een langere periode samen moeten doorbrengen. Indien gedetineerden individueel of in groep druk uitoefenen op de bewaarder, wordt stress vaak onvermijdelijk. Verder dienen bewaarders de veiligheidstaak en de bejegeningstaak tezelfdertijd uit te oefenen, ondanks het feit dat deze soms moeilijk te combineren zijn. Dit kan rolconflicten doen ontstaan. Penitentiaire bewakingsassistenten kunnen op deze manier in de verleiding komen om zich in hoofdzaak slechts op één van beide taken te richten en de andere te verwaarlozen. Het probleem kan zich hierdoor verplaatsen van het individu naar de bewaardergroep, waarin verschillende
33
FINN, P., Correctional officer stress: a cause for concern and additional help. Federal Probation. jrg. 62, nr. 2, 1998, blz.
2. 34
35
KUOTSAI, T.L., op.cit., blz. 426. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 240.
17
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk groepen er andere werkwijzen op nahouden die onderling tegenstrijdig zijn. Ook deze conflicten tussen bewaarders onderling kunnen een bron van stress vormen. De hiërarchische structuur die de organisatie van de gevangenis erop nahoudt, kan eveneens een mogelijke spanningsbron zijn. Uit de literatuur blijkt dat bewaarders vaak een gebrek aan steun vanuit de leiding ervaren en zij zouden onvoldoende betrokken worden bij het tot stand komen van beslissingen die ook hen aanbelangen. Informatie is vaak lang onderweg voordat de bewaarders er weet van hebben en hierdoor ontstaat dan het gevaar van vertekening. Afhankelijkheid en een gebrek aan autonomie kunnen eveneens een bron van ergernis en stress zijn voor penitentiair bewakingsassistenten. LOMBARDO
en CHEEK en MILLER zagen echter de manier waarop
penitentiaire bewakingsassistenten behandeld worden door hun oversten als voornaamste bron van stress en burnout. Een gebrek aan duidelijke richtlijnen, aan communicatie met leidinggevenden, onuitvoerbare regels opgesteld door personen die geen voeling hebben met het veld en een gebrek aan betrokkenheid bij het nemen van beslissingen, hangen hier ontegensprekelijk mee samen.36 Een laatste bron van spanning die VERHAGEN vaststelt, is het ploegenstelsel waarbinnen penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam zijn. Zij werken op onregelmatige uren waardoor hun lichaam zich vaak moet aanpassen aan gewijzigde schema's. Die constante heraanpassing is erg belastend en laat sporen van vermoeidheid na. De voortdurende wijziging van werkuren is eveneens een rem voor de activiteiten in het privéleven van de bewaarder alsook voor zijn sociaal- en familieleven.37 Wat betreft het aantal jaren in dienst van de penitentiaire inrichting, geven LAMBERT, HOGAN en TUCKER aan dat beginnende penitentiair bewakingsassistenten in mindere mate depersonalisatie en emotionele uitputting ervaren. Zij voelen zich voornamelijk persoonlijk bekwaam, wat te wijten kan zijn aan hun (over)optimisme om een dienst te bewijzen aan de samenleving en zelfs een moeilijke groep gedetineerden te helpen. Wanneer zij echter langer werken als bewaarder, maakt dit enthousiasme plaats voor een meer realistische en soms zelfs cynische benadering van de job.38 Hoe langer iemand dus werkzaam is als penitentiair bewakingsassistent, hoe meer rolstress deze persoon zal ervaren. Dit komt door het hierboven uitgelegde proces, maar evengoed door het feit dat werknemers die langer in dienst zijn ook moeilijkere opdrachten krijgen gezien zij reeds over de nodige jobkennis beschikken.39 MASLACH daarentegen, stelt dat het vooral jongere werknemers met
36
HUCKABEE, R.G., Stress in corrections: an overview of the issues. Journal of criminal justice, jrg. 20, 1992, blz. 484. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 240-241. 38 MORGAN, R.D., VAN HAVEREN, R. en PEARSON, C.A., Correctional officer burnout. Further analyses. Criminal justice and behavior, jrg. 29, nr. 2, 2002, blz. 156. 39 LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., Problems at work: Exploring the correlates of role stress among correctional staff. The prison journal, jrg. 89, nr. 4, 2009, blz. 474. 37
18
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk weinig dienstjaren zijn die hoger scoren op burnout. Hoe ouder en hoe langer in dienst, hoe meer stabiel de werknemer is en over hoe meer maturiteit hij beschikt. Hierdoor zouden penitentiaire bewakingsassistenten met een grotere anciënniteit zich beter kunnen wapenen tegen het gevaar van burnout. 40 Als penitentiaire bewakingsassistenten tot de categorie van hulpverleners behoren, dan kan er ook voor hen gesteld worden dat zij na verloop van tijd kans maken om ‘op te branden’. Eén van de oorzaken van burnout met betrekking tot het bewaarderberoep is de verveling en routine. Na een tijdspanne van ongeveer één jaar zou de job als minder uitdagend ervaren worden. Gedetineerden hebben
allemaal
ongeveer
dezelfde
vragen
en
problemen,
waar
de
penitentiaire
bewakingsassistenten een antwoordsysteem voor uitwerken. Het vaak monotone werk van een bewaarder zou hem vatbaar maken voor burnout.41 WHITEHEAD en LINDQUIST bestudeerden het voorkomen van burnout bij penitentiair bewakingsassistenten en maakten op basis van de literatuur hieromtrent een model van job burnout. Zoals reeds aangegeven, zouden gedetineerden een belangrijke invloed hebben op het feit dat penitentiair bewakingsassistenten zich opgebrand en futloos voelen. Het model zoals opgesteld door WHITEHEAD en LINDQUIST vertrekt dan ook vanuit het contact met gedetineerden wat aanzien wordt als de centrale oorzaak van burnout bij bewaarders. Het contact met de gevangenen zou als stressvol ervaren worden gezien men hierdoor frequent geconfronteerd wordt met problemen. Verder zou het contact met gedetineerden meer stress veroorzaken doordat het zich afspeelt binnen de penitentiaire inrichting, die gekenmerkt wordt door een hoge mate van gevaar.42
40
WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., Correcional officer job burnout: a path model. Journal of research in crime and delinquency, jrg. 23, nr. 1, 1986, blz. 26-30. 41 FREUDENBERGER, H., Staff burnout. Journal of social issues, 1974, blz. 62. 42 WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., op.cit., blz. 26.
19
Deel I: Verkenning van het concept werkdruk
Besluit In hetgeen voorafging werd gepoogd een omschrijving van de fenomenen werkdruk, stress en burnout te geven. Gezien de doelstelling van dit onderzoek, is een zekere kennis omtrent de betekenis van deze verschijnselen vereist. Er werd gesteld dat werkdruk een moeilijk te vatten begrip is door de objectieve en subjectieve betekenis die eraan gegeven wordt. Verder zag men dat stress een door de jaren heen veel besproken fenomeen is waaraan verschillende auteurs uiteenlopende definities hebben toegekend. Volgens de definitie die LEVI gaf en waarnaar er binnen dit werk aandachtig werd gekeken, kan er een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds jobstress en anderzijds rolstress. Beiden zijn geenszins synoniemen en mogen dus niet verward worden. Een laatste veelbesproken fenomeen is burnout. Gezien burnout aansluiting vindt bij stress, kan dit binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten niet achterwege blijven. Ondanks de verschillende betekenissen die reeds toegekend zijn aan bovenstaand fenomeen dient gesteld dat burnout geen plotse toestand is waarin de werknemer belandt, maar gezien wordt als de eindfase van een langdurig proces bestaande uit meerdere stadia. Verder werd er binnen dit eerste deel besproken hoe stress en burnout te herkennen zijn. Dit met het oog op het ontwikkelen van preventieve strategieën zodat de factoren die bovenstaande fenomenen in de hand werken verminderd of zelfs geheel uitgeschakeld kunnen worden. Er werd aangegeven dat er algemeen gezien drie reacties op stress worden onderscheiden bij penitentiaire bewakingsassistenten; fysische reacties, psychische reacties en gedragsmatige reacties. Ook bewaarders die in een burnout beland zijn, vertonen een aantal symptomen die erop wijzen dat de persoon opgebrand is. Hierbij dient vermeld dat er zowel symptomen zijn van fysieke, psychische, sociale als gedragsmatige aard. In een laatste hoofdstuk binnen dit eerste deel werd ingegaan op stress en burnout bij penitentiaire bewakingsassistenten. Er werden vooreerst een aantal factoren weergegeven die mogelijks een invloed hebben op bovenstaande fenomenen. Deze factoren werden onderverdeeld in verschillende categorieën waardoor een eerste beeld over mogelijke risico’s verbonden aan het bewaarderberoep kon worden ontwikkeld. Verder werd stilgestaan bij de leeftijd waarop bewaarders vooral werkdruk, stress en burnout ervaren. Hierbij dient gesteld dat er binnen de literatuur over dit laatste totnogtoe geen eenduidigheid lijkt te bestaan.
20
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
DEEL II: DE PENITENTIAIR BEWAKINGSASSISTENT EN WERKDRUK: BEVINDINGEN UIT DE LITERATUUR
21
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Inleiding
Binnen de gehele strafrechtsketen vervullen penitentiaire bewakingsassistenten een belangrijke rol en vooral met betrekking tot de strafuitvoering zijn zij essentieel. Bewaarders vormen het organisatorisch basiskader van de penitentiaire inrichting en bekleden een prominente plaats als 'eerstelijnswerker', als hét aanspreekpunt voor de gedetineerden. In het tweede gedeelte van deze masterproef zal vooreerst een algemeen beeld van de penitentiair bewakingsassistent gegeven worden en dit binnen de context van het gevangeniswezen. Hierbij gaat aandacht naar de rekrutering en aanwerving van bewaarders, alsook naar hun opleiding. Penitentiaire bewakingsassistenten zijn immers niet langer de bewakers van vroeger, maar dienen in deze hedendaagse samenleving over een breed arsenaal van vaardigheden te beschikken. Tot slot zal stilgestaan worden bij het statuut van de penitentiair bewakingsassistent. Het tweede hoofdstuk van dit deel behandeld de taak van de gevangenisbewaarder. Ten eerste zal een algemene omschrijving gegeven worden van de ideale penitentiaire bewakingsassistent om van daaruit een zicht te krijgen op de taak in het algemeen. Hierbij gaat aandacht naar de veelbesproken discrepantie tussen het beveiligings – en bejegeningsaspect binnen de taak van de bewaarder en de eventuele rolproblemen die hieruit voortvloeien. Verder zal gekeken worden naar de verantwoordelijkheden die de penitentiair bewakingsassistent geniet, met
hierbij de nodige
aandacht voor afwisseling in het bewaarderwerk. Tot slot dient stilgestaan bij de professionalisering van het bewaarderwerk en de carrièremogelijkheden binnen deze job. Het derde hoofdstuk zal ingaan op de samenwerking binnen de penitentiaire inrichting. Hierbinnen worden drie verschillende relationele verhoudingen besproken. Ten eerste zal men kijken naar de relaties tussen penitentiaire bewakingsassistenten onderling. Verder worden de relaties tussen bewaarders en directie bestudeerd om af te sluiten met een bespreking van de relaties tussen penitentiaire bewakingsassistenten en gedetineerden. Binnen deze relaties bestaan er knelpunten die eveneens besproken worden in dit hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk van deel twee besteedt aandacht aan de omstandigheden waarbinnen penitentiaire bewakingsassistenten hun taak uitvoeren. Deze omstandigheden kennen een enorme diversiteit. Er zal ingegaan worden op de fysieke arbeidsomstandigheden, de (on)veiligheid in de gevangenis, de hiërarchie binnen het gevangeniswezen en de uur- en vakantieregelingen die bewaarders genieten.
22
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Het vijfde hoofdstuk van dit deel focust op de oorzaken van ervaren werkdruk binnen de werksituatie van de penitentiair bewakingsassistent. Er circuleren binnen de literatuur heel wat knelpunten die ervoor kunnen zorgen dat bewaarders werkdruk of stress ervaren, of te maken krijgen met een burnout. Ik zal de knelpunten die in de literatuur de voornaamste aandacht krijgen bespreken met als doel deze later te vergelijken met de factoren die volgens eigen onderzoek aanleiding geven tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten specifiek binnen het arresthuis van Vorst. Binnen het laatste hoofdstuk van dit deel gaat aandacht naar de gevolgen van de knelpunten die bewaarders binnen hun eigen werksituatie ervaren. Bewaarders die onder druk staan, kunnen hierdoor last krijgen van psychische en fysieke aandoeningen wat ertoe leidt dat er verschillende verdedigingsreacties zullen optreden. Zo kunnen zij zich cynisch gaan opstellen en hun band met de job verliezen. Verder is er de laatste tijd binnen de mediaberichtgeving op regelmatige basis sprake van ziekteverzuim onder bewaarders en valt ook het grote verloop op.43 Beide zaken worden verder besproken. Als laatste zal ingegaan worden op burnout als meest radicale gevolg van een hoge werkdruk zoals deze wordt ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten.
43
DE BECKER, R., Cipiers staken tot aan verkiezingen. Zijn wij niet belangrijk genoeg? Het Nieuwsblad, 29 mei 2010, blz. 43
en DE BOCK, S., Honderd cipiers Sint-Gillis plots ‘ziek’ geworden. Het Nieuwsblad, 10 maart 2010, blz. 3.
23
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk 1: Het beeld van de penitentiair bewakingsassistent
Penitentiaire bewakingsassistenten worden aanzien als de drijvende kracht van zowat elke penitentiaire inrichting. Ze hebben de verantwoordelijkheid over de uitvoering van heel wat taken die noodzakelijk zijn om te kunnen spreken van een veilige en humane strafuitvoering en het succes of het falen van een strafinrichting ligt vaak deels in handen van de bewaarders. ARCHAMBEAULT en ARCHAMBEAULT hebben het als volgt opgevat: “Correctional workers represent the single most important resource available to any correctional agency or institution in attempting to accomplish its mission, goals, and objectives.”44
1.1
Inleiding
De penitentiair bewakingsassistent vindt zijn bestaansrecht enkel in het gebied van de strafrechtspleging. Het gevangeniswezen moet namelijk, samen met het personeel, de strafuitvoering
verzekeren
voor
heel
wat
verdachten,
beklaagden
en
veroordeelden.
Laatstgenoemden beschikken niet langer over de vrijheid van komen en gaan. Erover waken dat dit alles goed verloopt is de taak van de penitentiair bewakingsassistent.45 Op de eerste plaats is de bewaarder een federale ambtenaar met een uitvoerende functie in de Belgische, bureaucratisch gestructureerde administratie.
46
De penitentiair bewakingsassistent ressorteert onder het
Directoraat-generaal ‘Straffen en Uitvoering van Maatregelen’, dat deel uitmaakt van de Federale Overheidsdienst Justitie. Gezien een veilige en zinvolle detentie gericht is op herstel en reïntegratie vormt de penitentiair bewakingsassistent hierbinnen een spilfiguur. De verantwoordelijkheid die de bewaarder toegewezen krijgt, vereist een aantal specifieke vaardigheden waardoor een goede selectie dus zeker noodzakelijk is. Penitentiaire bewakingsassistenten kunnen geenszins nog vergeleken worden met bewaarders zoals deze een eeuw geleden gekend waren. 47 Om de taak van penitentiair
44
LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., op.cit., blz. 461. DERVAUX, W., Beveiligen versus bejegenen. Een visie vanuit de praktijk van het bewaardersberoep, In: NEYS, A., e.a. Tralies in de weg. Het Belgische gevangeniswezen: historiek, balans en perspectieven. Leuven, Universitaire Pers, 1994, blz. 212. 46 Ibid., blz. 217. 47 DE CONICK, G., La formation initiale du personnel de surveillance des établissements penitentiaries: des exigencies morales et religieuses à la formation d‟intervenants socio-éducatifs en milieu penal‟, Deviance et société, 1997, blz. 169-173. 45
24
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur bewakingsassistent te kunnen uitvoeren dient dus voorzien te worden in een gepaste opleiding en vorming.
1.2
Naamswijziging en voorwaarden voor aanwerving
Doorheen de jaren werden verschillende benamingen toegekend aan het bewaarderberoep. Zo werd de term ‘penitentiair beambte’ in 1990 geïntroduceerd met een K.B. als onderdeel van de herstructurering van het statuut van federale ambtenaren en verving de benaming de term ‘bewaarder’ die tot voorheen werd gebruikt. 48 Sinds 1 november 2009 is ook de benaming ‘penitentiair beambte’ veranderd en vanaf dan is er sprake van ‘penitentiair bewakingsassistent’.49 Er is niet enkel sprake van een loutere naamswijziging, maar ook de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het beroep zijn veranderd. Zo moet iemand die zich kandidaat stelt om penitentiair bewakingassistent te worden vanaf november 2009 beschikken over een diploma hoger secundair onderwijs (niveau C bij de overheid). Voorheen was er geen diploma vereist (niveau D bij de overheid).50 De opwaardering van het bewaarderberoep gaat gepaard met een betere verloning hoewel de inhoud van de job niet gewijzigd is, maar betekent ook dat de deelnemingsvoorwaarden aan verandering onderhevig zijn. Sinds november 2009 worden immers enkel nog mensen met een diploma hoger secundair onderwijs of hoger toegelaten. Echter, wie niet over een dergelijk diploma beschikt kan toch nog solliciteren voor de job van penitentiair bewakingsassistent. Vanaf 19 maart 2010 tot en met 6 april 2010 hadden mensen die niet over een diploma hoger secundair onderwijs beschikken de kans om zich in te schrijven voor de instapkaartproef niveau C, wat een examen impliceert. Deze instapkaart toont aan dat de kandidaat bewakingsassistent kan functioneren op het niveau van het hoger secundair onderwijs en blijft geldig gedurende een periode van vijf jaar. Indien iemand slaagde voor deze instapkaartproef, kwam deze persoon in aanmerking voor een job als penitentiair bewakingsassistent vanaf mei 2010. Inschrijven voor deze instapkaart gebeurde online en kon enkel gedaan worden door mensen die niet over het vereiste diploma beschikken. Kandidaat
48
Koninklijk besluit van 26 september 1990 tot vaststelling van sommige administratieve bepalingen ten gunste van personeelsleden van het Bestuur Strafinrichtingen die met een graad van de loopbaan van penitentiair beambte of van technicus zijn bekleed, B.S., 3 oktober 1990, blz. 18753, nr. 191. 49 Koninklijk besluit van 12 november 2009 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke bepalingen van de loopbaan van verschillende personeelsleden van de FOD Justitie die deel uitmaken van de bewaking, techniek en logistiek , B.S., 24 november 2009, blz. 73112, nr. 3813. 50 Koninklijk besluit van 12 november 2009 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke bepalingen van de loopbaan van verschillende personeelsleden van de FOD Justitie die deel uitmaken van de bewaking, techniek en logistiek , B.S., 24 november 2009, blz. 73112, nr. 3813.
25
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur bewaarders die echter wel in het bezit zijn van een diploma hoger middelbaar onderwijs, konden vanaf mei 2010 rechtstreeks solliciteren voor de job van penitentiair bewakingsassistent en dienden zich niet in te schrijven voor de instapkaartproef.51
1.3
Opleiding tot penitentiair bewakingsassistent
Na een geslaagd wervingsexamen kan de penitentiair bewakingsassistent in dienst treden. Hij doorloopt – ofwel als statutair ofwel als contractueel – een stage van drie maanden. Hierin zit één maand basisopleiding vervat. Jarenlang werd de basisopleiding voor Franstalige bewakingsassistenten verzorgd door het Centre de Formation de Base (C.F.B.) in Lantin. De permanente opleidingen daarentegen werden gegeven in het Institut de Perfectionnement des Cadres Pénitentiaires (I.P.C.P.) in Marneffe. Aan Nederlandstalige zijde werd de basisopleiding gegeven in het Penitentiair Centrum voor de Basisopleiding van penitentiaire beambten (P.C.B.O.) ‘De Bres’ te Brugge, terwijl de permanente opleidingen plaatsvonden in het Vervolmakingsinstituut der Penitentiaire Kaders (V.I.P.K.) te Merksplas. Vaak echter, gaf de opleiding tot penitentiair bewakingsassistent aanleiding tot kritiek van zowel de vakbonden, het personeel als de directie, gezien de opleiding te laat gebeurde, geen praktisch gedeelte omvatte of te kort was. Als reactie op deze hevige kritieken besliste de minister van Justitie tot de samenvoeging van de twee opleidingscentra met de bedoeling een echte penitentiaire school voor het gevangenispersoneel op te richten. Dit leidde tot de versmelting van het C.F.B. en het I.P.C.P. aan Franstalige zijde. Ook kende de opleiding een grondige hervorming. Voortaan volgen de toekomstige penitentiair bewakingsassistenten een opleiding van drie maanden.52 Tijdens deze periode worden theorie en praktische stages, verspreid over verschillende gevangenissen, afgewisseld. De penitentiair bewakingsassistent in opleiding krijgt tijdens deze stageperiode een mentor toegewezen die hem zal opvolgen tijdens de praktijkoefeningen op het terrein, alsook in het begin van de carrière als bewaker. België hanteert dus voornamelijk het principe van de ‘on the jobtraining’53; iedere bewakingsassistent legt immers, alvorens aanspraak te kunnen maken op een vaste benoeming, een drie maanden durende stage af. De bewaarder leert dus het grootste gedeelte van de vereiste vaardigheden uit de praktijk. 51
SELOR, Een job als penitentiair bewakingsassistent. internet. FOD JUSTITIE Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, Activiteitenverslag 2007. internet. 53 DERVEAUX, W., op.cit., blz. 119. 52
26
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Na deze drie maanden wordt er door het P.C.B.O. in samenwerking met de stagementor een rapport opgesteld
dat
al
dan
niet
aanbeveelt
of
iemand
benoemd
wordt
tot
penitentiair
bewakingsassistent.54 Slaagt de bewaarder in bovengenoemde opleiding, dan krijgt hij een vaste benoeming. Tot voor kort duurde deze basisopleiding slechts vier weken. Daarmee kende België, op Luxemburg na, de kortste opleiding van alle landen van de Raad van Europa.55 De basisopleiding duurt in sommige andere landen nog langer. In Frankrijk vijf maanden, in Nederland 19 weken en in Denemarken zelfs 36 maanden.56 De Amerikaanse literatuur omschrijft de opleiding die bewaarders genieten vaak als een ‘fuiksituatie’. Verschillende auteurs menen immers dat de vaardigheden die aangeleerd worden binnen het gevangeniswezen, nergens anders aangewend kunnen worden. Penitentiaire bewakingsassistenten zouden hierdoor in een afhankelijke positie ten opzichte van de gevangenisorganisatie geraken.57
1.4
Het statuut van de penitentiair bewakingsassistent
Een penitentiair bewakingsassistent kan op twee verschillende manieren tewerkgesteld zijn; enerzijds als contractueel, anderzijds als statutair. Een bewaarder die contractueel tewerkgesteld is, is verbonden door middel van een arbeidsovereenkomst. Deze arbeidsovereenkomsten kunnen verschillen naargelang het aantal werkuren, de aard van het werk en de duur van de overeenkomst. Anders dan bij statutaire penitentiair bewakingsassistenten, zijn contractuelen niet vast benoemd en dienen zij geen stageperiode te doorlopen. Wel geldt er voor hen een proefperiode. Verder kan een contractuele penitentiair bewakingsassistent wel deelnemen aan aanwervingexamens (deze examens zijn voor iedereen toegankelijk, mits beantwoording aan de nodige voorwaarden, en verlopen via Selor), maar niet aan bevorderingsexamens (dit zijn interne examens).58 Het grootste gedeelte van de penitentiaire bewakingsassistenten zijn echter als statutair tewerkgesteld, wat duidt op een vaste benoeming. Men dient eerst de stageperiode van drie maanden te doorlopen en indien deze tot een goed einde gebracht wordt, volgt er een vaste benoeming.
54
SELOR, Een job als penitentiair beambte. internet, (9 april 2010) DERVAUX, W., op.cit., blz. 224. 56 DE CONINCK, G., La formation des surveillants de prison: mission impossible?, Parijs, L‟Harmattan, 2001, blz. 280-281. 57 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 31. 58 ACOD, Infobrochure bewakingspersoneel. internet, (6 juli 2010). 55
27
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk 2: De taak van de penitentiair bewakingsassistent
Dat de penitentiaire bewakingsassistent van vandaag sterk afwijkt van de bewaarder zoals deze een eeuw geleden gekend was blijkt uit verschillende, in de literatuur gevonden, taakomschrijvingen. Ten aanzien van penitentiaire bewakingsassistenten gelden heel wat eisen die het beroep van bewaarder niet gemakkelijker maken. Een bewaarder dient bij de uitoefening van zijn job een totale inzet, veel geduld en een groot geloof in de mens te hebben.
2.1 De taak in het algemeen Penitentiaire bewakingsassistenten krijgen, breed gezien, een dubbele functie toebedeeld: enerzijds bewaking en anderzijds bejegening. Deze discrepantie van bevoegdheden zou volgens de literatuur meer dan eens leiden tot rolonduidelijkheden en rolconflicten.59 Echter, wanneer beide delen van de taak met elkaar vergeleken worden, blijkt het eigenlijk niet te gaan om delen van eenzelfde taak, maar veeleer om twee verschillende taken die niet in één geheel geïntegreerd zijn. De beveiligingstaak bestaat, samen met de ordehandhaving, grotendeels uit concrete handelingen die een duidelijke omschrijving kennen. De penitentiaire bewakingsassistenten kennen de organisatorische ruimte voor deze taak en weten tot waar hun verantwoordelijkheid reikt. De bejegeningstaak daarentegen zou minder duidelijk omschreven zijn.60 Wat de officiële taakomschrijving van de bewaarder betreft, wordt deze toegelicht in de Algemene Instructie voor de strafinrichtingen61. Deze biedt echter uitsluitend een algemeen referentiekader en geen gedetailleerde omschrijving van de taakinhoud. De penitentiair bewakingsassistent kan wel beroep doen op andere bronnen om een duidelijk zicht te krijgen op de eigenlijke invulling van het takenpakket, zijnde de Europese gevangenisregels en Selor.
59
KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., Stress and burnout among prison personnel. Sources, outcomes and intervention strategies. Criminal justice and behaviour, jrg. 34, nr. 3, 2007, blz. 381. 60 HEIJDER, A., Bewakers en bewaakten. Een bijdrage tot de studie van het gevangeniswezen. Meppel, Boom en zoon, 1963, blz. 139. 61
ALGEMENE INSTRUCTIES VOOR DE STRAFINRICHTINGEN, Minister van Justitie, M.B., 12 juli 1971, B.S., 10 augustus 1971.
28
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur 2.2.1 De Europese gevangenisregels
De Europese gevangenisregels werden in het kader van de Raad van Europa aangenomen in 1987 en leggen, met betrekking tot de rechtsbescherming van gedetineerden, de nadruk op een humane en respectvolle houding van het gevangenispersoneel. De penitentiair bewakingsassistent dient rechtvaardig, onpartijdig en menselijk op te treden.62
2.2.2 Selor
Volgens Selor, het selectiebureau van de Federale overheid, bestaat het takenpakket van de penitentiair bewakingsassistent uit volgende zaken: controletaken (controle op het lichaam, toegangscontrole van bezoekers en voertuigen,…), bewaking tijdens de activiteiten van gedetineerden, controle van de aanwezigheden en afwezigheden, controle tijdens de wandeling en deelname aan de organisatie van het dagelijkse leven in de gevangenis (verdeling van de maaltijden, kledij,…). De penitentiair bewakingsassistent dient hierbij te handelen in overeenstemming met de reglementaire bepalingen en zo een zinvolle en veilige detentie, gericht op herstel en reïntegratie te waarborgen.63
2.2 Beveiligen versus bejegenen Traditioneel wordt de taak van de penitentiair bewakingsassistent opgevat als bestaande uit twee functies: enerzijds bewaken, anderzijds bejegenen. De bewakingsaspecten kennen een duidelijke invulling, maar over het bejegeningaspect worden er nauwelijks duidelijke richtlijnen naar voor geschoven. Na de tweede wereldoorlog kwam er een versoepeling en humanisering van het gevangenisregime waardoor de nadruk steeds meer werd gelegd op de behandelingsideologie. Naast bewaking werd resocialisatie een expliciet beleidsdoel. Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat de relatief eenvoudige gevangenisorganisaties werden omgevormd tot meer complexe inrichtingen.64 Als gevolg van dit resocialisatiestreven werden maatschappelijk assistenten, psychologen en psychiaters aangeworven 62
DUPONT, L., PETERS, T. en SMAERS, G., Rechtsbescherming van gedetineerden, KU Leuven, 1996. SELOR, Een job als penitentiair beambte. internet, (9 april 2010) 64 HEIJDER, A., op.cit., blz. 230. 63
29
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur binnen verschillende penitentiaire inrichtingen. Hierdoor dreigde de penitentiair bewakingsassistent teruggedrongen te worden in de rol van ordehandhaver en beveiliger. Dit laatste werd tegengehouden door het uitbreiden van de bewaarderstaak met een extra dimensie; het bejegeningsaspect. De bewaarder kreeg dus een dubbele taak: enerzijds werd de veiligheidsfunctie behouden, anderzijds creëerde men een nieuwe functie; het bejegenen van gedetineerden.65 Binnen de literatuur bestaan er tal van visies over de wijze waarop de penitentiair bewakingsassistent zijn taak dient in te vullen. Het grootste probleem zou te vinden zijn in de onverzoenbaarheid tussen enerzijds de beveiligingsfunctie en anderzijds de bejegeningsfunctie. Zo stellen DEWAELE en DEPREEUW dat de recente hervormingen in het gevangeniswezen meer het accent leggen op de bejegeningstaak en dat deze ook het grootste belang geniet.66 Toch zou de logistieke steun vooralsnog ontbreken, waardoor penitentiaire bewakingsassistenten nog te vaak aan hun lot worden overgelaten. Het gevaar bestaat er dan in dat de bewaarder zich nog enkel zal toeleggen op de bewakingsfunctie en een negatieve houding zal aannemen ten aanzien van de resocialisatiemogelijkheden van de gedetineerden. 67 Ook STRIJBOS-SCHELLEKENS gaat in op de combinatie van beide functies en stelt eveneens dat de bewaarder na de tweede wereldoorlog moest bijdragen tot de resocialisatiedoelstelling. De voorheen bekende beveiligende en ordehandhavende taak werd uitgebreid met een extra dimensie; het bejegeningsaspect. Hierdoor kregen penitentiaire bewakingsassistenten een dubbelfunctie. Er werd verwacht dat ze de algemene richtlijnen, die in de plaats van concrete voorschriften kwamen, afhankelijk van elke afzonderlijke situatie invulden. Tegelijk bleef echter ook de nadruk liggen op orde en veiligheid. Wat verder bleek, is dat het begrip ‘bejegening’ geen eenduidige invulling kende wat onzekerheid bij de bewaarders kon veroorzaken. Voor zover er enige duidelijkheid is over bovenstaand begrip, lijken de doelstellingen van beveiliging en bejegening tegenstrijdig en onverenigbaar.68
2.3 Rolproblemen Zoals reeds aangegeven concentreren de opdrachten van de penitentiaire bewakingsassistenten zich rond twee aandachtspunten; beveiligen en bejegenen. Over de manier waarop de bewaarder deze 65
ZWEZERIJEN, J.J.A., Dwang en vertrouwen: een empirisch onderzoek naar de machtsrelaties tussen bewaarders en gedetineerden, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1972, blz. 13. 66 DEWAELE, J.P. en DEPREEUW, W., Opleiding voor penitentiaire beambten. Van bewaking tot begeleiding. Boek I. Brussel, Ministerie van Justitie, blz. 79. 67 68
VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 237. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 7-8.
30
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur doelen dient na te streven bestaat echter geen eenduidigheid. Er wordt immers verwacht dat hij twee uiteenlopende rollen aanneemt: de bewaarder dient zich enerzijds repressief op te stellen en zich anderzijds een meer humane omgangsvorm eigen te maken.69 Gezien de verscheidenheid in deze rollen wordt duidelijk dat het erg moeilijk is om beiden te combineren, zeker wanneer ze gelijktijdig moeten worden aangenomen. Binnen dit deel zal ingegaan worden op deze problematische verhouding. De rol van penitentiair bewakingsassistent wordt als problematisch ervaren sinds er twee tegengestelde zaken samen moeten worden aangewend. Het gaat om, zoals hierboven reeds besproken, enerzijds de bewaking van gevangenen en anderzijds hen bijstaan in hun reïntegratie.70 De resultaten uit de studie van KOMMER naar werksituatie en functioneren van penitentiaire inrichtingswerkers illustreren het rolconflict duidelijk. Er wordt in dit onderzoek door middel van vragenlijsten nagegaan hoe penitentiair bewakingsassistenten functioneren binnen hun werksituatie. Inzake de taken van de bewaarder geeft 80 % van de bevraagden aan dat het vooral gaat om ‘het handhaven van orde en vrede’. Anderzijds geeft 74 % van de bevraagde bewaarders aan dat ‘het stimuleren van de gevangenen om hen beter te begrijpen’ de cruciale taak binnen de gevangenisorganisatie is. Wat vooral opvalt, is dat voor de grote meerderheid van penitentiaire bewakingsassistenten beide taken onverenigbaar blijken.71 Bij het spreken over rolproblemen bij penitentiaire bewakingsassistenten dient onderkend dat deze verschillende vormen kunnen aannemen. Algemeen gezien maakt men een opdeling in rolconflict en rolonduidelijkheid.72 Rolonduidelijkheid wijst op de onduidelijkheid vanuit de organisatie over wat er precies van de penitentiair bewakingsassistent wordt verwacht.73 Vooral met betrekking tot de bejegeningstaak zou de bewaarder geen duidelijke instructies krijgen over de manier waarop hij deze dient te vervullen. Er zijn immers geen specifieke richtlijnen voorhanden die aangeven hoe men deze bejegening in de praktijk moet omzetten. De beveiligingstaak blijkt daarentegen wel duidelijk.74 Verder kan er ook sprake zijn van rolconflict en dit komt voor wanneer de omgeving (superieuren, collega’s, ondergeschikten of gedetineerden) tegenstrijdige eisen stelt aan de penitentiair
69
TOCH, H. en KLOFAS, J., Werkvervreemding en de behoefte aan taakverdieping onder bewaarders. Justitiële
Verkenningen, nr. 3, 1984, blz. 66. 70
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., op.cit., blz. 34. KOMMER, M.M., Werken met mensen. Een onderzoek naar werksituatie en functioneren van penitentiair inrichtingswerkers. niet-gepubliceerd rapport, Den Haag, WODC, 1990, blz. 35. 72 DOWDEN, C. en TELLIER, C., Predicting work-related stress in correctional officers: A meta-analysis. Journal of criminal justice, z.jrg., nr. 32, 2004, blz. 43. 73 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M., op.cit., blz. 33. 74 STRIJBOS-SCHELLEKENS, op.cit., blz. 18. 71
31
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur bewakingsassistent75. De bewaarder dient hier dus te voldoen aan tegenstrijdige verwachtingen. Binnen het gevangeniswezen zou men vrij snel met rolconflicten te maken krijgen gezien men als bewaarder moet beveiligen én bejegenen.76
2.4 De verantwoordelijkheden van de penitentiair bewakingsassistent De primaire verantwoordelijkheid van een bewaarder bestaat erin ervoor te zorgen dat ontsnappingen, opstanden en gewelddadig gedrag binnen de penitentiaire instelling voorkomen worden. Door middel van toezicht dient hij te zorgen voor de handhaving van orde en veiligheid binnen de gevangenis. Deze doelstellingen hangen samen met het bewakingsaspect binnen de taak van de bewaarder en zijn noodzakelijke voorwaarden wil de gevangenis goed werken.77 Verder is er ook sprake van het bejegeningsaspect binnen de bewaarderstaak. Dit wijst op het feit dat de penitentiair bewakingsassistent het dagelijkse leven van de gedetineerden dient te begeleiden. Een bewaarder wordt geacht netheid en hygiëne te verzekeren, erop toe te zien dat zieke gedetineerden verzorgd worden en te garanderen dat iedereen de nodige levensmiddelen ontvangt.78 Apart van deze klassieke tweedeling binnen het takenpakket van de penitentiair bewakingsassistent is er sinds het midden van de jaren ’80 een derde verantwoordelijkheid voor de bewaarder; hij is een eerstelijnswerker en draagt hierdoor een belangrijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de individualisering van de straf. Een bewaarder dient namelijk bij de benadering van een gedetineerde in te spelen op diens specifieke noden en behoeften.79 Deze derde verantwoordelijkheid van de penitentiair bewakingsassistent komt er dus op neer dat hij door een respectvolle en humane houding meewerkt aan de reïntegratie van de gedetineerde en de reglementaire bepalingen hieromtrent geven hem voldoende speelruimte om hiermee op een creatieve wijze om te gaan.80 Zoals gezegd is een penitentiair bewakingsassistent in grote mate verbonden met, alsook verantwoordelijk voor, mensen en dit kan zwaar doordrukken. Hoe het met de gedetineerden gaat, is immers niet in de laatste plaats afhankelijk van de wijze waarop de bewaarder zijn taak uitoefent. Daarnaast is er eveneens sprake van verantwoordelijkheid voor collega’s, want de veiligheid in de gevangenis is mede afhankelijk van hoe de bewaarder werkt. De penitentiair bewakingsassistent
75
KOMMER, M.M., op.cit., blz. 33. VERHAGEN, J., De bewaarder/piw-er. Wat vindt de bewaarder van zijn werk? Balans, 1986, nr. 8, blz. 4. 77 KOMMER, M.M., De gevangenis als werkplek, Arnhem, Gouda Quint, 1991, blz. 14. 78 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 14. 79 SNACKEN, S., De bewaarder en zijn beambte: een genegotieerde orde. Panopticon, 1999, nr. 1, blz. 110. 80 DERVEAUX, W., op.cit., blz. 223. 76
32
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur beschikt aldus over een breed arsenaal van verantwoordelijkheden ; verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de inrichting, verantwoordelijkheid voor het werkklimaat op de afdeling, verantwoordelijkheid voor het welzijn van de gedetineerden en verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van de gedetineerden op hun terugkeer naar de maatschappij. 81 Een summier overzicht van deze verantwoordelijkheden maakt meteen duidelijk hoe omvangrijk en niet onbelangrijk de taak van penitentiair bewakingsassistent in realiteit is.
2.5 Afwisseling in het bewaarderwerk De vraag naar uitdaging en variatie binnen de job van penitentiair bewakingsassistent dringt zich op in een onderzoek naar werkdruk bij deze doelgroep. Is het beroep van bewaarder uitdagend? Zit de nodige variatie in deze job? Binnen de literatuur steken heel wat tegenstrijdigheden hieromtrent de kop op en blijken verschillende auteurs andere meningen toegedaan. De taakinhoud van het gewone uitvoerende gevangenispersoneel wordt als routineus en vrij saai gekarakteriseerd. Bewaarders voeren dagdagelijks en op regelmatige wijze identieke taken uit. Deze routine kan tot verveling gaan leiden en hierdoor zouden vooral oudere, laaggeschoolde penitentiair bewakingsassistenten vormen van stress gaan ervaren.82 Anderzijds wordt de job van bewaarder binnen de literatuur als erg afwisselend omschreven. Bewaarders dienen in hun omgang met gedetineerden een stukje psycholoog, sociaal assistent, aalmoezenier of verpleger te spelen. De bejegeningsopdracht brengt voor een groot stuk de nodige afwisseling in het bewaarderwerk gezien de penitentiair bewakingsassistent wordt uitgedaagd om in de meest ongunstige omstandigheid die een gevangenis toch is, een creatieve inbreng te doen naar reïntegratie toe.83 Ook de confrontatie met verschillende individuen en diverse levensverhalen zorgen ervoor dat een bewaarder moet kunnen omgaan met heel uiteenlopende problemen van praktische en emotionele aard.84
81
VERHAGEN, J., op.cit. blz. 2-3. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 240. 83 DERVEAUX, W., op.cit., blz. 217. 84 DE CONINCK, G. en LOODTS, P., Les risques professionnels des surveillants de prison : recherche exploratoire sur le risque 82
d’être agressé par les détenus et le syndrome de stress post-traumatique, Revue internationale de criminologie et de police technique et scientifique, nr. 1, 1999, blz. 96.
33
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Van belang is dat de penitentiair bewakingsassistent in zijn loopbaan wordt uitgedaagd om alert te blijven en niet toe te geven aan de dagdagelijkse routine.85
2.6 Professionalisering van het bewaarderwerk Wat het algemene beeld van de penitentiair bewakingsassistent betreft, is er een duidelijke trend zichtbaar naar een verdere professionalisering van deze job. Dit wordt meteen duidelijk door de naamswijziging die binnen de internationale literatuur recent werd doorgevoerd; waar er voorheen sprake was van een ‘prison guard’, wordt er momenteel gesproken over een ‘correctional officer’. Toch is het niet enkel de benaming die veranderde, maar ook de job inhoud was de jongste jaren aan vernieuwing onderhevig. De meest opvallende veranderingen die binnen de literatuur worden weergegeven zijn: een grotere omvang en een gewijzigde samenstelling van de gevangenispopulatie, de introductie van nieuwe (op verandering gerichte) programma’s, liberalisering binnen het gevangeniswezen, het inroepen van professionelen die zich bezighouden met behandeling van gedetineerden, meer mogelijkheden om carrière te maken, de aanwerving van beter geschoolde penitentiaire bewakingsassistenten en een grotere aandacht voor professionaliteit.86 Bovenstaande ontwikkelingen hebben zich in verschillende landen voltrokken en zorgen ervoor dat het beeld van de bewaarder aan verandering onderhevig is.
2.7 Carrièremogelijkheden Wat betreft de carrièremogelijkheden voor penitentiaire bewakingsassistenten dient gesteld dat de loopbaanstructuur tot voor kort werd bepaald door het KB van 10 oktober 2000. Sinds 12 november 2009 trad er echter een nieuw KB in werking, waarbinnen er sprake is van heel wat naamswijzigingen die gepaard gaan met nieuwigheden inzake carrièremogelijkheden. De werknemer binnen de gevangenis begint als penitentiair bewakingsassistent. Na twee jaar graadanciënniteit
kan
hij
deelnemen
aan
een
bevorderingselectie
voor
penitentiair
bewakingsassistent ploegchef (voormalig kwartierchef). Slechts indien hij hierin slaagt, kan hij na vier jaar graadanciënniteit effectief bevorderd worden tot deze graad, mits hij eveneens aan de andere 85 86
DERVEAUX, W., op.cit., blz. 217. SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 19-20.
34
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur reglementaire voorwaarden voldoet. Ook de penitentiair technisch assistent kan deelnemen aan bovenstaande bevorderingselectie, maar dan met het oog op het behalen van de graad van penitentiair technisch assistent ploegchef. Hij kan eveneens pas bevorderd worden na vier jaar graadanciënniteit. De graden voor bovenstaande functies worden dus toegekend via bevordering naar de hogere graad aan geslaagden voor een bevorderingsexamen.87 De weddeschaal is gekoppeld aan de graad die iemand bekleedt en het aantal jaren graadanciënniteit waarover deze persoon beschikt. Zo is de weddeschaal 20AP (15.530 – 16.090 euro per jaar) verbonden aan de graad van penitentiair bewakingsassistent en penitentiair technisch assistent. Met een graadanciënniteit van vier jaar bekomen bovengenoemden de weddeschaal 20BP (17.000 euro per jaar). Deze bedragen dienen slechts ter illustratie, gezien het niet de bedoeling is om binnen dit onderdeel een volledig overzicht te geven van de weddeschalen van penitentiair bewakingassistenten.88 Men kan eveneens via een bevorderingselectie naar een hoger niveau bevorderen, meerbepaald naar de graad van technisch deskundige bewaking of overstappen naar technische of logistieke graden via proeven beroepsgeschiktheid. Binnen het Belgische gevangeniswezen blijken penitentiaire bewakingsassistenten dus in de mogelijkheid om carrière te maken indien zij dit wensen. Desondanks toont internationaal onderzoek aan dat penitentiaire bewakingsassistenten onzekere vooruitzichten hebben inzake carrière. Zo blijkt uit het onderzoek van KOMMER dat 54 % van de bewaarders onzeker is over de carrièremogelijkheden die in het vooruitzicht liggen.89 De privatisering van gevangenissen die in verschillende landen ter discussie staat of reeds in uitvoering werd gebracht, zou er op zijn beurt voor kunnen zorgen dat verschillende bewaarders met gevoelens van job onzekerheid te kampen hebben.90
87
Koninklijk besluit van 12 november 2009 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke bepalingen van de loopbaan van verschillende personeelsleden van de FOD Justitie die deel uitmaken van de bewaking, techniek en logistiek , B.S., 24 november 2009, blz. 73112, nr. 3813. 88 Ibid., blz. 73113-73116. 89 KOMMER, M.M., op.cit., blz. 35. 90
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 36-37.
35
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk 3: Samenwerking binnen de gevangenis
Vanaf het moment dat een veroordeelde of voorlopig gehechte gedetineerde de gevangenis binnenkomt, ontwikkelt er zich tussen hem en het bewakend personeel een intensief samenspel van interacties over het brede veld van dagdagelijkse gebeurtenissen. Hierbij is er sprake van wederzijdse beïnvloeding.91 De penitentiair bewakingsassistent heeft op verschillende manieren een aandeel in de opbouw of wijziging van de houding en instelling van de gedetineerden. Hier blijkt duidelijk dat de bewaarder een invloed uitoefent op de gedetineerden, maar ook omgekeerd. Verder wordt de gevangenis gekenmerkt door tal van andere relaties, waarvan er hieronder drie worden besproken die voldoende relevantie genieten binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten.
3.1 Relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten onderling De onderlinge verstandhouding tussen penitentiair bewakingsassistenten is van belang als het gaat over de vraag hoe de werksituatie wordt beleefd en ervaren.92 Onbevredigende relaties met collega’s kunnen immers een bron van spanning vormen.93 Binnen de literatuur bestaat de algemene indruk dat er weinig groepsloyaliteit in de vorm van steun en collegialiteit zou zijn tussen bewaarders. Als belangrijkste oorzaak hiervan, wordt verwezen naar de geringe interacties tussen penitentiair bewakingsassistenten onderling. De gevangenisorganisatie zou voornamelijk de nadruk leggen op de bewaarders hun individuele verantwoordelijkheden en minder op de samenhang in werkzaamheden en collectieve verantwoordelijkheden. Daarnaast zouden bewaarders ook tijdens hun privé tijd weinig onderlinge contacten hebben. 94 Zo geeft LOMBARDO aan dat er geen sprake is van een sterke groepvorming onder de penitentiair bewakingsassistenten. De meesten zouden slechts in geringe mate steun van hun collega’s ervaren. Vandaar ziet deze auteur het bewaarderkorps als een gefragmenteerde vereniging van individuen.
91
HEIJDER, A., op.cit., blz. 128.
92
VERHAGEN, J., op.cit., blz. 4. STRIJBOS-SCHELLEKENS, op.cit. blz. 27. 94 Ibid., blz. 27. 93
36
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Wel kunnen problemen met de leidinggevenden of met de gedetineerden het gevoel van samenhorigheid en solidariteit vergroten. Andere auteurs echter, benadrukken dat er tussen penitentiair bewakingsassistenten onderling wel degelijk sprake zou zijn van een duidelijke groepsvorming.95 Zo komt VERHAEGHE in zijn onderzoek naar de werktevredenheid bij penitentiair bewakingsassistenten binnen de gevangenis van Lantin tot de conclusie dat bewaarders wel de nodige steun bij elkaar vinden. Hij bestempelt het krijgen van waardering en steun van collega’s meteen als iets goed.96 Ook dient opgemerkt dat de problematiek rond de taakinhoud en de fysieke werkomgeving (bijvoorbeeld overbevolking, slechte staat van de gebouwen,…) net de aanleiding zouden geven tot groepsvorming. In dit verband kan er gesproken worden van subculturen97 van bewaarders. Groepvorming ontstaat doordat de reeds aanwezige groep bewaarders haar normen oplegt aan de nieuwkomers die onder druk op hun manier gaan conformeren. Wel dient benadrukt te worden dat groepsvorming onder bewaarders mogelijks zou kunnen leiden tot een negatieve houding ten aanzien van de gedetineerden.98 Wat betreft deze subculturen dient echter opgemerkt dat er binnen de literatuur en het onderzoek ook zaken vindbaar zijn die niet wijzen op het bestaan van een duidelijke homogene subcultuur van penitentiair bewakingsassistenten. Zo zouden er binnen eenzelfde bewaarderkorps verschillende groepen bestaan die elk hun eigen normen aanhangen. Er zouden bijvoorbeeld grote verschillen in werkstijl zijn tussen oudere en jongere bewaarders.99
3.2 Relaties met de leidinggevenden Uit de literatuur blijkt dat een gebrek aan steun vanuit de leiding een veel voorkomende klacht is bij penitentiair bewakingsassistenten. Zo zouden leidinggevenden meer openstaan voor de problemen van de gedetineerden, dan voor de klachten van de bewaarders. JACOBS en RETZKY stelden dat “it would not be an exaggeration to say that administrators and prison professionals feel more respect and greater affinity for the inmate than they do for the guard”.100
95
Ibid., blz. 27. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 254. 97 Het geheel van waarden, normen en verwachtingen van een homogene groep die in bepaalde opzichten afwijkt van de cultuur van het meer omvattende sociale systeem, waarvan de homogene groep deel uitmaakt. 98 STRIJBOS-SCHELLENS, M.H., op.cit., blz. 27-29. 99 Ibid. blz. 27-29. 100 CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., The experience of stress for correction officers: a double-bind theory of correctional stress. Journal of criminal justice, jrg. 11, 1983, blz. 119. 96
37
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Penitentiaire bewakingsassistenten voelen zich vaak kwetsbaar, gezien de tegenstrijdigheid die er heerst tussen hun verschillende opdrachten. Enerzijds heeft de bewaarder de opdracht zijn bewarende taak uit te oefenen, met nadruk op het handhaven van orde en regels, anderzijds wordt hij beoordeeld op basis van de hoeveelheid problemen die hij heeft met gedetineerden. Een bewaarder die veel disciplinaire acties moet voeren, wordt door de directie algauw aanzien als onbekwaam om met de gedetineerden om te gaan. De penitentiair bewakingsassistent kan er dan ook niet op rekenen dat zijn disciplinaire acties steun krijgen van de leidinggevenden.101 Verder wordt er vanuit de directie verwacht dat penitentiair bewakingsassistenten beschikken over de nodige flexibiliteit gezien men binnen de gevangenisorganisatie met complexe menselijke situaties te maken krijgt waar men niet altijd vat op heeft. Deze verwachte flexibiliteit kan echter leiden tot verwarring; vage richtlijnen vanuit de directie kunnen door verscheidene bewaarders op een andere manier worden geïnterpreteerd. Er kunnen eveneens moeilijkheden ontstaan door de, vaak gebrekkige, communicatie- en overlegstructuur die een penitentiaire inrichting met zich meebrengt. De informatie-uitwisseling vindt immers plaats via de hiërarchische lijn. Vanuit de leiding worden er aldus regels opgesteld en uitgebracht waarover onvoldoende of zelfs helemaal geen terugkoppeling mogelijk blijkt.102
3.3 Relaties met gedetineerden Binnen de literatuur bestaat er weinig eenduidigheid over de relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten en gedetineerden. Enerzijds worden er factoren beschreven die bovenstaande ‘groepen’ uit elkaar drijven, anderzijds wordt duidelijk gemaakt dat de afstand tussen beiden niet bijster groot zou zijn. Wat hieruit blijkt is het belang van de concepten ‘nabijheid’ en ‘afstand’. Immers, door de analyse van de sociale relaties, wordt er zichtbaar hoe het gedrag van individuen zich regelt en oriënteert op dat van anderen. 103 Dit geldt zowel buiten als binnen de gevangenismuren. SYKES toonde de complexiteit van de relatie tussen bewaarders en gedetineerden aan door het toepassen van de elementen wederkerigheid en onderhandeling. Volgens SYKES is de bewaarder in het kader van bewaking en controle voor een deel aangewezen op de instemming en samenwerking van de gedetineerde(n). Deze idee wijst op onderlinge afhankelijkheid en SYKES komt tot de 101
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 23-24. Ibid., blz. 25. 103 VANACKER, J., De relaties tussen de penitentiaire beambten en de gevangenen. Winket, jrg. 2, nr. 3, 1997, blz. 27. 102
38
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur vaststelling dat de dagelijkse praktijk aantoont dat wederzijdse onderhandelingen om een positief gedrag te verkrijgen plaats moeten vinden binnen de ruimte die gedeeld wordt door penitentiair bewakingsassistenten en gedetineerden. 104 Verder dienen de relaties tussen bewaarders en gedetineerden gezien als een vorm van verplichte relaties; de gedetineerde heeft immers de bewaker nodig, maar ook de bewaarder moet kunnen rekenen op een (minimale) medewerking van de gedetineerde om het detentiegebeuren op een vlotte manier te laten verlopen. Wat betreft de contacten tussen bewaarders en gedetineerden, wordt het duidelijk dat dergelijke individuele contacten in arresthuizen nog moeilijker verlopen doordat er zich bijvoorbeeld meerdere gedetineerden op één cel bevinden. Vele gesprekken gebeuren er onder het (wakend) oog van andere gedetineerden en personeelsleden. Toch blijkt er niet echt plaats te zijn voor erg persoonlijke contacten tussen beide groepen, gezien dit alles zeer gereglementeerd moet verlopen. Zo dienen bewaarders gezag uit te stralen en mogen zij zich niet open opstellen ten aanzien van de gedetineerden. Dit alles om de nodige afstand te bewaren. De relaties tussen beide groepen zijn asymmetrisch en worden vooral gekenmerkt door formaliteit.105 Hierbij moet echter opgemerkt worden dat, ondanks de ongelijkheid tussen bewakers en gedetineerden, zij toch de mogelijkheid zouden hebben om te onderhandelen. Wat betreft deze formele relatie tussen beide groepen kunnen bewaarders ten aanzien van gedetineerden twee professionele houdingen aannemen; enerzijds de statutaire houding en anderzijds de missionaire houding. Voor bewaarders die de statutaire houding aannemen, staan bewaking en veiligheid centraal. Zij wantrouwen de gedetineerden en hechten veel belang aan discipline en het gebruik van sancties. Binnen de gevangenisorganisatie is er de voortdurende dreiging van gevaar. Gedetineerden zijn onvoorspelbaar en hebben vaak een gewelddadig verleden. Penitentiair bewakingsassistenten kunnen zich hierdoor bedreigd gaan voelen. Angst speelt voor veel bewaarders dan ook een prominente rol en de relatie tussen beide groepen wordt voornamelijk gekenmerkt door wantrouwen.106 Contact en overleg zijn daarentegen de centrale elementen binnen de missionaire houding. Penitentiair bewakingsassistenten die deze houding aannemen, trachten vooral spanningen te vermijden en problemen te voorkomen. 107 Er dient bij stilgestaan dat men als penitentiair bewakingsassistent kan evolueren van een statutaire naar een missionaire houding ten aanzien van de gedetineerden. Ook het omgekeerde is mogelijk, maar zou in mindere mate voorkomen. Wat de gevangenis van Vorst betreft, dient opgemerkt te worden dat het hier om een arresthuis gaat. In de literatuur wordt gesteld dat de contacten tussen de penitentiair bewakingsassistenten en de 104
Ibid., blz. 27-28. Ibid., blz. 28. 106 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 23. 107 VANACKER, J., op.cit., blz. 29. 105
39
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur gedetineerden binnen dit soort gevangenis tot een minimum beperkt blijven. Hierdoor zijn er dan weer geen communicatiekanalen zodat de ontevredenheid zich zal gaan opstapelen en zonder dat de mogelijkheid bestaat om deze ergens te uiten.108 Dit kan op zijn beurt zorgen voor spanningen tussen bewaarders en gedetineerden. Tenslotte wordt er binnen de literatuur gesteld dat de verhouding tussen bewaarders en gedetineerden gedefinieerd kan worden in termen van een structurele conflictsituatie. Gedetineerden zien het bewaarderwerk voornamelijk als het hen vasthouden in de gevangenis en daarbij ook als het handhaven van de orde. Dit gaat meestal net tegen de verlangens van de gedetineerden in en als gevolg hiervan zullen bewaarders tegenwerking ervaren wat leidt tot het botsen van beide groepen. De mate waarin dit gebeurd, hangt dan weer sterk af van het niveau van beveiliging binnen de gevangenis.109 Het wordt duidelijk dat de relaties tussen penitentiaire bewakingsassistenten en gedetineerden verscheidene vormen kunnen aannemen waarbinnen aspecten als macht en hiërarchie, maar ook onderlinge afhankelijkheid een centrale plaats innemen. Veel hangt af van de persoon van de bewaarder, de gevangenisorganisatie waarbinnen deze tewerkgesteld is en de vroegere ervaringen met gedetineerden.
108 109
DE WAELE, J.P.en DEPREEUW, W., op.cit., blz. 142. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 21.
40
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk
4:
De
omstandigheden
waarin
de
penitentiair
bewakingsassistent zijn werk uitvoert
4.1 Fysieke arbeidsomstandigheden De werkdruk, zoals deze ervaren wordt door penitentiair bewakingsassistenten, hangt samen met de fysieke omstandigheden waarin men het bewaarderwerk uitvoert. De leefomstandigheden van de gedetineerden zijn immers bepalend voor de werkomstandigheden van de bewaarders. Uit de literatuur blijkt dat de meeste gevangenissen helemaal niet luxueus zijn. De meeste cellen zijn erg klein en hebben maar een somber venstertje.110 Toch dient hierbij benadrukt dat deze stelling niet opgaat voor alle Belgische gevangenissen, gezien er een enorm verschil is in materiële infrastructuur tussen de penitentiaire inrichtingen onderling.111 De inrichtingen verschillen in grote mate van de oude, stervormige ducpétiaux gevangenissen. Dit zijn cellulaire gevangenissen van het Pennsylvania-type, gericht op totale afzondering met disciplinering van de persoon van de gedetineerde.112 Bovendien doet de staat de laatste jaren inspanningen om grote delen van de meest verouderde instellingen te renoveren. Het nadeel hiervan is echter dat alles enorm traag verloopt en dat de verbouwingswerken hierdoor eindeloos lijken te duren.113 Een nadeel dat specifiek voor de penitentiaire inrichtingen van Vorst en Sint-Gillis geldt, is dat hier geen uitbreiding mogelijk blijkt gezien deze gevangenissen zich in het stadscentrum bevinden. Renovatie is bijna onmogelijk door gebrek aan plaats en overreglementering.114 Aangezien uitbreiding niet mogelijk blijkt, dient men over te gaan op het principe van ‘dag na dag beheren’. In de gevangenis van Vorst kampt men momenteel met de hoogste mate van overbevolking. Gezien deze penitentiaire inrichting een arresthuis is en er dus voorlopig gehechten verblijven, is er veelvuldig bezoek van advocaten. De gevangenis heeft hiervoor echter niet de toereikende voorzieningen wat zorgt voor problemen en spanningen.115 Voor inrichtingen waarbij men wel renoveert en uitbreidt, geldt dan weer dat de interne materiële situatie verschilt per vleugel. Door het feit dat de gevangenisrenovatie lang duurt en voor sommige inrichtingen zelfs onmogelijk blijkt, hebben verschillende gevangenissen, zoals reeds aangegeven, te kampen met een 110
DE WIT, J., De gevangenissen. Leuven, Davidsfonds, 1994, blz. 22.
111
NEYS, A., e.a., op.cit., blz. 169. DE WIT, J., op.cit., blz. 21. 113 DE WIT, op.cit., blz. 23. 114 Ibid., blz. 21. 115 AUDENAERT, G. (Dirjud), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 1 maart 2010. 112
41
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur overbevolkingprobleem. Dit probleem van overbevolking kan op zijn beurt mogelijks een (mede) aanleiding
vormen
voor
geweld
binnen
de
gevangenis.
Verschillende
penitentiaire
bewakingsassistenten geven aan een zekere angst voor geweld te koesteren wat op zich aanzien wordt als een mogelijke stressfactor.116 Naast overbevolking, kunnen ook de vermeerdering van het aantal buitenlandse gedetineerden in Belgische gevangenissen, ontoereikende hygiëne en sanitaire voorzieningen, onvoldoende vrijetijdsbesteding, de kwaliteit van het eten en onvoldoende werkplaatsen en mogelijkheden tot het volgen van een beroepsopleiding leiden tot een toename van geweld binnen de penitentiaire inrichtingen.117 Los van bovenstaande zaken , kwam VERHAGEN in zijn onderzoek tot het besluit dat penitentiaire bewakingsassistenten daarenboven last hebben van droge lucht, onvoldoende verse lucht en tocht. 118 Hierbij aansluitend vonden DE CONINCK en LOODTS nog een aantal klachten van bewaarders met betrekking tot hun fysieke werkomstandigheden. Verschillende penitentiaire bewakingsassistenten geven aan last te ondervinden van sigarettenrook wanneer zij gedurende een langere tijd met gedetineerden op cel verblijven. Andere klachten hebben betrekking op de verlichting die binnen veel gevangenissen gebruikt wordt. Ook wordt er nadruk gelegd op de grote hoeveelheid lawaai binnen de gevangenis; traliedeuren klappen dicht, telefoons rinkelen, namen van gedetineerden worden afgeroepen,… en dit aan een onafgebroken tempo.119 Zoals reeds aangegeven klagen penitentiaire bewakingsassistenten regelmatig over overvolle gevangenissen, muffe lucht, stank en vuiligheid. 120 Tot slot zouden ook de besloten ruimtes en de kille inrichting van gevangenissen zwaar doorwegen op de werkbeleving van penitentiair bewakingsassistenten.121 Uit onderzoek kan dus besloten worden dat de werkomgeving opvallende effecten heeft op de penitentiaire bewakingsassistenten. Zo zijn tevreden, niet gestresseerde bewaarders in staat om een professionele, productieve, veilige en humane werkomgeving te creëren. Ontevreden en gestresseerde bewaarders daarentegen, kunnen zorgen voor een ongestructureerde en weinig humane werkomgeving.122 De fysieke arbeidsomstandigheden vormen dus een niet te onderschatten onderdeel binnen een onderzoek naar de werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten.
116
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 37. SCREVENS, R., BULTHE, B. en RENARD, A., Geweld in de gevangenissen. Antwerpen, Kluwer, 1979, blz. 65-71. 118 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 37. 119 DE CONINCK, G. en LOODTS,P., Les risques professionnels des surveillants de prison: recherche exploratoire sur le risque d‟être agressé par les détenus et le syndrome de stress post-traumatique. Revue internationale de criminologie et de police technique scientifique, nr.1, 1999, blz. 86-87. 120 KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., Stress en burnout among prison personnel. Sources, outcomes, and intervention strategies. Criminal justice and behavior, jrg. 34, nr. 3, 2007, blz. 382. 121 Ibid., blz. 382. 122 LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., op.cit., blz. 461. 117
42
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
4.2 (On)veiligheid Onveiligheid blijkt een actueel politiek thema waar ook vanuit diverse wetenschappelijke disciplines veel aandacht aan besteed wordt. Verder lijkt veiligheid binnen het gevangeniswezen eveneens een ‘hot topic’ in de hedendaagse mediaberichtgeving; “1.500 cipiers betogen in Brussel tegen toenemende onveiligheid”123, “Overbevolking gevangenis is oorzaak van onveiligheid”124. Voorgaande krantenkoppen vormen een illustratie van het feit dat het niet denkbeeldig is dat een penitentiaire bewakingsassistent tijdens de uitoefening van zijn job wordt geconfronteerd met agressie vanuit de gedetineerdenpopulatie. De grote aandacht die uitgaat naar dit fenomeen, blijkt niet verwonderlijk gezien veiligheid een centraal aandachtspunt van de gevangenisorganisatie vormt. Binnen de literatuur wordt regelmatig aangegeven dat sommige gevangenen gewelddadig gedrag vertonen en dat bewaarders het contact met deze mensen vaak als onveilig ervaren. Ook zou de gevangenis zelf, als sociale organisatie, de conflictsituatie tussen gedetineerden en bewaarders continu handhaven. De gevangenisomgeving zou de gedetineerden dus aanzetten om in opstand te komen tegen het personeel wat op zijn beurt uitmondt in angst en onzekerheid.125 Verder zouden er een aantal factoren zijn die het (subjectieve) onveiligheidsgevoel bij penitentiaire bewakingsassistenten kunnen versterken. Zo beschrijft DERVEAUX hoe de omgang met allochtonen onzekerheid en angst kan aanwakkeren bij het bewakingspersoneel, niet zozeer omwille van het delict waarvoor deze mensen opgesloten zitten, maar vooral door de taalbarrière. Bewaarders kunnen niet vlot communiceren met deze gedetineerdenpopulatie en hierdoor hebben ze ook geen vat op hetgeen er in hen omgaat. De anderstalige gedetineerde kan heel wat agressie koesteren, zonder dat de bewaarder hier een duidelijk zicht op heeft. Anderzijds horen de bewaarders verhalen over internationaal banditisme en georganiseerde misdaad. Men beseft dat men binnen de werkomgeving geconfronteerd wordt met gedetineerden die veroordeeld zijn voor zeer zwaarwichtige feiten en hierdoor kunnen er gevoelens van angst ontstaan.126 Verder haalt DERVEAUX aan dat er een groeiend aantal bewaarders aangeeft dat agressie, specifiek naar hen gericht, toeneemt. Er zijn inderdaad twee redenen om aan te nemen dat agressie een bedreiging alsook een aanwezige factor is geworden; enerzijds is er de veranderde groep van gedetineerden, anderzijds zijn de interne omstandigheden binnen de gevangenis gewijzigd.127 Vanuit
123
http://www.indymedia.be http://www.demorgen.be 125 COOKE, D.J., Violence in prisons: The influence of regime factors, The Howard Journal, jrg. 30, nr. 2, 1991, blz. 97-99. 126 DERVEAUX, W., op.cit., blz. 220. 127 Ibid., blz. 221. 124
43
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur zijn eigen ervaring als bewaarder stelt deze auteur vast dat de gedetineerdenpopulatie agressiever en minder evenwichtig is geworden. Deze ontwikkeling beschouwt hij als gevolg van de alternatieve maatregelen die in het leven werden geroepen (Vb.: probatie, voorwaardelijke veroordelingen en boetes), die de traditionele en meest evenwichtige daders uit de gevangenis houden. Hierdoor komen penitentiaire bewakingsassistenten vooral in aanraking met de meest moeilijke gedetineerdenpopulatie. Bovendien stelt DERVEAUX vast dat het intellectuele niveau van de gevangenisbevolking de hoogte ingaat en dit brengt mee dat gedetineerden steeds mondiger zijn. Ze hebben bovendien ook meer ervaring in het ondermijnen en contesteren van gezag. Ook de gewijzigde interne omstandigheden binnen de gevangenis kunnen het onveiligheidsgevoel bij bewaarders aanwakkeren. Men evolueerde de laatste jaren immers van een regime met individuele opsluiting op cel naar een regime waarbij er veel meer bewegingsvrijheid en faciliteiten zijn voor de gedetineerden.128 Ook de basiswet interne rechtspositie van gedetineerden kende hen heel wat bijkomende rechten toe. Deze uitbreiding van de vrijheid binnen de penitentiaire inrichting vergroot ook de ruimte waarin agressie kan geuit worden. Dit brengt op zijn beurt mee dat de penitentiair bewakingsassistent onder grotere druk zou komen te staan.129 In het jaar 2000 echter, publiceerde een onderzoeksequipe van de VUB en de ULB het onderzoeksrapport
‘De problematiek
van
geweld
in
de
Belgische
gevangenissen’.
Dit
onderzoeksrapport poogt een overzicht te geven van de brede waaier aan verschijningsvormen van geweld, waaronder het geweld dat uitgeoefend wordt door gedetineerden ten aanzien van het bewarend personeel. Wat deze laatste verschijningsvorm betreft, komen de onderzoekers tot de vaststelling dat fysiek geweld ten aanzien van penitentiaire bewakingsassistenten een vrij zeldzaam fenomeen is. Verbaal geweld daarentegen, blijkt frequenter voor te komen. Verder kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat er binnen arresthuizen meer incidenten van agressie tussen gedetineerden en bewaarders zijn dan in strafhuizen.130 Binnen dit deel over (on)veiligheid mag de problematiek van overbevolking in de gevangenissen niet onvermeld blijven. Doordat de Belgische gevangenissen de laatste jaren haast permanent overbevolkt zijn, worden bewaarders in nieuwe en moeilijke situaties geplaatst. Voor penitentiair bewakingsassistenten houdt het werken in een overvolle gevangenis vooral in dat improvisatie bij het werk een te groot risico wordt. De meest acute problemen krijgen voorrang, onderliggende en meer tijdrovende moeilijkheden worden niet meer aangepakt. 131 Dit geeft aanleiding tot een
128
Ibid., blz. 221. Ibid., blz. 221. 130 http://www.vub.ac.be/SCRI/onderzoek/penologie/geweldingevangenissen.html 131 Ibid. 129
44
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur subjectief onveiligheidsgevoel bij de bewaarders. Een goede verstandhouding met de gedetineerden zou er immers voor kunnen zorgen dat penitentiair bewakingsassistenten zich minder onveilig zullen voelen. Het laat hen immers toe om voeling te krijgen met de gedetineerden en wat er in hun hoofd omgaat. Door regelmatig contact met de gedetineerden kan men eventuele spanningen beter inschatten. Gezien de problematiek van overbevolking echter, bestaat er hier geen tijd voor… BEYENS, SNACKEN en ELIAERTS deden een kwalitatief onderzoek naar de overbevolkingproblematiek binnen het Belgische gevangeniswezen en merkten op dat dit probleem zich verplaatst naar de arresthuizen (zoals Vorst), die reeds te kampen hebben met een toenemend aantal of een toenemende duur van de voorlopige hechtenis.132 Verder stellen zij vast dat deze problematiek aanleiding geeft tot een moeilijk te beheersen gevangenispopulatie. Bovendien neemt het aantal conflicten tussen penitentiair bewakingsassistenten en gedetineerden evenredig toe met de mate van overbevolking. Andere literaire bronnen gaan ervan uit dat het contact in de gevangenis vaak oppervlakkig en slechts in bepaalde gevallen problematisch is. Met name in die situaties die kwaad kunnen berokkenen aan de penitentiair bewakingsassistent. Er kan dus gesteld worden dat contact met gevaarlijke gevangenen of in een onveilige omgeving gevoelens van angst kan opwekken en hierdoor kan er stress veroorzaakt worden.133 Het contact op zich blijkt niet stressvol, echter wel het type van contact kan problemen veroorzaken.134
132
BEYENS, K., SNACKEN,S. en ELIAERTS, C., op.cit., blz. 173. Ibid., blz. 37. 134 WHITEHEAD, J.T. en LINQUIST, C.A., op.cit., blz. 37. 133
45
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
4.3 Hiërarchie binnen het gevangeniswezen Met betrekking tot de relatie tussen penitentiaire bewakingsassistenten en hun hiërarchische oversten, zijn er in de literatuur een aantal minpunten vindbaar. Zo ervaren veel bewaarders de controle door hun oversten als negatief. Ze klagen over de manier waarop de leidinggevenden hun werk aan controle onderwerpen. Leidinggevenden hebben de drang om controle uit te oefenen en dit staat in schril contrast met het verlangen van de penitentiaire bewakingsassistenten naar autonomie en discretie.135 Bovendien zouden de hogere graden in de ogen van de penitentiaire bewakingsassistenten te ver van de praktijk staan waardoor ze geen of onvoldoende voeling met ‘het veld’ hebben. Ook de richtlijnen die de leiding geeft, leunen te sterk aan bij de veiligheidsvoorschriften en zouden meer dan eens onmogelijk volledig uit te voeren zijn in de praktijk. Bewaarders voelen zich vaak afhankelijk van hun leidinggevenden en klagen over een gebrek aan autonomie.136 Ze zouden ook onvoldoende kunnen tussenkomen bij beslissingen wat op langere termijn mogelijks een factor kan zijn voor burnout. 137 De meeste mensen willen immers medezeggenschap als er beslissingen worden genomen, gezien bijdragen tot het nemen van beslissingen overeenstemt met de wijze waarop macht binnen een organisatie verdeeld is.138 In bepaalde penitentiaire inrichtingen beschikken slechts een beperkt aantal leidinggevenden over de bevoegdheid om beslissingen te nemen. Binnen andere organisaties daarentegen, blijkt macht verdeeld te zijn over alle werknemers, ongeacht het niveau waarop men tewerkgesteld is.139 In onderzoek komt naar voor dat werknemers die onvoldoende inbreng hebben bij het nemen van beslissingen, sneller te maken zullen krijgen met rolproblemen, die er op hun beurt voor kunnen zorgen dat iemand te maken krijgt met rolstress.140 Het feit dat bewaarders en leidinggevenden de nadruk op andere aspecten leggen, zou te wijten kunnen zijn aan hun verschillende visie op de gevangenis als organisatie. Leidinggevenden bekommeren zich namelijk vooral om het imago van de gevangenis, terwijl de penitentiaire bewakingsassistenten voornamelijk aandacht hebben voor de leefbaarheid binnen de inrichting. De leiding handelt dus vanuit andere doelstellingen, wat het werk van de gewone bewaarder niet altijd ten goede zou komen.141
135
Ibid., blz. 38. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 240. 137 WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., op.cit., blz. 23. 138 LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., op.cit., blz. 463. 139 Ibid., blz. 464. 140 Ibid., blz. 464. 136
141
Ibid., blz. 464.
46
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
4.4 Uurregelingen en vakantieregelingen Aangezien penitentiair bewakingsassistenten verschillende uurregelingen hebben, kunnen deze zeker een invloed uitoefenen op het ervaren van werkdruk. Uur- en vakantieregelingen bepalen immers in hoeverre en op welke momenten de bewaarder tijd kan besteden aan activiteiten die los staan van zijn professionele bezigheden. Van belang hierbij zijn het familieleven en de hobby’s die worden beoefend. Uit de literatuur blijkt dat het werken in een ‘continudienst’ een invloed uitoefent op het familieleven van de penitentiair bewakingsassistent en dit kan op zijn beurt resulteren in vermoeidheid en stress.142 FINN illustreerde dit door een bewaarder aan het woord te laten: “One day I pulled over to the side of the road because I couldn’t remember whether I was going to work or going home.”143 Ook CORNELIUS en KAUFFMAN kwamen doorheen hun interviews tot het besluit dat shiften waarbij men elkaar aflost, schade berokkenen aan het familieleven van de bewaarders en ervoor zorgen dat ze moe en geïrriteerd zijn waardoor ze in mindere mate hun verantwoordelijkheden kunnen opnemen.144 Een ander nadeel van het werken in shiften is het feit dat dit mogelijks een ‘wij tegen zij-mentaliteit’ kan creëren, waarbij de verschillende shiften met elkaar in concurrentie zouden treden.145 Wat betreft rust- en vakantiedagen heeft de Belgische penitentiair bewakingsassistent hier, net als elke andere werknemer, recht op. Uit de praktijk blijkt echter dat slechts weinig gevangenisdirecties deze verlof- en rustdagen kunnen respecteren. Een groot personeelstekort gecombineerd met overbevolkte gevangenissen dwingt de directie ertoe om de rust- en verlofdagen waarop de bewaarders wettelijk recht hebben, onvoldoende tot niet toe te kennen. Momenteel zouden de zesduizend Belgische bewaarders samen nog 400.000 vakantiedagen te goed hebben. Sommigen onder hen hebben nog achthonderd vakantie- of rustdagen staan. Vakantiedagen uitbetalen om zo de achterstand weg te werken blijkt geen optie, gezien dit enkel mag als iemand op pensioen gaat.146 Deze praktijk zet de penitentiaire bewakingsassistenten ertoe aan om het ziekteverlof (onrechtmatig) te gebruiken om zo toch een aantal vrije dagen te kunnen opnemen. Binnen de gevangenis van Sint-
142
KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., op.cit., blz. 382. Ibid., blz. 382. 144 FINN, P., op.cit., blz. 4. 145 LAMBERT, E.G., HOGAN, N.L. en TUCKER, K.A., op.cit., blz. 473. 146 LEYSEN, J., Gevangenisbewakers hebben 400.000 dagen openstaan. Hoe werkt een cipier 800 rustdagen weg? Het Nieuwsblad, 2 maart 2010, blz. 5. 143
47
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Gillis melden er zich met de regelmaat van de klok veertig tot vijftig van de 340 penitentiair bewakingsassistenten ziek.147 Dit creëert uiteraard een vicieuze cirkel. Om dergelijke ‘zieke’ bewakers te vervangen, is de directie genoodzaakt om te besparen op de vakantie van bewaarders die wel opdagen.148 Zo’n situaties bevorderen de sfeer onder de collega’s geenszins.
147 148
DE BOCK, S., Honderd cipiers Sint-Gillis plots „ziek‟ geworden. Het Nieuwsblad, 10 maart 2010, blz. 3. BEYENS, K., SNACKEN,S. en ELIAERTS, C., op.cit., blz. 173.
48
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk 5: Factoren van ervaren werkdruk in de werksituatie van de penitentiair bewakingsassistent
Het beeld dat binnen de literatuur wordt opgehangen omtrent de situatie van penitentiaire bewakingsassistenten is niet erg rooskleurig. Er wordt meer dan eens gewezen op een hoge mate van verzuim en vervroegde uitdiensttreding. Verder is er sprake van een groot verloop onder de bewaarders. Verschijnselen zoals werkvervreemding en het aannemen van een cynische houding ten aanzien van gedetineerden alsook de moeilijkheden in relaties met anderen, duiden op problemen.149 De taak van een bewaarder blijkt zwaar te zijn en dit is niet verwonderlijk gezien penitentiaire bewakingsassistenten worden beschouwd als geïsoleerde werknemers in een omgeving die gekenmerkt wordt door spanningen en onzekerheden. De stressvolle impact van de organisatie in combinatie met gedetineerden die gedwongen opgesloten zitten, leidt tot spanningen bij het bewaarderpersoneel. Het is dus zeer aannemelijk dat het werken binnen een penitentiaire inrichting de nodige stress met zich meebrengt. Door de invoering van de resocialisatiedoelstelling, worden er van de bewaarder heel wat extra inspanningen verwacht. Binnen zijn taak wordt eveneens tegenstrijdigheid van de opdrachten zichtbaar. Hierdoor ontstaan er duidelijk problemen en stress situaties binnen de uitoefening van het bewaarderberoep.150 Echter, niet enkel aspecten binnen de uitoefening van de job, maar ook zaken die samenhangen met het beroep van penitentiair bewakingsassistent kunnen ervoor zorgen dat er werkdruk, stress en eventueel zelfs burnout ervaren wordt. Binnen dit deel zullen verschillende, veel voorkomende zaken die mogelijks knelpunten vormen binnen het beroep van penitentiair bewakingsassistent besproken worden.
5.1 Laag aanzien van de baan In de literatuur wordt aangegeven dat de eisen voor het beroep van penitentiair bewakingsassistent laag zijn, de verloning niet bijster hoog is en men werkt op onregelmatige uren. Deze factoren
149 150
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 10. DERVEAUX, W., op.cit., blz. 235.
49
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur kunnen op hun beurt een bijdrage leveren aan de lagere status van het bewaarderberoep.151 Wie daarentegen een beroep of functie uitoefent waaraan er vanuit de samenleving hoge waarde wordt toegekend, zou op grond hiervan eerder geneigd zijn een positief zelfbeeld te ontwikkelen.152 Werken als gevangenisbewaarder echter, hangt vooralsnog samen met een lagere sociale status. Dit blijkt uit de motivatie van de bewaarders, gezien de meesten deze job als tweede keuze hadden. 153 De lagere sociale status die met het beroep van penitentiair bewakingsassistent gepaard zou gaan, kan op zijn beurt een significante bron van werkgerelateerde stress gaan vormen. Hoe minder steun er wordt ervaren, hoe meer stress en burnout er gerapporteerd wordt. Verder zou het bewaarderberoep ook vanuit de ogen van de gedetineerden een laag aanzien genieten. Zo zei er ooit een gevangene: “We don’t actually have any respect for a regular guard, he just carries the keys.”154 In de literatuur wordt daarenboven veelvuldig gewezen op de negatieve houding van het publiek ten aanzien van het bewaarderberoep. De verklaring voor de negatieve gevoelens die leven onder het publiek dient volgens FOGEL gezocht te worden in de onbekendheid en het daarmee samenhangende gebrek aan begrip voor de baan.155 Het beroep van penitentiair bewakingsassistent zou aldus dikwijls gekozen worden bij gebrek aan betere mogelijkheden en nadat men in andere beroepen reeds mislukkingen opliep. Bovendien blijkt het beroep van bewaarder weinig aantrekkelijk en tegenover anderen staat het in een uiterst zwakke concurrentiële positie.156 Met het K.B. van 12 november 2009 echter, waarin wordt gesteld dat een kandidaat-penitentiair bewakingsassistent moet beschikken over een diploma hoger secundair onderwijs of een instapkaart niveau C penitentiair bewakingsassistent dient te hebben, zijn de voorwaarden om deel te nemen aan de selectie verhoogd wat ervoor kan zorgen dat de baan van penitentiair bewakingsassistent in de toekomst meer aanzien zal hebben.
151
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 30. HEIJDER, A., op.cit., blz. 140. 153 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.P., op.cit. blz. 38. 154 Ibid., blz. 38. 155 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 30. 156 DE WAELE, J.P. en DEPREEUW, W., op.cit., blz. 23. 152
50
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
5.2 Onvoldoende betrokkenheid bij besluitvorming Binnen zowat alle grote organisaties worden beslissingen genomen om de goede werking van de onderneming blijvend te garanderen en dit is evenzeer het geval binnen de penitentiaire inrichting. Desondanks dient nagegaan te worden in hoeverre bewaarders de kans krijgen om hun stem te laten horen indien er dergelijke beslissingen worden genomen. De Belgische penitentiair bewakingsassistent is een staatsambtenaar, wat impliceert dat hij een uitvoerende functie in de bureaucratische, hiërarchisch gestructureerde staatsadministratie vervult.157 Hierdoor heeft de bewaarder geen invloed op de beslissingen die op beleidsniveau worden genomen en hun visie op de praktijk bereikt dat hoger niveau geenszins. De genomen beslissingen worden voornamelijk omgezet in ministeriële omzendbrieven en bereiken de bewaarders via ‘dienstorders’ die zonder tegenspraak uitgevoerd moeten worden.158 Het probleem bestaat er nu in dat de richtlijnen die van bovenuit worden uitgevaardigd vaak geen eenduidige vertaling naar de praktijk bevatten. Dit houdt in dat de concrete uitwerking ervan wordt overgelaten aan de directie van de penitentiaire inrichting. Het resultaat hiervan zijn de ‘interne dienstnota’s’ die concrete richtlijnen inhouden die van de gevangenisdirectie uitgaan en die een directe invloed hebben op het werk van de penitentiair bewakingsassistent. Vanuit de literatuur wordt echter duidelijk dat bewaarders nauwelijks worden betrokken bij deze besluitvormingsprocessen. Zo geeft VERHAEGHE aan dat een groot deel van de bewaarders klaagt over een gebrek aan medezeggenschap in de beslissingen zoals deze worden genomen door de directie.159 Ook CHEEK en DI STEFANO MILLER kwamen doorheen hun onderzoek naar factoren die zorgen voor stress bij penitentiaire bewakingsassistenten tot de conclusie dat het onvoldoende krijgen van verantwoordelijkheden en onvoldoende inbreng bij te nemen beslissingen belangrijke bronnen van stress vormen.160 Doordat beslissingen op een hoger niveau worden genomen, zijn bepaalde zaken onmogelijk uit te voeren op de werkvloer. Desondanks beschikken bewaarders niet over de macht of mogelijkheden om regels te wijzigen. Het gevolg hiervan is dat zij niet kunnen werken ‘volgens het boekje’, gezien dit niet mogelijk is door de onvoorspelbaarheid van situaties uitgelokt door gedetineerden.161
157
DERVEAUX, W., op.cit., blz. 217. Ibid., blz. 127. 159 VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 254. 160 CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., op.cit., blz. 118. 161 Ibid., blz. 118-119. 158
51
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
5.3 Hoge werklast Verscheidene onderzoeken komen tot de conclusie dat de werklast van penitentiaire bewakingsassistenten hoog is. Uit de studie van KOMMER naar de werksituatie en het functioneren van penitentiaire bewakingsassistenten blijkt dat tussen 65 % en 75 % van de bewaarders aangeeft onder spanning te staan als gevolg van hoge werklast. Ze geven vooral aan dat ze teveel moeten doen binnen een te beperkte tijdspanne en dat ze verscheidene taken tegelijk dienen af te werken. Ander onderzoek stelt dat de werklast die penitentiaire bewakingsassistenten ervaren de laatste jaren vooral
is toegenomen door financiële inkrimpingen en door een vermindering van
personeel.162 Hierbij komt dan nog eens dat de samenstelling van de gedetineerdenpopulatie de laatste jaren aanzienlijk veranderde (buitenlandse gedetineerden, geïnterneerden en drugverslaafde gedetineerden), wat de taak van de penitentiair bewakingsassistent enkel verzwaarde en hierdoor zorgt voor een hogere werklast.163 De link met burnout dient hier aangegeven; hoe hoger de werklast, hoe meer symptomen van burnout penitentiaire bewakingsassistenten zouden vertonen.164
5.4 Geweld en gevaar in de gevangenis Binnen de gevangenis staan gedetineerden en penitentiair bewakingsassistenten (voortdurend) in verbinding met elkaar. Deze situatie wordt binnen de literatuur veelal een ‘structurele conflictsituatie’ genoemd en kan op een vrij eenvoudige manier eindigen in een geweldsituatie.165 Bewaarders dienen aldus constant op hun hoede te zijn voor dreigend gevaar en bezitten hiervoor een zekere angst, wat mogelijks een bron van stress kan zijn. Naast geweld, blijkt ook gevaar een potentiële stressbron te zijn.166 Zo zou het risico op aids of hepatitis de laatste jaren toenemen, gezien er meer gedetineerden (ex)druggebruikers zijn. Verder worden er de laatste jaren meer en meer toxicomanen, die als het ware hun verslaving meenemen binnen de muren, opgesloten in de gevangenissen. Zij trachten ook binnen de gevangenisorganisatie aan verdovende middelen te geraken. Via allerhande methodes en
162
SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 32. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 8. 164 WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., op.cit., blz. 30. 165 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 37. 166 Ibid., blz. 37. 163
52
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur manipulatieve gedragingen worden andere gedetineerden hierbij betrokken. Het gehele gevangenisgebeuren wordt hiermee belast, wat extra druk oplegt bij de bewaarders.167
5.5 Onduidelijkheden binnen het bewaarderwerk Onduidelijkheden binnen het werk, leiden over het algemeen tot spanningen. Binnen de taak van de penitentiair bewakingsassistent zou er vaak sprake zijn van onduidelijkheden. De essentie van deze onduidelijkheden zou niet liggen in een tekort aan richtlijnen of gebrekkige functiebeschrijvingen, maar de communicatie binnen het gevangeniswezen zou niet vlot verlopen en dit kan op haar beurt een bron voor onduidelijkheden vormen.168 Verder toont PHILLIBER aan dat er binnen de taak van bewaarder rolproblemen van verschillende aard voorkomen en dat deze een belangrijke bron van stress kunnen vormen voor de bewaarders. Zoals reeds aangegeven, gaat het hierbij om rolonduidelijkheid en rolconflict. Veelal is er geen eenduidige informatie over de wijze waarop de bewaarder zijn werk dient in te vullen of gebeurt de communicatie hieromtrent op een onoverzichtelijke manier. Ook dient de penitentiaire bewakingsassistent binnen zijn job te voldoen aan twee tegenstrijdige verwachtingen; beveiligen en bejegenen. Ondanks het feit dat dit twee tegengestelden zijn, wordt er van de bewaarder verwacht dat hij ze gelijktijdig aanwendt. Voor een groot deel van de penitentiaire bewakingsassistenten echter, is het vinden van een evenwicht tussen beide taken een onmogelijke opdracht en blijven er dus onduidelijkheden bestaan.169 Uit het onderzoek van CHEEK en DI STEFANO MILLER blijkt zelfs dat een gebrek aan duidelijke richtlijnen dé primaire stressbron zou vormen en dat penitentiaire bewakingsassistenten willen dat er voor elke situatie duidelijk omschreven wordt op welke wijze ze hiermee moeten omgaan. Dit laatste blijkt echter onmogelijk gezien het werken met mensen in complexe situaties, zoals het gevangeniswezen er één is, niet toelaat dat men vooraf alles vastlegt in codes en regelgeving. Er wordt dus van de penitentiaire bewakingsassistenten verwacht dat ze de regels op een flexibele manier kunnen toepassen. 170
167
DERVEAUX, W., op.cit., blz. 219. VERHAGEN, J., Bewaarders/ piw-ers onder druk. Balans, nr. 10, 1986, blz. 14. 169 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.P., op.cit. blz. 34. 170 CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., op.cit., blz. 115. 168
53
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Hoofdstuk
6:
Gevolgen
van
de
knelpunten
die
penitentiair
bewakingsassistenten ervaren
Verschillende factoren kunnen mogelijks een oorzaak van werkdruk vormen, zoals deze wordt ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten. Deze factoren dienen aanzien als knelpunten binnen het bewaarderberoep. Desondanks stopt het vaak niet bij deze factoren op zich, maar hebben zij meer dan eens een invloed op de bewaarder als persoon. Door het feit dat er bepaalde factoren aanwezig zijn in, of verbonden zijn met het beroep van penitentiair bewakingsassistent, kan de bewaarder een zekere mate van werkdruk ervaren en zich hierdoor cynisch opstellen ten aanzien van de gedetineerden, de penitentiaire inrichting verlaten, zich veelvuldig ziek melden of zelfs belanden in een burnout. Deze zaken worden in het laatste hoofdstuk van dit deel besproken. Er dient opgemerkt dat dit slechts vier mogelijke gevolgen van de ervaren knelpunten binnen het bewaarderberoep zijn. Hiernaast kan een bewaarder die werkdruk ervaart nog op tal van andere manieren reageren.
6.1 Werkvervreemding en cynische houding Verschillende penitentiaire bewakingsassistenten zouden vervreemd lijken van hun werk en hun werkomgeving. Werkvervreemding uit zich voornamelijk in het aannemen van een passieve en apathische houding.171 Bij de vervreemding van werk en werkomgeving kunnen volgens SEEMAN vijf verschillende dimensies worden onderscheiden; machteloosheid, zinloosheid, normloosheid, isolement en zelfvervreemding. Machteloosheid duidt op het feit dat de bewaarder het gevoel heeft geen enkele invloed meer te kunnen uitoefenen. Zinloosheid wijst erop dat het voor de bewaarder geheel onduidelijk is waarom bepaalde dingen gebeuren en hoe de besluitvorming plaatsvindt. Normloosheid is afgeleid van het bekende begrip ‘anomie’ en verwijst naar een situatie waarin sociale normen die het gedrag regelen, vervallen zijn of niet langer meer doeltreffend blijken als regelgevend.
Isolement
duidt
op
de
vervreemding
die
voorkomt
bij
penitentiaire
bewakingsassistenten die een lage waarde toekennen aan doeleinden en opvattingen die door de maatschappij net hoog in het vaandel worden gedragen. Zelfvervreemding tenslotte, geeft aan dat
171
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 12.
54
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur de penitentiaire bewakingsassistent niet langer in staat blijkt om voldoeninggevende activiteiten te ontwikkelen. Hij zal met andere woorden enkel nog omwille van het loon gaan werken.172 Bovenstaande komt tot uiting in het onderzoek van TOCH en KLOFAS naar werkvervreemding en behoefte aan taakverdieping onder bewaarders, waarbij zo’n 70 % van de penitentiaire bewakingsassistenten het eens blijkt met de stelling “We’re damned if we do, and we’re damned if we don’t” als karakteristiek van hun eigen functioneren binnen de werksituatie.173 Hieruit dient afgeleid dat werkvervreemding bij deze bewaarders in een bepaalde mate voorkomt. Wat betreft het tijdstip waarop werkvervreemding voornamelijk voorkomt dient vermeld dat werkvervreemding samen zou hangen met de duur van de werkervaring en deze relatie een U-vormige curve zou volgen; bewaarders met vijf tot negentien dienstjaren zouden meer vervreemd zijn van het werk dan hun jongere en oudere collega’s.174
Naast werkvervreemding, wordt ook het aannemen van een cynische houding binnen de literatuur meermaals aanzien als een eigenschap van de penitentiaire bewakingsassistent. Cynisme kan omschreven worden als een doordringend gevoel. Het combineert gevoelens van vijandigheid, antagonisme en ontgoocheling.175 Bewaarders zouden een cynische houding gaan aannemen bij het ervaren van spanning, frustratie en conflict verbonden aan het werk. Indien de bewaarder het gevoel heeft misbruikt te worden door gedetineerden, geen waardering te krijgen van leidinggevenden en geen steun te ondervinden van collega’s, bestaat de kans dat hij zich cynisch zal gaan opstellen. De bewaarder kan zichzelf als onbekwaam aanzien en het werk dat hij dagdagelijks uitvoert als betekenisloos aanschouwen. Ooit vatte een penitentiair bewakingsassistent het als volgt samen: “we’re the ones that have to come in and put up with all this shit. No one gives a damn about us.”176 POOLE en REGOLI, die onderzoek deden naar cynisme bij penitentiaire bewakingsassistenten, kwamen tot de conclusie dat bewaarders die ongunstige relaties met gedetineerden, collega’s of superieuren ervaren, hoger scoren op de schaal die peilt naar cynisme.177 Algemeen dient gesteld dat de bewaarder zichzelf wil beschermen door het aannemen van een cynische houding. Hij wordt namelijk wantrouwig ten aanzien van anderen en hun gedragingen.
172 173
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 12-13.. TOCH, H. en KLOFAS, J., op.cit. , blz. 61.
174
Ibid., blz. 65. POOLE, E.D. en REGOLI, R.M., Work relations and cynism among prison guards. Criminal justice and behaviour, jrg. 7, nr. 3, 1980, blz. 303. 176 Ibid., blz. 306-307 177 Ibid., blz. 311. 175
55
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Cynisme wordt dus gezien als een verdedigingsmechanisme, nodig om te overleven binnen de gevangenis.178
6.2 Groot verloop onder penitentiair bewakingsassistenten Over het algemeen dient gesteld dat het verloop of de doorstroming onder penitentiaire bewakingsassistenten groot zou zijn. Gezien penitentiaire inrichtingen stressvolle en veelal onprettige omgevingen zijn om in te werken, is het niet verwonderlijk dat dit gepaard gaat met een hoge mate van verloop onder de bewaarders die er werkzaam zijn.179 Verloop dient opgevat als het gevolg van een complex proces van interactie tussen een heterogene en weinig vaardige groep bewaarders en een relatief veeleisend gevangenisregime. Hierbij moet men de nodige aandacht hebben voor de kosten die verloren gaan door de hoge graad van verloop onder het personeel dat zorgvuldig werd geselecteerd en opgeleid.180 WRIGHT
deed
onderzoek
naar
het
voorkomen
van
verloop
onder
penitentiaire
bewakingsassistenten. Hij stelde vast dat de mate waarin bewaarders over de mogelijkheid beschikken hun capaciteiten te gebruiken, samenhangt met een eventueel verloop in een verder stadium. Zo zouden vooral bewaarders die merken dat hun bekwaamheden onvoldoende kunnen worden aangewend bij hun dagdagelijkse activiteiten, een grotere neiging hebben om uit de job te stappen.181 Vele bewaarders geven aan dat zij bij het uitoefenen van hun job zelden tot nooit hun volledige talenten kunnen benutten. Penitentiaire inrichtingen worden immers gekenmerkt door tal van regels en procedures, waarbij er zelden plaats over blijft voor creativiteit of persoonlijke inbreng van de bewaarders. Deze strikte regelgeving creëert op haar beurt een stressvolle werkomgeving met onvoldoende plaats voor het ontwikkelen en uiten van persoonlijke vaardigheden en bekwaamheden. Hierbij dient specifieke aandacht besteed te worden aan de P-E Fit Theorie die stelt dat een gebrek aan overeenstemming tussen de vragen van het individu en de vragen van de organisatie, zal leiden tot jobstress en een toename van ziekteverzuim en verloop onder de penitentiaire bewakingsassistenten.182
178
Ibid., blz. 303. WRIGHT, T.A., Correctional employee turnover: a longitudinal study. Journal of criminal justice, jrg. 21, 1994, blz. 132 180 DE VALCK, S., Een literatuurkroniek met betrekking tot de bewaardersfunctie. In: NEYS, e.a., Tralies in de weg. Het Belgische gevangeniswezen: historiek, balans en perspectieven. Leuven, Universitaire pers, 1994, blz. 237. 181 WRIGHT, T.A., op.cit., blz. 132. 182 Ibid., blz. 134. 179
56
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Algemeen gezien, zullen vooral bewaarders die slechts in geringe mate werktevredenheid ervaren, de gevangenis waarbinnen ze tewerkgesteld zijn verlaten wat wijst op een negatief verband tussen werktevredenheid en verloop. Hoewel deze bevinding logisch lijkt, blijkt dat de mate van werktevredenheid slechts een klein aandeel van het verloop kan verklaren. Het is eerder de combinatie van werktevredenheid, werkprestatie en de mogelijkheden die de bewaarder ziet om uit te groeien binnen de organisatie, die de mate van verloop onder penitentiaire bewakingsassistenten zal voorspellen.183 Naast bovenstaande combinatie, die een mogelijke verklaring kan vormen voor het hoge verloop onder bewaarders, blijkt uit de praktijk nog een andere reden naar voor te komen. Bepaalde penitentiaire inrichtingen fungeren namelijk vooral als stageplaats waardoor er tal van nieuwe bewaarders beginnen. Na een bepaalde periode echter, geraken deze bewaarders in opleiding vast benoemd en eens deze benoeming een feit is vragen zij hun overplaatsing aan naar een andere penitentiaire inrichting. Op deze manier blijven de plaatsen in bepaalde gevangenissen open wat zorgt voor een steeds nieuwe toestroom van bewaarders en dus duidt op een hoog verloop.184 Hierbij dient echter nog opgemerkt dat wanneer de organisatorische kenmerken en de kenmerken eigen aan de job van bewaarder bijdragen tot het opbouwen van een individuele binding aan de penitentiaire inrichting, er minder sprake zou zijn van verloop onder de penitentiaire bewakingsassistenten.185
6.3 Ziekteverzuim In de periode van 1955 tot 1975 werd er in Nederland binnen het gevangeniswezen een verdubbeling van het aantal wegens ziekte verzuimde dagen vastgesteld.186 Ook tot in de helft van de jaren tachtig bleef dit verzuimpercentage toenemen met enkele verontrustende pieken.187 Dit geldt algemeen voor de werknemers binnen het gevangeniswezen, maar specifiek met betrekking tot de penitentiair bewakingsassistenten blijkt dit percentage nog hoger te liggen. Als het type penitentiaire inrichting in rekening wordt gebracht, valt het hoge verzuimpercentage vooral op binnen de arresthuizen. Een andere opvallende bemerking is dat vooral gevangenissen met veel, qua dienstjaren, jong personeel een hoger verzuim blijken te hebben. Een mogelijke verklaring voor dit 183
Ibid., blz. 133. DE GROOT, M., (Hoofd penitentiair assistent gevangenis Vorst), Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 13 april 2010. 185 DE VALCK, S., op.cit., blz. 237-238. 186 VERHAGEN, J., De bewaarder/ piw-er: de werksituatie. Balans, nr. 5, 1986, blz. 2 187 DE VALCK, S., op.cit., blz. 239. 184
57
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur stijgende percentage bewaarders die afwezig blijven wegens ziekteverzuim, kan erin bestaan dat hun functie sinds de jaren zestig een aanzienlijke verzwaring kende.
Een aantal taakverzwarende
elementen zijn de meer kritische instelling van gedetineerden, de ontwikkeling van een interne en externe rechtspositie voor gedetineerden en de vergroting van de eigen beslissingsbevoegdheid van de penitentiaire bewakingsassistent.188 Ook de belasting van en in het werk, onduidelijkheden binnen de werksituatie, onvoldoende zekerheden over de toekomst van het werk en een gebrek aan steun vanuit de leiding blijken in belangrijke mate samen te hangen met ziekteverzuim.189 Toch dienen deze factoren in vraag gesteld te worden, gezien ze binnen een ziekteverzuimonderzoek in de Leuvense Hulpgevangenis dat uitgevoerd werd door VANACKER niet als verklaring konden dienen. Er dient dus opgemerkt dat het ziekteverzuim mogelijks verbonden is aan enkele kenmerken die eigen zijn aan één specifieke penitentiaire inrichting.
6.4 Burnout Zoals reeds aangegeven zijn er verschillende zaken binnen de werksituatie van de penitentiair bewakingsassistent die een mogelijke bron van stress kunnen zijn. Burnout echter, dient gezien als één van de meest radicale gevolgen van ervaren werkdruk door bewaarders. Binnen de literatuur beschouwt CHERNISS elke job waarin een hoge mate van rolconflict en rolonduidelijkheid bestaat, waar automie en verantwoordelijkheid minimaal aanwezig zijn en dit alles gesitueerd binnen een grotere organisatie die weinig toezicht en ondersteuning garandeert, als een job die veel stress kan teweegbrengen en een gevaar op burnout impliceert bij de individuele werknemer.190 Hierbij biedt de reeds besproken analyse van WHITEHEAD en LINQUIST eveneens verduidelijking omtrent het fenomeen burnout bij penitentiair bewakingsassistenten. Binnen hun onderzoek bekeken bovenstaande auteurs de impact van verschillende factoren op het ervaren van burnout bij bewaarders. Bij het bestuderen van de resultaten uit dit onderzoek blijkt dat direct contact met gedetineerden niet stresserend is, integendeel. Zo zouden penitentiair bewakingsassistenten die veelvuldig in contact komen met gevangenen de hoogste graad van zelfverwezenlijking rapporteren. Anderzijds blijken bestuursaspecten wel een grote impact te hebben op burnout, zoals deze wordt ervaren door bewaarders. Ook een gebrek aan steun, aan inspraak in besluitvormingsprocessen en
188
VERHAGEN, J., op.cit., blz. 2-5. VANACKER, S., op.cit., blz. 239. 190 Ibid., blz. 238. 189
58
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur rolconflicten blijken een voorname rol te spelen als het gaat om burnout bij penitentiair bewakingsassistenten.191
191
WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., op.cit., blz. 26.
59
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur
Besluit
Het tweede gedeelte van deze masterproef plaatste de penitentiaire bewakingsassistent in de kijker. In eerste instantie werd gepoogd een algemeen beeld van de hedendaagse gevangenisbewaarder te schetsen. Hierbij ging de aandacht vooral naar het feit dat de bewaarder heden ten dage nog geenszins vergeleken kan worden met de bewaarder die men een eeuw geleden kende. Het takenpakket van de huidige penitentiaire bewakingsassistent kende een uitbreiding waardoor er voorzien dient te worden in selectie en gepaste opleiding. De naamswijzing die recent werd doorgevoerd en waarbij er niet langer sprake is van een ‘penitentiair beambte’ maar van een ‘penitentiair bewakingsassistent’ gaat gepaard met de opwaardering van het bewaarderberoep en een hieraan aangepaste verloning. Dat ook de deelnemingsvoorwaarden aan verandering onderhevig zijn, wijst op het belang dat het beroep van penitentiair bewakingsassistent binnen deze huidige maatschappij inneemt. Echter, niet enkel de deelnemingsvoorwaarden werden strenger, ook de opleiding tot penitentiair bewakingsassistent kende een grondige hervorming. Zo neemt de basisopleiding voortaan niet langer zes weken, maar wel drie maanden in beslag. Tijdens deze periode wisselen theorie en praktische stages elkaar af en wil men de kandidaat bewaarder wapenen voor de moeilijkheden waarmee hij geconfronteerd kan worden tijdens de uitoefening van zijn taken. Ook werd stilgestaan bij het statuut van de penitentiaire bewakingsassistent en dient opgemerkt dat men ofwel statutair ofwel contractueel tewerkgesteld kan worden binnen de penitentiaire inrichting. De wijze waarop men tewerkgesteld wordt, is bepalend voor het al dan niet krijgen van een vaste benoeming. In het tweede hoofdstuk werd de focus gelegd op het takenpakket van de penitentiaire bewakingsassistent. De officiële taakomschrijving, zoals deze wordt toegelicht in de Algemene Instructie voor strafinrichtingen, biedt slechts een algemeen referentiekader waardoor er verwarring mogelijk blijkt omtrent de taakinhoud. Om echter een meer precies beeld te krijgen van de verwachtingen binnen het bewaarderberoep, dient de penitentiaire bewakingsassistent zich dan ook te beroepen op andere bronnen. Bij het bestuderen van de taak, wordt duidelijk dat deze bestaat uit twee tegengestelden; beveiligen en bejegenen. Gezien beiden aangewend moeten worden binnen de taakuitoefening, zouden bewaarders meer dan eens te maken krijgen met rolproblemen. Deze kunnen algemeen gezien opgedeeld worden in enerzijds rolonduidelijkheid en anderzijds rolconflict. Rolonduidelijkheid heeft betrekking op de onduidelijkheid vanuit de organisatie over wat de precieze verwachtingen ten aanzien van de penitentiaire bewakingsassistent zijn. Ook kan er sprake zijn van rolconflict wat erop wijst dat de omgeving tegenstrijdige eisen stelt aan de bewaarder. Beide zaken
60
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur zouden voor onduidelijkheden en stress kunnen zorgen. Wat betreft verantwoordelijkheden dient gesteld dat de hedendaagse bewaarder zowel verantwoordelijk is voor de beveiliging van de gevangenisorganisatie als geheel alsook voor de bejegening van de gedetineerden. Verder draagt hij eveneens een belangrijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de individualisering van de straf. Een summier overzicht van deze verantwoordelijkheden maakt meteen duidelijk hoe omvangrijk en niet onbelangrijk de taak van bewaarder is. Met betrekking tot afwisseling binnen het bewaarderwerk steken tegenstrijdigheden de kop op. Waar de ene auteur stelt dat de taakinhoud van het uitvoerende gevangenispersoneel als vrij routineus en saai gekarakteriseerd kan worden, omschrijft de andere auteur het werk eerder als afwisselend. Het is vooral van belang dat de penitentiaire bewakingsassistent tijdens zijn loopbaan wordt uitgedaagd om alert te blijven en niet toe te geven aan de dagdagelijkse routine. Wat betreft carrièremogelijkheden dient opgemerkt dat penitentiaire
bewakingsassistenten
in
de
mogelijkheid
zijn
om
deel
te
nemen
aan
bevorderingsselecties indien de vereiste voorwaarden vervuld zijn. Desondanks zouden verschillende penitentiaire bewakingsassistenten nog onzekere vooruitzichten hebben inzake carrière. Het derde hoofdstuk ging in op de samenwerking binnen de penitentiaire inrichting waarbij een aantal relaties mogelijks invloed kunnen hebben op het ervaren van werkdruk of stress door penitentiaire bewakingsassistenten. Wat betreft bewaarders onderling dient opgemerkt dat onbevredigende relaties met collega’s een bron van spanning kunnen vormen. Verder problematiseert de literatuur doorgaans de grotere afstand tussen het uitvoerend personeel en de leiding. Meer dan eens wordt benadrukt dat de bewaarders zich onvoldoende gesteund zouden voelen en geen voeling noch medezeggenschap zouden hebben met het gevoerde beleid binnen de penitentiaire inrichting. Ook dient gesteld dat er vaak vage richtlijnen worden uitgevaardigd waarover onvoldoende terugkoppeling mogelijk blijkt. Bovenstaande zaken kunnen op hun beurt een bron van spanning vormen. Wat betreft de relaties met gedetineerden blijkt er binnen de literatuur weinig eenduidigheid. Bewaarders zouden zowel een statutaire als een missionaire houding ten aanzien van de gedetineerden kunnen aannemen. Men neemt voornamelijk een statutaire houding aan, waarbij de overgang naar een missionaire houding mogelijk blijkt. Aspecten zoals macht en hiërarchie, maar ook onderlinge afhankelijkheid nemen een centrale positie binnen de relaties tussen bewaarders en gedetineerden. Veel hangt echter af van de persoonlijkheid van de penitentiaire bewakingsassistent en de penitentiaire inrichting waarbinnen men tewerkgesteld is. Wat betreft de omstandigheden waarbinnen men het bewaarderwerk uitvoert, blijkt dat de meeste gevangenissen verre van luxueus zijn en dit implicaties kan hebben voor de werkbeleving van bewaarders. Vele penitentiaire inrichtingen blijken in de onmogelijkheid om te renoveren of uit te breiden ondanks de aanhoudende overbevolkingsproblematiek. Naast angst omwille van mogelijk 61
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur geweld, zijn er nog tal van andere zaken die de fysieke werkomgeving dag na dag bepalen en waarvan penitentiaire bewakingsassistenten hinder zouden ondervinden. De werkomgeving zou een niet te onderschatten rol spelen binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten. Verder worden er binnen de literatuur een aantal zaken aangegeven die de onveiligheidsgevoelens bij bewaarders zouden aanwakkeren. Agressie, de omgang met anderstalige gedetineerden en de zware gedetineerdenpopulatie zouden angst bij de bewaarder kunnen teweegbrengen. Wat betreft de hiërarchie binnen het gevangeniswezen dient opgemerkt dat verschillende bewaarders aangeven dat de richtlijnen zoals opgelegd door de leiding meer dan eens niet volledig ten uitvoer kunnen worden gebracht in de praktijk. De leiding zou onvoldoende voeling hebben met het uitvoerende werk waardoor het soms moeilijk wordt om elkaar te begrijpen. Onderzoek wees verder uit dat werknemers die onvoldoende inbreng hebben bij het nemen van beslissingen sneller te maken zouden krijgen met rolproblemen wat op zijn beurt kan uitmonden in rolstress. Verder bleek dat het werken in een ploegensysteem, zoals ook bewaarders doen, een significante invloed zou hebben op het familie- en sociaal leven van de persoon alsook kan resulteren en vermoeidheid en stress. Bewaarders zouden momenteel in de onmogelijkheid verkeren al hun rechtmatige rust- en verlofdagen op te nemen wat kan zorgen voor spanningen op de werkvloer. Binnen het vijfde hoofdstuk van dit deel lag de focus op het achterhalen van de factoren die mogelijks invloed hebben op de werkdruk zoals deze wordt ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten. Ten eerste zou er een lage sociale status verbonden zijn aan het bewaarderberoep en zou deze job weinig aanzien genieten. Velen zouden het beroep onvoldoende kennen waardoor er zich een onjuiste beeldvorming vormt en de penitentiaire bewakingsassistent zich niet voldoende gesteund zou voelen. Ten tweede zouden bewaarders onvoldoende betrokken worden bij besluitvormingsprocessen en hierdoor dus nauwelijks inbreng of verantwoordelijkheid ervaren. Dit laatste kan een bron van stress vormen. Verder kwamen verschillende onderzoekers tot de conclusie dat de werklast bij bewaarders hoog zou zijn en dit omwille van verschillende (recente) veranderingen binnen het gevangeniswezen. Vervolgens werden ook geweld en gevaar binnen penitentiaire inrichting aanzien als mogelijke bronnen van werkdruk bij bewaarders. Het feit dat men quasi voortdurend in contact staat met gevaarlijke individuen kan een zekere angst teweegbrengen en dus mogelijks een bron van stress vormen. Ten laatste werden de onduidelijkheden binnen het bewaarderberoep besproken. Binnen zijn taak zou de bewaarder geconfronteerd worden met rolproblemen door de tegenstrijdigheden bij de uitvoering van eenzelfde taak. Ook zouden penitentiaire bewakingsassistenten meer dan eens geconfronteerd worden met onduidelijke richtlijnen, wat een bron van stress kan vormen.
62
Deel II: De penitentiair bewakingsassistent en werkdruk: bevindingen uit de literatuur Het laatste hoofdstuk van dit deel ging in op de gevolgen van de knelpunten die bewaarders ervaren binnen de werksituatie. Bewaarders die onder spanning staan zouden zich veelal vervreemd voelen van hun werk en zich cynisch opstellen ten aanzien van gedetineerden. Verder werd er opgemerkt dat het verloop onder penitentiaire bewakingsassistenten groot zou zijn. Dit zowel omwille van het feit dat de penitentiaire inrichting een stressvolle werkomgeving is, alsook doordat bepaalde gevangenissen veelal als stageplaats fungeren. Ook ziekteverzuim zou voorkomen onder bewaarders. Een laatste en meteen ook meest defensieve gevolg van ervaren werkdruk is het feit de sommige penitentiaire bewakingsassistenten in een burnout belanden. In het volgende gedeelte van deze masterproef wordt het eigen onderzoek besproken. De hoger beschreven literatuurstudie fungeert als basis voor de aandachtspunten die binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten zeker niet over het hoofd mogen worden gezien.
63
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
DEEL III: DE ERVAREN WERKDRUK BIJ PENITENTIAIR BEWAKINGSASSISTENTEN IN HET ARRESTHUIS VAN VORST: EEN KWALITATIEF ONDERZOEK
64
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
Hoofdstuk 1: Methode
1.1
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is een bijdrage te leveren aan het achterhalen van factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst, door het zoeken naar achtergronden en oorzaken van dit fenomeen. Alvorens dit onderzoek van start ging, werd via een literatuurstudie een duidelijker beeld geschetst van de verscheidene aspecten die deze problematiek omvat. In hetgeen volgt wordt besproken hoe het empirisch onderzoek naar de ervaren werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten methodologisch werd opgebouwd.
1.2
Onderzoeksstrategie
Gezien het korte tijdsbestek dat er voorhanden is om een masterproef te schrijven en het taboe dat er nog steeds heerst omtrent het fenomeen werkdruk en de hieraan verwante begrippen stress en burnout, werd ervoor gekozen om kwalitatief onderzoek te voeren. Het doel van dit onderzoek bestaat er niet in zaken te gaan veralgemenen. Daarom wordt er geopteerd voor een kleinschaligere aanpak die de onderzoeker in staat stelt diepgang, detaillering, complexiteit en een sterke onderbouwing na te streven.192 Het onderzoek is kwalitatief van aard gezien de onderzoeker in gesprek tracht te gaan met verschillende penitentiaire bewakingsassistenten en aan de hand van deze gesprekken wil achterhalen hoe en in welke mate de respondenten werkdruk ervaren. Verder zoekt de onderzoeker naar factoren die (mede) oorzaak kunnen zijn van werkdruk binnen de specifieke setting waarbinnen de penitentiaire bewakingsassistenten werken. De redenen waarom er voor een kwalitatief onderzoek geopteerd wordt zijn divers. Ten eerste sluit deze methode nauw aan bij de doelstelling van het onderzoek, namelijk het achterhalen van factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk, waarbij de gevoelens, betekenissen, interacties en ervaringen van penitentiaire bewakingsassistenten van belang zijn.193 Aan de hand van deze methode tracht men uitspraken of verhalen van respondenten zo werkelijkheidsgetrouw mogelijk weer te 192 193
DECORTE, T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, blz. 128. MASO, I. en SMALING, A., Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam, Boom, 1998, blz. 11.
65
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek geven.194 Een tweede reden duidt op het feit dat er nog geen eerder onderzoek was naar de factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten, specifiek binnen het arresthuis van Vorst. Bij weinig of geheel niet onderzochte populaties is een brede en exploratieve vraagstelling, zoals gehanteerd in kwalitatief onderzoek, het meest aangewezen.195 Een derde reden heeft betrekking op het feit dat het onderzoek een bijdrage wil leveren aan de verbetering van een bepaalde situatie. 196 Zo heeft dit onderzoek de bedoeling een beter zicht te krijgen op de verschillende factoren die effectief bijdragen tot het ervaren van hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten en hiermee wordt ook duidelijk welke factoren hier geen of slechts in geringe mate invloed op hebben. Door het achterhalen van dergelijke factoren, kan men hier in de toekomst rekening mee houden bij het opstellen van preventieve strategieën. Er werd een interview aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst opgesteld om een brede, exploratieve vraagstelling te verkrijgen. Bij dit soort van interview wordt het gesprek gevoerd en gestuurd vanuit een aantal vooraf opgestelde vragen. De vragen kunnen hier als handvat gebruikt worden, maar dienen niet in strikte zin opgevolgd te worden. Het interview, zoals het voor dit onderzoek werd afgenomen, bestaat uit verschillende themablokken. Aan de hand van deze themablokken tracht de onderzoeker in te gaan op de verschillende mogelijke factoren die de oorzaak kunnen zijn van het ervaren van hoge(re) werkdruk door penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst. Tenslotte wordt ervoor geopteerd om het interview individueel en face-to-face af te nemen, wat het risico dat de respondenten zich laten beïnvloeden enigszins vermindert en de mate van flexibiliteit vergroot.197
1.3
Ontwerp en implementatie
Het opstellen van de interviewvragen gebeurde in een aantal stappen. De onderzoeker startte met het verkennen van de internationale literatuur die betrekking heeft op de doelstelling van het onderzoek en deze werd verduidelijkt aan de hand van een verkennende literatuurstudie. Deze bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte omvat de beschrijving van het fenomeen werkdruk en de hieraan verwante begrippen stress en burnout. Dit deel heeft tot doel de onderzoeker een inzicht te geven in wat deze begrippen betekenen alsook een leidraad te zijn voor 194
REULING, A., Methodologieën. Een inleiding in onderzoeksstrategieën. Den Haag, Nelissen, 1986, blz. 20. MASO, I. en SMALING, A., op.cit., blz. 11. 196 Ibid., blz. 11. 197 BAARDA, DE GOEDE en TEUNISSEN, Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen, Stenfert Kroese, 2005, blz. 250. 195
66
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek de operationalisering van het begrip. In het tweede gedeelte van de literatuurstudie gaat de onderzoeker in op het beroep van penitentiair bewakingsassistent in de dagdagelijkse praktijk. In dit gedeelte gaat de aandacht van de onderzoeker vooral uit naar de specifieke problemen, knelpunten en de gevolgen van deze laatste die de bewaarder in de praktijk ervaart. Met de onderzoeksdoelstelling in het achterhoofd is het van belang het fenomeen werkdruk te betrekken op het specifieke domein waarop het onderzoek zich toespitst. Het verband tussen het eerste en het tweede gedeelte van de masterproef wordt op deze manier meteen duidelijk. Op basis van de bevindingen uit deze eerste stap, stelde de onderzoeker de voorlopige interviewvragen op. Met deze interviewvragen in het achterhoofd, ging de onderzoeker op zoek naar aanvullende informatie en de voorlopige interviewvragen werden op basis van deze nieuwe inzichten aangevuld. De laatste wijzigingen werden doorgevoerd en de onderzoeker maakte een afspraak met de directie van het arresthuis te Vorst op 13-04-10. De definitieve versie van de onderzoeksvragen werd voorgelegd en nagelezen door twee verschillende directieleden. Dit had tot doel na te gaan of de vragen duidelijk zijn voor de verschillende penitentiaire bewakingsassistenten die zullen meewerken aan het onderzoek. Na het verkrijgen van de toestemming van beide directieleden, werden er tien respondenten geselecteerd. De eerste interviews gingen van start op 17-04-10. Het interview bestaat uit twee delen. (Het volledige interview alsook de aanvraag voor het afnemen van interviews in het arresthuis van Vorst die werd verstuurd naar het Directoraat-generaal Penitentiaire inrichtingen zijn terug te vinden in bijlage). Het eerste gedeelte peilt naar de persoonlijke gegevens van de penitentiaire bewakingsassistent. Hierbij worden leeftijd, graad198, aantal dienstjaren binnen het arresthuis van Vorst, opleidingsniveau en het hoofdmotief om binnen deze penitentiaire inrichting aan het werk te gaan als bewaarder bevraagd. In het tweede, en meteen ook meest
relevante
gedeelte met betrekking tot de
onderzoeksdoelstelling, peilt de onderzoeker naar zaken die betrekking hebben op de werkdruk, zoals deze wordt ervaren door de penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst. De vragen zijn opgesplitst volgens vier grote thema’s: de taak van de gevangenisbewaarder, de samenwerking binnen de gevangenis, de omstandigheden waarin het bewaarderwerk wordt uitgevoerd en de knelpunten binnen het beroep van penitentiaire bewakingsassistent. Deze vier thema’s vertonen een samenhang met de hoofdstukken uit voorgaande literatuurstudie. Binnen elk thema worden een aantal vragen gesteld. De gestelde vragen zijn grotendeels gebaseerd op de 198
Penitentiair bewakingsassistent, penitentiair technisch assistent, penitentiair bewakingsassistent ploegchef of penitentiair technisch assistent ploegschef.
67
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek vragenlijst die ZWEZERIJEN in 1972 gebruikte binnen een empirisch onderzoek naar machtsrelaties tussen bewaarders en gedetineerden in twee Nederlandse gevangenissen, aangevuld met eigen vragen die de onderzoeker stelde op basis van de voorafgaande literatuurstudie. De gestelde vragen zijn zowel van open als van gesloten aard en gezien het om een semi-gestructureerd interview gaat laten de vragen toe dat ze in een andere volgorde worden gesteld dan oorspronkelijk voorzien. 199 Tijdens het afnemen van de interviews bleef de onderzoeker waakzaam voor mogelijke suggestiviteit en trachtte zo min mogelijk sturende vragen te stellen. Verder kregen de respondenten de kans om af te wijken van de vraag. De onderzoeker liet dit toe in geval deze nieuwe informatie aansloot bij de onderzoeksdoelstelling, maar zorgde ervoor dat de structuur enigszins bewaard bleef indien de respondent teveel afweek van de doelstelling. Vanuit de analyse van de onderzoeksresultaten maakte de onderzoeker een terugkoppeling naar de literatuur en bekeek wat de resultaten betekenen in dit geheel.
1.4
Keuze van de respondenten
Om de onderzoeksvraag, welke factoren liggen aan de basis van ervaren werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten binnen het arresthuis van Vorst, te kunnen beantwoorden, werd besloten tien mannelijke penitentiaire bewakingsassistenten met een maximale diversiteit inzake leeftijd en aantal jaren tewerkstelling werkzaam binnen het arresthuis van Vorst te interviewen. Aangezien het hier om een kwalitatief en exploratief onderzoek gaat was het niet de bedoeling om een representatieve steekproef samen te stellen. Het gaat hier om een selectieve steekproef, gezien de respondenten niet op basis van toeval werden uitgekozen. Zoals reeds aangegeven, moesten de respondenten aan een aantal vooraf bepaalde criteria voldoen om te kunnen deelnemen aan het onderzoek. Ten eerste moest het gaan om mannen. Dit omwille van het feit dat de literatuurstudie zich ook richt op mannelijke bewaarders en hier dus geen verwarring door kon verkregen worden. Verder was het zo dat dit de eerste keer was dat de onderzoeker een onderzoek deed naar dit onderwerp. Het is dan raadzaam om onderzoekseenheden te nemen die over het geheel genomen zo veel mogelijk op elkaar lijken.200 Ten tweede moesten de respondenten inzake leeftijd sterk van elkaar verschillen. Hoewel dit criterium het voorgaande tegenspreekt, lijkt dit voor het onderzoek interessant. Binnen de literatuur bestaat er tot nog toe geen eenduidigheid over de leeftijd waarop penitentiaire
199
BAARDA, DE GOEDE en TEUNISSEN, op.cit. , blz. 235.
200
DECORTE, T., op.cit., blz. 124.
68
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek bewakingsassistenten werkdruk ervaren en vandaar kan het nuttig zijn om na de gaan of het vooral jonge of vooral oudere bewaarders zijn die werkdruk ervaren binnen het arresthuis van Vorst. Er moet hier wel bij vermeld worden dat de resultaten uit dit onderzoek geenszins veralgemeend mogen worden naar alle penitentiaire bewakingsassistenten, werkzaam binnen verschillende penitentiaire inrichtingen. Ten derde dient er eveneens een maximale diversiteit te zijn inzake aantal jaren tewerkstelling. Dit ook omwille van de discussie die hierover heerst binnen de literatuur. Aan de hand van vooropgestelde criteria selecteerde Marleen de Groot201 10 respondenten, waarbij de vrijwillige medewerking van deze bewaarders werd gevraagd.
Geslacht
Leeftijd
Aantal dienstjaren in arresthuis Vorst
1
Man
43 jaar
6 jaar
2
Man
42 jaar
11 jaar
3
Man
37 jaar
11 jaar
4
Man
35 jaar
2 maanden
5
Man
43 jaar
10 jaar
6
Man
38 jaar
14 jaar
7
Man
63 jaar
40 jaar
8
Man
35 jaar
17 jaar
9
Man
36 jaar
16 jaar
10
Man
64 jaar
18 jaar
1.5
Onderzoeksterrein
Het onderzoek werd uitgevoerd in één Belgische gevangenis, met name het arresthuis van Vorst. Gezien het om kwalitatief onderzoek gaat en een klein aantal onderzoekseenheden volstaat, werd er gekozen voor slechts één setting. De penitentiaire bewakingsassistenten werden geïnterviewd
201
Penitentiair bewakingsassistent ploegchef
69
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek binnen het arresthuis. De onderzoeker deed dus onderzoek op locatie waarbij er een ontmoeting plaatsvond in de eigen werkomgeving van de respondenten.202
1.6
Tijdskader van het onderzoek
De interviews werden afgenomen in april 2010. Het dient benadrukt dat er rond die tijd een aantal gebeurtenissen plaatsgrepen die raken aan de focus van dit onderzoek (nl. werkdruk). Hierbij dient bijvoorbeeld verwezen te worden naar Het Nieuwsblad, 10 maart 2010: “Honderd cipiers Sint-Gillis plots ‘ziek’ geworden”203 of Het Nieuwsblad, 2 maart 2010: “Gevangenisbewakers hebben 400.000 dagen openstaan. Hoe werkt een cipier 800 rustdagen weg?” 204. Dergelijke persmededelingen hebben hoogstwaarschijnlijk een invloed op het antwoordgedrag van de respondenten. Er dient met andere woorden opgemerkt te worden dat hier een bron van vertekening mogelijk is.
1.7
Analyse van de interviews
Bij de analyse van de interviews is het van belang dat er voldoende informatie weergegeven wordt zodat de lezer het analyseproces mee kan volgen en beoordelen. Binnen dit onderzoek gebeurt de analyse op een inductieve manier. Dit komt erop neer dat de onderzoeker vertrekt vanuit concrete observaties en verzamelde interviewgegevens zonder zich daarbij te laten leiden door bestaande theorieën. De onderzoeker analyseert echter de gegevens wel met het oog op het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Er wordt dus vertrokken vanuit de onderzoeksvraag en op basis hiervan worden de zaken die relevant zijn om deze te beantwoorden geselecteerd. Na het afnemen van de eerste vijf interviews werd er gestart met een eerste analyse van de resultaten. De interviews werden onmiddellijk na afname uitgetypt, wat tot doel had het verlies van informatie tot een minimum te reduceren gezien er in de gevangenissetting geen toestemming werd verkregen om elektronische apparatuur te gebruiken, en reeds een eerste ordening aan te brengen in de gegevens. De onderzoeker leerde de gegevens hierdoor kennen en de eerste gedachten werden gevormd. Verder ging de onderzoeker op zoek naar patronen in de gegevens wat ertoe leidde dat
202
DECORTE, T., op.cit., blz. 124. DE BOCK, S., Honderd cipiers Sint-Gillis plots „ziek‟ geworden. Het Nieuwsblad, 10 maart 2010, blz. 3. 204 LEYSEN, J., Gevangenisbewakers hebben 400.000 dagen openstaan. Hoe werkt een cipier 800 rustdagen weg? Het Nieuwsblad, 2 maart 2010, blz. 5. 203
70
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek categorieën werden gemaakt. Enkele dagen later werden de volgende vijf interviews afgenomen en deed de onderzoeker hetzelfde als bij de eerste interviews. Nadien werden alle interviews herlezen en trachtte de onderzoeker de gegevens te coderen door het toekennen van woorden aan tekstfragmenten. Deze code gaf de inhoud van het fragment zo goed mogelijk weer en had eveneens voldoende relevantie met betrekking tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Aangezien de onderzoeker slechts in de mogelijkheid was om tien interviews af te nemen, kon niet doorgegaan worden met interviewen tot een saturatiepunt bereikt werd. Daarom dient opgemerkt te worden dat de resultaten van het onderzoek slechts een voorlopig karakter kunnen hebben. Voor het verwerken van de interviewgegevens werd geen gebruik gemaakt van een verwerkingsprogramma, wat impliceert dat de tien interviews door de onderzoeker zelf werden doorgenomen. Het volledige codeboek vindt u in bijlage.
1.8
Rapportage
De resultaten van het onderzoek worden weergeven aan de hand van de verschillende thema’s die uit de analyse van de interviews naar voor kwamen. Per thema wordt een verdere opsplitsing gemaakt naar relevante subthema’s. Hierbij tracht de onderzoeker steeds de belangrijkste bevindingen weer te geven en te staven aan de hand van citaten op basis van uitspraken die de respondenten deden. De onderzoeker heeft bij de rapportage niet enkel aandacht voor de meningen van de respondenten die de eigen stellingen of conclusies onderbouwen, maar tracht ook tegengestelde en afwijkende meningen te betrekken. Verder tracht de onderzoeker zich bij het rapporteren van de resultaten te behoeden voor zaken zoals journalisme, wat wijst op enkel aandacht hebben voor de meest sensationele resultaten en zachtaardigheid, waarbij de onderzoeker geen interesse heeft voor meningsverschillen.205 Er dient ook aandacht besteed aan het waarborgen van de anonimiteit van de respondenten. Om deze niet in het gedrang te brengen zal de onderzoeker onder elk citaat enkel aangeven wat de leeftijd en het aantal jaren tewerkstelling zijn van de desbetreffende respondent.
205
DECORTE, T., Kwalitatieve onderzoeksmethoden, blz. 358.
71
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
1.9
Betrouwbaarheid en validiteit
Met betrekking tot de geloofwaardigheid van wetenschappelijk onderzoek zijn er twee belangrijke methodologische criteria, met name betrouwbaarheid en validiteit. Betrouwbaarheid geeft aan in welke mate het onderzoek repliceerbaar is. Dit betekent dat wanneer het onderzoek herhaald wordt en dit tot (ongeveer) dezelfde resultaten leidt, de metingen als betrouwbaar en onafhankelijk van het toeval worden beschouwd.206 Er mogen dus geen toevallige of onsystematische vertekeningen van het studieobject zijn. 207 Een belangrijk hulpmiddel om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten is het gebruik van dataregistratie-apparatuur. Gezien de interviews echter plaatsvonden binnen de gevangeniscontext, was er geen mogelijkheid tot het meenemen van opname-apparatuur. Hierdoor diende elk interview dat anderhalf uur in beslag nam zo goed mogelijk uitgeschreven te worden. De onderzoeker nam tussen de interviews door wel voldoende tijd om aanvullingen te doen en op deze manier de kans op vertekening te verkleinen. Desondanks zijn de interviews niet integraal opgenomen, waardoor de mogelijkheid om ze achteraf te herbeluisteren niet aan de orde is. Verder maken MASO en SMALING een opsplitsing tussen interne betrouwbaarheid en externe betrouwbaarheid. Interne betrouwbaarheid wordt omschreven als “de betrouwbaarheid binnen een onderzoeksproject”208. Dit komt erop neer dat er intersubjectieve overeenstemming is tussen de verschillende leden van het onderzoeksteam. Gezien het onderzoek slechts door één onderzoeker werd uitgevoerd, bestond er geen mogelijkheid om de bevindingen te toetsen aan de interpretaties van andere onderzoekers. Externe betrouwbaarheid daarentegen heeft betrekking op de herhaalbaarheid van het onderzoek.209 Het gaat om de vraag of andere onderzoekers die hetzelfde fenomeen onderzoeken tot dezelfde resultaten zouden komen. In kwalitatief onderzoek is het echter niet altijd mogelijk om het onderzoek opnieuw uit te voeren, gezien het onderzoeksobject aan verandering onderhevig is. Er kan dan enkel virtuele haalbaarheid gevraagd worden. Men dient dit mogelijk te maken door een uitgebreide rapportage van het uitgevoerde onderzoek.210 Validiteit dient opgevat als de afwezigheid van systematische vertekeningen en heeft dus te maken met de vraag of de verzamelde gegevens een juiste afspiegeling van de bestaande werkelijkheid vormen.211 MASO en SMALING maken eveneens een opsplitsing inzake validiteit, met name interne 206
BAARDA, DE GOEDE en TEUNISSEN, op.cit., blz. 219. MASO, I. en SMALING, A., op.cit., blz. 68. 208 Ibid., blz. 69. 209 Ibid., blz. 70. 210 Ibid., blz. 70-71. 211 Ibid., blz. 68. 207
72
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek validiteit en externe validiteit. Interne validiteit wijst op validiteit binnen een onderzoeksproject en betreft vooral de deugdelijkheid van de verzamelde gegevens, het onderzoeksopzet en de analyse die tot onderzoeksconclusies geleid hebben. De verzamelde gegevens, het onderzoeksopzet en de analyse moeten namelijk zo veel mogelijk vrij zijn van systematische vertekeningen. 212 In het onderzoek werden volgende maatregelen genomen om de interne validiteit te verhogen: het maken van (veld)notities, het streven naar een dialogische relatie tussen de onderzoeker en de onderzochten en het vragen van reacties op bevindingen van de participanten (‘member checks’). Externe validiteit dient aanzien als de generaliseerbaarheid van onderzoeksconclusies naar andere personen, fenomenen, situaties en tijdstippen dan die van het onderzoek.213 Hierbij moet opgemerkt worden dat generaliseerbaarheid niet altijd een doel van onderzoek vormt. Zo is het binnen het gevoerde onderzoek de bedoeling om te achterhalen welke factoren mogelijks een invloed hebben op de werkdruk zoals deze wordt ervaren door bewaarders, specifiek binnen het arresthuis van Vorst. Het is dus geenszins de bedoeling de gevonden resultaten te veralgemenen naar andere penitentiaire contexten.
212 213
Ibid., blz. 71. Ibid., blz. 73.
73
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
Hoofdstuk 2: Resultaten
In dit hoofdstuk volgt een weergave van de onderzoeksresultaten op basis van de semigestructureerde interviews bij tien penitentiaire bewakingsassistenten. De onderzoeksresultaten pogen een antwoord te geven op de onderzoeksvraag “Welke factoren liggen (mede) aan de basis van ervaren werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst?” Teneinde deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, werden de onderzoeksresultaten opgedeeld in zes thema’s bestaande uit subthema’s. Per thema volgt een samenvatting van de verkregen gegevens.
2.1
Taak
2.1.1 Primaire taak
De verschillende penitentiaire bewakingsassistenten geven allemaal aan dat ze een duidelijk zicht hebben op hun precieze taak en dat beveiliging altijd primeert binnen het arresthuis. Ze aanzien het als hun meest belangrijke taak om te zorgen voor de veiligheid van zowel zichzelf, de gedetineerden als hun collega’s. Hier bestaan geen onduidelijkheden of onenigheden over. “Wat altijd primeert binnen de gevangenis is beveiliging. Dit is dan ook het allerbelangrijkste.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) “De veiligheid primeert altijd. Ik moet er als P.B. dus voor zorgen dat deze altijd gewaarborgd blijft.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst)
2.1.2 Beveiligen versus bejegenen
De penitentiaire bewakingsassistenten reageren verschillend op de vraag of het voor hen moeilijk is het bewakingsaspect te combineren met het bejegeningsaspect. Enkelen onder hen aanzien het als 74
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek logisch dat je beide aspecten combineert binnen de taak van bewaarder. Voor anderen echter, blijkt het toch moeilijk om het beveiligen en het bejegenen te combineren. De redenen waarom bepaalde penitentiaire bewakingsassistenten het moeilijk vinden om beide aspecten binnen eenzelfde taak aan te wenden zijn divers. Toch zou het vooral de overbevolkingsproblematiek zijn die de bewaarders dwingt zich enkel nog met het beveiligen bezig te houden. Er zou door de grote hoeveelheid gedetineerden in combinatie met een tekort aan personeel onvoldoende tijd over blijven om met elke gedetineerde te praten, aan elke gedetineerde hulp te bieden of naar elke gedetineerde te luisteren. Het beveiligen primeert binnen het arresthuis van Vorst gezien de meeste penitentiaire bewakingsassistenten zich gewoon niet in de mogelijkheid zien om hierbij nog te bejegenen. “Als je met overbevolking zit zoals hier in het arresthuis wel ja. Bejegening komt erop neer dat je alle gedetineerden een bed geeft, maar dat is niet mogelijk door de overbevolking. En aangezien de cellen hier overvol zitten, komt de veiligheid dan weer in gevaar. Zo is de cirkel rond.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) “Er is een enorm tijdsgebrek door de hoge populatie gedetineerden en er zijn hier binnen het arresthuis immens veel bewegingen (…) Hierdoor hebben wij gewoon niet meer de mogelijkheid om met iedereen een ‘klapke’ te doen.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “(…) het grote probleem met dat bejegenen is dat wij met te weinig P.B.’s zijn om dit te kunnen volbrengen! Wij zijn bijvoorbeeld met twee P.B.’s voor 80 gedetineerden… Hoe kan je dan met iedereen nog eens een klapke doen?” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst)
2.2
Rolproblemen
Uit de interviews blijkt dat de penitentiaire bewakingsassistenten er geen eenduidig idee op nahouden als het gaat om het moeten voldoen aan tegenstrijdige eisen en verwachtingen zoals deze worden gesteld door de leiding, hun collega’s of de gedetineerden. Bepaalde penitentiaire bewakingsassistenten vinden dat er ten aanzien van hen zelden zaken worden verwacht die in strijd zijn met elkaar. Anderen daarentegen beweren er last van te hebben dat er zoveel verschillende 75
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek dingen van hen gevraagd worden terwijl ze nooit voor elke partij goed kunnen doen. Zo willen bepaalde leidinggevenden bijvoorbeeld niet dat een bewaarder binnengaat op cel, terwijl deze bewaarder net vindt dat hij enkel door het binnengaan op cel kan bijdragen tot een zinvolle detentie. Een andere penitentiaire bewakingsassistent gaf aan dat er vanuit de leiding verwacht wordt dat de keuken voldoet aan koosjer eten, terwijl deze bewaarder in de keuken werkt en aangeeft dat zij enkel kunnen zorgen voor groenten en fruit. De richtlijnen vanuit de leiding zouden niet altijd uitvoerbaar zijn. De ene penitentiaire bewakingsassistent ervaart de zaken die vanuit de leiding worden opgelegd dus als altijd mogelijk om in uitvoering te brengen. De ander daarentegen ervaart toch wat tegenstrijdigheden in de zaken zoals opgelegd door de leiding. “Ik wil ook nog aangeven dat wij hier niet dikwijls moeten voldoen aan tegenstrijdige eisen. De leiding weet maar al te goed tot waar ze mogen gaan en een opdracht die niet deontologisch correct is, wordt gewoonweg geweigerd.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) “(…). Zo willen mijn superieuren eigenlijk niet dat ik binnenga in een cel, maar binnen mijn rol als P.B. moet dat soms wel. Als ze er dan niet zijn, doe ik dat gewoon hoor. Verder zijn er ook veel collega’s die op verschillende manieren werken en dat zorgt dan weer voor onderlinge wrevel.” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst) “Ik moet vaak aan tegenstrijdige eisen voldoen. De oversten hebben veelal gewoon geen voeling met de werkvloer en ze stellen dus eisen die niet 100 % uitvoerbaar zijn op de vloer.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst)
2.3
Routine en afwisseling
Wat de afwisseling in de job betreft, blijken alle penitentiaire bewakingsassistenten dezelfde mening toegedaan; enerzijds is er sprake van routine in de zin dat ze elke dag hetzelfde werk moeten doen. Anderzijds stellen ze dat ze door het werken met mensen nooit helemaal weten wat de dag zal brengen. De bewaarders ondervinden allemaal een combinatie van routine en afwisseling in hun job en vinden deze verhouding goed.
76
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
“In de gevangenis is er constant afwisseling, geen enkele dag is hier dezelfde. Toch moeten wij ook een vast patroon behouden en zijn er dus aspecten in onze job die sowieso terugkomen. Maar de zaken van buitenaf beïnvloeden dit patroon waardoor het dan weer verschilt van dag tot dag. De dag verloopt altijd slalom, niet rechtlijnig zoals op papier.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “Mijn job als P.B. is routine want over het algemeen komen dezelfde vragen toch altijd maar terug. En ofwel word je er super goed in, ofwel wordt het een sleur (…) Werken binnen een arresthuis is misschien zelfs nog minder routine dan werken in een strafhuis omdat je hier constant nieuwe gezichten ziet.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) “De belangrijkste taken die ik elke dag moet uitvoeren zijn altijd dezelfde. (…) Het is dus wel een dagelijkse routine. Toch werk ik als P.B. elke dag met mensen en hierdoor heb je geen vat op wat er je te wachten staat. De gedetineerden zijn heel verschillend en ik heb vaak te maken met taalproblemen, cultuurproblemen, verschillende verhalen,… Ik weet in dat opzicht dan ook helemaal niet wat de dag zal brengen.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) Hierbij dient opgemerkt te worden dat één penitentiaire bewakingsassistent wees op het feit dat het routineuze werk gevaarlijk kan zijn doordat je zou vergeten hoe onveilig de gevangenis eigenlijk wel is. “Toch is het routineuze werk soms wel gevaarlijk omdat je kan vergeten hoe onveilig de gevangenisomgeving eigenlijk wel is. Zo moet je normaal altijd de deur blokkeren als je een cel binnengaat, maar ik doe dat zoveel dat ik dat zelfs vergeet. Op dat moment loop je gevaar maar ik sta hier nog te weinig bij stil.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst)
77
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
2.4
Samenwerking
2.4.1 Relaties tussen penitentiaire bewakingsassistenten onderling
Binnen de relaties tussen de bewaarders onderling werd een verdere opsplitsing gemaakt inzake de mate van eensgezindheid, overleg, steun en groepsvorming. Deze vier factoren zouden mogelijks een invloed kunnen hebben op de mate waarin penitentiaire bewakingsassistenten werkdruk ervaren.214
Eensgezindheid Het grootste gedeelte van de bewaarders geeft aan dat er vaak onvoldoende eensgezindheid is betreffende het optreden tegenover gedetineerden. Dit komt erop neer dat er dus slechts een minderheid is die vindt dat alle bewaarders op eenzelfde lijn zitten wat betreft het optreden tegenover en de aanpak van gedetineerden. Er zou een verschil in aanpak bestaan tussen de Nederlandstalige en de Franstalige bewaarders en deze niet eenduidige opvattingen kunnen weleens botsen. Verder zouden er simpelweg verschillende manieren van werken bestaan waardoor de bewaarders zelden op dezelfde lijn zitten als het gaat om concreet handelen. “Als het gaat over optreden tegenover een gedetineerde kan er een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de Nederlandstalige en de Franstalige P.B.’s. Ze hebben allebei heel verschillende opvattingen en dat kan wel eens botsen. (…) Dit alles kan ervoor zorgen dat ik spanningen ervaar op de werkvloer.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “Ik heb het gevoel dat wij wat teveel ‘sociaal assistent’ moeten spelen en hierdoor ontstaan er meer en meer verschillende manieren van werken. De ene wil het zo en de andere wil het dan weer anders. Hierdoor is er minder en minder eensgezindheid.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) Eén penitentiaire bewakingsassistent gaf echter aan dat hij de verschillende aanpakken die zijn collega’s hanteren ten aanzien van gedetineerden zeker ervaart, maar dat hij dit eerder verrijkend vindt. 214
Deze factoren komen naar voor in het onderzoek van Zwezerijen, het onderzoek van Lombardo en het onderzoek van Verhaeghe.
78
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Er zijn hier heel verschillende aanpakken tussen de collega’s onderling. (…) Ik vind deze verschillen in aanpak zeker niet spijtig. Het is eerder verrijkend want zo leren we nog iets van elkaar.” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst) Drie bewaarders waren de mening toegedaan dat er wel voldoende eensgezindheid zou zijn tussen de bewaarders onderling wat betreft het optreden tegenover gedetineerden.
Overleg Als er moet opgetreden worden tegenover een gedetineerde geven alle bewaarders aan dat er hierover vooraf overleg gepleegd wordt. Aangezien hier echter niet altijd voldoende tijd voor is (bijvoorbeeld bij crisissituaties) vermelden zij allemaal het recente idee van de interventieploeg215 waardoor er eenduidigheid is ontstaan ten aanzien van optreden tegenover gedetineerden en ze zien deze vernieuwing als positief. “Ikzelf ervaar de interventieploeg zeker als iets positiefs aangezien er geen 20 man meer begint te lopen als een gedetineerde zot begint te doen.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) “(…) Vroeger was het ook zo dat als er een incident was met een gedetineerde, een P.B. er gewoon alleen naartoe ging. Momenteel wordt er vooral meer gepraat en overleg gepleegd tussen de P.B.’s onderling. De samenwerking is er dus echt wel op vooruit gegaan.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “(…) Verder is er ook een interventieploeg opgesteld zodat ze daar niet meer met teveel P.B.’s in één cel staan. Vroeger was dat het geval en dat kan dreigend, maar ook lachwekkend overkomen voor de gedetineerde. Ik vind die interventieploeg zeker een verbetering als je het vergelijkt met hoe het vroeger was.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) Eén penitentiaire bewakingsassistent merkte echter op dat zelden overleg wordt gepleegd als het gaat om het observatieboek216 en dit kan dan voor onduidelijkheden en spanningen zorgen.
215
De interventieploeg is een beperkte groep van zes tot zeven penitentiaire bewakingsassistenten. Deze personen worden dagelijks aangesteld en enkel zij mogen in geval van crisis interveniëren. 216 Het observatieboek is een boek waarin belangrijke gebeurtenissen of veranderingen geschreven worden. Dit heeft tot doel de overgangen tussen de verschillende shiften vlotter te doen verlopen en elkaar op de hoogte te houden.
79
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “De bedoeling is inderdaad dat er overlegd wordt. Daarom hebben we per sectie ook een observatieboek zodat de overgangen tussen de verschillende shiften vlot verlopen. Maarja, dat wordt dan weer niet altijd nagelezen en veel nieuwe P.B.’s zijn er gewoon niet van op de hoogte.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst)
Steun Wat betreft het ervaren van steun door collega’s als penitentiaire bewakingsassistenten met iets zitten (zowel werkgerelateerde als privé zaken), geven de meeste bewaarders aan dat ze zeker terecht kunnen bij een beperkt aantal collega’s. Wat echter blijkt is dat ze de zaken vooral zelf oplossen en de meesten houden er een strikte scheiding tussen werk en privé op na. “Ik heb in totaal 330 collega’s en hiervan kan ik zeggen dat er ongeveer 10 à 20 mensen zijn die ik echt ken. Dit zijn dan ook de mensen waarmee ik bijvoorbeeld kon praten in de tijd dat ik midden in mijn echtscheiding zat.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) “Ik heb één collega die ik echt vertrouw en waarbij ik terecht kan als ik problemen heb. Op deze persoon kan ik altijd rekenen en hij ook op mij. Ik kan dus met bepaalde persoonlijke problemen terecht bij één van mijn collega’s en dat vind ik voldoende.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) “Ik zou zeker terecht kunnen bij mijn collega’s met persoonlijke problemen, maar kies ervoor om werk en privé strikt gescheiden te houden.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst)
Groepsvorming Er zou binnen de gevangenis van Vorst sprake zijn van groepsvorming onder de bewaarders. Deze groepen ontstaan op basis van ploegen (de mensen van de vroege shift en de mensen van de namiddag shift) of op basis van taal (de Franstaligen en de Nederlandstaligen). Hoewel deze groepen er zijn en de bevraagde penitentiaire bewakingsassistenten zelf ook wel deel zullen uitmaken van een bepaalde groep, gaven de meesten aan dat ze deze groepsvorming betreuren. Dit doen ze vooral omdat bepaalde collega’s nog met moeite iets zouden zeggen of de verschillende groepen elkaar 80
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek soms zouden verwijten. De meeste penitentiaire bewakingsassistenten ervaren de groepsvorming niet als positief voor de werksfeer. Ook gaven de respondenten aan dat er regelmatig roddels de ronde doen binnen de gevangenis. Enkele penitentiaire bewakingsassistenten hoorden weleens een roddel over zichzelf, maar kunnen hiermee op een goede manier omgaan. “Er is sowieso groepsvorming onder de P.B.’s omwille van de tweetaligheid. Verder doen er zeker roddels en verhalen de ronde, maar is dat niet op elk werk zo? Als ik eerlijk moet zijn, ondervind ik hier soms wel last van ja.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “(…) Er zijn hier zelfs bepaalde kliekjes die met moeite ‘goeiedag’ zeggen. Ik vind dit zelf enorm spijtig. Ik ervaar ook dat er een moeilijke samenwerking is tussen de mensen van de voormiddag en de mensen van de namiddag. Zo schuiven diegenen die in de voormiddag werken vaak taken door naar diegenen die in de namiddag komen. Ze beloven dan aan de gedetineerden ‘dat ze het in de namiddag wel in orde zullen brengen’.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) “Ja er zijn zeker roddels en misschien ook kliekjes. Vooral tussen de Vlamingen en de Walen.(…) Ik heb daar zelf totaal geen last van en heb ook nog geen roddels over mijzelf gehoord. Bij de meeste P.B.’s is het een uitlaatklep om heel wat af te babbelen en af te roddelen want het werk op zich is hier toch wel stressvol.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) “Er zijn groepjes. Je hebt de P.B.’s die in de voormiddag werken en de P.B.’s die in de namiddag werken. Ik vind dit heel spijtig. Ze verwijten elkaar constant van niks te doen. En moesten ze echt allebei niks doen, dan zou het hier toch gewoon niet meer draaien?” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst)
81
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek 2.4.2 Relaties met leidinggevenden
Gezien het belang van de verstandhouding die de penitentiaire bewakingsassistent heeft met zijn leidinggevende bij een onderzoek naar werkdruk, wordt hier een opsplitsing gemaakt naar overleg en inspraak, eensgezindheid en richtlijnen.217
Overleg en inspraak Wat betreft de mate waarin penitentiaire bewakingsassistenten overleg kunnen plegen over ,en inspraak hebben in relevante zaken, kan men binnen de gevangenis van Vorst blijkbaar niet klagen. De gang van zaken binnen de gevangenis kan volgens elke bewaarder met zijn leidinggevende besproken worden. Desondanks geven verschillende penitentiaire bewakingsassistenten aan dat, ondanks het feit dat zowat elk probleem, elke vernieuwing, zaken met betrekking tot collega’s en gedetineerden,… kunnen worden besproken, er niet altijd iets concreet mee gedaan wordt. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat bepaalde zaken simpelweg onoplosbaar zijn. Volgens andere bewaarders staan hun rechtstreekse leidinggevenden bijna altijd open voor een gesprek, maar voelt de directie hun noden niet voldoende aan. “ELK mogelijk probleem kan hier besproken worden. (…) Bespreken is hier altijd mogelijk, of dat er dan effectief iets aan gedaan wordt is een andere zaak natuurlijk… (…) Er worden heel wat problemen op tafel gelegd, maar een deftige oplossing komt er niet. Vaak zeggen ze ‘ja…maar…’, en met die ‘maar’ weet je dan al genoeg hé. (…) Toch wil ik de directie hier niet mee afbreken. Vaak willen ze wel helpen, maar kunnen ze gewoon niet.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) “Ik heb het gevoel dat de directie eigenlijk geen voeling heeft met het veld en dat ze er wat boven staan. De directie lijkt ‘wereldvreemd’ met ons werk als P.B.’s en dat vind ik persoonlijk toch wel jammer ja. Het lijkt alsof ze onze noden niet aanvoelen. Althans, zo ervaar ik het. (…).” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst)
217
Deze zaken worden besproken in het onderzoek van Zwezerijen en het onderzoek van Strijbos-Schellekens
82
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek Eensgezindheid Wat betreft hun optreden tegenover gedetineerden ervaren de penitentiaire bewakingsassistenten binnen het arresthuis van Vorst niet altijd dat de directie volledig achter hen staat. Het komt er dus op neer dat de bewaarders en directie niet altijd aan hetzelfde zeil zouden trekken. Veelal zouden de straffen die de bewaarders opleggen aan de gedetineerden door de directie als te zwaar aanzien worden. Anderzijds vinden de penitentiaire bewakingsassistenten de straffen die de directie oplegt vaak te licht en wijten deze mildere straffen voornamelijk aan de invoering van de Wet Dupont die de rechtspositie van gedetineerden regelt. Bewaarders voelen zich zeker niet altijd gesteund door hun oversten wat een bron van frustraties en spanningen kan vormen. “Anderzijds stelt de directie zich afhankelijk van de situatie wel of niet aan de kant van de P.B.’s. Het komt vaak voor dat wij eigenlijk strengere straffen willen, maar de directie geeft vooral lichte(re) straffen door de basiswet. Wij hebben hierdoor geen inbreng meer in de strafbepaling! Dat is natuurlijk wel spijtig, maar wij hebben onze eigen trukjes om de zaken op de lossen hoor.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “(…) Verder vind ik de sancties die de directie de gedetineerden oplegt te licht. Dit komt allemaal door die wet Dupont! Ik vind die wet op niks trekken, we hadden dit beter nooit gezien!” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst) “ (…)Het gebeurt ook dat een P.B. iemand in de strafcel zet en als hij de volgende dag terug komt werken, de directie die persoon er weer uitgehaald heeft. De P.B. wordt dan zelfs niet altijd aanhoord!(…) Eigenlijk geeft de directie gewoon te lichte straffen en straffen ze eigenlijk nog zelden. Dat komt allemaal door die wet Dupont. Gedetineerden hebben precies op alles recht en de directie krijgt schrik.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) Hoewel het merendeel van de respondenten de mening is toegedaan dat de directie te milde straffen oplegt en dit vooral te wijten zou zijn aan de invoering van de Basiswet, dient ook vermeld te worden dat er twee penitentiaire bewakingsassistenten zijn die hier anders over denken. “(…)Ik vind niet dat de directie extreem veel de kant van de gedetineerden kiest, ze zijn eigenlijk gewoon correct.” (P.B., 35 jaar, 17 jaar dienst)
83
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “De nieuwe directie stelt zich duidelijk achter ons. We hebben deze directie ongeveer één jaar nu en ik vind het heel belangrijk dat de directie zich duidelijk achter ons stelt. De vorige directrice was duidelijk pro gedetineerde.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst)
Richtlijnen Zowat alle penitentiaire bewakingsassistenten gaven aan duidelijke richtlijnen vanuit de directie te krijgen en dit in de vorm van interne dienstnota’s. Ze zijn dus goed op de hoogte van veranderingen en vernieuwingen. Desondanks geven de bewaarders aan niet voldoende inbreng te hebben bij de opstelling van deze richtlijnen. Het is hen dus wel duidelijk wat er van hen verwacht wordt, maar voldoende inbreng zouden ze hierbij niet hebben. “Toch zijn er al dienstnota’s geweest waarmee wij niet akkoord gaan hoor. De directie zou eens op de vloer moeten staan vooraleer ze zaken uitschrijven.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “Er zijn hier binnen de gevangenis interne dienstnota’s en als er daar iets aan verandert, worden wij goed ingelicht. Zo worden er formulieren opgehangen overal in de gevangenis en staat er duidelijk in fluo aangeduid over wat het gaat.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) Eén penitentiaire bewakingsassistent gaf, in tegenstelling tot de anderen, aan dat deze interne dienstnota’s niet altijd strikt opgevolgd zouden worden. “Wij krijgen hier in de gevangenis interne dienstnota’s maar deze worden soms maar vluchtig gelezen en nadien verwatert dat dan en doet iedereen toch weer gewoon zijn goesting.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst)
2.4.3 Relaties met gedetineerden
Binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten mag hun band met de gedetineerden niet achterwege blijven. Hierna wordt een opsplitsing gemaakt tussen enerzijds de 84
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek houding ten aanzien van gedetineerden en anderzijds de moeilijkheden met betrekking tot gedetineerden, specifiek binnen het arresthuis van Vorst.218
Houding ten aanzien van gedetineerden De helft van de penitentiaire bewakingsassistenten geeft aan een statutaire houding aan te nemen ten aanzien van de gedetineerden. De andere helft poogt een statutaire houding te combineren met een missionaire houding. Geen enkele bewaarder neemt een uitsluitend missionaire houding.219 Voor de bewaarders die een uitsluitend statutaire houding aannemen, zou de veiligheid boven alles primeren. Zij zouden een zekere argwaan ten aanzien van de gedetineerden koesteren en zich niet altijd (even) veilig voelen. “Ik neem duidelijk een statutaire houding aan. Ik ben hier als P.B. om mijn werk te doen. Om 22 uur gaan de deuren dicht en is mijn werk dan ook gedaan. Ik zeg altijd: ‘ik ben geen sociaal assistent en heb hier nooit voor gestudeerd’. (…) De veiligheid gaat gewoon boven alles en daarom ben ik hier. Niet meer en niet minder.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) De penitentiaire bewakingsassistenten die beiden combineren hechten ook belang aan veiligheid, maar voor hen zijn contact en overleg met de gedetineerden eveneens van belang. Ze gaan iets verder in de uitoefening van hun job en hebben niet enkel aandacht voor de beveiligingsfunctie. “Ik probeer ze te combineren. Ten aanzien van de gedetineerden die buiten moeten gaan omwille van bezoek van advocaat, justitiepaleis,… neem ik een statutaire houding aan. Dat is noodzakelijk want ik moet hen fouilleren en ze moeten door de metaaldetector,… dit alles moet correct verlopen en aangezien het vaak druk is, moet ik op dat moment mijn prioriteiten stellen en dat is zeker de veiligheid garanderen. Ten aanzien van gedetineerden die pas binnenkomen in de gevangenis neem ik ook een missionaire houding aan. Ik probeer hen te helpen als ze vragen hebben of als er onduidelijkheden zijn. het bejegenen treedt hier dan ook op.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst)
218 219
Deze zaken worden besproken in het onderzoek van Strijbos-Schellekens en het onderzoek van Zwezerijen Deze begrippen worden besproken in bovenstaande literatuurstudie.
85
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek Moeilijkheden Gezien penitentiaire bewakingsassistenten dagelijks rechtstreeks in contact staan met gedetineerden is het mogelijk dat er zich in deze omgang problemen voordoen. Problemen kunnen een bron van frustratie vormen en er op deze manier toe leiden dat de bewaarder spanningen en druk ervaart binnen de uitoefening van zijn job. De meest voorkomende moeilijkheden met gedetineerden die de bewaarders aangaven zijn (fysieke) agressie en het aannemen van een arrogante houding door de gedetineerden. Ook het stellen van moeilijk gedrag, het samenleven met verschillende culturen en de drugproblematiek binnen de penitentiaire inrichting werden vernoemd. “De gedetineerden kunnen een enorm arrogante houding aannemen. Ze zijn tegenwoordig bijna allemaal op de hoogte van de wet Dupont waardoor ze hun rechten verdomd goed kennen. Het zijn ook vooral die ‘jonge kleine garnalen’ die hier vastzitten voor een klein feitje die enorm fier zijn over wat ze deden en over het feit dat ze in de gevangenis zitten. Ze kunnen zich zo arrogant en uitdagend opstellen hé. Naast de arrogante houding van de gedetineerden hebben we ook te maken met agressie en dat ervaar ik zeker ook als moeilijk.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) “Hier zijn er voornamelijk moeilijkheden met de jongere generatie gedetineerden. Ze denken vaak ‘dat ze het hier allemaal eens gaan regelen’ en respecteren geen orders. Ze zijn ook verbaal agressief en dagen je echt uit. Ze nemen een arrogante houding aan die mannen.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “Eigenlijk zijn ze gewoon veel te laks geworden. Er heeft zich echt een mentaliteitsverandering voorgedaan.(…) was er vroeger vooral verbale agressie, maar dat is omgezwaaid in fysieke agressie. Heel wat P.B.’s krijgen het zwaar te verduren. (…) Vroeger hadden de gedetineerden respect voor de P.B.’s en waren ze bang voor tuchtsancties. Nu zijn ze er fier op dat ze een nacht in het cachot mogen zitten en nemen ze een arrogante houding aan tegenover de P.B.’s. Ze kennen geen respect meer en deinzen nog voor weinig terug.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst)
86
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
2.5
Arbeidsomstandigheden
2.5.1 Fysieke arbeidsomstandigheden
Binnen een onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten kunnen de fysieke arbeidsomstandigheden waarin de bewaarder dagdagelijks het werk uitvoert niet achterwege blijven.
Doorheen de interviews gaven de verschillende respondenten vooral aan dat
accommodatie, geurproblemen en overbevolking belangrijke aspecten van het arresthuis van Vorst zijn
die
(mede)
hun
invloed
uitoefenen
op
de
werkervaringen
van
penitentiaire
bewakingsassistenten.
Accommodatie Alle bewaarders geven aan dat het arresthuis enorm oud is en dit gevolgen heeft voor hun werkomstandigheden alsook voor de leefomstandigheden van de gedetineerden. Er zouden klimaatproblemen zijn, waarbij er door bepaalde bewaarders gewezen wordt op extreem hoge temperaturen in de zomer en te lage temperaturen tijdens de winterperiode. Andere bewaarders geven dan weer aan dat het permanent te warm zou zijn binnen het arresthuis. Van optimale temperaturen is er geenszins sprake. De bewaarders geven ook aan dat er ongedierte in hun werkomgeving zou zijn en sommige respondenten maken zich zorgen over de houten deuren op bepaalde vleugels waardoor de veiligheid niet meer gegarandeerd zou kunnen worden. “Als ik denk aan het klimaat is het ofwel te koud ofwel te warm. Die chauffages zijn zo oud dat ze maar twee knoppen hebben: uit of aan. Soms is het hierbinnen wel 30 graden in de zomer! (…) Een betere accommodatie zou het voor ons een stuk plezieriger maken om te werken.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) “De staat van de gebouwen hier is erbarmelijk. De gebouwen zijn versleten en de cellen zijn oud. Ik zie hier tijdens mijn werkuren kakkerlakken, muizen en ratten. (…) Verder is het hier altijd snikheet (…).” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst) “Ook op gebied van veiligheid is het hier een nul. Er zijn nog houten deuren, dus als ze daar echt op kloppen kunnen de gedetineerden uit hun cellen. (…) En weet je, ze doen hier geen werken want ze willen op termijn toch een nieuwe gevangenis bouwen. Alles staat hier op instorten. Die stellingen die 87
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek je buiten ziet, die zijn er niet omdat ze werken uitvoeren hoor. Die zijn er om het gebouw niet te doen instorten!” (P.B., 35 jaar, 17 jaar dienst) “Alles is verouderd, er zijn veel dingen stuk, in bepaalde vleugels zijn er nog houten deuren en dat zijn allemaal zaken die een gevaar vormen voor de veiligheid. (…) We hebben hier ook problemen met de chauffage. In de winter lopen we hier met onze jas aan omdat het ijskoud is en in de zomer is het dan weer snikheet.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) Ondanks de redelijk gelijklopende meningen van de verschillende penitentiaire bewakingsassistenten inzake accommodatie, is er toch één bewaarder die beweert dat het allemaal wat overdreven wordt. “Het is hier oud, donker en muf. Het sanitair en de verwarming zijn kapot, versleten en oud. De gedetineerden zitten hier soms met drie op één cel, maar het valt allemaal nog wel mee. Het beeld dat de media van deze gevangenis geeft is overdreven hoor.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst)
Geurproblemen Het merendeel van de geïnterviewde bewaarders geeft aan dat er geurproblemen zijn binnen het arresthuis. Er wordt gewezen op slechte geuren door onvoldoende hygiëne en omwille van de nachtemmers die nog gebruikt worden op bepaalde vleugels. Ook sigarettenrook en zweet zouden zorgen voor onaangename geuren binnen de dagdagelijkse werkomgeving van de penitentiaire bewakingsassistenten. “We hebben ook last van enorme geurproblemen. Deze ontstaan op de cellen en worden doorgezet naar de gangen wat absoluut niet aangenaam is voor ons. Een groot deel van de gedetineerden rookt ook en er hangen echt walmen in de cellen. Als wij binnenkomen hangt deze geur natuurlijk ook in onze kleren. Mijn vrouw ruikt dat ook altijd.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst)
88
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “We hebben hier ook last van binnenkomende geuren wat niet erg aangenaam is. Vooral in het bad220 stinkt het verschrikkelijk en ook de emmers waarin er uitwerpselen van de gedetineerden liggen laten enorme geuren na.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst)
Overbevolking Binnen het arresthuis van Vorst heeft men te maken met een overbevolkingsproblematiek. Verschillende bewaarders gaven aan hierdoor moeilijkheden te ondervinden in hun dagelijkse werksituatie. Ze voelen zich er bijvoorbeeld onveilig door en ervaren geurproblemen doordat de gedetineerden met velen op een (te) kleine cel zitten. Binnen een onderzoek naar werkdruk mag deze problematiek zeker niet achterwege blijven. “Deze situatie van overbevolking per cel wordt als erg onveilig ervaren en daarom gaan we er met twee of drie P.B.’s binnen.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) “Er is ook een enorme overbevolking hier in Vorst waardoor de gedetineerden met veel te veel op een te kleine cel zitten. Hierdoor hangen er vieze geuren zoals zweet en de geur van uitwerpselen.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst)
2.5.2 (On)veiligheid
Ondanks het feit dat er op regelmatige basis sprake is van geweld binnen het arresthuis, geven alle geïnterviewde penitentiaire bewakingsassistenten, op één na, aan zich er nooit onveilig te voelen. Ze zien dit als een noodzakelijke voorwaarde om het werk te kunnen uitvoeren. Bewaarders die met angst komen werken zouden het niet lang volhouden. Om goed te kunnen functioneren binnen het arresthuis, zou een bewaarder er zich nooit onveilig mogen voelen. “Ik ga er ook vanuit dat je niet deftig kan presteren als je angstig bent op de werkvloer.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst)
220
Het bad is een (informele) benaming voor de plaats waar de grondige fouillering gebeurt.
89
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Moest je je onveilig voelen, dan kan je hier gewoon niet blijven werken. Je mag echt geen angst tonen want ze hebben dat direct door. De gedetineerden lezen zoiets van je gezicht en ik zeg je, dan ben je gezien.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) Eén penitentiaire bewakingsassistent gaf echter aan zich zowel veilig als onveilig te voelen en dit omwille van het feit dat de technologische zaken die de veiligheid mede garanderen hun werking missen. “Ik voel mij hier veilig en onveilig. Dat laatste heeft te maken met het feit dat er veel camera’s stuk zijn en dat er ook een heel pak walkie talkies niet meer deftig werken. Deze technologische problemen geven mij wel een gevoel van onveiligheid aangezien je er niet op kan terugvallen. Moest alles hier goed marcheren zou ik mij helemaal veilig voelen.” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst)
2.5.3 Uur- en vakantieregelingen
Wat betreft het kunnen opnemen van de wettelijk voorziene rust- en verlofdagen blijken niet alle penitentiaire bewakingsassistenten dezelfde mening toegedaan. Zo zouden de meesten hun rust- en verlofdagen wel kunnen opnemen, maar dat geldt niet voor iedereen. Het personeelstekort en ziekte(verzuim) zorgen ervoor dat een aantal bewaarders hun verlof niet (volledig) kan opnemen. Toch worden er ook een aantal andere redenen gegeven voor het feit dat bepaalde penitentiaire bewakingsassistenten hun verlof niet kunnen opnemen en op deze zaken zouden zij zelf vat hebben. Zo is het bijvoorbeeld van belang deze dagen niet op te sparen, maar ze vooraf in te calculeren wil men er effectief aanspraak op kunnen maken. “Er is binnen deze gevangenis personeelstekort en er zijn heel veel zieken. Hierdoor geraakt al mijn verlof niet opgenomen.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) “(…) Toch moet ik zeggen dat er hier veel vakantie wordt geweigerd simpelweg omdat er te weinig personeel is om iedereen vakantie te kunnen geven.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) 90
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Het valt goed mee om deze dagen te kunnen opnemen. De rusten worden zelfs sowieso niet afgenomen. Je moet natuurlijk wel je verlof opnemen en niet alles opsparen want dan kunnen ze je natuurlijk niet meer al je dagen geven.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) Eén penitentiair bewakingsassistent gaf aan dat hij een gevoel heeft dat er gemakkelijker verlof wordt toegekend aan bewaarders met kinderen. “Ik plan op voorhand alle dagen in zodat ik ze zeker heb. Ik heb wel het gevoel dat ze hiermee rekening houden omdat ik kinderen heb want het zijn vooral de P.B.’s die geen verlof krijgen die meestal ook geen kinderen hebben. Ik heb dus het gevoel dat de voorkeur inzake verlof gaat naar P.B.’s met kinderen.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst)
2.5.4 Ploegensysteem
De meeste penitentiaire bewakingsassistenten werken in een ploegensysteem maar hebben ofwel een vaste vroege shift ofwel een vaste namiddag shift. Hierdoor ervaren ze amper problemen op lichamelijk of sociaal vlak. Voordat deze regeling werd ingevoerd stellen zowat alle bewaarders dat ze wel last hadden van het ploegensysteem waarin ze werkten. Wel geven een aantal bewaarders aan dat er vroeger een 16-uren dag bestond waarbij de bewaarder een namiddag shift en daarbij aansluitend een nachtshift moest doen. Nadien was men dan twee dagen thuis. Deze regeling werd afgeschaft door de invoering van het arbeidsreglement dat op 1 mei 2010 definitief werd en is dus bij wet verboden. De redenering hierbij is dat er tussen twee shiften een rusttijd van acht uren moet zijn, gezien bewaarders die langer zouden werken minder alert zijn en dit op zijn beurt de veiligheid in het gedrang kan brengen. Echter, in het geval van overmacht is de directie verplicht een motivering te geven voor de gepresteerde 16 uren. Desondanks waren de meeste bewaarders voorstander van de 16-uren dag en het feit dat dit is afgeschaft wordt veelal als negatief ervaren. “Vroeger bestond er ook een ’16 uren dag’ en dan moest je de late en de nacht doen. Nadien was je dan twee dagen thuis. Ze hebben dit afgeschaft, nochtans ik was er voorstander van.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst)
91
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Vroeger deed ik alle shiften en ik vond dit heel ambetant omdat ik nooit een planning kon maken. Simpele dingen zoals doktersafspraken of een etentje met vrienden kon ik niet op voorhand regelen aangezien wij ons uurrooster pas een week op voorhand kregen. Ook tijdens mijn nachten geraakte ik oververmoeid. De 16 uren dienst was nog eens iets goeds! Ik vind het enorm jammer dat dit afgeschaft werd en dat we hier totaal geen inspraak in hadden.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “Ik heb nog in ploegen gewerkt en had daar immens veel last van. Ik deed de vroege, de namiddag en de late. Door die onregelmatige uren had ik vooral lichamelijke klachten en was ik oververmoeid. Natuurlijk was dat vroeger helemaal anders want nu kunnen de P.B.’s kiezen voor een vaste vroege of een vaste namiddag. Dat is veel beter.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) Ondanks het feit dat verschillende penitentiaire bewakingsassistenten aangeven dat ze vaste shiften als positief ervaren, dient vermeld dat er vanuit de directie meer en meer getracht wordt de vaste shiften af te schaffen aangezien dit voor problemen kan zorgen bij vervangingen.221 Eén penitentiaire bewakingsassistent hield er een tegenovergestelde mening op na en vond de wisselende uren die hij vroeger deed eigenlijk beter. Het systeem van een vaste vroege shift en een vaste namiddag shift wordt door hem, in tegenstelling tot de anderen, niet als een verbetering aanzien. “Ik werk nu enkel met de vroege, maar vond de wisselende uren die ik vroeger deed eigenlijk beter. Mijn sociale leven leed er ook helemaal niet onder. Door mijn vaste vroeges moet ik elke dag om half vijf opstaan en dat is voor mij lichamelijk enorm zwaar.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) Een aantal penitentiaire bewakingsassistenten werken 4/5 in plaats van voltijds. Voor enkelen onder hen is dit erg belangrijk gezien ze de job anders als te zwaar zouden ervaren. Sommige bewaarders gaven aan dat ze liever 4/5 zouden werken, maar dit omwille van het financiële aspect niet doen.
221
DE GROOT, M., (
[email protected]), (
[email protected]), 17 juli 2010.
Thesis.
e-mail
aan
THIELEMANS,
A.,
92
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Ik werk zelf 4/5 en dat is voor mij gewoon ideaal! (…) Die dag is van groot belang omdat ik dan de stress en spanningen eens kan ontlopen en gewoon leuke dingen doen met mijn vriendin. Zo gaan we samen naar de winkel op mijn vrije dag. Die dag doet me enorm deugd.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) “Ik werk nu 36 uur per week, maar moest ik op de sectie staan zou ik sowieso 4/5 werken aangezien ik het anders niet zou aankunnen. Ik zie als ancien dat er veranderingen zijn in de sfeer onder collega’s, er zijn veel problemen maar geen oplossingen en er is werkdruk. Ik heb er wel aan gedacht om 4/5 te beginnen werken om gewoon één dag minder in de gevangenis te zijn. ‘Weet je, beter één dag thuis dan in dit zottenkot.’” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) De heersende idee omtrent het 4/5 werken (het zou zorgen voor minder stress en spanningen) werd door één bewaarder sterk tegengesproken. “Ik werk 4/5 omwille van de kinderen (…) Zeker niet omdat het werk voor mij te zwaar is.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst)
2.6
Werkdruk
2.6.1 Problemen binnen arresthuis Vorst
Binnen een onderzoek naar werkdruk ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten, werkzaam in het arresthuis van Vorst, kunnen de problemen die binnen deze gevangenis ervaren worden niet achterwege blijven. De verschillende bewaarders gaven tal van problemen aan die zij binnen de uitoefening van hun job ervaren. Een aantal zaken keerden regelmatig terug; de problematiek van overbevolking, het aanzienlijke personeelstekort, het feit dat er binnen een arresthuis veel bewegingen 222 zijn en het teveel aan werk dat de bewaarders dienen uit te voeren. De overbevolkingsproblematiek is een feit in het arresthuis van Vorst en uit zich duidelijk doordat de gedetineerden met teveel op een te kleine cel zitten. Het personeel is echter niet aangepast aan deze
222
Penitentiaire bewakingsassistenten gebruiken dit woord wanneer men wil aangeven dat er veel geloop is. Binnen een arresthuis komen er regelmatig advocaten op bezoek, moeten gedetineerden naar het justitiepaleis, naar de tandarts, naar het ziekenhuis,… Dit alles wordt geleid door bewaarders.
93
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek hoeveelheid gedetineerden waardoor ze druk ervaren. Er is een personeelstekort en hierbij komt dat er binnen een arresthuis heel wat bewegingen zijn waarvoor personeel moet worden ingeschakeld. Hierdoor blijven er onvoldoende bewaarders op de sectie223 wat leidt tot teveel werk voor diegenen die achterblijven. Eigenlijk vormen deze vier problemen een vicieuze cirkel. Er dient opgemerkt dat er naast deze vier meest voorkomende problemen nog een aantal andere zaken werden aangegeven. “Er zijn steeds meer en meer bewegingen. (…) Verschillende P.B.’s moeten meegaan wat ervoor zorgt dat er minder hier zijn en diegenen die hier blijven, staan er soms zelfs alleen voor. (…) Naast het feit dat wij een arresthuis zijn en wij dus bovenop de wandeling nog elke dag al die bezoeken hebben, is het ook de overbevolking die zorgt voor al dat geloop hier.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) “Op de eerste plaats en heel belangrijk is dit het probleem van overbevolking. Alle werkdruk wordt hierdoor vermeerderd! (…) Verder zijn er ook personeelstekorten in deze gevangenis. Dit komt doordat er door de economische crisis beslist is dat elke gevangenis op 90% moet draaien. Daarnaast is er ook personeelstekort omdat wij steeds meer bewaking moeten inzetten in hospitalen waardoor er dus mensen minder zijn in de gevangenis want er moeten er altijd twee mee.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) “Ten eerste is dat het personeelstekort. Een tijdje konden verschillende P.B.’s hun verlof gewoon niet opnemen aangezien er niet genoeg personeel was. Dat is sinds een halfjaar wel verbeterd. Ten tweede is er de problematiek van overbevolking. Vaak zijn er slechts twee P.B.’s verantwoordelijk voor 120 gedetineerden. Ze moeten ervoor zorgen dat al deze gedetineerden kunnen douchen, telefoneren, eten bedelen,…Dit kan echt wel stress veroorzaken!” (P.B., 35 jaar, 17 jaar dienst) Twee penitentiaire bewakingsassistenten gaven expliciet aan dat de gestelde verwachtingen steeds hoger liggen. Bij de andere bewaarders kan dit ook wel een onderliggende boodschap zijn, gezien de meesten het personeelstekort in combinatie met overbevolking als een belangrijk probleem binnen de werksituatie aanzien. “(…) Er wordt gewoon altijd maar meer en meer verwacht. Er zijn immens veel bewegingen, daarbij moeten we cursussen volgen, paleizen doen, verfatelier,… Als de P.B.’s beginnen op de sectie moeten ze soms 50 gedetineerden binnen het uur ergens heen sturen, daarbij nog eens telefoons doen,
223
Een sectie is een celafdeling en omvat een reeks cellen.
94
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek douches laten nemen en eten bedelen! (…) Door de hoeveelheid gedetineerden hier, kunnen wij ons werk gewoon niet meer deftig doen.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) “Ik krijg vaak teveel werk toegeschoven en kan gewoon niet meer voldoen aan wat er van mij verwacht wordt.” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst) Eén bewaarder gaf aan dat recidiverende gedetineerden bij hem voor een gevoel van ontmoediging kunnen zorgen. Deze bewaarder stelt dat het vaak terugkeren van dezelfde gedetineerden veelal eigen is aan een arresthuis. In een strafhuis zou dit minder het geval zijn. “In Vorst heb ik weinig het gevoel dat ik echt kan helpen. Ik zie zo vaak dezelfde gedetineerden terug… je kan niet geloven hoe ontmoedigend dat is.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst)
2.6.2 Aanzien van de job
Het merendeel van de bewaarders gaf aan dat er een foutief beeld heerst binnen de maatschappij over het beroep dat zij uitoefenen. Dit beeld zou er vooral komen doordat veel mensen het beroep niet kennen in combinatie met de vaak negatieve mediaberichtgeving. De meeste penitentiaire bewakingsassistenten vinden het jammer dat dit foutieve beeld opgehangen wordt gezien zij hierdoor vaak een slechte reputatie genieten. Eén bewaarder gaf zelfs aan dat enkel zijn familie en één bevriend koppel weten dat hij in de gevangenis werkt. Hij zou anders toch op onbegrip stuiten en voornamelijk negatieve reacties krijgen. “Enkel mijn familie en één bevriend koppel weet dat ik in de gevangenis werk. (…) Tegen andere vrienden en kennissen zeg ik dat ik staatsbeambte ben en dat wil ik ook zou houden. De reden hiervoor is dat mensen afstandelijker worden als ze weten wat mijn beroep is. Ze willen niks meer met mij te maken hebben. P.B.’s hebben nu eenmaal een slechte reputatie door al hun stakingen en het slechte beeld dat films van ons ophangen. Ook de media heeft hierop een slechte invloed. Wij worden gewoon als de boemannen aanzien.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) 95
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Ik praat zelden over mijn job met mijn familie, vrienden en kennissen. (…) De reden waarom ik zelden over mijn job praat is dat veel mensen er een fout beeld over hebben.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst) “Als de gevangenis in de media komt, is het natuurlijk ook altijd in negatieve zin hé. Veel mensen hebben daardoor een negatief beeld over mijn job en geven opmerkingen zoals ‘zijt ge nu weer aan het staken?’” (P.B., 35 jaar, 17 jaar dienst) Er zijn echter twee bewaarders die net het tegenovergestelde zeiden. Zij vonden dat mensen wel positief naar hun job kijken en hadden nog nooit last van negatieve reacties. “Goh, de meeste mensen die weten wat ik doe hebben daar altijd positief naar gekeken.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “Ik heb er alleszins nog geen negatieve reacties op gekregen. Eigenlijk was mijn familie vooral blij dat ik een vaste job had.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst)
2.6.3 Betrokkenheid bij besluitvorming
De meeste penitentiaire bewakingsassistenten voelen zich in onvoldoende mate betrokken als er (belangrijke) zaken worden beslist. Ze geven aan dat er heel wat dingen boven hun hoofd beslist worden en zij hier geen vat op hebben. Dit wordt als negatief ervaren. De bewaarders zouden zelf wat meer inspraak willen. “Er gebeurt veel boven het hoofd. Zo bestond er vroeger de mogelijkheid om 16 uren aan één stuk te werken en dit mag nu niet meer, hoewel het mij stukken beter uitkwam. Ik vind zo’n zaken erg spijtig want onze mening wordt gewoon niet gevraagd.” (P.B., 43 jaar, 10 jaar dienst)
96
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “De meeste beslissingen worden boven ons hoofd genomen. Je kan wel je mening zeggen, maar uiteindelijk doen ze toch wat ze willen en dat is nu is typisch het ministerie hé. Er worden daarbij ook nog eens een hoop beslissingen genomen achter onze rug.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) Desondanks waren er drie penitentiaire bewakingsassistenten een iets andere mening toegedaan. Eén van hen voelde zich steeds in voldoende mate betrokken bij de besluitvorming. Volgens twee anderen wordt hun betrokkenheid afhankelijk gesteld van waarover het juist gaat. Er kan dus niet gesteld worden dat alle bewaarders binnen het arresthuis van Vorst zich onvoldoende betrokken voelen bij de besluitvorming. “Recent werd de Annex224 gereorganiseerd en wij mochten daar toen mee in beslissen. Natuurlijk hangt de mate waarin je betrokken wordt bij zaken ook af van de leidinggevenden.” (P.B., 43 jaar, 6 jaar dienst) “Wij mogen als P.B. weleens iets zeggen, maar ik merk dat er daar maar weinig rekening mee wordt gehouden. Toch is dit zeker niet altijd met opzet vanuit de directie.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) “Als het bijvoorbeeld gaat over het arbeidsreglement, worden de beslissingen hierin genomen door het syndicaat. Wij als P.B.’s worden hierin niet gehoord. Aan de andere kant moet ik wel zeggen dat het bezoekreglement vanaf 2008 in samenspraak met de dienst Acces wordt opgemaakt en dat wij dus zeker onze zeg hebben.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst)
2.6.4 Werklast
De meningen van de verschillende penitentiaire bewakingsassistenten blijken verdeeld inzake het ervaren van werklast. Bepaalde bewaarders ervaren werkdruk en zien het 4/5 werken als een mogelijke oplossing hiervoor. Ook zijn er enkele bewaarders die een echtscheiding achter die rug hebben als rechtstreeks gevolg van de werkdruk die zij ervoeren binnen het arresthuis. Verschillende bewaarders geven aan dat het werk door buitenstaanders vaak onderschat wordt en dat je enorm 224
Gevangenisvleugel waar geïnterneerden opgesloten zitten.
97
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek stressbestendig moet zijn, wil je goed kunnen functioneren binnen dit arresthuis. De overbevolkingsproblematiek in combinatie met een personeelstekort wordt door zowat elke bewaarder aanzien als de voornaamste bron van werklast. Verder kunnen ook het hoge tempo waarop er gewerkt moet worden en de extra taken die de bewaarders erbij krijgen een bron van werklast vormen. “Voordat ik 4/5 werkte ervoer ik hoge werklast. Ik was korter van stof, was thuis vaak nog met mijn beroep bezig en kon het gewoon moeilijk van mij afzetten. Ik had het psychisch zwaar en mijn huwelijk leed eronder. Ik scheidde dan ook omwille van mijn werk als P.B. (…) Een voltijdse job weegt zwaar door op jezelf als persoon. Je moet gewoon eens uit het systeem weg zijn en een normale dag hebben.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) “Je moet enorm stressbestendig zijn als je hier in de gevangenis wil werken want er komt enorm veel op je af. Er zijn echt een hoop mensen die ons beroep onderschatten! Ook beginnende P.B.’s die denken dat ze niks moeten doen kunnen wel eens met hun hoofd tegen de lamp lopen.(…) Zelf heb ik ooit werklast ervaren. Het is een soort mentale moeheid. (…) Mijn eerste huwelijk liep hierdoor stuk.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst) “Verder is er hier een enorm probleem van overbevolking waardoor wij gewoon niet aan alle noden van de gedetineerden kunnen voldoen. Ach, ‘soms is het hier precies een kerstboom met al die rode lichtjes’. Ze drukken dan allemaal tegelijk op die lampjes en waar moeten we dan beginnen hé?” (P.B., 35 jaar, 17 jaar dienst) “Veel mensen denken dat je niks moet doen en dat terwijl de gevangenis van Vorst precies een fabriek is. Ik heb het gevoel dat ik hier aan den band sta en de druk is immens hoog. (…) Over het algemeen ervaar ik hoge werklast. ’s Avonds heb ik vaak het gevoel dat ik er eindelijk vanaf ben en ik denk ook dikwijls ‘komaan, nog een uurtje’. Ik ervaar deze hoge werklast vooral doordat er zoveel extra taken bijkomen.” (P.B., 36 jaar, 16 jaar dienst) Desondanks mogen zeker niet alle bewaarders over dezelfde kam gescheerd worden, gezien er ook enkelen onder hen zijn die aangaven weinig tot geen werklast te ervaren.
98
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Ik ervaar weinig of geen werklast. Ik denk dat er weinig te doen is aan het probleem van de overbevolking en heb mij er dan maar gewoon bij neergelegd.” (P.B., 35 jaar, 2 maanden dienst) “Ik ervaar helemaal geen werklast. (…) Ik kan mijn werk heel goed regelen en weet van mijzelf dat ik het aankan.”(P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) Eén bepaalde penitentiaire bewakingsassistent gaf aan dat het vooral de beginnende bewaarders zijn die werkdruk ervaren. Het zou door ervaring zijn dat je met de zwaarte van de job leert omgaan. “Ik heb de eerste maanden dat ik als P.B. werkte met deze job willen stoppen. Ik kan je verzekeren dat de eerste zes maanden de moeilijkste zijn. (…) ik trok mij alles hard aan en wilde echt presteren, maar geloof mij, dit hou je niet uit! Het is vooral belangrijk om zaken te schikken en dingen af te wegen om de druk op je schouders te verminderen. (…) Je leert uit ervaring.” (P.B., 37 jaar, 11 jaar dienst)
2.6.5 Verloop
Van belang binnen een onderzoek naar werkdruk is na te gaan hoe het gesteld is met het verloop binnen de penitentiaire inrichting. Blijven de meeste bewaarders werken in het arresthuis van Vorst? Of gaan ze elders hun job uitoefenen? Alle bewaarders gaven aan dat het verloop binnen deze penitentiaire inrichting immens is. Heel wat bewaarders wijken uit naar andere gevangenissen en dit voornamelijk omwille van de afstand. Veel bewaarders starten in Vorst, gezien ze hun stage hier doen, maar verlaten de penitentiaire inrichting van zodra ze vast benoemd zijn en de mogelijkheid zich hiertoe voordoet. “Er komen heel wat P.B.’s toe en er gaan er heel wat weg. Het personeel dat hier in de gevangenis werkt, blijft enkel hier omwille van de vaste werkuren. Vanaf het moment dat er verschillende uren moeten aangenomen worden, zullen er veel weggaan. Verder wonen er ook veel P.B.’s ver van de gevangenis en de afstand is ook een reden waarom ze vertrekken. Als laatste is ook het feit dat het hier een hectische gevangenis is een reden waarom er veel P.B.’s weggaan. Ik heb ook vaak het gevoel dat ik de controle hier verlies.” (P.B., 42 jaar, 11 jaar dienst) 99
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek “Vorst is een duivenkot hé, het is ne ‘va et viens’. Ze komen hier hun stage doen en zoeken dan werk dichter bij huis.” (P.B., 64 jaar, 18 jaar dienst)
2.6.6 Ziekteverzuim
Van alle bewaarders die ik interviewde gaf er geen enkele aan zich regelmatig ziek te melden. Zij melden zich enkel ziek als ze dat écht zijn en eigenlijk gebeurt dat vrij zelden. Desondanks gaven de meesten onder hen wel aan dat er collega’s zijn die zich op regelmatige basis ziek melden. De redenen hiervoor zijn voornamelijk het niet verkrijgen van hun gevraagde verlofdagen of als een soort wraak op een genomen beslissing waarmee zij niet akkoord konden gaan. Hierbij dient opgemerkt dat het sociaal wenselijk antwoorden op de vraag ‘hoeveel keer per jaar meld jij je ziek?’ kan leiden tot een vertekening van de resultaten op dit punt. “Er zijn wel veel mensen die bellen voor ‘een scheet’, vooral als hun congé geweigerd wordt.” (P.B., 38 jaar, 14 jaar dienst) “Toch moet ik erbij zeggen dat er hier heel wat P.B.’s zijn die zich wel vaak ziek durven melden als ze hun goesting niet krijgen.” (P.B., 63 jaar, 40 jaar dienst)
100
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek
Hoofdstuk 3: Discussie
Het bovenstaande onderzoek had tot doel te achterhalen welke factoren (mede) aan de basis kunnen liggen van werkdruk, zoals dit wordt ervaren door penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit bovenstaand onderzoek besproken, met een terugkoppeling naar de reeds gepubliceerde literatuur met betrekking tot dit thema. Verder verdienen ook de beperkingen van het gedane onderzoek de nodige aandacht.
3.1
Reflectie resultaten
3.1.1 Taak
Wat betreft de taak die de penitentiaire bewakingsassistenten binnen het arresthuis precies moeten vervullen, geven alle respondenten aan goed te weten wat er van hen wordt verwacht. Hierbij duiden zij op het feit dat het beveiligen van zichzelf, hun collega’s en de gedetineerden primeert. Als bewaarder staat men in eerste instantie in voor het garanderen van de veiligheid. Hiernaast kunnen ook andere taken komen, zoals het helpen van gedetineerden of een bijdrage leveren tot hun reïntegratie. Toch mag men als bewaarder de beveiligingstaak nooit uit het oog verliezen. Ook uit het empirisch onderzoek dat ZWEZERIJEN 225 deed naar machtsrelaties tussen bewaarders en gedetineerden, bleek het garanderen van de veiligheid de meest prominente taak voor penitentiaire bewakingsassistenten. Wat betreft het combineren van het bewakingsaspect met het bejegeningaspect binnen eenzelfde taak, blijken de verschillende respondenten er geen eenzijdige mening op na te houden. Enkele penitentiaire bewakingsassistenten aanzien het als vrij logisch dat beide aspecten worden aangewend binnen de uitoefening van de job gezien ze niet los van elkaar kunnen staan. Desondanks blijkt het voor andere bewaarders moeilijk om het beveiligen en het bejegenen te combineren. Dit laatste zou vooral te wijten zijn aan de overbevolking binnen het arresthuis van Vorst, die de
225
ZWEZERIJEN, J.J.A., op.cit.
101
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek bewaarders dwingt zich enkel nog met het bewakende aspect bezig te houden. Men zou niet over de nodige tijd beschikken om een meer persoonlijke band, waarbij hulp en steun aan de gedetineerden centraal staan, op te bouwen. Uit het onderzoek dat HEIJDER226 deed, met als doel het leveren van een bijdrage tot de studie van het gevangeniswezen, blijkt dat het begrip ‘bejegening’ geen eenduidige invulling kent wat onzekerheid bij de bewaarders kan veroorzaken. Deze auteur stelde tevens dat de doelstellingen van enerzijds beveiligen en anderzijds bejegenen tegenstrijdig en onverenigbaar blijken. DEWAELE en DEPREEUW227 gaan ervan uit dat er steeds meer nadruk wordt gelegd op het bejegenen, maar dat de logistieke steun hiervoor nog ontbreekt, waardoor bewaarders teveel aan hun lot worden overgelaten. Het samen aanwenden van beide aspecten binnen eenzelfde taak, wordt door zowel de literatuur alsook het merendeel van de respondenten niet als evident aanzien.
3.1.2 Rolproblemen
Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat de verschillende penitentiaire bewakingsassistenten er geen eensluidende mening op nahouden als het gaat om rolconflicten. Bepaalde respondenten vinden dat er van hen zelden zaken worden verwacht die strijdig zijn met elkaar. Zij geven aan dat zowel de directie, als hun collega’s, als de gedetineerden goed weten wat de taak van een bewaarder is en geen verwachtingen hebben waaraan men binnen de uitoefening van de job onmogelijk kan voldoen. Andere respondenten daarentegen, geven aan last te ondervinden door het feit dat er zoveel verschillende zaken van hen gevraagd worden en dit terwijl ze nooit voor elke partij goed kunnen doen. Er worden vooral tegenstrijdigheden ervaren binnen de richtlijnen zoals opgelegd door de leidinggevenden. Uit het onderzoek dat KOMMER228 deed naar werksituatie en functioneren van penitentiaire inrichtingswerkers, wordt duidelijk dat er sprake is van rolconflicten bij bewaarders. Voor de grote meerderheid onder hen, zou het combineren van verschillende zaken onmogelijk blijken. Ook VERHAGEN 229 , die zich baseerde op een enquête gevoerd door de werkgroep ‘Beleidsanalyse ziekteverzuim’, kwam tot de conclusie dat bewaarders moeten voldoen aan tegenstrijdige verwachtingen waardoor er zich regelmatig rolconflicten zouden voordoen. Hoewel binnen de literatuur de idee heerst dat bewaarders te maken hebben met rolproblemen, blijken niet alle betrokken respondenten deze mening toegedaan.
226
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 7-8. VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 237. 228 KOMMER, M.M., op.cit., blz. 35. 229 VERHAGEN, J., op.cit., blz. 2. 227
102
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek 3.1.3 Routine en afwisseling
Wat de mate van afwisseling binnen het bewaarderwerk betreft, blijken alle respondenten er eenzelfde mening op na te houden; enerzijds is er sprake van routine, gezien ze dagelijks dezelfde taken uitvoeren, anderzijds ervaren zij ook afwisseling binnen hun job, aangezien het werken met mensen gekenmerkt wordt door onvoorspelbare situaties. De combinatie van routine en afwisseling wordt door alle bewaarders als positief ervaren. Uit een onderzoek dat NOVA 230(Nationaal Instituut Voor Arbeidsongevallen) deed naar ziekteverzuim bij werknemers, blijkt de taakinhoud van het uitvoerende gevangenispersoneel routineus en vrij saai. DERVEAUX231, die een literatuurstudie deed naar het werk van de gevangenisbewaarder, kwam daarentegen tot het besluit dat de job van bewaarder de nodige afwisseling kent. De creatieve inbreng die er van de penitentiaire bewakingsassistent wordt verwacht bij het invullen van het bejegeningaspect zou voor de nodige variatie binnen de job zorgen. Ook de confrontatie met heel verschillende gedetineerden zorgt ervoor dat de bewaarder moet kunnen omgaan met diverse problemen. Zowel uit de literatuur als uit de praktijk blijkt dus dat penitentiaire bewakingsassistenten binnen de uitoefening van hun job een zekere routine, maar ook de nodige afwisseling ervaren.
3.1.4 Samenwerking
Wat betreft relaties tussen penitentiaire bewakingsassistenten onderling, geeft het merendeel van de respondenten aan dat er onvoldoende eensgezindheid zou zijn omtrent het optreden tegenover gedetineerden. Slechts een minderheid van de bewaarders zou vinden dat alle bewaarders op eenzelfde lijn zitten wat betreft het optreden tegenover en de aanpak van gedetineerden. Uit het onderzoek van ZWEZERIJEN232 bleek eveneens dat bewaarders niet steeds op dezelfde lijn zitten als ze moeten optreden tegenover gedetineerden. Desalniettemin dient vermeld dat één penitentiaire bewakingsassistent tijdens het onderzoek aangaf deze verschillende manieren van aanpak verrijkend te vinden en dus als positief te ervaren. Verder blijkt dat zowat alle respondenten ervan uitgaan dat er in voldoende mate onderling overlegd wordt indien er moet opgetreden worden tegenover een gedetineerde. Zij vermelden allemaal het recente fenomeen van de ‘interventieploeg’ wat door alle respondenten als een verbetering wordt ervaren. Eén respondent gaf echter aan dat er onvoldoende
230
VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 240. DERVEAUX, W., op.cit., blz. 217. 232 ZWEZERIJEN, J.J.A., op.cit., blz. 27. 231
103
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek overlegd wordt inzake het observatieboek, wat voor onduidelijkheden en spanningen op de werkvloer kan zorgen. Wat het zich gesteund voelen door collega’s betreft, geven de meeste respondenten aan zeker terecht te kunnen bij een aantal mensen als ze met een probleem (zowel werk gerelateerd als persoonlijk) zitten. Hoewel er dus collega’s zijn waarbij men terecht kan, kiezen de meeste bewaarders er echter voor om problemen voor zichzelf te houden en een strikte scheiding tussen werk en privé te hanteren. Het feit dat men zaken amper deelt met collega’s kan volgens het onderzoek van CHEEK en DI STEFANO MILLER233 naar het ervaren van stress door bewaarders, te wijten zijn aan de machocultuur die er heerst binnen het gevangeniswezen. Verder tonen de onderzoeken van LOMBARDO234 en van POOLE en REGOLI235 aan dat er weinig sprake zou zijn van steun en collegialiteit tussen bewaarders onderling. Dit laatste blijkt in de praktijk niet helemaal het geval en wordt bevestigd door het onderzoek dat VERHAEGHE236 deed naar werktevredenheid bij penitentiair beambten in de gevangenis van Lantin. Hij geeft namelijk aan dat bewaarders wel de nodige steun bij elkaar zouden vinden. Echter, wat betreft groepsvorming, blijkt er binnen het arresthuis van Vorst sprake van verschillende groepjes bewaarders. Deze groepen zouden vooral ontstaan op basis van de ploegen waarin men werkt of op basis van de taal die men spreekt (onderscheid tussen Franstaligen en Nederlandstaligen). De meeste bewaarders geven aan deze groepsvorming te betreuren gezien dit niet bevorderlijk zou zijn voor de werksfeer. Ook IRWIN237 kwam tijdens zijn onderzoeken naar verandering van de sociale structuur van de gevangenis tot de vaststelling dat er binnen eenzelfde bewaarderkorps verschillende groepen zouden zijn die elk hun eigen normen aanhangen. Tussen de groepen zouden er ook roddels de ronde doen. Hoewel enkele penitentiaire bewakingsassistenten aangeven weleens een roddel over zichzelf gehoord te hebben, hechten de meesten hier weinig tot geen belang aan. Binnen de relatie die de penitentiaire bewakingsassistenten hebben met hun leidinggevenden, zou er voldoende ruimte zijn voor overleg en inspraak. Alle bewaarders geven aan dat zowat elke aangelegenheid besproken kan worden. Desondanks wordt er hier niet altijd iets concreets mee gedaan. Enerzijds zijn sommige zaken gewoon niet veranderbaar of oplosbaar, anderzijds zou de directie de noden van de bewaarders niet steeds voldoende aanvoelen. Ondanks het feit dat alle zaken bespreekbaar zijn met de leidinggevenden, ervaren de meeste respondenten niet steeds voldoende steun vanuit de directie. Zo zou er zeker niet altijd sprake zijn van eensgezindheid tussen bewaarders en directie bij het optreden ten aanzien van een gedetineerde. Het merendeel van de respondenten stelde dat de straffen die de directie oplegt aan de gedetineerden te licht zouden zijn 233
CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., op.cit., blz. 116. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 27. 235 Ibid., blz. 27. 236 VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 254. 237 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 28. 234
104
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek en wijten dit vooral aan de Wet Dupont die de interne rechtspositie van gedetineerden regelt. Het feit dat bewaarders zich niet altijd gesteund voelen door de directie kan een bron van frustraties vormen. Ook JACOBS238 kwam in zijn onderzoek tot de conclusie dat de disciplinaire acties van penitentiaire bewakingsassistenten niet altijd steun krijgen vanuit de directie. Verder merkten CHEEK en DI STEFANO MILLER239 op dat leidinggevenden meer zouden openstaan voor de problemen van de gedetineerden dan voor klachten van de bewaarders. Hierbij dient echter aandacht besteed aan twee respondenten die aangaven de straffen zoals opgelegd door de directie niet te mild te vinden. Volgens hen treedt de directie gewoon correct op. De richtlijnen zoals opgelegd door de directie, zouden door de meeste respondenten dan wel als duidelijk ervaren worden. Penitentiaire bewakingsassistenten krijgen richtlijnen in de vorm van interne dienstnota’s en deze worden zichtbaar opgehangen in het arresthuis. Verder zou er ook geen verwarring bestaan over de inhoud hiervan. Desondanks geven de meeste respondenten aan geen tot onvoldoende inbreng te hebben bij het opstellen van deze interne dienstnota’s. Ook TOCH en KLOFAS240 kwamen tot de conclusie dat er vanuit de leiding regels worden opgesteld en uitgebracht waarover onvoldoende tot helemaal geen terugkoppeling mogelijk blijkt. Wat betreft de opvolging van deze richtlijnen gaf één respondent aan dat dit niet altijd zou gebeuren zoals verwacht. Bij het bestuderen van de relaties tussen bewaarders en gedetineerden, gaf de helft van de respondenten aan een statutaire houding aan te nemen. Veiligheid staat voor hen centraal gezien de penitentiaire inrichting als gevaarlijk wordt beschouwd. De andere helft van de respondenten stelde een combinatie te maken tussen statutaire en missionaire houding bij het optreden ten aanzien van gedetineerden. VANACKER241, die een samenvatting gaf van de tekst van ROSTAING omtrent relaties tussen bewaarders en gedetineerden, kwam tot de conclusie dat men veelal vertrekt vanuit een statutaire houding en eventueel overgaat tot een missionaire houding. Het omgekeerde zou slechts zelden voorkomen. Bij het bevragen van de meest voorkomende moeilijkheden in de relatie met gedetineerden, gaven de respondenten verschillende zaken aan. Hierbij dient opgemerkt dat vooral de arrogante houding van de gedetineerden alsook (fysieke) agressie ten aanzien van de bewaarders als meest problematisch worden aanzien.
238
STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 24. CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., op.cit., blz. 119. 240 STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 25. 241 VANACKER, J., op.cit., blz. 27. 239
105
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek 3.1.5 Arbeidsomstandigheden
Betreffende de fysieke arbeidsomstandigheden werden vooral de staat van het gebouw, geurproblemen en de overbevolking als problematisch aanzien door de respondenten. Wat betreft accommodatie, zou het arresthuis van Vorst geen plezierige omgeving zijn om in te werken. Zowat alle respondenten geven aan dat het gebouw enorm oud is, er klimaatproblemen zijn en ze er last hebben van ongedierte. Verder zou de gebrekkige infrastructuur ertoe leiden dat de veiligheid niet langer optimaal gegarandeerd kan worden. Dit wordt bevestigd door de literatuurstudie die DE WIT242 deed omtrent problemen binnen verschillende Belgische gevangenissen. Ook NEYS243 deed een literatuurstudie om tot enkele algemeenheden te komen omtrent het dagelijks leven in de gevangenis en gaf aan dat er verschillen bestaan inzake materiële infrastructuur tussen penitentiaire inrichtingen onderling. Ondanks de redelijk gelijklopende meningen tussen de verschillende bewaarders omtrent accommodatie, dient opgemerkt dat er één respondent was die aangaf dat de hele situatie overdreven wordt. Hierbij dient vermeld dat deze bewaarder slechts twee maanden in Vorst werkte en hiermee de minste anciënniteit had. De andere respondenten werkten al langer in het arresthuis. Ook geurproblemen zouden voorkomen binnen het arresthuis van Vorst. Dit zou vooral te wijten zijn aan de nachtemmers die worden gebruikt, alsook het feit dat de gedetineerden met te veel op een te kleine cel zitten. Dit laatste zou leiden tot ontoereikende hygiëne en hiermee gepaard gaande zweetgeuren. Ook VERHAGEN244 gaf in zijn onderzoek aan dat bewaarders last zouden hebben van onvoldoende verse lucht. Verder stelden ook JACOBS en CROTTY 245 dat penitentiaire bewakingsassistenten regelmatig zouden klagen over muffe lucht, stank en vuiligheid. Wat (on)veiligheid betreft, geven, op één na alle respondenten aan zich nooit onveilig te voelen binnen het arresthuis van Vorst. Ze stellen allemaal dat men zich als bewaarder veilig moet kunnen voelen binnen de werkomgeving, wil men het werk goed kunnen volbrengen. COOKE246 daarentegen blijkt een andere mening toegedaan. In zijn onderzoek naar geweld binnen gevangenissen wijst hij op het feit dat gedetineerden meer dan eens gewelddadig gedrag vertonen en bewaarders het contact met deze mensen veelal als onveilig zouden ervaren. Ook DERVEAUX247, die een literatuurstudie deed naar het werk van de gevangenisbewaarder, wijst op het feit dat er een aantal factoren zijn die het (subjectieve) onveiligheidsgevoel bij penitentiaire bewakingsassistenten kunnen versterken. Er dient echter opgemerkt dat er één respondent aangaf zich zowel veilig als onveilig te voelen. Deze 242
DE WIT, J., op.cit., blz. 21-23. NEYS, A., e.a., op.cit., blz. 169. 244 SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., op.cit., blz. 37. 245 KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., op.cit. , blz. 382. 246 COOKE, D.J., op.cit., blz. 97-99. 247 DERVEAUX, W., op.cit., blz. 220. 243
106
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek onveiligheidsgevoelens hangen samen met de fysieke arbeidsomstandigheden, gezien er een aantal technologische zaken zijn die hun werking missen en hierdoor het onveiligheidsgevoel zouden aanwakkeren. Omtrent het kunnen opnemen van de rust- en vakantiedagen waar men wettelijk gezien recht op heeft, blijken de verschillende respondenten er geen eenduidige mening op na te houden. De meesten geven aan hun rust- en vakantiedagen te kunnen opnemen, maar dit blijkt niet voor iedereen het geval. De hedendaagse mediaberichtgeving toont een geheel ander beeld door regelmatig
te
wijzen
op
alle
openstaande
rust-
en
vakantiedagen
die
penitentiaire
bewakingsassistenten nog tegoed zouden hebben. Volgens de respondenten heeft dit laatste te maken met het feit dat bepaalde collega’s hun verlof opsparen en het hierdoor simpelweg niet meer allemaal kunnen opnemen. Toch wijzen ze eveneens op personeelstekort, waardoor er weleens bewaarders worden opgeroepen tijdens hun rust. BEYENS, SNACKEN en ELIAERTS248 gaven aan dat gevangenisdirecties vaak genoodzaakt zouden zijn te besparen op de vakanties van bewaarders die wel opdagen om de zieke bewaarders te vervangen. Wat betreft het ploegensysteem gaven de meeste respondenten aan hier amper tot geen last van te ondervinden doordat ze in vaste shiften werken. Bewaarders die ooit onregelmatig werkten ervoeren hierdoor wel problemen, zowel op lichamelijk als op sociaal vlak. Dit laatste wordt bevestigd in de onderzoeken van CORNELIUS en KAUFFMAN249 die tot het besluit kwamen dat bewaarders die in shifts werken waarbij men elkaar aflost hiervan negatieve gevolgen ervaren op hun familieleven en sneller moe en geïrriteerd zijn. Er dient vermeld dat verschillende respondenten wel aangeven de afschaffing van de 16-uren dag als negatief te ervaren. Ook werd er opgemerkt dat één bewaarder er een tegenovergestelde mening op nahield. Het systeem van een vaste vroege shift en een vaste namiddag shift wordt door hem, in tegenstelling tot de anderen, niet als een verbetering aanzien. Tenslotte gaven verschillende respondenten aan 4/5 te werken omwille van de ervaren werkdruk. Anderen zouden het willen, maar blijken in de onmogelijkheid gezien het loonverlies dat hiermee gepaard gaat. Eén respondent echter gaf aan 4/5 te werken omwille van zijn kinderen en niet omdat hij het werk te zwaar vindt.
248 249
BEYENS, K., SNACKEN,S. en ELIAERTS, C., op.cit., blz. 173. FINN, P., op.cit., blz. 4.
107
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek 3.1.6 Werkdruk
De meest voorkomende problemen waarmee een bewaarder binnen het arresthuis van Vorst geconfronteerd wordt zijn volgens de respondenten de overbevolkingsproblematiek, het aanzienlijke personeelstekort, de grote hoeveelheid bewegingen en het teveel aan taken. Naast deze vier hoofdproblemen, die door ongeveer elke bewaarder werden aangegeven, kwamen er nog een aantal minder relevante, problemen naar voren. Zo gaven twee respondenten aan dat de gestelde verwachtingen steeds hoger liggen en dit stress kan veroorzaken. Eén bewaarder gaf aan dat recidivisten hem gevoelens van ontmoediging en machteloosheid kunnen bezorgen. Dit wordt voor deze respondent als problematisch, en vooral verbonden aan een arresthuis, beschouwd. Ook BEYENS, SNACKEN en ELIAERTS 250 die onderzoek deden naar de overbevolking in Belgische gevangenissen, kwamen tot de vaststelling dat dit probleem zich vooral voordoet binnen arresthuizen gezien het toenemend aantal en de toenemende duur van voorlopige hechtenis. Verder stellen zij vast dat de gedetineerdenpopulatie hierdoor moeilijker te beheersen wordt. Verder zouden het de onbekendheid en het daarmee samenhangende gebrek aan begrip voor de job zijn die ervoor zorgen dat mensen een negatieve houding aannemen ten aanzien van het bewaarderberoep. Wel dient opgemerkt dat er twee respondenten waren die net het tegenovergestelde beweerden. Zij kregen nog nooit negatieve reacties op hun job en zijn fier op wat ze doen. Ook dient vermeld dat deze job voor bijna alle respondenten hun eerste keuze was. Dit in tegenstelling tot de bevinding van LOMBARDO251 die stelt dat de job van gevangenisbewaarder voor velen geen eerste keuze zou zijn. Wat betreft de betrokkenheid bij besluitvorming gaven de meeste respondenten aan zich in onvoldoende mate betrokken te voelen als er beslissingen worden genomen. Dit laatste wordt veelal als negatief ervaren en de bewaarders zouden zelf meer inspraak willen. Dit vindt bevestiging in het onderzoek van VERHAEGHE 252 die eveneens aangeeft dat een groot deel van de penitentiaire bewakingsassistenten klaagt over een gebrek aan medezeggenschap in de beslissingen zoals deze worden genomen door de directie. Ook CHEEK en DI STEFANO MILLER253 kwamen tot gelijkaardige bevindingen en gaven zelfs aan dat het onvoldoende betrokken worden bij genomen beslissingen een bron van frustratie en stress kan vormen. Hierbij dient opgemerkt dat er drie respondenten een
250
BEYENS, K., SNACKEN,S. en ELIAERTS, C., op.cit., blz. 173. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., op.cit., blz. 30. 252 VERHAEGHE, P., op.cit., blz. 254. 253 CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., op.cit., blz. 118. 251
108
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek andere mening toegedaan waren en zich wel in voldoende mate betrokken voelen. Volgens hen wordt de betrokkenheid vooral afhankelijk gesteld van waar het precies om gaat. De meningen van de respondenten blijken verdeeld inzake het ervaren van werklast. Bepaalde bewaarders gaven aan werkdruk te ervaren en stelden dat hun job door buitenstaanders meer dan eens onderschat wordt. De overbevolkingsproblematiek in combinatie met het aanhoudende personeelstekort wordt door zowat elke bewaarder aanzien als de voornaamste bron van werklast doordat het werktempo hierdoor de hoogte ingaat. Dit laatste wordt bevestigd in het onderzoek van KOMMER254 naar werksituatie en functioneren van penitentiaire bewakingsassistenten, die aangeeft dat 65 % tot 75 % van de betrokken bewaarders onder spanning zou staan door de hoge werklast. Toch mag dit zeker niet veralgemeend worden naar alle respondenten, gezien er onder hen ook zijn die aangeven weinig tot helemaal geen werklast te ervaren. Ook stelden een aantal respondenten dat de hulp die beginnende bewaarders recent krijgen van een mentor ervoor zou zorgen dat er minder stress ervaren wordt. Wat betreft het personeelsverloop geven alle bewaarders aan dat dit immens is binnen het arresthuis van Vorst. Vele penitentiaire bewakingsassistenten doorlopen hun stage in Vorst, wachten op een vaste benoeming en vragen hun overplaatsing aan van zodra ze vast benoemd zijn. De lange afstanden die vele bewaarders dagelijks moeten doen, zouden volgens de meeste respondenten de voornaamste reden zijn voor het hoge verloop. BRODSKY, CULLEN, LEMMING, LINK en WOZNIAK 255 daarentegen, stelden dat penitentiaire inrichtingen veelal als onaangenaam en stressvol ervaren worden om in te werken en dit de oorzaak zou zijn van het hoge verloop onder bewaarders. Gezien de meeste bewaarders die weggaan in Vorst hun overplaatsing naar een andere gevangenis vragen, zou de stelling van bovenstaande auteurs niet opgaan. Ook WRIGHT256, die een longitudinale studie deed naar verloop onder bewaarders, kwam tot de conclusie dat vooral de vele regels en procedures binnen penitentiaire inrichtingen ervoor zorgen dat bewaarders hun creativiteit niet kunnen aanwenden, zich hierdoor gefrustreerd voelen en de gevangenis verlaten. Hoewel een groot deel van de bewaarders werkzaam in Vorst het arresthuis verlaten en hun beroep gaan uitoefenen in een andere penitentiaire inrichting en dit vooral verklaard wordt door de lange afstanden tussen woonen werkomgeving, gaf DE VALCK257 hiervoor een andere mogelijke verklaring. Deze auteur merkte immers op dat bewaarders die onvoldoende gebonden zijn aan de gevangenis waarbinnen zij werken door bepaalde organisatorische kenmerken en kenmerken eigen aan de job, meer geneigd zouden
254
KOMMER, M.M., op.cit., blz. 35. WRIGHT, T.A., op.cit., blz. 132 256 Ibid., blz. 134. 257 DE VALCK, S., op.cit., blz. 237-238. 255
109
Deel III: De ervaren werkdruk bij penitentiair bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst: Een kwalitatief onderzoek zijn deze penitentiaire inrichting te verlaten. Dit laatste zou een eventuele aanvullende verklaring kunnen vormen voor het grote personeelsverloop in Vorst. Wat betreft ziekteverzuim gaven de meeste respondenten aan zich enkel ziek te melden indien ze dat echt zijn. Wel wordt er gewezen op collega’s die zich regelmatig ‘ziek’ zouden melden indien ze zaken niet gedaan krijgen van hun oversten. Desondanks stelde VERHAGEN258 dat het aantal bewaarders die afwezig blijven wegens ziekteverzuim zou toenemen en dit vooral door van de verzwaring van de job. Het feit dat de respondenten echter aangaven nooit thuis te blijven indien ze niet echt ziek zijn, kan te maken hebben met het sociaal wenselijk antwoorden op deze vraag.
3.2
Beperkingen eigen onderzoek
Het gevoerde onderzoek, zoals hierboven beschreven, blijkt onderhevig aan een aantal beperkingen. Ten eerste werden de tien respondenten gekozen door een interne medewerker. Hierdoor besliste deze medewerker zelf op welke dagen de onderzoeker het onderzoek mocht doen wat tot gevolg had dat enkel de penitentiaire bewakingsassistenten die op deze dagen werkten hun medewerking konden verlenen aan het onderzoek. Een groot aantal bewaarders viel hierdoor uit de boot. Verder bestond het gevaar dat de interne medewerker enkel die penitentiaire bewakingsassistenten die voldoende gemotiveerd zijn in de uitoefening van hun job zou vragen tot medewerking. Hierdoor bestond de kans dat deze personen sociaal wenselijk antwoordden wat kan resulteren in vertekende resultaten binnen het onderzoek.259 Ten tweede koos de onderzoeker voor het opzetten van een kleinschalig, kwalitatief en exploratief onderzoek wat ertoe leidde dat de generaliseerbaarheid van de resultaten beperkt bleef. Desondanks was het geenszins de bedoeling de gevonden resultaten te veralgemenen. Het gaat namelijk om de werkdruk zoals deze wordt ervaren door bepaalde penitentiaire bewakingsassistenten, specifiek binnen het arresthuis van Vorst. Ten derde gebeurde de verwerking van de interviewgegevens uitsluitend door de onderzoeker zelf. Echter, de betrouwbaarheid van een onderzoek zou verbeterd worden door het vergelijken van de data-analyse door verschillende onderzoekers.260
258
VERHAGEN, J., op.cit. , blz. 2
259
DECORTE, T., Kwalitatieve onderzoeksmethoden, blz. 99.
260
MASO, I. en SMALING, A., op.cit., blz. 69.
110
Conclusie
Conclusie Het
centrale
thema
binnen
deze
masterproef
valt
uiteen
in
drie
verschillende
onderzoeksdoelstellingen die doorheen dit werk werden besproken. Ten eerste moest het concept ‘werkdruk’ uitgediept worden. Dit had tot doel een duidelijk zicht te krijgen op de inhoud van dit begrip alsook het verkennen van de hieraan verwante begrippen ‘stress’ en ‘burnout’. Bovenstaande zaken werden gerealiseerd met behulp van een literatuurstudie en hierdoor werd gepoogd een inzicht in deze fenomenen te krijgen om ze verder in dit werk te kunnen aanwenden. Vervolgens werd getracht bovenstaande inzichten met betrekking tot werkdruk toe te passen op penitentiaire bewakingsassistenten, die het onderwerp van deze studie uitmaakten. Het tweede gedeelte van deze masterproef poogde op basis van een literatuurstudie na te gaan welke aspecten de werksituatie van de hedendaagse penitentiaire bewakingsassistent kenmerken. Hierbij werd vooral gezocht naar factoren die een bijdrage kunnen leveren aan werkdruk, zoals deze wordt ervaren door bewaarders. Een aantal factoren werden door de literatuur benadrukt. Zo krijgen penitentiaire bewakingsassistenten regelmatig te maken met rolproblemen, welke mogelijks uitmonden in onduidelijkheden en stress. Wat leiding over het bewaarderwerk betreft, zou er onvoldoende steun vanuit de leiding komen gepaard gaande met onvoldoende betrokkenheid bij de besluitvorming en het feit dat er richtlijnen worden uitgevaardigd waarover geen terugkoppeling mogelijk blijkt. Bovenstaande zaken kunnen op hun beurt een bron van spanning vormen. Verder zouden ook onbevredigende relaties met collega’s kunnen zorgen voor frustraties en druk onder de penitentiaire bewakingsassistenten. Het ploegensysteem werd binnen de literatuur als negatief aanzien, gezien het invloed uitoefent op het sociale leven alsook fysiek zwaar wordt ervaren door de bewaarders . Verder werden binnen het literatuurgedeelte de overbevolking en de hiermee gepaard gaande onveiligheidsgevoelens en hoge werklast vernoemd als factoren die hun bijdrage leveren aan de ervaren werkdruk door penitentiaire bewakingsassistenten. Tenslotte dient ook vermeld dat men binnen de literatuur terugvindt dat het beroep van gevangenisbewaarder een beroep is waarmee een lage sociale status gepaard gaat en dit veelal slechts een tweede keuze is. Dit laatste wees erop dat vele penitentiaire bewakingsassistenten niet met volle overtuiging in hun beroep zouden staan alsook geen (optimale) werksatisfactie zouden ervaren. De negatieve percepties vanuit de samenleving, zouden ervoor kunnen zorgen dat bewaarders een zekere druk ervaren om deze heersende ideeën tegen te spreken.
111
Conclusie In het derde gedeelte van deze masterproef werd het kwalitatief onderzoek naar werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten in het arresthuis van Vorst besproken. Aan de hand van dit onderzoek werden een aantal bevindingen uit de literatuur bevestigd. Zo kwam er naar voor dat er binnen het arresthuis van Vorst een overbevolkingsproblematiek is, wat ertoe leidt dat penitentiaire bewakingsassistenten werkdruk ervaren. Verder werden ook rolproblemen naar voren geschoven, wat wees op het moeilijk kunnen combineren van beide aspecten binnen de bewaardertaak. Tenslotte bevestigde ook het empirisch onderzoek dat er (te vaak) onvoldoende eensgezindheid en slechts in geringe mate steun zou zijn tussen penitentiaire bewakingsassistenten en directie, wat een bron van spanningen en frustraties kan vormen. Desondanks toonde het kwalitatief onderzoek ook een aantal relevante zaken aan die niet zo sterk tot uiting kwamen binnen de gevoerde literatuurstudie. Zo duidde het onderzoek eveneens op de problematiek van overbevolking, hoewel deze niet zozeer op zichzelf, maar in combinatie met personeelstekort zou zorgen voor werkdruk. Ook werd duidelijk gesteld dat de vele bewegingen die een arresthuis, en niet zozeer een strafhuis, kenmerken zouden leiden tot hoge(re) werkdruk bij de bewaarders. Verder kwam naar voor dat penitentiaire bewakingsassistenten vaak teveel taken op een te korte tijdspanne dienen te volbrengen. Ook dat gaat gepaard met spanningen en stress. Hierbij mogen ook twee aangehaalde zaken die eerder onrechtstreeks effect hebben op werkdruk niet achterwege gelaten worden. Ten eerste bleek er binnen een arresthuis veel sprake van recidive onder de gedetineerden, wat gevoelens van ontmoediging bij de bewaarders kan bewerkstelligen. Deze laatste kunnen ervoor zorgen dat het werk als zwaar ervaren wordt. Ten tweede bleken ook specifieke problemen met gedetineerden, waarbij het aannemen van een arrogante houding een prominente plaats inneemt, ertoe te leiden dat bewaarders hun werk als zwaarder ervaren. Beide zaken kunnen er dus toe bijdragen dat penitentiaire bewakingsassistenten in zekere mate werkdruk gaan ervaren. De belangrijkste onderzoeksbevinding is wellicht dat penitentiaire bewakingsassistenten, werkzaam binnen het arresthuis van Vorst, geen extreem hoge mate van werkdruk ervaren. Er zijn bepaalde factoren die ertoe kunnen leiden dat de job als zwaar bevonden wordt, maar van langdurige stress of het ervaren van een burnout is bij de meeste bevraagde penitentiaire bewakingsassistenten geenszins sprake. Hier dient dus gewezen op het feit dat de media de werkdruk bij bewaarders waarschijnlijk teveel problematiseert. Desondanks dient rekening gehouden met bovenstaande onderzoeksbevindingen, wil men het werk van penitentiaire bewakingsassistenten optimaliseren en het (beperkt) aantal bewaarders die tot nog toe een zekere vorm van werkdruk ervaren tot een minimum reduceren.
112
Bibliografie
Bibliografie BAARDA, D.B., DE GOEDE, M.P.M. en TEUNISSEN, J., Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. 2de geheel herziene druk, Groningen, Stenfert Kroese, 2005, 369 blz. BAERVELDT, C., Detentiecapaciteit: groei zonder grenzen? Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, jrg. 21, nr. 4, 1995, blz. 65-89. BEYENS, K., SNACKEN, S. en ELIAERTS, C., Barstende muren. Overbevolkte gevangenissen: omvang, oorzaken en mogelijke oplossingen. Antwerpen, Kluwer, 1993, 326 blz. BOURBONNAIS, R., e.a., Psychosocial work environment, interpersonal violence at work and mental health among correctional officers. International journal of law and psychiatry, nr. 30, 2007, blz. 355368. BROUGH, P. en WILLIAMS, J., Managing occupational stress in high-risk industry. Measuring the job demands of correctional officers. Criminal justice and behaviour, jrg. 34, nr. 4, 2007, blz. 555-567. CARLSON, J.R., ANSON, R.H. en THOMAS, G., Correctional officer burnout and stress: does gender matter?, The prison journal, jrg. 83, nr. 3, 2003, blz. 277-288. CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., Het ervaren van stress door bewaarders. Justitiële Verkenningen, nr. 3, 1984, blz. 69-77. CHEEK, F.E. en DI STEFANO MILLER, M., The experience of stress for correction officers: a doublebind theory of correctional stress. Journal of criminal justice, jrg. 11, 1983, blz. 105-120. CIESLAK, R., e.a., Burnout predictors among prison officers: The moderating effect of temperamental endurance. Personality and individual differences, nr. 45, 2008, blz. 666-672. COOKE, D.J., Violence in prisons: The influence of regime factors. The Howard Journal, jrg. 30, nr. 2, 1991, blz. 95-109. DAEMS, T. en ROBERT, L., Zes maanden mediabelangstelling voor gevangenissen: een bloemlezing. Fatik, nr. 104, 2004, blz. 12-16. DE BECKER, R., Cipiers staken tot aan verkiezingen. Zijn wij niet belangrijk genoeg? Het Nieuwsblad, 29 mei 2010, blz. 43. 113
Bibliografie DE BOCK, S., Honderd cipiers Sint-Gillis plots ‘ziek’ geworden. Het Nieuwsblad, 10 maart 2010, blz. 3. DE CONINCK, G., La formation des surveillants de prison: mission impossible?, Parijs, L’Harmattan, 2001, 313 blz. DE CONICK, G., La formation initiale du personnel de surveillance des établissements penitentiaries: des exigences morales et religieuses à la formation d’intervenants socio-éducatifs en milieu penal’, Deviance et société, 1997, blz. 169-173. DE CONINCK, G. en LOODTS, P., Les risques professionnels des surveillants de prison : recherche exploratoire sur le risque d’être agressé par les détenus et le syndrome de stress post-traumatique, Revue internationale de criminologie et de police technique et scientifique, nr. 1, 1999, blz. 81-96. DECORTE, T., Kwalitatieve onderzoeksmethoden. Niet-gepubliceerde cursus, Gent, Universiteit Gent, 2008-2009, 362 blz. DECORTE, T., Methoden van onderzoek : Ontwerp en dataverzameling. Niet-gepubliceerde cursus, Gent, Universiteit Gent, 2009-2010, 189 blz. DE ROOIJ, L., Preventie ziekteverzuim, stress en burn-out. 3de herziene druk, Soest, Nelissen, 2004, 199 blz. DEWAELE, J.P. en DEPREEUW, W., Opleiding voor penitentiaire beambten. Van bewaking tot begeleiding. Boek I. Brussel, Ministerie van Justitie, 225 blz. DEWAELE, L., De penitentiair beambte, een sleutelfiguur. Panopticon, nr. 1, 1999, blz. 115-118. DE WIT, J., De gevangenissen. Leuven, Davidsfonds, 1994, 135 blz. DOWDEN, C. en TELLIER, C., Predicting work-related stress in correctional officers: A meta-analysis. Journal of criminal justice, nr. 32, 2004, blz. 31-47. EMANS, B., Interviewen: theorie, techniek en training. Groningen, Wolters-Noordhoff, 2000, 206 blz. FINN, P., Correctional officer stress: a cause for concern and additional help. Federal probation, jrg. 62, nr. 2, 1998, blz. 1-19. Gesprek met G. Audenaert, dirjud federale gerechtelijke politie Brussel, Brussel, 1 maart 2010. Gesprek met M. De Groot, penitentiair bewakingsassistent ploegchef, Vorst, 20 april 2010.
114
Bibliografie GHADDAR, A., MATEO, I. en SANCHEZ, P., Occupational stress and mental health among correctional officers : a cross-sectional study. Journal of occupational health, nr. 50, 2008, blz. 92-98. HEIJDER, A., Bewakers en bewaakten. Een bijdrage tot de studie van het gevangeniswezen. Meppel, Boom en zoon, 1963, 222 blz. HEPBURN, J.R., The prison control structure and its effects on work attitudes: the perceptions and attitudes of prison guards. Journal of criminal justice, jrg. 15, 1987, blz. 49-64. HUCKABEE, R.G., Stress in corrections: an overview of the issues. Journal of criminal justice, jrg. 20, 1992, blz. 479-486. HUYSENTRUYT, V., Arbeidsmotivatie van penitentiaire beambten: voorwaarde voor of gevolg van een effectief en efficiënt beleid in de hulpgevangenis. (Licentiaatverhandeling Criminologie), Leuven, K.U. Leuven, 1996-1997. JETTEN, B. en PAT, M., Werkdruk en welzijn in het werk. Assen, Van Grocum, 1999, 122 blz. JOSI, D.A. en SECHREST, D.K., The changing career of the correctional officer. Policy implications for the 21st century. Butterworth-Heinemann, 1998, 184 blz. KEINAN, G. en MALACH-PINES, A., Stress and burnout among prison personnel. Sources, outcomes and intervention strategies. Criminal justice and behavior, jrg. 34, nr. 3, 2007, blz. 380-398. KAAIJ, H. en DE KRUIF, F., Werkdruk en werkstress. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1998, 157 blz. KOMMER, M.M., De gevangenis als werkplek. Arnhem, Gouda Quint, 1991, 349 blz. KOMMER, M.M., Werken met mensen. Een onderzoek naar werksituatie en functioneren van penitentiair inrichtingswerkers. Arnhem, Gouda Quint, 1990, 177 blz. Koninklijk besluit van 26 september 1990 tot vaststelling van sommige administratieve bepalingen ten gunste van personeelsleden van het Bestuur Strafinrichtingen die met een graad van de loopbaan van penitentiair beambte of van technicus zijn bekleed, B.S., 3 oktober 1990, blz. 18753, nr. 191. Koninklijk besluit van 12 november 2009 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke bepalingen van de loopbaan van verschillende personeelsleden van de FOD Justitie die deel uitmaken van de bewaking, techniek en logistiek , B.S., 24 november 2009, blz. 73112, nr. 3813. KUNST, M.J.J., e.a., Onderlinge agressie en geweld, posttraumatische stress en arbeidsverzuim in penitentiaire inrichtingen. Boom, Juridische uitgevers, 2008. 115
Bibliografie KUOTSAI, T.L., Role stress and job stress among detention care workers. Criminal justice and behaviour, jrg. 22, nr. 4, 1995, blz. 425-436. LAGROU, L., Stress en engagement in het welzijnswerk. Leuven, Acco, 1984. LAMBERT, E., Take this job and shove it: An exploratory study of turnover intent among jail staff. Journal of criminal justice, nr. 38, 2010, blz. 139-148. LAMBERT, E.G., The impact of job characteristics on correctional staff members. The prison journal, jrg. 84, nr. 2, 2004, blz. 208-227. LAMBERT, E.G., HOGAN, N. en TUCKER, K.A., Problems at work: exploring the correlates of role stress among correctional staff. The Prison Journal, jrg. 89, nr. 4, 2009, blz. 460-481. LAUNEY, G. en FIELDING, P.J., Stress among prison officers: some empirical evidence based on self report. The Howard Journal. jrg. 28, nr. 2, 1989, blz. 138-147. LEYSEN, J., Gevangenisbewakers hebben 400.000 dagen openstaan. Hoe werkt een cipier 800 rustdagen weg? Het Nieuwsblad, 2 maart 2010, blz. 5. MASO, I. en SMALING, A., Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam, Boom, 1998, 146 blz. MORGAN, R.D., VAN HAVEREN, R.A. en PEARSON, C.A., Correctional officer burnout. Further analyses. Criminal justice and behavior, jrg. 29, nr. 2, 2002, blz. 144-160. NEYS, A., e.a., Tralies in de weg. Het Belgische gevangeniswezen: historiek, balans en perspectieven. Leuven, Universitaire pers, 1994, 425 blz. OWEN, S.S., Occupational stress among correctional supervisors. The prison journal, jrg. 86, nr. 2, 2006, blz. 164-181. PATTERSON, B.L., Job experience and perceived job stress among police, correctional, and probation/parole officers. Criminal justice and behaviour, jrg. 19, nr. 3, 1992, blz. 260-285. POOLE, E.D. en REGOLI, R.M., Role stress , custody orientation, and disciplinary actions. A study of prison guards. Criminology, jrg. 18, nr. 2, 1980, blz. 215-226. POOLE, E.D. en REGOLI, R.M., Work relations and cynism among prison guards. Criminal justice and behaviour, jrg. 7, nr. 3, 1980, blz. 303-314.
116
Bibliografie PONCELET, J., Als de fut eruit is of als de kaars dreigt te doven. Psychiatrie en verpleging. jrg. 66, nr. 1, 1987, blz. 17-26. REULING, A., Methodologieën. Een inleiding in onderzoeksstrategieën. Den Haag, Nelissen, 1986, 145 blz. SCHAUFELI, W.B. en PEETERS, M.C.W., Job stress and burnout among correctional officers: a literature review. International journal of stress management, jrg. 7, nr. 1, 2000, blz. 19-48. SCHAUFELI, W.B., VAN DEN EIJNDEN, R.J.J.M. en BROUWERS, H.M.G., Stress en burnout bij penitentiaire inrichtingswerkers. De rol van sociaal-cognitieve factoren. Gedrag en organisatie, nr. 7, 1994, blz. 216-224. SCREVENS, R., BULTHE, B. en RENARD, A., Geweld in de gevangenissen. Antwerpen, Kluwer, 1979, 98 blz. SMALING, A. en VAN ZUUREN, F., De praktijk van kwalitatief onderzoek. Voorbeelden en reflecties. Amsterdam, Boom/Meppel, 1992, 190 blz. SNACKEN, S., De gedetineerde en zijn beambte: een genegotieerde orde. Panopticon, 1999, blz. 109110. STRIJBOS-SCHELLEKENS, M.H., Bewarend personeel: problemen in de werksituatie. Justitiële Verkenningen, nr. 3, 1984, blz. 5-47. THIELEMANS, A., Burn-out bij hulpverleners in de psychiatrie. De kans op burn-out in de psychiatrie verkleinen of voorkomen. niet-gepubliceerd eindwerk voor het behalen van de graad van bachelor in het sociaal werk – optie maatschappelijk werk, Gent, Arteveldehogeschool, 2007-2008, 64 blz. TOCH, H. en KLOFAS, J., Werkvervreemding en de behoefte aan taakverdieping onder bewaarders. Justitiële Verkenningen, nr. 3, 1984, blz. 59-67. VAN DE VOORDE, R., Vijf jaar reorganisatie van het bewakingskader in de gevangenis van Sint-Gillis. Winket, jrg. 2, nr. 4, 1997, blz. 3-11. VANACKER, J., De relaties tussen de penitentiaire beambten en de gevangenen. Winket, jrg. 2, nr. 3, 1997, blz. 27-31. VAN BELLE, G., De basisopleiding binnen het vormingsgebeuren van het directoraat-generaal strafinrichtingen. Panopticon, nr. 1, 1999, blz. 106-108.
117
Bibliografie VAN DER LUGT, D., Interviewen in de praktijk: interviewers, geïnterviewden en het interview. Groningen, Wolters-Noordhof, 2006, 336 blz. VAN DER PLOEG, H.M. en VIS, J., Burnout en werkstress. Ieders verantwoordelijkheid. Amsterdam/Lisse, Swets en Zeitlinger, 1989, 150 blz. VAN PARIJS, T., Slottoespraak bij de opening van het Penitentiair Centrum voor Basisopleiding de Bres. Panopticon, nr. 1, 1999, blz. 114-116. VERHAEGHE, P., Werktevredenheid bij gevangenisbewaarders. Panopticon, nr. 3, 1994, blz. 236-265. VERHAEREN, S., Onveiligheidsgevoelens bij penitentiaire beambten., (Licentiaatverhandeling Criminologie), Leuven, K.U. Leuven, 2008. VERHAGEN, J., Bewaarders/piw-ers onder druk. Wat is er intussen met het rapport gebeurd. Balans, nr. 10, 1986, blz. 13-16. VERHAGEN, J., De bewaarder/piw-er: de werksituatie. Balans, nr. 5, 1986, blz. 2-5. VERHAGEN, J., De bewaarder/piw-er: Wat vindt de bewaarder van zijn werk? Balans, nr. 8, 1986, blz. 2-5. VERHEYDEN, T., Cipier voor een dag, Telefacts, 11 maart 2010. VISSER, A., Interviewen. Amsterdam, Augustus, 2007, 93 blz. WAEGENAER, P., De werktevredenheid bij penitentiaire beambten. Een vergelijkende studie in vier Belgische gevangenissen. (Licentiaatverhandeling Criminologie), Gent, Universiteit Gent, 2000-2001, 136 blz. WESTER, F. en PETERS, V., Kwalitatieve analyse. Uitgangspunten en procedures. Bussum, Coutinho, 220 blz. WHITEHEAD, J.T. en LINDQUIST, C.A., Correctional officer job burnout. Journal of research crime and delinquency, jrg. 23, nr. 1, 1986, blz. 23-42. WRIGHT, T.A., Correctional employee turnover: a longitudinal study. Journal of criminal justice, jrg. 21, 1993, blz. 131-142. ZWEZERIJEN, J.J.A., Dwang en vertrouwen; een empirisch onderzoek naar de machtsrelaties tussen bewaarders en gedetineerden, Alphen aan den Rijn, Samson, 1972, 208 blz.
118
Bijlagen
Bijlagen Bijlage 1: Begeleidende brief en interviewvragen van het onderzoek Bijlage 2: Codeboek
I
Bijlagen
Bijlage 1
Gent, 12 december 2009
Directoraat-generaal Penitentiaire inrichtingen t.a.v. de heer Hans Meurisse Directeur-generaal Waterloolaan 76 1000 Brussel
Geachte heer Meurisse
In het kader van de masterproef Criminologische Wetenschappen aan de universiteit Gent doe ik,
An-Katrien
Thielemans, een onderzoek naar de problematiek van ‘werkdruk bij penitentiaire beambten’, onder begeleiding van professor Freya Vander Laenen.
Het doel van mijn onderzoek is een bijdrage te leveren aan het achterhalen van factoren die kunnen leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire beambten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst, door het zoeken naar achtergronden en oorzaken van dit fenomeen. Daartoe zou ik 10 mannelijke penitentiaire beambten willen interviewen (met een maximale diversiteit inzake leeftijd en aantal jaren tewerkstelling), in samenspraak met de directie van het arresthuis van Vorst. Ik zou mijn onderzoek graag starten vanaf maart/april 2010 en 1 interview zo ongeveer anderhalf uur in beslag nemen. Na het analyseren van de verzamelde gegevens, zal ik u op de hoogte brengen van de gevonden onderzoeksresultaten, door mijn thesis op te sturen of langs te komen indien gewenst.
Graag had ik de kans gegrepen om binnen een Belgische gevangenis kwalitatief onderzoek te voeren naar de mate waarin penitentiaire beambten werkdruk ervaren. Kan u mij dan ook toestemming verlenen om dit onderzoek uit te voeren in de penitentiaire inrichting van Vorst?
II
Bijlagen Ik ben steeds bereid om het onderzoek persoonlijk verder toe te lichten. Wanneer u vooraf nog vragen of opmerkingen heeft, aarzel dan niet om contact met mij op te nemen.
Hopende op een positief antwoord, teken ik, hoogachtend.
Thielemans An-Katrien
Prof. Dr. Vander Laenen Freya
Masterstudent Criminologische Wetenschappen
Promotor
Universiteit Gent
III
Bijlagen Semi-gestructureerd interview in het kader van een onderzoek naar factoren die leiden tot hoge(re) werkdruk bij penitentiaire bewakingsassistenten werkzaam binnen het arresthuis van Vorst
1. Persoonlijke gegevens -
Leeftijd penitentiair bewakingsassistent?
-
Graad? ( Penitentiair bewakingsassistent, penitentiair technisch assistent, penitentiair bewakingsassistent ploegchef, penitentiair technisch assistent ploegchef)
-
Aantal dienstjaren binnen het arresthuis van Vorst?
-
Hoogst behaalde diploma?
-
Hoofdmotief om binnen de gevangenis van Vorst aan de slag te gaan als penitentiair bewakingsassistent?
2. Vragen met betrekking tot de ervaren werkdruk door penitentiair bewakingsassistenten binnen het arresthuis van Vorst
Taak van de gevangenisbewaarder:
-
Heeft u een duidelijk zicht op uw precieze taak als penitentiair bewakingsassistent?
-
Wat is volgens u het belangrijkste binnen deze gevangenis?
-
Wat betekent ‘bejegening’ concreet voor u?
-
Vindt u het moeilijk het bewakingsaspect te combineren met het bejegeningsaspect?
-
Is het duidelijk wat er van u, als penitentiair bewakingsassistent, binnen deze gevangenis verwacht wordt?
-
In welke mate moet u voldoen aan tegenstrijdige eisen, verwachtingen?
-
In hoeverre is er sprake van afwisseling in uw job binnen deze gevangenis?
Samenwerking binnen de gevangenis:
Relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten onderling: -
Is er naar uw gevoel voldoende eensgezindheid onder de bewaarders betreffende het optreden tegenover gedetineerden?
-
In welke mate wordt er overleg gepleegd met de bewaarders onderling over het optreden tegenover gedetineerden?
IV
Bijlagen -
Als bewaarders moeilijkheden hebben in de omgang met gedetineerden, in hoeverre kunnen zij hier dan over praten met collega’s?
-
Stel dat u plotseling verlof moet nemen, is er dan een collega te vinden die uw dienst wil overnemen?
-
In welke mate of vorm ervaart u steun van uw collega’s?
-
Is er sprake van groepsvorming onder de penitentiair bewakingsassistenten?
Relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten en directie: -
Zijn er wel eens momenten waarop u vrijuit de gang van zaken binnen deze gevangenis kunt bespreken met uw superieuren? (ja/nee)
Wie wordt hierbij betrokken? Wat wordt er besproken? Hoe vaak zijn er zo’n momenten? In hoeverre heeft u er iets aan? -
Als er zich moeilijkheden voordoen met een gedetineerde, stelt de directie zich dan duidelijk achter de penitentiair bewakingsassistent?
-
Krijgt u duidelijke richtlijnen vanuit de directie?
Relaties tussen penitentiair bewakingsassistenten en gedetineerden: -
Neemt u ten aanzien van gedetineerden eerder een statutaire of eerder een missionaire houding aan?
-
Als er gesproken wordt over moeilijkheden met gedetineerden, waar denkt u dan aan?
-
Omstandigheden waarbinnen penitentiair bewakingsassistenten hun werk uitvoeren:
Geef een korte omschrijving van de fysieke arbeidsomstandigheden waarbinnen u dagelijks uw werk uitvoert.
-
In welke mate heeft u te maken met geweld, opstanden in de gevangenis?
-
Voelt u zich vaak onveilig in de gevangenis van Vorst?
-
Kan u uw rust- en verlofdagen opnemen?
-
Werkt iedereen in een full time ploegensysteem of bestaan er hierin verschillen?
-
In welke mate ervaart u last van het ploegensysteem waarin u werkt?
-
Knelpunten binnen de werksituatie van penitentiair bewakingsassistenten:
Wat zijn volgens u de meest voorkomende problemen in de werksituatie van een penitentiair bewakingsassistent, werkzaam binnen deze gevangenis? V
Bijlagen -
Hoe kijken anderen naar de job die u uitoefent?
-
Voelt u zich in voldoende mate betrokken als er beslissingen genomen worden?
-
In hoeverre ervaart u hoge werklast?
-
In welke mate ervaart u werkvervreemding of neemt u een cynische houding aan tegenover gedetineerden?
-
Hoe staat het met het personeelsverloop binnen deze gevangenis?
-
Hoe vaak meldt u zich jaarlijks ziek?
VI
Bijlagen
Bijlage 2
Codeboek voor verwerking interviewgegevens Taak -
Taakinhoud
-
Primerende taak
-
Beveiligen versus bejegenen
Rolproblemen -
Tegenstrijdigheden
Afwisseling -
Routine
-
Variatie
Samenwerking -
-
-
Relaties tussen P.B.’s onderling
Optreden (tegenover gedetineerden)
Overleg
Steun
Groepsvorming
Relaties met leidinggevenden
Overleg en inspraak
Eenduidigheid
Richtlijnen
Relaties met gedetineerden
Houding (ten aanzien van gedetineerden)
Moeilijkheden
Arbeidsomstandigheden -
-
Fysieke arbeidsomstandigheden
Accommodatie
Geurproblemen
Overbevolking
(On)veiligheid VII
Bijlagen -
Uur- en vakantieregelingen
-
Ploegensysteem
Werkdruk -
Problemen binnen arresthuis Vorst
-
Aanzien van de job
-
Betrokkenheid bij besluitvorming
-
Werklast
-
Verloop
VIII