TB141-E – Introductie in Energie & Industriesystemen Oefententamen 1
Aanwijzingen:
Lees de vragen vooraf door en deel de beschikbare tijd in voor beantwoording van de vragen. Dit tentamen beslaat 20 meerkeuzevragen op 5 pagina’s. Het aantal vragen kan afwijken van het echte tentamen.
Toelichting meerkeuzevragen:
Bij elke meerkeuzevraag is slechts één antwoord juist. Aanvinken van meer dan één vakje per vraag wordt gerekend als een foute keuze. De antwoorden op de meerkeuzevragen dienen op het antwoordformulier te worden beantwoord. Let erop dat de letters A, B, C en D per vraag door elkaar staan op het antwoordformulier. Invullen: Corrigeren:
Veel succes met het tentamen!
Pagina 2 van 5
TB141-E – Oefententamen 1
Meerkeuzevragen 1. Wat is niet waar? a b c d
Systemen zijn netwerken Netwerken zijn systemen Ketens zijn netwerken Ketens zijn systemen
2. Wat zijn de drie generieke stappen die de meest eenvoudige systeemrepresentatie bevat? a b c d
Winning Transport/Opslag Afhandeling Opwekking Gebruik Verwerking Conversie Transport Gebruik Conversie Opslag Transport
3. Volgens de verdeling van het CBS heeft deze sector de grootste netto omzet: a b c d
Voedings-, genotmiddelenindustrie Elektrische en elektronische industrie Basismetaal, metaalproductie-industrie Raffinaderijen en chemie
4. Wat zijn bewezen voorraden? a Voorraden waarvan het zeker is dat ze er zijn. b Stoffen die zeker bestaan. c Voorraden waarvan het niet alleen zeker is dat ze er zijn, maar ook dat ze commercieel kunnen worden gewonnen. d Stoffen waarvan aangetoond is dat die zich in ertsen bevinden in een concentratie hoger dan de mineralogische barrière. 5. Wat zijn allemaal kritieke materialen van de EU? a b c d
Zink, chloor, wolfraam Gallium, magnesium, zeldzame aardmetalen Niobium, kobalt, CO 2 IJzer, aluminium, staal
6. Welke stelling is waar? a De mineralogische barrière is niet gerelateerd aan de R/P ratio. b De huidige mijnactiviteit betreft voornamelijk het deel voorbij de mineralogische barrière. c Als verder niets verandert, gaat de R/P ratio voor aardolie het waarschijnlijkst omhoog als Shell’s prijs van benzine naar boven gaat.
TB141-E – Oefententamen 1
Pagina 3 van 5
d Destillatie van aardolie werkt op basis van verschil in smeltpunt tussen diverse koolwaterstoffen. 7. Wat is waar? a b c d
De grootste voorraden steenkool bevinden zich in de VS, Rusland en Duitsland. BP’s schatting van de R/P ratio voor kolen in 2012 is ongeveer 109 jaar. Er zijn nog enkele kolenmijnen actief in Nederland. Een nadeel van kolenwinning met behulp van oppervlaktewinning is dat maar relatief weinig van de kolen kan worden gewonnen.
8. Wat is waar? a b c d
Elektriciteit gemaakt in gascentrales, kolencentrales en kerncentrales is fossiel Ruwe olie is altijd zwart omdat er veel koolstof in zit. Aardolie is ontstaan uit dode resten van planten en plankton op de zeebodem. Aardolie wordt veel gebruikt voor elektriciteitsproductie in de meeste landen in Europa.
9. Wat is waar? a Een aanzienlijk deel, zo’n 20%, van de splijtstof gebruikt in kerncentrales om elektriciteit op te wekken komt van secundaire voorraden, zoals kernwapens. b De R/P ratio van kernenergie kan nooit meer groeien. c Uraniumertsen komen maar op enkele plekken op aarde voor. d De grootste bewezen uraniumvoorraad bevindt zich in Rusland. 10. Volgens de verdeling van het CBS heeft deze sector de grootste netto omzet: a b c d
Voedings-, genotmiddelenindustrie Elektrische en elektronische industrie Basismetaal, metaalproductie-industrie Raffinaderijen en chemie
11. Nederland verbruikt aan elektriciteit ongeveer? a b c d
300 PJ 3000 PJ 1180 miljard kWh 118 TWh
12. Zet de volgende technologieën op volgorde van elektrische efficiency (meest efficiënte eerst): a b c d
Aardgascentrale, kolencentrale, zonnecellen CSP, kolencentrale, biomassacentrale Kernenergie, kolencentrale, biomassacentrale Kolencentrale, zonnecellen, windpark
Pagina 4 van 5
TB141-E – Oefententamen 1
13. Kolencentrales staan in Nederland vaak langs de grens. Wat is de belangrijkste reden? a b c d
Vanwege gevaar voor explosie Vanwege de behoefte aan koeling Vanwege de aanvoer van kolen Vanwege de kolenmijnen in Duitsland
14. Welke verliezen in een keten van ruimteverwarming dmv elektriciteit is niet relevant? a b c d
Verlies bij stroomtransport. Verlies bij conversie naar elektriciteit. Verlies bij omzetting van elektriciteit in warmte. Gebruik van transportbrandstof bij transport elektriciteitscentrale.
van
de
brandstof
naar
15. Wat is waar? a In Nederland wordt de meeste elektriciteit opgewekt met kolen. b Nederland heeft meer kerncentrales dan Duitsland. c Nederland heeft een belangrijk aandeel in de wereldwijde elektriciteitsproductie met wind. d Nederland heeft relatief weinig potentie voor waterkrachtcentrales. 16. Welke stelling is waar? a b c d
De meeste hoogspanningskabels lopen in Nederland onder de grond. De wisselstroom in Nederland en Noorwegen zijn synchroon. Het elektriciteitsnet als geheel wordt in Nederland door TenneT beheerd. Een verschil tussen regelvermogen en reservevermogen is dat regelvermogen middels een automatisch signaal wordt geregeld en reservevermogen niet.
17. Welke stelling is zeker waar over het onderstaande netwerk?
35 MW A AB1
100 MW
AB2
B
a b c d
Er loopt netto stroom van A naar B. De stroom tussen A en B verdeelt zich gelijkwaardig over AB 1 en AB2 Als consument bij B wegvalt kunnen de lijnen tussen A en B overbelast raken. De centrale bij B produceert meer dan 65 MW
TB141-E – Oefententamen 1
Pagina 5 van 5
18. Krachtstroom in huis, gebruikt voor elektrisch koken, werkt op 400 V. Hoeveel meer vermogen kan worden gebruikt ten opzichte van reguliere stroomvoorziening? a b c d
170 V 2720 W 16 A 6400 W
19. Wat is waar? a b c d
Consumentenprijzen voor elektriciteit liggen in de ordegrootte €0,25 Consumentenprijzen voor elektriciteit liggen in de ordegrootte €2,50 Stroom kan heel makkelijk worden gestuurd. Het kan worden bewezen dat de stroom die fysiek word geleverd aan een specifieke afnemer groen is.
20. De hoogspanningskabel van BritNed tussen Nederland en Engeland is op basis van… a b c d
Gelijkstroom omdat het twee netwerken verbindt die niet synchroon zijn. Wisselstroom omdat thermische centrales wisselstroom leveren. Wisselstroom net als het hele hoogspanningsnet van Nederland en Engeland. Wisselstroom omdat anders de elektronen ophopen aan één van de zijden.