BULLETIN
BEROEPSINSTITUUT
VAN HET
VAN ERKENDE
BOEKHOUDERS
FISCALISTEN
EN
Sinds 25 mei jl. is de nieuwe versie van Tax-on-web toegankelijk. Voor het eerst kunnen belastingplichtigen en hun gemachtigden ook deel 2 van hun aangifte elektronisch invullen. Deze uitbreiding komt niet minder dan 700.000 belastingplichtigen, bedrijfsleiders, zelfstandigen en vrije beroepen ten goede. Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, Vincent Van Quickenborne, heeft een nauw overleg georganiseerd met vertegenwoordigers van de sector van de boekhouding en de fiscaliteit, en met name met vertegenwoordigers van het BIBF, om concrete vereenvoudigingen te realiseren met betrekking tot de belastingaangifte. Dit overleg werd geconcretiseerd via een samenwerking met de FOD Financiën en Fedict. De gerealiseerde vereenvoudigingen betreffen onder meer: • de verwezenlijking van gestandaardiseerde bijlagen; • het opstellen van efficiënte en eenvoudige procedures om het indienen en het registreren van machtigingen te vergemakkelijken ; • de ontwikkeling van de eerste stappen voor het voorinvullen van de aangifte van personenbelasting. Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, realiseert hiermee Werk V van zijn XII Werken
Dit betekent een eerste stap in het elektronisch afleveren van informatie aan de FOD Financiën en houdt rekening met de gegronde zorg inzake veiligheid die de informaticadiensten van de FOD Financiën wensten te behouden. In de toekomst zullen nog meer volledige oplossingen ontwikkeld worden zodat de belastingplichtige gestructureerde informatie direct zal kunnen doorsturen naar de toepassingen van de FOD Financiën (“application to application”). 2. De registratie van machtigingen De registratieprocedure voor machtigingen die operationeel is sinds 10 mei 2004 voor belastingplichtigen en sinds 26 april voor boekhoudkundige en fiscale adviseurs, maakt voor deze gemachtigden een efficiënt beheer mogelijk, evenals een indiening van aangiften per stuk. De toepassing van de machtigingen kan in de toekomst ook dienen voor een uitgebreider beheer van alle fiscale domeinen waarin machtigingen kunnen afgeleverd worden.
3. Voorinvulling De vooringevulde gegevens worden dit jaar beperkt tot de voorafbetalingen. Dit betekent een eerste stap in het elektronisch afleveren van informatie aan de FOD Financiën. In de toekomst zullen nog bijkomende gegevens worden vooringevuld.
Belangrijkste vereenvoudigingen van Tax-on-web II 1. Gestandaardiseerde bijlagen De belangrijkste meerwaarde van Tax-on-web II bestaat erin dat men nu ook bijlagen kan indienen. Op die manier wordt één van de belangrijkste lacunes van de vorige versie verholpen en kunnen de specificaties van de bedrijfskosten eenvoudig worden ingegeven teneinde een massale inzameling van die documenten te vermijden. De vruchtbare samenwerking met de vertegenwoordigers van de boekhoudkundige en fiscale beroepen heeft ervoor gezorgd dat de bijlagen inzake de verdeling van de bedrijfskosten, van het omzetcijfer en van de aflossingen op punt konden worden gesteld. Deze bijlagen werden bekrachtigd door de FOD Financiën en de beroepsinstituten. De bijlagen zullen kunnen bijgevoegd worden bij de aangifte in PDFformaat van Finform evenals de reeds bestaande bijlagen (13 formulieren, onder meer het formulier voor aftrek van investeringen). Deze bijlagen omvatten eveneens bekrachtigingsprocedures van gecodeerde gegevens. De ontwikkelde versie zal de talrijke vragen naar informatie inzake aflossingstabellen vanwege de belastingplichtigen vermijden. P A C I O L I
N ° 1 6 6
B I B F
-
I P C F
I
N
H
O
U
D
• Tax-on-web II: de aangifte van de personenbelasting vereenvoudigd voor bedrijfsleiders, zelfstandigen en vrije beroepen 1 • De elektronische factuur en de ondertekening ervan in het Belgische recht – Eerste deel
2
• De bedrijfsleider en de belasting (deel 2 – Beroepskosten)
5
• Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel – nieuwe BTW-verplichtingen vanaf 20 april 2004 – Circulaire nr. 30/2003 7 • Contact
1
8
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 • Tweewekelijks • NL : P309340
Tax-on-web II: de aangifte van de personenbelasting vereenvoudigd voor bedrijfsleiders, zelfstandigen en vrije beroepen
De elektronische factuur1 en de ondertekening ervan2 in het Belgische recht – Eerste deel I. RECENTE WETGEVENDE WIJZIGINGEN INZAKE FACTURERING
aanvaarding door de belastingplichtige. Elk document dat de oorspronkelijke factuur wijzigt en er specifiek en ondubbelzinnig naar verwijst, wordt gelijkgesteld met een factuur en moet worden uitgereikt door dezelfde persoon als die welke de oorspronkelijke factuur heeft uitgereikt6.
1. Aangezien de praktijken inzake de elektronische facturering van LidStaat tot Lid-Staat heel wat verschilden (verbod, toelating met papieren dubbel, met voorafgaande toelating of verklaring of onvoorwaardelijke toelating) was een harmoniseringsrichtlijn noodzakelijk. Bijgevolg werd de richtlijn 2001/115/EG3 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde op 20 december 2001 goedgekeurd door de Raad. Deze richtlijn werd naar ons recht omgezet door de wet van 28 januari 20044 en door het koninklijk besluit van 16 februari 20045.
I.2. Elektronische factuur 3. De facturen mogen op papier worden verzonden, zoveel is duidelijk, maar ook “elektronisch, mits aanvaarding door de medecontractant.”7 . Elektronische facturen worden door de administratie echter alleen aanvaard voor zover de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud ervan worden gewaarborgd (betrouwbaarheidscriterium)8: - hetzij door middel van een Elektronische Gegevensuitwisseling (EDI)9 zoals bepaald in artikel 2 van de aanbeveling 1994/820/EG van de Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de geïnformatiseerde gegevensuitwisseling10 wanneer het akkoord betreffende deze uitwisseling voorziet in het gebruik van procedures die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens waarborgen; - hetzij door middel van een geavanceerde elektronische handtekening die aan bepaalde eisen voldoet.
I.1. Onderaanneming en zelffacturering 2. De wet van 28 januari 2004 en het uitvoeringsbesluit zorgen voor tal van nieuwigheden. Artikel 7 van de wet bepaalt het volgende: “De belastingplichtige die leveringen van goederen of diensten verricht ..., is ertoe gehouden een factuur uit te reiken aan zijn medecontractant of ervoor te zorgen dat in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn medecontractant of een derde een factuur wordt uitgereikt”. De wet voert in ons recht dus de onderaanneming in, aangezien de factuur in naam en voor rekening van de belastingplichtige mag worden uitgereikt door een derde, en de zelffacturering, dat wil zeggen de facturering door de klant van de belastingplichtige. Er dient echter te worden opgemerkt dat de belastingplichtige verantwoordelijk blijft voor de facturering en aansprakelijk is voor elke onregelmatigheid, ongeacht door wie die is begaan. Krachtens artikel 5 van het koninklijk besluit is de zelffacturering onderworpen aan een voorafgaande overeenkomst tussen de twee partijen. Elke factuur moet overigens het voorwerp zijn van een procedure van 1
2
3
4
5
6 7 8 9
10
3 1
a) EDI 4. De EDI-factuur werkt al enige tijd in het kader van EDIVAT. Na de start van het wetgevende proces werd, samen met de eindgebruikers, een projectstructuur in de steigers gezet. Om dit partnerschap tussen de publieke en de private-sector tot stand te brengen, werd een beroep gedaan op de beroepsinstituten BIBF en IAB, die beide actief hebben meegewerkt aan de concrete verwezenlijking van het project. Aangezien het systeem in een operationele fase was getreden, werd een tweede partnerschap gevormd. Dit betreft een nauwe samen-
C. AMAND, “La directive facturation adoptée”, Act. fisc., 2002, nr. 4, blz. 1-2; J-M. CAMBIEN, “Facturation et conservation des factures au 1er janvier 2004”, Kluwer, http://www.taxtoday.be, 10 april 2003 (17 april 2003); DE KEYSER, S., “De wettelijkheid van elektronische facturen”, Computerrecht, 2002/3, blz. 117-122; D. GOBERT, “La directive du 20 décembre 2001: vers une discrimination de traitement entre la facture papier et la facture électronique” in Commerce électronique: de la théorie à la pratique, Cahiers du Centre de recherches informatique et droit, Bruylant, P.U.N., 2003, blz. 7-41; M. JOOSTENS, J-M. CAMBIEN, I. LEJEUNE, “Elektronische facturering. Europese BTW-Richtlijn over facturering is aanvaard”, Fisc. Act., 2001, nr. 44, blz. 3-6; S. KIRSCH, “Le commerce électronique et le système TVA”, http://www.droittechnologie.org, dossiers, 27 juni 2003 (4 juli 2003); A. SMITS, I. LEJEUNE, J-M. CAMBIEN, M. JOOSTENS, P. VAN EECKE, Elektronische facturering en archivering in 20 Europese landen, Larcier, 2003, 250 p. Handelingen van het colloquium van het Centre de droit des obligations van de UCL van 25 september 2001, “Signature électronique et certification”; P. LECOCQ, “Preuve et signature électronique”, Recyclage en droit de la FUSL, Sessie 2001; P. LECOCQ en B. VAN BRABANT, “La preuve du contrat conclu par voie électronique” in Le commerce électronique: un nouveau mode de contracter? Handelingen van het colloquium ULG en CLJB van 19 april 2001, ASBL Editions du jeune barreau de Liège, blz. 51, D. GOBERT en E. MONTERO, “L’ouverture de la preuve littérale aux écrits sous forme électronique”, J.T., 2001, blz. 114; T. VAN OVERSTRAETEN, “La signature électronique, un nouveau moyen de preuve pour les contrats en ligne”, Seminarie Vanham & Vanham van 23 maart 2000, Les nouveaux défis de l’Internet. Richtlijn 2001/115/EG van 20 december 2001 van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, P.B., 17 januari 2002, L 15, blz. 24-28; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz.. 671. Wet van 28 januari 2004 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, B.S., 10 februari 2004 [1 januari 2004] http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl. Koninklijk besluit van 16 februari 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, B.S., 27 februari 2004 [1 januari 2004] - http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl. Art. 5 van het K.B. van 16 februari 2004. Art. 1, b) van het K.B. van 16 februari 2004. Art. 9 van de wet van 28 januari 2004 en art. 1, b) van het K.B. van 16 februari 2004. De EDI is een project dat erin bestaat een georganiseerde en gecontroleerde uitwisseling op automatische wijze mogelijk te maken van informatie, van gegevens die gestructureerd zijn volgens een genormaliseerde taal, tussen de systemen van actoren die voorafgaandelijk procedures en regels in hun relaties zijn overeengekomen. P.B.., 28 december 1994, L 338, blz. 98.
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
2
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
werking met de fabrikanten en ontwerpers van boekhoudsoftware om in deze hulpmiddelen functies te integreren die noodzakelijk zijn voor de elektronische indiening van BTW-aangiften. De belangrijkste Belgische officiële software is thans verenigbaar met de EDIFACT- en EDIVAT-normen. Het betrof een stelsel van individuele toelatingen, terwijl nu de toelating zal worden veralgemeend. Aangezien de EDI-uitwisselingen echter vrij log waren om op te starten en gesloten waren, was een derde weg noodzakelijk: dat van het open systeem (internet), in combinatie met de geavanceerde elektronische handtekening.
gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen omgezet via twee wetten12. 8. De definities ad hoc staan in de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten13 : Globaal beschouwd14 is de elektronische handtekening: - een gegeven in elektronische vorm - vastgehecht aan of logisch geassocieerd met andere elektronische gegevens - die worden gebruikt als middel voor authentificatie De geavanceerde15 elektronische handtekening is: Een elektronische handtekening die voldoet aan de volgende eisen: - zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden; - zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren; - zij wordt aangemaakt onder de controle van de ondertekenaar; - zij voorkomt elke latere wijziging van de gegevens.
b) Geavanceerde elektronische handtekening 5. De elektronische handtekening zou binnenkort algemeen gangbaar moeten worden met de invoering van de elektronische identiteitskaart, die bovendien een gratis elektronische handtekening zal bevatten, in tegenstelling met de handtekeningen die thans worden verdeeld door bedrijven zoals Ubizen of Certipost. De keuze ervan door de wetgever als tweede middel voor de elektronische factuur is ongetwijfeld de gelegenheid om eraan te herinneren wat een elektronische handtekening is en wat het juridische stelsel ervan is.
9. De omzetting van de beginselen inzake gelijkschakeling en niet-discriminatie, bepaald in de Europese richtlijn, gebeurde door de combinatie van het nieuwe lid dat door de wet van 20 oktober 200016 is toegevoegd aan artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek met artikel 4, § 4 van de wet van 9 juli 200117. 10. Het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek werden gewijzigd door de wet van 20 oktober 200018 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure. Artikel 1322, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bekrachtigt het niet-discriminatiebeginsel: Kan voldoen aan het bestaan van een onderhandse handtekening : - een geheel van elektronische gegevens - die aan een bepaald persoon kunnen worden toegeschreven - die het behoud bewijst van de integriteit van de inhoud van de akte Het niet-discriminatiebeginsel is niet van toepassing op de geschriften ad validitatem (bv. wissels), noch op de authentieke akten (maar dit zal niet blijven duren, zie bv. de wijziging van artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoerd door de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappi19).
II. DE ELEKTRONISCHE HANDTEKENING EN HET BEWIJS IN HET BELGISCHE RECHT 6. De e-mail wordt in het kader van juridische handelingen hoe langer hoe meer gebruikt, en dit zowel door ondernemingen als door particulieren. Diegene die de identiteit van de auteur van een e-mailbericht of van een gegevensbestand en de naleving van de integriteit ervan wil bewijzen, dreigt echter te worden geconfronteerd met een probleem inzake de bewijsvoering. Artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek stelt immers dat het geschrift de bovenhand heeft voor alles boven de 375€. Het Hof van Cassatie stelde het geschrift van het Burgerlijk Wetboek bovendien gelijk aan het geschrift op papier en definieerde de handtekening als een handgeschreven teken, vergezeld van een bepaald grafisch beeld11. Bijgevolg was een wetswijziging noodzakelijk.
II.1.
11. Dit stelsel wordt aangevuld door de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten20. De wet betreffende de certificatieautoriteiten reglementeert natuurlijk de activiteit van deze dienstverleners21, maar bevat eveneens een algemeen niet-discriminatiebeginsel:
De nieuwe wetgeving en haar basisprincipes
7. België heeft de Europese richtlijn 1999/93/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 13 december 1999 betreffende een
11
12
13
14 15 16
17
18
19 20
21
Cass., 24 februari en 3 november 1910, Pas., I, 241 en 475; Cass., 1 maart 1917, Pas., I, 118; Cass., 17 januari 1955, Pas., I, 456; Cass., 2 oktober 1964, Pas., 1965, I, 106; Cass., 28 juni 1982, R.C.J.B., 1985, blz. 69; http://www.cass.be. P.B.., 19 januari 2000, L13, , blz. 12; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 19; Over deze richtlijn: M. ANTOINE en D. GOBERT, “La directive européenne sur la signature électronique. Vers la sécurisation des transactions sur l’Internet”, J.T.D.E., 2000, blz. 73. B.S., 29 september 2001, blz. 33.070; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 34; http://www.cass.be art. 2, 1°. art. 2, 2°. B.S., 22 december 2000, blz. 42.698; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 30; http://www.cass.be B.S., 29 september 2001, blz. 33.070; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 34; http://www.cass.be B.S., 22 december 2000, blz. 42.698; http://www.cass.be.; over de juridische aspecten van de wet zie: J-F. DEROITTE, “L’e-signature”, La revue en ligne du barreau de Liège (actualités), http://www.barreaudeliege.be/editions/home.htm, 25 januari 2001. B.S., 17 maart 2003, http://www.staatsblad.be; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 31. B.S., 29 september 2001, blz. 33.070; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 34; http://www.cass.be. Met het koninklijk besluit van 6 december 2002 houdende organisatie van de controle en de accreditatie van de certificatiedienstverleners die gekwalificeerde certificaten afleveren, B.S., 17 januari 2003, http://www.staatsblad.be; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 40.
P A C I O L I
N ° 1 6 6
B I B F
-
I P C F
3
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
Een elektronische handtekening : - kan geen rechtsgeldigheid worden ontzegd, of - kan niet als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures worden geweigerd - op grond van het feit dat de handtekening in elektronische vorm is gesteld, of - niet is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat (art. 4, § 5) Artikel 4, § 4, van de wet van 9 juli 2001 assimileert vervolgens (1) de geavanceerde elektronische handtekening (2) gerealiseerd op basis van een gekwalificeerd certificaat dat is uitgereikt door een certificatiedienstverlener conform bijlage 2 bij de wet en (3) aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening, door sommige auteurs eenvoudigweg “volmaakte” elektronische handtekening genoemd22, met een handgeschreven handtekening. 12. Tot slot dient te worden opgemerkt dat ditzelfde artikel 4, § 4 in de mogelijkheid voorziet dat een elektronische handtekening wordt geplaatst door een rechtspersoon. Het betreft hier duidelijk een belangrijke nieuwigheid die enkel dankzij de techniek mogelijk werd gemaakt.
17. De codering vertraagt de gegevensverwerking. Om dit ongemak te verhelpen, wordt een hashingalgoritme gecombineerd met het asymmetrische encrypteringssalgoritme. Dit eerste algoritme bezit de eigenschap om een tekst van om het even welke lengte om te zetten in een bericht met een vaste lengte, die heel wat kleiner is dan die van het oorspronkelijke bericht. Het voordeel is dat ondanks deze inkorting de ‘hashing’ (lett: verhakkelen) van verschillende berichten nooit een identiek resultaat zal opleveren. Het resultaat van de bewerking is de afdruk van het oorspronkelijke bericht. Bij het coderen van deze afdruk in plaats van het bericht zelf door middel van het asymmetrische algoritme en van één van de sleutels ervan kan flink wat tijd worden gewonnen en het systeem is krachtig genoeg om te worden toegepast op berichten van een bepaalde lengte. 18. Naargelang de afzender van het bericht het bericht codeert met zijn private sleutel of met de publieke sleutel van de geadresseerde van het bericht, vervult de cryptografie een functie als handtekening of een functie inzake geheimhouding. Het spreekt vanzelf dat deze beide functies in eenzelfde bericht kunnen worden gecombineerd. 19. Om te beginnen maakt asymmetrische cryptografie het mogelijk om de geheimhouding van een bericht te verzekeren. Indien de afzender van het bericht het bericht codeert met behulp van de publieke sleutel van de geadresseerde van het bericht is hij er immers zeker van dat enkel laatstgenoemde in staat zal zijn het te ontcijferen en er bijgevolg kennis van te nemen, met uitsluiting van ieder ander persoon aangezien hij de enige is die over de private sleutel beschikt, de onomkeerbare functie van zijn publieke sleutel. 20. De andere toepassing is de ondertekening van een bericht. Daartoe past de afzender na het bericht te hebben ‘gehasht’ zijn eigen private sleutel erop toe. Hij krijgt zo een ‘gecodeerde’ versie van dit bericht, die niets anders is dan zijn numerieke handtekening. Vervolgens stuurt hij het ongecodeerde bericht zelf samen met deze handtekening naar zijn correspondent. Zodra het bericht en de handtekening bij de geadresseerde ervan zijn aangekomen, vergelijkt die het bericht zelf – of de afdruk van dit bericht die hij verkrijgt door het te ‘hashen’ – met het resultaat van de decodering van de handtekening aan de hand van de publieke sleutel van de vermeende afzender. Indien zij volmaakt met elkaar overeenstemmen, heeft hij de zekerheid dat het bericht werd verzonden door de persoon die de private sleutel in zijn bezit heeft die overeenstemt met de publieke sleutel die hij bij de decodering heeft gebruikt, en dat het tijdens de verzending niet werd gewijzigd aangezien de ‘hashing’ van het ontvangen bericht met behulp van de software van de geadresseerde dezelfde afdruk oplevert als die welke bij het bericht is gevoegd.
II.2. Veiligheid en elektronische handtekening: een beetje techniek a) De basis: cryptografie 13. De definitie van de elektronische handtekening die door de wetgever werd goedgekeurd, is technologisch neutraal en laat aldus ruimte voor technologische ontwikkelingen. Tot op heden voldoet enkel de digitale handtekening met asymmetrische cryptografie ten volle aan alle eisen. 14. Cryptografie, ook nog codering genoemd, bestaat erin door middel van een wiskundige formule een leesbaar bericht om te zetten in een vorm die onleesbaar is voor de gebruiker die niet de decodeersleutel bezit. Men onderscheidt symmetrische cryptografie en asymmetrische cryptografie. 15. Symmetrische cryptografie veronderstelt het gebruik van een identieke sleutel die gebruikt wordt én door de verzender én door de geadresseerde om het bericht te coderen en te decoderen. Zij delen dus hetzelfde geheim. Afgezien van dit gedeelde geheim bestaat het nadeel erin dat de geadresseerde evenveel sleutels moet hebben als hij gesprekspartners heeft. Dit systeem is dus te log om echt te worden toegepast. 16. Deze problemen kunnen worden opgelost door een beroep te doen op asymmetrische cryptografie. Dit codeersysteem berust op het gebruik van een koppel verschillende sleutels. Elke sleutel is een onomkeerbare functie van de andere. Wat gecodeerd is met behulp van een van deze sleutels kan slechts worden gedecodeerd met behulp van de andere sleutel en omgekeerd. In de praktijk zal een van de sleutels – de private- of geheime sleutel genoemd – slechts gekend zijn door diegene die hem in zijn bezit heeft, terwijl de andere publiek zal worden verspreid, vandaar dat hij de publieke sleutel wordt genoemd. Het is overigens onmogelijk binnen een redelijke tijd de private sleutel te kennen uitgaande van de publieke sleutel.
22
23
24 25
3 1
b) Certificatie 21. Aangezien de elektronische handtekening zal worden verzekerd door de decodering door middel van een publieke sleutel, zal men zich ervan moeten vergewissen dat deze publieke sleutel wel degelijk toebehoort aan de persoon die er de houder van beweert te zijn. Hier speelt de derde-certificatiedienstverlener een rol23. Die vervult de fundamentele opdracht om de geadresseerde te verzekeren dat de publieke sleutel die laatstgenoemde heeft gebruikt wel degelijk toebehoort aan die bepaalde persoon en wel degelijk de onomkeerbare func-
P. LECOQ en B. VANBRABANT, “La preuve du contrat conclu par voie électronique” in Le commerce électronique : un nouveau mode de contracter ?, A.S.B.L. Ed. du Jeune Barreau de Liège, 2001, blz. 104, nr. 80. Zie de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, B.S., 29 september 2001, blz.. 33.070; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 34 en het koninklijk besluit van 6 december 2002 houdende organisatie van de controle en de accreditatie van de certificatiedienst-verleners die gekwalificeerde certificaten afleveren, B.S., 17 januari 2003, http://www.staatsblad.be; J-F. HENROTTE en Y. POULLET, Droit des technologies de l’information, Codes Larcier thématiques, 2004, blz. 40. Art. 2, lid 2, 2° c) van de wet van 9 juli 2001.
[email protected]
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
4
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
tie is van een private sleutel die in principe slechts aan die persoon bekend is. Deze inlichtingen zijn vervat in een certificaat dat door de derde-certificatiedienstverlener wordt afgegeven aan de houder van de sleutels. Dit certificaat, dat op een identiteitskaart lijkt, kan door de afzender bij de ondertekende berichten worden gevoegd die hij verzendt. Dit certificaat zal bovendien kunnen worden geraadpleegd in een elektronische gids die door de certificatiedienstverlener wordt bijgehouden. Een certificaat bevat onder meer de naam van de overheid die het certificaat heeft gegenereerd, de naam van de eigenaar ervan, de geldigheidsduur ervan, de publieke sleutel van de houder en het algoritme waarmee deze sleutel moet worden gebruikt. Het certificaat draagt ten slotte de numerieke handtekening van de certificatiedienstverlener zelf.
bleem aangezien deze hulpmiddelen een specifieke lezer of een USBpoort vereisen en drivers op de gebruikte computer. 24. Men kan zich trouwens afvragen hoe de rechters zullen kunnen uitmaken of een document is ondertekend met een “volmaakte” elektronische handtekening. Het valt immers te betwijfelen of de rechters genoegen zullen nemen met een uitprint van het document, van de handtekening ervan en van het certificaat. Het is al te gemakkelijk om vervalsingen te maken en bovendien gaat het hier om de ontkenning van de veiligheid die wordt verkregen dankzij de “volmaakte” elektronische handtekening. Stevenen we dan af op een vrijwel stelselmatig deskundigenonderzoek in geval van betwisting? Zou het hier niet gaan om een nieuw vertragingsmiddel en op termijn om de veroordeling van een instrument dan men heeft willen bevoorrechten? Zullen we de advocaten de zittingen zien verlaten, hun laptop aangesloten op het net dankzij hun gsm van de derde generatie om de geldigheid aan te tonen van de ondertekening van de akten waarop zij zich beroepen? Zullen wij daarentegen een nieuw beroep zien ontstaan dat erin zal bestaan de ondertekende documenten te archiveren en ze in hun elektronische vorm rechtstreeks toegankelijk te maken voor de rechters? Wie zal opdraaien voor de kosten van deze dienstverlening? 25. Wat het belangrijkste probleem van de cryptografie betreft, dient te worden opgemerkt dat de geheimhouding van de documenten uit technisch oogpunt maar door de asymmetrische codering kan worden gegarandeerd indien ook de geadresseerde over beide sleutels beschikt. Het tweede deel van dit artikel zal verschijnen in het nummer 168 van Pacioli J.-F. HENROTTE25 advocaat bij de Balie van Luik, elegis – Hannequart & Rasir directeur van de Revue du Droit des Technologies de l’Information
c) Praktische moeilijkheden verbonden aan het gebruik van de elektronische handtekening 22. De juridische gelijkschakeling van de “volmaakte” elektronische handtekening met de handgeschreven handtekening lost echter niet alle praktische problemen op. Elektronische handtekeningen berusten op een technische standaard, S/MIME (Secure / Multipurpose Internet Mail Extensions) genoemd, die werd ontwikkeld door RSA. Wat indien de e-mailserver van de geadresseerde deze standaard niet ondersteunt? 23. Voorts dient opgemerkt te worden dat de wet vereist dat de geavanceerde elektronische handtekening “wordt aangemaakt met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden”24. Dit houdt in dat men het beheer van zijn handtekening en van zijn sleutels wellicht niet mag overlaten aan een server. Zal dit ertoe leiden dat men om voor de hand liggende praktische redenen verplicht zal zijn een laptop te kopen en vooral die overal mee te nemen? De opslag op “smartcard” of “datakeys” biedt niet noodzakelijk een oplossing voor dit pro-
De bedrijfsleider en de belasting (deel 2 – Beroepskosten) In een eerste deel over de bedrijfsleider en de belastingen gaven we reeds een antwoord op de vraag wat een bedrijfsleider is en wat bezoldigingen zijn. In dit nummer analyseren we zijn beroepskosten.
- toepassing van de forfaitaire kosten; - berekening van de werkelijke kosten. Wanneer een belastingplichtige verscheidene beroepswerkzaamheden uitoefent waarvan de inkomsten tot diverse categorieën behoren, kan zich een probleem stellen. In dit geval moeten de beroepskosten die van de inkomsten van iedere categorie aftrekbaar zijn afzonderlijk worden vastgesteld. Dat belet echter niet dat de belastingplichtige het bedrag van zijn beroepskosten voor de ene inkomstencategorie forfaitair vaststelt en werkelijke kosten inbrengt voor een andere categorie (Vr.& Antw., Senaat, POTY, Senaat 2002-2003, nr. 61, p. 3431-3432). Bedrijfsleiders berekenen hun forfaitaire kosten op dezelfde manier als loon- en weddetrekkenden, en volgens dezelfde schalen. Werkelijke beroepskosten worden berekend volgens de bepalingen van de artikelen 49 tot 66bis WIB 1992. Het grote principe is en blijft : “Als beroepskosten zijn aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed” (art. 49 WIB 1992). We verwijzen derhalve naar de vier essentiële voorwaarden aan de hand waarvan kan worden uitgemaakt of de kosten als beroepsmatig kunnen worden beschouwd en uit dien hoofde aftrekbaar zijn : - de kosten zijn gedaan of gedragen, ongeacht of ze betaald zijn; - de kosten zijn in het belastbare tijdperk gedaan. Ook hier is het tijd-
3. Beroepskosten In verband met de beroepskosten wordt een onderscheid gemaakt tussen: - de niet-ingehouden sociale bijdragen; - de andere beroepskosten. Deze worden vermeld in vak XIII van deel 2 van de aangifte in de personenbelasting.
a. Niet ingehouden sociale bijdragen Deze zijn niet beperkt tot de verplichte sociale bijdragen : eveneens aftrekbaar zijn de vrijwillige sociale bijdragen zoals de “kleine risico’s”, of alle andere bijdragen betaald in het kader van een sociaal statuut in het algemeen. De verzekeringspremies van het type “gewaarborgd inkomen” worden hier niet beoogd en vallen onder de hierna behandelde beroepskosten. Daarenboven mogen de bijdragen niet door de onderneming ten laste zijn genomen bij de toekenning van de inkomsten van bedrijfsleider.
b. Andere beroepskosten Deze kunnen op twee manieren worden berekend :
P A C I O L I
N ° 1 6 6
B I B F
-
I P C F
5
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
personen, behoudens indien het gaat om bedrijfsleiders die deze tenlasteneming verwezenlijken door de onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling van een som voor het behoud van beroepsinkomsten welke die leiders periodiek uit de vennootschap verkrijgen en de aldus betaalde som door de vennootschap volledig wordt gebruikt voor de aanzuivering van haar verliezen; (...)”. Eerst moet worden nagegaan of een belastingplichtige in aanmerking komt om vennootschapsverliezen fiscaal ten laste nemen : de Com.I.B. (nrs. 53/219 en 53/220) licht de hoedanigheid van de belastingplichtige toe en bepaalt dat het enkel bestuurders, werkende vennoten of andere personen die gelijksoortige functies uitoefenen betreft, en mits ze fiscaal niet als werknemers worden behandeld. Voor de fiscale aftrekbaarheid van deze tenlasteneming ten name van de vennoot moeten drie voorwaarden vervuld zijn : 1. de tenlasteneming van de vennootschapsverliezen moet gedaan zijn om beroepsinkomsten te behouden die de betrokken belastingplichtige periodiek uit de vennootschap verkrijgt: 2. de tenlasteneming moet de vorm aannemen van een onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling van een som geld; 3. de vennootschap moet deze som aanwenden voor de aanzuivering van haar beroepsverliezen. Wanneer het gaat om een vordering die de vennoot op de vennootschap bezit (met name, zijn rekening-courant), mag het uitboeken van een voorheen door de betrokken belastingplichtige aan zijn vennootschap in geld gestort voorschot met een "betaling van een som" worden gelijkgesteld op voorwaarde dat : a. de belastingplichtige aantoont dat er een duidelijk verband bestaat tussen de betaling van de desbetreffende geldsom en het later tot uiting gekomen vennootschapsverlies; b. de belastingplichtige uitdrukkelijk en op onherroepelijke wijze van de terugbetaling van het voorschot afziet; c. de vennootschap, uiterlijk bij de verwerking van het resultaat, het bedrag van het aldus omgezette voorschot voor de vermindering van haar beroepsverliezen gebruikt. Ten slotte bepaalt Com.I.B. nr. 53/230 dat de tenlasteneming van het verlies nooit meer kan bedragen dan het boekhoudkundig verlies, en dat het eventueel overschot op de rekening-courant moet worden geboekt van diegene die de storting doet. Fiscale verliezen komen dus niet in aanmerking en blijven ten name van de vennootschap aftrekbaar.
stip waarop ze zijn betaald van weinig belang; - de kosten zijn gedaan om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Deze inkomsten moeten belastbaar zijn; - ze zijn verantwoord door bewijsstukken of door onbetwistbare bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Het is niet de bedoeling om een volledig overzicht te geven van alle beroepskosten zoals ze in bovenvermelde artikelen van het WIB1992 worden gedefinieerd, maar veeleer om de aandacht te vestigen op bepaalde bijzondere bepalingen. Onder meer op artikel 53 WIB 1992, dat bepaalt dat niet als beroepskosten worden aangemerkt. 1. Het gebruik van een privé-voertuig voor rekening van de onderneming In de vorige bijdrage hebben we het geval besproken van het gebruik van een aan de onderneming toebehorend voertuig door een bedrijfsleider. Hier behandelen we het geval van een bedrijfsleider die zijn eigen voertuig gebruikt in het kader van zijn beroepswerkzaamheid in de onderneming. Doorgaans worden de autokosten (brandstof, verzekering, onderhoud, parkeerkosten, enz.) door de onderneming ten laste genomen en wordt enkel de verkeersbelasting ten name van de vennoot gevestigd. Wanneer deze belasting door de onderneming wordt betaald, wordt ze ook door de onderneming ten laste genomen en moet het beroepsmatig aantal kilometers worden berekend om het voordeel in natura te bepalen. In dergelijk geval kan geen rekening worden gehouden met de afschrijving noch met de eventuele financieringskosten voor de auto. In voorkomend geval kan de Administratie deze berekening verwerpen en de betaling van de autokosten als een voordeel in natura beschouwen. Een andere oplossing bestaat erin de kosten voor het beroepsmatig gebruik van de auto aan de onderneming te factureren, waarbij deze facturering alle autokosten, met inbegrip van de afschrijvingen en de financieringskosten, omvat. Hier schuilt het gevaar in het feit dat de administratie deze facturering als een beroepsinkomen kan beschouwen, dat bij de andere beroepsinkomsten van de bedrijfsleider moet worden gevoegd. In feite bestaat er geen bevredigende oplossing voor deze kwestie, aangezien ze steeds zal resulteren in een verhoging van de berekeningsgrondslag voor de sociale zekerheid, en derhalve in hogere sociale bijdragen. 2. Gebruik van een onroerende goed of een gedeelte van een onroerend goed door een onderneming Het betreft dezelfde problematiek als in het vorige lid. Het gaat dus niet over de huurgelden, welk geval we in een vorige bijdrage uitvoerig behandelden, maar wel over de boekhoudkundige verwerking van de kosten in verband met het gebruik van het onroerend goed. Het blijft mogelijk deze kosten te boeken en ze door de onderneming te laten betalen of aan de onderneming aan te rekenen, maar met dezelfde consequenties als hiervoor vermeld. Als er een geregistreerd huurcontract bestaat, waarin de voorwaarden met betrekking tot de betaling van de huur worden bepaald, kunnen er huurlasten worden voorzien die de kosten inzake elektriciteit, verwarming, onderhoud, enz. dekken. In elk geval zullen deze kosten als een inkomen, ten name van de bedrijfsleider aan wie ze worden terugbetaald, worden aangemerkt. Dit is dus evenmin een interessante oplossing.
Vergelijking met andere soorten inkomens In de Belgische fiscaliteit gelden twee grote beginselen : - de belasting is volledig neutraal : dat betekent dat twee verschillende belastingplichtigen die zich in dezelfde voorwaarden bevinden op basis van dezelfde belastbare grondslag, en samengesteld uit inkomsten van dezelfde categorie, exact dezelfde belasting betalen; - iedere belastingplichtige heeft steeds het recht om de minst belaste weg te kiezen (Brepolsdoctrine) en daardoor steeds het recht de inkomsten met de laagste belastingdruk te ontvangen, onverminderd het recht van de Administratie om bepaalde akten te herkwalificeren (art. 344 § 1 WIB1992). Dat betekent in feite dat de beroepsinkomsten, ongeacht of het gewone bezoldigingen of bezoldigingen van bedrijfsleiders of inkomsten van commerciële of vrije beroepen betreffen, onderworpen zijn aan dezelfde uiteindelijke belasting. Het voornaamste voordeel dat dergelijke inkomsten van bedrijfsleiders bestaat erin dat er een bepaalde vorm van flexibiliteit kan gehanteerd worden, ondermeer door middel van de uitkering van tantièmes of door
3. Tenlasteneming van vennootschapsverliezen door een vennoot De tussenkomst van een vennoot in het overgedragen verlies van de vennootschap wordt geregeld door artikel 53 WIB1992 dat als volgt luidt : “Als beroepskosten worden niet aangemerkt: (...) 15° verliezen van vennootschappen ten laste genomen door natuurlijke
P A C I O L I
N ° 1 6 6
B I B F
-
I P C F
6
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
gaans opgezet door middel van verschillende afzonderlijke overeenkomsten, waarvan de laatste toelaat om het gevormde kapitaal uit te keren aan de bedrijfsleider. Als deze overeenkomsten onnauwkeurig geredigeerd worden, zal de Administratie al gauw simulatie inroepen om de verkregen inkomsten bij toepassing van art. 344 § 1 WIB1992 te herkwalificeren. In elk geval gaat het om een uitgesteld inkomen, waarvan de verkrijging onzeker is, wegens de ongevallen die zich kunnen voordoen tussen de afsluiting van het contract en het tijdstip waarop de mogelijkheid zich aandient om het kapitaal uit te keren.
gebruik te maken van een rekening-courant. Maar dit zijn zeker geen wondermiddelen. Een andere mogelijkheid bestaat erin om zich dividenden te laten uitkeren (zie hierna). De omvang daarvan moet echter worden beperkt als de onderneming bepaalde fiscale voordelen wil blijven genieten. Maar als de vennootschap om een andere reden reeds uit het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting is gesloten, is de betaalbaarstelling van een dividend des te interessanter. De betaalde roerende voorheffing van 25 % (in uitzonderlijke gevallen zelfs 15 %) is immers bevrijdend. Dat betekent dat dit dividend niet meer moet worden aangegeven, tenzij de marginale aanslagvoet van de beroepsinkomsten van de bedrijfsleider lager is dan 25 %, hetgeen veeleer zeldzaam is.
2. Dividenden Dit is een rechtstreeks middel om de inkomsten te verhogen. En het voordeel is dat het roerende inkomsten zijn, die dus nooit deel uitmaken van de berekeningsgrondslag voor de sociale bijdragen. Een ander voordeel is dat de te betalen roerende voorheffing slechts 25 % bedraagt en dat deze voorheffing bevrijdend is. Het nadeel van deze wijze van bezoldiging is dat, als de onderneming het voordeel van het verlaagd tarief geniet, de uitkering van het dividend beperkt is tot 13 % van het gestort kapitaal, hetgeen, in het merendeel van de vennootschappen van het type “familiebedrijf”, het effect ervan fors beperkt.
Conclusie a. Bezoldigingen en voordelen zoals hiervoor gedefinieerd Zodra de inkomsten derwijze zijn vastgesteld, moet een fiche 281.20 worden opgemaakt waarop alle inkomsten worden vermeld. De enige speelruimte die de onderneming overhoudt is de toekenning van een tantième waarvan het bedrag vrij kan worden bepaald en dat de onderneming, in voorkomend geval, kan toelaten het voordeel van het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting te genieten. Maar dat zal ten nadele van de aanslagvoet van de inkomsten van de bedrijfsleider uitvallen en tevens een verhoging van de berekeningsgrondslag voor de sociale bijdragen veroorzaken. Het komt er dus op aan een berekening te maken en te optimaliseren met het oog op de verhoopte resultaten.
c. Opgelet voor het attractiebeginsel Het attractiebeginsel bepaalt dat de Administratie de bevoegdheid heeft om inkomsten van verschillende oorsprong onder eenzelfde noemer te vatten en met het oog op de belasting ervan samen te voegen. Dit geldt echter niet voor de roerende inkomsten, vermits deze inkomsten van een bijzondere regeling genieten. Ze zijn met name onderworpen aan een bevrijdende roerende voorheffing. Maar het geldt wel voor alle andere inkomsten, wat betekent dat de Administratie over een geducht wapen beschikt waardoor ze inkomsten, afkomstig uit verschillende activiteiten, kan samenvoegen tot inkomsten van eenzelfde categorie. Daaruit volgt dat de mogelijkheid om beroepskosten van diverse aard af te trekken wordt beperkt en, vooral, dat de berekeningsgrondslag voor de sociale bijdragen wordt verhoogd. Marcel-Jean PAQUET Voorzitter
b. Alternatieve bezoldigingen Het grote nadeel van de hiervoor gedefinieerde bezoldiging ligt in een bepaalde rigiditeit. Maar er zijn alternatieven, ofwel door middel van een toekenning op termijn ofwel via een onmiddellijke toekenning. 1. Verzekeringen Een door de onderneming op het hoofd van de bedrijfsleider aangegane verzekering kan bepaalde voordelen inhouden. De premies zijn immers ten name van de vennootschap aftrekbare kosten mits het kapitaal bij de inning ervan wordt belast. Hier dient evenwel de hoogste oplettendheid aan de dag te worden gelegd, want dergelijke constructies worden door-
Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel – nieuwe BTW-verplichtingen vanaf 20 april 2004 – Circulaire nr. 30/2003 1. Probleemstelling
Dan beschikt laatstgenoemde lidstaat over de gegevens die de belasting ervan mogelijk maken. Wanneer de verwerver in de lidstaat van aankomst van het nieuw vervoermiddel niet over een BTW-identificatienummer beschikt, moet deze lidstaat over andere informatie kunnen beschikken om de belasting te verzekeren. Volgens aanschrijving nr. 12 van 5 juli 1993 moet de verkoper de Belgische belastingadministratie van dergelijke verkopen in kennis stellen als het luchtvaartuigen en schepen betreft. Deze aanschrijving beoogt enkel intracommunautaire leveringen van nieuwe luchtvaartuigen en schepen. De circulaire nr. 30/2003 van 19 november 2003 voert nieuwe verplichtingen in ten aanzien van leveranciers van nieuwe landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor.
Handelaars in nieuwe vervoermiddelen verrichten ook intracommunautaire leveringen van deze goederen. Samengevat is voor dergelijke goederen de BTW steeds verschuldigd in de lidstaat van gebruik, ongeacht de hoedanigheid van de koper (particulier, belastingplichtige vrijgesteld op grond van artikel 44 W.BTW, belastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire landbouwregeling, vrijgestelde belastingplichtige, gewone belastingplichtige met recht op aftrek). Wanneer de verwerver een in een andere lidstaat geldig afgeleverd BTWidentificatienummer opgeeft, vermeldt de verkoper deze intracommunautaire leveringen in de desbetreffende kwartaalopgave. Via deze werkwijze wordt de intracommunautaire verwerving, na informaticaverwerking, ter kennis gebracht van de lidstaat van aankomst van het vervoermiddel.
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4
7
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
2. Inlichtingen
3. Verkopen en beoogde voertuigen
Voortaan moet iedere belastingplichtige, die gehouden is tot het indienen van periodieke aangiften, de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen die hij verricht ter kennis brengen, telkens de koper een persoon is die hem geen geldig door een andere lidstaat afgeleverd BTW-identificatienummer opgeeft. Daartoe moet de verkoper bij het BTW-controlekantoor waaronder hij ressorteert : - kopiefacturen van deze intracommunautaire leveringen indienen; - een door hemzelf opgemaakt begeleidend document indienen.
3.1.
Verkopen
De maatregel betreft enkel intracommunautaire leveringen van met een motor uitgeruste landvoertuigen wanneer de verkoper geen door een andere lidstaat geldig uitgereikt BTW-identificatienummer heeft opgegeven. Het is dus vereist dat het voertuig België, lidstaat van de verkoper, verlaat en fysiek aankomt in de lidstaat van de koper. 3.2. Landvoertuigen uitgerust met motor De circulaire is niet van toepassing op schepen en luchtvaartuigen. Deze worden beoogd bij de kennisgeving voorgeschreven bij aanschrijving nr. 12 van 5 juli 1993. De circulaire nr. 30 van 19 november 2003 betreft, meer bepaald, de voor personen- of goederenvervoer bestemde landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt. Het betreft voornamelijk motorfietsen, personenwagens, bestelwagens, vrachtwagens, bouwwerfmachines, landbouwmachines, wanneer deze voertuigen zijn uitgerust met een motor van voornoemd vermogen.
2.1. Kopiefacturen De kopiefacturen opgemaakt voor de intracommunautaire leveringen van met een motor uitgeruste landvoertuigen moeten, per kalenderkwartaal, de volgende gegevens bevatten : - factuurdatum; - lidstaat van bestemming (of, indien dit niet mogelijk is, de lidstaat waar de koper zijn permanente verblijfplaats heeft); - naam en adres van de koper; - waarde van de goederen en toebehoren; - omschrijving van de goederen (handelsmerk, model, enz.); - datum van eerste ingebruikneming (indien deze vroeger is dan de factuurdatum); - aantal kilometers, indien niet nul; - chassisnummer of identificatienummer van het voertuig.
3.3. Nieuwe voertuigen Voor de toepassing van de intracommunautaire regels worden nieuwe voertuigen beschouwd als voertuigen waarvan de levering plaatsvindt binnen de zes maanden na de datum van hun eerste ingebruikneming of die niet meer dan 6 000 kilometer hebben afgelegd. Een voertuig van tien maanden oud dat slechts vijfduizend kilometer heeft afgelegd, wordt steeds als nieuw beschouwd. Ook een voertuig van drie maanden oud dat vijfentwintigduizend kilometer heeft afgelegd, is nieuw voor de toepassing van de voormelde regels.
2.2. Begeleidend document Het begeleidend document vermeldt de naam, het adres en het BTWidentificatienummer van de verkoper. Het vermeldt het totaal aantal beoogde facturen en het aantal facturen per lidstaat van de afnemers. De bij het begeleidende document gevoegde facturen moeten per lidstaat worden gegroepeerd. Ze dienen in één bundel te worden samengevoegd. Op het begeleidend document moet voor iedere lidstaat het aantal bijgevoegde kopiefacturen worden vermeld. Bovendien moet het totaal aantal bijgevoegde kopiefacturen worden vermeld. Het document moet worden gedateerd en ondertekend. Dit document dient niet te worden ingediend wanneer er over het verstreken kalenderkwartaal geen informatie moet worden verstrekt, namelijk in de twee volgende gevallen : - wanneer geen beoogde intracommunautaire leveringen werden verricht; - wanneer alle intracommunautaire leveringen werden verricht aan kopers die beschikken over een geldig BTW-identificatienummer van een andere lidstaat.
4. Periodiciteit en termijn voor de indiening De kennisgevingen moeten betrekking hebben op de intracommunautaire leveringen van elk kalenderkwartaal. De lijsten moeten bij het BTW-controlekantoor waaronder de verkoper ressorteert worden ingediend uiterlijk de twintigste van de maand die volgt op het kalenderkwartaal.
5. Sancties Elke overtreding van de verplichting inzake de indiening van de kopiefacturen met het begeleidend document wordt bestraft met een geldboete van 125 EUR.
6. Inwerkingtreding De nieuwe verplichting tot kennisgeving moest voor het eerst worden nagekomen voor intracommunautaire leveringen verricht in het eerste kwartaal van 2004 en uiterlijk de twintigste werkdag van de maand april.
Contact ■ Erkend boekhouder- fiscalist gevestigd te Edegem (Antwerpen) zoekt werk in onderaanneming, samenwerking of werk als hulpboekhouder op zelfstandige basis. Overname dossiers en / of klein kantoor ook mogelijk. GSM : 0477/22.63.78
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail:
[email protected] • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, José PATTYN. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de l'Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. P A C I O L I
N ° 1 6 6
B I B F
-
I P C F
8
3 1
M E I
- 1 3
J U N I
2 0 0 4