Bijbels Latijn
pagina:1 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 13.1 Bijbels/ Christelijk Kort Latijn We beginnen deze 13-e les met een aantal korte uitdrukkingen uit de Bijbel. Bestudeert u ze goed! En leer ze uit uw hoofd! 1. Nolite iudicare, ut non iudicemini
Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.
2. Nolite dare sanctum canibus
Geef het heilige de honden niet.
3. Petite et dabitur vobis
Bid en u zal gegeven worden.
4. Quaerite et invenietis
Zoek en u zult vinden.
5. Pulsate et aperietur vobis
Klop en u zal opengedaan worden.
6. Venite et videte opera Dei
Kom en zie Gods werken.
7. A Deo solo
Van God alleen
8. Auxiliante Deo
Met Gods hulp
9. Deo volente
Als God het wil.
10. Ecce homo
Zie de mens!
13.2 Leesopdracht (1) Nieuwe woorden: plus = meer; dignus = waardig; accipere = nemen, ontvangen; sequi (dep.) = volgen invenire = vinden; propter(+ acc.) = om; recipere = ontvangen; merces, gen.ev. mercedis = loon; potum dare = te drinken geven; tantum = slechts, alleen; calix, gen.ev.calicis = beker; frigidus = koud Lees het volgende gedeelte uit het Nieuwe testament. qui amat patrem, aut matrem plus quam me, non est me dignus. et qui amat filium, aut filiam super me non est me dignus. Et qui non accipit crucem suam, et sequitur me, non est me dignus. Qui invenit animam suam, perdet illam: et qui perdiderit animam suam propter me, inveniet eam. Qui recipit vos, me recipit: et qui me recipit, recipit eum, qui me misit. Qui recipit prophetam in nomine prophetae, mercedem prophetae accipiet: et qui recipit iustum in nomine iusti, mercedem iusti accipiet. Et quicumque potum dederit uni ex minimis istis calicem aquae frigidae tantum in nomine discipuli: amen dico vobis, non perdet mercedem suam.
Bijbels Latijn
pagina:2 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 Oefenopdracht 1 Doe met de volgende woorden uit leesopdracht 1 als in het voorbeeld: feminam: acc. ev. van femina = vrouw • • • • •
patrem momine animam discipuli (2X) prophetae (3X)
Oefenopdracht 2 Doe met de volgende woorden uit leesopdracht 1 als in het voorbeeld: amat: prs. van amare = houden van • • • • •
accipit perdet misit dederit dico
13.3 Samen lezen 1
CAESAR (1)
In de Romeinse geschiedenis was Caesar (100-44 v.C.) een van de belangrijkste politici en generaals. In zijn jonge jaren sloot Gaius Julius Caesar zich bij de democratische partij aan. Hij werd erg populair, en in 60 v.C. verbond Pompeius zich met hem tegen de senaat. Samen met de rijke Crassus vormden zij een driemanschap. Caesar werd consul in het jaar 59 v.C. en daarna stadhouder van Noord-Italië en de tegenwoordige Provence in Zuid-Frankrijk. Hiermee niet tevreden begon hij een veroveringsoorlog tegen de Kelten (58-51), die hem rijkdom, roem en een zeer groot leger opleverde. Na zijn vroegere medestander Pompeius in 48 verslagen en achtervolgd te hebben tot in Egypte, waar hij tussen de bedrijven door Cleopatra tot koningin én minnares maakte, werd hij alleenheerser over het Romeinse Rijk. Daar was niet iedereen blij mee, en vier jaar later werd hij dan ook op 57-jarige leeftijd door een samenzwering onder leiding van Brutus en Cassius, die de republikijnse regeringsvorm wilden redden, gedood (15 maart 44). Caesar zelf heeft de oorlog in Gallië beschreven in zijn Commentarii de bello Gallico (‘Verslag van de oorlog in Gallië’). Het is een tamelijk zakelijke verslag van zijn militaire escapades, dat hij – heel slim – in de hij-vorm heeft geschreven, zodat je als lezer al snel vergeet dat Caesar hier zelf over zichzelf schrijft.
Bijbels Latijn
pagina:3 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 Woorden die u moet kennen: institutum = instelling, gewoonte differe = verschillen dividere = verdelen, scheiden cultus, gen.ev.cultus = verzorging, levenswijze humanitas = vriendelijkheid, beschaving abesse = afwezig zijn, verwijderd zijn
commeare = heen en weer gaan (trekken) effeminare = verwekelijken, verwijven pertinere = zich uitstrekken importare = invoeren proximus = dichtst bij continenter = voortdurend bellum gerere = oorlog voeren
De bello Gallico 1, 1 Gallia est omnis divisa in partes tres, quarum unam incolunt Belgae, Gallië
is
aliam
geheel
verdeeld in
delen
drie
Aquitani, tertiam,
waarvan één (deel) bewonen
qui
ipsorum
de Belgen
lingua Celtae, nostra
een ander (deel) de Aquitaniërs het derde (deel) degenen, die van hen zelf
in de taal
Kelten
onze (taal)
Galli appellantur. Galliërs genoemd worden
Hi
omnes lingua, institutis, legibus inter se differunt.
deze
allen
in taal
in gebruiken
in wetten
tussen
zich
onderscheiden
Gallos ab Aquitanis Garumna flumen, a Belgis Matrona et Sequana dividit. Galliërs van de Aquitaniërs
de Garonne
-
van de Belgen de Marne
en
Horum omnium fortissimi sunt Belgae, propterea quod a van deze
van alle
het dapperst
zijn
de Belgen
daarom
de Seine
scheidt
cultu
atque
omdat van de levenswijze
en
humanitate provinciae longissime absunt, minimeque ad eos mercatores menselijke
van de provincie
het langst
saepe commeant atque ea vaak
komen
en
verwijderd zijn en het minst
bij
hen
kooplieden
quae ad effeminandos animos pertinent
die dingen die
tot
verwekelijking
karakters
leiden
important, proximique sunt Germanis, qui trans Rhenum incolunt, zij voeren in
en dichtst bij
zijn
de Germanen
die
over
quibuscum continenter bellum gerunt. met wie
voortdurend
oorlog
zij voeren
Grammaticale opmerkingen de zojuist gelezen tekst: •
qui ipsorum lingua Celtae lingua staat hier in de abl. ev. Daarom : in taal Het is het antwoord op de vraag: waardoor?
de Rijn
wonen
Bijbels Latijn
pagina:4 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 •
Even verder leest u: Hi omnes lingua, institutis, legibus inter se differunt. Ook hier ziet drie woorden in de ablativus. Het antwoord op de vraag: in welk opzicht ?
•
Wat verderop in de tekst ziet u de woorden: fortissimi en longissime. fortissimi = het dapperst (overtreffende trap, dit is een bijvoegelijk naamwoord) longissime = het langst (overtreffende trap, dit is echter een bijwoord!) (zie les 10.3)
13.4 Herhaling coniuntivus Wanneer gebruiken we de coniunctivus? In een hoofdzin. •
con.prs.
•
Om een wens uit te drukken:
Deus omnia bona tibi det. Moge God u al het goede geven.
•
Bij een aansporing
Parentes amemus! Laten wij onze ouders beminnen.
•
con.prf.
•
Gebiedende wijs met niet. Aan de imperativus wordt het liefst geen ontkenning toegevoegd. Daarom gebruikt men van de con.prf. 2-e ps.ev /mv. met ne. ne videris = kijk niet! (ev); ne riseritis = lach niet! (mv)
•
Bij een mogelijkheid.
•
con.imp.
•
onwerkelijkheid
•
pqp.con.
•
onwerkelijkheid
Aliquid dixerit … Iemand zou kunnen zeggen …
Si id scirem, dicerem = Als ik het wist, zei ik het.
si id scivissem, dixissem. Als ik het geweten had, had ik het gezegd.
Bijbels Latijn
pagina:5 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 In een bijzin •
Coniuntivus na cum, ut, en ne
•
De coniunctivus wordt ook gebruikt na cum in de betekenis van “toen, nadat of omdat” en na ut in de betekenis van “opdat of om te” Haec cum dixisset Iesus … = Nadat Jezus dit gezegd had … Edimus ut vivamus = wij eten om te leven (edere = eten, vivere = leven) Maar… Edimus ne moriamur = Wij eten om niet te sterven.
Voorbeelden •
Pugnemus et vincamus, miles! Laten we vechten en overwinnen, soldaten! pugnemus en vincamus beide con. prs.
•
Pater servum in forum mittit, ut cibum emat. Vader stuurt de slaaf naar de markt, om eten te kopen emat con.prs. van emere
•
Quod cum audissemus (=audivissemus), rogabamus nos … Toen wij dit hoorden, vroegen wij … audissemus = audiv-isse-mus is een con. pqp. ( na cum ) ascendere-t is een con. imp. van ascendere ( na ne )
•
cum venissent ergo ad illum Samaritani, rogaverunt eum ut ibi maneret. Toen dan de Samaritanen tot Hem kwamen, vroegen zij Hem daar te blijven. venissent = veniv-isse-nt = pqp. con. van venire ( na cum ) manere-t = imp. con. van manêre (na ut )
•
Si plueret, terra maderet Als het zou regenen, zou de aarde nat zijn. pluere-t = imp.con. van pluere = regenen madere-t = imp.con. van madere = nat zijn
•
Si rex essem, die ac nocte dormirem Als ik koning zou zijn, zou ik dag en nacht slapen esse-m = imp.con. van esse dormire-m = imp.con. van dormire
Bijbels Latijn
pagina:6 TalencentrumBarneveld
LATIJN LES 13 Nog een paar voorbeelden met Si... •
Si rex essem, die ac nocte dormirem. Als ik koning zou zijn, zou ik dag en nacht slapen Dit voorbeeld kennen we. Zowel in de hoofdzin als in de bijzin staan in de coniuntivus. Waarom?
De spreker wil daarmee zeggen dat de voorwaarde in de bijzin niet overeenstemt met de werkelijkheid en dat het gevolg daarom ook niet waar is.
•
Si diligamus (con.) invicem, Deus in nobis manet (geen con.) Als wij elkaar liefhebben (en dat is mogelijk), blijft God in ons
Alleen de bijzin staat in de coniunctivus. Waarom? Omdat de spreker er in de bijzin vanuit gaat dat de voorwaarde wel eens mogelijk zou kunnen zijn. In de hoofdzin zegt de spreker dat het gevolg ook mogelijk is. •
Si vis, potes(geen con.) me mundare (geen con.). Als U wilt ( en dat is zo), kunt U me reinigen.
Noch de bijzin, noch de hoofdzin staat in de coniunctivus. Waarom? Omdat de spreker in de bijzin aanneemt dat zijn voorwaarde overeenstemt met de werkelijkheid. In de hoofdzin noemt hij het gevolg ervan.
Oefenopdracht 3 Zet achter de werkwoordsvormen: prs., imp., prf., pqp., prs.con., imp.con., prf.con., pqp.con. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
laudabam rogaveram amaverim laudem mittam rogavissem puniverim
-
Zie volgende pagina!
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
monuerim laudavissent rogaret habeo dixerunt dixissemus audiant
-
Bijbels Latijn
pagina:7 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 Opdracht 1 Nieuwe woorden: abierant = 3-e ps mv pqp van abire = heengaan; cibos = eten; ascendere = opgaan, omhoog gaan; descendere = afdalen, naar beneden gaan; deorsum = naar beneden; nequam = slecht; tenebrosus = duister
1. Discipuli enim eius abierant in civitatem ut cibos emerent. 2. Non vultis venire ad me ut vitam habeatis. 3. Ne timeas Paule! 4. Si possem, venirem. 5. Si aeger (ziek) fuissem, in scholam non venissem. 6. Qui (nl. de discipelen)] Paulo dicebant per Spiritum ne ascenderet Hierosolymam. 7. Si Filius Dei es, descende de cruce. 8. Ne diu maneamus! 9. Si Filius Dei es, mitte (werp) te deorsum. 10. Si autem oculus tuus nequam (slecht) fuerit, totum corpus tuum tenebrosum erit.
13.5 Een sermo (een gesprek) Veel mensen vinden het leuk af en toe eens wat in het Latijn te kunnen zeggen. Daarom vindt u in deze les en de volgende lessen een sermo.Bestudeer deze sermo net zo lang totdat u met de Nederlandse tekst voor u, dit gesprek in het Latijn kunt voeren.
A. Salve, Metella!
Hallo, Metella!
M. Salve, Aule! Hallo, Aulus! A. Loquerisne lingua Latina? Spreek je Latijn? M. Haud multum loquor. Ik spreek het een beetje. A. Ex quo tempore Latine dicis? Hoe lang leer al je Latijn? M. Ante annum initium feci. Ik ben een jaar geleden begonnen. A. Quam ob rem id discis? Waarom leer je Latijn? M. Ut libros Latine scriptos legere possim atque loquar cum iis, qui latine sciunt.
Om Latijnse boeken te kunnen lezen en om met degenen die Latijn kennen te kunnen spreken.
M. Ecce! fulgurat!…Tonat! audisne?… Cecidit fulmen… Arborem fulmen tetigit. Kijk! Het licht. … Het onweert! Hoor je?… De bliksem is ingeslagen.… Hij ingeslagen in een boom.
A. Cito domum redeo. Vale! Ik ga snel terug naar huis. Vaarwel!
Bijbels Latijn
pagina:8 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 Opmerkingen bij deze sermo.
• •
haud multum = niet veel, een beetje Quam ob rem…? = waarom?
Opdracht 2 Vertaal in het Latijn. 1. Hallo, Marcus! 2. Zwijg, meisjes! 3. Lach niet, jongens!
4. Vaarwel, vader! 5. Spreekt zij Latijn? 6. Wie ben jij?
Opdracht 3 Zet de juiste tijd achter de volgende werkwoordsvormen. Als een vorm “actief” is vermelden we dat niet. Dus: vocamus = prs. , maar vocet = imp.con. Kies uit: prs, imp., prf., pqp., prs.con., imp.con., prf.con., pqp.con. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
dormirem descendebat amat laudaverat audivissemus feci vocemus dicis
= = = = = = = =
9. habuerim = 10. miseris = 11. dederamus = 12. rogabant = 13. puniverit = 14. essent = 15. audiverimus = 16. accipit =
io – werkwoorden In 13.2 kwam u de werkwoorden accipere en recipere tegen. Dit zijn zogenaamde io-werkwoorden. De vervoeging van de onvoltooide tijden van deze werkwoorden gaat gedeeltelijk als de medeklinkerstammen en gedeeltelijk als de i-stammen. In les 9.5 is daar al op gewezen. Als 1-e ps. ev. prs. van recipere zouden we verwachten: recipo. Het is echter recipio. De geb. ws. ev. prs. is echter weer wat we verwacht hadden, namelijk: recipe. We duiden deze werkwoorden aan met –io achter de inf. Dus: recipere –io. Opdracht 4 vertaal: Nieuwe woorden: infans = kind; aperire = openen; ait = hij zegt/ zei/ heeft gezegd; apportare = halen; accurrere = naartoe rennen; nutrire = voeden; vadere = gaan; exit = ging weg;
Bijbels Latijn
pagina:9 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 Mozes uit het water getogen. Ecce autem descendebat filia Pharaonis ut lavaretur in flumine. Cum vidisset fiscellam (mandje) in papyrione (riet) misit unam e servis suis et eam fiscellam apportare iussit. Aperiens vidensque in ea parvulum (klein) peurum lacrimantem ait de infantibus Hebraeorum est hic. Tum soror Moysis accurrit et inquit visne ut vadam et vocem tibi hebraeam mulierem quae nutrire possit infantulum. Respondit vade exit puella et vocavit matrem eius. Ad quam filia Pharaonis accipe ait puerum istum (dat) et nutri mihi ego tibi dabo mercedem tuam. Opdracht 5 Noem alle werkwoorden uit de vorige tekst die in de coniunctivus staan. Geef ook de tijd aan. laudem – prs. con. 1. lavaretur – prs.pss.con. (deze hoefde u hier nog niet te kennen) 2. ….. Einde van deze les Antwoorden Vertaling leesopdracht 1 Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig. En die zijn kruis niet opneemt, en Mij volgt, is Mij niet waardig. Die zijn leven vindt, zal het verliezen; en die zijn leven zal verloren hebben om Mijnentwil, zal het vinden. Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. Die een profeet ontvangt in den naam van een profeet, zal het loon van een profeet ontvangen; en die een rechtvaardige ontvangt in den naam van een rechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. En zo wie een van deze kleinen alleen een beker koud water te drinken geeft, in den naam van een discipel, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon niet verliezen. Vertaling samen lezen 1 Geheel Gallië is verdeeld drie delen, waarvan de Belgen één deel bewonen, de Aquitaniërs een ander, en het derde degenen die in hun eigen taal 'Kelten' worden genoemd en in de onze 'Galliërs'. Al deze (volkeren) verschillen onderling in taal,
Bijbels Latijn
pagina:10 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 gebruiken en wetten. Garonne scheidt de Galliërs van de Aquitaniërs, de Marne en de Seine scheiden hen van de Belgen. Van al deze (volkeren) zijn de Belgen het dapperst en wel doordat ze het verst verwijderd zijn van de (Romeinse) Provincie met haar verfijnde levenswijze. En bij hen komen het minst vaak handelaren om goederen in te voeren die tot verwekelijking leiden. En dicht bij bevinden zich de Germanen die aan de andere kant van de Rijn wonen, met wie ze in voortdurend oorlog voeren. Oefenopdracht 1 • • • • •
patrem nomine animam dicipuli prophetae
= = = = =
acc.ev. van pater = vader abl. ev. van nomen = naam acc. ev. van anima = o.a. ziel gen.ev. / nom. mv. van discipulus = discipel, leerling gen.ev / dat. ev. / nom. mv. van propheta = profeet
Oefenopdracht 2 • • • • •
accipit perdet misit dederit dico
= prs. van accipere = (op)nemen, ontvangen = fut. van perdere = verliezen = prf. van mittere = sturen, zenden = prf.con. / fut. van dare = geven = prs. van dicere = zeggen
Oefenopdracht 3 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
laudabam - imp rogaveram - pqp amaverim - prf con laudem - prs con mittam - prs con rogavissem - pqp con puniverim - prf con
22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
monuerim - prf con laudavissent - pqp con rogaret - imp con habeo - prs dixerunt - prf dixissemus - pqp con audiant - prs con
Opdracht 1 Nieuwe woorden: deorsum = naar beneden; nequam = slecht; tenebrosum = duister 1. Discipuli enim eius abierant in civitatem ut cibos emerent. Zijn discipelen echter waren heengegaan naar de stad om eten te kopen. 2. Non vultis venire ad me (= Jezus) ut vitam habeatis. U wilt niet tot Mij komen, opdat u het leven zou hebben.
Bijbels Latijn
pagina:11 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 3. Ne timeas Paule! Vrees niet Paulus! 4. Si possem, venirem Als ik kon, kwam ik. 5. Si aeger (ziek) fuissem, in scholam non venissem Als ik ziek geweest was, was ik niet naar school gekomen. 6. Qui (nl.de discipelen)] Paulo dicebant per Spiritum ne ascenderet Hierosolymam. Die door de Geest tegen Paulus zeiden: "Ga niet op naar Jeruzalem". 7. Si Filius Dei es descende de cruce. Indien U de Zoon van God bent, kom (dan) van het kruis af. 8. Ne diu maneamus! Laten wij niet lang blijven! 9. Si Filius Dei es, mitte (werp) te deorsum. Indien U de Zoon van God bent, werp U naar beneden. 10. Si autem oculus tuus nequam (slecht) fuerit, totum corpus tuum tenebrosum erit. Maar als uw oog slecht/boos is, dan zal geheel uw lichaam duister zijn.
Opdracht 2 Vertaal in het Latijn. Hallo, Marcus! Salve, Marce! Zwijg, meisjes! Tacete, puellae! Lach niet, jongens! Ne riseritis pueri!
Vaarwel, vader! Vale, pater! Spreekt zij Latijn? Loquiturne Latina? Wie ben jij? Quis tu es?
Opdracht 3 Zet de juiste tijd achter de volgende werkwoordsvormen. Als een vorm “actief” is vermelden we dat niet. Dus: vocamus = prs. , maar vocabantur = imp.pss. 1. dormirem 2. descendebat 3. amat 4. laudaverat 5. audivissemus 6. feci 7. vocemus 8. dicis
= imp. con. = imp. = prs. = pqp = pqp.con = prf = prs.con = prs
9. habuerim = 10. miseris = 11. dederamus = 12. rogabant = 13. puniverit = 14. essent = 15. audiverimus= 16. accipit =
prf.con. prf.con. pqp imp. prf.con. imp.con. pqp prf
Bijbels Latijn
pagina:12 TalencentrumBarneveld.nl
LATIJN LES 13 Opdracht 4
Mozes uit het water getogen. Ecce autem descendebat filia Pharaonis ut lavaretur in flumine. En zie, de dochter van Farao daalde af in de rivier om zich te wassen. Cum vidisset fiscellam (mandje) in papyrione (riet) misit unam e servis suis et eam fiscellam apportare iussit. Toen zij een mandje in het riet zag, stuurde zij een van haar slavinnen en beval haar het mandje te halen. Aperiens vidensque in ea parvulum (klein) peurum lacrimantem ait de infantibus Hebraeorum est hic. Toen zij het mandje opende en daarin een klein jongetje zag, zei ze: Dit is een van de kinderen van de Hebreeën. Tum soror Moysis accurrit et inquit visne ut vadam et vocem tibi hebraeam mulierem quae nutrire possit infantulum. Toen rende de zuster van Mozes er naar toe en zei: Wilt u dat ik ga en voor u een Hebreeuwse vrouw roep die het kindje voeden kan. Respondit vade exit puella et vocavit matrem eius. Zij antwoordde: Ga! En het meisje ging heen en riep haar moeder. Ad quam filia Pharaonis accipe ait puerum istum et nutri mihi ego tibi dabo mercedem tuam. De dochter van Farao zei tegen haar: Neem dit jongentje en voed hem voor mij; ik zal u uw loon geven.
Opdracht 5 Noem alle werkwoorden uit de vorige tekst die in de coniunctivus staan. Geef ook de tijd aan. Bijvoorbeeld: laudem – prs. con. 1. 2. 3. 4. 5.
lavaretur vidisset vadam vocem possit
– imp. pss.con. – pqp.con. – prs.con. – prs. con. – prs.con.