FINANCIALS GGZ-SECTOR 2009 PCkwadraat – oktober 2010
1
1.
INLEIDING
De analyse Financials GGZ-sector 2009 geeft inzicht in de uitkomsten van de jaarverslagen 2009 van 100 zorgaanbieders in de GGz die nagenoeg de hele branche vertegenwoordigen. In de analyse wordt ingegaan op de ontwikkeling van de omzet, de resultaten en vermogenspositie. De GGZ-onderdelen van gemengde aanbieders en PAAZ-afdelingen in ziekenhuizen vallen buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Bij de interpretatie van de gegevens moet rekening gehouden worden met het feit dat de GGZ-sector is opgebouwd uit een brede waaier van type zorgaanbieders gaande van geïntegreerde GGZ-aanbieders, verslavingszorg, jeugd GGZ, ambulante aanbieders, RIBW’s, forensische psychiatrie, enzovoort die vaak een eigen dynamiek kennen. Bij de interpretatie van de gegevens dient hiermee rekening te worden gehouden. Deze analyse is een initiatief van advies- en onderzoeksbureau PCkwadraat ten behoeve van het internetplatform zorgmarkt.nl. Vanaf deze website kunnen ook totaaloverzichten met alle 100 aanbieders worden gedownload.
2
2.
OMZETONTWIKKELING
De omzet van de betrokken aanbieders groeit in 2009 met 10% ten opzichte van 2008. Het zijn vooral de zeer kleine en kleine zorgaanbieders die procentueel de grootste omzetstijging hebben. De totale omzet van de sector bedraagt € 5,3 miljard. Als verklaring voor de stijgende omzet worden in de diverse jaarrekeningen o.a. de volgende zaken genoemd:
Incidentele baten uit hoofde van vastgoedtransacties; Omzetstijgingen uit hoofde van ingebruikname van nieuwe capaciteit; Autonome volumegroei, zowel van intramurale capaciteit als extramurale behandelvormen; Afrekeningen voorgaande jaren; Prijsindexering.
Tabel 1 - omzetontwikkeling naar omvang zorgaanbieders 1 aantal
omzet 2009
groei tov 2008
zeer groot groot middelgroot middelklein klein zeer klein
1 17 15 30 23 14
557 2.493 1.067 937 233 18
13,5% 6,4% 9,9% 10,5% 17,6% 34,6%
Totaal
100
5.305
10,1%
OMVANG (* € 1 mln)
De Parnassia Bavo Groep is afgetekend de grootste zorgaanbieder in de GGZ en geeft met € 557 miljoen omzet invulling aan meer dan 10% van de totale GGZ markt. In 2009 groeide Parnassia met liefst 13% oftewel 66 miljoen. Andere sterke groeiers zijn Dimence (11%), Arkin (9%) en GGZ Eindhoven-Kempen (9%). De fusiestichting Pro Persona (regio Nijmegen/Arnhem) wordt tweede grootste GGZ-aanbieder, maar de samenstellende onderdelen groeien met slechts 5% ten opzichte van 2008. De trend van toenemende schaalvergroting binnen de GGZ gaat steeds verder, ondanks het restrictieve beleid van 1
De zorgaanbieders zijn ingedeeld naar omvang conform de volgende criteria: Omzet < 3 miljoen € : zeer klein Omzet tussen 5 en 20 miljoen € : klein Omzet tussen 20 en 50 miljoen € : middelklein Omzet tussen 50 en 100 miljoen € : middelgroot Omzet tussen 100 en 250 miljoen € : groot Omzet > 250 miljoen € : zeer groot
3
de NMa en trial en vooral error effecten op fusievlak in 2009. Het aantal bestuurlijke fusies is dan wel beperkt gebleven in 2009; aan allerhande samenwerkingsvormen wordt met wisselend succes steeds meer in vulling gegeven in de zoektocht naar economies of scale.
Tabel 2 – TOP10 naar omzet GGZ OMZET (* € 1 mln) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
Parnassia Bavo Groep Pro Persona * Arkin Rivierduinen Altrecht GGnet Dimence GGZ inGeest GGZ E'hoven/Kempen Mondriaan
2009
2008
groei tov 2008
557 223 216 191 191 150 144 142 142 139
491 212 198 182 178 139 130 138 130 130
13% 5% 9% 5% 7% 8% 11% 3% 9% 7%
2096
1929
9%
* 2008 betreft de consolidatie van de samenstellende stichtingen
4
3.
RESULTAATONTWIKKELING
3.1.
Resultaat en rendement naar omvang van de zorgaanbieders
Het totaal resultaat van de sector bedraagt € 101,9 miljoen, d.w.z. een groei met € 66,7 miljoen. De grootste vooruitgang in absolute bedragen wordt logischerwijs geboekt door de grote zorgaanbieders. Vermeld zij dat het resultaten betreft zoals gepresenteerd in de jaarrekeningen. Deze boekhoudkundige resultaten geven niet altijd een betrouwbaar beeld over de werkelijke performance van de zorgaanbieders. O.a. de samenhang tussen vermogensontwikkeling, egalisatierekeningen en voorzieningen dienen te worden geïnterpreteerd in een bredere samenhang van juridische entiteiten per zorgaanbieder.
Tabel 3 – resultaat naar omvang zorgaanbieders
RESULTAAT (* € 1 mln)
aantal
2009
2008
1 17 15 30 23 14
7,2 33,1 29,3 19,1 11,5 1,7
4,0 -2,0 8,3 17,5 6,4 0,9
100
101,9
35,2
zeer groot groot middelgroot middelklein klein zeer klein totaal
Uit tabel 4 blijkt dat de hoogste rendementen worden gerealiseerd bij de kleine en zeer kleine zorgaanbieders. Het gemiddelde rendement is het kleinst bij de (zeer) grote aanbieders met een score van 1,3%.
Tabel 4 – resultaatratio’s naar omvang zorgaanbieders
RESULTAATRATIO zeer groot groot middelgroot middelklein klein zeer klein totaal
aantal
gemiddeld
aantal negatief
aantal >5%
1 17 15 30 23 14
1,3% 1,3% 2,8% 1,9% 5,8% 8,3%
0 1 1 7 1 5
0 0 3 8 11 7
100
3,7%
15
29
5
Ten opzichte van de overige sectoren blijven de resultaten in de GGZ achter. De spreiding van de resultaten rond het gemiddelde in absolute bedragen is het grootst bij middelgrote en grote zorgaanbieders. Negatieve resultaten doen zich voor bij alle categorieën behalve bij zeer groot. Vooral de categorie middelklein en zeer klein genereren negatieve resultaten in 2009. In totaal 7 van de 30, of bijna een kwart van de middelkleine aanbieders heeft een negatief resultaat. Bij de zeer kleine aanbieders bedraagt het aantal verlieslatende zorgbedrijven meer dan 1/3de van het totaal. De gemiddelde resultaatratio op sectorniveau bedraagt 3,7%. In totaal 29 aanbieders hebben een resultaatratio van meer dan 5%. Deze bovengemiddelde resultaten worden met name gerealiseerd in de range middelkleine tot zeer kleine zorgaanbieders. In de categorie klein en zeer klein presenteren de helft van de zorgaanbieders een resultaatratio van meer dan 5% in hun jaarrekening. Grote en zeer grote zorgaanbieders zijn niet in staat om rendementen van meer dan 5% te genereren. In concreto scoren GGnet en Mondriaan in deze categorieën het hoogst met een resultaatratio van 2,9%. Qua ambitie wordt in de jaarrekeningen vaak een beleid geformuleerd om structureel tot een rendement van 2% te komen, maar dat wordt in de praktijk vaak (nog) niet gehaald. Vanuit louter financieel perspectief beschouwd, loont de grootschaligheid dus niet in de GGZ. Hier stelt zich de vraag naar de oorzaak van dit fenomeen. Betekent e.e.a. dat grotere organisaties inefficiënt zijn opgetuigd, is bij grote geïntegreerde zorgaanbieders sprake van een overall aanbod inclusief niet-rendabele componenten op ondermeer onderzoeks- en innovatiegebied en kunnen kleinere spelers inzetten op rendabele niches en de krenten uit de pap halen,…? Verder onderzoek is aangewezen om tot een genuanceerd beeld ten aanzien van de rendementsverschillen naar omvang van de zorgaanbieders te komen.
3.2.
Lijstjes met uitschieters
In tabel 5 worden de beste resultaten in absolute bedragen weergegeven met bijbehorende resultaatratio’s Plussen Tabel 5 – TOP10 beste resultaten (absolute bedragen) RESULTAAT (€ 1 mln) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
Parnassia Bavo groep De Bascule Fier Fryslân GGnet Mondriaan Novadic-Kentron Pro Persona Dimence IrisZorg De Kijvelanden
2009
2008
resultaatratio
7,2 4,8 4,5 4,4 4,1 3,7 3,4 3,4 3,2 3,2
4,0 -2,9 1,1 -6,6 0,5 2,0 3,6 1,0 -0,3 1,7
1,3% 6,9% 38,0% 2,9% 2,9% 5,2% 1,5% 2,3% 4,0% 8,3%
41,7
4,2
2,8%
6
Opvallend is het uitzonderlijk resultaat in het jaarverslag van Fier Fryslân (expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties) ad € 4,5 miljoen op een omzet van € 11,8 miljoen. Dit is een vertekend resultaat aangezien in de jaarrekening 2009 is aangesloten bij de resultaten van de nacalculatie 2008 die een extra bedrag aan baten ad € 1,02 miljoen voor de vaste vergoeding intramurale zorg opleverden ten opzichte van de voorzichtig ingestoken budgetbegroting. Daarnaast is incidenteel geld “overgebleven” wegens personele onderbezetting in de eerste helft van 2009 ad € 750.000. Het gecorrigeerd resultaat zou dan nog € 2,7 miljoen bedragen met een resultaatratio van 23%! Het resultaat van de Kijvelanden (€ 3,2 miljoen absoluut en resultaatratio van 8,3%) komt vooral voort uit de begrotingsinsteek (aannames rond opbrengsten blijken achteraf te conservatief). Het resultaat van de Bascule (€ 4,8 miljoen op een omzet van 68,9 miljoen) komt geheel voort uit een grote eenmalige bate als gevolg van de verkoop van een bedrijfspand. Zonder deze verkoop is het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening negatief. Niet opgenomen in de top10 is het genormaliseerde resultaat van Reinier van Arkel van ad € 4,5 miljoen positief. Een verbetering van € 4 miljoen ten opzichte van de voorgaande jaren die door de stichting wordt toegeschreven aan vooral de verhoging van de productivitei t van het personeel, de verlaging van de overheadkosten en OVA effecten. Het in de jaarrekening gepresenteerde resultaat bedraagt ongecorrigeerd € 2,23 miljoen. Op hoofdlijnen kan worden geconcludeerd dat de positieve uitschieters in de resultaten vaak een incidenteel karakter hebben en het gecorrigeerd resultaat vaak een meer bescheiden beeld opleveren. De oorzaken zijn vaak terug te herleiden naar onzekerheid bij het begroten, onduidelijkheid over opbrengsten en dientengevolge verrassingen. Enerzijds is dit het gevolg van ondermeer door de overheid geëntameerde veranderingen in de financiering van de GGZ, anderzijds is het duidelijk dat een aantal instellingen niet goed weet hoe hiermee om te gaan.
Minnen In tabel 6 worden de “slechtste” resultaten in absolute bedragen weergegeven. Uitschieter is het negatieve resultaat van de landelijk opererende ambulante zorgaanbieder 1NP ad € 6 miljoen op een omzet van € 20,5 miljoen. 1NP geeft als oorzaken reorganisatiekosten na een overname, toename van ICT kosten (o.a. doelstelling papierloze communicatie tussen professionals te realiseren) en een te groot aantal geopende DBC’s (dus niet gefinancierde overproductie). Als gevolg van dit resultaat is het eigen vermogen gedaald tot een niveau van € 2,6miljoen negatief. In veel jaarrekeningen wordt de invloed van niet gefinancierde overproductie aangehaald als negatief effect op de bedrijfsresultaten. Immers door de opdeling van de bekostiging (ZVW, AWBZ, justitie, gemeenten en projecten en subsidies) zijn schotten ontstaan waarin het moeilijk is om alle productie vergoed te krijgen. Per financieringssysteem wordt de realisatie vergeleken met de afspraak. Vergoed wordt steeds de laagste van afspraak en realisatie. Hierdoor wordt meerproductie in het ene financieringssysteem niet langer meer gecompenseerd met eventuele onderproductie in een ander financieringssysteem.
7
Tabel 6 – TOP10 slechtste resultaten (absolute bedragen) RESULTAAT (€ mln) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
1np GGZ Breburg Groep GGZ-WNB Curium Lievegoed Zorggroep De Rooyse Wissel Jeugdhulp Friesland Mutsaersstichting Elker RIBW Midden-Brabant
2009
2008
resultaatratio
-6,0 -1,4 -1,1 -1,0 -0,9 -0,8 -0,4 -0,2 -0,2 -0,2
2,0 2,0 0,2 0,2 -0,8 0,4 -1,4 0,8 0,5 -0,5
-29,1% -1,0% -1,4% -5,2% -2,6% -2,0% -0,9% -0,9% -0,9% -0,8%
-12,2
3,4
-2,8%
8
4.
VERMOGENSONTWIKKELING / SOLVABILITEIT
Conform de jaarverslagen is het eigen vermogen van de GGZ aanbieders in 2009 met 12% toegenomen tot € 832 miljoen. Het betreft hier de gepresenteerde vermogenspositie in de jaarrekeningen exclusief verborgen vermogen van eventuele steunstichtingen of andere stille reserves. De gemiddelde solvabiliteit2 van de sector bedraagt daarmee 18%. Een lineair verband tussen omvang van de aanbieders en solvabiliteit kan worden vastgesteld, waarbij de gemiddelde solvabiliteit afneemt naarmate de omvang van de zorgaanbieder toeneemt. Uit de grafiek blijkt de spreiding rond dit gemiddelde toe te nemen, naarmate de zorgaanbieders in omvang afnemen. Ook blijkt een negatieve solvabiliteit alleen voor te komen vanaf middelklein tot zeer klein.
Tabel 7 - eigen vermogen / solvabiliteit naar omvang EIGEN VERMOGEN
aantal
EV 2009 (* € 1 mln)
EV 2008 (* € 1 mln)
groei tov 2008
solvabiliteit
1 17 15 30 23 14
70 364 180 168 46 4
63 332 157 153 34 3
11% 10% 15% 10% 33% 46%
13% 14% 17% 18% 19% 22%
100
832
741
12%
18%
zeer groot groot middelgroot middelklein klein zeer klein totaal 80%
70% 64%
68%
60% 50% 45% 40%
39%
30% 20% 10%
13% 13%
20% 14% 9%
19%
18%
22%
2%
0% -10%
17%
zeer groot
groot
middelgroot
middelklein -13%
klein -15%
zeer klein -13%
-20%
2
De solvabiliteit is bepaald op basis van de budgetratio, d.w.z. de verhouding eigen vermogen op de som van de bedrijfsopbrengsten. Het Waarborgfonds voor de zorg definieert de solvabiliteit als het weerstandsvermogen.
9
Ten aanzien van de ontwikkeling van de solvabiliteit wordt een divers beleid vastgesteld. Het is het streven van de meeste zorgaanbieders om de solvabiliteit structureel te verbeteren binnen een geambieerde bandbreedte van 15 tot 25%. Uit de jaarverslagen worden deze uiteenlopende ambities niet verder onderbouwd. Meest vermogende aanbieders Tabel 8 omvat de TOP10 van meest vermogende zorgaanbieders. Het eigen vermogen van de TOP10 groeit slechts met 8% versus een groei van 12% voor de gehele GGZ-sector. O.a. het negatieve resultaat van GGZ Breburg groep is hier mede debet aan. Vanuit solvabiliteit geredeneerd is stichting van der Hoeven (forensische psychiatrie) de beste performer binnen die TOP10 met een score van 44,7%.
Tabel 8 – TOP10 eigen vermogen (absolute bedragen) EIGEN VERMOGEN (€ mln) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 totaal
Parnassia Bavo Groep Arkin Pro Persona Rivierduinen Van der Hoeven Dimence Altrecht GGZ inGeest Reinier van Arkel GGZ Breburg Groep
2009
2008
groeifactor tov 2008
solvabiliteit
70 40 38 35 27 24 24 21 21 20
63 37 36 33 24 21 22 21 19 21
1,11 1,06 1,07 1,07 1,13 1,16 1,07 1,03 1,12 0,94
12,6% 18,3% 17,2% 18,5% 44,7% 16,7% 12,4% 15,1% 20,1% 15,1%
320
296
1,08
16,3%
1 0