Taalbeleid op het Jeroen Bosch College Universitaire Lerarenopleiding Maatschappijleer & Maatschappijwetenschappen
Tessa Dwyer S371169 2013
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Inhoud Aanleiding en relevantie van het onderzoek ............................................................................................................. 3 Taalbeleid....................................................................................................................................................................... 3 Onderzoeksvragen ................................................................................................................................................................. 4 Literatuurvragen ........................................................................................................................................................ 4 Praktijkvragen ............................................................................................................................................................. 4 Theoretisch kader.................................................................................................................................................................... 6 Taalbeleid....................................................................................................................................................................... 6 Het nut van taalbeleid.............................................................................................................................................. 7 Varianten van taalbeleid ........................................................................................................................................ 8 Opstellen en invoeren van taalbeleid ........................................................................................................... 10 Stand van zaken ............................................................................................................................................. 11 Visie op taalbeleid ......................................................................................................................................... 11 Doelstellingen ................................................................................................................................................. 12 Voorwaarden ................................................................................................................................................... 12 Draagvlak onder docenten ....................................................................................................................... 12 Professionalisering....................................................................................................................................... 13 Actieplan ............................................................................................................................................................ 13 Communicatieplan........................................................................................................................................ 13 Evaluatie ............................................................................................................................................................ 13 Tips en adviezen ............................................................................................................................................ 14 Voorwaarden voor het opstellen en invoeren van taalbeleid.......................................................... 14 Methode van onderzoek..................................................................................................................................................... 15 Interviews ................................................................................................................................................................... 16 Enquêtes ...................................................................................................................................................................... 17 Resultaten ................................................................................................................................................................................. 18 Taalniveau van leerlingen .................................................................................................................................. 18 Taalbeleid in het verleden .................................................................................................................................. 18 Hoe nu verder ........................................................................................................................................................... 19 Visie op taalbeleid................................................................................................................................................... 19 Doelstellingen van taalbeleid............................................................................................................................ 20 Kennis, wensen en ervaringen van docenten........................................................................................... 20 Conclusies.................................................................................................................................................................................. 23 Taalniveau van leerlingen .................................................................................................................................. 23 Visie op taalbeleid................................................................................................................................................... 23 Doelstellingen van taalbeleid............................................................................................................................ 24 Draagvlak onder docenten ................................................................................................................................. 24 Discussie en aanbevelingen ............................................................................................................................................. 25 Bijlagen........................................................................................................................................................................................ 28 Bijlage 1 Referentieniveaus taal ...................................................................................................................... 28 Bijlage 2 Interviewvragen .................................................................................................................................. 30 Bijlage 3 Enquête docenten ............................................................................................................................... 31
2
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Aanleiding en relevantie van het onderzoek Op het Jeroen Bosch College is op dit moment geen taalbeleid. Dat moet er wel komen van de Onderwijsinspectie. Dit taalbeleid moet er komen vanwege de referentieniveaus taal (en rekenen) die in de wet staan beschreven. Vanaf schooljaar 2013/2014 moeten leerlingen van het voortgezet onderwijs in hun laatste schooljaar eindexamens Nederlands die geijkt zijn aan de referentieniveaus. Omdat ook de leerlingen van het Jeroen Bosch College aan deze standaard moeten voldoen, wil de Inspectie dat de school een taalbeleid formuleert.
Taalbeleid Taalbeleid is natuurlijk geen doel op zich. Taalbeleid heeft altijd tot doel om het taalniveau van leerlingen te verbeteren, of de focus nou op slechts een deel van de leerlingen ligt, of op de hele school. In de media wordt regelmatig geklaagd over het taalniveau van leerlingen, afstudeerders en docenten in het basis- en voortgezet onderwijs. Taalvaardigheid is ontzettend belangrijk in onze talige maatschappij: informatiestromen gaan steeds sneller en vaker, naar steeds meer mensen over de hele wereld, via websites, Facebook, Twitter en Whatsapp. We hebben de beschikking tot tientallen kranten, al dan niet gratis en online te bekijken. We moeten moeilijke teksten kunnen schrijven en begrijpen, zoals sollicitatiebrieven, overheidsbrieven, tabellen, nieuwsitems et cetera. De basis daarvan is dat je informatie kunt beoordelen, correct kunt spellen en grammatica kunt toepassen en dat je enig gevoel voor stijl ontwikkelt. Afgelopen toetsweek heb ik de schoolexamens van drie 5havo-klassen nagekeken. Ik heb geturft hoeveel fouten ik tegenkwam: in meer dan driekwart van de schoolexamens zat minstens een taal-, spelof stijlfout. Zelfs woorden als ‘spychiator’ kwamen voorbij. Het kan natuurlijk zijn dat leerlingen zich bij een toets maatschappijleer vooral richten op de inhoud en niet op de vorm (de taal), maar de meeste van leerlingen gaan volgend jaar studeren aan een HBO-instelling en ook dan wordt correct taalgebruik gevraagd. De overheid heeft een richtlijn opgesteld voor leerlingen om te voldoen aan wat van hen wordt gevraagd in de maatschappij. Taalbeleid - afgestemd op de vraag en doelstellingen van de school - kan helpen het taalniveau van de leerlingen te verbeteren. Vanwege deze richtlijn en het advies van de Inspectie is op het Jeroen Bosch College besloten dat dit schooljaar (2012/2013) het taalbeleid ontwikkeld zal worden en het komend schooljaar (2013/2014) ingevoerd zal worden. Op de studiedag van 15 januari jl. was ‘taalbeleid’ een van de onderwerpen waarover docenten met elkaar in gesprek gingen. Inmiddels is een voorlopige werkgroep ‘taalbeleid’ opgezet. Uit gesprekken met de rectrix en de coördinator van de werkgroep taalbeleid blijkt een bepaalde onzekerheid over hoe het opstellen van een taalbeleid aan te pakken. Er blijkt nog geen visie te zijn geformuleerd, er is onder docenten nog geen consensus over wat taalbeleid precies is of moet zijn, er is nog geen definitieve werkgroep en er is nog geen plan van aanpak. Door de onderbouwing vanuit de literatuur en andere voorbeeldscholen krijgen de werkgroep taalbeleid, de directie en de overige vakdocenten een gedegen beeld van de factoren waaraan zij nog moeten werken, en hoe zij dat kunnen doen. Bijvoorbeeld, het is van belang dat er een duidelijk beeld is van wat onder taalbeleid wordt verstaan, een beeld dat gedragen wordt door alle betrokkenen: de directie, de werkgroep en de vakdocenten (en eigenlijk ook de leerlingen). Verder moet er een visie en een doel zijn: wat moet met het taalbeleid bereikt worden? De 3
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College betrokken vakdocenten moeten bereid zijn om taalbeleid toe te passen, indien het taalbeleid daarom vraagt. Dit zijn voorbeelden van voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat taalbeleid kan worden opgesteld en ingevoerd. Als aan deze voorwaarden is voldaan, is de werkgroep ready to go, maar anders liggen er taken weggelegd voor de werkgroep, voor de directie en voor de vakdocenten. Dit onderzoek brengt de voorwaarden om taalbeleid op te stellen en in te voeren in kaart en toont aan welke voorwaarden het Jeroen Bosch College al wel voldoet en aan welke voorwaarden zij nog niet voldoet. De hoofdvraag luidt dan ook: Aan welke voorwaarden moet op het Jeroen Bosch College voldaan worden om taalbeleid op te stellen en in te voeren?
Onderzoeksvragen Om antwoord te geven op de hoofdvraag is er een zestal deelvragen geformuleerd. Deze zijn verdeeld in literatuurvragen en pratijkvragen:
Literatuurvragen 1. Wat is taalbeleid? Om aan de slag te gaan met het begrip ‘taalbeleid’ moet dit eerst gedefinieerd worden. Daarvoor wordt gekeken in de literatuur die beschikbaar is over taalbeleid. 2. Waarom is taalbeleid belangrijk? Deze vraag gaat over de noodzaak van het onderzoek en moet dus beantwoord worden. Deels kan deze vraag zo al beantwoord worden, zoals hierboven in de aanleiding beschreven. In deze deelvraag wordt verder gekeken naar het belang van taalbeleid zoals omschreven in de literatuur en naar het belang dat de overheid en Onderwijsinspectie eraan hechten. 3. Welke soorten taalbeleid zijn te vinden in de literatuur? Beleid is een kwestie van keuzes maken. Als er besloten wordt dat er niets aan taal gedaan zal worden, is het ook een vorm van beleid. Om te voorkomen dat men door de bomen het bos niet meer kan zien, is de literatuur geraadpleegd over te onderscheiden soorten taalbeleid. Dit kan een handvat bieden bij de aanbevelingen voor de situatie op het Jeroen Bosch College. 4. Aan welke voorwaarden moet voldaan worden voor het opstellen en invoeren van taalbeleid? Als er gekeken gaat worden naar de voorwaarden waaraan op het Jeroen Bosch College voldaan moet worden, moeten deze voorwaarden eerst worden geïdentificeerd. Daarom wordt gekeken naar factoren die een rol spelen bij het opstellen en invoeren van taalbeleid in de literatuur. Deze factoren zullen vervolgens onderzocht worden op het Jeroen Bosch College.
Praktijkvragen 5. Wat is de huidige situatie op het Jeroen Bosch College met betrekking tot taalbeleid? Om tot passende aanbevelingen te komen is het van belang dat er wordt gekeken naar de stand van zaken op het Jeroen Bosch College. Hiermee wordt voorkomen dat er aanbevelingen worden gedaan die al zijn gerealiseerd of juist aanbevelingen die nog vele stappen te ver weg zijn. 4
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College 6. Aan welke voorwaarden is reeds voldaan op het Jeroen Bosch College? Uit het onderzoek naar de status quo op het Jeroen Bosch College kunnen conclusies getrokken worden met betrekking tot voorwaarden waaraan al is voldaan of juist niet. Deze deelvraag hangt erg samen met deelvraag 5, maar waar deelvraag 5 meer verkennend is, is deelvraag 6 meer een conclusie. De centrale doelstelling van het onderzoek is dus om uit te zoeken welke factoren meespelen in het opstellen en invoeren van taalbeleid op middelbare scholen en welke factoren het taalbeleid meer of minder succesvol maken. Daarna wordt gekeken naar de situatie op het Jeroen Bosch College: Welke factoren zijn al aanwezig en aan welke factoren moet nog gewerkt worden? De beantwoording van alle deelvragen leidt tot een antwoord op de hoofdvraag: Aan welke voorwaarden moet op het Jeroen Bosch College voldaan worden om taalbeleid op te stellen en in te voeren?
5
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Theoretisch kader De literatuurvragen zijn beantwoord met behulp van relevante literatuur. De meeste gevonden literatuur had een directe koppeling met de praktijk, omdat de meeste literatuur over taalbeleid is geschreven na het bestuderen van vele praktijkvoorbeelden, waarna de grote lijnen daaruit zijn geabstraheerd. De literatuur is gebruikt om de definities van relevante begrippen af te bakenen en om de relevante voorwaarden voor het opstellen en invoeren van taalbeleid te identificeren.
Taalbeleid In de literatuur zijn vele definities te vinden van taalbeleid. In alle definities komt naar voren dat taalbeleid als doel heeft om op een bewuste manier taalvaardigheid van leerlingen te bevorderen. De definitie kan eng of ruim zijn. De enge definitie van taalbeleid heeft als de doelgroep een deel van de leerlingen, meestal de leerlingen met een taalachterstand; taalbeleid volgens de ruime definitie is bedoeld voor alle leerlingen. In dit onderzoek is ervoor gekozen om te werken met de ruime definitie, namelijk die van Van den Branden (2004, p. 51): “Taalbeleid is de structurele en strategische poging van een schoolteam om de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen met het oog op het bevorderen van hun algemene ontwikkeling en het verbeteren van hun onderwijsresultaten.”. Deze definitie is later ook gehanteerd in het Handboek Taalbeleid Secundair Onderwijs (Bogaert & Van den Branden, 2010). In deze definitie zijn de doelgroep (alle leerlingen), het doel (bevorderen van de algemene ontwikkeling en het verbeteren van de onderwijsresultaten) en de praktische uitwerking (de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen) nog erg breed gehouden en nog niet gedefinieerd. Dit biedt de mogelijkheid om met een open blik dit onderzoek te doen. Zoals de definitie zegt is taalbeleid een ‘structurele en strategische poging’. Dit wil zeggen dat er op school op een bewuste manier wordt nagedacht, gesproken en gehandeld met betrekking tot taal. In het onderwijs speelt taal vanzelfsprekend een grote rol: wanneer de leraar les geeft, wanneer leraren en leerlingen elkaar aanspreken, afspraken maken, de methode waarin de leerling les krijgt, de verschillende andere moderne of klassieke talen die gegeven worden, … Taal is overal. Je zou dus kunnen zeggen dat elke school met taal bezig is. Hoewel dat waar is, heeft niet elke school een taalbeleid. Scholen met een taalbeleid hebben de manier waarop ze met taal omgaan expliciet gemaakt, dat ze daar bewust met elkaar over in gesprek zijn gegaan en er wellicht een visie en misschien zelfs een actieplan op tafel liggen. Dit plan is het taalbeleidsplan, een actieplan met heldere doelstellingen en een taakverdeling. De termen ‘taalbeleid’ en ‘taalbeleidsplan’ worden in de literatuur regelmatig door elkaar gebruikt. Beide hebben veel met elkaar te maken. Het taalbeleidsplan vloeit logisch voort uit het taalbeleid en hoewel het taalbeleidsplan meer een actie suggereert en een taalbeleid een visie, zal in dit artikel de termen uit de aangehaalde literatuur worden aangehouden. Daarnaast wordt in de literatuur veel gesproken over ‘taalvaardigheid’, vooral in de zin dat taalbeleid vaak als doel heeft om taalvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Voor dit onderzoek is het van belang om ook taalvaardigheid te definiëren. Echter, in de literatuur wordt deze term vaak niet gedefinieerd. Een enkele keer wordt taalvaardigheid gedefinieerd, namelijk als “schoolse taalkennis (spelling, een brief schrijven, stijlfiguren, topische vragen, grammaticale 6
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College regels)” (Rooijackers & Van der Westen, 2009, p. 6), met als kanttekening dat dit wordt neergezet als een ‘smalle’ opvatting. In Van den Branden (2004) wordt benadrukt dat het in de context van taalbeleid op scholen moet gaan over ‘schoolse’ taalvaardigheid, wat wordt gedefinieerd als “de taalvaardigheid die leerlingen nodig hebben om zich in het onderwijs als lerende te ontplooien” (p. 57). In Bootsma (2009) wordt taalbeleid onderverdeeld in een aantal talige vaardigheden: “leesvaardigheid die nodig is voor succes bij andere vakken; schrijfvaardigheid; spreek- en gespreksvaardigheid; luistervaardigheid; woordenschatuitbreiding, van belang als basis voor schoolsucces” (p. 21). Van Boxtel (2009) noemt drie aspecten van taalvaardigheid: “leesstrategieën, strategieën om woordbetekenissen te achterhalen, uitbreiding van de woordenschat” (p.28). Over het algemeen kan dus gesteld worden dat er geen eenduidige opvatting is over wat taalvaardigheid nu precies is, terwijl dit wel van belang is wanneer er taalbeleid ontwikkeld gaat worden. Over het algemeen is taalbeleid het middel dat gebruikt wordt om de taalvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Een eerste stap is dan definiëren wat er onder taalvaardigheid verstaan wordt. Misschien is het belangrijker dat de school, die taalbeleid opzet, een eigen definitie ontwikkelt voor taalvaardigheid dan dat er een algemeen aanvaarde definitie bestaat die overgenomen wordt. Immers, op de ene school wordt het belangrijk gevonden dat leerlingen veel schooltaal-woorden kennen, de andere school legt de nadruk veel meer op argumentatievaardigheden of mediawijsheid. Afhankelijk van de aard van de school kan de definitie van taalvaardigheid verschillen. Dit zal erg samenhangen met het doel dat taalbeleid heeft op een school.
Het nut van taalbeleid Op 1 augustus 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen ingevoerd. Deze wet geeft “een systematische beschrijving gekomen van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs moeten kennen en kunnen aan basisvaardigheden taal en rekenen.” (Taalenrekenen.nl, z.j.). De wet is natuurlijk niets voor niets ingevoerd. In de media wordt regelmatig geklaagd over het taalniveau van leerlingen, afstudeerders en docenten in het basisen voortgezet onderwijs. De plek waar nog actief aan het taalniveau wordt gewerkt is op school, niet alleen op de basisschool, niet alleen bij de lessen Nederlands, maar bij alle lessen. Taalvaardigheid is ontzettend belangrijk in de huidige maatschappij, die steeds taliger is geworden. Informatiestromen gaan steeds sneller en vaker, naar steeds meer mensen over de hele wereld. Zo worden elke maand alleen al 5 miljoen Nederlandstalige berichtjes via Twitter de wereld ingestuurd (Kok, 2012), laat staan alle berichtjes die we elke dag via Whatsapp en sms aan vrienden en kennissen sturen. We hebben de beschikking tot tientallen kranten, al dan niet gratis en online te bekijken. We worden geacht moeilijke teksten te kunnen opstellen en interpreteren: sollicitatiebrieven schrijven, overheidsbrieven begrijpen, tabellen interpreteren, nieuwsitems selecteren, et cetera. De basis daarvan is dat je informatie kunt beoordelen, correct kunt spellen en grammatica kunt toepassen en dat je enig gevoel voor stijl ontwikkelt. Niet alleen in de maatschappij, ook op school is een basis aan taalvaardigheden onontbeerlijk. Onderwijs is in zeer grote mate een talige aangelegenheid. De docent spreekt, de leerling luistert, leest, schrijft en spreekt. Niet alleen bij Nederlands is het belangrijk om te taal te kunnen gebruiken, ook bij talen als natuurkunde en aardrijkskunde is begrijpend lezen vaak een noodzakelijke vaardigheid.
7
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College Een voldoende basis aan taalvaardigheden is wat de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen beoogt te bereiken. Het begrip referentieniveau Nederlandse taal wordt in de wet als volgt omschreven: Het niveau van beheersing van de Nederlandse taal, uitgedrukt in kennis, inzicht en vaardigheden die van belang zijn voor de doorstroming naar het vervolgonderwijs en het maatschappelijk en in voorkomende gevallen beroepsmatig functioneren, waarmee de beheersing van de Nederlandse taal door leerlingen aan het einde van een onderwijssoort kan worden vergeleken. (Artikel 1 van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.) De wet beschrijft voor vier momenten in de schoolloopbaan van alle leerlingen aan welk niveau zij moeten voldoen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het fundamentele niveau (F), het minimale niveau, en het streefniveau (S), voor meer uitdaging. Deze referentieniveaus dekken alle leeftijden en niveaus, van het primair onderwijs tot en met het mbo. De referentieniveaus beslaan globaal gezien vier domeinen: mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven en begrippenlijst en taalverzorging (Taalenrekenen.nl, z.j.). Een globale beschrijving van de vier referentieniveaus voor taal is de vinden in bijlage 1. Deze niveaus zijn dus ook relevant voor het vmbo-t-, havo- en vwo-onderwijs dat op het Jeroen Bosch College gegeven worden. In de praktijk betekent het dat het eindexamen Nederlands vanaf 2013/2014 geijkt zal zijn aan de referentieniveaus en dat alle leerlingen een rekentoets krijgen die onderdeel is van het centraal examen. In 2015 krijgen leerlingen aan het eind van de onderbouw een diagnostische toets Nederlandse taal, rekenen en Engels. Daarnaast gaat Engels, samen met Nederlands en wiskunde, zwaar meetellen in de slaag-/zakregeling (CPS, z.j.). De referentieniveaus hebben een plaats gekregen in de beoordeling van de onderwijsinspectie. In punt 3.4 van het waarderingskader staat: “De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus taal dat past bij alle leerlingen.” (Inspectie van het Onderwijs, z.j., p. 22). Hiermee wordt een drietal dingen bedoeld: er moet een aanbod zijn waarbij leerlingen de kans krijgen hun taalvaardigheden te ontwikkelen, dat aanbod dekt alle domeinen van de referentieniveaus en de school moet een extra aanbod hebben voor leerlingen met achterstanden op de referentieniveaus (Inspectie van het Onderwijs, z.j.). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Onderwijsinspectie van scholen eist dat zij zich bewust zijn van de referentieniveaus en dat deze een plaats krijgen binnen de school en binnen het onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van taalbeleid.
Varianten van taalbeleid In de literatuur worden diverse soorten taalbeleid onderscheiden. Deze vormen van taalbeleid verschillen onderling in de opvatting van wat ‘taalvaardigheid’ is, visie op taal(beleid), de doelgroep, doelstelling, en taakverdeling. In de literatuur zijn twee indelingen van soorten taalbeleid te vinden. Die van Herder en Berenst (2007/2008) en van Rooijackers en Van der Westen (2009). Beide indelingen lijken sterk op elkaar, omdat de focus bij beide indelingen ligt op het schaalniveau van het taalbeleid binnen de school. Waarin de indelingen verschillen is het focuspunt: de indeling van Herder en Berenst richt zich meer op de activiteiten met betrekking tot taalbeleid in de school, waar de soorten taalbeleid zoals geformuleerd door Rooijackers en Van der Westen vooral van elkaar verschillen in de opvatting over wat taalbeleid zou moeten zijn. In dit onderzoek wordt de indeling van 8
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College Herder en Berenst als uitgangspunt genomen, omdat de vormen van taalbeleid in deze indeling concreter van elkaar verschillen en deze indeling naar voren is gekomen uit praktijkonderzoek bij 43 middelbare scholen. De indeling wordt wel aangevuld met de visie op soorten taalbeleid van Rooijackers en Van der Westen. In de indeling van Herder en Berenst (2007/2008, zie ook Prenger, 2011) verschillen de soorten taalbeleid vooral van elkaar in de breedte van taalbeleid binnen de school, en daarmee in de doelstelling, de taakverdeling binnen de school (van directie, remedial teacher, coach, vakdocenten, etc.) en de doelgroep van het taalbeleid. Type een is taalbeleid als vorm van zorg. Leerlingen worden gescreend en op basis daarvan wordt voor de leerlingen met een taalprobleem, zoals dyslexie, een zorgtraject gestart. Daarmee bestaat de doelgroep dus niet uit alle leerlingen, maar wordt gevormd door een kleinere groep, namelijk de taalzwakke leerlingen. Het uitgangspunt van taalbeleid vormen dan de taalproblemen van leerlingen. Die worden gesignaleerd door een taaltoets of door een docent of begeleider. Deze leerlingen krijgen speciale zorg van daarvoor aangestelde specialisten in de vorm van bijvoorbeeld bijlessen. Alleen een aantal docenten, de taalcoördinator en remedial teacher zijn bij het taalbeleid betrokken. De directie stelt middelen ter beschikking om taalondersteuning uit te voeren. Het belangrijkste doel van deze vorm van taalbeleid is het compenseren van taalproblemen om de zelfredzaamheid van leerlingen te verbeteren. Volgens Rooijackers en Van der Westen (2009) wordt bij deze vorm van taalbeleid ‘taalvaardigheid’ opgevat als schoolse taalkennis (bijv. begrijpend lezen, woordenschat, grammatica). Het tweede type taalbeleid dat Herder en Berenst onderscheiden is taalbeleid als een verzameling van concrete activiteiten en materialen. Hierbij worden materialen in de klas gebruikt en activiteiten georganiseerd om de taalvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Als voorbeeld wordt genoemd een stappenplan voor begrijpend lezen en woordenschat. Onder taalvaardigheid lijkt te worden verstaan: alle vaardigheden en kennis die de leerling nodig heeft om toetsen te halen, want het belangrijkste doel van dit taalbeleid is dat leerlingen een minimumniveau in taalvaardigheid bereiken en dat zij betere toets- en examenresultaten halen. Dit wordt in de literatuur verder niet gespecificeerd. De doelgroep bij deze vorm van taalbeleid is dan ook alle leerlingen. Een taalcoördinator, eventueel met een werkgroep taalbeleid, gaan aan de slag met het taalbeleid en reiken materialen en activiteiten aan, zoals een stappenplan voor begrijpend lezen of workshops voor docenten. Vakdocenten zijn degenen die uiteindelijk de materialen moeten gebruiken en de nieuwe inzichten moeten toepassen. Herder en Berenst zijn kritisch op deze vorm van taalbeleid omdat zij de schakeling missen tussen de theorie en de lespraktijk. Zij stellen dat maatregelen met betrekking tot taalbeleid ad hoc worden genomen waardoor nieuwe inzichten en methodieken uit de workshops en activiteiten voor docenten niet structureel in de lespraktijk worden overgenomen. In hun artikel komt naar voren dat zij bij deze vorm van taalbeleid geen echte visie zien. Rooijackers en Van der Westen daarentegen, zijn wat positiever in hun oordeel over dit type taalbeleid. Zij voegen eraan toe dat dit type taalbeleid door alle docenten wordt ondersteund, dat de vakdocenten aandacht hebben voor taal in de klas (bijvoorbeeld met regels omtrent taalfouten in werkstukken en toetsen) en dat zij leerlingen doorsturen wanneer de taalachterstand te hoog is opgelopen. Ten slotte onderscheiden Herder en Berenst het schoolbrede taalbeleid. Hierbij is taalbeleid onderdeel van het (pedagogisch-)didactische beleid van de school. Er is een inhoudelijke visie op 9
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College taal, geformuleerd door de schoolleiding. Zij heeft in dit type een belangrijke functie. De schoolleiding faciliteert, ontwikkelt maatregelen die aan de basis liggen van de invulling van taalbeleid, ze motiveert docenten en voelt betrokkenheid bij de leerlingen. Het taalbeleid bevat concrete maatregelen en activiteiten, maar is vooral een richtinggevend concept. Taalbeleid ligt dan ook verankerd in de identiteit van de school. Docenten voeren het taalbeleid uit in de lessen en worden daarbij ondersteund door de taalcoördinator. Het belangrijkste doel van dit type taalbeleid is “het vergroten van de maatschappelijke zelfstandigheid van leerlingen, het vergroten van expressievaardigheden en het tegengaan van schooluitval” (Herder & Berenst, 2007/2008, p.11). Deze vorm van taalbeleid is vooral geformuleerd vanuit de organisatie, maar niet zozeer vanuit de inhoud. Voorbeelden van een inhoudelijke visie op taal of concrete maatregelen en activiteiten worden niet genoemd. Rooijackers en Van der Westen (2009) geven een variant op het schoolbrede taalbeleid, namelijk de ‘zelfontwikkelende’ variant. Hierbij is het taalbeleid niet gericht op het behalen van een minimumniveau, maar worden leerlingen uitgedaagd om hun taalvaardigheid zo hoog mogelijk te ontwikkelen. Het initiatief wordt steeds meer bij de leerling gelegd. Hiertoe werkt elke leerling aan een eigen woord- en tekstendossier, bepaalt hij zelf hoe hij zijn taalvaardigheid gaat ontwikkelen, welke taalleerstrategieën hij in gaat zetten, enz. Taalbeleid is een speerpunt van de school en staat centraal in elke les. De directie maakt hier middelen voor vrij en docenten worden hierin geschoold en begeleid. Dit type taalbeleid voornaamste doel dat leerlingen zich ontwikkelen tot autonome en competente taalgebruikers en taalleerders (Rooijackers & Van der Westen, 2009). Het is in te denken dat bij dit type taalbeleid onder taalvaardigheid naast correct taalgebruik ook zaken als argumentatievaardigheden en mediawijsheid worden verstaan.
Opstellen en invoeren van taalbeleid Voor het beantwoorden van deze vraag is gebruik gemaakt van een drietal verschillende soorten literatuurbronnen. Ten eerste is er veel geschreven over de praktijksituatie van (middelbare) scholen. Scholen waar het traject van het opstellen en invoeren van taalbeleid is doorlopen en geëvalueerd. Hieruit komen vaak ervaringen en adviezen voort waar andere scholen, die nog aan het begin van het traject staan, veel aan kunnen hebben. Daarnaast is er veel geschreven door onderwijsadviesbureaus, die veel ervaring hebben met het begeleiden van scholen bij trajecten zoals het opstellen van taalbeleid. Zij hebben vaak met behulp van praktijkervaring modellen en schema’s ontwikkeld die scholen kunnen gebruiken bij het opstellen en implementeren van taalbeleid. Tenslotte zijn er artikelen over taalbeleid die meer vanuit theoretisch, soms idealistisch oogpunt zijn geschreven. Aan de ene kant dus descriptieve en aan de andere kant meer prescriptieve bronnen. Over het algemeen bestaat er veel overeenstemming tussen de verschillende bronnen over de randvoorwaarden en factoren die op scholen aanwezig moeten zijn om taalbeleid op te stellen en in te voeren. De verschillende bronnen geven over het algemeen informatie over taalbeleid in de vorm van een stappenplan of proces. Dit stappenplan volgt globaal de PDCA-cyclus: Plan, Do, Check, Act, oftewel voorbereiding, actie, evaluatie, toepassing (Berben, 2012). Hiermee wordt bedoeld dat het taalbeleid wordt voorbereid en opgesteld, wordt ingevoerd, na een periode wordt geëvalueerd en dat het beleid aan de hand van die evaluatie weer wordt aan- en toegepast.
10
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College Voor de periode vooraf aan het taalbeleidtraject geeft Berben (2012) het advies om ruim op tijd te beginnen met het ontwikkelen en implementeren van taalbeleid. Het opstellen heeft tijd nodig en vanaf schooljaar 2013/2014 moeten alle eindexamenkandidaten voldoen aan de Referentieniveaus taal. Hieraan moeten de leerlingen minimaal voldoen. Daarna kan de school een soort stappenplan volgen. De verschillende stappen en de volgorde daarvan komen uit de literatuur. Onder het stappenplan is elke stap verder uitgewerkt. Bepalen van de stand van zaken op de school met betrekking tot: Het taalniveau van leerlingen; Sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen; Taalbeleid; Ontwikkelen van een visie op taalbeleid; Formuleren van (SMART) doelstellingen; Voorwaarden voor taalbeleid: Praktische voorwaarden (bijv. budget, tijd); Draagvlak onder docenten; Eventuele scholing voor docenten; Taalbeleidsplan (actieplan) opstellen en uitvoeren; Communicatieplan opstellen en uitvoeren; Evalueren van ondernomen actie met betrekking tot de doelstellingen;
Stand van zaken Een eerste stap in het opstellen van taalbeleid is bepalen wat de huidige situatie is op school met betrekking tot een aantal zaken. Zo moet de school weten wat het taalniveau van leerlingen is (Berben, 2012; Van den Branden, 2004). Dit kan bijvoorbeeld door bestaande toetsresultaten te analyseren of met behulp van nieuwe toetsen of screeningsinstrumenten (bijvoorbeeld van het Cito). Daarnaast moet de stand van zaken op de school in kaart gebracht worden, bijvoorbeeld met een sterkte-zwakte- of SWOT-analyse. Deze wordt uitgevoerd met betrekking tot een aantal niveaus: bovenschools, schoolleiding, middenmanagement en docenten (Ballering & Van Drunen, 2011; Berben, 2012). Hierbij moet gedacht worden aan mogelijke kansen (bijvoorbeeld subsidies), bedreigingen (eventuele concurrentie van andere scholen), sterkten (bijvoorbeeld grote aanwezige expertise op taalgebied) en zwaktes (bijvoorbeeld financiële beperkingen). Ook moet de school in kaart brengen wat zij op dit moment aan taalbeleid doet (CPS, z.j.; Prenger, 2011; Van den Branden, 2006). Welke afspraken zijn er al over taalgebruik in de klas, het behandelen van taalfouten in toetsen of de zorg voor leerlingen met dyslexie? Pas wanneer de school zicht heeft op de stand van zaken, kan er verdere actie ondernomen worden. Doet de school dat niet, dan loopt zij achter de feiten aan en kan het zijn dat zij dubbel werk zal doen of tussenstappen over zal slaan.
Visie op taalbeleid De tweede stap in het proces zou moeten zijn dat de school een visie ontwikkelt op taal en taalbeleid (Ballering & Van Drunen, 2011; CPS, z.j.; Herder & Berenst, 2007/2008; Prenger, 2011). Het initiatief om tot een visie te komen ligt bij de schoolleiding, maar van belang is dat ook het dialoog wordt gezocht met de andere betrokkenen (taalcoördinatoren, remedial teachers, werkgroepleden, docenten en eventueel leerlingen (Herder & Berenst, 2007/2008)). Er moet een antwoord worden gezocht op vragen als: wat verstaan wij onder taalbeleid, hoe 11
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College ‘breed’ wordt dat concept opgevat, hoe breed willen we het toepassen en wat doen we met taalzwakke (zorg)leerlingen (CPS, z.j.). Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de verschillende vormen van taalbeleid, zoals hierboven geformuleerd: taalbeleid als schoolbreed concept, taalbeleid als een verzameling van concrete activiteiten en materialen en taalbeleid als vorm van leerlingzorg (Herder & Berenst, 2007/2008). De uiteindelijke visie moet aansluiten bij de missie van de school en de bestaande visie op onderwijs (Ballering & Van Drunen, 2011).
Doelstellingen De volgende stap is het ontwikkelen van doelstellingen (Van den Branden, 2004). Wat wil de school met het taalbeleid bereiken? Taalbeleid is immers een middel, geen doel op zich. Deze taak kan bij de schoolleiding liggen, maar kan ook door een werkgroep taalbeleid worden opgepakt. Berben (2012), net als Prenger (2011), adviseert om een werkgroep taalbeleid te vormen. In het beste geval bestaande deze uit een lid van de schoolleiding en docenten (Nederlands) uit de boven- en onderbouw en uit verschillende teams. Eventueel kan deze werkgroep worden aangevuld met een taalcoördinator of remedial teacher (Herder & Berenst, 2007/2008). Een doel kan bijvoorbeeld zijn dat de leerlingen voldoen aan de Referentieniveaus taal, of dat leerlingen zich de taalvaardigheden eigen maken die nodig zijn om de schoolcarrière succesvol te doorlopen. De school kan zich ook hogere eisen stellen, bijvoorbeeld dat taal centraal staat in elke les of dat elke leerling het hoogste taalniveau ontwikkelt dat voor hem of haar mogelijk is (Berben, 2012; CPS, z.j.; Herder & Berenst, 2007/2008). De geformuleerde doelstellingen moeten aansluiten bij de situatie van waaruit de school start en bij de geformuleerde visie. Geadviseerd wordt, om de doelstellingen SMART te formuleren: specifiek (dus zo concreet mogelijk), meetbaar, acceptabel (voor degenen die het moeten uitvoeren), realistisch en tijdgebonden (Ballering & Van Drunen, 2011; Berben, 2012). Ook moeten er termijnen gesteld worden waarbinnen de doelstellingen worden gerealiseerd. Door de SMARTvorm aan te houden is het makkelijker om na de gestelde periode te evalueren of de doelstellingen zijn behaald.
Voorwaarden Aan de hand van de geformuleerde doelstellingen wordt vervolgens gekeken aan welke voorwaarden voldaan moet worden om deze te behalen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan praktische voorwaarden. Zo moet er budget worden uitgetrokken voor de ontwikkeling en implementatie van het taalbeleid (Ballering & Van Drunen, 2011). De werkgroep taalbeleid moet tijd (overlegmomenten) en ruimte krijgen om het taalbeleid te ontwikkelen en er moet gekeken worden of er extra mensen (bijvoorbeeld een taalcoördinator) en middelen (zoals toetsinstrumenten) nodig zijn. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de schoolleiding, zij moet hierin faciliteren (Hooijkaas, Linthorst, & Pulles, 2009). Zij moet dan ook betrokken worden en zijn bij het proces (Berben, 2012; Bloem, 2013).
Draagvlak onder docenten Niet alleen de schoolleiding moet betrokken zijn bij taalbeleid. Er moet ook draagvlak zijn bij alle vakdocenten (Bloem, 2013). Afhankelijk van de visie en doelstellingen zullen zij meer of minder betrokken zijn bij de uiteindelijke uitvoering van het taalbeleid. Hoe breder de aanpak, des te meer de docenten te maken krijgen met het taalbeleid (Herder & Berenst, 2007/2008). En daarvoor is draagvlak noodzakelijk. Anders blijft het bij een plan, een beleid dat op papier staat in plaats van een dat leeft en in de praktijk gebracht wordt (Ballering & Van Drunen, 2011; Prenger, 2011). De manier waarop die draagvlak precies gemeten of gecreëerd moet worden,
12
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College wordt niet in detail uiteengezet in de literatuur, maar Prenger (2011) geeft het advies om een vragenlijst af te nemen bij docenten om hun kennis en behoeften met betrekking tot taalbeleid te inventariseren. Ook wordt geadviseerd om de docenten inhoudelijk te betrekken bij het dialoog over de betekenis van taalbeleid en bij het opstellen van taalbeleid. Verder helpt het om mensen van verschillende afdelingen en secties in de werkgroep taalbeleid op te nemen, zodat alle/veel teams vertegenwoordigd zijn (Berben, 2012).
Professionalisering Een andere voorwaarde waaraan voldaan moet worden voordat de doelstellingen gehaald kunnen worden, is dat de vakdocenten de juiste kennis en vaardigheden hebben om het taalbeleid uit te voeren. Daarvoor moet worden bepaald welke competenties nodig zijn voor docenten om het taalbeleid uit te voeren, en of de docenten daar al aan voldoen (Ballering & Van Drunen, 2011; Prenger, 2011). Zo niet, dan moet er professionalisering worden georganiseerd, bijvoorbeeld door studiedagen of scholing voor de betreffende docenten (CPS, z.j.).
Actieplan Als het taalbeleid is opgesteld en aan de randvoorwaarden voldaan is, is de volgende stap om de doelstellingen om te zetten in een actieplan (eventueel: het taalbeleidsplan). Hier start de implementatie van het taalbeleid. De werkgroep heeft veel informatie verzameld met betrekking tot de huidige situatie, visie en doelstellingen. Toch is het van belang om niet meteen met alles aan de slag te gaan, maar om prioriteiten te stellen en stap voor stap te werk te gaan (Hooijkaas, Linthorst, & Pulles, 2009; Prenger, 2011; Van den Branden, 2006). Van de doelstellingen worden actiepunten gemaakt, die weer worden uitgeschreven in stappenplannen, in de vorm van concrete en gestructureerde acties (Prenger, 2011). Zo worden kortetermijnacties en langetermijndoelstellingen van elkaar onderscheiden (Van den Branden, 2006). De rollen, taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld, waarbij het belangrijk is dat deze op papier worden vastgelegd. Op deze manier is voor iedereen duidelijk welke verantwoordelijkheid die heeft. Ook geeft het de mogelijkheid om mensen aan te spreken op voortgang behalen van de doelen (Berben, 2012; CPS, z.j.). De taak van de taalcoördinator of voorzitter van de werkgroep is het begeleiden van collega’s in hun taken met betrekking tot het taalbeleidsplan (Herder & Berenst, 2007/2008; Prenger, 2011).
Communicatieplan Ook moet er nagedacht worden op welke wijze en met wie de school gaat communiceren over het taalbeleidsplan. Hierbij kan natuurlijk gedacht worden aan de vakdocenten, om het belang duidelijk te maken en de doelen en concrete acties te presenteren. Dit kan door in sectieoverleggen, een personeelsblad of informatiebijeenkomsten (Berben, 2012; Hooijkaas, Linthorst, & Pulles, 2009). De school kan ook over het taalbeleidsplan communiceren aan de leerlingen, ouders, basisscholen en de Inspectie, afhankelijk van de doelstellingen en behoeften van de school (Ballering & Van Drunen, 2011).
Evaluatie Bij het opstellen van het taalbeleidsplan is het belangrijk om direct ook een evaluatie te bepalen: welke punten worden geëvalueerd, hoe, door wie en op welk moment (Ballering & Van Drunen, 2011). Het doel hiervan is om te kijken of het nodig is om het taalbeleidsplan bij te stellen (Berben, 2012). Ook moet bepaald worden hoe en aan wie van de evaluatie verslag zal worden gedaan. Verder moet worden bepaald wat er met de resultaten gedaan zal worden, dus de wijze 13
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College waarop het actieplan bijgesteld kan en zal worden (Ballering & Van Drunen, 2011; Prenger, 2011). Misschien kunnen er punten worden afgestreept, sommige punten zullen op latere tijdstippen opnieuw geëvalueerd moeten worden of vragen om constante monitoring. Misschien was één studiemiddag niet voldoende of is er meer budget nodig. Sowieso is het van belang om voortdurend met elkaar in gesprek te blijven over taal en taalbeleid. Taalbeleid is immers geen kortetermijninterventie, maar een proces van lange adem (Hooijkaas, Linthorst, & Pulles, 2009).
Tips en adviezen Ten slotte word in de literatuur nog een aantal tips gegeven bij de ontwikkeling en implementatie van taalbeleid: Geef taalbeleid een zichtbare plek in de hele organisatie te geven. Op deze manier blijft het leven. Door het aandacht te geven in vergaderingen, het personeelsblad en via studiemiddagen blijven docenten zich bewust van het belang van taalbeleid en wordt het niet iets vrijblijvends. Uiteindelijk zal het taalbeleid verankeren in de schoolidentiteit (Berben, 2012; Hooijkaas, Linthorst, & Pulles, 2009; Prenger 2001). Betrek leerlingen bij taalbeleid. Zij zijn immers de doelgroep en bij hen moet uiteindelijk een verandering optreden. Hun feedback kan goede input zijn voor het vormgeven van taalbeleid (Prenger, 2011). Zoek de samenwerking met externen (Berben, 2012; Prenger, 2011). Onderwijsadviesbureaus zoals CPS Onderwijsontwikkeling en advies of het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) hebben veel ervaring met het begeleiden van scholen bij trajecten zoals de ontwikkeling van taalbeleid en kunnen als stok achter de deur fungeren (Berben, 2012; Bloem, 2013; Prenger, 2011). Veel beschikbare literatuur over taalbeleid is ook afkomstig van deze organisaties.
Voorwaarden voor het opstellen en invoeren van taalbeleid Als we kijken naar het ideale stappenplan voor het opstellen en invoeren van taalbeleid, zijn er een aantal voorwaarden te identificeren waaraan eerst voldaan moet worden voor het zetten van vervolgstappen. Deze voorwaarden bevinden zich allen in de voorbereidende fase. Eerst moet duidelijk worden wat de stand van zaken is op de school met betrekking tot het taalniveau van leerlingen. Verder moet duidelijk worden welke afspraken er bestaan en welke activiteiten er worden ondernomen met betrekking tot taal en taalvaardigheid. Ook moet er een SWOT-analyse (sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen) gemaakt worden. Vervolgens moet de school een visie formuleren op taal en taalbeleid en bepalen wat de doelstellingen zijn van taalbeleid. Er moeten tijd en middelen beschikbaar zijn om taalbeleid uit te voeren en ten slotte moet er draagvlak zijn onder docenten voor taalbeleid. Aan deze voorwaarden moet voldaan worden voordat de school kan overgaan op de uitvoerende fase van taalbeleid, waarbij een inhoudelijk beleid wordt opgesteld en deze wordt uitgevoerd.
14
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Methode van onderzoek Voor het beantwoorden van de deelvragen is gebruik gemaakt van diverse onderzoeksmethoden. De eerste vier deelvragen zijn beantwoord door middel van het zoeken en bestuderen van relevante literatuur. 1. 2. 3. 4.
Wat is taalbeleid? Waarom is taalbeleid belangrijk? Welke soorten taalbeleid zijn te vinden in de literatuur? Aan welke voorwaarden moet voldaan worden voor het opstellen en invoeren van taalbeleid?
Na het beantwoorden van de eerste vier deelvragen, begon het praktijkdeel van dit onderzoek. De theorie over taalbeleid is toegepast op de casus het Jeroen Bosch College. In het onderzoek zijn de volgende twee deelvragen beantwoord: 5. Wat is de huidige situatie op het Jeroen Bosch College met betrekking tot taalbeleid? 6. Aan welke voorwaarden is reeds voldaan op het Jeroen Bosch College? Pas na het beantwoorden van de literatuurvragen kon een methode bepaald worden om deze twee deelvragen te beantwoorden. Pas na het beantwoorden van de literatuurvragen kon immers bepaald worden welke factoren en voorwaarden met betrekking tot taalbeleid relevant waren. Zoals hiervoor beschreven zijn globaal de volgende factoren relevant voor het opstellen en implementeren van taalbeleid.
Bepalen van de stand van zaken op de school met betrekking tot: Het taalniveau van leerlingen; Sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen; Taalbeleid; Ontwikkelen van een visie op taalbeleid; Formuleren van (SMART) doelstellingen; Voorwaarden voor taalbeleid: Praktische voorwaarden (bijv. budget, tijd); Draagkracht onder docenten; Eventuele scholing voor docenten; Taalbeleidsplan (actieplan) opstellen en uitvoeren; Communicatieplan opstellen en uitvoeren; Evalueren van ondernomen actie met betrekking tot de doelstellingen.
Het Jeroen Bosch College zat in de startfase van het opstellen van taalbeleid. Dat was immers de reden van dit onderzoek. Gezien de grootte van dit onderzoek is besloten om de volgende vragen te stellen en beantwoorden:
Wat is op het Jeroen Bosch College de stand van zaken met betrekking tot: Het taalniveau van de leerlingen; 15
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Taalbeleid; Is er een visie op taal en taalbeleid? Wat wil het Jeroen Bosch College globaal gezien bereiken met taalbeleid? Welke kennis, ervaringen en wensen hebben de vakdocenten met betrekking tot taal en taalbeleid?
Deze vragen zijn de eerste die beantwoord moeten worden voordat een concreet stappenplan geformuleerd kan worden.
Interviews In de literatuur is er geen eenduidig antwoord te vinden op de vraag wie in de school verantwoordelijk is of zou moeten zijn voor het formuleren van een visie en doelstellingen. Volgens Herder en Berenst (2007/2008) ligt het initiatief bij de schoolleiding, die daarbij het dialoog zoekt met andere betrokkenen, zoals taalcoördinatoren, remedial teachers, werkgroepleden, docenten en eventueel leerlingen. Bij het Jeroen Bosch college is er een coördinator taalbeleid aangewezen. Verder zijn er (uiteraard) een rector (rectrix) en een remedial teacher aanwezig. Er is gekozen om deze drie personen te interviewen om tot een antwoord te komen op de eerste drie vragen. De rectrix is inmiddels ruim anderhalf jaar werkzaam op het Jeroen Bosch College. Daarvoor is er veel wisseling geweest in schoolleiding. De taalcoördinator – tevens coördinator vwo – is imiddels ruim een half jaar werkzaam op het Jeroen Bosch College. Hij is aangesteld om het opzetten en invoeren van taalbeleid te initialiseren en faciliteren, maar zal verder niet inhoudelijk deelnemen aan het opstellen en invoeren van taalbeleid. De remedial teacher is al vele jaren werkzaam op het Jeroen Bosch College en heeft dus veel kennis van het verleden van het Jeroen Bosch College. Voor de interviews is gekozen voor semi-gestructureerde interviews. Hierbij bestaat het interview uit meerdere open beginvragen die een vaste formulering en volgorde hebben. Eventueel zijn er aanwijzingen opgenomen voor de interviewer waar hij of zij over door moet vragen. Er is veel ruimte voor de eigen inbreng van de interviewee, waardoor deze vorm van interviewen erg geschikt is om een valide en volledig beeld van de meningen en ervaringen van een geïnterviewde met betrekking tot een bepaald onderwerp te verzamelen (Universiteit Leiden, z.j.). Het nadeel van dit soort interviews is dat ze niet altijd even objectief zijn (er is ruimte voor de invloed van de interviewer) en betrouwbaar zijn. Betrouwbaarheid bij het doen van onderzoek betekent dat bij herhaling van het onderzoek, dezelfde resultaten gevonden worden. Dat is bij dit onderzoek niet volledig haalbaar, maar ook niet per se nodig. Het is niet haalbaar, omdat het gaat over de persoonlijke ervaring van een persoon en die kunnen veranderen over tijd. Het is ook niet haalbaar vanwege het semi-gestructureerde karakter van de interviews. Maar het is ook niet per se nodig, omdat dit onderzoek naar taalbeleid een momentopname is, een onderzoek naar hoe de stand van zaken is. Wanneer de stand van zaken verandert (bijvoorbeeld met betrekking tot het taalniveau van de leerlingen), moet er ook opnieuw onderzoek gedaan worden. Een overzicht van de interviewvragen is te vinden in bijlage 2.
16
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College De interviews zijn in april 2013 afgenomen op het Jeroen Bosch College. Ze vonden plaats in een rustige omgeving (kantoor van de interviewees) en duurden 30 tot 45 minuten. Van alle interviews is een audio-opname gemaakt op de computer.
Enquêtes Om tot een antwoord te komen op de vraag wat de kennis, ervaringen en wensen zijn van vakdocenten op het Jeroen Bosch College met betrekking tot taal en taalbeleid, is een enquête uitgezet. Het doel was om een algemeen beeld te krijgen van de vakdocenten op het Jeroen Bosch College. Het gebruik van enquêtes geeft de mogelijkheid om meer respondenten te vragen en om meer te generaliseren dan het gebruik van interviews. De enquête bevatte zowel gesloten als open vragen. Hiervoor is gekozen om zowel te kunnen generaliseren als toch de docenten ruimte te geven om hun antwoorden toe te lichten. Ook geeft dit de mogelijkheid om informatie te verkrijgen die vooraf niet was voorzien. De gesloten vragen waren deels te beantwoorden met ‘ja’ of ‘nee’ en er waren vragen over taalbeleid waarbij respondenten op een vijfpunt likertschaal (waarbij 1= ‘heel erg belangrijk’ en 5= ‘helemaal niet belangrijk’) konden aangeven in hoeverre ze taalbeleid belangrijk vonden. De volledige enquête is te vinden in bijlage 3. Van achttien docenten is een enquête teruggekomen. Er zijn ongeveer 40 enquêtes verspreid, dus dat is maar een klein percentage. Waar dat aan ligt is altijd onduidelijk. Het kan zijn dat sommige docenten er geen zin in hadden, maar het is ook waarschijnlijk dat de (papieren) enquête in een lade terecht is gekomen en niet meer is gezien en ingevuld ondanks de herinneringen die in alle postvakken zijn gedaan. Hoe dit de resultaten van de enquête heeft beïnvloed, is onduidelijk. Het zou kunnen dat alleen de docenten die een duidelijke mening hebben over taalbeleid de enquête hebben ingevuld, maar dit is niet te controleren. Dit onderzoek is hoe dan ook een verkennend praktijkonderzoek en geen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, dus het is niet heel hinderlijk als de steekproef niet geheel representatief is.
17
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Resultaten Taalniveau van leerlingen Leerlingen op het Jeroen Bosch College worden niet getoetst op hun algemene taalvaardigheden, buiten de gebruikelijke toetsen van het vak Nederlands. De enige nulmeting die er is, is de score van de citotoets. Hierop zijn de percentielscores van de taalonderdelen te vinden, waarmee te zien is hoe de leerling scoorde ten opzichte van de andere leerlingen. In de hogere jaarlagen worden geen taaltoetsen meer afgenomen. De enige kennis over het taalniveau van de leerlingen komt dus van de medewerkers op school: de vakdocenten, de remedial teacher, de rectrix, etc. Verder weet de rectrix dat er veel kinderen van allerlei verschillende wijken uit Den Bosch op de school zitten. Zij hebben allerlei verschillende taalachtergronden. Ook heeft de school veel leerlingen van wie Nederlands niet de moedertaal is, of die minder dan zes jaar in Nederland zijn. De remedial teacher beaamt dat veel leerlingen niet per se slecht Nederlands spreken, maar dat ze vooral thuistaal spreken, Nederlands dat in de context van thuis wordt gesproken. Dit verschilt volgens haar van schooltaal, taal die in onderwijsleersituaties wordt gesproken. Voorbeelden van schooltaal zijn vakspecifieke begrippen, maar ook algemene abstracte begippen zoals oorzaak en gevolg, verbanden, afhankelijk, resultaat, et cetera.
Taalbeleid in het verleden De rectrix vertelt dat het Jeroen Bosch College in de afgelopen zeven jaar veel wisselingen heeft gehad van schoolleiding- en bestuur. Dit heeft geleid tot veel onzekerheden binnen de school, bij het personeel. De afgelopen jaren is het dan ook prioriteit geweest om stabiliteit te creeëren. Voor taalbeleid betekent dat dat er een aantal jaren geleden een aantal afspraken die onder taalbeleid konden vallen: er waren extra taallessen voor leerlingen met een taalachterstanden en voor leerlingen die minder dan zes jaar in Nederland waren (cumi-leerlingen, culturele minderheden). Voor deze laatste groep was ook een potje beschikbaar vanuit de overheid. Ook was er ooit een ‘rood boekje’ met afspraken rondom taalgebruik binnen de school. Deze afspraken zijn echter verwaterd en het boekje is nu niet meer in gebruik. De taalcoördinator beaamt dat dit rode boekje er was en dat het in het begin erg leefde bij de docenten maar dat het de afgelopen jaren is verwaterd. Hij zegt: “Veel beleidszaken moeten vanuit de schoolleiding worden vastgesteld. Als er veel wordt gewisseld in schoolleiding, dan verdwijnen dit soort afspraken en beleid uiteindelijk in de lade.” De remedial teacher kan meer vertellen over de begeleiding van leerlingen met een taalachterstand in het verleden. Zij vertelt dat er ooit taaltoetsen waren die zij ontworpen had. Deze toetsen waren erop gericht om taalproblemen aan te kaarten. Maar daar werd vervolgens niets mee gedaan buiten de reguliere lessen Nederlands. Daarom is zij uiteindelijk gestopt met het afnemen van de toetsen. Haar idee was dat het niet veel zin had om wel te meten maar geen actie te ondernemen. Op dit moment ligt de indicatie van taal- of leerproblemen bij de vakdocenten. Leerlingen met taalachterstanden of leerproblemen krijgen nu in drie of vier sessies tips en handvatten om de problemen aan te pakken van de remedial teacher. Dit lukt over het algemeen binnen die tijd, maar zo niet, dan wordt de leerling doorverwezen naar iemand van buitenaf. Ook zijn er 18
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College afspraken voor dyslectische leerlingen, zoals extra tijd bij toetsen en vergrootte exemplaren van de toetsen.
Hoe nu verder De vraag is hoe het proces van het opstellen en invoeren van taalbeleid nu verder gaat verlopen en wie verantwoordelijk is voor welke onderdelen. In januari 2013 was er een studiedag waarbij taalbeleid op de agenda stond. Een aantal docenten had aangegeven interesse te hebben in het vormen van een werkgroep, maar dat is nog niet van de grond gekomen. Volgens de rectrix is de schoolleiding eindverantwoordelijk voor taalbeleid, maar zal een werkgroep taalbeleid verantwoordelijk zijn voor de invulling van taalbeleid. De rectrix: “Idealiter zal de werkgroep bestaan uit docenen van alle vakken. Taal moet ook een plekje krijgen in alle lessen van alle vakken. Elke docent is taaldocent. Het taalbeleid moet ook door alle docenten gedragen worden.” De taalcoördinator spreekt uit dat hij wel graag juist de talensecties, in het bijzonder de docenten Nederland bij het taalbeleid wil betrekken. “Niet omdat het per se bij Nederlands hoort, maar wel omdat de docenten Nederlands waarschijnlijk meer kennis hebben van taal en gevoel hebben voor taal.” De taalcoördinator zal de werkgroep initialiseren, samenstellen en faciliteren in ruimte en tijd. Daar heeft hij ook de mogelijkheden toe. Maar hij zal zich niet inhoudelijk bezighouden met taalbeleid. Naar eigen zeggen is hij daar niet de juiste persoon voor, omdat hij geen specifieke kennis heeft over taal en taalbeleid. Dat faciliteren van de werkgroep wordt ook aangegeven door de rectrix. Zij kan zich voorstellen dat docenten niet zo goed weten hoe zijn het aanleren van taalvaardigheden moeten integreren in de reguliere lessen. Een voorstel is dat er een cursus of workshop komt voor docenten om daar handvatten voor te krijgen. De taalcoördinator noemt een mogelijke oorzaak voor het feit dat er nog geen werkgroep taalbeleid is gevormd die van start is gegaan. Hij heeft het idee dat er op het Jeroen Bosch College een cultuur heerst waarbij collega’s het moeilijk vinden om elkaar ergens op aan te spreken, bijvoorbeeld op gemaakte afspreken die nageleefd moeten worden. Hij heeft het beeld dat persoonlijke en zakelijke feedback door elkaar worden gehaald. Dat terwijl zo’n werkgroep daadkrachtig moet zijn en de bevoegdheid moet hebben om collega’s op gemaakte afspraken aan te spreken. En de docenten die niet in de werkgroep zitten moeten dat ook erkennen en zich bijvoorbeeld niet beroepen op het feit dat ze al gedurende langere tijd op het Jeroen Bosch College en daarom hun eigen gang kunnen gaan. Deze cultuur is op zich een andere kwestie, maar heeft natuurlijk wel met taalbeleid te maken, wanneer dat wordt ingevoerd. De taalcoördinator heeft het idee om beleid, afspraken en inspraak van docenten per sectie te laten verlopen, waarbij de sectiehoofden contact hebben met de werkgroep taalbeleid, onderling contact hebben en contact hebben met de leden van hun sectie. Hiermee blijven de lijntjes kort en kan inbreng van vakdocenten meegenomen worden.
Visie op taalbeleid Om een begin te maken met taalbeleid, moet een visie op taalbeleid geformuleerd worden. Alle drie de geïnterviewden zijn gevraagd of er al een schoolbrede visie bestaat en wat hun eigen visie is op taalvaardigheid en taalbeleid. Alle geïnterviewden geven aan dat er nog geen
19
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College schoolbreden visie bestaat. Dit is volgens de rectrix een taak voor de werkgroep taalbeleid, in samenspraak met de schoolleiding. De individuele visies lopen nogal uiteen. Zo vinden zowel de rectrix als de taalcoördinator dat leerlingen in staat moeten zijn om zich in het Nederlands te kunnen uiten op de manier die bij de context past. School moet leerlingen verschillende soorten taalcontexten leren en hen trainen in hun taalvaardigheid. De rectrix geeft aan dat zij mediawijsheid (het opzoeken, selecteren en verwerken van (textuele) informatie) erg belangrijk vindt, maar dat dat voor haar niet onder taalbeleid valt. De remedial teacher heeft het idee dat regels en grammatica van taal steeds minder belangrijk gaan worden in de toekomst, dat het vooral belangrijk is dat mensen elkaar kunnen begrijpen. Zij is zeer onder de indruk van internettaal, die voor alle internetgebruikers, uit allerlei landen, te begrijpen is. Gevoel bijbrengen voor taal vindt zij voor de toekomst belangrijker dan regels, hoewel ze erkend dat het op dit moment nog wel belangrijk is en dat het ook een richtlijn is vanuit de overheid. Mediawijsheid valt voor de remedial teacher wel onder taalbeleid. “Het selecteren van goede informatie, het verwerken, echt begrijpen en kunnen gebruiken. Want dat vinden leerlingen zó moeilijk! Dat zou in alle vakken aan bod moeten komen. Docenten zouden hierover ook een cursus moeten krijgen, zodat ze zelf ook een stukje mediawijsheid krijgen.”
Doelstellingen van taalbeleid De rectrix formuleert het uiteindelijke doel van taalbeleid als alle leerlingen zo ver te brengen als ze zelf kunnen. Dus aansluiten bij de capaciteit van leerlingen op het gebied van taal, maar dan steeds een stapje hoger. Natuurlijk is een doel ook het wegwerken van taalachterstanden, omdat een taalachterstand ervoor kan zorgen dat de leerling niet het leerniveau kan halen waarvoor hij wel de capaciteit heeft. Dat ziet de rectrix bij de leerlingen wel eens gebeuren en dat vindt ze erg zonde.
Kennis, wensen en ervaringen van docenten Uit de achttien teruggekregen enquêtes kwamen een aantal resultaten naar voren. Hieronder worden de resultaten uiteengezet. Het kan zijn dat de totale percentages soms boven de 100 en totale aantallen docenten boven de achttien uitkomen. Dit komt omdat docenten soms meerdere opties hebben aangevinkt of hebben gegeven in de open ruimtes van de enquêtes. Alle respondenten vinden taal en taalbeleid erg belangrijk. Negen docenten gaven aan het belangrijk te vinden dat hun vak iets bijdroeg aan de taalontwikkeling van leerlingen. Acht docenten gaven aan dat te stimuleren door fouten te corrigeren en leerlingen goed te leren formuleren in de les. Verder bleek dat 94% van de respondenten bekend is met de term taalbeleid. Allerlei verschillende taalvaardigheden werden benoemd op de vraag wat voor de docent valt onder taalbeleid. Bijvoorbeeld leerlingen goed/begrijpend leren lezen (4 keer genoemd), correct Nederlands leren schrijven (4 keer), corrext Nederlands leren spreken (3 keer), goed leren formuleren (5 keer) en spellen en grammatica (beide 4 keer). Verder werd taalbeleid breder getrokken. Vijf keer werd genoemd dat maatregelen om taalvaardigheid te vergroten voor
20
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College docenten viel onder taalbeleid. Ook vijf keer werd genoemd het maken/hebben van schoolbrede afspraken rondom taalgebruik. 83% van de respondenten gaf aan op dit moment iets te doen met taalbeleid. Voor acht docenten betekende dit dat zij taalfouten corrigeren, voor acht docenten dat zij met leerlingen oefenen om goed te spreken of lezen en 5 docenten gaven aan dat zij moeilijke woorden/taalgebruik op niveau hanteren in de les en zo de woordenschat van leerlingen vergroten. Van de respondenten is 62% niet bekend met afspraken op het JBC die kunnen vallen onder taalbeleid. De docenten die wel afspraken kennen op het JBC die onder taalbeleid kunnen vallen noemen dat er aandacht moet zijn voor taal in de les (2 keer), dat taalfouten gecorrigeerd moeten worden (2 keer), dat de toetsen (zoals gemaakt door de docent) gecontroleerd moeten worden (twee keer) en dat er rekening gehouden wordt met dyslectische leerlingen (twee keer). Drie keer wordt genoemd dat er wel over gesproken is of dat er signalen zijn gekomen van de schoolleiding, maar dat er geen harde afspraken zijn. De vraag hoe belangrijk de docenten taalbeleid vinden krijgt score 1,8 op een schaal van 1 tot 5 waarbij 1= ‘heel erg belangrijk’ en 5= ‘helemaal niet belangrijk’. De respondenten vinden taalbeleid dus erg belangrijk. Als reden waarom worden verschillende soorten antwoorden gegeven. Bijvoorbeeld dat taal een instrument/middel is dat gebruik wordt of is zelfs noodzakelijk bij kennisverwerving en communicatie (zes keer). Er wordt genoemd dat zonder taal onderwijs niet effectief is (een keer) en dat een laag taalniveau een obstakel vormt voor leerlingen (een keer). Verder is goed taalgebruik belangrijk voor je imago: voor de verdere loopbaan, het maakt indruk en het wordt in de maatschappij als belangrijk gezien (alle antwoorden een keer). Taal wordt genoemd als een basisvaardigheid voor scholieren (twee keer) en taalbeleid wordt genoemd als tegenhanger van straattaal (een keer). De vraag hoe belangrijk de docenten het vinden dat taalbeleid op het Jeroen Bosch College wordt opgesteld en ingevoerd krijgt score 2,1 op een schaal van 1 tot 5 waarbij 1= ‘heel erg belangrijk’ en 5= ‘helemaal niet belangrijk’. Iets ‘lager’, dus minder belangrijk dat taalbeleid in het algemeen. Veel docenten vinden het belangrijk dat er taalbeleid op het Jeroen Bosch College komt omdat taal belangrijk is voor de leerling. Het is nodig voor goede communicatie, voor verbeeldingskracht, voor een beter begrip, voor andere vakken (vier keer) en omdat het een basisvaardigheid is (vier keer). Verder is het belangrijk voor de school: het is een taak van de school (twee keer) en het staat professioneel (een keer). Niet iedereen vind het een goed idee. Er wordt genoemd dat er geen visie of middelen zijn (een keer) en dat Den Bosch slechts een arbeidersstad is, waardoor een grote taalvaardigheid niet nodig is (een keer). Vier docenten verwijzen hierbij naar hun antwoord dat zij hebben gegeven op de voorgaande vraag. Op de vraag welke soort taalbeleid op het Jeroen Bosch College de voorkeur zou genieten, geeft 40% aan de voorkeur te hebben voor taalbeleid als schoolbreed didactisch concept. 40% geeft de voorkeur aan taalbeleid als verzameling afspraken en materialen en 19% heeft de voorkeur voor taalbeleid als vorm van leerlingenzorg. Geen van de docenten kruist de optie aan voor ‘helemaal geen taalbeleid’. De open ruimte aan het eind van de enquête werd gevuld door uiteenlopende opmerkingen. Zo werd nogmaal genoemd dat taal een erg belangrijke basis is (twee keer), dat spellingsregels vaak veranderen, wat lastig is voor de docent (een keer), dat er onderscheid gemaakt moet worden 21
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College tussen noodzakelijke vaardigheden in de onder- en bovenbouw (een keer), dat taalbeleid alleen kan slagenals alle vakken meedoen (een keer) en dat een standaard format voor het opzetten van verslagen en reflecties wenselijk is (een keer). Dit zijn veel verschillende reacties die gebruikt kunnen worden bij het opzetten van taalbeleid.
22
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Conclusies De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Aan welke voorwaarden moet op het Jeroen Bosch College voldaan worden om taalbeleid op te stellen en in te voeren? Binnen het stappenplan zijn een aantal voorwaarden geselecteerd in de voorbereidende fase waaraan voldaan moet worden voordat er vervolgstappen gezet kunnen worden. Daarom zijn de volgende vragen gesteld en beantwoord:
Wat is op het Jeroen Bosch College de stand van zaken met betrekking tot: Het taalniveau van de leerlingen; Taalbeleid; Is er een visie op taal en taalbeleid? Wat wil het Jeroen Bosch College globaal gezien bereiken met taalbeleid? Welke kennis, ervaringen en wensen hebben de vakdocenten met betrekking tot taal en taalbeleid?
Taalniveau van leerlingen Op dit moment zijn er nog geen harde cijfers over het taalniveau van de leerlingen op het Jeroen Bosch College. Wel zijn er de gegevens van de citotoets en bestaat er een algemeen beeld van het taalniveau van de leerlingen. Om het taalniveau van leerlingen in kaart te brengen kan de remedial teacher opnieuw taaltoetsen opstellen en afnemen bij de leerlingen. Ook kan er gebruik worden gemaakt van de taaltoetsen van onderwijsadviesburaus, bijvoorbeeld van Diataal. Deze vergelijken het taalniveau van de leerlingen aan de referentieniveaus van de overheid (Diataal, z.j.). Op deze manier kunnen individuele leerlingen met een taalachterstand geïdentificeerd worden en kan er gekeken worden naar het gemiddelde leerlingenniveau per jaarlaag. Aan de hand van de resultaten hiervan kan bepaald worden wat taalbeleid zou moeten bereiken. Taalbeleid op het Jeroen Bosch College Op dit moment vindt vooral remedial teaching plaats voor leerlingen met taal- en leerproblemen. Ook zijn er faciliteiten voor leerlingen met dyslectie. Van de drie globale varianten van taalbeleid valt dit vooral onder taalbeleid als vorm van leerlingenzorg, zoals geformuleerd door Herder en Berenst (2007/2008). Dit richt zich vooral op het wergwerken van moeilijkheden en taalachterstanden. Verder zijn er docenten die al aandacht besteden aan taal in de les, bijvoorbeeld door leerlingen te stimuleren volzinnen te formuleren, door bewust begrippen te noemen en uit te leggen en door taalfouten te corrigeren in verslagen en toetsen. Maar dit zijn nog geen officiële afspraken die door iedereen nageleefd worden.
Visie op taalbeleid Er is op dit moment nog geen schoolbrede visie geformuleerd op taal en taalbeleid. Er bestaan binnen de school verschillende visies op taalbeleid en wat eronder zou moeten vallen, zowel bij rectrix, taalcoördinator en remedial teacher als bij de vakdocenten. Volgens de rectrix moet de werkgroep taalbeleid een visie opstellen in samenspraak met de schoolleiding. 23
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Doelstellingen van taalbeleid Taalbeleid op het Jeroen Bosch College zou in eerste instantie moeten dienen om taalachterstanden van leerlingen aan te kaarten en weg te werken. Dit vindt grotendeels al plaats buiten de lessen om, maar wel voor een kleine groep leerlingen. Er moet gedefinieerd worden wat onder taalachterstand gedefinieerd wordt en welke mate van achterstand ‘voldoende’ is voor remediëring. Verder moet er, zoals hierboven beschreven, een goede manier gevonden worden om het taalniveau van leerlingen te bepalen en problemen te identificeren. Het uiteindelijke doel is, volgens de rectrix, dat elke leerlingen gestimuleerd wordt om zo taalvaardig te worden als hij of zij in zich heeft.
Draagvlak onder docenten Uit de enquêtes blijkt dat de respondenten het erg belangrijk vinden dat de leerlingen taalvaardig zijn, om meerdere redenen. Onder andere omdat leerlingen dit nodig hebben in het gehele onderwijs: om andere vakken te begrijpen, om nette verslagen en toetsen te maken en in de lessen in de communicatie met de docent. Verder omdat het voor de vervolgcarrière van leerlingen belangrijk is: op de vervolgopleiding wordt verwacht dat studenten correct Nederlands kunnen spreken en ook in situaties als een sollicitatie of voor het begrijpen van overheidsbrieven is het van belang dat mensen taalvaardig zijn. De respondenten gaven dan ook aan dat zij in de les al ‘iets’ deden met taal, van het expliciet uitleggen van moeilijke begrippen tot het dwingen van leerlingen om goede zinnen te formuleren tot het corrigeren van taalfouten in verslagen en toetsen. Uit de enquêtes kwam verder naar voren dat de respondenten het belangrijk vonden dat taalbeleid op het Jeroen Bosch College werd ingevoerd. Voor de leerlingen en voor de school. Zo werd gezegd dat taalbeleid en het aanleren van taalvaardigheid een taak is van de school. Een reden om het niet belangrijk te vinden was dat er weinig sturing was vanuit de schoolleiding. Dit zou opgelost kunnen worden door een werkgroep taalbeleid op te stellen die, met steun van de schoolleiding, deze sturing geeft.
24
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Discussie en aanbevelingen Bij de start van dit onderzoek was de verwachting dat op korte termijn een werkgroep taalbeleid zou worden gestart en dat deze aan de slag zou gaan met taalbeleid. Dit onderzoek had als doel om de werkgroep te faciliteren door de huidige situatie en de voorwaarden voor taalbeleid in kaart te brengen. Op dit moment is daar nog geen sprake van. Daarom zal dit onderzoek vooral aanbevelingen geven voor de voorbereidende fase voor het opstellen van taalbeleid. Allereerst zal er een werkgroep taalbeleid opgezet moeten worden die van start gaat met taalbeleid. Deze zal moeten bestaan uit docenten van verschillende vakken (onder het motto ‘Elke docent is taaldocent’), maar zeker ook uit docenten Nederlands. Zij hebben veel kennis van de Nederlandse taal, wat van nut kan zijn bij het opstellen van taalbeleid. De leden van de werkgroep moeten enthousiast zijn over taalbeleid en de vakdocenten moeten zich gerepresenteerd voelen door deze groep. De werkgroep taalbeleid moet samen met de schoolleiding een voorlopige visie op taal en taalbeleid formuleren. Dit moet gecommuniceerd worden naar de vakdocenten, bijvoorbeeld via de sectiehoofden naar de verschillende secties. Als de werkgroep taalbeleid een goed beeld heeft van het huidige taalniveau van de leerlingen op het Jeroen Bosch College, bijvoorbeeld door middel van taaltoetsen van de remedial teacher of een onderwijsadviesbureau, kan zij globale doelen voor het taalbeleid formuleren. Er moet gekeken worden naar wat wenselijk en haalbaar zou zijn. Er moet bepaald worden hoe breed taalbeleid moet zijn: moet het gericht zijn op leerlingen met een taalachterstand of op alle leerlingen. Dit moet worden bevestigd door de schoolleiding. Het advies is om de zorg voor leerlingen met een taalachterstand in stand te houden en te versterken en om een set afspraken te maken waaraan elke docent zich houdt. Hierbij kan input gevraagd worden aan de vakdocenten, zodat het taalbeleid door zoveel mogelijk docenten gedragen wordt. De globale doelstellingen moeten daarna omgezet worden naar concrete, SMART-geformuleerde doelen. Hierna is de voorbereidingsfase afgerond en kan de werkgroep taalbeleid gaan opstellen. De werkgroep kan dan het vervolg van het geformuleerde stappenplan gaan volgen. Het taalbeleid kan bijvoorbeeld de vorm krijgen van een set afspraken en materialen die gebruikt worden in de les. Er kan gedacht worden aan een lijst schooltaal-woorden, stappenplannen voor het schrijven van een betoog of het houden van een discussie en het altijd aanstrepen van taalfouten in verslagen en toetsen (en eventueel het geven van minpunten daarvoor). Het bestaande, maar niet meer gebruikte, rode boekje kan als leidraad gebruikt worden. Ook zijn er vele voorbeelden te vinden op andere middelbare scholen. Eventueel kan de school ervoor kiezen om studiedagen of workshops te organiseren voor vakdocenten. Op deze momenten kunnen docenten gemotiveerd worden, is er ruimte voor feedback en krijgen docenten een steuntje in de rug bij het uitvoeren van het taalbeleid. Momenten waarop docenten worden gemotiveerd voor taalbeleid en waarbij er ruimte is voor feedback moeten met regelmaat plaatsvinden, bijvoorbeeld in sectievergaderingen, waarbij sectiehoofden dit weer doorgeven aan de werkgroep taalbeleid. Verder moeten er evaluatiemomenten worden gepland, waarbij duidelijk moet zijn wat er, door wie, op welk moment geëvalueerd wordt. Immers, taalbeleid is geen product, maar een proces. Het is 25
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College mogelijk dat op een later moment, als het taalbeleid goed loopt, ruimte is om het taalbeleid uit te bereiden naar wens.
26
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Referenties Ballering, C., & Van Drunen, R. (2011). Met de referentieniveaus naar schoolsucces. Zo stuurt u op taal- en rekenresultaten. Amersfoort, Nederland: CPS. Bloem, B. (2013). Aan de slag met het taalbeleidsplan Prima VO, 26-27. Bootsma, G. (2009). Aandacht voor taal voor alle leerlingen door alle docenten: taalbeleid op het Reitdiep College. In P. Rooijackers, W. van der Westen, & J. Graus (Eds.), Taal Centraal. Taalbeleid in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs (pp. 10-13). Goes, Nederland: Pitman. CPS Onderwijsontwikkeling en advies. (z.j.). Referentieniveaus. Verkregen van: http://www.cps.nl/referentieniveaus_voortgezet_onderwijs.html CPS Onderwijsontwikkeling en advies. (z.j.). Taalbeleid. Verkregen van: http://www.cps.nl/nl/Sectoren/Primair_onderwijs/Referentieniveaus/De_referentienivea us_taal_en_rekenen/De_8_factoren/taalbeleid.html Diataal (z.j.). Voortgezet onderwijs. Verkregen van: http://www.diataal.nl/voortgezetonderwijs.php Herder, A., & Berenst, J. (2007/2008). Perspectieven op Taalbeleid. Remediaal 8(6), 9-14. Hooijkaas, K., Linthorst, R., & Pulles, M. (2009). Aandacht voor taal op het Dr. Nassau College. In P. Rooijackers, W. van der Westen, & J. Graus (Eds.), Taal Centraal. Taalbeleid in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs (pp. 10-13). Goes, Nederland: Pitman. Inspectie van het Onderwijs (z.j.). Toezicht op de kwaliteit van onderwijs en de doorlopende leerlijnen. Verkregen van: http://www.taalenrekenen.nl/downloads/ conferentie2012/ hooglandt-toezicht-op-kwaliteit-van-onderwijs-en-doorlopende-leerlijnen.pps/ Inspectie van het Onderwijs (z.j.). Toezichtkader Voortgezet onderwijs 2013. Uitgangspunten, werkwijze, waarderingskader. Verkregen van: http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Actueel_publicaties/2020/bro chbro-toezichtkader-voortgezet-onderwijs-2013 Kok, B. (2012). 5 miljoen Nederlandstalige tweets per dag. Verkregen van: http://twittermania.nl/2012/03/5-miljoen-nederlandstalige-tweets-dag/ Prenger, J. (2011). Op weg naar taalbeleid! [PDF document]. Verkregen van: http://www.rug.nl/research/expertisecentrum-taal-onderwijs-en-communicatie/ presentatieprenger.pdf Rooijackers, P., & Van der Westen, W. (2009). Taalbeleid in de praktijk. In P. Rooijackers, W. van der Westen, & J. Graus (Eds.), Taal Centraal. Taalbeleid in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs (pp. 6-9). Goes, Nederland: Pitman. Taalenrekenen.nl (z.j.). Introductie. Verkregen van: http://www.taalenrekenen.nl/referentiekader/introductie/ Taalenrekenen.nl (z.j.). Referentieniveaus taal uitgelegd. Verkregen van: http://www.taalenrekenen.nl/ref_niveaus_taal/uitwerkingen/uitgelegd/ Universiteit Leiden (z.j.). Compleet semi-gestructureerd interview. Verkregen van: http://www.leidenuniv.nl/fsw/psychologielexicon/index.php3-m=264&c=265.htm Van Boxtel, M. (2009). Uw taal is van ons allemaal: taalbeleid op het Norbertuscollege in Roosendaal. In P. Rooijackers, W. van der Westen, & J. Graus (Eds.), Taal Centraal. Taalbeleid in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs (pp. 10-13). Goes, Nederland: Pitman. Van den Branden, K. (2004) Taalbeleid: een hefboom voor gelijke onderwijskansen. School en Samenleving, 5, 49-66. Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen (2010). Geraadpleegd via http://wetten.overheid.nl/BWBR0027679/geldigheidsdatum_24-05-2013#Artikel10
27
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Bijlagen Bijlage 1 Referentieniveaus taal 1F, de globale beschrijving voor taal De leerling: kan eenvoudige gesprekken voeren, informatie en meningen en opvattingen interpreteren voor zover deze dicht bij de leerling staan; kan eenvoudige teksten over herkenbare onderwerpen zodanig vloeiend lezen dat woordherkenning en tekstbegrip de leerling niet in de weg staan; kan jeugdliteratuur, waarvan de structuur eenvoudig is, belevend lezen; kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen in de vorm van een briefje, kaart of e-mail. Kan de meest voorkomende leestekens gebruiken; kent woordsoorten en beheerst werkwoordspelling en regels voor spelling. 2F (= 1S), de globale beschrijving voor taal De leerling: beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten, kan redelijk en vloeiend een probleem verhelderen en kan informatie vragen, verzamelen, verwerken en geven; kan instructieve teksten en betogende teksten lezen en eenvoudige adolescentenliteratuur; kan de hoofdgedachte van een tekst weergeven en legt relaties tussen tekstdelen en kan die evalueren en beoordelen; kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende en vertrouwde onderwerpen. De tekst bevat een volgorde met inleiding, kern en slot; beheerst nog niet alle spellingsproblemen, heeft kennis van de lijdende, bedrijvende en vragende vorm, en beheerst moeilijke gevallen van de persoonsvorm. 3F (= 2S), de globale beschrijving voor taal De leerling: kan actief en effectief deelnemen aan discussies, debatten en overleg, reageert adequaat op gesprekspartners, beschikt over een goede woordenschat; kan relatief complexe teksten lezen en de hoofdgedachte in eigen bewoordingen weergeven; kan tekstsoorten benoemen en trekt conclusies over intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur; kan adolescentenliteratuur en eenvoudige volwassenenliteratuur kritisch lezen; kan met leeftijdgenoten discussiëren over de interpretatie en kwaliteit van de literaire teksten; kan gedetailleerde teksten schrijven waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden; kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal. 4F (= 3S), de globale beschrijving voor taal De leerling: kan in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend gebruiken; kan luisteren naar een grote variatie aan teksten; 28
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College kan een oordeel geven over de waarde en de betrouwbaarheid van informatie en de aanvaardbaarheid ervan; kan meer complexe teksten lezen en volwassenenliteratuur, en kan de interesse in bepaalde schrijvers motiveren kan goed gestructureerde teksten schrijven over allerlei onderwerpen waarbij het woordgebruik rijk is en zeer gevarieerd en de lay-out bewust en consequent is toegepast.
(Taalenrekenen, z.j.)
29
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Bijlage 2 Interviewvragen -
-
-
Waarom en wanneer is het plan om taalbeleid op te stellen ontstaan? o Wat was de aanleiding om taalbeleid op te stellen? Bestaat er op het Jeroen Bosch College een visie op taalbeleid? o Zo ja, welke visie is dat? Visie op wat taalvaardigheid is en wat leerlingen nodig hebben aan taalvaardigheid Visie op wat taalbeleid is. Is taalbeleid… Stimuleren van taalvaardigheid van leerlingen? Leerlingen op het niveau van de referentieniveaus brengen? Leerlingen materialen aanbieden? Docenten bijscholen? Leerlingen schooltaalwoorden bijbrengen? Leerlingen stappenplannen aanleren? Leerlingen mediawijsheid bijbrengen? Taal centraal stellen in elke les? Een continu doorgaand proces? Visie op hoe taalbeleid ingevuld moet worden op het JBC o Indien geen visie: wie is verantwoordelijk voor het formuleren hiervan? Wat zijn de doelstellingen met betrekking tot taalbeleid? o Wat wil de school met het taalbeleid bereiken? In hoeverre is taalbeleid al aanwezig op het Jeroen Bosch College? o Zijn er al afspraken, gewoonten, materialen aanwezig? Is er op dit moment zorg voor leerlingen met een taalachterstand? o Wat voor typen leerlingen maken daar gebruik van? o Hoe worden die geïndiceerd/doorverwezen? o Hoe ziet de zorg voor deze leerlingen eruit? o Wat is er bekend over de beginsituatie van leerlingen met betrekking tot taalvaardigheid? Hoe is het opstellen van taalbeleid tot nu toe aangepakt? o Wie hebben op school met het opstellen van taalbeleid te maken?
Vragen aan Maria (remedial teacher): - Speelt taalbeleid op dit moment een rol op het Jeroen Bosch College? o Zo ja, hoe?
30
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Bijlage 3 Enquête docenten Voor mijn afstudeeronderzoek kijk ik naar taalbeleid op het Jeroen Bosch College. Graag zou ik willen weten wat taalbeleid voor jou betekent en hoe je daarover denkt. Het zou me erg helpen als je onderstaande enquête in wil vullen. Het invullen neemt ongeveer 10 minuten in beslag en de resultaten worden anoniem verwerkt. Het is dan ook niet nodig om je naam in te vullen. Je bent altijd welkom om me aan te spreken in de gang of docentenkamer voor vragen of suggesties over het onderzoek! Met vriendelijke groet, Tessa Dwyer, stagiaire maatschappijleer
Je geeft les in het vak:……………………………………………………… (indien meerdere vakken: het vak dat je de meeste lesuren geeft) Je geeft les op Het VMBO De HAVO Het VWO Ben je bekend met de term ‘taalbeleid’? Ja
in de Onderbouw Bovenbouw
Nee
In hoeverre vind je dat jouw vak moet bijdragen aan de taalontwikkeling van leerlingen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat valt voor jou onder taalbeleid? (Welk idee heb je erbij, wat versta je eronder?) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Doe je nu op de een of andere manier iets met taalbeleid? Ja
Nee
Zo ja, hoe dan?
31
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Zijn er afspraken bij je bekend op het Jeroen Bosch College die (kunnen) vallen onder taalbeleid? Ja
Nee
Zo ja, welke? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Hoe belangrijk vind je taalbeleid? Heel erg belangrijk
Helemaal niet belangrijk
Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Hoe belangrijk vind je het dat taalbeleid op het Jeroen Bosch College wordt opgesteld en ingevoerd? Heel erg belangrijk
Helemaal niet belangrijk
32
Taalbeleid op het Jeroen Bosch College
Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Er zijn grofweg drie vormen van taalbeleid te onderscheiden. Welke vorm heeft jouw voorkeur bij het opstellen van taalbeleid op het Jeroen Bosch College? Als een schoolbreed didactisch concept waarbij taal centraal staat in elke les. Deze vorm heeft als doel om elke leerling zo taalvaardig te maken als voor die leerling mogelijk is. De vakdocent speelt hierbij een centrale rol; Als verzameling van afspraken en materialen rondom het taalgebruik van leerlingen in de klas. Er worden studiedagen georganiseerd voor docenten en leerlingen krijgen stappenplannen uitgereikt, bijvoorbeeld voor het schrijven van een betoog, voor het houden van een discussie, voor het gebruiken van grammaticaregels, et cetera.; Als vorm van leerlingenzorg waarbij leerlingen met een taalachterstand worden begeleid buiten de lessen om. Leerlingen met taalproblemen worden doorgestuurd naar de zorgcoördinator waarbij door middel van remediëring wordt geprobeerd de taalachterstand op te heffen; Helemaal niet. Hieronder is ruimte voor eventuele aanvullingen, opmerkingen en suggesties: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Ontzettend bedankt voor het invullen!
De ingevulde enquête kun je persoonlijk aan mij geven, of in mijn postvakje doen!
33