[ t « 4 . 7.] Wettelijke verplichting van werklieden urn /.Uit en h u n n e weduwen te verzekeren tegen geldelijke gevolgen van ouderdom.
(1«4.
7.)
BlJLAGE VAN DK M E M O R I E VAN TOELICHTING.
O V E R Z I C H T van den toestand in het buitenland (behalve in Duitschland) der ouderdom sverzekering. In Oostenrijk bestaat, behoudens de na te noemen pensioen- lieden opgebracht. Deze bijdragen zijn voor werkgever en werk» verzekering voor „Privatbeamten", geene wettelijke regeling man te zamen in de respectieve loonklassen: 10. 20. 30, 40, 50 van de ouderdomsverzekering. D a t echter de noodzakelijkheid en 60 heller per week. De Staat draagt voor elke uit te keeren eener dergelijke regeling, naast een verplichte ongevallen» en rente 90 kronen bh', terwijl tevens door den Staat jaarlijks 2 millioen ziekteverzekering, aldaar erkend wordt, blijkt uit het door de kronen wordt gegeven ter bestrijding van de administratiekosten. Regeering in December 1904 gepubliceerd „Programm fiir die Oók is de Staat belast met de betaling der premie TOOI de verReform und Ausbau «Ier Arbeiterversicherung". Dit „ P r o g r a m m " zekerden, die wegens militaire diensten hun vroeger beroep niet is geen bepaald wetsvoorstel, doch slechts een leiddraad, een k u n n e n uitoefenen. soort voor-ontwerp van wet. waaruit het inzicht der Begeering Het „Programm" laat ook de vrijwillige verzekering toe van blijkt en dat later de aanleiding kan worden tot de regeling bepaalde personen, voornamelijk van de kleine ondernemers, die evenals de verplicht verzekerden voor elke uit te keeren der arbeidersverzekering. De strekking van dit voor-ontwerp ia om de drie hoofdtakken rente eene Staatsbijdrage van 90 kr. ontvangen. der verzekering: de ongevallen», ziekte» en ouderdoms» (invali» De betaling van de premie voor de loontrekkendeu geschiedt diteits-)verzekering zooveel mogelijk tot een organisch en admini» door den werkgever aan de ziekenkas, waarbij de verzekerde, stratief geheel te verwerken. Voor het hier te bespreken p u n t voor wien betaald wordt, tegen ziekte verzekerd is. De ziekenkas is het voldoende met een enkel woord aan te geven op welke is verplicht van eiken verzekerde een bijdragekaart te houden, wijze de laatstgenoemde tak van verzekering, welke als een waarop de loonklasse. de premieweken en het bedrag der bijgeheel nieuw onderdeel naast de reeds bestaande ongevallen» en dragen worden vernield. D e uitvoering der verzekering is o p ziekteverzekering in het . P r o g r a m m " wordt opgenomen, is gedragen aan de „staatliche Versicherungsanstalt", terwijl de territoriale Versicherungsanstalten (organen der ongevallenver» geregeld. De k r i n g der verzekerden omvat voor de ouderdomsverzekering zekering) en de ziekenkassen hare medewerking verleenen. De nagenoeg dezelfde personen als voor de ziekteverzekering. In h e t leden van het bestuur der staatliche Anstalt worden benoemd algemeen zijn verzekeringspliehtig z\j, die in loondienst werk» door den Minister van Binnenlandsche Zaken. In het bestuur zaam zijn en wier jaarverdienste 2400 kr. niet te boven gaat, hebben z i t t i n g : vertegenwoordigers van werkgevers en werk» terwijl Tevens noodzakelijk is voor den verzekeringsplicht, d a t lieden , in gelijk a a n t a l , verder verschillende deskundigen op de werkman meer dan drie opeenvolgende dagen bij denzelfden het gebied van hygiëne, industrie, verzekeringswezen enz. werkgever werkzaam is. De Anstalt is in het bijzonder belast m e t aangelegenheden Onder de verzekering zijn niet gebracht de land- en bosch» van financieelen aard, met het nemen van maatregelen voor b o u w a r b e i d e r s , die niet vallen onder de „Dienstboten oder de geneeskundige behandeling van verzekerden en rentetrekkers, Oesinde-Ordnungen", evenmin de zeelieden, voor welke laatste met het oprichten van herstellingsoorden enz. categorie van personen een afzonderlijke wettelijke regeling in De renten worden vastgesteld door een invaliditeitsrentecom» de verzekering zal voorzien. missie. Zij bestaat uit drie leden, waarvan de voorzitter beOnder de ouderdomsverzekering vallen ook niet zij, die den leeftijd noemd wordt door de „politische Landesbehörde" en de overige van 16 j a r e n nog niet hebben bereikt of die eerst n a h u n vol- leden (één vertegenwoordiger d e r werkgevers en één der werklieden) gekozen worden door de Handels» und Gewerbekam» eindigde tiOste levensjaar verzekeringspliehtig zouden worden. De ouderdomsverzekering omvat, behalve eene verzekering mern en andere soortgelijke organen (voor de verkiezing van tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en invaliditeit, tevens het lid-werkgever) en door de verzekerden, die leden zijn van het eene verzekering van uitkeeringen in eens aan de nagelaten bestuur der ziekenkas (voor de verkiezing van het lid-werkman). betrekkingen van verzekerden. De wachttijd voor eene invalidi» De beslissing van geschillen wordt opgedragen aan tweeërlei teitsrente zal 200, voor de ouderdomsrente 1200 en voor de kapi» organen. Alle geschillen , welke betrekking hebben op a a n taalverzekering aan nagelaten betrekkingen 40 premieweken vragen om uitkeering. behooren tot de competentie van de scheidsgerechten. I n de overige geschillen zn'n de „politische bedragen. De hoogte der rente h a n g t af van de loonklasse waarvoor Behörden" de bevoegde rechters. De voorzitter van het scheids» premie wordt betaald en van den tijd, waarover is bijgedragen. gerecht is een rechterlijk ambtenaar, die benoemd wordt door De ouderdoms» en invaliditeitsrenten kunnen tot ongeveer den Minister van Justitie. De beide andere leden behooren tot 160 kronen in de eerste loonklasse en tot ongeveer 500 kronen den k r i n g der werkgevers en werklieden en worden voor den in de hoogste loonklasse stijgen. De kapitalen uit te keeren aan tijd van zes jaren benoemd door het hoofd van de „politische de nagelaten betrekkingen bedragen in de eerste loonklasse ten Landesbehörde". De beslissingen der scheidsgerechten zijn vatbaar voor hooger minste 120 kronen en in de hoogste (zesde) loonklasse 270 kronen. De ouderdomsrente wordt met het voleindigde 65ste levensjaar beroep en kunnen gebracht worden voor het „Obergericht fiir Arbeiterversicherung". dat bestaat uit leden door den Keizer uitgekeerd. Voor de berekening der renten en premiën worden de ver- te b e n o e m e n , voor de eene helft uit rechterlijke en voor de zekerden naar den maatstaf van hunne verdienste in zes loon- andere helft uit administratieve staatsambtenaren. klassen zoodanig ingedeeld, dat zij, wier verdienste zich binnen z e k e r e . wettelijk bepaalde. grenzen beweegt, een loonklasse Ten aanzien van „ P r i v a t b e a m t e n " bestaat eene pensioenvormen. Zoo vallen de verzekerden met een jaarverdienste tot regeling, welke onlangs wet is geworden en in 1909 in werking 240 kronen in de eerste, de verzekerden met een jaarverdienste zal treden. De verplichte verzekering strekt zich uit tot personen, van meer dan 1800 kronen in de zesde loonklasse. die tenminste 18 jaren oud en in dienst van particulieren zijn , De middelen tot dekking der uitgaven worden, behalve door voor zoover r\\ bij eenzelfden werkgever meer dan 000 kronen den Staat, voor een gelijk deel door de werkgevers en \verk- per jaar verdienen. De verzekering beperkt zich in beginsel tot I.
[164.
7.]
i4fl
W e t t e l i j k e v e r p l i c h t i n g van werklieden om l i d ) en h u n n e weduwen Ie rei zekeren legen geldelijke gevolgen van ouderdom. nen, die hoofdzakelijk geestelijken arbeid verrichten. Onder deze wet vallen niet hol-eu staatsbeainbten: provinciale en geiueenteuiubtenareu alleen dan , als /ij geen aanspraak op invaliditeitsot' ouderdomspensioen of op eene verzorging hunner nagelaten betrekkingen hebben. Dienstboden en /.ij, die huiselijke diensten verrichten alsmede zij , die hoofdzakelijk lichainelijken arbeid verrichten (beambten in den mijnbouw, de industrie en den * landbouw), vallen evenmin onder de regeling. De iXegeering is bevoegd bepaalde categorieën van beambten van den verzekeringsplicht te ontheffen. Iemand , die na zijn 55ste jaar in dienst treedt of bij de invoering der wet dien leeftijd heeft b e r e i k t . is niet aan de verplichte v e n e k e r i n g onderworpen ; evenmin zij , die nit hoofde van een vroegere dienstbetrekking reeds in het genot zijn van een pensioen (ongevallenrente enz.), dat ten minste gelijk is aan de door deze wet gewaarborgde uitkeering. Vrijwillige verzekering is ook toegelaten. De vrijwillig verzekerde moet de geheelc premie zelf betalen. Deze verzekering eindigt, wanneer de verzekerde de premie gedurende li maanden niet heeft betaald. De verzekeringsplichtige personen worden in zes loonklassen ingedeeld: de eerste loonklasse omvat hen , die 000—900 kr. v e r d i e n e n , de zesde klasse h e n , die meer dan 3000 kr. verdienen. De verzekerde heeft aanspraak op een invaliditeits- ofouderd o m s r e n t e ; zijne nagelaten betrekkingen op een weduwenrente, op eene bijdrage in de kosten der opvoeding van de kinderen of op een afkoopsom voor de weduwe of de kinderen. Eene ouderdomsrente wordt verleend na 4H0 premiemaanden, ook zonder dat ongeschiktheid tot werken is ingetreden eu onverschillig of «Ie verzekerde al dan niet loon trekt. Om aanspraak te kunnen maken op invaliditeits- of weduwenrente of eene bijdrage in de kosten der opvoeding, is een wachttijd van 120 preniie-maanden voorbeschreven. De ouderdoms- en invaliditeitsrente bestaat uit' een grondslag en eene verhooging. De grondslag wordt bepaald door de loonklasse, waartoe de verzekerde behoort op het tijdstip, waarop de wettelijke wachttijd is vervuld. De grondslag bedraagt in de eerste loonklasse 180 kr. per jaar, in de 6de klasse '.'00 kr. per jaar. De verhooging bedraagt voor elke 12 premiemaanden in de eerste loonklasse 9 kr., in de (kle klasse 45 kr. De weduwenrente bedraagt de beft van de rente of van de te verwachten rente van den overledene. De weduwe kan o. a. geen aanspraak op die rente m a k e n , wanneer op het tijdstip van het overlijden niet ten minste één j a a r is verloopen sedert het huwelijk is aangegaan of wanneer het huwelijk niet vóór het 50ste jaar van den verzekerde is gesloten. H e r t r o u w t de weduwe, dan houdt bare rente op, maar zij ontvangt als afkoopsom het drievoud van hare jaarrente. De bijdrage in de opvoeding der kinderen bedraagt voor elk kind, ingeval een der ouders is overleden, '/.i eu voor elk ouderloos kind */i Vil11 den grondslag van den overledene. De verhoogingen worden hierbij niet in aannierkiug genomen. De gezamenlijke bijdragen k u n n e n , zoolang de vader leeft, 50 pet., zoolang de moeder eene weduwenrente geniet, 75 pet., bij ouderlooze kinderen 200 pet. van den grondslag niet te boven gaan. Aanspraak op deze bijdrage hebben de wettige kinderen van den verzekerde, mits het huwelijk ten minste een jaar heeft geduurd, en niet gesloten is, nadat de verzekerde een invaliditeitsrente gekregen of den leeftijd van 50 jaar bereikt had. De kinderen van een vrouwelijke verzekerde hebben onvoorwaardelijk aanspraak op deze bijdragen. De bijdrage eindigt m e t het voleindigde 18de levensjaar van het kind. Aan de weduwe of aan de kinderen van een verzekerde, die vóór het einde van den wachttijd is g e s t o r v e n , worden u i t keeringen in eens gedaan tot een bedrag van 200 pet. van den grondslag van den verzekerde , indien de wachttijd vervuld was. De middelen tot dekking der uitgaven worden opgebracht door betaling van vaste premiën: de Staat geeft een bijdrage in de administratiekosten tot ten hoogste 100 000 kr. De premie b e draagt voor elke premiemaand, in «Ie eerste loonklasse (i kr. en in de hoogste loonklasse 30 kr. In de eerste vier loonklassen betaalt de werkgever '1 ,. de verzekerde 'l3 der premie, in de beide hoogste loonklassen betaalt ieder de helft. Zij die meer dan 7200 kr. verdienen, betalen zelf de geheele premie. De uitvoering der verzekering berust bij een Staatsinstelling, die bijkantoren heeft. Ook kan de verzekering onder bepaalde voorwaarden bij andere instellingen geschieden, welkt; onder Staatstoezicht staan en voor de nakoming harer verplichtingen zekerheid moeten stellen.
In Hongarije is de ouderdonuvenekering overgelaten aan het particulier initiatief. In Hllslaild bestaai geen algemeene regeling der ouderdomsv e n e k e r i n g van arbeiders. Wel is in enkele wetten de pensioenregeling van a r b e i d e n bij bepaalde takken van Staatsdienst geregeld. Zoo regelt o. a. de wet van 2.luni L903deouderdoms* en invaliditeitsverzekering van ambtenaren en arbeiders bij de Staatsspoorwegen. Op grond van een wet van 12 J u n i 1900 zijn in de verschillende provinciën pensioenkassen opgericht voor de ambtenaren , beambten en arbeiders in dienst der provincie. De ouderdomsverzorging der arbeiders in de Kroon berg werken vindt haar grondslag in de wet van 20 Mei 1893. Voor het haven- en fabriekspersoneel van het Ministerie van Marine bestaan eveneens ouderdomskassen. Ten aanzien van werklieden in dienst van particulieren bestaat geen wettelijke regeling. Van Regeeringswege worden echter plannen ontworpen om ook ten aanzien van deze werklieden tot een wettelijke regeling te geraken. F i n l a n d . De o u d e r d o n u v e n e k e r i n g is in Finland aan bijzondere kassen overgelaten, waarvan de meesten ook ondersteuningen van anderen aard geven. De meeste pensioenen worden gegeven aan de nagelaten betrekkingen van den verzekerde, slechts een zeer gering deel komt ten goede aan de oude verzekerden zelf. E r bestaat eene verordening van 2 Sept. 1897, waarbij de ondersteuningskassen voor arbeiders aan enkele voorschriften worden onderworpen, waardoor die kassen verplicht zijn geworden haar statuten te herzien naar het voorbeeld van een „Musterstatut", ontworpen door den Inspecteur voor het verzekeringswezen. Aan het einde van 1902 waren 34 pensioenkassen voor arbeiders en handwerkslieden werkzaam met een totaal van 8490 leden en 946 rentetrekkenden. Denemarken. De eerste w e t , welke op het gebied der arbeidersverzorging in het Deensche Rijk tot stand k w a m , is die van 11 J u l i 1890. Deze wet heeft alleen b e t r e k k i n g op IJsland en houdt het midden tusschen gewone armenverzorging en eigenlijke arbeidersverzekering. Ondersteuningen kunnen worden gegeven aan zwakke en oude hulpbehoevenden. Evenals de IJslandsehe wet houdt ook de Deensche wet van 9 April 1891 . betreffende de ouderdomsondersteuning van waardige hulpbehoevenden, niet vallende onder de armenverzorging, het midden tusschen armenzorg en arbeidersverzekering. Deze wet is op enkele punten gewijzigd door
[104. 7.] Wettelijke rerpliohting rna werklieden on rioh en hunne irndnwon la Tcireolcsiaii twgaii flclileliilm uo ruigen uau ouriorriom De Koning kan bepalen, daten onder welke roorwaarden 'eden van pennoen* en lüfrentekasseu ran «i«-• 1 renekeringsplicht mtheren inllen worden De reraekerdeti irorden in drie pensioenklassen ingedeeld. n de eerste HIIIKI irorden ingedeeld de mannen, die neer dan 10 kr. per weck verdienen, in de tweede klaate de iiiiiniit'ii die
minder dan lo kr. verdienen, in de derde klasse de rronwen. Voor elke kalenderweek moei TOOT den werkman tot aan rijn roleindigde 60ste .jaar in de eerste penrioenklaate 20 öre, in de tweede 16 Bre en in de derde 10 Bre betaald worden. De werkgever betaalt vuur rekening ran dan werkman de bijdragen. De betaling geschiedt l>ij de Bykapostepaarbank of op een andere daarvoor bepaalde plaats.
leder verzekeringspliehtige arbeider beeft een pensioenboek, dat zijn werkgever onder zicli houdt en waarin de bijdragen aangeteekend worden. Eens in het jaar worden de opgaven in het pensioen boek ge-
eontroleerd net de betalingen aan de postspaarbank of elders gedaan. Recht op ]>ensioen treedt in bij liet voleindigde 65ste jaar of eerder, indien voortdurende ongeschiktheid tot werken aanwezig i s, maar in geen geval vóór het voleindigde 50ste jaar. Het bedrag van het pensioen bedraagt voor iedere gestorte bijdrage 2 pet. van het bedrag der bijdrage voor elk geheel jaar. dat sinds den dag, waarop de bijdrage betaald is. tot aan den dag, waarop het pensioen aanvangt, verloopen is. De aanvraag om pensioen geschiedt hij de poslspaarbank of ter plaatse waar de premiebetaling geschiedt. Vandaar wordt het verzoek om pensioen gezonden aan den Pensioenraad , die de uitkeering toekent of weigert. De uitbetaling der pensioenen geschiedt door de postspaarbank. Ieder Zweed tusschen de IS en 50 jaren is bevoegd door betaling van lijfrentepremiën, zich het recht op eene lijfrente te verzekeren. De vrijwillig verzekerde ontvangt dan een lijfrenteboek , waarin zijne premiën worden opgeteekend. De uitvoering der verzekering wordt opgedragen aan een pensioenraad. De organisatie van dezen raad wordt door den Koning geregeld. De bijdragen van de verzekeringsplichtigen en van de vrijwillig verzekerden worden in een fonds gestort. De Staat draagt jaarlijks een som bij, welke gelijk is aan de helft van de bijdragen van de belanghebbenden. Voor het pensioen van de weduwe van een verzekeringsplichtige draagt de Staat 30 pet. bij van de gezamenlijk jaarlijks betaalde pensioenbijdragen. De administratiekosten der verzekcring worden door den Staat gedragen. N o o r w e g e n . Het Btortbing besloot in zijne zitting van 13 Juli 1894 eene parlementaire arbeidscommissie in te stellen van 7 leden om de vraag betreffende de invaliditeits- en ouderdomsverzekering in overweging te nemen en daarover, onder overlegging van een w e t s o n t w e r p , bericht en advies uit te brengen. In de commissie bestond verschil van gevoelen over de vraag welke weg moest worden ingeslagen, zoodat zich eene meerderbeid en eene minderheid vormden, waarvan de eerste haar rapport den 2den December 1899, de tweede haar rapport den 8sten December 1899 uitbracht. De meerderheid hield zich bezig met een wetsontwerp over de invaliditeits- en ouderdomsverzekering voor het Noorweegsche volk : de minderheid ontwierp een voorloopig wetsontwerp over de ziekte-, ouderdoms- (invaliditeits-) en ongevallenverzekering. In 1900 droeg de Minister van Binuenlandsche Zaken aan een commissie van deskundigen op, advies uit te brengen over het ontwerp, dat door de meerderheid der parlementaire arbeiderscommissie was ontworpen. In Juli 1902 verscheen het advies. Volgens dat ontwerp der meerderheid zijn verzekeringspliehtig van het 16de voleindigde jaar af: de Noorweegsche mannen en vrouwen, die in Noorwegen w o n e n : Noorweegsche onderdanen, die in het buitenland gewoond hebben en weer in hun vaderland terugkeeren : b u i t e n l a n d e n , welke zich in het land vestigen en aldaar een beroep uitoefenen benevens zeelieden die op Noorsche schepen varen, zonder onderscheid van nationaliteit of leeftijd. Vuil de verzekering uitgesloten blijven allen die vóór het bereiken van den verzekeringsplichtigen leeftijd of vóór het in kracht treden van de wet reeds invalide rijn, zoolang die invaliditeit duurt. Doel der verzekering is. den verzekerde een recht op rente (pensioen) te waarborgen, zoodra hij voortdurend ongeschikt tot werken is geworden of langer dan een half jaar ongeschikt tot arbeiden is geweest. Invalide in den zin van het ontwerp rijn mannen e n vrouwen,
uier volle geschiktheid tot werken door ouderdom, ziekte cf andere lichamelijke of geestelijke zwakheden, zoodanig ver* minderd is, dat zij in het geheel niet of slechts voor een g e deelte arbeid kunnen verrichten, welke overeenkomt met hunne vroegere bekwaamheden en krachten. Om in deze gevallen het recht op een pensioen te verkrijgen, is het tevens noodig, dat die personen, wier eenige bron van inkomsten is, hetgeen zij door arbeid verdienen, niet meer dan 40 pet. van liet inkomen kunnen verwerven, dat zij in de laatste 5,jaren hebben verdiend, mits het overblijvend gedeelte der arbeidsverdienste 1000 k r . niet te boven g a a t ; i> bet, onder de 100 kr. gedaald, dan wordt in elk geval recht op pensioen toegekend. Het recht op pensioen in geval van invaliditeit komt eveneens toe aan h e n , wier inkomsten uitsluitend uit vermogen voortvloeien, indien ten gevolge van lichamelijke of geestelijke zwakte een voortdurende verhooging der uitgaven van ten minste 'lt h u n n e r inkomsten noodzakelijk blijkt. Huisvrouwen, kinderen, leerlingen enz., die geen bijzonder inkomen h e b b e n , hebben ingeval van invaliditeit recht op pensioen, indien z\j ten gevolge van hun geestelijke of lichamelijke zwakte niet meer in staat zijn den arbeid te verrichten, waardoor zij in hun onderhoud voorzagen of niet in staat zijn de opvoeding h u n n e r kinderen te voltooien. Om recht op een pensioen te krijgen is het tevens noodig den wachttijd van één jaar te hebben vervuld. De bydragen en de pensioenen worden bepaald naar zeven inkoinstenklassen. In de eerste klasse met een jaarlijksch inkomen van ten hoogste 299 k r . , wordt een pensioen van 150 kr. toegekend : in de hoogste klasse, waarin de inkomens van 3000 kr. of meer vallen, wordt een pensioen van 600 kr. toegekend. Heeft de verzekcringsplichtige niet onafgebroken van z\jn voleindigde 16de levensjaar af de premie betaald, dan wordt voor elk jaar, dat geen premie is betaald, van het pensioen een voor elke inkomsten-klasse verschillend bedrag afgetrokken. In de eerste klasse bedraagt die vermindering per premiejaar 3.75 kr., in de hoogste klasse 15 kr. De uitbetaling der pensioenen geschiedt vooruit door tusschenkornst van de postkantoren. Elke maand heett de uitbetaling plaats. Het verzoek om pensioen wordt ingediend bij het provinciaal bestuur. Elke drie maanden betalen de verzekeringsplichtigen in de eerste klasse 0.78 kr. en in de hoogste klasse 16.5 kr., welke bijdragen over 52 weken verdeeld in de eerste 4 klassen wekelijks worden betaald. Voor h e n , die wegens armoede niet in staat zijn de bijdrage te betalen, geschiedt zulks door de gemeente, doch slechts ten hoogste gedurende twee jaar op elke vijf j a r e n . Ieder verzekerde moet zich een premieboek aanschaffen, waarin de betaalde bijdragen worden genoteerd. De uitvoering der verzekering berust bij een Rijksverzekeringsbank en plaatselijke verzekeringsbanken voor elk district. De districtsbank bestaat uit 5 leden, waarvan twee door het g e meentebestuur en drie door de verzekeringspliehtige bewoners van het district worden gekozen. De districtsbank controleert de lijsten van verzekeringsplichtigen, adviseert omtrent een a a n vrage om pensioen, houdt toezicht op de pensioentrekkers, enz. In ieder district wordt door de Rijksverzekeringsbank een inspecteur aangesteld, wiens bezoldiging voor '/.i door de verzekeringsbank en voor 2/.i door den Staat wordt betaald. Hij is belast met het houden van de lijst der verzekerden, int de bijdragen en houdt de pensioenboeken van de verzekerden bij. De Rijksverzekeringsbank is het centrale orgaan. Aan het hoofd staat een bestuur van 3 leden. De Rijksverzekeringsbank beslist over de toekenning of weigering van pensioenen, alsmede over het al of niet aanwezig zijn van verzekeringsplicht en houdt toezicht op de organen en ambtenaren, belast met de uitvoering der verzekering. Alle verzekeringspliehtige personen zijn tevens bevoegd zich, naast de dwangverzekering, eene lijfrente of uitkeering te verzekeren, welke op een bepaalden leeftijd, bij ingetreden invaliditeit of ingeval van overlijden aan de nagelaten betrekkingen, uitbetaald wordt. In F r a n k r j j l i bestaat geene wet regelende de verplichte ouderdomsverzekering van arbeiders in het algemeen. E r bestaan enkele w e t t e n . die beoogen de vrijwillige pensioenverzekering te bevorderen . terwyl de eerste stap op den weg der d w a u g verzekering is gedaan door de wet van 29 J u n i 1894 betreffende de ondersteunings- en pensioenkassen van mijnwerkers (loi s«r les etisSM de secours et de retraites des ouvriers mineurs).
B|jïagen.
fweede Kamer.
'i'
[104. 7.]
145 Wettelijke verplichting van werklieden om zich en hunne weduwen te nraekeréu tegen geldelijke gevolgen van ouderdom. Volgern deze wet ii de werkgever verplicht maandelijks 4 pek van het loon van den arbeider (de helft'van de bijdrage komt ten lasti' van den arbeider) aan de Btaats-ouderdoinsrentekas of
aan een bepaalil aangeweien kas te betalen. De renekerde krijgt een opzijn naam staand renteboekje, waarin de betalingen worden vermeld. Het reebt op penaioen gaat in met het 55ste jaar en gaal in geen geval een bedrag van 1200 ir. te boven. Hij de wet van 81 Maart 1908 is uit de Staatskas een jaarlüksob bedrag van een milliüen francs beschikbaar gesteld tot verhooging van de pensioenen der mijnwerkers.
Met 1 Januari 1907 is in werking getreden de wet van 14 Juli 190"> betreflende de verplichte ondenteuning van onderen vim dagen, gebrekkigen en ongeneealjjken, die geene inkomsten bebben. (Loi relative a l'aesistance obligatoire ani vieillards, aux infirmes et aux ineurablea, privéa de ressources). leder Fransehnian, die geene inkomsten heeft, niet in staat is door middel van zijn arbeid in y.ijn levensonderhoud te voorzien en ouder dan 70 jaar of gebrekkig is of aan een erkende 'ongeneeslijke ziekte lydt, ontvangt ondersteuning. De ondersteuning wordt gegeven door de gemeente waar de rechthebbende zyn domicilie van onderstand heeft; bij gebreke v a n e e n gemeentelijk domicilie van onderstand, door liet departement
waar de rechthebbende zijn departementaal domicilie van onder* stand heeft; bij gebreke van eenig domicilie van onderstand door den Staat. De beslissingen omtrent de aanspraken op ondersteuning worden jaarlijks genomen door het orgaan , dat tot ondersteuning is verplicht: ten aanzien van de gemeente door den gemeenteraad, ten aanzien van het departement door de conunission départementalei ten aanzien van den Staat door den Minister van Binnenlandsche Zaken, na ingewonnen advies van eene centrale commissie. Bedoelde centrale commissie bestaat uit 1 / leden, waarvan 15 behooren tot den conseil supérieur de l'assistance publique en 2 tot den conseil supérieur de la mutualité. Deze commissie treedt tevens op als rechter in hoogste instantie van beroepen ingesteld tegen de beslissingen van den gemeenteraad en de conunission départementale. De ondersteuning wordt verleend aan huis of door middel van verzorging in een gasthuis of by particulieren. W o r d t de ondersteuning aan huis verleend, dan bestaat zy uit eene inaandelijksche toelage van ten minste 5 fr. en ten hoogste 20 fr. In enkele gevallen kan meer dan 20 fr. worden gegeven. De gemeente draagt de kosten van ondersteuning, welke ingevolge deze wet te haren laste komen. Zijn hare middelen niet toereikend, dan ontvangt zn' subsidie van het departement of van den Staat. H e t departement draagt de kosten van onders t e u n i n g , welke te zijnen laste k o m e n , zoomede die van het subsidie aan de genieenten en van de departementale administratiekosfcn. Zijn de middelen van het departement niet toereikend , dan wordt daarin voorzien door een belasting en door een Staatsbijdrage. De Staat draagt, behalve de bovengenoemde kosten, de kosten van ondersteuning van hen, die geen domicilie van onderstand hebben benevens de algemeene administratiekosten en die voortvloeiende uit het toezicht op de uitvoering der wet. De Staat geeft tevens subsidie voor aanbouw of aankoop van gasthuizen. De instellingen van weldadigheid . gasthuizen enz., die op grond van de stichtingsbrieven of de Benenkingen, fondsen bezitten, welke in het bijzonder bestemd zijn om ouden van dagen, gebrekkigen en ongeneeslijken te ondersteunen, zijn verplicht bij te draden in de ondersteuningen, welke op grond van deze wet worden verleend. Geschillen over de vraag waar het domicilie van onderstand is, worden beslist door den conseil de préfecture van het departement waar de belanghebbende zijn werkelijk verblijf heeft, met beroep op den Raad van State. Door de Kamer van afgevaardigden is den 23sten Februari 1900 een wetsontwerp aangenomen betreffende de verplichte ouderdoins- en invaliditeitsverzekering (Loi sur les retraites ouvrières), welk ontwerp echter geen rekening houdt met bovenvermelde wet van 14 .Juli 1905 en op menig p o n t met die wet in tegenspraak is, zoodat de Senaat dat ontwerp niet zonder belangryke wyzigingen zal kunnen aannemen. B e l g i ë . De wet van 8 Mei 1850 schiep eene „Caisse générale de r e t r a i t e " , welke onder garantie en leiding van den Staat ten doel had door vrijwillige bijdragen het recht op ouderdomsrente te scheppen. De laagste bijdrage was 5 fr., de laagste rente 24 fr. en de hoogste rente 720 fr. Eene hervorming vond plaats door de wet van 10 Maart 1865: Loi, qui institue une caisse générale d'épargne et de retraite,
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1907—1908.
welke
wet
in
den
loop
\;in
den t i j d nog eenige
wijzigingen
beeft ondergaan. Hij de wet van IHti,'i werd een spaarbank onder staatsgarantie
opgericht en deze werd, vereenigd met de reeds genoemde Oaisee generale de retraite, ingericht tot een < laisse générale d'épargne el de retraite. De zetel der kas is te Brussel. Zij ontvangt de bijdragen en betaalt de renten uit en is bevoegd op andere plaatsen bijkantoren te houden. Voor de spaarbank moeten de bijdragen ten minste 1 fr. bedragen en mogen het bedrag van :H)00 fr. per hoofd niet te boven gaan.
Bij de ouderdomsrentekas kan ieder lHjarige zich of een
ander, het recht op een lijfrente verzekeren van ten minste 12 fr. en teil hoogste 1200 fr., op zijn vroegst ingaande met het 50ste jaar. Bij invaliditeit, vóór het tijdstip waarop de ouder-
domsrente kan ingaan, kan de renekerde in sommige gevallen (o. a. bij bedrijfsongeval) eerder in bet genot der rente treden.
De wet van 10 Mei 1900, betreffende de ouderdomspensioenen, heeft ten doel jaarlijksche aanmoedigingspremie!! in den vorm van een staatsbijdrage te geven aan hen. die bij de Caisse générale de retraite zyn verzekerd. Uitgesloten van deze voordeden door den Staat verleend, zijn zij, die een bepaald bedrag in de Rijksbelasting betalen. Om van de voordeden van deze aanmoedigingspremie!! te genieten, moet de verzekerde Belg zijn of ten minste 10 jaren in België gewoond hebben, zijn 10de levensjaar voleindigd hebben, een renteboekje bij de Caisse générale hebben en gedurende een j a a r bijgedragen hebben aan de Caisse.
De verzekerde heeft recht op een zoodanig bedrag aan premièn, totdat het totaal van de op zijn renteboekje ingeschreven preiniën voldoende is om een jaarlijksche lijfrente van MO fr. op te leveren. Volgens deze wet van 1900 gaat de rente op haar vroegst in 0]i het 55ste jaar. Z w i t s e r l a n d . Het kanton Neuchatel heeft sedert den 29sten Maart 1898 eene wet „instituant une ('aisse cantonale d'assurance populaire". De kantonkas is bestemd, niet medewerking van het k a n t o n , de verzekeringen uit te voeren, welke haar bij de wet of anderszins worden opgedragen. De kas wordt, onder toezicht van het kanton, door de verzekerden beheerd. Zij verzekert in drieërlei vorm: verzekering b\\ den dood, waarbij aan de erfgenamen van den gestorven verzekerde een kapitaal wordt uitgekeerd; ouderdomsverzekering, waarbij de verzekerde bij zyn voleindigde 60ste levensjaar een lyf'rente krijgt: de gemengde verzekering, waar bij vroegtijdig overlijden (vóór het 60ste jaar) de erfgenamen van den verzekerde recht op het verzekerde kapitaal hebben of de verzekerde bij het voleindigen van zijn 60ste levensjaar eene lijfrente ontvangt. Alle personen die ten minste 18 j a a r zijn en in het kanton wonen, hebben het recht zich bij de kas te verzekeren zonder dat de premie naar den gezondheidstoestand wordt vastgesteld. Voor personen die niet normaal gezond zijn, is echter een wacht* tijd van drie jaren vastgesteld. Het kanton draagt de kosten der administratie, de uitgaven betreffende het geneeskundige onderzoek van den verzekerde. de dekking van de verhoogde risico's, welke ontstaan door het toetreden van niet geheel gezonde personen, welke zonder premieverhooging tot de verzekering worden toegelaten. Tevens wordt door het kanton een bijdrage gegeven voor de nettopreniiè'u der verzekerden. In Maart 1907 is door den Glrooten B a a d van b e t kanton Waadt besloten tot de invoering van een ouderdonisverzekering. Onder controle en waarborg van het kanton wordt een OuderdoUMverzekeriugsbank opgericht, welker administratiekosten door het kanton worden betaald. De verzekering is geheel vrijwillig. Tot de bank kunnen toetreden alle personen, die in het kanton wonen en burgers van het k a n t o n , die daar buiten hunne woouplaats hebben. Kinderen kunnen reeds van hun geboorte af in
de venekering worden opgenomen. Het bedrag der bijdragen en de tijd, waarop zij betaald worden, kunnen door d e n verzekerde
zelf bepaald worden. De minimum bijdrage is 2 franc,
geeft aanvullingspremièn: voor een bijdrage van 6 franc ineen jaar geeft het kanton 6 franc, voor 12—24 franc 8 franc en voor 24 00 franc 10 franc. Het totaal der bijdragen van het kanton wordt op 180 000 franc per jaar geschat. Het pensioen gaat in met het 00ste jaar. Wordt de verzekerde vóór zijn 00ste jaar invalide, dan krijgt hij een lager pensioen. I )e VOOrdeellge sloten der rekening worden voor de eene helft in een reservefonds gestort en
[1«4. 7.] Wettelijke verplichting van werklieden on zioh en kunne weduwen te verzekeren lagen geldelijke gevolgen ren ouderdom. komen voor de andere belf) aan de vroegtijdig invaliden ren goede. ESen eventueel deticii word! door bet kanton gedekt. Eenejaarlyksche bijdrage van 6 franc, gestort van de geboorte af, geeft op ÖOjarigen leeftijd een pemtioen van 328franc; eenejaarbjksohe storting vim 12 franc geeft op dien leeftijd een pensioen van 538 franc; een van 21 franc geefl een pensioen van 91S franc. Het ouderdomspensioen kan uiel worden vervreemd en de gestorte bijdragen zijn sleobti voor '/i ^-r**<ï«-**It»- vatbaar voor beslag. Kngolaiid. Door eene commissie uit liet Parlement is een voorloopig wetsontwerp ontworpen (17 Mei 1892), volgens li<*twelk een Staatspensioenku opgericht zul worden, waarin Staat en gemeente jaarlijks bijdragen. Om een oudersdomsrente van L' 13 van hei 65ste jaar af te verkrijgen moet ieder man vóór tgn 25ste jaar een som Tan f 5 ( t' 15 wordt door de Staatspensioenkas bijgedragen) en vervol* geus tof aan y.ijn 65ste jaar (dus 40 jaar lang) jaarlijks £ 1 aan
de postspaarbank betalen, leder, die nog geen 25 jaar is. kan y.irli verzekeren voor een hooger pensioen dan f 13 maar niet booger dan l' 20. wanneer liii de daarvoor vastgestelde bijdrage betaalt ledere vrouw kan door eene betaling ineens van t* l'/» (waarbij de Slaat E :> voegt) en door jaarluksche bijdragen van 8 sh. 8 d. een ouderdomsrente van f 7 lti sh. per jaar ontvangen en deze door evenredige bijbetalingen vernoegen tot £ 20. Verzekeringsdwang kent echter het ontwerp niet. Dit ontwerp en andere later gedane voorstellen hebhen echter nog niet
mogen leiden tot eene wettelijke regeling. Van particuliere zijde is door de Friendly Societies op het gebied der ouderdomsverzorging het een en ander tot stand gebracht. Evenzoo door de Trade Tnions. In enkele der Engelsehe koloniën vindt men een regeling dor ouderdomspensioenen, welke echter niet beperkt is tot werklieden, noch het karakter draagt eener verzekering, daar de pensioenen geheel ten laste van den Staat worden gebracht. Zoo bestaat in Nieuw Zeeland de wet van 1 November 1898, gewijzigd bij de wet van 29 Juli 1905, waarbij onder bepaalde voorwaarden aan een ieder, die ten minste 65 jaar oud is en in de kolonie woont, een pensioen wordt toegekend van ten boogste 26 pond per jaar. Tot de voorwaarden, waaraan men moet voldoen om een pensioen te verkrijgen, behoort o. a.: dat men 25 j a a r in de kolonie heeft gewoopd en minder dan 00 pond inkomen beeft. Eene soortgelijke regeling vindt men in Victoria (wet van 11 December l!MJl. gewijzigd bij de wet van 9 Dee. 190;}). Aldaar vangt het pensioen eveneens aan op 65-jarigen leeftijd, maar kan in bepaalde gevallen eerder ingaan bij gebleken invaliditeit, (tin aanspraak oji pensioen te kunnen maken moet men o. a. ten minste 20 jaren in de kolonie hebben gewoond, gedurende de b u t s t e 0 maanden minder dan 8 shillings per week verdiend hebben en niet in zijn onderhoud kunnen voorzien ot' geene ondersteuning kunnen verkrijgen van zijn familieleden. Het pensioen kan liet bedrag van 8 shillings per week niet te
boven gaan.
nebben en minder dan bil pond inkomen hebban. Het pensioen gaat in met het, 65stB jaar, doch kan met het 00ste jaar ingaan hij gebleken invaliditeit, en bedraagt ten hoogste 20 (pond per jaar. In I t a l i ë bestaat de wet betreffende de Nationale kas voor de ouderdoiiis- en invaliditeitsverzekering der werklieden van 17 Juli 1898. Deze wet stelt eene Nationale kas in met den
hoofdzetel te Bome en bijkantoren in de departementen, provin* ciën of gemeenten. Hel aanvangskapitaal der kas wordt tot een bedrag van 5 millioen Lire gevonden uit het overschot van de postspuarbankei' en tot een gelijk bedrag uit andere fondsen. Dat kapitaal kan later door verschillende Staatsbijdragen en andere inkomsten tot lti millioen Lire vergroot worden. Bij de Nationale kas kunnen zich de Italiaansehe arbeiders verzekeren. Voor ieder verzekerde moeten jaarlijks bijdragen betaald worden elk van ten minste 0,50 lire, doch iu het geheel niet meer dan 100 lire. Per jaar moet echter ten minste tj lire betaald worden om aandeel te krijgen in een Staatstoelage. Voor eiken verzekerde wordt bij de kas eene afzonderlijke rekening gehouden, welke na 25 jaren, voor zoover de verzekerde zijn tiOste of 05ste jaar voleindigd heeft, wordt afgesloten. Treedt eerder invaliditeit in, dan kan de rekening worden afgesloten na 5 bijdrage-jaren, zonder dat de leeftijd van den verzekerde in aanmerking wordt genomen. In den regel wordt b\j het sluiten van de rekening aan den verzekerde een lijfrente toegekend, doch de uitkeering van een kapitaal is ook toegelaten. Sterft de verzekerde vóór hij aanspraak op rente kan maken, dan worden uitkeeringen gedaan aan zijne nagelaten betrekkingen in evenredigheid tot het gestorte bedrag. De aangifte om verzekerd te worden, de inning der bijdragen en de uitbetaling der renten geschiedt door middel van de postkantoren en postspaarbanken. Door de novelle van 7 Juli 1901 onderging de wet van 1898 eenige wijzigingen. voornamelijk betrekking hebbende op de organisatie der Nationale kas. Daarbij kreeg de kas tevens de bevoegdheid ook andere verzekeringen te sluiten. Tevens werd
o. a. bepaald, dat voor vrouwen de leeftijdsgrens, waarop de rekening kan worden afgesloten, van 00 op 55 jaar zal worden gebracht. Door een novelle van 13 Maart 19jji- kreeg de Nationale kas een grootere vrijheid in de wijze waarop zij haar kapitaal kan beleggen. In Spanje
bestaan
verschillende ondersteuningskassen
van
gilden, welke aan de bepalingen van het algemeen recht (art. 385 van het Wetboek van Koophandel) zijn onderworpen. Zij hebben ten doel de leden te ondersteunen in geval van ziekte, ongeval, invaliditeit en werkloosheid en geven uitkeeringen aan hulpbehoevende nagelaten betrekkingen. In de meeste gevallen beperken de kassen zich echter — bij gebrek aan de noodige middelen — tot ondersteuning bij ziekte en ongeval. De invaliditeitsverzorging beperkt zich hoofdzakelijk tot de ambtenaren, terwijl voor de werklieden, afgescheiden van enkele inrichtingen van sommige groote industrieele ondernemingen, nog zoo goed als niets op dit gebied is tot stand gebracht.
In Nieuw Zuid-Wales i- de pensioenregeling neergelegd in de wet van 11 December 19IMJ. Oni aanspraak o]» pensioen te kunnen maken moet men o. a. 25 jaar in de kolonie gewoond
/
De in Duitschland bestaande regeling behoeft, als algemeen bekend, hier niet uiteengezet te worden.