T. T. TEN HAVE
DE
WETENSCHA~P
ER SOCIALE
AGC)G~E
J. B. WOLTERS I GRONINGEN
Prof. Dr. T. T. TEN HAVE
DE WETENSCHAP DER SOCIALE AGOG-lE EEN POGING TOT OMSCHRIJVING EN PLAATSBEPALING
J. B. WOLTERS / GRONINGEN /1965
I1 IIIII 11
1 1 1\~li ~1ijil\i~fl~\i l l l lI1IIIIII1
03 02 0363881 9
VOORBERICHT BIJ DE TWEEDE DRUK Hoewel het wenselijk zou zijn deze beknopte "poging tot oms hrijving en plaatsbepaling" van de wetenschap der sociale agogie ui te breiden tot een volslagen Inleiding, kan zulk een plan thans og niet worden Ultgevoerd, voornamelijk vanwege gebrek aan tijd. erhalve moet op dit moment worden volstaan met een enigszins g wijzigde herdruk van het oorspronkelijke artikel in Volksopvoedin . dat als brochure in de handel werd gebracht. De eerste wijzigmg betreft de tite!. De verwerpmg van de term "sociale pedagogiek" in de tekst maakt het uiteraard ongew nst deze nog in de titel te blijven voeren. In de titel wordt daar m thans gesproken van "de wetenschap der soclale agogie", Voo mijzelf echter gebruik ik voor deze zaak ook de term "sociale agolo ie", Het is mij bekend, dat het eigenlijk "agogologie'" zou motten zij . omdat bedoeld wordt de wetenschap der arwr~ (het leiden, c.q. pleiden, het voeren, c.q. meevoeren). Ook, dat "agologie", hetwelk i afgeleid van de werkwoordsvorm ayw. een classicus in de orea kIin t als een milde vloek. "Agogolog!e" acht ik echter een al te bezwaarli k woord, en daarom heb ik toch maar gekozen voor "agologle" en d vrijheid genomen om zo te zeggen een der go's te verdonker1eman n. Waar dus zo nu en dan in de tekst het woord agologie voorko t. wordt bedoeld: de wetenschap der agog!e. In de tekst zijn in ver and hiermee ook nog eokele andere wijzigingen aangebracht. V der nog enige correcties en verduidelijkingen, waarbij ik heb get acht met houtsnijdende opmerkingen van recensenten rekening te h uden. In hoofdzaak echter bleef de tekst onveranderd. Augustus 1962.
T. T. TEN HAVE.
",,---=-;m~-,-=-~
, EIBL FAWn. t:IGN ..:..ANTWERPEN
~p
hJlj Deze studie vormt een enigszms gewijzigde herdruk van bet artil1el: Sociale pedagogiek. opgenomen in Volksopvoeding~ jaargang 9, 1960.
!)
INHOUD
TEN GELEIDE
Ten geleide
7
1. Wat voorheen onder "sociale pedagogle(k)" werd verstaan . Kohnstamm 9 - Brugmans 11 - Mennicke 11 - Lievegoed 12 _ Samenvattmg 12 - Bezwal'en tegen deze opvattmgen 13.
2. De obJecten van de agogie Het mdividu als centrum van belevmg en actIe 15 - Het sociale gedrag van het mdividu 16 - De menselijke verhoudingen al dan met m groepsverbanct 16 - Het soclale groepsgedrag 17 _ De groepsverhoudingen 17 - De samenlevmg 18 - Het rnaatschappelijke en culturele veld 18.
3. Taakverdeling La.v. de agoglSche werkzaamheden . Individuele agogle 21 -
Soclale agogie 21 -
Sociagogle 21.
4. Verder onderzoek van de literatuur Het Hoogveld Instltuut (PerQuln-De Hey) 22 - Lievegoed 24 _ NieuwenhUls 25 - Gielen 25 ~ Van Gelder 26.
5. Doelstelling en methode van de sociale agogle De doelstelling 28 -
De methode 29~
6. De wetenschap der sOClale agogie (= sociale agologie) 7. De taken van de sociaal-agoog _ Doelbepaling 32 - Diagnose van de uitgangsSltuatie 33 _ Keuze van de werkwijze 33 - De agoglsche handeling 33 _ De evaluatie 34,
8. De bestanddelen van de sOClale agologie !De theorle van de diagnose der gewenste SltUatle 34 _ De theorIe van de diagnose der uitgangssltuatie 35 _ De soc.iaal-agogische methodenleer 35 - De procesleer 35 - De leer der evaluatle 36.
9. Soclale agologie: een praktische wetenschap _ 10. De verhouding tussen sociale en culturele agogie Het kenmerkende van de soclale agogle 38 - Het kenmerkende van de cultureie agogie 39 - Sociaal-cultureel vonningswerk 39 _ Wat IS ,.culturele arbeid"? 41.
I L De culturele agogle Het object van de culturele agogie 42 - De doelstelling van de culturele agogie 43 - De methode van de culturele agogie 43.
12. Cultnrele agologie: een a£zonderlijke wetenschap Geraadpleegde literatuur
8
14
18
22
27 31
32
34
36 37
42
In de 5e Fargang van Volksopvoeding (1956) werd een ar ikel op' genomen van Dr. L. van Gelder over ..Sociaal-cultureel v rmingswerk, maatscbappelijk werk en sociale paedagoglek". Drs. P . H. van Praag voegt aan dit artikel enlge kritlsche kanttekeningen to , waarin de volgende passage voorkomt: "Dr. Van Gelder noemt d sodale pae
44 46
7
HOOFDSTUK 1
WAT VOORHEEN ONDER "SOCIALE PEDAGOGIE(K)" WERD VERSTAAN Bij een pOging tot omschrijving van wat doorgaans nog sociale peda. goglek wordt genoemd en wat in de titel van dit stuk nu is om~ schreven als wetenschap der sodale agogie doen wij goed een duik te nemen m de historie. Wij zullen dan uiteenlopende omschrij. vingen tegenkomen, waarin telkens het accent verschillend wordt gelegd. Een chronologische opsomming zou wellicht verwarrend wer· ken, maar wanneer wij er enlge orde In aanbrengen, kan er zeker verheldermg van uitgaan. Zoals bij deze behandeling van de literatuur zal blijken, wordt er door de auteurs zelden cen duidelijk verschil gemaakt tussen "soClale pedagogie" en "seciale pedagogiek" Deze termen worden door elkaar gebruikt. wat de bespreking ervan niet vergemakkelijkt. Persoonlijk schaar ik mij bij degenen die reeds vroeg een duidelijk onderscheid hebben gemaakt tussen -agogie en -agogiek. AIs de meesten hier te iande meende ik tot vear kort. dat het Gunning was die deze onderscheiding in Nederland had mgevoerd, en we! m 1923. Onlangs echter herontdekte ik de openbare ies van mijn leenneester H. J. F. W. Brugmans, gehouden bij zijn aanvaarding van het ambt van lector in de pedagogiek aan de R. U. te Groningen op 27 september 1919. Hierin maakte hij reeds, zonder er veei ophef van te maken, de bovengenoemde onderscheiding. Pedagogiek gebruikt hij in deze rede als een "naam voor het complex der opvoedingswetenschappen" _ En nadat hij heeft meegedeeld, dat er onder de mannen van de praktijk nogal eens weerstand tegen deze pedagogiek wordt aangetroffen. stelt hij: "Hun beeld der paedagoglek is niet ontieend aan de vaklitteratuur, maar het is een gevolg van gebrek aan onderscheiding, waardoor paedagogiek en paedagogie worden verward." (p. 4). Brugmans maakt zich nergens in dit stuk - en heeft zkh ook later niet in zijn geschriften. noch in zijn colleges, die ik ongeveer acht Jaar later ging volgen aan deze verwarring sChuldig. Voor hem, zoals voor anderen met hem, was dus (ped-)agogiek de wetenschap der (ped-)agogie. zoals ook de T8X,"'tj (:Jfatt5-)arroyl~7J de kunst of de kunde is der (:n;att5*)ayroria. De agogie, dj. de opvoeding, vonning, leiding, heeft steeds een object van bemoelenls. dat ze in een zekere richting, in overeenstemming met haar doeistelling, wil vennen, leiden. opvoeden, waartoe ze zekere werkwijzen vOlgt en maatregelen toepast. Daarnaast is er de wetenschap der agogie (b.v. de wetenschap der pedagogle. die dus door Brugmans e.a. pedagogiek werd genoemd). Zij heeft dus deze agogle tot ken-object. Haar doel is wetenschappelijk mzicht in deze agogle aia
8
-t-aar:>aoe!';
ken-object te verwerven - b.v. in haar objecten van bemoeiems, stellingen en werkwijzen - en hl},ar werkwijze is die der wetenschap. _-,_ ;,>:;:;::i Het lijkt wenselijk cteze onderscheiding reeds hier onder de aandacht, ~:j):~~g~'I(; hoewel ze door de te bespreken auteurs zelden wordt gemaakt, war:- ,d~"item sociaie pedagogiek door hen wordt gehanteerd. wordt doorgaans de,;::~~~~ pedagogle bedoeld. Waar in de omschrijvingen dan ook b.v. van obj~~{Jn doeJstelIing wordt gesproken, worden bedoeld het object van bemoe nis -cili:-:~b doelstelling der agogische handeling zelf, en niet het ken-object e het -~o'~i van de wetenschap der agogle. In mijn eigen commentaar op deze omschrijvingen zal ik wel zove 1 mogelijk vasthouden aan de bedoelde onderscheiding. De opzet is voorts ook zo dat in het eerste gedeelte de sociale (ped-) agogle aan de orde wordt gesteld en in het tweede gedeelte (vanaf p. 31) de wetenschap der sodale (ped-)agogie. KOHNSTAMM
Wanneer in Nederland voor het eerst de term socia!." pe agogie(k) werd -gehanteerd, valt moeilijk te achterhalen. Mijn Oll ste bron dateert van 1919: de rede die KOHNSTAMM heeft uit.gesp oken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar v nwege de Maatschappij tot Nut van 't AIgemeen aan de UnivefSltel van Am· sterdam. Deze rede draagt als titel: Staatspaedagog,ek of p rsoonlijk· heidspaedagogz,ek, en hierin behandeit hij "het probleem v n de ver· houding van staat en opvoeding", De volgende passage (I p. 22) lS voor ons van belang: ,,In twee kampen, gescheiden op de meest fundamenteele vragen van levensbeschollwing gaan d.e g esten ten opzichte van ons vraagstuk uiteen. Met namen, die spec'aal in de jongste gesohiedenis der paedagogiek weder sterk naar oren zijn gekomen. noemt men het eene kamp de aanhangers der "In ividualistische". het andere dat der "sociale" paedagogiek. De soci le paeda· goglek leert, dat alle opvoeding lS opvoeding voor de ge eenschap. en het is een nauwelijks te vennijden consequentie daarva ,dat dan ook alle opvoeding heeft te geschieden door de georgam eerde ge· meenschap, den staat. Opvoeding door den staat VOOI' den staat, zoo mogen we voor ons doel in dit uur de Sozialpadagogik qu ificeeren. Opvoeding van het individu voor het individu, zoo eischt aartegenover de "individualistische" paedagogiek."l) Dat Kohnstamm hier de term ..,Sozialpadagogik" inlast, bf~teke~t een verwijzing naar Paul Natorp, die hij later 10 de oratie "de meest pri c1pieele en meest invloedrijke vertegenwoordiger der opnieuw opkomende soc.lale aedagogiek
1)
9
AI moet deze passage worden gezlen m het licht der verdere Ulteenzettingen, en o'ok daamaar beoordeeld, toch kamt een opvatting hierin duidelijk genoeg naar voren: het onderscheid tussen individualistische en soclale pectagogie wordt gezien als een onderscheid tussen doeleznden der opvoeding en herleid tot "de meest fundamenteele vragen van levensbeschouwing". Het ob1ect der opvoeding is in beide "kampen" de mens. echter beschouwd onder een verschillende gezichts. hoek; en afhankelijk van deze verschillende mensbeschouwing wil men oak iets verschillends met de mens bereiken. Sociale pedagogie :mu zich dus, vOlgens deze opvatting, als een nchtzng van andere nchtIngen In de pedagogle onderscheiden. en zich kenmerken door specifieke doelstellingen, afhankelijk van een bepaalde levensbeschouwing. 1) in Duitschland" noemt (p, 25). Natorp heeft de term "Soziaipadagagik" vaar het eerst gebruikt - voor zover mij bekend - in 1894, in zijn geschrift Religion innerhalb der Grenzen der Humanitat. (Het is overigens niet juist, dat Natorp als eerste de term "Sozialpadagogik" heeft gelanceerct, zoals ik in de eerste drult beweerde. In zijn recensie wijst Perquin mij OP dit punt terecht. en zulks terech t. Volgens P. gebruikte Diesterweg reeds m 1850 de term en m de periode tussen Diesterweg en Natorp waren er veeI anderen.) Vijf jaar later, in 1899. verscheen Natorp's belangrijke SozwlfJadagogik. Theone der Willenserziehung aut Grundlage der Gemetnschatt. In ,het geschrift van 1894 kornt de valgende omschrijving vaor: "Sie hat, als Theorie. die soziaIen Bedingungen der Bildung und die Bildungsbedingungen des sozialen Lebens-, und zwar unter der berich~ tigten Voraussetzung, dass die GeselIschaftsform veranderlich. dass sie der Ent~ wicklung unterworfen sel. zu erforschen: als Praxis, Mittel und Wege zu finden, urn jene wie diese Bedingungen gemasz der Idee. weiche das Ziel gedachter Entwicklung bezcichnet, herbeizufiihren und zu gestalten." (2 Aufl., 1908, p.
62-63). Alleen al op grond van deze omsc'hrijving, die in de "Sozialpadagogik" nader wordt ultgewerkt, mag ten zeerste worden betwijfeld, of Kohnstamm Natorp terecht ziet als een vertegenwoordiger van wat hij sociate pedagogiek noemt. Hetzelfde geldt ten aanzien van Plato. die volgens Kohnstamm de typische representant der sociale pedagogiek (in K.'s opvatting) in de klassieke oudheid is. Dat ook hiertegen wel iets in te brengen is. heb ik reeds ,betoogd in mijn oratie, 1950 (7, p. 8). 1) In een rede van 1945 (5) heeft Kohnstamm opmeuw over de soclale peda· gogiek gesproken; hij omschrijft deze wetensChap dan als "die tak der paedago. giek, die zich speciaal rlcht op de opvoeding van de mens met het oog op zijn taak m staat en maatschappij" _ Al warden hier heel andere woorden gebruikt, de opvatting waaraan zij uiting geven, is - dunkt mij - wezenlijk dezelfde ab in 1919: de sociale pedagogie kerunerkt zioh door een speciale gerichtheid -ou basis van cen mensbeschouwing.
BRUGMANS
~<"d_,-
j
~
-ll1i'1i%#
In minder scherp gestelde vorm komen wij eenzelfde opvat ingteget;l in een bijna even oude bron: de rede die BRUGMANS gehouden bij de opening van het SOCIaal-Paedagogisch Instftuut. Dr. D. Bos-Stichting" te Groningen. Brugmans, toenmaalsl de pedagoglek aan de R.U. le Gronmgen (en later, tot leraar in de psychoiogIe aan dezelfde universiteit), trad teur van dit eerste sociaal-pedagogische instltuut, dat vanwege het Bos-Fands. In de stichungsakte van dit komt reeds als doelstelIing voor: "het ondernemen of ste(unen sociaal-paedagoglschen arbeid ter bevordering van de wikkeling In den ruisten zin des woorden" 1) In Z'!Jn rede plaatst ook Brugmans de sOCIale pedagogle I tegenover de individualistische pedagogle, zij het mmder schel'p stamm. Hij oordeelt, dat de sociale pedagogie de mens Wil~opvoeden voor de maatschappij, bij welk streven het gevaar bestaat extreem stand punt, "waarbij de rechten van het individu g makkeJijk In verdrukking kunnen komen", slechts "De noodige correctie is hienn gelegen, dat de individu moet worden opgevaed vaar de maatschappij, maar dat de maatte schappij tevens tot plicht heeft om zooveel mogeJijk van kamen aan de verwezenlijking van ontwikkelingsmagel het mdividu" (2, p. 12). pedaEvenaIs bij Kohnstamm wordt dus ook -bier de term sociale gogie(k) gekoppeld aan een bepaalde mensbeschouwing paedagogie ziet m den mensch aIlereerst .... ; een gem~enschaps wezen"), waarmee samenhangt een bepaalde gerichtheid de opvoeding. MENNICKE
Hiermee vergelijkbaar IS voorts ook de opvatting die MEN ICKE huldigt in zijn Soctale Paedagog.e, 1937 (4), zoals kan blij en uit de volgende passage (p. 13): "En omdat het er in de tege woordige omstandigheden m de eerste plaats om gaat, de mense brengen, dat zij bij de noodzakelijke vorming der maatsch ppij m doen, dat dus in hen de wil en de kracht ontwikkeId w rdeti 1
1) Vg!. A. M. Joekes. Brugmans en het Sociaal~Paedagoglsche I~stiti.1~t'
als verantwaardelijk lid van het geheel te vaelen en te gedragen, is het de soczale paedagagie, die nog weer een speciaal accent krijgt. Want de saciale paedagagie houdt zlch bezig met de gemeenschaps· opvoeding. In de practijk steit zij zich tot taak. het gemeenschapsbesef van de mensen aan te kweken en de krachten, die het gemeenschaps. leven maeten dragen, te ontwikkelen. AIs theorie stelt zij zich de
vraag, welke mogelijkheden. deze taak te vervullen, er onder de gegeven omstandigheden aanwezig zijn en hoe deze mogelijkheden kunnen verwezenlijkt worden." Het lijkt mij duidelijk, dat aok vOlgens Mennicke de sociale peda· gogie zlch richt tot de mens als gemeenschapswezen, met de bedoeling hem als gemeenschapswezen te VOTmen. LIEVEGOED
Verwant aan deze opvatting - maar naar mij dunkt niet meer dan verwant - is tenslotte de zienswijze van LIEVEGOED (uitgesproken in zijn ora tIe van 1955), waarm deze passage voorkomt (8, p. 9-10): ,,1k heb dus op twee verschillende vonnen van ontwikkeling van de mens gewezen; een meer individueel leerproces. waarin de Indivi~ duele vermogens worden ontwikkeld en cultuunnhouden worden eigen gemaakt en een sociaal Ieerproces waarbij het opgenomen zijn in, en verantwoordelijkheid kunnen dragen binnen, steeds grotere graepen een rol speelt. De vormen van paedagagie, die de twee ge· noemde processen bewust willen bevorderen en leiden. wil ik individueIe en sociaIe paedagogie noemen." SAMENVATTING
Samenvattend kunnen wij constateren, dat al deze opvattingen de vOlgende kenmerken gemeen hebben: le. het obiect - of modemer ultgedrukt: het mede-subject - van de mdividuele pedagogie zowel als van de sociale pedagogle is de mens; 2e. dit Object wordt bij deze twee vormen van pedagagie respec· tievelijk gez.ten als individueel wezen en aIs gemeensc-hapswezen, hetgeen betekent een verschi! In mensbeschouwing; 3e. als uitvlaeisel hiervan zijn individuele en sociale pedagagie ver· schiIlend geT!cht,hebben ze een verschilIende doelstelling. met als extremen: een individualisttsche en een collectivistische opvoeding.
'l2
BEZWAREN TEGEN DEZE OPVATTINGEN
Zoals kan blijken uit de boven aangehaalde opvattingen, vooral m de periode tussen de twee wereldoorlagen de in/Iividuele en de saclale pedagogie van elkaar onderscheiden als in vatting is aangegeven, en deze onderscheiding werd toen uitgangspunt voor een plaatsbepaling van de wetenscllap pedagagie, die als "sociale pedagogiek" werd aangeduid. opvattmgen en de daaruit voortvloeiende omschrijving bepaling van de wetenschap der sociale pedagagie rijzen bij enkeIe zwaar wegende bezwaren. Het eerste bezwaar is, dat als Object (of mede,subJect) van qpvoeding in alle gevallen de enkele mens wordt gezien, zij het mens onder verschiIlende aspecten wordt beschouwd. De richt ons opvoedend streven en handelen zich steeds prim~ir op de enkele mens? Irk meen van nlet - en deze ontkennende bfantwoarding van de vraag stelt mij derhalve voor de noodzaak te zetten, welke andere obJecten er m.L dan nog te onderk~nnen en om na te gaan. welke cansequentles dit heeft voor vormen van opvoeding. Het tweede bezwaar is, dat een onderscheiding tussen en sociale pedagogie, die zo nauw gelieerd is aan een m mensbeschouwing. het gevaar loopt zich te onderscheiding tussen twee ideologieen, Le. het individualisfne collectivlsme. U iteraard kan geen opvoeding het normatieve doelstelling; zulk een catie met tamelijk dOgillatische ideologleen is echter bepaald boze. Ook op dit punt zal dus emge verheldermg gebode'l Alvorens hierop verder door te gaan en een pogmg te andere objects· en doelbepaling, Iijkt het nOodzakelijk bij de term peaagogie. Men zou immers kunnen aanvoereIiz, deze term het Obj ect van bemoeienis al gegeven is (al zou spelling de herkomst haast doen vergeten) - en da! daarover geen discussie meer magelijk is. Inderdaad zegt de gaat om de nq.zdq.yroyia, om de drroy~ van de nai" d.i. om de leiding of opvoeding van het kind. Volgens de term kind, de onvolwassen mens, het object van bemoeieniH, individuele als in de soclale pedagagie, en ongetwijfeld zal zijn geweest, dat de werkelijkheid van opvoedende activi!eite!):
13
volIedig door deze term werd gedekt. Toen echter later ook volwas· senen in het vormingswerk werden betrokken en met name om "de mensen er toe te brengen, dat zij bij de noodzakelijke vorming der maatschappij (zouden) meedoen" (Menmcke. en ook Kohnstamm), toen werd oak deze werkzaamheid tamelijk onnadenkend als sociale ped·agogie bestempeld. Merkwaardig genoeg IS het volksontwikkelingswerk. zoals door de volksunlversiteiten bedreven. bij mijn weten nooit met de term individueel.pedagogisch werk aangeduid, terwijl men soortgelijk werk met volwassenen. ma.at deze nu beschouwd als gemeenschapswezens, zonder bezwaar en heel algemeen sociaal-pedagoglscl1 werk IS gaan noemeni Zelfs IS het zo, dat in het individueel-genchte ontwikkelings· of vormmgswerk afzonderlijke termen in gebruik zijn geraakt voor het werk met kinderen (jeugdigen), vol· wassenen en be]aarden, dne leeftijdsgroepen die elk een elgen benadering vergen: naast de pedagogle staan de andragogie (ilv~e = man .... mens) (vg!. 21) en de gerontagogle ( yeecov = grijsaard, vg!. gerontologie). Evenzo zou men van sOCIale pedagogIe, sOClale andra~ gogle en soclale gerontagogle moeten spreken, wanneer men doelt op de sodale opvoeding van respectievelijk kind. volwassene en bejaarde, of m een aannemelijker formulering: op de begeleiding van kind, volwassene en bejaarde als sociale wezens. De conclUSle van deze overwegingen meet. dunkt me. zijn. dat wij ons door de term pedagogie nlet gebonden moeten achten. Deze term kan ons niet voorschrijven wat wij als object van bemoelenis moeten zien, maar omgekeerd zuIlen we onbevangen moeten nagaan, wat Zlch als object(en) van onze agogie aandient of aan ons opdringt, en als dan blijkt dat de term de werkelijkheid met meer dekt, zal de term moeten worden gewijzigd of met andere aangevuld (zoals dus In de mdividuele agogie reeds is gebeurd).
z.g.
HOOFDSTUK 2
DE OBJECTEN VAN DE AGOGIE Wij zijn dus vrij om te onderzoeken, of aIleen de enkele mens, gezlen als individu of als sOclaal wezen, object van agoglsche bemoeienls is. Zoals boven reeds gezegd, ben ik van roening dat dit niet zo is, maar dat er ook nog and ere objecten zijn aan te wijzen. Om nu greep te krijgen op deze verscheidenheid van obJecten kunnen we niet beter doen dan te rade le gaan bij de wetenschappen
die zich met mens en samenleving bezighouden: de psyc ologie. de sodale psvchologie en de sociologie. Het is immers doo gaans zoo dat wat object van studie is, ook object van vorming, va agogische of technlsche vorming. kan zijn of reeds is. Vaak ook is het omge. keerd gegaan: men bemoeide zIch praktisch met een bep Id object of verschijnsel, b.v. het leven in de kleine groepen, e gevoelde vanwege deze bemoeienis behoefte aan bezinning en onder oek, waar~ uit vervolgens een nleuwe tak van wetenschap ontstond. oe echter de wisselwerking tussen theorie en praktijk in concrete ge alIen oak moge verlopen, er is doorgaans een duidelijke parallel e trekken tussen de reeks objecten van studie en de reeks ob]ecte van be~ moelenis. Zeker is dit het geval bij wat ~ns thans beZlgho dt. Binnen het complexe veld van mensen.ln~een~samenlt:ving laten zich mznstens zeven mogelijke obiecten van studie en bemoeze is onder~ scheiden. Niet scheiden. maar onderscheiden: telkens komt en ander bestanddeelof aspect van de complexe situatie centraal in d aandacht te staan. En zodra er een zo;n bestanddeel of aspect voor st die of be~ moelenis uit wordt gelicht. bedrijft men een abstractie ie er ge~ makkelijk toe leidt dat al het ovenge vervaagt in de p iferie en mmder belangrijk wordt geacht (vg!. de individualishsche en collectivistische agogie). Het gaat dus thans alleen om een felteli, ke onder~ scheiding van mogelijke obJecten bmnen een complex veld De zeven obJecten die zich m.l. laten onderscheiden . zijh de vol· gende. 1.
HET INDlVIDU ALS CENTRUM VAN BELEVING EN ACTIE,
de persoon met een eigen mnerlijk leven, een eigen innerlij e gesteldheid en geaardheid, eigen karaktenstieke trekken. Deze pe soon, geabstraheerd uit de wereld waarin en waaruit hij leeft. is - u sedert ruim een eeuw - object van wetenschappelijke studie vo r de (individuele) psychologie; de onvolwassen persoon is - al olang er mensen zijn - object van (individueel-) agogische bemoei nis. Het accent bij deze agogie valt ten volle op de individuele on plooiing, de vormende ontwikkeling van wat in aanleg aanwezig fs. onder toevoer van geeigend geestelijk voedsel. in de richting van fwat mel} ziet als de ideale volwassene. 1) 1)
Vgl. T. T. ten
Have~
Volwassenheid. Rekenschap, jrg. 6, 1959.
15
2.
HET SOCIALE GEDRAG VAN HET INDIVIDU
Het is mogelijk en geschledt in feite dikwijls, om met de per,oon als een centrum van actie tot Object van studie te nemen, maar de actie van de persoon, zowel zijn spontane ache als zijn reactie op stlmulantia van buIten (vgl. het behaviorisme en de moderne versies hiervan in diverse gedragsleren). Centraal staat hierbij het waar~ neembare gedrag-m-de-wereld. In de laatste decennia IS de belangstelling vooral sterk uitgegaan naar het sociale gedrag, d.i. het gedrag jegens medemensen, of ruimer: het gedrag in een sociale context. Binnen deze sociale~ gedragsstudie laten zIch nog weer twee orientaties onderscheiden: men kan enerzijds het gedrag zien als u.tmg van een persoon (en dan is de gedragsstudie een onderdeel van de mdividuele psychologle), en men kan anderzijds vooral belangsteIling hebben voor het effect van het gedrag op de medemensen, lOnder dat men let op de herkomst, by. de gezindheid die er achter steekt (en dan is de gedragsleer een onderdeel der soclale psychologie). Evenzeer kan de gedragsagogie verschillend zijn georienteerd: men kan streven naar de vorming van het gedrag als optimale persoonsuiting en men kan trachten het gedrag te vormen b.v. tot fatsoenlijk gedrag, in overeenstemming met de geldende sociale normen, of tot sonaal-elfeetief gedrag. Bij de eerste orientatIe is de gedragsagogle een bestanddeel van de mdividuele (of individueel-psychische) agogie, bij de tweede behoort ze tot de sonale (of soclaal-psychlsche) agogle. Gedragsleer en gedragsagogle vormen dus een grensgebled tussen de typlsch-individuele en de typlsch-soclale orientatie.
houdingen ook object van bemoeienIs: Oplosslng van tuss~~u lijke conflicten en spannlngen, verbetenng van menseljjk~ dingen, streven naar harmonleuzer groepsleven, duidelijker nlcatie, doorZlchtiger hierarchie - 'het zijn alle themata van sociale agogie, of nauwkeuriger: sociaal-psychische vooral: sOClaal-psychlsche andragogie). 4.
De obJectsverschuivlng van 3 naar 4. van het interne groepsle~eIl het externe groepsgedrag, is vergelijkbaar met die van van het interne persoonsleven naar het externe persoonsg'edr~g mige relatIef~permanente 'groepen, zoals het gezin, de vnenqenclub een arbeidsgroep, een bestuur, zijn te beschouwen als heden. Zulk een groep treedt soms ook naar buHen als een r:enheld op; zij gedraagt zIch in de wereld als eenheid, toont een eigen gezlcht. Er IS dan ook sprake van een groepsmentalitelt, de levensstijI van een bepaald gezin, een klasse-opmie e.d. Ook deze typIsche kenmerken van de groep In haar wereld zijn object van afzonderlijke studie in de groepspsy hologie en In de soclOlogie, afhankelijk van de orientatie. Want 0 k hier treffen we de mogelijkheid van tweeerlel orientatle aan, eve lals bij het onder 2 genoemde object. Evenzo IS de groep als zoclani object van agogie, en oak hI er. afhankelijk van de orientatIe, van sOClale (sociaal-psychisChe) agogie en van wat ik zou willen noem n SOClagogle. om duidelijk de relatie met de sociologie te doen ui komen 5.
3.
DE MENSELIJKE VERHOUDINGEN AL DAN NIET IN GROEPSVERBAND
Het object is hierbij dus met de sociale gedragingen van enkelingen, maar de gedragingen in onderlinge relatie~ van een aantal personen die met elkaar in communicatIe en interactie staan. Het gaat m.a.w. om gerelateerde gedragingen van commun.icerende personen. de "interpersonal relations" (Heider). Vormen deze personen een groep - ik wil hier in het mid den laten wanneer precles van "een groep" gesproken mag worden -_ dan gaat het in dit geval om het interne groepsleven als resultante van de inter-relaties tussen de groepsleden. De studie van deze menselijke verhoudingen is een der centrale themata der sociale psychologle. Daarnaast zijn de menselijke ver
HET SOCIALE GROEPSGEDRAG
DE GROEPSVERHOUDlNGEN
De "mtergroup relations" zijn evenzeer Object van studie als de "interpersonal relations" Het Object wordt nu dus door de onderling gerelateerde gedragingen van met elkaar in coEmunIcatle staande groepen (gezlnnen. clubs. parti.J·en. standen. rass n e.d.). Het gaat om de verhouding tussen werkgevers en werknem rs, om de reIaties tussen de "zuilen". de internatlOnale betrekking n etc., om de studie van structuur en dynamiek dezer relatles. ligt een Object voor sOCIale agog'ie: voor vormencie inwerking groepsrelatles (vg!. de pogmgeu tot opheffing der segregatle, bestendigen door overleg van de arbeidsvrede e.d.). Eeu van Dean & Rosen, A manual or mlergroup agoglsche hanclleiding op clit speciale gebied.
16
17
6. DE SAMENLEVING, als het menselijk kader voor de objecten van studie en bemoeienls die onder 1-5 zijn onderscheiden. Uiteraard diem men zich bij het opsporen van verbanden en afhankelijkheden, wat betreft dit menselijk kader, ergens beperkingen op te leggen. Zo kan men de dorps. of stedelijke samenleving als referentiekader nemen en daarbinnen de gedragingen en relaties. de structuren en dynamlsche processen onderzoeken, - men kan echter ook de grenzen ruimer stellen en de te bestuderen verschijnselen betrekken op de natlonale, west-europese of mundiale samenleving. Evenzeer kan men zijn agoglsche bemoeienis meer of minder ver uitstrekken; men kan zich beperken tot een dorps-..community" . maar anderzijds ook, althans in beglnsel, gericht zijn op een sociale hervorming van de wereld als "community of communities" (Ruopp). Bij de .tudie en agogie der samenlevmg als geheel, van welke omvang deze ook is, zijn wij ten volle aangeland bij de sodologie en de sociagogie. Het Individu, zoals dit object van studie en vorming IS bij I en 2, is hier op de achtergrond geraakt. Het gaat om het samenleven, gereguleerd door de sociale instituties, het cultuurpatroon of hoe men het verder wil noemen; dit samen-leven wordt bestudeerd· 10, van de toevallige per.onen die concrete inhoud aan de gedragspatronen geven. 7. HET MAATSCHAPPELI]KE EN CULTURELE VELD, het samenstel van instituties, organen, instellingen. tradities. etc., dat beschouwd kan worden als de relatief-constante neerslag van het sa·menleven van mensen, en omgekeerd als het maatschappelijke en culturele medium waarm zlch het menselijk samenleven af'peelt (vg!. Feibleman, The InstztutlOns of society). Dit veld IS het milieu voor wat onder 1-6 is beschreven. Het kan object van studie zijn, maar ook aangrijping.punt voor agoglSch handelen: men kan streven naar verbetenng van het geinstitutionaliseerde milieu, naar "the ideal Institution", waannee ook Feibleman zich bezighoudt. HOOFDSTUK 3
TAAKVERDELING T.A.V. DE AGOGISCHE WERKZAAMHEDEN Hiermee zijn, naar het mij lijkt, voldoende onderscheidingen getroffen.
18
Op drie dingen zou ik naar aanleiding hiervan nog de vollel nadruk willen leggen.
---.-----
5'(6)+5v(7)
//11 /"'" / /-----~
--
/'
/ I ~\ t \ t \ I , ( Ig(2)9~0 \-( Gr(5).
(\ ;(61r(3) ):-- \ G, \
\
/1 9
G,(3) /
/
"--..
\
\
-------
Gr
\
// /
"--..
Gg
In deze figuur zijn de drie soorten bestanddelen aangegeven met ~e letters I (individu), G (groep) en S (samenlevmg). S bestaat UIt I's die deelluitmaken van diverse groeperingen; in de figuur 15 dit op uiterst schematische geduid. I kan beschouwd worden als een wezen met eigen psychisch !even (e~ aspect !i), echter oak als een wezen, dat zich gedraagt in de wereld (tweede a~pect: Jg) en VQorts als een wezen dat in relatie staat tot zijn medemensen (de]e aspect: Ir), Evenzeer laten Zl. Ch bij G onderscheiden: het interne g.roepsleven (Gi), het groepsgedrag (Gg) en de groepsrelaties (Gr). Zo ook bij S. al beperkt de figuur zich tot Si. De cijfers tus-sen haakjes corresponderen op de In de tekst onderscheide objecten van studie en bemoeienis: 1 2 3 3
(Ii )! (Ig)! (Ir): (Gi):
het individu als centrum van beleving en actie.: het soclale gedrag van het individu: de menselijke verhoudingen, niet in groepsverband: de menselijke verhoudingen in groepsverbancl: het interne gnj,epsleven;
4 (Gg): het groepsgedrag; 5 (Gr): groepsrelaties; 6 (Si )! de samenieving; 7 (Sv): het maatschappelijke en culturele veld.
19
Ten eerste betreft het hler onderscheidingen binnen een complex gebied: een complex van bijeenhorende wetenschappen en een complex van bijeenhorende agogische werkzaamheden. De onder· scheiden bestanddelen (individu, groep, samenlevmg) en de onderscheiden aspecten (intern psyrnisch leven, gectragingen verhoudin· gen) zijn er alleen ten behoeve van een noodzakelijke ordenlng uitgelicht. maar moeten mmmer geheel los van het complexe geheel van verschijnselen warden behandeld; dit ZOll tot verstarrende abstracties leiden. De hier bedoelde samenhang tussen bestanddelen en aspecten kan wellicht warden verduidelijkt met behulp van de figuur op p. 19.
Hiermee hangt ats tweede punt samen,dat het betrekkelijk willekeurig en in elk geval van volstrekt secundair belang is, hoe de onderscheiden objecten over de verschillende wetenschappen en agogieen warden verdeeld. Er zijn tussen de drie wetenschappen die wij thans bmnen het verkende gebled plegen te onderscheiden: de psycho· logle, de sociale psychologle en de soclOlogle zeer bepaald geen waterdichte schotten. Weliswaar heeft de psychologie Object I als kerngebied, maar zij -boudt zich ook bezig met Object 2 op zijn mmst. De sociale psychologie concentreert Zlch op de objecten 3-5, maar zij grijpt over op de obJecten 2 en 6. De sociologie legt zich vooral toe op de studie van 6 en 7, maar betrekt bij haar onderzoek oak minstens de obJecten 4 en 5 en grijpt 50ms nog verder In :het terrein der soclale psychologie. Tegen deze tamelijk fictleve gren50verschrij~ dingen is geen enkel bezwaar, - mits men over de nodige kennis van zaken beschikt (in dit geval kennis van begnppen, methoden. theoneen e,d.) om zich op de belendende terreInen te kunnen bewegen zonder gevaar voor ffilsstappen. Hetzelfde geldt voor de agoglSche werkzaamheden. Groepsagogisch hanc1elen kan 50ms alleen slagen, wanneer men eerst een bepaald groepslid onder handen neemt, zodat men tegelijkertijd mdividueelagogisch maet Ingrijpen. En 50ms kan een Individueel-agoglsch Ingrijpen nlet tot een bevredigend resultaat lei-den, omdat er eerst een brok sOClagogie verricht ZOU moeten warden. Ook hier dus of grensoverschrijdingen, die wanneer ze beperkt blijven niet bezwaarlijk behoeven te zijn. of - beter - samenwerking van In zekere mate gespeCIaliseerde agogen. of verwijZlng naar meer bevoegden wanneer men al te ver van eigen terrein verwijderd raakt.
20
Ten derde - en dit is voor ons doel het belangrijkste punl - leidt het betoog over de diverse objecten tot de conclusie. dat tr tussen wat pedagagle en socIale pedagogie wordt genoemd. verschil in Object van bemoeienis is. Niet IS de mens gevallen het Object. resp. als individueel wezen en als maar de differentiatie der menselijke situaties die om vragen, IS reeds zo ver voortgeschreden dat binnen het deze si'tuaties zich minstens zeven laten onderkennen., zonderlijk Object van bemoeienis zijn. Willen we ten deze zeven objecten tot een taakverdeling komen tussel1l indlividu agoglsch handelen, sOClaal-agogisch handelen en delen, dan Iijkt de volgende verdeling - III aansluiting op onder het eerste punt IS gezegd - aangewezen. INDlVIDUELE AGOGIE
De individuele (individueel·psychlSche) agogie, d.i. de gerichte pedagogle, andragogie en gerontagogle, richt op de mnerlijke ontplooiing van het individu en op de het sociale gedrag als uiting van de persoon. SOCIALE AGOGIE
De sociale (sociaal-psychische) agogle, eveneens in sociale pedagogie, sociale andragogie en sociale gerontaQ zich vooral beZlg met het sociale gedrag m zijn effect mensen, met menseIijke verhoudingen, groepsgectrag en groepsverhoudingen. SOCIAGOGIE
De sociagogie tenslotte richt zich in eerste aanleg als geheel en op de rnaatschappelijke en culturele slag van het samenleven.
Vit deze taakverdeling volgt, dat wat door Kohnstam,nl,F besproken auteurs sodale pedagogie werd genoemd';::Ji wordt tot het eerstgenoemde terrein: de individuele, binnen di,t terrein eventueel kan worden anders'effl afzonderlijke vorm van agogische activiteit. Daarnaff~t:';'. van sociale pedagagie die gerekend moet worden
21
hoofdterrein, omdat zij zich beZlghoudt met het sOCIale gedrag tn zijn effect op de medemensen (vg!. ook p. 16). De genoemde auteurs hadden voor dit object van bemoeienis echter nog geen aandacht. De sltuaties die verder werden onderscheiden (3-7), hebben van genoemde auteurs evenmln aandacht gekregen, althans niet als situaties voor agoglsche bemoeienis. N aar mijn rufflIng echter vormen jUist enkele van deze situatles de specifieke objecten vaOT sociaal-
agogisch ingrijpen, waarmee dus we! een duidelijk andere pOSltle wordt Ingenomen. HOOFDSTUK 4 VERDER ONDERZOEK VAN DE LITERATUUR Op dit punt gekomen lijkt het wenselijk ons weer tot de Iiteratuur te wenden. Zijn er ultspraken over de sodale pedagogie te vinden die zich laten vergelijken met de bovenstaande, waarbij dus ook het
Object der sociale pedagogle in een of meer der boven onder 3-7 genoemde situaties wordt gezien?
Gaan wij hlernaar op zoek, dan vmden we mderdaad zodanige om· schrijvingen. HET HOOGVELD INSTITUUT (PERQUIN-DE HEY)
Allereerst vmden we de omschrijvingen van PERQUIN en zijn mede· werkers aan het Hoogveld Instltuut (12, 16) die een geheel eigen plaa1ts Innemen. In zijn rede Gezichtspunten voor een soczale pedagogtek (12) geeft Perquin weliswaar niet een duidelijke omschrijving van de ons interesserende term, maar laat 'hij er tom geen twijfel over bestaan, dat voor hem sociale pedagogie(k) zoveel is als maat· schappij-hervorming ten bate van de opvoeding van het kind. B.v.: "Ik ben nu van mening, dat de taak der sOCIale pedagogIek niet pnmair op het kind zelf gericht IS, maar op de maatschappij" (p. 41), welke opvatting uitvoeng wordt toegelicht. Duidelijker komt deze opvatting naar voren m Op zoek naar een pedagog.sdh denken (16), en dan nog meer in het opstel van DE HEY dan in dat van Perquin zelf. De Hey: "Voorts zal men vanuit de pedagoglek de samenleving zelf zodanig moeten trachten te veranderen, dat zij de jeugdige niet alleen geen belemmeringen stelt in zijn uttgroel naar de volwassenheid, maar deze uitgroei posltJef bevordert." (p. 42). En even later: 22
"Zoals de sOClale wijsbegeerte en praktlsche sociologlLe 2ich op de vraag hoe de samenleving moet zijn gellen in Inet 1 cl hun eigen normen, zo beraadt de pedagogiek zlch op de v aag :,""'''' de samenleving moet zijn vanuit de pedagoglsche norm, du vam.,i,( de vraag hoe zij de groel van de Jeugd naar volwassenh 'd m \1e\ bevorderen. Het IS denkbaar dit aspect van het pedagogjsch denke~ 'sociale pedagogiek' te noemen, zoals PERQUlN dit heelt g daani~, zijn rede op de studiedagen van het Centrum van K tholieke Medisch.Opvoedkundige Bureaus in 1955 gehouden, hoew I wij er de voofikeur aan geven te spreken van 'soclO-pedagogiek', nerzijds omdat het adjectief 'sociaa!' een mhoud heeft, welke 0.1. eer verwijst naar tussenmenselijke relaties dan naar de maaltsch ppelijke verschijnselen waar het hler over gaat en we anderzijds het gebruik van het adjectJef als zodanig liever v,ermijden. Het gaa[ hi r echter niet om de terminologische kwe.tie, doch om de itthoudelij e vraag, of de pedagogiek zich bezig moet houden met de samenl ving als geheel, welke vraag bevestigend beantwoord dient te word n." Wat hier sociale pedagogiek en socio.pedagogiek wordt enoemd, richt zich op de maatschappij, op de gegevenheden die hov n als de objecten 6 en 7 zijn aangeduid. Daarom IS de benaming va De Hev ook volgens mij juister dan die van Perquin: het gaat 0 maatschappelijke verschijnselen en niet om tussenmenselijke rela iesi Het is voorts ook juist, dat van socio-pedagogie(k) wordt gesp oken en met van sociagogie(k) zonder meer, want in het Hoog<eId nstituut beoogt men maatschappelijke veranderingen uanUlt de p dagog.e. Men wenst bij de hervorming der maatschappij een ped gogische norm aan te leggen: hoe dient de maatschappij te zijn, 0 at zij de groei van de jeugd naar volwassenheid optimaal kan be orderen? Dit is dus sociagogie onder een zeer bepaald gezichtspunt Er zijn uiteraard veel andere gezichtspunten mogelijk - men zou b.v. een andragogisch en een gerontagogisch gezichtspunt kunnen ve dedigen, maar ook o.m. een economisch, politiek.ideologisch, socia -ethisch gezichtspunt. Kortom, door het Hoogveld Instituut als pe agogIsch instituut wordt hier een keuze gedaan uit vele mogelijke .loci gogische doelstellingen: men kiest voor een pedagog.sch.georiiinte de soc.agog.e. Er is dan ook alle kans, dat hun sociagogle in co flict zaJ komen met vele andere, zoals steeds wanneer men zlch bepaalde eenzijdige orientatie bindt. Een ding is eehter we vinden in deze uitspraken aangegeven,dat maatschap 23
schijnselen. de situaties onder 6 en 7, objecten kunnen zijn en dienen te zijn voor agoglsch handelen. Hetgeen overigens ook al werkelijkheid IS, zolang er maatschappij-vormen bestaan. Naast deze Nijmeegse zienswijze staan andere. waann de ovenge situaties, genoemd onder 3-5. a!s de sociaal-agogische obJecten bij uitnemendheid worden aangewezen. Hie:rtoe kunnen, in ,meerdere of mmdere mate. worden gerekend de opvattmgen van Lievegoed, NieuwenhuIs. Gielen en Van Gelder. Waarschijnlijk ben ik niet volledig. maar voor ons doel kan ik toch. dunkt me. met deze auteurs we! volstaan. LIEVEGOED
heb ik reeds in ander verband genoemd. Hij moet echter ook hier worden vermeld. omdat hij zich niet onder een kategorie laat vangen. Men kan ook zeggen: omdat hij indertijd In zijn oratle van 1955 (8) zijn posItle met duidelijk heeft getekend. In deze rede lopen zoveeI gezichtspunten en benaderingen van de sociale pedagogie ciooreen, dat het moeilijk 15 er greep op te krijgen. Ik moet het hier dan ook !aten bij enkele uitspraken die In ons verband relevant lijken (a! kan ik Lievegoed onrecht aandoen door ze ult hun context te Jichten). Nadat hij individuele en sOClale pedagogle als twee aspecten van opvoeding heeft aangeduid (Zle p. 12). en heeft gesteld, dat hij van sociale opvoeding wil spreken. "als er opzettelijk situaties geschapen worden, waann een concentratie van sOCIale ervanng plaats vindt" (p. 10), gaat hij even later als volgt door: "SoClale paedagog!e kan men in de practische ultvoering ook karakteriseren als: het opvoeden van groepen, waardoor het individu binnen de groep soclaal rijpt." Als ik het goed zie, wordt hler dus de (zichtbare) groep als het elgenlijke object gesteld, terwijl de mdividuele rijpmg als het uitemdelijke doel van deze groepsagogie wordt gezien. Naast dele "sociale paedagogle van de voorlopig volwassene in de zlchtbare groep" wordt dan tenslotte geplaatst "de sociale paedagogIe van de grote groepen", de niet·zichtbare groepen als volk, mensheid. Het wil mij voorkomen, dat Lievegoed er geen bezwaar tegen zal hebhen als ik ste!, dat hij tracht met de soclale pedagogie het gehele veld van de objecten 2-6 te bestrijken, vanaf het sociale gedrag van het individu tot en met de mensheid als grootste onzlchtbare groep. LIEVEGOED
24
endat hij daarbij het interne groepsleven ..als het cemralefgogiSChe object Zlet. En wel als het voor-waardehJke object,
OOk GIELEN is niet helemaal duidelijk in zijn artikel: I:nl opmerkingen over "sociale pedagoglek" (I5). Hij stelt zich exp icIet ten doel in dit artikel de vraag te beantwoorden naar het obje t van de sodale pedagogle(k) (p. 298). In het verloop van zijn uHeen ettmgen legt hij vooral scherp de nadruk op het versohil tussen "maa sChappelijk" en "sociaaI"_ Onder ))het maatschaj)pelijke" wiI -hii sa envatten
25
wat ik boven als zevende situatle heb onderscheiden: het veld van instltuties, de maatschappij met zijn organen, het cultuurpatroon (wat naar de opvattmg van Perquin het specifieke aangrijpmgspunt is van de soczale pedagogie, met welke opvatting Gielen het dan ook niet eens is). 1) Onder .. het soczale" vat hij samen alle verschijnselen van samen-leven en samen-werken, van het onderling op-elkaarbetrokken-zijn der mensen. We mogen, dunkt mij, stellen, dat alle situatles, boven genoemd onder 3-6, door Gielen tot het sociale warden gerekend. Het is dan voorts zijn opvattlng, "dat "het sOClale" voor zover dit in groepen en tussen groepen wordt belee£d, het object kan zijn voor een .. sociale pedagogiek .... (p. 306). Hij komt tensloote tot de volgende conclusle: ,,'Soclale pedagoglek' richt zich pedagoglsch op de samenlevingsverbanden, waarin de nonnale ontwikkeling van de mede-menselijkheid beslissend IS voor hun volkomenheid; de opvoeding sluit hlerbij weliswaar in principe geen enkele waarde uit, maar richt zich praktisch op een veelheid van waarden die geeigend is om een bepaald verband inderdaad levend te doen wor· den." (p. 311). Vit dit alles blijkt, dat ik op wezenlijke punten met de opvatting van Gielen t.a.v. 'het object der socIale pedagogie kan inste)1lmen. Men mag de onderscheiding van de termen ..maatsahappelijk" en "sociaal" ietwat geforceerd achten, ofschoon toch zeker niet onjuist en m.i. zelfs geheel aanvaardbaar, de onderscheiding van de hetrokken situatzes als mogelijke objecten van studie en agoglsch handelen is zeer relevant. VAN GELDER
VAN GELDER tenslotte toont, dunkt mij, grote verwantschap met de 1) GieJ.en stett _ m.l. terecht - dat "het maatschappelijke" primair (studie-) object van de pedagogische sociologie is (p. 307 en 311). Pedagoguche soclologi~ is dan de wetenschap, die de maatschappelijke factoren der opvoeding bestudeert~ of wet: sociologie voor zover relevant voor de opvoeding (vgl. "educational sociology", analoog aan pedagogische psvchologie). De term pedagogische socio· logie wordt daarnaast door anderen gebruikt voor de wetenschap die de peda~ gogie als maatschappelijk verschijnsel door alle tijden en in alle cuituren be~ studeert. M.i. rou hier beter gesproken kunnen worden van opvoedingssociologle, naar analogIe van b.v. kennissociologie. Behaive studie-object is "het maatschappelijke" ook agogisch object. Voor het streven naar hervonnmg van het maatschappelijke acht ik "pedagogische socio~ logie" een bijzonder ongeiukkige term. In dit geval dienen we te spreken van sodagogie, die het studie-object is van de wetenschap der sociagogie.
26
overige auteurs in deze groep, al laat zijn omschrijvlIlg eliswaar emge vragen open. Hij definieert sociale pedagogiek .Is .. e wetenschap, die de doelstelIingen en de middelen omschrijit va de opvoeding van de mens. hetgeen omvat de constructleve de Ineming aan het gemeenschapsleven en de opvoeding van groepen tot deelgenootschap aan het gehele samenlevingspatroon, en de 0 voeding van de gemeenschappen." (9, p. 31-32). Al gaat het m deze omschrijving, zoals ook in andere, m~t om de doelstellingen dan om de obJecten, toch kan er m.i. ui worden afgeleid, dat Van Gelder als obJecten ziet: .het sOClale gedr g en de socIale particlpatie van de enkeling, de groep en de gem enschap, gegevenheden dus die door mij als de objecten 2-6 zij onderscheiden. Hiermee zou ik het Hteratuur-onderzoek naar de objectsom chrijving willen afsluiten. Het opvallende is, dat alle onderscheiden 'Objecten 2-7 wel bij de een of andere autenr m de omschrijving z'in 'Opgenomen en dat er voornamelijk (misschien afgezien van de ijmeegse opvatting) een verschil van accent is binnen de velden 2- . Hierbij is duidelijk, dat de oudere opvattingen zlch concentrere 'OP het veld 2, doorgaans met een volstrekt negeren van andere ogelijke objecten. terwijl in de nieuwere opvattmgen de velden 11-5 als kerngebieden worden onderkend. We knnnen hieruit afleid"n, at thans met meer alleen de organische eenheid mens als object van agoglsch handelen wordt gezien, maar ook sociale eenheden aIs oep en samenleving (gemeenschap, .. commumty"), en tevens de 0 derlinge relaties, zowel de interne als de exteme relaties ("inte~pers nal rela· tions", •.,intergroup relations"; "intercommunal relations'). HOOFDSTUK 5
DOELSTELLING EN METHODE VAN DE SOCIALE, AGOGIE Nu we de socIale agogle naar haar obJect hebben bepaald, ,ilient ook nog enige aandacht te worden gegeven aan een bepalinlg stelling en naar methode. Dit brengt mij terug naar mijn tweede bezwaar tegen
27
bepaling der sOClale pedagogle door Kohnstamm en anderen. Dit bezwaar was, dat In hun omschrijvlng Individuele resp. sociale pedagogie nauw gelieerd waren aan norma'tiev€ ideeen, aan individualisme resp. collect!vlsme. Echter oak In latere omschrijvmgen. met name bij Lievegoed en Van Gelder. zijn object en doelstelling in de omschrijvingen fllet of nauwelijks uit elkaar gehouden en dit werkt m.i. storend op een juist begrip. DE DOELSTELLING
Het ZOll te ver voeren, als ik hier op de normatieve problematiek diep zou mgaan; ik wil mij dus beperken tot twee relevante zaken. Ten eerste deze zaak: als wij een bepaald object - ter keuze Ult de verscheidenheid ander 2-6 - sOClaal-agoglsch willen behandelen, dan dienen wij ons er tevoren een beeld van te vormen naar welke gesteldheid toe wij dit object willen leiden. Wij dienen ons voor ogen te stellen. welke waardevolle hoedanigheden wij in het object willen realiseren. ID.a.w. tot welke waardigheid wij het object willen brengen (18). OOk wanneer de taak van de sOClaal-agoog Zlch beperkt tot een begeleiding van de zelf-vormmg van het sUbject (individu, groep, samenleving) is het niet anders: dit sUbject dient zich dan een beeld te vormen van zijn meest wenselijke gesteldheid, alvorens het op weg gaat. In felte zal bij deze doelbepaling rekenmg moeten worden gehouden met de concrete omstandigheden. die veelal tot een compromis tussen ideaal en realiteit zullen leiden. Hoe dit zij, v66r alle agogie is nodig een diagnose van de wenselijke "eind" -situatie. Zij IS trouwens bovendien nodig om tot een diagnose van de beginsituatie te komen, want evenzeer aIs bij de geneeskundige arbeid de diagnose van de ziekte het gezondheidsbeeld vooronderstelt, zo vooronderstelt ook het beeld der vorming-behoevende, minder-waardige sOClale situatIe het beeld der ideaal-gevormde, voI-waardige sociale situatie. Het beeld der vOl-waardige situatie is verschillend al naar het object, m.a.w. elk der onderscheiden objecten 2-6 kenmeflkt zich, als het wel-gevormd is, door een eigen waardigheid. Het doet er in ons verb and nlet toe. wat als de inhoud van deze eigen waardigheid kan worden gesteld, dus wat we moeten verstaan onder behoorlijk sociaaJ gedrag, onder goede menselijke verhoudingen, onder harmonzeus groepsleven enz., - het is voldoende als wij het er over eens zijn. dat bij elk object eenelgen specifieke waardigheid past. en dat wij dus
28
te maken krijgen met evenveel waarden-complexen als ertObjecten zijn. Wordt bij agoglSch mgrijpen een bepaald object ce traal geplaatst, dan staat meteen ook het betrokken waarden-com lex centraal, en alles wat vooraf gerealiseerd moet worden om deze pecifieke waardigheid te bereiken wordt dan tot v66r-waarde. Wilt derhalve als waarde en wat als voor-waarde wordt gezien, hangt objectkeuze af, en wisselt daarmee. Het lijkt me goed, op tleve en wisselende posltie van waarden en voor-waarden nadruk te leggen; ~anwege de versch~idenheid _van objectep en v~n. wege de vele relaties tot andere obJecten bulten het elg~n gebled hebben we hlermee vooral In de sOClale agogle veei te ma n. Dit brengt mij meteen tot het tweede punt: de hierarchie er waarden. Plaatsen wij de diverse waarden (behorend bij de Obje ten 2-6) onderling in een wisselende hierarchie, volstrekt opportun-stisch, of brengen wij er een vaste hierardue HI aan. en zo ja met b hUlp van welk criterium? Voorbeelden van vaste hierarchleen zijn ndividualisme en cOlleCtlVlsme. Het gebeurt dus, dat wij ons een st ak waardensysteem scheppen, waarin contributieve en intrinsieke waarden keurig geordend zijn, maar - dient dit ook te gebeuren? Vooral in de sociale agogie kan en moet men .niet aan de e vragen voorbijgaan. Indien men by. in een bedrijf streeft naar bet re menselijke verhoudingen, doet men dit dan om wille van deze enselijke verhoudingen zelf? lo neen. voor welke waarden zijn d ze goede menselijke verhoudingen dan een voor-waarde, - welke eigenlijke belangen warden er mee gediend? Is de dienst aan deze nie expliCIet geformuleerde belangen sociaal-ethisch verantwoord? Dit is maar een voorbeeld uit vele; dezelfde vragen rijzen op andere terreinen van sociaal-agogische arbeid. DE METHODE
Om vanult de beglnsltuatle te komen tot de nagestreeide meersituatie vOlgt _men een zekere werkwij'ze, en in ien deze werkwIJze een systematisch karakter draagt, kan men sp eken van methode. Men kiest zijn maatregelen en hUlpmiddelen, men past lz.g. technleken toe, men zoekt een geschikt medium voor zijn arbei~, en dop:~ al deze Ingrepen poogt men op doelmatlge wijze de slt.ua~ie te_~ veianderen, zodanig dat wat men aantrof zovee! mogelijk wor~t._ tQt,:;W:~t men zich als wenselijk voorstelt. waardi.~e
29:
De methode past idealiter "orgamseh" bij object en doe Is telling: het zijn de drie volstrekt op elkaar afgestemde momenten van het sociaal~agogische proces. Het 15 hierbij de kunst om voor elk gevaI de m·eest passende en doelmatige werkwijze te vinden. Heden ten dage zijn wij vooral om drie redenen, dunkt me, nog maar beginnelingen in deze kunst: in de eerste plaats omdat men zich niet de vereiste moeIte getroost om begin- en gewenste eindsltuatie bevredigend te diagnostlceren (men denke aan de blunders die bij de "communIty development"·projecten in z.g. onderontwikkelde gebieden zijn en worden gemaakt), in de tweede plaats omdat we nog niet beschikken over een behoorlijk gedifferentleerd arsenaal van werkwijzen, en in de derde plaats omdat men in de praktijk niet zelden neigt tot methodische verstarnng. tot toepassing van geijkte technieken. Echter. oak nu reeds weten we In grote lijnen, dat bij elke situatie een elgen werkwijze past. B.v.: wensen wij hervorming van niet~ aeceptabel sOClaal gedrag van een bepaalde persoon, dan passen we de methode van het "social case work" toe; willen we een groepsproces in betere banen leiden, dan is er de methode van het ,,(social) group work"; lijkt het gewenst iets te doen aan het samen-leven in een bepaalde samenlevlngskem (.. community") dan is er de methadiek van de "communIty development" en .. communIty organizatIOn'" Met opzet gebruik ik hler de engelse terminologie. omdat deze werkvonnen en daarmee in verband staande werkwijzen zich eerst in Amerika 'hebben ontwikkeld en omdat ook daar overeenkomsten en verschillen, in verband met de diverse objecten van bemoelenis, het eerst zijn vastgeste!d (22. 23). Met dit drietal zijn we er echter nog geenszinsl AIs wij alle soorten van vonnende en hervonnende sociaal-agoglsche arbeid, gedifferentIeerd naar obJecten, doelstellingen en concrete "settings" in ogenschouw nemen, komen we met dit drietal niet Ult. Er za1 inderdaad nog heel wat werk moeten worden verzet, aleer een gedifferentieerde sociaaI-agogische methodenleer tot onze beschikking staat. Hiermee kan ik, dunkt mij, mijn uiteenzettingen over de sociale (ped-)agogle besluiten. De plaats is we! uitvoerig genoeg en naar ik hoop ook nauwkeurig genoeg bepaald. Voor een punt zou ik echter nog even aandaeht willen vragen: ik ·heb mij beperkt tot de uitvoerende sociaal-agogische arbeid. Daarnaast zijn er andere taken op
30
dit geb. led: taken van beleid, .beraad, advies, consul'., t~ezicht. Al deze taken moeten nlet aan ODze aandacht ontsnappen, ij hebben hun eigen objecten, doelstellingen en werkwijzen. In zekere zin echter kunnen ze van secundaire betekenis worden geac t: zij ontJenen hun ZIn aan het ultvoerende werk. Een analyse v n !.het Ultvoerende werk is daarom een pnmaire noodzakelijkheid.. HOOFDSTUK 6
DE WETENSCHAP DER SOCIALE AGOGIE (= SOCIALE AGOLOGIEl) I) Een analyse van het sociaal-agogische praces, van de so~-ale agogie zelf. is ook een eerst.e noodzak.elijkheid. als wij willen ko en tot een omschrijvmg van de wetenschap der soclale agogle. Nu d n in deze noodzakelijkheid enlgermate 18 voorzien, kunnen we on met deze wetenschap zelf gaan beZlghouden. Soeiale agogle is, zoals wij hebben gezien, de algemenelbenaming voor het opvoeden, vormen, Ieiden, begeleiden van een ociaal gebeuren: het sociale gedrag, de menselijke verhoudingen, . et groeps1.) In het vOlgende gedeelte zal ik zo conseQuent moge1ijk het ge ruik van de tenn sociale (ped-)agogiek vennijden. Het is hier hiet de plaats de redenen hiervoor omstandig uiteen te zetten, en ik zou mij dan ook willen bepalen tot de vOlgende opmerkingen. Sedert de verschijning van dit stuk als artikeI In VolksotJUoeding en ik steeds meer tot de overtuiging gekomen, dat wij verstandig doen de tenn ( ed-)agogiek met meer te gebruiken voor de wetenschap der (ped-)agogie, oals uit het voorgaande kan blijken. heeft hij ab zodanig steeds een korllme 01 bestaan geleid --' maar deze term te reserveren vaor een gebied, dat ligt t sen dat der agogie zelf en dat van de echte wetenschap der agogie. Dit ssengebied omvat wat een eerste bezinning op de praktijk der agogte on leert: een formulering van gehanteerde beginselen, een uiteenzetting van rich ing-gevende idealen, een overzicht van .ge~?lgde werkwijzen etc. De feitelijke ~ped~)agogie speelt zich tegen deae feltehJke achtergrond van begmselen etf" dus van (ped_).agogiek oaf. In de w. eeenSCha.ppelijke. behand.elin g wo.rden ~.:OWl de (ped-)agogte zelf aIs de (ped-) agogiek tot object van onderzoek! Wij hebben in feite derhalve met een drie-deling te maken. eenz Ifde als we aantreffen bij: methode - methodiek - methodologie (of methodenlee ). Eenzelfde ook als Stellwag t.a.v. de didactiek maakt tussen de onderwijspra tijk zelf, de didactiek m elgenlijke ZIn en de didaxolagle (vg!. haar artikel i de bundel apstellen ter gelegenheid van het jubileum van J. B. Walters 1836--1961. p. 189 e.v.). In deze studie zal het terrein der (ped-)agogiek in Ibovengenoem~e zin, hoe bijzonder belangrijk oak, bUlten beschauwmg blijven.
31
I'.· .
leven e.d. De wetenschap van deze sociale agogle. welke ik In het vervo1g a1s socwle agologte za1 aanduiden. heeft dienovereenkomstig tot taak: het theoretisch doordenken van, de theone-vorming omtrent anes wat samenhangt met het -sociaal-agoglsche proces, dit proces zowel in het algemeen beschouwd als m het bijzonder, d.w.z. In samenhang met het bijzondere Object van sociaal-agogisehe zorg, In samenhang met de bijzondere doelstellingen en methoclen, en in samenhang met de bijzondere concrete sltuaties van het sociaal-agogiseh handelen. Er 1aten zich derhalve onderseheiden een algemene en een bijzondeTe (differenti;;le. speCIal e) sOCIale agologle. Ik wil mij hler verder beperken tot de algemene socia1e agologie; aan een uIteenzetting van hiir taken kan voldoende warden gedemonstreerd wat sociale agologleeigenlijk mhoudt. Haar eerste taak is dezelfde als In elke andere wetenschap: een analyserende en ordenende beschrijving van haar voorwerp van onderzoek. Dit voorwerp van onderzoek IS in dit geval de socia1e agogie. en de eerste taak der sociale agologie is derhalve: de analyserende beschrijving van het sOClaal-agogische proees. en een ordening der onderseheiden momenten of fasen. Boven (p. 27 e.v.) IS reeds beproefd een beknopte analyse van het sociaal-agogische proces te geven. Hienn IS aangeduid. dat elk proces Zlch voltrekt tussen een beglnpunt: de gegeven s!tuatle en een eindpunt. dat idealiter de gev'lenste meer-waardige situatie is. Het proces zelf verloopt, wanneer het vakkundig toegaat. methodisch, overeenkomstlg de regelen der gekozen methode. Met deze ietwat vereenvoudigde kensehetsing zou ik hier willen volstaan. Ze IS voldoen-de om vervolgens de voornaamste taken van de sociaal-agoog vast te stellen. Deze taken zijn opgenomen in een complex geheel van werkzaamheden en kunnen alleen maar warden onderscheiden; ze moeten anderzijds ook worden onderscheiden om greep te kunnen krijgen op het proces en om vervolgens de bestanddelen van de wetenschap der soeiaie agogie te kunnen aangeven. HOOFDSTUK 7
DE TAKEN V AN DE SOCIAAL-AGOOG 1.
DOELBEP ALING
Een eerste taak IS de formulering, of anders gezegd: de diagnose. van ele nagestreefde meerwaardige situatIe, dus van wat men met ZlJll
32
I
agogisch handelen wil bereiken. Zoals reeds gezegd, wordt {it bestanddeel maar al ~e vaak ve~aarlo.osd. Ik acht het echter een eerste verelste dat de sociaal-agoog zlch hlerop ter dege bezmt, en waar nodig In samenwerking met zijn client als mede-subject in het proces - zlch het nagestree!de doel bewust maakt (vgl. 20).
i
2.
DIAGNOSE VAN DE UITGANGSSITUATIE
In het licht van de diagnose der nagestreefde situatie wo diagnose der gegeven situatie gesteld; zoals ook het ziektebeel omschreven tegen het gezondheidsbeeld als achtergrond, of zo bepaald prestanebeeld wordt beoordeeld in het lioht van het prestatiebeeld. Wat men als gewenste sltuatie ziet, bepaalt w In de huidige situatle als tekortkomingen voelt, en dert.alve welke faetoren in deze situatie relevant zijn voor de diagnose
dt de wordt Is een ideale t men tevens
Een _bijzondere p.roblematiek S.Ch.uHt e.r in ~e vraag, wie de~ekort komingen vaststelt, - een prob1ematlek dIe ulteraard wee nauw verweven is met het antwoord op de vraag, wie vaststdt at de wenselijke situatie IS en waarom en In welk kader ze alH w nselijk wordt gezien; deze problematlek kan hier echter ter zijde orden gelegd. 3.
KEUZE VAN DE WERKWIJZE
Als de te behandelen situatie IS gekarakteriseerd en aJs de1unten van vertrek en aankomst zijn vastgesteld, dan vOIgt ten e rste de keuze van de weg, dj. van werkwijze. media, hUlpmiddelen Ult de beschikbare mogelijl
DE AGOGISCHE HANDELING
Nadat dit voorbereidende werk IS gedaan, vOlgt het proces elf, een merkwaardige mengeling van handelend voortgaan op de w g naar wat als doel voor ogen staat en van reflexie! terugblikken, om de mate van voortgang sedert het begin der ache vast te stellen. Hande· ling en beZlnnlng - progressie en retrospectle - wlsf3ele elkaar voortdurend af, en soms leidt zo de bezinning tot een he zlening der oorspronkelijke strategie.
33
5.
DE EVALUATIE
Is het proces tot een (voorlopjg) emde gekomen, dan volgt een evaluatie. Deze evaJuaue kan Ulteraard betrekking hebben op alle zo Juist onderscheiden bestanddelen. maar zal zich vooral tot twee werkzaamheden laten beperken: een evaluatIe van het bereikte resultaat. dj. een confrontatie van het bereikte met het beoogde, en een evaluatIe van het proces in al zijn fasen.
2.
DE THEORIE VAN DE DIAGNOSE DER UITGANGSSITUATIE
Deze diagnose-leer steunt op PSYC.hOlOg.lsChe, SOCiaal-PSYCh~ogISCh.e en sociologIsche kennls, en tevens op de kennls van de path logische verschijnselen op al de onderhavlge gebleden. De diagnose-le r zelf IS wederom de leer van het diagnostlsche proces en van de s ecifieke methoden die ons ten dienste staan om in concrete gevallelil, onder toe passIng van de beschikbare kennls, de aard der te bellandelen sItuatie vast te stelIen.
HOOFDSTUK 8
DE BESTANDDELEN VAN DE SOCIALE AGOLOGIE
3.
Deze bestanddeJen van de taak van de sOciaal-agoog leiden tot overeenkomstige bestanddelen lJan de sDczale agologze. Elk bestanddeel lffimers vereist wetenschappelijke doordenking, verelst een theone, d.L een systematisch geheel van verworven Inzlchten en van nadere toetsing verelsende veronderstellingen op het betrokken gebled. In de theone der sOClale agogle kunnen dienovereenkomsug de volgende bestanddelen worden onderscheiden (wederom: alleen maar ondeTscheiden, ze vormen tezamen een complex geheel).
Naast de sOClaal-diagnostische methodenleer staat de sociaal-a ogische methodenleer, de leer der behandelingsmethoden. Het gaat om een systematisch overzicht van de gangbare werkwijzen, een kri isch onderzoek naar hun toepasbaarheid. een uitbreiding van het b staande arsenaal en een toetsing van nieuw-ingevoerde methoden. et gaat tevens om een antwoord op de vraag, welke der beschikbar methoden in concrete gevallen voor toepassing In aanmerking komen. Methodenleer moet hier in rUlme zin worden opgevat: ze i de Jeer van de werkwijze In haar geheel. en deze werkwijze omvat owel de wijze waarop de sociaal-agoog de "client" benadert en de vaardigheden die hij daarbij hanteert. als de materiele en andere ulpmiddelen die hij daarbij Inschakelt. en het milieu waann joh het agogische proces a£speelt. Onder anctere belic11tmg omvat e zowel het opstellen van het plan van actie (het vaststellen van de s rategle) als de werlnvijze tijdens de ultvoenng van het plan (met insc akeling van taktische hulpmiddele n ).
1.
DE THEORIE VAN DE DIAGNOSE DER GEWENSTE SITUATIE.
de {eeT van de diagnose der meeT- of vOlwaardig geachte soczale sltuatles op de gebleden 2-6 (p, 15 e,v.j. Deze diagnostjsche theone steunt vooral op de sociaal-culturele waarden- en normenleer. of wel de sociale axiologie, ook ",.jel sociale ethiek genoemd. De sociale aXlOlogie unmers zet uiteen, m historisch en systemattsch verband. welke mogelijke sociaal-ethische concepties er zijn. en uit welke mogelijke normatleve doelstellingen del'halve een keuze kan worden g·emaakt. Het is vervolgens de taak der diagnostlsche theone om inzicht te geven in de diagnostlsche Wel'kwijze en om vast te stellen met behul p van welke methoden in concrete gevallen, aan de hand van de sociale aXlOlogie, de normatIeve Inhoud cler doelstellingen kan worden bepaald. Wat hlerbij als wenselijk wordt gesteld, IS niet alleen afhankelijk van sociaal-morele factoren. maar evenzeer van sOClaal· economlsche, sociaal-politieke en sociaal-juridische factoren. De diagnose-leer steunt derhalv,e op ruime algemeen-soclale kennIs, en met de waarden van elk terrein dient op gei'ntegreerde wijze bij de diagnose rekenmg te word en gehouden.
34
4.
DE SOCIAAL-AGOGISCHE METHODENLEER
DE PROCESLEER.
de theone van het sociaal-agogIsche proces. Diagnose~Ieer en agoglsche-methodenleer concentreren zich op de drie hoofdm menten van het sociaal-agoglsche proces. Dit proces dient echter ook als een geheel te worden bescl1ouwd. en als zodanig object van s udie te zijn. Bezmnmg op en onderzoek naar de feitelijke gang va zaken, b.v. naar de (on-)wenselijkheid van het door elkaar spelen an diagnostische en agogiscbe werkzaamheid (zoals die in (eite no a1 eens voorkomt) is een taak van de procesleer. Voorts de studie van de samenhang tussen de aard van de behandelde sltuatie, d.e evoIgde
35
werkwijze en het milieu waarin gewerkt wordt; het onderzoek naar het verband tussen de persoonlijke kenmerken der betrokkenen en het procesverloop, en zoveel onderwerpen meer. 5.
DE LEER DER EVALUATIE.
die uiteenvalt in tenmlnste drie bestanddelen: le een retrospectieve resultatenleer, die confrontatie van het bereikte met het beoogde tot object van studie heeft; 2e een prospectleve resultatenleer, die zich in het bijzonder richt op het effect van wat werd bereikt; en 3e de leer van de evaluatle van het totale sociaal~agoglsche proces. Een der belangrijkste taken van deze evaluatieleer is voorlopig wel: het ont~ werpen en toetsen van geeigende methoden om de genoemde ver~ schijnselen 'le evalueren. Een aantaI pogingen IS in deze richting reeds ondernomen, maar het is bijzonder moeiIijk om greep op de betrokken versohijnselen te krijgen. om bruikbare indicatles te vinden en om de jUlste evaluatle-cnteria vast te steIIen.
zin dat ze praktlsche belangen dient; en daarom kan zij z'ch niet overgeven aan pure reflexie, maar dient zij ook aanwijzingen e geven voor de praktische verbetering van de feltelijke gang va zaken, Deze aanwijzingen zullen ten dele gebaseerd kunnen word op de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek, b_v_ een verg Iijkend onderzoek naar de doelmatigheid van versohillende werkwij en_ Anderdeels echter zullen er buiten-wetenschappelijke overwegi gen in het spel zijn. b.v. sociaal~ethische of godsdienstige, en op gr nd van dergelijke overwegmgen zuHen niet aHe theoretlserende soclaalagogen hetzelfde onder "verbetering" verstaan. Het be'eld an het ideale sodaal-agoglsche proces zal bij hen verschillend zijn al naar hun waarden~ 'en normenhierarchie en al naar hun m'ens. maat~ schappij-, levens- en wereldbeschouwing_ Zo onderhoudt d sociale agologle derhalve nauwe relaties met de wijsgenge antropol gie, de sociale filosofie, de metafysica, de godsdienstleer.
H
dt
HOOFDSTUK 9
iermee ben ik aan het eznd gekomen van mijn pogtng sociale agalogte te omschrijven_ Ik heb met de behoelte alles tot lot nog eens te comprimeren in een definitie van enkele regels; het ijkt me verstandiger dit maar achterwege te laten. Zaals duidelijk moge zijn, heb ik mij tot hooldzal<en en haa~dlijnen beperkt_ Ik heb hierbij t_a,v_ de sactale agolagze betrekkelfjk kort kunnen zijn, omdat ik tevoren zo uitvoerig de sociale agogz onder ogen had gezien_ Een p I a a t s b e p.a I i n g der soctale agol gte zell lS trouwens oak aUeen daardoor mogelijk, want de p l a a t s der sociale agologte wordt In laatste mstantie bepaald door he oblect der sociale agogie (en niet door het object der soczale agolo ie). Het object "{Aan bemoezenzs van het sociaal~agogisch handelen is ier het kernpunt, en dit was oak de reden waarom aan dit soczaal~ gogzsch obJect zoveel aandacht is besteed.
SOCIALE AGOLOGIE: EEN PRAKTISCHE WETENSCHAP
HOOFDSTUK 10
Voor zover ik kan zlen) zijn hiermede de voornaamste bestanddelen van de sociale agologte als uztvloezs.el uan de analyse van het sociaal~ agogzsche proces aangegeven. Overtgens is met .deze omschriJvzng van de soczale agotogte nog meer een programma opgesteld dan de teitelijke toestand weergegev,en. Wet begint de analyse van het sOClaal-agogzsche proces, v,an de "dynamtcs of planned change" (22) ,op gang te komen, maar met de wetenschappelijke reflexte hierop, die tot een weldoordachte, goed-gefundeerde en gedifferentieerde socz.aal~agogische t'heorte-vormzng moet leiden) is nog ternauwernood een begin gemaakt, tenmznste wanneer wij ons realiseren wat hier~ Voor nog allemaal moet worden gedaan.
Nog een enke! woord over wat ik zie als een tweede taak der sodale agologie. Zij kan zich m.l. niet beperken tOt een analyserende reflexie op het sociaal~agogische praces in zijn diverse vormen. tot een kri~ tIsch onderzoek van bestaande procedures. tot een toetsing van nieuw ontworpen en aanbevolen werkwijzen, tot een vaststeIling van de uitkomsten van sociaal-agogisch handelen etc_ Zij is namelijk geen fundamentele wetenschap, maar een praktische wetenschap, in die 36
DE VERHOUDING TUSSEN SOCIALE EN CULTURE AGOGIE Hiertoe terugkerend rest er nog een probleem, dat ik ni.et zeilen: het probleem van de verhouding tussen sociale a~'ogte en culturele agogie. Ik moet er hier ook op ingaan. omdat Va Praag in zijn kanttekeningen bij het artikel van Van Gelder een vr ag stelt over de plaats van de culturele arbeid. Van Gelder ziet. zoa s boven
37
aangegeven, in "het sociale" in zijn verschillende vormen het object der sonale (ped-)agogle. In aanslUltmg hlerop schrijft Van Praag: "Hier nu rijst de belangrijke vraag of een dergelijke omschrijving aanvaardbaar kan worden genoemd. Wetenschappelijk systematisch fioet culturele arbeid zowel als maatschappelijk werk worden ge· rekend tot de sociale paedagoglek. Een omschrijving van sociale paedagoglek dient dus beide gebleden te overkoepelen." (10, p. 36). Aan cie hier g·estelde vraag zou ik voor ons doel een lets andere inhoud willen geven: Zijn zowel de culture!e agogle aIs de SOClate agogle l<.en·obJ ect van de seClale agologie? Zo ]3, hoe kan dan de culturele agogie werden lllgepast in het gel1eel van ken·objecten der sonale agologie? Zo neen, moet dan naast de sociale agologie een culturele agologle worden onderscheiden, en wat zou daaronder moeten worden verstaan? Deze vragen moeten we nu onder ogen Zlen. 1) HET KENMERKENDE VAN DE SOCIALE AGOGIE
Het kenmerkende van de sociale agogie is het specifieke obJect,' het sociale In zijn verschillende modi; doelstelling en werkwijze hangen 1) In het cit(lat van Van Praag warden "culturele arbeid" en "maatschappelijk werk" naast elkaar geplaatst. Jk heb deze termen voor ons doel gewijzigd in "culturele agogie" en "sociale agogie" Deze wijzlging is meer dan een zuiver terminologrsche: ze hcett tevens ten dod om een bepaald aspect van de hele problematick in dit artikel te elimmeren. Het is n.l. ZO, dat weliswaar "cultureie a.rbeid" en "culturele agogie" als synomemen kunnen worden opgevat. maar "maatschappelijk werk" en "sociale agogie" zeer zeker met. De gang bare op· vattmg aangaande het maatschappelijk werk is nog steeds, dat het tot obiect van bemoelenis heeft het kind of de mens zn nood. Ook Van Praag staat deze opvattlng voor (24, p. 301). Van maatschappelijk werk IS derhalve sprake, als men bezlg IS cen soclale uoodtoestand op te heffen, m.a.w. als men hervormend werkzaam IS in de richtmg van een sociaal·normale toestand. SociaJe agogie omvat echter meer: ze omvat ook de arbeid die er op gericht IS het z.g. normale verder te vormen in de richtmg van het ideale (zoals b.v. bij de vorrning van het socIate gedrag van het normale kind het geval is 1. Haar object van bemoeiems is met alleen het m~nood·verkerende of met·nood·bedrelgde menselijk mdividu, maar ook het met·in-nood·verkerende en niet·bedrelgde. Door nu van "sociale agogie" en "culture le agogie" te spreken, maak ik het object der agogie m dit o/lzicht aan elkaar gelijk. In andere oPzlchten verschillen de objecten "het sociale" en "het culturele" van e1kaar, en deze verschillen kunnen hierdoor scherper warden belicht. Vaor nadere uiteenzettingen over de verhouding tussen maatschappelijk werk en cultured werk moge ik o.m. verwijzen naar de nummers 19 en 24 van de literatuurlij st.
38
steeds ten nauwste met de aard van het object sam'en. Ev~zeer is oak hetkenmerkende van de culturele agogle het object: h t cultu· rele. De vraag rijst nu echter, w.at 'hieronder moet worden erstaan, en als we ons hlermee bezlghouden, dreigt vanwege termln loglsche onduidelijkheid al gauw een akelig misverstand. Ik moet daarom deze problematiek eerst vanuit een andere l10ek benaderen Welnu, men kan stellen, dat het bij de soctale agogie gaat om het overdragen en scheppen van soclale cultuur (vg!. 13). Tmm rs, men tracht bij de soclale agogie verandenng aan te brengen i allerlei aspecten van het sociale leven, tn de gewenste richtmg. St eds nu. als wij za iets ondernemen. als wij in een bepaald Object erande· ringen aanbrengen. in een richting die wij als wenselijk zien, zijn we, kan men zeggen, cultuur-vormend beZlg. Als wij dit doen 0 het gebied van het sociale leven. vormen wij derhalve sOClale cui uur. Of wij dragen hlerbij sociale cultuur over, d.w.z. wij brengt~n eze cuI· tuur waar ze tevoren nog niet was, of wij scheppen ni(~uw sociale cultuur, d.w.z. we modificeren nlet naar een vDorbeeld, m ar naar een nog niet gerealiseerd beeld. Dit IS de essentie van social agogre, van soclaal·vonnende arbeid. HET KENMERKENDE VAN DE CULTURELE AGOGIE
Waar gaat het nu om b.ij de culturele agogle? lk lOu. Will~ stellen: oak weer om een agoglsch, d.L cultuurvormend, ingrijpen, n nlet op het gebied van het sociale leven, maar op het gebied va wat wij in het spraakgebruik veelal het culturele leven noemen n1. het geestelijk-zedelijke leven. Het IS lichtelijk verwarrend tE' spr ken van cultuur·vormend ingrijpen op het gebied van het cultur le leven, maar deze verwarnng wordt minder, ais wij bedenken, dat w j gewenct zijn geraakt om de term cultuur in een ruime en in een e gere zm te hanter:en. Als wij van het culturele leven spreken, be oelen we doorgaans niet cultuur in ruime zin (tegenover natuur, zodat er ook de cultures ender vallen), maar cultuur in de enger zin van wat geestelijk-zedelijke cultuur kan warden genoemd, en schappen, kunsten, moraal, godsdiensten en aanverwa.nt~ cultuur· terreinen omvat. Cultureel werk IS agogiscbe arbeid op deze cultuur· terrelnen. SOClAAL·CULTUREEL VORMINGSWERK
Op deze wijze dienen, dunkt mij, sociaal-vormende arbeid! en cultu·
39
reel-vormende arbeid naast elkaar te worden geplaa,tst. Zij ontmoeten elkaar in het z.g. sociaal-culturele vonnmgswerk, dat op gelntegreerde wijze de soclale vormlng zowel als de culturele vorming bebartIgt. Elders heb ik dit zo omschreven: ,:Voldragen' sociaal-cultureel vormingswerk neemt evenwel doelbewust zowel de sociale als de culturele vorming ter hand, met eell wisselend accent op beide. Het IS dan zo, dat m en door het culturele vormingswerk tevens wordt gewerkt aan de sociale vorming en wel door toepassing van een bepaalde vormlngsmethodiek J terwijI bij andere actIviteiten, in de eerste plaats gericht op sociale vormIng. tevens cultureeI materzaal wordt ingeschakeld. met de bedoeling tevens aan de culturele "ormIng te werken." (19, p. 14). Zoals hierUlt kan blijken, hangt naar mijn opvattlng sociale vorming ten nauwste samen met de methodiek van het werk. terwijl de culturete vorming zich voltrekt aan de hand van matenaat dat wordt aangeboden. Op deze wijze is het verschil tussen beide soorten vormingswerk vrij scherp gesteld, en dit kan onder omstandigheden nuttlg zijn. We m.oeten echter niet vergeten, dat sociale agogle, b.v. In de vonn van het eigenlijke groepswerk, "stof" behoeft. ervaringsmateriaal, om zich te kunnen manifesteren; in en door de behandeling van de stof ontwikkelen zlch de groepsprocessen. Men kan hierbij het voIle accent leggen op het soclaal-agogische aspect, zoals b.v. gebeurt in het Amerikaanse vormmgscentrum voor groepswerk te Bethel (vgl. 21). Het onderwerp IS bij deze traimng van volstrekt secundair belang; er is een zuiver sociaat-agogIsche doelstelling, geen enkele intentie tot culturele vorming. Duidelijk minder scherp ligt het accent op het socIaal-agogische aspect in de opvatting die Murray G. Ross heeft van "commumty orgamzatlOn" (23). Hij onderscheidt aan de "community organization" als twee aspecten: de "plannIng" en de "communIty IDtegratIOn"_ "Planning" is het culturele aspect; het gaat hwrin om het oplossen van cuIturele problemen van de "community" (waarbij eehter "cultureel" wel in de ruime zin moet worden opgevat: met name gaat het niet alleen om geestelijke en sociale, maar vooraI ook om materiele cultuur). ..Community integration" is het socIale aspect: hierin gaat het om "the exercise of cooperative and collaboralIve attitudes and practices." (p. 51). In de "community organization" vInden we een samenspeI van beide; voor Ross is evenwel bet sociaal-agogische aspect verreweg het belangrijkst. "For the writer, by far the more important objectIve 40
is community mtegratlOn" (p. 52). Hij voegt hieraan eChlr onmiddellijk toe: "But community integratIOn IS not somethi g that IS developed by itself, or by good-wiIl meetmgs, or by Wifring and talkin. g about It. It is a quality of commun. ity life that e erges III action, as people rub shoulders in common tasks. as pe pIe share consciously in common projects, as they seek common gO~s. And It appears that the more ilnportant these latter tasks and goals are to the people concerned, the more intensely they share 1n t e project. the more significant the process of sharing becomes, and t e deeper the "feeling" for community that results. For this reason. planning in respect to problems that the people of the commumty eel to be of the greatest importance is an essentIal element of Dhe c mmunlty organization process." Ondanks een duidelijk accent ep h t sociaalagoglsche aspect. toeh niet een verwaarloZlng van het culturele aspect. De onderlinge verwevenheid van deze twee aspe ten komt hierbij klaar aan het licl1t. In het. eigenlijke sociaal-CUlturele. vormmgswerk (waarbij h~ behalve om de soclale cultuur oak en voornameliJk om geestdijk cultuur gaat) IS het soortgeIijk. maar toch ook weeT heel anders! D overeenkomst met Ross. is, dat ook 'hIerbij twee aspecten te onderscheiden zijn: "het soclale" -en "het culturele", en dat ook hierbij tiet accent op het soclaal-agoglsche aspect kiln liggen; daarnaast kan gelijkwaardigheid der beide aspecten nastreven, en kan t\nen "het culturele" voorop plaatsen (wat doorgaans gebeurt). WAT IS "CULTURELE ARBEID"~
Er is echter oak een belangrijk verschil en hierop moet ikl even ingaan om een dreigende ontsponng te voorkomen. Men kan zeggen, dat zoweI in de .. community organization' vOIgens Ross, of oak in wat wij maatschappelijk opbouwwerk noe en, en in het sociaaI-culturele vormingswerk cultureel werk wordt ge aan. culturele arbeid wordt verncht. "Culturele arbeid" echter la t zIch op tweeerIei wijze interpreteren. Het k~m betekenen culture e agogte, d.w.z. eulturele arbeid aan de betrokken sUbJecten, waarbi wij dan vooral denken aan overdragen en scheppen van sOClale c huur en van geestelijke cultuur, kortweg socmle agogle en cultur e agogie genoemd. Het kan echter ook betekenen culturele arbe~d in de obiectteve sltuatle. het overdragen van bestaande (mate:rieI , sociale,
T
41
geestelijke) cultuur, naar ons eigen levensmilieu, en het scheppen van deze cuituur in dit milieu. De mensen zijn h1erbij slechts middel: de overdracht vindt door middel van hen plaats of hun creaueve mage~ lijkheden warden als instrumenten benut. Naar mijn menmg IS het nu zo, dat het bij het maatschappelijk opbouwwerk _ voar zover -er van culturele arbeid sprake is - vooral om het werken aan de objecueve cultuur gaat, terwijl in het sociaal~ culturele vormingswerk, als sociale en culturele agog1e, de subjectieve cultuur voorop staat. Anders gezegd: ten a.anzzen van "het culture le" IS de mens in het maatschappelijk opbouwwerk vooral middel (het· geen duidelijk naar voren komt in Ross' opvattmgen) en m het sociaal~culturele vonn1ngswerk vooral doe!. HOOFDSTUK 11
DE CULTURELE AGOGIE Hiermee IS de weg voldoende geeffend voor het verdere betoog. Wij moeten voor ons doe! afZlen van het streven naar cultuur~vermeer~ dering 1n de objectieve situatle. Ons interesseert hier cu1tuur-ver~ meerdering 1n de betrokken subjecten, V1a de CUltureel-agoglsche
arbeid. 1) Wij moeten nu nagaan, hoe deze culturele agogie zich laat om~ schrijven en welke plaats zij inneemt naast de saClale agogie (waarbij dus nu "cultureel" m engere zin wardt opgevat). HET OBJECT VAN DE CULTURELE AGOGIE
Het obJect van bemoeienis van de culturele agogw is de mens. de groep of de samenlevlng die men in cultureel opzicht wil vormen. In zeker opZlcht is er derhalve overeenkomsl tussen de sociale en de culturele agog1e wat dit object aangaat: beide nchten zich tot de mens als Individueel wezen en tot grotere of kleinere groepen van Dit staat. als ik goed Zle. ook centraal bij de scholen voor sociaal en cultureel werk, zoals zich sommige Instltuten voor hoger sociaal-pedagogisch onderwijs noemen: de cultureie sector concentreert z1ch voorai op wat veeial nog volks~ ontwikkeling wordt g-enoemd. lk kan mij evenwel voorstellen dat men daarnaast behoefte gevoelt aan cen onderwijsinste11ing, waann "het culturele" zowel in subjectieve als objectieve zm tot zijn recht komt omdat ze bij elkaar horen, en waarin dus zowel wordt opgeleid tot cultureel~agogisch werker als tot b.v. cul~ tuur~beheerder en cultureel ambtenaar. Men vergelijke het opleidingsnummer van VolksolJVoeding, jrg. 10, nr. 1. 1961.
1)
42
mensen. Dit vooropgesteld. tonen de objecten, ,n3,llWkeiriger be~ schouwd, echter lOoh grote verschillen. Tel'wijl nalllelijk. e sociale agogle zich richt tot het sOClal'e aspect van mensen en: gr epen: tot de sOClale gedragmgen en de sOClale gedragsrelaties, richt de cultu· rele agogle zlch tot het cUlturele aspect: tot hun geesteli k·zedelijk leven. De betrokkenen worden dus door beide agogieen in heel ver~ schillende aspecten en sectoren van hUn bestaan aangespro en. Bovendien richt de culturele agogte zlch ook primair op de intramdividuele gesteldheid der betrokkenen (het· gaal hierb j om de verrulming en verrijking van hun cultuurbezit en de 0 tplooiing van hun creativiteit), terwijI de soclate agogie zich prim ir bezig~ houdt met lnter~individ'lt.ele relaties. Richt men zich b.. tot een groep, dan heeft de soda le agogle vooral de interne en exte e groeps~ relaties op het oog (waarbij zij met vergeet, dat toch ei enlijk de deelnemende individuen de dragers en scheppers zijn d r sociale groepscultuur), terwij-l de culturele agogie zich prImalr ri ht tot de deelnemende lndividuen teneinde -hun persoonlijk bezit aa cultuur te vermeerderen en ,hun cultuur-soheppencte kracht te ergroten (waarbij zij nlet vergeet. dat van goede groepsrelaties, va ultwisse~ ling en lnteractie, een stimulerende werking uitgaat). VV'at et object betreft, is er globaal genomen dus overeenkomst, maar z jn op de keper beschouwd de verschillen toch aanmerkelijk. DE DOELSTELLING VAN DE CULTURELE AGOGIE
De doelstelling der culturele agogle komt slechts in zoverr overeen met die der sodale agogie. dat het doel van beide is de mens (de groep. de samenleving) te maken tot drager en tot sch pper van cultuur, respecttevelijk van geestelijk-zedelijke en van sodal cultuur. Deze agogieen rich ten zich niet alleen tot de mens, maa ook op de mens: de mens is aangrijpingspunt en ook doelwit van' et handelen. Bij de soda1e agogle is het doelwit: gevormd medeme selijk en tussenmenselijk gedrag, bij de culturele agogie: gevormd eestelijk. zedelijk leven. DE METHODE VAN DE CULTURELE AGOGIE
Ten aanzien van de werkwijze vers.chillen sociale en cUlturfe agogie aanmerkelijk. Het verschil komt beel duidelijk tot mUn • als we groepswerk plaatsen naast werken in klasseverband of groep verband.
43
Graepswerk in de eigenlijke zin van het woord is een werkvorm der sociale agogie: het is een wetken aan of met de groepsleden die met elkaar in wisselwerking staan (vg!. het werk m het trainmgscentrum te Bethel)_ Werken in klasse- of groepsverband vinden we in de culturele agogle: met behulp van diverse didactische methoden (voordracht. discussietechnleken etc.) vindt overdracht van cultuur· inhouden plaats; deze overdracht zou ook individueel kunnen ge· beuren. maar a.m. om redenen van efficientie (bij een voordracht) en)of om redenen van actlevere participatle (bij een discussie in kleine groepjes) wordt er de voorkeur aan gegeven in groepen te werken. Inbeide gevallen IS de benadering van de betrokkenen een volstrekt verschillende. - omdat men op een verschillend aspect van de totaH· telt mens is gericht. De puur·cultureie werker k~m in zijn werkwijze de mens als sOClaal wezen negeren. zolang deze hem niet hinderlijk stoort bij zijn cultureel·vonnende taak. De puur.sodale werker heeft alleen met de mens als geestelijk wezen te maken. vaor zover hij deze benutten moet voor eventuele informatie in verb and met zijn sociaal· vonnende taak. In het geintegreerde sociale en culturele vormlngs· werk echter spelen beide werkwijzen door elkaar heen. wat dit werk dan oak wel bijzonder zwaar maakt. zwaarder dan :het maatschappelijk opbouwwerk, waarin de mensen die er bij betrokken zijn alleen object van SOClaal-vormende arbeid zijn en niet tegelijkertijd ook van cultureel·varmende arbeid.
hler met de culturele agologie alleen In ZOV,erre beZl,g Wille~hOUden, als nodig was om de vragen die voortvloeiden uit de op erkingen van Van Praag te kunnen beantwoorden (Zle hlz_ 38)_ De an woorden zijn in het voorgaande reeds gegeven. maar mogen hier no worden herhaald: L Naar mijn menmg heeft de sociale (ped-)agologie alle,en ~e soctale agogie tot ken-obJect_ Wetenschappelijk systematisch mo t dus de culturele arbeid met tot de ken-obJecten der sociale (ped )agologIe worden gerekend. 2. Hieruit YoJgt, dat er een afzonderlijke wetenschap der Iculturele agogle moet worden onderscheiden. m'et dezelfde bes~anddelen als elke andere agologie_ De znhoud van deze bestanddelen zal echter karakteristiqk blijken voor haar specifieke ken~object: de cultureLe agogie.
0j'
Op de consequenties van deze onderscheiding voor de en studierichti,ngen, zal ik hie, r t,'hans nlet verder ingaan. onderwerp op zichzelf en levert een £linke hoeveelheid discusSle opi Voor deze keer l1eb ik alleen de plaats van schap der soczale (ped-)agogie In hoofdlijnen willen ,(het
eidingen et is een tof voor e wetenen_
HOOFDSTUK 12 CULTURELE AGOLOGIE: EEN AFZONDERLIJKE WETENSCHAP Sociale agogie en culturele agogle moeten dus we! van elkaar worden onderscheiden: zij dekken elkaar noch wat object en doelsteJling betreft, noch wat werkwijze betreft. Hieruit vOlgt meteen, dat ook soctale agologie en culturele agologIe duidelijk van elkaar moeten worden onderscheiden, aangeZlen hun respecueve ken·objecten verschillend zijn_ Wat de sociale agologie omvat, heb ik boven mteengezet_ Een soortgelijke uiteenzettlng zou hier nu elgenlijk moeten vOlgen voar de culturele agologie. die haar eigen diagnose· leer en methodenleer, haar eigen proces- en resultatenleer heeft. Ik zal dit met doen, het valt bmten het huidige kader. Ik heb mij
44
45
16. Hoogveld Instltuut: Op zoek naar een pedagogisch denken art. PerQuin, P. 10 en De Hey, p. 34). Roermond 1958.
Geraadpteegde literatuur A.
Nederlandse literatuur betreffende "sociale pedagogie (k J".> chronologlsch gerangschikt 1. Kohnstamrn, Ph.: Individu en gemeenschap, verzamelde sociaal-paedagoglsche opstellen. 's-Gravenhage. 1930 (o.m. eerste opstel: Staatspaedagoglek of persoonlijkheidspaedagogiek, oratie 19191. 2. Rede. uitgesproken bij de opening der Dr. D. Bos-Stichtmg te Gromngen, 3 Dec. 1920, door Mr. J. Limburg. Opemngswoord van den Directeur, Dr. H. J. F. W. Brugmans. Mededelingen Bos-Stichting,
nr. 1. Gronmgen. 1921. 3. Kohlbrugge. J. H. F.; Practische sociologie, D1. 1: Soclale opvoeding (de mensch In dienst der maatschappij). Groningen, 1925. 4. Mennicke, C. A,; Soclale paedagogie. Grondslagen, vormen en midde~ len der gemeenschapsopvoeding. Utrecht. 1937. 5. Kohnstarom. Ph.: Taak en positie der paedagoglek m de opbouw ener nieuwe gemeenschap. Pacd. Studien, jrg. XXIII, 1946. Ook: Meded. Nutssem. v. Paedagogiek Amsterdam, nr. 38. "Gromngen, 1945. 6. Baschwitz. K. en M. C. J. SCheffer: Sociaal~paedagoglsche leergang. Meded. Nutssem. v. Paedagogiek Amsterdam. Sociaal.Paedagoglsche
B.
met name
Overige literatuur, alfabetisch gerangschikt 17. Hanselmann, HI: Andragogik. Wesen~ Moglichkeiten, Grt:nzen der Erwachsenenbildung. ZUrich. 1951. 18. Have, T. T. ten: Over waarde en waardigheid. Rekensch4p, Jrg. 4, 1957. 19. Have, T. T. ten: AIgemene inleiding en verantwoording. In:1 Vormmg, handboek voor soclaal-cultureel vormmgswerk met vOlwassdnen. Gromngen, 1959.
20. Have. T. T. ten: Problemen en doelstellingen. In: VOrming,~z.b. 21. Lievegoed, B. C. J.. Over groepswerk ..VOlksopvo.eding, Irg 5, 1956. 22. LipPltt, R .• J. Watson and B. Westley: The dynamICS f planned change. New York, 1958. 23. Ross. Murray G.; Commumtv orgamzation. Theory and Iprinciples. New York, 1955. 24. Verhouding tussen maatschappelijk werk en cultureel werk, e. Volks~ opvoeding, jrg. 6, 1957.
Reeks. nr. i. Groningen. 1949. 7. Have, T. T. ten: De sociale opvoeding in het kruisveld van ideaten. Amsterdam, 1950. 8. Lievegoed. B. C. J.. Het arbeidsveld der sOClale paedagogIe. Utrecht,
1955.
9. Gelder, L. van: Sociaal~cultureel vormingswerk, maatschappelijk werk en sociale paedagoglek. Soctaal Contact, 1955, en Volksopvoeding,
]'g. 5, 1956. 10. Praag, Ph. H. van: Kanttekenmgen bij de beschouwingen van dr. L. van Gelder. Volksopvoeding, jrg. 5, 1956.
11. Praag, Ph. H. van: Het arbeidsveld der sociale paedagog 1e . Volksopvoeding, lrg. 5. 1956 (Beschouwingen over de oratle van proL Lievegoed) .
12. PerQum, N.: GezIchtspunten voor een socJale pedagogiek. In: Het Medisch Opvoedkundig Bureau in pedagogisch perspectlef. Utrecht.
1956. 13. Nieuwenhuis, H.: De soclaal-paedagoglsche taak van het clubhUlswerk.
In: Opvoeding tot deelneming aan de cultuur. Uitg. Lande1. Ver. Club-
huiswerl{, Utrecht. 1957. 14. Nieuwenhuis. H.: Het onderwijs en de sociale paedagogiek. Meded. Nutssern. v. Paedagogiek Amsterdam, nr. 61. Gronmgen, 1958. 15. Gielen, Jos. J.: Enige opmerkingen over "soctale pedagogiek" Tijdschr. v. Opvoedkunde, jrg. 44, 1958.
17 46