T O E T S W IJ Z E R Vakkundig Onderwijs Niveau 4 Algemeen Ziekenhuis
Inhoudsopgave
pagina
Inleiding .......................................................................................................................... 3 Waarom toetsen? ............................................................................................................. 4 Betekenis van de toetsen .................................................................................................. 5 Oefentoets ................................................................................................................... 5 Diagnostische toets ...................................................................................................... 5 Voortgangstoets ........................................................................................................... 5 Kwalificerende toets .................................................................................................... 6 Hoe wordt er getoetst? ..................................................................................................... 7 Schriftelijke toets......................................................................................................... 7 Vaardigheidstoets ........................................................................................................ 9 Proeve van bekwaamheid .......................................................................................... 10 De onderwerpen ............................................................................................................ 12 Anatomie ................................................................................................................... 12 Rekenen .................................................................................................................... 12 Theorietoets Verpleging en Pathologie. ..................................................................... 13 Vaardighedentoets ..................................................................................................... 14 Proeve van bekwaamheid .......................................................................................... 15 Procedure toetsen en herkansen ..................................................................................... 16
Bijlage : Hoe studeer je? ................................................................................................ 17
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 2 van 21
Inleiding Met deze toetswijzer willen wij je helpen om je wegwijs te maken op het gebied van toetsen tijdens de door jou gekozen opleiding. Bij de start van je opleiding krijg je verschillende documenten, waaronder de OER (Onderwijs en Examenregeling) en de studiegids. Je krijgt ook ontwikkelkaarten waarin beschreven staat welke beroepsopdrachten en toetsen je kunt verwachten en wanneer deze worden afgenomen. De OER bevat nogal officiële en formele teksten omdat dit een wettelijk document is. Dde studiegids is een wegwijzer voor van alles wat met de opleiding en de school te maken heeft. Beide documenten bevatten informatie over toetsen en examineren, maar waar het ene document heel veel formele informatie bevat is het andere weer wat te beknopt. Omdat toetsen een belangrijke plaats in neemt bij tijdens je opleiding, hebben wij deze toetswijzer ontworpen. Hierin kun je zien welke toetsen er zijn en waar ze over gaan. Wanneer de toetsen worden afgenomen hangt af van de opleiding die je volgt. Deze informatie kun je vinden op de ontwikkelkaart en in het PTA (Plan van Toetsing en Afsluiting) in de OER. We wensen je veel succes!
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 3 van 21
Waarom toetsen? Wanneer je een beroepsopleiding volgt, is het ook belangrijk om op een andere manier naar toetsen te kijken dan je tot nu toe gewend was. Op de middelbare school heb je waarschijnlijk wel eens enkel en alleen geleerd om een toets te behalen. Je ging dan één of twee dagen van te voren zitten, stampen, toets maken en klaar. Onze hersenen werken echter zo, dat je dan waarschijnlijk ook alles wat je geleerd had binnen een paar dagen weer vergeten was. Bij een beroepsopleiding leer je die dingen die je nodig hebt bij het uitoefenen van je vak. Daarom is het belangrijk om kennis te verwerven, te behouden en op verschillende manier in te zetten. Je bent er zelf verantwoordelijk voor om je kennis en vaardigheden die je tijdens de opleiding leert ook bij te houden. Daarom zullen we bijvoorbeeld kennis over de basiszorg door de hele opleiding terug laten komen op diverse manieren in verschillende toetsen. Wij vinden het belangrijk dat jij als beginnend beroepsbeoefenaar voldoende geleerd hebt zodat je zelfstandig aan de slag kan. Toetsen kunnen op verschillende manieren worden gebruikt, bijvoorbeeld: Om te meten hoeveel kennis je hebt met betrekking tot een bepaald onderwerp voordat je met het onderwerp aan de slag gaat of nadat een bepaald onderwerp is afgesloten Om te kunnen meten of je een voldoende vaardig bent om een handeling in de praktijk uit te voeren Om te beoordelen of je verder mag met een onderdeel van de opleiding of zelfs of je met de opleiding moet stoppen
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 4 van 21
Betekenis van de toetsen Toetsen kunnen diverse betekenissen hebben. Op deze opleiding gebruiken wij de: Oefentoets Diagnostische toets Voortgangstoets Kwalificerende toets Oefentoets: Het woord zegt het al: met deze toetsen kun je oefenen of je bepaalde theorie of vaardigheid beheerst. Je gebruikt hem vooral voor jezelf om te zien hoe ver je bent. Oefentoetsen mag je zo vaak doen als je wilt, er zijn geen consequenties aan verbonden. Je vindt de oefentoetsen in het keuzemenu van de diverse beroepsopdrachten. Je kijkt de toets zelf na of maakt hier afspraken over met medestudenten of een docent. Een docent kan in zijn les opnemen dat je een oefentoets moet maken, dan is het wel verplicht om de toets te maken, maar, de uitslag telt niet mee voor het wel of niet voortzetten van je opleiding. Een oefentoets mag je zo vaak herkansen als je wilt, totdat je het onderdeel officieel moet aftoetsen. Diagnostische toets: Deze toets heeft een wat officiëler karakter. Hij wordt gebruikt om “een diagnose” te stellen over jouw kennis op dat moment van de opleiding. Een docent bespreekt deze toets altijd na. Wanneer de toets onvoldoende is, kan de docent je een bepaalde opdracht geven om je te helpen je kennis te verbeteren. Ook een diagnostische toets mag je zo vaak herkansen als je wilt, totdat je het onderdeel officieel moet aftoetsen. Voortgangstoets: Het kwalificatiedossier waarin het beroep is beschreven en wat onderliggend is aan jouw opleiding (zie de Onderwijswijzer) is geschreven in werkprocessen. Deze werkprocessen zijn heel handig, want zij beschrijven het beroep in termen van gedrag. Voor je echter bepaalde handelingen kunt uitvoeren of beslissingen kunt nemen, zul je over onderliggende kennis moeten beschikken, bijvoorbeeld anatomie en rekenen. Het bezit van deze kennis vormt een voorwaarde voor het competent kunnen uitoefenen van je beroep, daarom zijn deze vakken in het lesprogramma opgenomen en worden ze ook getoetst. Het resultaat van voortgangstoetsen bepaalt mede de voortgang van de opleiding, dat wil zeggen dat je, wanneer je de toetsen ook na een eventuele herkansing met een onvoldoende hebt afgesloten, je een negatief studie advies krijgt. Dit betekent dat je de opleiding niet mag voortzetten. Voortgangstoetsen mag je één maal herkansen.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 5 van 21
Kwalificerende toets De toetsen met het kenmerk “kwalificerend” tellen direct mee voor je certificaat of diploma. De toets bestaat namelijk uit één of meerdere werkprocessen die letterlijk uit het kwalificatiedossier komen. Ook deze toetsen bepalen mede de voortgang van de opleiding, dat wil zeggen dat je, wanneer je de toetsen ook na een eventuele herkansing met een onvoldoende hebt afgesloten, je een negatief studie advies kunt krijgen waardoor je de opleiding niet mag voortzetten. Kwalificerende toetsen mag je één maal herkansen
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 6 van 21
Hoe wordt er getoetst? Zoals je op de ontwikkelkaart en in het PTA (Plan van Toetsing en Afsluiting) kunt zien zijn er verschillende manieren waarop getoetst kan worden. Het hoe hangt af van de inhoud van het onderwijs. De toetsvormen die tijdens jouw opleiding worden ingezet: Schriftelijke toets Vaardigheidstoets Proeve van Bekwaamheid
Schriftelijke toets Wat is het? Een toets met vragen over beroepsgerichte en onderliggende theoretische kennis. De toets wordt meestal ter afsluiting van een bepaald studieonderdeel gegeven. De toets kan meerkeuzevragen, open en/of gesloten vragen bevatten. Soms wordt er ter inleiding of verduidelijking een casus gegeven. Wat wordt er getoetst? De vragen zijn vooral gericht op weten, begrijpen en toepassen. De beoordeling. Het minimum aantal punten wat je moet behalen verschilt per toets en kun je vinden op het voorblad van de toets. Meestal moet je 55% behalen om een voldoende te scoren. Bij open vragen wordt er niet alleen gelet op argumentatie maar ook spelling en taalgebruik. De feedback. De beoordeling geeft je zicht op je eigen studiegedrag: wat heb je kennelijk wel/niet goed begrepen en waar had dat mee te maken. De docent houdt een nabespreking van de toets. Het is altijd mogelijk om de toets in te zien en vragen te stellen aan de docent. Hiervoor kun je een afspraak maken bij het StudieServicePunt. Hoe bereid je je voor? Het is handig om een goede studieplanning (zie bijlage) te maken en je daar zoveel mogelijk proberen aan te houden. Je hebt een leerstijlentest gemaakt en daardoor inzicht in je leerstijl, probeer je studiemethode, eventueel met behulp van je studieloopbaanbegeleider of een docent, hierop aan te passen.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 7 van 21
Ga na in welke onderdelen je niet zo sterk bent, oefen met voorbeelden en bestudeer de theorie zonodig nog een keer. Lees en bestudeer de bijbehorende literatuur. Maak aantekeningen en samenvattingen. Wanneer je de stof uit je hoofd aan anderen uitlegt (of je doet alsof) kom je er vaak achter of je het echt begrijpt. Wanneer je je goed voorbereidt op een toets dan kun je op het laatst de samenvattingen nog eens bekijken, vertrouwen hebben in jezelf en uitgeslapen op de toets verschijnen.
Tip: Vlak voor een toets slaat ineens de paniek toe. Herken je dat? “Heb ik wel genoeg tijd, krijg ik het wel af?”, “kan ik het wel?”, “het is zoveel”. Bedenk dat elk van die gedachten je slechts energie en tijd kosten die je beter in het studeren zelf kunt stoppen. Zodra een dergelijke gedachte opkomt, stel je er een andere voor in de plaats, bijvoorbeeld: natuurlijk lukt mij dit wel”. Als je goed met muziek kunt studeren, zet dan muziek op waar je vrolijk van wordt en die je stimuleert. Zorg voor een frisse ruimte en begin uitgerust aan de studie. Voor de wat minder actieve student (dus jij kunt dit stukje overslaan!) kan een toets een goede stok achter de deur zijn om daadwerkelijk de theorie te bestuderen en je eigen te maken. Als je de stof niet weet, is het (haast) onmogelijk om een voldoende te halen. Dus het is een goede stimulans voor het daadwerkelijk bestuderen van theorie. Heb je de techniek “Mindmappen” al eens geprobeerd voor het maken van samenvattingen? Het geeft vaak een goed overzicht van de samenhang van de stof en door het maken ervan krijg je dan ook vaak meer begrip, terwijl het onthouden vergemakkelijkt wordt. (Mindmappen is een methode die je helpt de theorie die je moet leren te visualiseren en in schema te brengen. Op internet zijn gratis demoversies van mindmap-software te vinden.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 8 van 21
Vaardigheidstoets Wat is het? De naam zegt het al, tijdens deze toets demonstreer je of je over bepaalde beroepsvaardigheden beschikt en deze correct kunt uitvoeren. Wat wordt er getoetst? Net zoals je over specifieke kennis moet beschikken, heb je ook bepaalde vaardigheden nodig om je beroep goed te kunnen uitoefenen. Hoe word je getoetst? Je vaardigheid wordt meestal getoetst in het Skillslab door middel van een nagespeelde praktijksituatie, de zogenaamde simulatie. Hoe word je beoordeeld? Op hoe je vaardigheden demonstreert en of de uitvoering voldoet aan actuele beroepseisen. Ook moet je aan kunnen tonen dat je beschikt over de benodigde kennis. Er wordt ook op je sociale vaardigheden gelet, bijvoorbeeld hoe je communiceert met de zorgvrager en collega’s. Er wordt bij een vaardigheidstoets gebruik gemaakt van standaard beoordelingsformulieren. De feedback. Na het uitvoeren van de vaardigheden volgt er een nabespreking. Bij deze bespreking zijn alle beoordelaars betrokken. Er kunnen ook medestudenten betrokken worden bij de beoordeling. Na een gemotiveerde toelichting krijg je direct de uitslag. Hoe bereid je je voor? Oefenen, oefenen en oefenen! Eventueel met medestudenten. Vraag feedback aan de instructeurs en aan docenten. Bestudeer ook de theorie, dit hoort bij de voorbereiding op de toets.
Tip: Tijdens een vaardigheidstoets gaat er wel eens iets mis, er valt bijvoorbeeld iets om of je hebt vergeten iets te pakken wat je nodig hebt tijdens de uitvoering. Of je komt er tijdens een handeling achter dat je een fout maakt. Rustig blijven ademhalen en benoem hardop wat er fout gaat, verbeter jezelf en ga door!
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 9 van 21
Proeve van bekwaamheid Wat is het? Dit is een toets die in de praktijk wordt afgenomen. De proeve van bekwaamheid kent een vaste structuur van plannen, voorbereiden, uitvoeren en nabespreken. De proeve bestaat meestal uit een praktisch deel en een schriftelijk gedeelte wat bestaat uit een reflectieverslag over de uitvoering van de proeve. Wat wordt er getoetst? Door middel van een Proeve van Bekwaamheid worden competenties getoetst en het uitvoeren van werkprocessen zoals beschreven in het kwalificatiedossier. Een Proeve wordt altijd afgesloten op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar, je moet dus echt laten zien wat je kunt in de beroepspraktijk. Hoe word je getoetst? Het is belangrijk dat je op de gebruikelijke manier je werkzaamheden kunt uitvoeren en alles wat je in de voorgaande periode hebt geleerd in de praktijk kunt toepassen. Hoe word je beoordeeld? Tijdens het uitvoeren van de proeve word je geobserveerd door een werkbegeleider of een praktijkopleider. Dit mogen niet de mensen zijn die je in de normale situatie begeleiden, het moeten zoveel mogelijk onafhankelijke assessoren (beoordelaars) zijn. Er wordt gekeken hoe jij als werkende functioneert en of je voldoet aan de verwachtingen van de werkgever. De assessoren werken met beoordelingslijsten die jij van te voren met hen hebt besproken. Het totaal van de uitvoering van de proeve, je reflectieverslag en het gesprek na afloop wordt met een voldoende of een onvoldoende beoordeeld. De feedback. De belangrijkste feedback geef je jezelf door middel van je reflectieverslag. De proeve van bekwaamheid wordt meestal afgesloten door middel van een criterium gericht interview naar aanleiding van dat wat je hebt laten zien in de praktijk en het door jou geschreven reflectieverslag. Een criteriumgericht interview is een gestructureerd beoordelingsgesprek over je competenties, gekoppeld aan de periode waarin je uitvoering hebt gegeven aan de proeve. Beoordelaars kunnen op bepaalde onderdelen gaan doorvragen. Het is daarom in dit gesprek belangrijk dat je kunt onderbouwen en beargumenteren waarom je wat op welke manier gedaan hebt. Hoe bereid je je voor? Het voorbereiden bestaat vooral uit het goed doorlezen van de procedure en de beoordelingscriteria van de Proeve van Bekwaamheid. Je maakt van te voren een planning met afspraken over waar en wanneer de uitvoering van de proeve zal plaatsvinden en welke zorgvragers je zult verzorgen tijdens deze periode. (De periode kan variëren van enkele uren tot dagen, afhankelijk van de grootte van de proeve).
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 10 van 21
Tip: Maak duidelijke afspraken met je begeleiders en beoordelaar. Neem vooraf ruim de tijd om de Proeve goed in te plannen en door te spreken. Wanneer je van elkaar weet wat je kunt en moet verwachten, is dit prettig bij de uitvoering.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 11 van 21
De onderwerpen Van de toetsen van de opleiding Verpleegkundige Algemeen Ziekenhuis. Welke toetsen je krijgt, hangt af van de opleiding die je volgt en uit hoeveel jaar deze opleiding bestaat. Wanneer je welke toets krijgt, kun je vinden in het PTA (Plan van Toetsing en Afsluiting) en op de ontwikkelkaart die hoort bij jouw opleiding. Over de inhoud van alle toetsen die kunnen voorkomen op de ontwikkelkaart, zullen we hier een korte beschrijving geven: Anatomie. De anatomietoetsen bestaan uit drie delen. De toets bestaat uit meerkeuzevragen en uit open vragen. Anatomie deel 1 Chromosomen, cellen, erfelijkheidsleer, huid, spijsvertering, bloed, circulatie. Anatomie deel 2 Bewegingsapparaat, zenuwstelsel, hersenen, lymfatisch systeem, hormonen Anatomie deel 3 Zintuigen en verdieping van de kennis uit deel 1 en deel 2. Rekenen De rekentoetsen bestaan ook uit 3 delen. Bij alle rekentoetsen moet je behalve het juiste antwoord ook de berekening laten zien. Rekentoetsen moeten 100% voldoende worden gescoord. Rekenen deel 1; Medicatie Basisrekenen, toegespitst op het uitzetten en delen van medicatie. Van deze toets bestaan ook oefentoetsen. Rekenen deel 2; Verpleegtechnische handelingen Hierbij is rekenen gekoppeld aan verpleegtechnische handelingen, bijvoorbeeld: sondevoeding; injecties; zuurstof toedienen. Rekenen deel 3; Voorbehouden handelingen Onderwerp: Infusen en bloedtransfusies.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 12 van 21
Theorietoets Verpleging en Pathologie. Deze toetsen zijn gerelateerd aan kerntaak 1 en gaan over de theorie van de voorgaande periode. Hierin wordt je kennis getoetst van ziektebeelden de zorg rondom deze ziektebeelden en bepaalde doelgroepen. Ook wordt er getoetst om te meten of je je kennis op peil hebt gehouden. Zo kan de eerste toetsen vragen bevatten over de basiszorg en bij de tweede toets kunnen ook onderwerpen terugkomen uit de eerste toets om te meten hoe je je kennis op peil hebt gehouden. Verpleging en Pathologie deel 1 Doelgroepen & onderwerpen: Geriatrische zorgvrager Betekenis van gerontologie en (psycho)geriatrie Functionele beperkingen Dementie Depressiviteit bij ouderen Polyfarmacie Chronisch zieken Diabetes CVA Chronisch hartfalen COPD/Astma Oncologische aandoeningen Parkinson Dwarslaesie NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel) Multiple Sclerose Reuma Psychiatrische zorgvrager Stemmingsstoornissen Angststoornissen Psychose t.g.v. somatische aandoening Eetstoornissen Verslaving Tentamen Suïcide Psychose na narcose Somatoforme stoornissen
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 13 van 21
Verpleging en Pathologie deel 2 Doelgroepen & onderwerpen. Klinische zorgvrager Anesthesie Pré en postoperatieve zorg Voor- en nazorg bij onderzoeken Infectieziekten Chirurgie: algemeen; buik-; vaat-; oncologische -; urologische -; neuro-; orthopedische -; gynaecologische -. Pijn en pijnbestrijding Infarcten Chronisch zieken Diabetes CVA Chronisch hartfalen COPD/Astma Oncologische aandoeningen Parkinson Dwarslaesie NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel) Multiple Sclerose Reuma
Vaardighedentoets Hierbij ga je in een simulatiesituatie complexe verpleegtechnische vaardigheden en/of voorbehouden handelingen aftoetsen. Je gaat met een groepje een case bekijken op video of lezen en bespreekt vooraf met de beoordelaars hoe je de zorg gaat uitvoeren. Daarna voer je de zorg uit. De voorbereiding en uitvoering worden met je nabesproken in een panelgesprek.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 14 van 21
Proeve van bekwaamheid 1. Proeve Persoonlijke Zorg Tijdens het uitvoeren van deze proeve ligt de nadruk op het geven van en ondersteunen bij basiszorg (lichamelijke verzorging, voeding enz.) en het begeleiden van een zorgvrager bij zelfredzaamheid. 2. Proeve Verpleging en Begeleiding bij Complexe Zorg Deze proeve gaat vooral over het geven van begeleiding in en voorlichting in complexe situaties aan zowel individuele zorgvragers als aan groepen. Hier wordt ook al een stukje coördinatie en monitoren van je verwacht. Ook klinisch redeneren is in deze proeve een belangrijk onderdeel. 3. Proeve Professionalisering van de Zorg Deze laatste proeve gaat vooral over kwaliteit en deskundigheid. Hoe bevorder en bewaak je kwaliteitszorg? Ook sluit je met deze proeve de verpleegtechnische vaardigheden af.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 15 van 21
Procedure toetsen en herkansen Je bent verplicht aan een geplande toets deel te nemen. Wanneer je een onvoldoende resultaat behaalt of niet aan de geplande toets hebt deelgenomen, dan dien je je in te schrijven voor de eerstvolgende centrale herkansing. In het geval van een toets in de praktijk, maak je een zelf een nieuwe afspraak. Je wordt van toetsing uitgesloten wanneer de beroepsopdrachten van een lesblok niet zijn uitgevoerd volgens de richtlijnen van de docent, afspraken met de praktijkopleider en/of de criteria van de opdracht. Wanneer hieraan niet is voldaan, zul je de bij de beroepsopdracht behorende activiteiten opnieuw moeten uitvoeren. Dit kan een aanpassing (c.q. verlenging) van je opleiding tot gevolg hebben. Wanneer je niet of te laat op een geplande toets of herkansing van een toets verschijnt, wordt je de toegang tot de toets ontzegd en je krijgt een onvoldoende resultaat voor de desbetreffende toets. Wanneer je verhinderd bent aan een toets deel te nemen, dan moet je je voor aanvang van de toets telefonisch af te melden bij de receptie van de desbetreffende locatie met opgaaf van redenen en je meldt dit ook bij de studieloopbaanbegeleider. Voor je aan een toets kunt meedoen, moet je je altijd kunnen identificeren. Tijdens het toetsmoment wordt, indien dit nodig is, gezorgd voor toezicht door surveillanten of assessoren. Op het toetsblad kun je de instructies voor het maken van de toets lezen. In de module kun je lezen wanneer je de opdracht/ uitleg krijgt voor het maken en het inleveren van een werkstuk/ opdracht of het uitvoeren van werkprocessen.
Juni 2008 Bronnen: Onderwijs en Examenregeling ROC Mondriaan Hogeschool van Amsterdam – Score – www.hva.score.nl Studieplanning Universiteit van Leiden – www.leidenuniv.nl
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 16 van 21
Bijlage : Hoe studeer je? (Bijvoorbeeld voor een toets). Inleiding Het woord 'studeren' is een verzamelwoord voor een aantal uiteenlopende activiteiten, zoals: het bestuderen van literatuur, het werken aan beroepsopdrachten, lessen en hoorcolleges volgen, reflectieverslagen schrijven en toetsen maken. De meeste studenten ontdekken in de loop van de opleiding hoe ze de studie moeten aanpakken om tot bevredigende resultaten te komen. Velen leren al doende van gemaakte fouten. Sommigen lopen in het eerste jaar achterstand op, omdat ze bijvoorbeeld de tijd niet goed indelen of niet precies weten hoe ze de literatuur moeten bestuderen. In deze bijlage wordt uitgebreid ingegaan op "actief studeren" ofwel een efficiënte manier van studeren. Studiegewoonten Lezen, studeren: dat doen we al vanaf het moment dat de eerste woordjes gezegd zijn. In het leren en studeren ontstaan in de loop der jaren (lagere school, middelbare school) allerlei gewoonten. Studiegewoonten zijn lang niet altijd effectief. Soms blijven studenten vasthouden aan een inefficiënte wijze van studeren, zonder daarmee tot goede resultaten te komen. Enkele voorbeelden van herkenbare studiegewoonten zijn Te laat beginnen aan de voorbereiding van tentamen Inefficiënte tijdindeling Te gedetailleerd en langzaam studeren Te oppervlakkig en globaal studeren Passief boven de boeken hangen Altijd alles op dezelfde wijze bestuderen Veel afgeleid zijn ofwel concentratiemoeilijkheden Niet gemotiveerd studeren De eerste twee gewoonten hebben vooral betrekking op tijdindeling en studieplanning, de anderen gaan meer over de wijze van studeren, terwijl de laatste twee alles te maken hebben met geconcentreerd studeren en studiemotivatie. Tijdindeling en studieplanning Omdat je zowel student als werknemer bent, wordt er van je verwacht dat je ongeveer tussen de 32 en 40 uur per week aan werk en studie besteedt. Je hebt uren dat je verplicht bent om op je werk of op school te verschijnen, maar ook uren waarin je vrij bent in de besteding er van. Je moet steeds opnieuw beslissen wanneer je studeert en wanneer niet. Iedere student kent wel dagen waarin hij zich voorneemt hard te gaan studeren, maar waar ieder moment iets tussenkomt: boodschappen doen, de bel gaat, even opbellen, de planten verzorgen, e.d. Veel studenten hebben problemen met het indelen van de tijd en kunnen niet de discipline opbrengen om aan de studie te gaan. De tijd goed indelen ('structureren') is een kwestie van keuzes maken.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 17 van 21
Sommige studenten vinden het onmogelijk om met een tijdsplanning te werken. Of vindt het niet nodig. Maar helemaal zonder tijdsplanning werken brengt het gevaar met zich mee dat je te laat begint en geen goed overzicht hebt over beschikbare en benodigde tijd. Het gaat er niet om dat je dagen bezig bent met het maken van schema's, die je misschien nooit echt kunt uitvoeren. Het gaat erom dat je iets doet aan planning op papier.
Wijze van studeren Sommige studenten zijn geneigd te gedetailleerd te studeren. Zij gaan ervan uit dat alles wat er in de tekst staat even belangrijk is, waardoor het gevaar ontstaat dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en bijzaken en het overzicht verloren raakt. Teveel onderstrepen en te uitgebreide uittreksels zijn meestal het gevolg. Te gedetailleerd studeren maakt het studeren bovendien vaak saai. Soms wordt ook geprobeerd de stof letterlijk te onthouden i.p.v. in samenhang met de verschillende onderdelen. Door deze wijze van studeren ontstaat geen overzicht van de stof, waardoor de kans groot is dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Oppervlakkig studeren is een passieve manier van werken, die niet tot optimale resultaten leidt. Wanneer je wat passief boven de boeken hangt, zal de concentratie niet optimaal zijn. Veel afgeleid zijn is dan het gevolg. Studeren zonder regelmatig te controleren of de stof wordt beheerst, leidt vaak wel tot een grote hoeveelheid passieve kennis, maar niet tot "reproduceerbare" kennis. Dit is het verschil tussen actieve en passieve kennis. Actieve kennis is actief aanwezig d.w.z. deze kennis kun je in essentie weergeven of in je eigen bewoordingen herformuleren en je bent in staat om de stof te overzien. Passieve kennis zul je bij weerzien wellicht herkennen, maar niet gemakkelijk reproduceren. Er zijn ook studenten die altijd dezelfde studie-aanpak hebben. Wanneer je alle boeken, artikelen steeds op dezelfde wijze bestudeert zou je kunnen spreken van een eenzijdige (rigide) studieaanpak. Wanneer je afwisseling aanbrengt in de wijze van studeren, verhoog je je concentratie en wordt het studeren leuker. Met afwisseling bedoelen we: afwisselen van studiemethoden, dan eens heel intensief werken en dan eens globaal, voldoende pauzes inlassen e.d. Maak vooral gebruik van de kennis en vaardigheden die je leert in de praktijk. Je dagelijkse werk en het contact met zorgvragers en collega’s bied je die aanknopingspunten die je nodig hebt om verbinding te kunnen leggen tussen theorie en praktijk.
Concentratiemoeilijkheden Nogal wat studenten zeggen last te hebben van concentratie- problemen: "Ik zit boven mijn boeken en merk dat ik niet meer opneem"; "Als ik mij vijf minuten kan concentreren is het veel". Concentratieproblemen staan bijna nooit op zichzelf. Ze vloeien voort uit factoren in de omgeving, in de studie zelf en de manier waarop de studie wordt aangepakt. In je omgeving kunnen zich tal van zaken voordoen die je aandacht vragen: een zware en/of late dienst gehad in de instelling, de telefoon die rinkelt, de boodschappen die je nog moet doen en de planten die zo nodig water moeten hebben. Uiteraard heb je hier, als
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 18 van 21
je wilt, controle over door bijv. eerst een aantal zaken af te handelen, bezigheden op een ander tijdstip te plannen, mensen beleefd doch dringend de deur te wijzen of zelf te verkassen naar een meer studievriendelijke omgeving (bibliotheek!). Er kan ook sprake zijn van een gebrek aan interesse in de studiestof. De meeste studenten merken dat het concentratie- vermogen toeneemt wanneer de stof boeiend is; iedere studie kent echter onderdelen die onmogelijk interessant genoemd kunnen worden. Twee punten zijn daarbij van belang. Wanneer het grootste deel van de vakken geen interesse kunnen opwekken, moet je je serieus gaan afvragen of je wel het juiste beroep hebt gekozen. Wanneer jij het leuk vindt om naar je werk te gaan, zul je makkelijker leren wat er nodig is om je beroep goed uit te kunnen oefenen Of de stof interessant is, vloeit niet alleen uit de stof zelf voort, maar heeft alles te maken met de manier waarop je de stof benadert. Hoe passiever de werkwijze, hoe afhankelijker je bent van bijv. het feit dat de stof al of niet boeiend is geschreven. Soms kun je je gewoon niet langer concentreren omdat dat slechts een beperkte tijd achtereen mogelijk is. Hoe lang, dat is voor iedereen verschillend; gemiddeld ligt dit tussen één en twee uur, waarna een pauze nodig is. In het algemeen is het goed om regelmatig te pauzeren en absoluut fout om door te gaan tot je niet meer kunt; je hebt dan lange tijd nodig om weer aan de slag te komen, als dat dan nog lukt. Studiemotivatie Onvoldoende studiemotivatie kwam hierboven al enigszins aan de orde. Motivatie kan ontleend worden aan verschillende dingen zoals het feit dat je “de zorg” echt een boeiend werkveld vindt en met plezier werkt in de instelling. Interesse in de stof en het idee met iets bezig te zijn waar je succes mee boekt. Wanneer problemen rond concentratie en motivatie je teveel in beslag gaan nemen en van de studie afhouden, kan het nuttig zijn met anderen over deze problemen te spreken. Vrienden, studiegenoten, familie kunnen je helpen en je kunt gebruik maken van je studieloopbaanbegeleider, de decaan en natuurlijk de begeleiders en collega’s van de instelling waar je werkt. Actief studeren Actief studeren is een erg breed begrip. Het heeft betrekking op de benadering van de studie. Een belangrijk kenmerk van die actieve leerhouding is het stellen van vragen aan jezelf, aan anderen en aan de leerstof. Een dergelijke vragenstellende houding is niet alleen zeer bevorderlijk voor de kwaliteit van het leren, maar ook voor het plezier dat je erin hebt. Actief studeren heeft twee aspecten: initiatieven nemen en vragen stellen 1. Actief studeren door initiatieven te nemen In het voortgezet onderwijs wordt vrijwel alles van bovenaf geregeld. In het MBO wordt echter van de studenten verwacht dat ze zelf initiatieven ontwikkelen. Studenten moeten zelfstandig een beeld zien te krijgen van wat ze te doen staat. Hiervoor is het nemen van initiatief een eerste voorwaarde. Je moet bijvoorbeeld per vak/onderdeel erachter zien te komen wat belangrijk of onbelangrijk is. Ook zul je informatie inwinnen over het niveau waarop je dat vak dient te kennen, en naar de
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 19 van 21
normen die gelden bij toetsing van dat vak. Soms is het wenselijk om medestudenten te raadplegen over hun kijk op een bepaald probleem in de stof, waar jezelf geen oplossing voor weet. Soms kun je bij hen aantekeningen lenen of uittreksels. Het kan wenselijk zijn dat je een studiegroepje opricht om bijvoorbeeld gezamenlijk de toetsen voor te bereiden, elkaar te overhoren e.d. Soms zul je docenten moeten benaderen om meer uitleg of om informatie over de toetseisen. In het algemeen is het verstandig initiatieven te nemen, wanneer je studievertraging dreigt op te lopen. De grootste hindernis bij dit alles is vaak een soort verlegenheid, bijvoorbeeld omdat het ontplooien van initiatieven op de genoemde gebieden zou kunnen overkomen als 'overdreven studie-ijver', teken van zwakte, enz. Je eerste initiatief zou eigenlijk moeten zijn met dat soort gedachten af te rekenen. Het gaat erom alle mogelijke informatie- en hulpbronnen aan te boren en alles te doen om het onderwijs en de toetsen naar je hand te zetten en aantrekkelijk te maken. 2. Actief studeren door vragen te bedenken over de studiestof Je kunt vragen bedenken met de volgende doelen Vragen als middel om je interesse voor de studiestof op te wekken Vragen kun je stellen vanuit spontane interesse in het onderwerp dat aan de orde is. Dat soort nieuwsgierigheid is erg waardevol. Het is de motor achter ieder natuurlijk leerproces. Kijk naar kleine kinderen, die honderduit kunnen vragen. Als je die nieuwsgierigheid voor een bepaald vak of onderwerp niet automatisch hebt, zul je jezelf op een andere manier moeten dwingen tot het bedenken van vragen. Zo raak je heel direct bij een onderwerp betrokken en van daaruit kun je een beter begrip van dat onderwerp ontwikkelen. In sommige gevallen zal dan blijken dat je daardoor bij jezelf toch belangstelling voor een 'oninteressant' vak kunt opwekken. Dit maakt leren aangenamer en gemakkelijker. Deze vorm van het vragenderwijs verwerken van informatie zou eigenlijk ook voor het studeren moeten gelden. Vragen als middel om gerichter te studeren. De volgende vragen kunnen je daar bij helpen: wat wil de schrijver mij duidelijk maken? wat betekent dit? wat is hier het belangrijkste? wat weet ik hier al van? wat wil ik weten? waar vind ik wat ik wil weten? Al studerend kun je 'kritische kanttekeningen' maken bij wat je tegenkomt. Noteer deze als vragen en overleg met docent en medestudenten. Vragen als middel om jezelf op een toets voor te bereiden Je vraagt je bij het bestuderen van de tentamenstof voortdurend af wat je al weet, wat je nog wilt weten, wat je nog niet goed genoeg weet, enz. Als je de antwoorden niet kunt vinden, leg ze dan voor aan anderen (medestudenten, docenten). Neem daarbij geen genoegen met halve antwoorden. In het algemeen is het een zeer efficiënte methode om je samen met andere studenten op een tentamen voor te bereiden, waarbij je elkaar vragen stelt. Je kunt ook de docent
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 20 van 21
vragen om een proeftoets, om zo inzicht te krijgen in het soort vragen dat je kunt verwachten en het niveau/de wijze waarop je de stof moet kennen. Voor hulp kun je altijd terecht bij je studieloopbaanbegeleider, de vakdocenten en het StudieServicePunt.
Toetswijzer CGO niv. 4 AZ
03.07.08
Pagina 21 van 21