A. van Leeuwenhoeklaan 9
Symposium ‘Kwalitatieve psychosociale hulp door samenwerking en maatwerk'
3721 MA Bilthoven Postbus 1
Welkomstwoord Marcel van Raaij (RIVM) heet iedereen van harte welkom bij deze bijzondere bijeenkomst. De herziening van de Multidisciplinaire Richtlijn psychosociale hulp bij rampen en crises is een mijlpaal binnen een van de werkterreinen van het RIVM en de publieke gezondheid in het bijzonder. Het is van groot belang dat er een gedeelde standaard is die richting geeft aan het werk van alle partijen die actief zijn op het snijvlak tussen veiligheid en gezondheid. Introductie Het brede draagvlak van deze herziene Richtlijn, zo legt René Stumpel (directeur Publieke gezondheid GGD Gooi & Vechtstreek) uit, is te danken aan de betrokkenheid van tal van organisaties bij het realiseren hiervan. In het kort schetst hij de ontstaansgeschiedenis van de psychosociale hulpverlening en de richtlijn. Deze valt ruwweg uiteen in vier perioden, namelijk: 1) Er is nog niet (structureel) sprake van psychosociale hulpverlening; 2) de jaren van het pionieren, die lopen tot in de jaren 90; 3) de eerste richtlijn ziet het licht, er treedt een soort normalisering op; 4) de herziening van de richtlijn brengt ons tot de brede, integrale multidisciplinaire richtlijn die vandaag wordt gepresenteerd.
3720 BA Bilthoven www.rivm.nl
T 030 274 274 2 F 030 229 09 19
[email protected]
Keynote De voorzitter van de Werkgroep PSH, Cor Spreeuwenberg (emeritus hoogleraar Chronic Care aan de Unversiteit Maastricht) biedt een inkijkje in de achtergronden die leidden tot de herziening, en de verschillen tussen de vandaag gepresenteerde multidisciplinaire richtlijn en de 1e richtlijn uit 2007. De eerste Richtlijn was meer op de GGZ toegeschreven waarbij de focus lag op de eerste 6 weken en op PTSS. Het was weliswaar een wetenschappelijk verantwoord geheel en beoogde een kwaliteitsverbetering van de psychosociale zorg te bieden, maar het gaf minder aan hoe dat vorm kon krijgen. De vervanger van de 1e richtlijn is de vandaag gepresenteerde multidisciplinaire richtlijn. De aanbevelingen zijn nu geplaatst in de context van een overkoepelend raamwerk voor het oefenen, voorbereiden en vormgeven aan de psychosociale zorg bij rampen en crisis. Het is multidisciplinair van aard, voor hulpverleners (professioneel en vrijwilligers), maar ook voor overheden (bv veiligheidsregio’s en gemeenten, de krijgsmacht) en met oog voor de verantwoordelijkheden van hulpverleners en voor cliënten. Het document is niet alleen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten maar ook op best practices. In deze richtlijn is aandacht voor de gevolgen van een ramp, en de hieruit voortvloeiende visie op optimale psychosociale zorg, maar ook voor de verschillende stadia van reacties in het tijdsverloop na een ramp (impact-honeymoon-desillusie-re-integratie) en de vraag aan wie hulp moet worden geboden, met niet alleen aandacht voor direct maar ook indirect getroffenen. Belangrijk is goed te kijken naar de behoeften, de Pagina 1 van 16
problemen, de risicofactoren, de dynamiek van de ramp, de context èn de hulpbronnen. Hierbij is het van belang oog te houden voor de veerkracht en zelfredzaamheid en te zoeken naar de balans. Kortom, zoek de balans, evalueer en leer. Hierna bedankt Cor alle betrokken werkgroep leden, experts van de adviesgroep, Impact, RIVM en in het bijzonder Michel Dückers, voor de constructieve inzet bij de totstandkoming van de nieuwe Multidisciplinaire Richtlijn PSH. De hierop volgende vertoning van een kort animatiefilmpje, over de Richtlijn PSH, dat ook voor trainingen te gebruiken is, wordt door de aanwezigen met applaus ontvangen. De presentatie van Cor Spreeuwenberg staat als publicatie op GGD Kennisnet Klink hier voor het animatiefilmpje Michel Dückers (programmacoördinator Nafase, Impact) gaat in zijn presentatie wat dieper in op de Implementatie van deze Richtlijn en benoemt de kloof tussen norm (de situatie zoals we die graag zien) en praktijk (zoals de situatie is). Die kloof doet zich voor in vele terreinen van dienstverlening waaronder de PSH. Om de kloof te dichten is het nodig om de oorzaken in beeld te krijgen. Kort samengevat zijn deze in te delen in drie factoren: de motivatie van mensen om te handelen volgens een richtlijn (dus het verlenen van passende zorg, maatregelen ter voorbereiding); de capaciteit van mensen om dit te doen (kennis, ervaring, talenten); de gelegenheid waarin zij verkeren (tijd, ruimte, draagvlak van leiding en collega’s). Voor het slagen van PSH is maatwerk nodig, voor de implementatie van de richtlijn naar de context waarbinnen mensen werken eveneens. Een multidisciplinaire richtlijn loopt dan tegen een soort van Catch22 aan: enerzijds wenst men een richtlijn die herkenbaar is (dus specifiek voor een bepaalde doelgroep); anderzijds wordt een richtlijn hierdoor minder generiek en toepasbaar voor meerdere gebruikers. Het zal daardoor een uitdaging blijven de richtlijn te vervolmaken die enerzijds generiek en anderzijds specifiek genoeg zal zijn . Norm en praktijk zijn bovendien voortdurend in beweging. Een richtlijnontwikkeling is dus ‘ … a never ending story’. De presentatie van Michel Dückers staat ook als publicatie op GGD Kennisnet. Aanbieding Multidisciplinaire Richtlijn PSH Dan is het moment aangebroken waarop Marcel van Raaij namens het RIVM en Impact, het eerste exemplaar aanbiedt aan de vertegenwoordiger van de opdrachtgever Ministerie van VWS, directie Publieke Gezondheidszorg. Esther Putman neemt als plaatsvervanger van Marianne Donker dit exemplaar in Pagina 2 van 16
ontvangst en onderstreept het belang van een gemeenschappelijke basis van handelen. Deze Richtlijn appelleert aan de thema’s waar het Ministerie zich hard voor maakt; de integrale aanpak is stimulerend, en draagt bij aan het herstel van mensen, aan het voortbouwen op hun veerkracht en zelfredzaamheid. Er zijn veel partijen bij betrokken geweest. Zij spreekt de wens uit dat dit ook bij de implementatie het geval zal zijn en de bereidheid dit vanuit het ministerie te ondersteunen. Na de pauze kan men kiezen uit 4 workshops: 1. Workshop 1 Bevolkingszorg en psychosociale hulp: raakvlakken, verschillen en preparatie 2. Workshop 2 Werkbijeenkomst Handreiking PSH voor GGD’ en 3. Workshop 3 Quality of Psychosocial Care (QPC) 4. Workshop 4 PSH en samenwerking tussen ketenpartners: de relatie tussen proces en inhoud In de bijlagen zijn verslagen te vinden van de belangrijkste punten die in de workshops aan bod kwamen. Deze zijn passend bij de eigenheid en dynamiek die bij elke workshop te vinden was, elk op eigen wijze ingestoken en vormgegeven. De bijeenkomst werd na de workshops afgesloten door René Stumpel, waarna iedere deelnemer een exemplaar van de multidisciplinaire richtlijn ontving.
Volgende bijeenkomst De volgende bijeenkomst van de Kenniskring PSH is op maandag 14 april 2014 van 10.00-13.00 uur bij het RIVM te Bilthoven. Ter informatie We geven alvast de datum door van de laatste Kenniskring-bijeenkomst PSH in 2014, zodat u deze alvast in uw agenda kunt zetten!
Maandagochtend
27 oktober 2014
10.00-13.00 uur
Pagina 3 van 16
Bijlage:
WORKSHOPS
Workshop 1 preparatie
Bevolkingszorg en psychosociale hulp: raakvlakken, verschillen en
Deelnemers aan deze workshop vormden een multidisciplinaire groep: deelnemers van gemeentes, veiligheidsregio’s, GGD, Ghor, Veteraneninstituut, Ministerie van Defensie, Stichting Crisiszorg, Koninklijke Luchtmacht, Maatschappelijk werk, PSH professional bij Duitse overheidssysteem. In de inleiding werden de huidige kaders kort geschetst: Bevolkingszorg op orde, GROOTER, SIS, Multidisciplinaire Richtlijn PSH. Bevolkingszorg op orde gaat uit van de aansluiting bij de behoefte van de grotendeels zelfredzame samenleving. Wat betekent dit voor de uitvoering van Bevolkingszorg? GROOTER biedt handvatten in de vorm van functie- en kwalificatieprofielen voor de teamleider preparatie nafase en een 1e concept plan van aanpak nafase. De GHOR heeft met het Veiligheidsberaad afgesproken dat SIS, het slachtofferregistratie systeem, het kanaal is voor heel Nederland waarin registraties plaatsvinden. Familieleden van doden en ernstig gewonden (niet van andere getroffenen) kunnen via één centraal telefoonnummer en website informatie krijgen. Het recente onderzoek onder de veiligheidsregio’s laat zien, dat er nog ontwikkelmogelijkheden zijn. Zo blijkt het startmoment van de nafase onduidelijk, is er discussie over verantwoordelijkheid ten tijde van de crisis en daarna, en betrekt een klein deel (18%) derden bij de planvorming. Hoe zit het met ‘’integraal werken’’? De Multidisciplinaire Richtlijn PSH biedt een referentiekader en dient als hulpmiddel. De volgende gebruikersdoelgroepen zijn benoemd: hulpverleners (professionals en getrainde vrijwilligers), overheden (collectieve hulp) en organisaties. De richtlijn biedt concrete handvatten voor de diverse gebruikers in de vorm van procesbomen. Voor GGD, vrijwilligersorganisaties, huisartsen en Veiligheidsregio/gemeente wordt de richtlijn verbijzonderd in de vorm van handreikingen, die in samenspraak met het veld tot stand zullen komen. Centraal in het tweede deel van de workshop was de vraag ”wat ga je doen met de hernieuwde richtlijn in jouw gemeente/regio in samenhang met bevolkingszorg, en Grooter?’’ In de discussie die ontstond o.b.v. deze vraag kwamen diverse zaken aan de orde: Binnen de gemeente is een andere kijk op wat PSH is - Training m.b.t. de richtlijn is nodig - Medewerkers in de crisisorganisatie èn in de nafase zouden de richtlijn moeten kennen. Valkuil daarbij: wat je zelden doet, doe je zelden goed: Pagina 4 van 16
voor de meeste medewerkers is hun taak in de crisisorganisatie en in de nafase iets wat zij naast hun reguliere werk doen En: wisseling in personele bezetting is een aandachtspunt in relatie tot het opbouwen en onderhouden van expertise Suggestie: werken met regionale/landelijke experts, die ingevlogen kunnen worden Dus: training m.b.t. richtlijn op regionaal/landelijk niveau Onbekendheid met elkaars taken en rollen Verkokering kan leiden tot inadequate acties Startmoment nafase onduidelijk Bij Veiligheidsregio’s ligt nog weinig klaar Richtlijn is goed; wie is verantwoordelijk voor het realiseren van multidisciplinaire samenwerking? En: wie stuurt aan? Wie betaalt? B&W zijn verantwoordelijk voor de bevolkingszorg in de nafase, zoals bv. voor de uitbesteding aan de Veiligheidsregio of aan de GGD. Hoe kan gezorgd worden voor bewustzijn bij de Gemeente? Worsteling met het begrip PSH in relatie tot de engere formulering bij de GGD Natuurlijke herstelcapaciteit vraagt om watchful waiting. Dit levert een spanningsveld op tussen watchful waiting en interveniëren. Het gaat immers om het vinden van een nieuwe balans (niet herstel, want de oude situatie komt niet weer) Registratie in relatie tot bevolkingszorg en PSH: - De beperkte registratie via SIS baart deelnemers zorgen. Hoe krijgen we zicht op (de mate van) zelfredzaamheid, zonder registratie? Hoe kun je de samenhang tussen Bevolkingszorg op orde, GROOTER en de Multidisciplinaire Richtlijn PSH versterken? - Voorbereiding door kennismaking met de diverse betrokken partijen/organisatieculturen; weten welke ‘’taal’’ je moet spreken - Hiervoor is geen gelegenheid ten tijde van een crisis. Daarom is het belangrijk om dit in de koude fase al op te starten (bv. door netwerkbijeenkomsten te organiseren, kennismakingsgesprekken) - Laat de GGD trainen en oefenen met gemeente; voorlichting geven over PSH en informeren over het takenpakket van de GGD en vice versa. - Suggestie: doe dit via de GHOR en de AOV-ers - Suggestie: kijk ook naar het PSH proces binnen je eigen GGD en zorg voor training opvangteams en voor helderheid t.a.v. communicatie - Schakel waar nodig externe deskundigheid in
Suggesties voor een vervolg: Een themamiddag ‘’nazorg team rond PSH’’
Pagina 5 van 16
De richtlijn is ook voor grip 0 van belang (ontbrak deze middag): dus ook die groepen meenemen in training
Resumerend: Wat is ervoor nodig om in contact te komen met andere betrokken partijen (per regio verschillend)? Begin met het leggen van contact op het niveau van de Veiligheidsregio, zodat het multidisciplinaire karakter vorm krijgt. En neem daarin mee het MOTO: multidisciplinaire opleiden, trainen en oefenen.
Pagina 6 van 16
Workshop 2
Werkbijeenkomst Handreiking PSH voor GGD’ en
Impact werkt binnen het Stimuleringsprogramma Nafase aan een Handreiking PSH die specifiek gericht is op GGD’en. Deze Handreiking voorziet in tools en checklists om de rol van de GGD in de PSH vorm te geven, op basis van de Multidisciplinaire Richtlijn PSH bij rampen en crises en diverse andere recente stukken. De handreiking is nog volop in ontwikkeling. Omdat het een praktisch bruikbaar document moet worden, zijn reacties en inbreng vanuit het veld tijdens dat proces van groot belang. Het doel van de werkbijeenkomst was dan ook enerzijds om te peilen in hoeverre de huidige tekst en opzet bruikbaar gevonden worden, en anderzijds om zo veel mogelijk input te krijgen in de vorm van vragen, ervaringen en voorbeelden. De deelnemers hadden vooraf een concepttekst ontvangen, die werd besproken aan de hand van een aantal vragen. Naast algemene vragen als ‘Wat vindt u goed aan het stuk’, ‘wat is de belangrijkste vraag die u nog hebt naar aanleiding van de tekst’ en ‘op welk punt kunt u vanuit uw eigen expertise nog informatie/tips toevoegen?’, werd er specifiek ingegaan op de activiteiten van de GGD in de nafase en de borging daarvan. De deelnemers werden daarbij in twee groepen verdeeld; bij de ene groep lag de focus op de ondersteuning door hulpverleners in de nafase en bij de andere groep richtte men zich vooral op communicatie en informatievoorziening. Ondersteuning door hulpverleners in de nafase Naast de algemene mening dat met deze Handreiking in een behoefte wordt voorzien, kwam tijdens de discussie het grootste knelpunt voor het maken een landelijke handreiking goed naar voren: door de regionale verschillen in werkwijze en functionarissen is het moeilijk om de juiste taal te vinden om specifiek stappen te benoemen. Ook de term nafase vraagt nog om scherpere definiëring in de handreiking. Wel is er duidelijk behoefte aan heldere instructies of taakkaarten.. Communicatie en informatievoorziening Voor wat betreft communicatie werd het volgen van sociale media als eerste onderwerp genoemd. De vraag hierbij is welke partij dit zou moeten doen en hoe lang dit voortgezet moet worden. Een ander belangrijk punt is de afschaling van de communicatie. Loopt dit tegelijk met de afschaling van de gehele crisisbeheersing of ga je hier langer mee door? Hier werd het verschil genoemd tussen actief communiceren of passief informatie aanbieden door middel van een website, en monitoren. Verder is het toegankelijk en vindbaar houden van informatie, ook op Pagina 7 van 16
de langere termijn, een speerpunt. Gesuggereerd werd om zowel informatie te halen (komt de gegeven informatie over, waar is behoefte aan?) als te brengen via de vertrouwde kanalen, zoals gemeente of Slachtofferhulp. De GGD'en zien hierin wel een belangrijke taak voor zichzelf weggelegd.
Pagina 8 van 16
Workshop 3
Quality of Psychosocial Care(QPC)
Impact heeft in 2012/2013 in samenwerking met de GGD Amsterdam de QPC Vragenlijst Getroffenen ontwikkeld. De afkorting QPC staat voor Quality of Psychosocial Care. De QPC Vragenlijst Getroffenen is een vragenlijst over psychosociale hulpverlening, die wordt ingevuld door personen die getroffen zijn door een schokkende gebeurtenis. De vragenlijst is bedoeld als instrument om de kwaliteit van psychosociale hulpverlening na een ramp of andere schokkende gebeurtenis te kunnen vaststellen vanuit het perspectief van getroffenen. Aan de ontwikkeling van de QPC Vragenlijst hebben zowel getroffenen als experts in de crisisbeheersing bijgedragen. Samen hebben zij belangrijke onderdelen van psychosociale hulpverlening in de eerste zes weken na een schokkende gebeurtenis in kaart gebracht. Dat leidde tot een lijst van 8 principes van kwalitatief hoogwaardige psychosociale hulpverlening: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Bejegening die aansluit bij de behoefte en vermogens van de getroffene Bevorderen van sociale steun Zorg op maat: oog hebben voor diversiteit Samenhang in zorgaanbod van betrokken organisaties Tijdig verstrekken van incidentgebonden informatie Informatieverstrekking over normale reacties Voorzien in een aanspreekpunt voor vragen van getroffenen Monitoren getroffenen en initiëren van eventuele nazorg
Deze thema’s zijn vertaald naar vragen in de vragenlijst, die ongeveer 7-9 weken na de gebeurtenis verstuurd kan worden aan alle getroffenen. De resultaten geven inzicht in de manier waarop de getroffenen de hulp die ze ontvingen, ervaren hebben. Het laat zien wat getroffenen belangrijk vinden en of de hulp aan hun verwachtingen voldeed. Op deze manier komen sterke punten naar voren en worden knelpunten gesignaleerd. Dit biedt informatie voor verantwoording en voor verbetering. Door de QPC gegevens te koppelen aan interne (proces)evaluaties, wordt duidelijk waar de aangrijpingspunten liggen om knelpunten aan te pakken. De vragenlijst kan overal in Nederland worden ingezet. Het uitzetten van de vragenlijst en analyse en rapportage van de resultaten kan met behulp van de ‘QPC toolkit’ worden uitgevoerd binnen de betreffende GGD, ondersteund door de Stuurgroep QPC (Impact/GGD Amsterdam). De toolkit is te vinden op www.qpctoolkit.nl en omvat behalve de vragenlijst zelf, een instructie, een SPSS syntax, een rapportageformat en een factsheet. Pagina 9 van 16
Tijdens de workshop zijn de 8 principes en de vragenlijst gepresenteerd en besproken. Enkele opmerkingen naar aanleiding van de 8 principes:
Punt 5 in de acht punten van kwaliteit van PSH is lastig. Dit wordt niet geleverd door partijen die er zijn in de psychosociale zorg, maar door de gemeente, daar heb je dus geen invloed op. Wat opvalt aan de acht punten is dat het erg gericht is op externe zaken, zingeving c.q. existentiële vragen missen. Wat is de inhoud van het begrip behoefte, wat moet je hier achter zien? Begrip bejegening is gezien vanuit hulpverlener/gericht op professional. Dit begrip levert discussie op. Er zou verschil kunnen zijn tussen wat een getroffene met bejegening bedoelt en wat een hulpverlener hiermee bedoelt. Er zit veel overlap tussen punt 1 en punt 3?
Over de vragenlijst werd gezegd: Is een vragenlijst wel het juiste middel? De keuze ‘soms’ bij eigen ervaring wordt in de voorbeeldvraag als raar ervaren, bij een eenmalige gebeurtenis past het woord ‘soms’ niet. Ook de vraag wordt als niet goed ervaren. De vraag zou beter in tweeën gesplitst worden. Te moeilijke woorden in de vragen, zoals bijv. het woord ‘gewaarborgd’. Vragenlijst is gedacht vanuit het perspectief van de GGD. Vragenlijst wordt als erkenning gezien door getroffenen. De workshopleider legde daarnaast de vraag neer of het een dergelijke vragenlijst ook binnen andere organisaties gebruikt zou kunnen worden, zoals bijv. politie. De reacties waren: Niet voor BOT, maar wel bij grootschalige incidenten. Voorbeeld van overval bij Brinks wordt genoemd, hier was veel politie bij betrokken, tot in de meldkamer aan toe. Er moeten wel andere vragen gesteld worden dan in de vragenlijst voor getroffenen.
Pagina 10 van 16
Workshop 4 PSH en samenwerking tussen ketenpartners: de relatie tussen proces en inhoud -
-
-
-
-
De workshop gaat over zowel mondelinge als schriftelijke afspraken tussen PSH ketenpartners waaronder GGD, GGZ, gemeente en hulpverleners. Onder de ongeveer 20 deelnemers van de workshop bevinden zich met name vertegenwoordigers van GGD’en, Slachtofferhulp Nederland, GGZ en krijgsmacht. Verschillende succesfactoren voor samenwerking worden behandeld. Ter inleiding wordt stilgestaan bij enkele factoren uit de literatuur. Van belang zijn in ieder geval. o (1) beeld onder partners dat men elkaar nodig heeft om het (beter) te doen; o (2) positieve balans tussen opbrengsten en kosten; o (3) balans tussen eigenbelang en groepsbelang; o (4) verenigbare/complementaire voorkeuren voor doelen, middelen en tijdskeuzen; o (5) gezagvolle coördinator die zorgt voor afstemming en waar nodig conflictoplossing. Andere factoren die door deelnemers worden genoemd: o (6) korte lijnen met de andere partners; o (7) (vastleggen van) afspraken; o (8) samen oefenen en trainen; o (9) borging. Punt 1. Onder deelnemers wordt onderlinge afhankelijkheid tussen samenwerkingspartners niet ter discussie gesteld. Men heeft elkaar nodig om optimale PSH te bieden. Punt 2. Het voordeel (of liever de noodzaak) van samenwerking staat daarmee niet ter discussie. Wel vindt men het zinvol om de meerwaarde van partijen voor gemeentelijke en Ghor/GGD processen verder uit te werken. Ook worden voordelen genoemd van ‘kosten’ die men liever niet zou hebben. Een voorbeeld: voor landelijke partijen geldt dat in het bijzonder voor het vooruitzicht om met regionaal georganiseerde partners (=diversiteit) steeds tot afspraken te komen; landelijke basisafspraken zouden een oplossing kunnen zijn (zie punt 7). Punt 3 bevindt zich in het verlengde hiervan. Men heeft elkaar dan wel nodig, iedere afzonderlijke partner heeft belang bij duidelijkheid en lage kosten. En vergoedingen voor geleverde inspanningen. De GGZ zit Pagina 11 van 16
-
-
-
-
bijvoorbeeld met financiële beperkingen in verband met de bezuinigingen. Er vindt nu een verschuiving van taken plaats van GGZ naar de GGD. Een mogelijk resultaat is dat zowel de GGZ als de GGD in problemen komt. GGZ en GGD willen zich graag inzetten voor de bevolking, maar de financiële problemen staat dit in de weg. Niettemin, als er uiteindelijk een calamiteit is dan staat ze er wel en bekijken ze achteraf de financiën. Opvallende uitspraak: “uiteindelijk komt het er op neer dat iedereen voor zijn eigen hachje zal kiezen, om zijn eigen belangen te behartigen. “ Tegenwerping: “Het is daarom van belang om de verschillende belangen op tafel te gooien.” Punt 4: Alle partijen staan voor de uitdaging om bij calamiteiten ondersteuning en zorg te bieden in lijn met de multidisciplinaire richtlijn. Dit document biedt een algemeen gedeeld referentiekader op basis waarvan partners in de praktijk keuzes zullen moeten maken. In de workshop wordt niet dieper ingegaan op situaties waarin voorkeuren (over wat te doen, hoe dit te doen en wanneer dit te doen) uiteen kunnen lopen. Punt 5. Een van GGD vertegenwoordigers merkt op dat het een gemis is dat er geen vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig is. Er is veel veranderd in gemeenteland. Er heeft zich een versplintering van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voorgedaan. Een andere GGDvertegenwoordiger wijst op de verantwoordelijkheden vanuit de bevolkingszorg (zie workshop 1), die van invloed zijn op de relatie tussen GGD en gemeente. Gemeenten zoeken lokaal naar een uitwerking waardoor variatie ontstaat. Voor niet alle aanwezigen is duidelijk of de regie nu wordt overgedragen van gemeente op GGD of van GGD op gemeente. Wie heeft de regie? Wie informeert wie? In ieder geval lijken gemeenten onder invloed van social media veel sneller te reageren op calamiteiten. Punt 6. Bij de luchtmacht wordt gewerkt volgens het principe ‘train as you fight’. Bij de PSH wordt dat niet gedaan. Er wordt hier pas actie ondernomen als de ramp zich al heeft voorgedaan. Dan wordt er contact opgezocht met de verschillende partners. Dit heeft als gevolg dat er weinig vertrouwen is (zoals eerder werd opgemerkt). “Oefen vooraf met partners. Dan leer je elkaars sterkte en zwaktes kennen voordat er zich een ramp voordoet.” Iedereen is dan ook op de hoogte van bestuurlijke verhoudingen. Punt 7. o Al is het onderscheid tussen PSHi (klein) en PSHOR (groot) gebruikelijk (de aansturing en coördinatie zijn anders georganiseerd, Pagina 12 van 16
-
-
verantwoordelijkheden verschillen per geval; lokale historie), werk van partners zoals Slachtofferhulp Nederland en GGZ is niet anders. Het is de vraag of afspraken twee convenanten nodig hebben of één. o Van een vaste systematiek om afspraken te maken met PSH-partners is geen sprake. Een logische start: Doorloop het proces, spreek af wie wat doet/levert. Bespreek wanneer welke partner in beeld komt. De collectieve procesboom uit hoofdstuk 4 van de richtlijn is een hulpmiddel. Bespreek prestaties en belangen. Duidelijke afspraken over financiën zijn gewenst. o Wees realistisch: bestaande afspraken zijn vooral een papieren werkelijkheid. In de praktijk is er voornamelijk improvisatie. “In het normale leven heerst er een democratie, maar bij rampen hiërarchie.” o Mensen doen uiteindelijk meer dan daadwerkelijk nodig is. Afspraken zijn nodig om het af te bakenen. Ook met de GGZ nu er sprake is van een terugtrekkende beweging ingegeven door de bezuinigingen. o Zouden partijen lokaal bij elkaar moeten gaan zitten om afspraken te maken? Slachtofferhulp Nederland heeft het liefst geen aparte afspraken. “Wij willen juist dat landelijke overal dezelfde afspraken liggen.” Slachtofferhulp Nederland heeft als landelijke organisatie behoefte aan een landelijke overeenkomst tussen de partners (in ieder geval GGD’en). Lokaal is er niet afgesproken wie waar komt opdraven. Bij de politie is dat wél geregeld. Dit heeft als gevolg dat het voor getroffenen onhelder is wie er nu verantwoordelijk is. Niet alle GGD’en herkennen dit beeld. o Moet de toetsbaarheid worden vastgelegd? Eén GGD: “na en tijdens een calamiteit wordt er gebeld, gecontroleerd en er vindt een eindevaluatie plaats. De kwaliteit van de uitvoering wordt niet gecontroleerd. Dat gaat op goed vertrouwen. Wij gaan er vanuit dat het professionals zijn en dat zij kwaliteit leveren.” Een vertegenwoordiger van een andere GGD merkt op dat zij vier keer per jaar een bijeenkomst organiseren om te kijken of afspraken worden nageleefd. Dit wordt per case bekeken. Punt 8. Oefenen en trainen is van belang om routine te verwerven, maar ook om elkaar te leren kennen en vertrouwen te creëren. Oefenen en trainen moet multidisciplinair. Punt 9. De structuur is kwetsbaar en stort in zodra één van de partijen wegvalt. Als als een partner wegvalt dan stort de structuur in. Iedere organisatie moet zorgen dat, bij wegvallen van een contactpersoon, het proces wordt opgepakt door iemand anders. Pagina 13 van 16
Deelnemers bijeenkomst Kenniskring PSH d.d. 30 januari 2014 Symposium ‘Kwalitatieve psychosociale hulp door samenwerking en maatwerk' Selma Alphenaar Majorie Ancher Herald Arnold Dico Baalbergen Sander Banus Martine de Bas Margreet Bekedam Sjef Berendsen an Bettgens Wim de Blok Paulien Blom Hans te Brake Astrid de Breeden Renate van den Bronk Iris Brouwer Cora Capel Kiki Capello Therese Claassen Carian Cools Harry Crielaars Harrie Damen Lieke Delemarre Maarten Dewachter Marianne van Dijk-Clemens Marlien Dijkema Terry van Ditmars Riewert van Doesburgh Annelieke Drogendijk Michel Dückers Jacco Duel Marijke Ekkelboom Manon Geerdink Renier van Gelooven Ton Gieling Peter Goos Barbara de Groot Willy van Halem Franka van Hengel René Hilhorst Evy Hochheimer
GGD Gooi & Vechtstreek Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden Gemeente Hellendoorn Ministerie van Defensie RIVM De Nafase GGD Hollands Midden IVP GHOR Stichting Crisiszorg Doetinchem GGD Hollands Midden Impact/Arq Veiligheidsregio Fryslân Impact/Arq Praktijk voor Psychotrauma Lemmer GGD Noord- en Oost-Gelderland GHOR Rotterdam Rijnmond Grip bv Academie voor GHOR en Opgeschaalde Zorg/IFV Slachtofferhulp Nederland GGD Breburg Koninklijke Luchtmacht Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant GGD Brabant Zuidoost GGD Gooi & Vechtstreek Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid NHG Impact/Arq Impact/Arq Veteraneninstituut GHOR Amsterdam-Amstelland, GGD GGD Kennemerland Ministerie van Defensie GGD Brabant Zuidoost GHOR/VRU Impact/Arq NIP – Crisis Interventie netwerk Schoolpsychologen Impact/Arq Gemeente Baarn GG & GD Utrecht, afd. jeugdgezondheidszorg Pagina 14 van 16
Desiree Hoefnagels Jorien Holsappel Simone de Jong-de Groot Siebke Kaat Ellen Kamer Karin Kinds Marjan Klaassen Christa Klaver Ed Kloos Peter Kuipers Karin Laan Auke van der Leij Willem Leijs Désirée Lesger Marjolein van der Made Karen Matlung Robert van der Meulen Els van Mierlo Marije Morsink Claire Morssink Jeroen Mutsaers Josée Netten Ghislaine van Nooijen Kooij Marjolaine Oosterbeek Kees Pijls Wim Poort Esther Putman Marcel van Raaij Linda Reek Jan-Wilke Reerds Wilma Reinders Tineke Riebeek Natascha van Riet Deirdre Rietdijk Paul Rikken Will van Roesel Mette Roobol Ingrid Rots Rob Sardemann Jan Schaart Michaela Schok Noor Schröder Kim Schuurman
Slachtofferhulp Nederland Impact/Arq/RIVM GGD IJsselland Pragmavision GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland GGD Drenthe GGD Limburg Noord Praktijk Klaver Inspectie Militaire Gezondheidszorg GGD Twente GGD Hollands Midden Politie Amsterdam Zuidelijk land- en tuinbouw Organisatie Impact/Arq RIVM IPSHOR Ministerie van Defensie: M-GGZ GGD Gelderland Zuid GGD regio Utrecht GGD Kennemerland Impact/Arq Impact/Arq GGD Zaanstreek-Waterland Impact/Arq NIP GGD Haaglanden Ministerie van VWS RIVM Impact/Arq Bestuur Arq Humanistisch Verbond GGD Gooi & Vechtstreek GGD West-Brabant Ministerie van Defensie NIM Maatschappelijk Werk PGVN (GHOR Nederland Stagiaire Politie Slachtofferhulp Nederland Bestuur Arq Veteraneninstituut (Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden) zelfstandig adviseur Pagina 15 van 16
Marit Sijbrandij Rilana Slabbekoorn-Wessel Janka Smeitink Ine Spee Cor Spreeuwenberg Jaap Staal Anne Strikwerda Rene Stumpel Henk Swinkels Malou Timmers Saskia Uhlenbroek Jooske Verburg Masja Visser Margje van der Vries –Klein Andrea Walraven-Thisssen Deka Wind Anneke van der Wurff
Vrije Universteit, Klinische Psychologie GGD IJsselland Dienst Gezondheid en Jeugd IVP Maastricht University Bureau gemeenten VR Zuid-Holland Zuid Veiligheidsregio Fryslan GGD Gooi & Vechtstreek GGD Hart voor Brabant GGD Gelderland-Zuid MV en J/DJI/Just Care GG & GD Utrecht GGD Amsterdam Gemeentelijke Kolom Groningen PSH professional binnen de Duitse overheid GGD Groningen Dimence Groep
Pagina 16 van 16