Syllabus animator
Jeugdvakanties DUINEN-HEIDE vzw
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
2
INHOUD
ANI, WHAT’S IN A NAME?
BOSSPELEN
CREATIEF SPEL
DANSEXPRESSIE
4 8 21 33
DE OPVOEDENDE TAAK VAN DE ANIMATOR
DOELSTELLINGEN EN METHODIEKEN VAN DUINEN-HEIDE
EHBO IN NIET LEVENSBEDREIGENDE SITUATIES
39 47 52
GEZONDHEID EN HYGIËNE
HEEMSPELEN
MANUELE EXPRESSIE
MUZIKALE EXPRESSIE
OBSERVATIETECHNIEKEN
72 & QUIZTECHNIEKEN 78 85 105 116
OP TOCHT: VOORZORGEN & TECHNIEKEN
OPSTELLEN VAN EEN DAGPROGRAMMA
ORGANISATIE VAN HET JEUGDWERK
121 132 138
PLEINSPELEN
PROMO EN REKRUTERING
152 156
SPEL EN LEEFTIJD
STADSPELEN
160 166
BELONEN & STRAFFEN
171
VEILIGHEID, VERANTWOORDELIJKHEID
& AANSPRAKELIJKHEID 181
VERBALE EXPRESSIE
ZORGKINDEREN
186
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
203
3
Ani, what‟s in a name?
ANI, WHAT’S IN A NAME?
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
4
Ani, what‟s in a name?
INLEIDING Als je animator wordt, heb je onder andere een opvoedende taak (zie sessie „Opvoedende taak
van
de
animator‟),
moet
je
heel
de
groep
in
de
gaten
houden
(zie
„Observatietechnieken‟), moet je creatief zijn, leuke spelen bedenken, enthousiast zijn, structuur bieden, … Er wordt heel wat van je verwacht en je ziet misschien het bos door de bomen niet meer. We geven hier graag een kort overzicht van wat een “goed animator zijn” allemaal inhoudt. Maar laten we eerst en vooral duidelijk stellen dat een perfecte animator niet bestaat en dat iedereen wel sterke en minder sterke kanten heeft. Daarbij komt nog dat elke situatie anders is en dat je zelf op de voor jou beste manier zal moeten reageren. Deze syllabus en dit onderdeel kan hierbij een leidraad zijn…
CLOWN ZIJN… Animeren, het woord „animator‟ zegt het zelf, is één van de belangrijkste taken van een animator. Kinderen zullen zich pas helemaal ongedwongen kunnen amuseren als jij dit ook doet. Als animator de clown kunnen
uithangen
is
een
belangrijke
eigenschap. We kunnen ons allemaal wel voorstellen
wat
een
clown
doet
en
belangrijker hoe hij zich gedraagt. Enkele tips om je hierbij te helpen… Eerst en vooral is het belangrijk dat je als animator zelf spelplezier hebt. Probeer je in te leven in de verschillende spelen en speel zeker zoveel mogelijk mee! Door zelf enthousiast te spelen, laten de kinderen zich veel vlugger meeslepen in het spel. Clowns bezitten verschillende eigenschappen waar we als animator iets van kunnen leren. Voorbeelden hiervan zijn: emoties tonen, grote gebaren gebruiken, lichtjes overdrijven, de groep (of het publiek) betrekken bij wat je doet, … Ga voor jezelf eens na welke kenmerken je zelf kan gebruiken om je groep te animeren!
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
5
Ani, what‟s in a name?
AGENT ZIJN… Als animator moet je verschillende situaties op een kamp of op het speelplein in goede banen leiden. Dit houdt ook in dat je verantwoordelijk bent voor het bewaren van een goede sfeer op kamp. Je agent-rol houdt in dat je steeds voor een deel scheidsrechter belangrijk
bent.
om
Daarom
objectief
te
is
het
proberen
oordelen! Wat kan je helpen bij je agent-rol?
Spelregels: o
Leg de regels uit aan kinderen en maak ook duidelijk waarom de regels er zijn.
o
Er altijd over waken dat deze regels nageleefd worden!
Veiligheid inbouwen in je spel o
In je opdrachten en in het gebruikte materiaal: als animator ben je verantwoordelijk voor de veiligheid (zie de sessie „Veiligheid en aansprakelijkheid‟)
o
De onderlinge verhoudingen tussen de kinderen bewaken: als animator moet je ook in de gaten houden wanneer kinderen uit de boot dreigen te vallen. Het is jouw taak in te grijpen en ervoor te zorgen dat de groep een team is.
Een goede agent-animator… heeft respect… voor beide partijen. Bij een conflict moet je steeds rekening houden met beide partijen. Luister naar beide kanten van het verhaal en ga dan zoeken naar een oplossing. Probeer steeds conflicten op te lossen vanuit de ik-boodschap (meer hierover lees je bij „Observatietechnieken‟). Speel daarbij dat je kwaad bent. Als je echt kwaad bent, is het soms beter even af te koelen. Net zoals je kinderen soms beter eerst laat afkoelen vooraleer je ze confronteert met elkaar of met jou.
durft… te reageren en kijkt niet de andere kant op. Wacht ook niet te lang om in te grijpen. Durf ook kinderen zelf hun conflicten te laten oplossen, maar vergeet niet dat jij hierbij moet leiden en veiligheid bieden voor iedereen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
6
Ani, what‟s in a name?
reageert consequent… want iedereen is gelijk voor de wet. Het is heel menselijk als je bepaalde kinderen liever hebt dan andere, maar dit hoeft de groep en het desbetreffende kind niet te weten. Consequent zijn houdt ook in dat de regels niet steeds veranderen. Wat vandaag niet mag, mag ook morgen niet. En wat van jou niet mag, mag ook van je medeleiding niet. Spreek hier onderling ook voldoende af! En wat met straffen? Straffen is heel moeilijk. De regel is dat er in elk geval geen gebruik gemaakt wordt van lichamelijke straffen (NOOIT). Probeer zoveel mogelijk te anticiperen zodat straffen niet nodig wordt. Dit kan door vlug genoeg in te grijpen door bijvoorbeeld non-verbaal je ongenoegen te laten blijken, duidelijke regels af te spreken, iemand aan te spreken als het fout dreigt te lopen, … Maar vooral door kinderen uitdagende spelen aan te bieden, respect te tonen en positief te bevestigen wanneer het goed loopt!
VERZORGER ZIJN… Als animator ben je verzorger op verschillende vlakken:
Je draagt zorg voor de terreinen en het materiaal. Je zorgt voor de veiligheid van de kinderen in de groep. Probeer dus in te schatten welke situaties gevaarlijk zijn en welke regels nodig zijn om alles in goede banen te leiden.
Je bent ook verantwoordelijk voor de Public Relations. Bij uitstappen of bij contacten met ouders probeer je steeds een positieve instelling over je organisatie te hebben. Je vertegenwoordigt je organisatie. Je hebt een kindvriendelijke houding en toont dus aan de kinderen dat ze zichzelf mogen zijn en dat je hun apprecieert. Je staat in voor een minieme vorm van EHBO. (zie sessie „EHBO‟)
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
7
Bosspelen
BOSSPELEN
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
8
Bosspelen
Het bos is een leuke plek om te spelen, een bos nodigt uit tot zoeken, sluipen, verstoppen en rennen. De kinderen worden getest op tactiek, sluipen, snelheid. Kinderen moeten eerst kennis maken met het bos. Begin daarom eenvoudig met terreinverkenning en pas daarna met andere vormen zoals zoeken, rennen en sluipen. Bosspelen horen bij „verkenningsspelen‟. Voor verkenningsspelen heb je een groot terrein nodig, zoals een bos, duinen, een dorp, …
1 1.1
Ingrediënten voor een goed bosspel Speldoel Zoekspel: Zoeken van een persoon of voorwerp Vangspel: Vangen van 1 of meerdere spelers Sluipspel: op 1 of meerdere plaatsen geraken zonder gezien te worden Doorbraakspel: Doorbreken, overbrengen van voorwerpen of geheimen zonder gepakt te worden Opdrachtenspel: Een opdracht zo vlug en/of zo goed mogelijk vervullen Kampspel: tegenstrevers uitschakelen in aanval of verdediging Achtervolgingsspel: een groep achtervolgen of zo vlug mogelijk een bepaalde plaats bereiken …
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
9
Bosspelen
1.2
Spelmiddel
Het toffe van een bosspel is dat er steeds iemand het verloop van het spel kan verhinderen, bijvoorbeeld een boswachter, een bandiet, … Er zijn heel veel mogelijkheden om iemand uit te schakelen, hier een aantal voorbeelden: De naam van de speler afroepen Aantikken Dassenroof: iedere speler heeft een wimpel uit zijn broek hangen, bedoeling is dat de wimpel bij elkaar wordt uitgetrokken Blad – steen -schaar Opheffen Blokkeren Negerboksen: Je staat in een afgebakende kring, op één been en moet de andere proberen omduwen Hoofdnummers lezen: iedere speler heeft een nummer op zijn hoofd, de tegenstrever moet dit proberen te lezen. Een kaart op je rug bevestigen met een nummer erop kan ook. De kring doorbreken Een ballon stuktrappen Een spons uitknijpen … Bij bosspelen wordt vaak gebruik gemaakt van „levens‟. Let hiermee op, want bosspelen nodigen heel sterk uit tot valsspelen, bijvoorbeeld verstopte leventjes, stevig vastgebonden wimpels, … Het is als leider noodzakelijk om vooraf te controleren of de verschillende partijen zich aan de afspraken houden. Bijvoorbeeld: de wimpel moet zichtbaar zijn, je mag maar één leventje tegelijkertijd vervoeren. Doe desnoods voor wat mag en niet mag. Bevestig bij jezelf een wimpel en leg uit hoe je dit doet. Om het valsspelen te voorkomen is het nuttig om een aantal „bandieten‟ (leiders) in het spel te brengen, die ondertussen een oogje in het zeil houden en op tijd kunnen afremmen of aanmoedigen waar nodig. Zorg er ook voor dat er voldoende leventjes in omgang zijn, zodat je spel niet dreigt vast te lopen. 1.3
Inkleding
De inkleding is onmisbaar, vermits elk ingekleed spel een ander spel is voor de kinderen. Zoek de inkleding niet te ver en op het niveau van het kind. Maak in de mate van het mogelijke de inkleding in het spel zichtbaar (kledingsstukken, schminken, paspoortjes…).
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
10
Bosspelen
1.4
Aandachtspunten bij de organisatie van een bosspel
Uit de verschillende combinaties van speldoel, spelwijze en inkleding kom je tot een ganse reeks toffe spelen.
Je kan ook een fasenspel in elkaar steken, door combinatie van verschillende bosspelen op elkaar te laten volgen,… Bijvoorbeeld in een eerste fase verliest men een leventje wanneer men getikt wordt, in een tweede fase scalperen,…
Een groot spel voor alle kinderen zit er ook in: je dient wel te zorgen dat je de moeilijkheidsgraad aanpast aan de leeftijd
Onthoud dit woord en overloop het telkens vooraleer je op activiteit vertrekt om te voorkomen dat je iets cruciaal vergeet: MOLGATIU (Meer uitleg vinden jullie hierover bij de theorie van een spel) 1.5
Materiaal
Vergeet je spelmateriaal niet mee te nemen. Vooreerst moeten de „kampen‟ (een verzamelplaats om leventjes te gaan ophalen, een controlepost bij de leiding, …) herkenbaar zijn voor de spelers. Dit kan door middel van afbakening van een kamp, een vlag, een herkenbare persoon. Ook de spelers van de ander groepen (tegenspelers, bandieten) moeten herkenbaar gemaakt worden. Dit kan door middel van een gekleurd vestje, een verfstip op de neus, … Gebruik zoveel mogelijk middelen om de resultaten van het spel te visualiseren: Dit kan door middel van stempels op kaartjes, puzzelstukken, lintjes of stukjes touw, leventjes plakken op een tekening, een ketting, … Als je toch materiaal vergeet, keer niet terug. Je kan je groep niet in het bos laten wachten. Probeer creatief te zijn om dit op te lossen, het bos heeft immers vele mogelijkheden. 1.6
Omgeving
Verken op voorhand je spelterrein
Open terrein is geschikt om een ren/loopspel te spelen
Een dicht begroeid stuk is geschikt om een sluipspel te doen
Opgelet voor:
De grootte van het bos
Afbakeningsmogelijkheden
Is er een open, vlak stuk terrein?
De begroeiing: zijn er nieuwe aanplantingen? (=verboden terrein!)
Zijn er plaatsen waar het veenachtig of moerassig is?
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
11
Bosspelen
Loopt er ergens een beek?
Zijn er stukken terrein afgezet met draad?
Zijn er onveilige stukken?
Met deze gegevens in je hoofd kun je bepalen welk spel hier het best gespeeld kan worden. Wat het terrein te bieden heeft is je leidraad waarrond je het spel opbouwt. 1.7
Leeftijd
Kinderen gaan anders om met het bos dan volwassenen. Kinderen bekijken het bos vanuit een andere belevingswereld. Emoties spelen altijd een rol. In het bos in het donker geldt dat in het bijzonder voor „angst‟. Maak die niet groter door „schrikspelletjes‟ te spelen. Speel geen spelletjes waar kinderen hard van schrikken, meestal vindt de leiding dit trouwens leuker dan de kinderen. Dergelijke schrikervaring heeft een grote impact en werkt heel lang na. Kinderen met zo een ervaring durven het bos niet meer in of in ieder geval niet verder dan een tien à twintig meter van de startplaats. Het bos is een prachtige omgeving om te wandelen, spelend genieten met de groep en we willen dit ook zo houden! De leeftijd heeft een grote invloed op spelen in het bos, met name de avondspelen. Jonge kinderen zullen bijna altijd in groepjes gaan. Ze willen niet echt sluipen of beslopen worden. Ook het aantal deelnemers is van belang, evenals de (bos)speelervaring. 1.8
Groep
Zoek bij de keuze van het spel aansluiting bij de interesses van je groep kinderen, houd rekening met hun leeftijd en hoe de verdeling jongens/meisjes zit. Een spel dat heel intensief gespeeld of beleefd wordt, laat je niet al te lang duren. De duur van het spel is onder andere afhankelijk van de intensiteit van het spel. Er zijn kortdurende spelen, maar ook spelen die enkele dagen van je kamp in beslag nemen. Als er meerdere groepen in het bos spelen, spreek dan duidelijk af welk signaal het „onze‟ is: bijvoorbeeld een fluitsignaal. Of gebruik een ander opvallend attribuut, bijvoorbeeld een ratel. Als een spel sneller vordert dan verwacht, kun je het spel „ongemerkt‟ sturen. Bijvoorbeeld door een extra nieuw „leven‟ te geven, waardoor spelers opnieuw deel kunnen nemen. Soms is herhalen van het spel noodzakelijk.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
12
Bosspelen
Inzicht in het spel ontstaat pas echt na één keer spelen. Dat geldt vooral voor de tactische, meer ingewikkelde spelvormen. Een tweede of zelfs derde keer spelen biedt de deelnemers de gelegenheid nog intenser met het spel om te gaan. Het verhoogt de belevingswaarde. 1.9
Afbakening
Let bij de keuze van je speelbos op:
De grootte van het bos
Afbakeningsmogelijkheden
Overzichtelijkheid van terrein
Ligging van de bospaden
Rand van het bos
Neem je speelterrein niet te groot, zodat het zowel voor de leiding als de kinderen overzichtelijk blijft. Denk aan de veiligheid. Je kan het spelterrein afbakenen door een betonnen weg, de rand van het bos, een afspanning of een verandering in begroeiing te gebruiken. Je kan ook materialen gebruiken, zoals bijvoorbeeld kegels. Als het om een beperkt gebied gaat, werkt dat heel goed. Let er wel op dat je na je spel alle gebruikte materialen terug verwijdert en meeneemt. Als je een activiteit speelt op onbekend terrein, ga dan als beginactiviteit een wandeling maken met je kinderen. Tijdens de wandeling kan je een aantal kleine spelen doen. 1.10 Tijd Afhankelijk van het tijdstip waarop gespeeld wordt zijn specifieke maatregelen nodig. Een spel overdag spelen vraagt een andere organisatie dan ‟s avonds en in het donker. Overigens zijn niet alle spelen „zo maar‟ speelbaar onder andere omstandigheden. Dat geldt niet alleen voor de kinderen. Ook voor jou als leider kan het moeilijk zijn: het is niet voor iedereen even gemakkelijk om eenzaam in het bos een bepaalde tijd op post te staan. Houd daar zeker rekening mee. Dat kan vermeden worden door met tweetallen op één post te werken. Een bosspel mag zeker niet te lang duren, 45 minuten tot 1u30, uiteraard naargelang terrein en leeftijd. 1.11 Inkleding Vergeet de inkleding niet. Elk anders ingekleed spel is een ander spel voor de kinderen. Zorg ervoor dat je speluitleg en inkleding met elkaar overeenkomen. Anders klinkt je uitleg ongeloofwaardig.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
13
Bosspelen
Vergeet zeker niet om je te verkleden en werk te maken van originele materialen (zoals zelfgemaakte leventjes) 1.12 Uitleg Een goede speluitleg is het neusje van de zalm van elk spannend bosspel. Zorg ervoor dat alle onderdelen van het spel (bv. speldoel, spelregels, inkleding, opdrachten,…) één logisch geheel vormen. Niets is zo vervelend als je de spelers nog „even‟ bij elkaar moet roepen om een misverstand op te lossen. Zet daarom de opzet van je bosspel met alles erop en eraan voor jezelf op papier.
2
Vier grote categorieën
Hieronder vind je bij elke categorie één spelvoorbeeld. 2.1
Verstop –en zoekspelen
Vossenjacht: Een aantal „vossen‟ gaat zich verstoppen. Achteraan in de broek dragen ze een wimpel. na een startsignaal komen de jagers het bos in en gaan de vossen zoeken. Zodra een vos ontdekt wordt, vlucht hij weg. De jagers proberen de vos te vangen door zijn staart af te pakken. Als een vos zijn staart kwijt is, gaat hij terug naar het centrale verzamelpunt. Het spel is afgelopen, als alle vossen zijn gepakt.
Een variant: wanneer iedere speler een staart krijgt, wordt het spel nog intensiever. Iedereen jaagt namelijk op iedereen. We gaan er nu voor om te „overleven‟, dat wil zeggen je wimpel behouden. Als je staart toch wordt afgepakt, kun je een nieuwe halen op de centrale startplaats. Tel op het einde van de spel de wimpels die iedereen heeft verzameld.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
14
Bosspelen
2.2
Sluipspelen, waarnemen en verplaatsen zonder zelf gezien te worden
10 vingers: De leider staat aan een boom, doet zijn ogen toe en telt van 10 naar 0. Het is de bedoeling dat alle kinderen allereerst een vinger vasthouden van de leider, zodra die begint te tellen, mogen ze zich verstoppen. Als de leider bij 0 is, mag hij rondkijken, elk kind dat hij ziet, moet terugkeren en speelt niet meer mee (je kan dit ook anders oplossen zodat elk kind een actieve rol blijft houden en de verveling niet toeslaat, vb met een puntensysteem). De kinderen die niet worden gezien door de leider, worden teruggefloten en spelen de volgende reeksen mee. Nu is het de bedoeling dat de leider steeds minder lang telt en de kinderen steeds sneller en inventievere verstopplaatsen zoeken om zo lang mogelijk vol te houden. 2.3
Veroverspelen, aanvallen én verdedigen
Vlag veroveren: De opdracht is om bij de andere groep de vlag te veroveren. Iedere groep heeft op zijn speelveld een kamp waar de vlag wordt verdedigd. De grootte van het kamp en hoe de vlag wordt opgesteld is vooraf vastgelegd en door de leiding gecontroleerd. Je kunt er levens proberen te veroveren. Een leven is bijvoorbeeld een wollen draad die door alle spelers dwars over de borst en schouders wordt gedragen. De groepen hebben verschillende kleurdraad. Als een speler zijn leven kwijt is, draad kapot getrokken, moet je eerst naar de spelleider om een nieuw leven te halen. Daarna mag je weer meespelen. Met een beetje pech is de wimpel binnen een paar minuten gepakt. Een oplossing daarvoor: de wimpel bestaat uit bijvoorbeeld 10 linten vastgemaakt aan een stok. Per keer mag er maar 1 lint meegenomen worden. De groep die het eerst een kale stok overhoudt heeft verloren! Als je in het kamp van de tegenspeler bent doorgedrongen ben je vrij, er mag dan geen leven van je worden afgepakt. In het spel zal gezocht worden naar een bepaald evenwicht tussen aanvallers en verdedigers. Dat kun je beïnvloeden door als spelleider per groep een verdeling te maken in aanvallers en verdedigers. Nog beter is om het om dat de groep zelf laten te doen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
15
Bosspelen
Een ideaal spel binnen deze categorie is stratego „in real life‟. Je maakt twee kampen en ze moeten elk hun vlag verdedigen. Alle onderverdelingen van stratego staan op fiches en de spelers leven zich in in hun personage, tot ze verloren zijn. Dan gaan ze naar hun kamp om een andere fiche te halen. Zo gaat het spel verder tot we een kamp hebben dat „uitgestorven‟ is. 2.4
Verplaatsspelen
Gouddelfspel: Een goudveld wordt op een goudzoekerskaart aangegeven. De „goudzoekers‟ gaan op zoek naar
het
gebied.
De
„goudrovers‟
krijgen
een
situatieschets
van
mogelijke
goudtransportroutes. De goudzoekers halen goudstaven op en proberen die veilig naar de „bank‟ te brengen. De goudrovers willen dit transport onderscheppen. Per goudzoeker mag maar één goudstaaf vervoerd worden. De goudrover is gewapend. Een tennisbal is zijn munitie. Hiermee tikt of gooit hij (uiteraard niet op het gezicht) de goudzoeker af. Lukt dit, dan krijgt de goudrover de goudstaaf. De goudzoeker gaat terug naar het goudveld. De goudrovers weten niet precies waar het goudveld ligt. Evenmin is de exacte plaats van de bank bekend. De vervoerroutes liggen ook helemaal niet vast. Er wordt een behoorlijk appèl gedaan op het tactisch inzicht van de spelers. Het spel wordt een bepaalde tijd gespeeld, het resultaat wordt vastgelegd. Daarna wordt er gewisseld van functie: de goudzoekers worden goudrovers en andersom.
3
Combinatiespelen
Om een idee te krijgen welke mogelijkheden er zijn om een bosspel te spelen, geven we hier een aantal combinatiespelen. Hieronder vind je weer bij elk een voorbeeld. 3.1
Iets of iemand zoeken of iets kwijt proberen te raken
Wie is bang van wie: De deelnemers worden verdeeld in drie soorten dieren: Olifanten, Leeuwen, Muizen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
16
Bosspelen
Ze zijn herkenbaar aan kaartjes op de rug, waar olifant, leeuw of muis op staat. ( Ze zijn bang voor elkaar en proberen de ander af te tikken wel als volgt:
De olifant jaagt op de leeuw en probeert die te tikken
De leeuw probeert de muis te pakken en de muis op haar beurt is niet bang voor de olifant en achtervolgt deze
Dus: de olifant jaagt op de leeuw, de leeuw jaagt op de muis, de muis jaagt op de olifant.
Word je getikt dan geef je je kaartje (bijvoorbeeld muis) aan de tikker (leeuw) en ga je een nieuwe kaart halen bij de leiding. Je wordt dan een ander dier en gaat weer het bos in. Veroverde kaartjes moet je bewaren, na afloop van het spel worden deze geteld.
Afspraken: De kaartjes moeten goed zichtbaar op de rug gedragen worden, dus niet onder een jas. Als twee dieren elkaar ontmoeten mag er geen derde dier bijkomen. Op de plaats van contact is het gebied neutraal en ook bij het uitdelen van de kaartjes. 3.2
Bij de tegenpartij iets zoeken, iets weghalen
De ballonnenboom: In een aantal bomen worden opgeblazen ballonnen opgehangen (niet te hoog). Met verschillende kleuren ballonnen
wordt
dit
een
kleurig
geheel.
Deze
ballonnenbomen worden, omdat ze zo bijzonder zijn, bewaakt. Niemand mag eraan komen. Rond de bomen is een “afsluiting” gemaakt van bijvoorbeeld toiletpapier. Als extra beveiliging voor de ballonnen is er een muur om het gebied gemaakt: deze wordt aangegeven door middel van bv verkeerskegels. De deelnemers worden verdeeld in twee groepen:
de
bewakers
en
de
ballondieven.
In
de
verhouding één bewaker voor drie dieven. Na een bepaalde tijd worden de rollen omgedraaid. De ballondieven zijn herkenbaar aan een levensdraad om de bovenarm. De bewakers hebben dat niet. Is iemand zijn levensdraad kwijt dan moet hij een nieuwe halen. Is het gelukt een ballon te stelen, dan kan hij tot aan de muur, nog door de bewakers aangevallen worden: ze proberen de ballonnen met de hand kapot te maken. Buiten de muur zijn de dieven vrij.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
17
Bosspelen
Afspraak: elke hele ballon over de muur levert bijvoorbeeld 10 punten op en een kapotte ballon levert nog altijd 5 punten op. 3.3
Iets bij de tegenpartij weghalen of transport van A naar B
Zilvertransport (wilde westen) Er vindt een zilvertransport plaats van punt A naar punt B. Dit gebeurt met de postkoets. De kist met zilverstaven (vb. wc-rolletjes met aluminiumfolie omwikkeld) wordt bewaakt door een groep cowboys. De tocht gaat door ruig gebied waar veel bandieten wonen. Het spel wordt gespeeld met twee partijen, de cowboys en de bandieten. Ieder heeft zijn naam op een kaartje om de bovenarm gebonden met een wollen draad. Als iemand zijn naamkaartje kwijt is, is hij gevallen in de strijd. Hij moet dan een nieuw kaartje halen bij de leiding. De bandieten gaan als eerste op pad, om zich te verbergen. Ze proberen de postkoest in de val te lokken door een hinderlaag te leggen. De route van de postkoets is min of meer bekend. Als de postkoets van start gaat, gaan een aantal cowboys de route verkennen. Het gaat er om welke groep het zilver binnen brengt. De cowboys of de bandieten. Als de bandieten het zilver veroverd hebben, brengen ze dit naar hun bandietenkamp. Als postkoets wordt gebruik gemaakt van een materialenkar of kruiwagen. 3.4
Punten opzoeken op het terrein
Geluidenspel: In het terrein worden een aantal “lawaaimakers” verstopt. Er kunnen geluiden gemaakt worden met o.a. volgende materialen:
een grote scheepsbel
een grote houten ratel
een fluitje
een trommel
een aantal blikken
een sirene
Op teken van de spelleider maken deze lawaaimakers zoveel mogelijk geluid met hun instrumenten. De lawaaimakers hebben een viltstift ter plaatse, ieder een andere kleur,. de spelers een blanco kaartje. Als de spelers het lawaai horen, is dat het startsein om zo snel mogelijk de zes verschillende geluiden op te sporen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
18
Bosspelen
Als een speler de plaats heeft gevonden waar een geluid vandaan komt, krijgt hij van de lawaaimaker een handtekening op het kaartje. Wie heeft er als eerste alle lawaaimakers gevonden? Wie heeft het eerst zes verschillende handtekeningen op z‟n kaartje staan? Ook mogelijk, maar iets moeilijker, is de lawaaimakers te zoeken in de juiste volgorde. Eerst de scheepsbel, dan de trommel, … Of het accent op snelheid leggen: in plaats van de gekleurde strepen een gekleurd cijfer. Er zijn zoveel punten als er deelnemers zijn. Wie als eerste bij de lawaaimakers aankomt krijgt 1 punt, de tweede 2 punten, … 3.5
Van punt naar punt tot het eindpunt
Spionnenspel: De SVB (Speciale Veiligheids Brigade) heeft vier delen van een formule gedropt in het terrein. Samen vormen ze de formule van een nieuwe gevaarlijke vloeistof voor het vervaardigen van een bom. We verdelen de deelnemers in een aantal kleine groepjes. Elke groep krijgt de foto‟s van de vier verschillende locaties te weten:
Bruggetje
Picknick plaats
Gedenksteen
Dikke boom
Dit zijn de plaatsen waar de delen van de formule verstopt zijn. De groepjes krijgen nu als opdracht: Jullie zijn geheimagenten. Probeer de formule in handen te krijgen voordat iemand van het SVB, die herkenbaar is aan een zonnebril, deze vindt. De vier delen van de formule zijn van tevoren op kaartjes getekend en verstopt in de volgende verpakking: Locatie 1 de brug
- in een glazen fles, onder de brug
Locatie 2 picknickplaats
- in een kartonnen koker, in een bak
Locatie 3 gedenksteen
- in een schoenendoos, achter de steen
Locatie 4 dikke boom
- in een briefomslag, in een spleet van de boom
Welke groep levert de volledige formule het eerst af bij de leiding?
Opmerking: iemand van de leiding speelt de rol van SVB-man, het aanwezig zijn van een geheimagent verhoogt de spanning.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
19
Bosspelen
De groepjes moeten er goed op letten, dat ze niet achtervolgd of bespied worden, want niemand mag zien wanneer ze een deel van de formule hebben gevonden. Probeer eventueel de andere groepen te misleiden of af te leiden. 3.6
Er is nog meer …
Imitatiespel Eén of een aantal kinderen lopen een bepaalde route door het bos. Ze tikken bomen aan, voeren bewegingen uit. Daarna doet de groep precies hetzelfde. Lukt dat? Wel afspreken hoe ver en hoe lang de route mag worden.
Raadsel Wie kan een dier nadoen? Een aantal kinderen gaat het bos in en maakt daar, niet zichtbaar voor de groep, een dierengeluid. Welk dier hoort bij welk kind?
Verzamelspel De kinderen krijgen de opdracht een natuurproduct te zoeken. Bij terugkeer zetten ze zich in een kring geeft ieder kind geeft zijn natuurproduct aan de buurman die rechts van hem staat.
Alle
kinderen
moeten
vervolgens
proberen
precies
hetzelfde
voorwerp
of
natuurproduct te vinden. Zeg duidelijk vooraf dat er geen „levend‟ materiaal uit het bos gehaald mag worden.
Verstopspel Eén van de kinderen telt tot bv tot. 15 en roept daarna „Wie niet weg is, is gezien‟. Hoeveel kinderen weet hij te vinden in een bepaalde tijd?
Zoekspel In een afgebakend stuk terrein verstopt de spelleider 10 of minder voorwerpen half zichtbaar. De kinderen houden op dat moment de ogen gesloten, niet stiekem kijken! Na een beginteken zoeken de kinderen individueel naar de voorwerpen. Ze zeggen niets tegen elkaar. Na een bepaalde tijd wordt de groep bij elkaar geroepen en vraagt de spelleider: “Wie heeft er…gezien en wie…”. Daarna mag steeds één van de kinderen een voorwerp ophalen. Deze beschreven bostocht voldoet prima als start van een kamp. Het terrein wordt in een speelse sfeer verkend. Wil je een avondspel spelen, dan moet je er rekening mee houden dat dit voor de meeste kinderen een heel spannende en in een aantal gevallen angstige ervaring zal zijn. Allereerst moet je je de vraag stellen of een avondspel wel passend is voor jouw groep. Is het antwoord „ja‟, dan blijft ook hier een voorzichtige opbouw noodzakelijk. Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
20
Creatieve Technieken
CREATIEVE TECHNIEKEN
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
21
Creatieve Technieken
1
Wat verstaan we onder creatieve technieken of techniek spel?
De kunstvorm „creatief spel‟ is het speels tot leven brengen van voorwerpen door bepaalde handelingen; via dit spel wil de speler ideeën, gevoelens, … aan het publiek duidelijk maken: hij wil iets vertellen. Creatief spel bundelt verschillende expressies (manuele, muzikale, verbale, lichamelijke, …) om te komen tot één geheel. De 3 bekendste vormen zijn poppenspel, schimmenspel en dramatische expressie. Creatief spel beschikt over een specifiek aantal kenmerken: -
Visueel spel: Vertel je verhaal met beelden, met handelingen. Laten zien zonder woorden is de boodschap: wat je kan tonen, moet je niet zeggen.
-
Actie: er moeten dingen gebeuren. Zowel innerlijk (sfeer, emoties, muziek, interactie, …) als uiterlijk (decor, fysieke handelingen, attributen, het verhaal, …)
-
Speelbaar: alles moet speelbaar zijn. Bij poppenspel heb je bijvoorbeeld maar 2 handen. Wat je niet kan tonen, laat je zogezegd „achter de schermen‟ plaatsvinden: verwoord die handelingen gewoon even.
-
Beperkt aantal personages: dit hangt o.a. samen met de speelbaarheid: maximum 5 à 6 personages voor het hele stuk; maximum 3 per scène.
-
Duidelijke verhaallijn: Concreet betekent dit dat het verhaal een duidelijke inleiding, een motorisch moment (gebeurtenis) en dan een geleidelijke opgang naar een climax heeft. Hierop volgt vrij snel de ontknoping. Er is dus een duidelijke spanningsboog en het verhaal loopt chronologisch.
-
Korte dialogen: Woorden zijn bij creatief spel de ondersteuners, de dragers van het verhaal. Probeer zoveel mogelijk te tonen. Dialogen kunnen ook tussen speler en publiek.
-
Vanuit de ervaringswereld van het publiek: Zorg dat het verhaal emotie bevat. Het verhaal moet het publiek onmiddellijk aangrijpen; ze moeten zich met de personages kunnen identificeren.
-
Verrassing, humor en vertrouwde elementen: Zorg voor spanning, voor verrassingselementen en voor humor op niveau van het publiek (misverstanden, herhalingen, grappige namen, parodieën, …). Zorg echter ook voor vertrouwde elementen, zeker bij een jonger publiek (een liedje, versje, tellen, …)
-
Betrek het publiek bij het spel: stel vragen, laat ze helpen binnen de verhaallijn, …
-
Taalgebruik: Zorg voor een rijke creatieve taal, verzorgd, direct en spontaan, gevarieerd en op niveau van het publiek.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
22
Creatieve Technieken
Creatief spel kan uitgewerkt worden op 2 niveaus: 1. Je speelt het zelf als voorstelling voor de kinderen. Daarbij heb je zelf het verhaal en de techniek gekozen en kan de voorstelling een activiteit op zich zijn (bv bij regenweer) of als inleiding op een groter spel. 2. Je werkt samen met de kinderen een voorstelling uit. Zorg er dan voor dat de kinderen elkaar voldoende kennen en zich comfortabel voelen in de groep. Deze activiteit kan ontstaan vanuit het spontane spel waarbij de kinderen een aantal materialen aangeboden krijgen om mee te experimenteren. Met de passende begeleiding kom je tot een volwaardige creatieve ronde.
VERSCHILLENDE SOORTEN VAN CREATIEF SPEL
Poppenspel Het onderscheid tussen een tafelpoppenspel en een kastpoppenspel: -
Een tafelpoppenspel wordt aan een gewone tafel gespeeld. De speler is zichtbaar en maakt gebruik van allerlei voorwerpen, miniatuurspeelgoed, knuffels of lopende popjes.
-
Bij het kastpoppenspel, denkt iedereen onmiddellijk aan het spel in de traditionele poppenkast (met gordijntjes). Het kan ook door twee tafels op elkaar zetten of een doek in de deuropening hangen. Terwijl de jongste kinderen graag de spelers blijven zien tijdens het spel, vinden oudere kinderen en volwassenen het juist fijn dat poppen in een miniruimte een eigen leven gaan leiden.
Bij poppenspel kan je kiezen uit verschillende soorten poppen (zie bijlage): -
vingerpopje
-
handpop
-
vuistpop
-
mimiekpop
-
bekpop
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
23
Creatieve Technieken
-
stokpop
-
draadpop of marionet
Een spel met poppen vergt ook een bepaalde techniek. Er gelden algemene speeltips voor alle poppen: -
poppen komen op en verdwijnen opzij van het speelvlak.
-
De poppen stellen zichzelf indirect voor bij het opkomen.
-
Houd de pop steeds voldoende hoog en zorg dat de pop de kinderen aankijkt.
-
De pop die spreekt beweegt haar hoofd en handjes, de andere poppen staan stil.
-
Blijf steeds praten of zingen op momenten waarop geen pop te zien is.
-
Het karakter van de pop kan ook ondersteund worden door een specifiek stemgebruik.
-
Een 180° -draai moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
-
Laat je pop niet glijden, ook poppen stappen.
-
Enkele tips voor het tonen van gevoelens: o
Schrikken: handen omhoog.
o
Huilen: hoofd wat laten zakken & handen voor de ogen.
o
Verdriet: hoofd laten zakken en handen van pop omhoog.
o
Blijheid: handjes in de lucht.
o
Boosheid: 1 hand naast het hoofd heen en weer bewegen.
o
Fluisteren: hand tegen de mond.
o
Lachen: schokkende bewegingen met het hoofd.
o
Verlegenheid: zijwaartse draaibeweging met gebogen hoofd.
Schimmenspel Schimmenspel is net als kastpoppenspel. Het is een spel waarbij de speler niet zichtbaar is, het speelt zich af in een kast en de gebruikte poppen zijn niet 3-dimensioneel, maar 2dimensioneel. Dit vraagt een totaal andere techniek. Bij schimmenspel kunnen we eveneens 2 mogelijkheden onderscheiden: -
Schimpoppenspel: een poppenspel in de kast, het speelvlak is afgedekt met een doorschijnend doek of met kalkpapier. Het spel wordt met 2-dimensionele poppen, in profiel gespeeld.
-
Schaduwspel: alleen of met meerdere personen speel je een spel achter een transparant doek. De kinderen zien de schaduwen. Denk
eraan duidelijk
onderscheiden karakters neer te zetten d.m.v. attributen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
24
Creatieve Technieken
Indien je voor het schimpoppenspel kiest, heb je 2-dimensionele poppen nodig. Deze zijn gemakkelijk zelf te maken: -
Teken of knip de gewenste figuren uit. (Liefst uit donker stevig karton)
-
Zorg dat ze verschillende houdingen kunnen aannemen door gebruik te maken van splitpennen en bevestig er fijne ijzerdraadjes aan.
-
Zorg ervoor dat de profielen steeds 1 duidelijk overdreven lichaamseigenschap hebben (haartooi, grote neus, dun, dik, hoed, …). Deze eigenschappen zullen ervoor zorgen dat het personage wordt herkent.
-
Het stokje kan boven- of onderaan vastgemaakt worden.
-
De pop moet circa 2/3 van speelvlak innemen
-
Soms zal je van eenzelfde figuur verschillende versies moeten maken.
Tot slot nog enkele tips: -
De speelopening is afgesloten met een scherm dik kalkpapier of een doorschijnend wit doek. Zorg dat het goed strak zit anders krijg je vervormde figuren.
-
Houd steeds je schimmen goed tegen het doek
-
Schuin achter de speler staat een sterke lamp (diaprojector, spot, overhead, …) die het scherm verlicht.
-
Experimenteer met de afstand van de lichtbron t.o.v. het doek. De lamp dicht of ver plaatsen maakt de schaduwen respectievelijk groter of kleiner.
-
Nieuwe scènes kunnen aangegeven worden door de lichtbron even aan en uit te klikken. Dit geeft je bovendien de kans om zaken aan je decor te wijzigen, om andere poppen te nemen, …
-
Klittenband kan handig zijn, zo kan je decorstukken op het doek vastmaken, of een dia projecteren.
Dramatische expressie
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
25
Creatieve Technieken
Drama kan vooral geïnterpreteerd worden als een „doen alsof‟ spel. Het kan omschreven worden als: “Drama is het vormgeven van de verbeelding met het lichaam en de stem als
voornaamste instrument” (Uit: K. Crul, J. Nevenjans en P. Spaepen Klein Applaus; Abimo uitgeverij; 2007). De belangrijkste elementen binnen dramatische expressie zijn: -
Verbeelding
en
fantasie:
een
groot
voorstellingsvermogen komt daarbij zeker van pas. Je kan vanuit je verbeelding eerdere herinneringen en ervaringen oproepen of een nieuwe werkelijkheid verzinnen. -
Vormgeven: het omzetten van gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages in iets waarneembaars.
-
Dramatische instrument: het belangrijkste instrument is het lichaam. Bij dramatische expressie experimenteren we voornamelijk met stem, taal, houding, beweging en mimiek in diverse omstandigheden.
Er kunnen enkele specifieke vaardigheden gekoppeld worden aan dramatische expressie: -
Individuele spelvaardigheden: o
Toneelbesef: dit is het bewust zijn van jezelf als speler. Daarbij is het van belang een onderscheid te kunnen maken tussen werkelijkheid en spel en in een nieuwe realiteit kunnen in- en uitstappen. Vb. We spelen een scène op een boot. Als je naast de boot loopt, stap je in het water. Als je niet meespeelt, sta je buiten de scène; als je wel meespeelt, ben je nat.
o
Mimisch uitbeelden: hierbij maak je gebruik van bewegingen en stilstaande beelden zonder stemgebruik. Het meest bekende voorbeeld hierbij is standbeeldtheater.
o
Stem: met je stem kan je verschillende richtingen uit. Enkele voorbeelden: emotie in de stem leggen, jabbertalk (een onbestaand taaltje brabbelen), stemmetjes kunnen maken maar ook articulatie, duidelijk spreken, spelen met timing bij het spreken, …
o
Rolvastheid: om tot een spel te komen, is het van belang in je rol te blijven. Volhouden dus!
o
Transformatie: elk personage bevat een aantal kenmerken. Het omzetten van deze kenmerken in beweging en houdingen noemt men „transformatie‟.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
26
Creatieve Technieken
o
Inleving: het zich kunnen verplaatsen in een personage. Je verandert je eigen gevoel aan de situatie van je rol. Vb. Je gaat een leeuw temmen. Als de ingebeelde rol brult, word je bang.
o
Fantaseren: het omzetten van het alledaagse in een andere werkelijkheid of nieuwe betekenissen geven aan bestaande elementen.
-
Dramatisch samenspel: o
Een spelaanbod doen: een spel komt maar tot stand door medewerking van alle spelers. Spelers scheppen kansen om op verder te bouwen. Belangrijk is dat deze input ook een betekenis heeft.
o
Acceptatie: openstaan voor de inbreng van je medespeler. Je aanvaardt de situatie die geschapen wordt om het spel verder uit te bouwen.
-
Spelen voor een publiek: hou ten aller tijde rekening met je publiek. Zij willen graag iets te zien krijgen zowel aan bewegingen als aan inhoud.
Een aanzet tot dramatische expressie kan vanuit verschillende mogelijkheden1: -
Materiaal o
De hoed van oma: in het midden staat een oude koffer met een aantal kledingstukken. Iedere groep haalt er een aantal uit en vertelt een verhaal rond dit kledingstuk.
o
De pollepel in de koffer: iedere groep bedenkt een situatie waarin een pollepel en een koffer voorkomen.
-
Decor o
De deur: twee spelers zitten aan de „binnenkant‟ van de deur, de andere twee staan „buiten‟. De twee leerlingen „buiten‟ komen „binnen‟ in de ruimte langs de deur. De leerlingen „binnen‟ proberen in te spelen op de binnenkomers en hoe zij de ruimte invullen. Enkele mogelijkheden: de deur van een bunker in volle oorlog, de deur van een hondenhok, de deur van de lift, de deur van een gevangeniscel, de deur van een kapsalon, de deur van een kabouterhuis, …
o
Hotel te koop: er staat een hotel te koop en dat wordt door de groep aangekocht. Om het hotel rendabel te maken, moet iedereen een rol op zich nemen: hotelmanager, kamermeisje, gast, keukenpersoneel, …
-
Thema of verhaal: o
Je zit vast in een lift en probeert vanalles om eruit te komen.
o
Je klimt de wenteltrap op van een oud kasteel. Je bent er helemaal alleen en je mag hier eigenlijk niet komen.
1
Gebaseerd op het boek van Koen Crul, Joris Nevejans en Peter Spaepen,; “Klein applaus”; Abimo Uitgeverij.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
27
Creatieve Technieken
o
Je zit opgesloten in een groot warenhuis. Het is zes uur geweest en het personeel heeft de deuren op slot gedaan.
o -
Je leidt aan geheugenverlies en komt terecht in de groep.
Dramatische werkvormen: improvisatie o
De bushalte: een willekeurig personage zit te wachten bij een denkbeeldige bushalte. Eén voor één komen er andere personages bij. Ze raken in gesprek. De bus is te laat. Het wordt duidelijk dat de bus niet zal komen. Ieder personage reageert op zijn manier. Eindelijk komt de bus. Hebben sommige personages dan de bushalte al verlaten?
o
Freezetag: enkele spelers improviseren een scène met elkaar. Vanuit het publiek wordt „Freeze‟ geroepen waarbij het spel stilvalt. Iemand uit het publiek tikt één van de spelers aan en neemt zijn plaats in. Het spel wordt terug opgevat maar kan van situatie veranderen onder initiatief van de nieuwe speler.
o
Begin en einde: de spelers krijgen de begin- en eindzin van een situatie. Het verhaalverloop moeten ze zelf denken.
Begin: Je rijdt weg in een auto; Einde: Je komt ‟s avonds thuis met een koe
Begin: Je bent de tuin aan het omspitten; Einde: Je bent ‟s avonds op het TV-journaal
o
Wie-wat-waar: de deelnemers krijgen een combinatie van een aantal aspecten. Met deze gegevens moeten ze een zinvolle scène uitwerken.
Wie:
pastoor,
muzikant,
dokter,
verpleegster,
rechercheur,
boswachter, stroper, directrice, werkloze, miljonair, scholier, lerares, boer, zwerver, burgemeester, huisvrouw, secretaresse, tuinman, kok, glazenwasser, bakker, postbode, dirigent, tandarts, voetballer, piloot, …
Wat: het weer, sport, mode, computers, werk, kernwapens, slecht eten, ouderdom, onderwijs, gezondheid, geld, reïncarnatie, jeugd van tegenwoordig,
wereldnieuws,
terrorisme,
milieu,
echtscheiding,
verliefd zijn, …
Waar: tuin, camping, markt, bos, zee, badkamer, woonkamer, park, kermis, wachtkamer van een dokter, politiebureau, fabriek, restaurant, winkel, ziekenhuis, de maan, grot, onbewoond eiland, autobus, groot warenhuis.
Wanneer: ‟s nachts, ‟s morgens, overdag, werktijd, pauze, vakantie, oudejaar, je verjaardag, laatste schooldag, tijdens de afwas, onweer,
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
28
Creatieve Technieken
een wandeling, televisie kijken, bloedhete zomer, een vrije dag, het eten, telefoongesprek, …
Hoe: angstig, deftig, ernstig, flauw, geheimzinnig, humeurig, irritant, jofel, kwaad, lief, moe, nors, onverschillend, pochend, rustig, stoer, teleurgesteld, uitgelaten, verveeld, wantrouwend, zenuwachtig, …
o
Jabbertalk: Per twee proberen de spelers een aantal handelingen duidelijk te maken adhv een onbegrijpelijke taal
Uitleggen hoe je je tanden moet poetsen
De weg vragen aan een voorbijganger
Een zeldzaam beeldje verkopen
Een chirurg voert een belangrijke operatie uit
Iemand die nog nooit een computer heeft gezien, wil daar meer uitleg over krijgen
o
Een ridder daagt een concurrent uit voor een duel
Een foto nemen van een bekende figuur
Een bankoverval plegen
Inlichtingen vragen aan het loket en een ticketje kopen voor de trein
Groepsfoto: Een aantal spelers vormen „een foto‟ waarop ze in bevroren houding staan. Alle houdingen moeten van elkaar verschillen. Eerst krijgen de spelers een titel (Bv. een dag aan de zee, het kerstdiner, …). Daarna spreken de spelers zelf iets af en het publiek raadt de titel.
ZELF AAN HET WERK
Scenario De toverformule voor je eigen pasklare scenario bestaat niet. Inspiratie en creativiteit zullen altijd de belangrijkste elementen vormen voor het maken van een verhaal, een lied of een film. Je kan ook steunen op een bepaalde structuur: -
Beginsituatie en situering in tijd en ruimte: de personages, de plaats en de tijd worden voorgesteld. Dit is ook het ideale moment om de kinderen nieuwsgierig te maken naar het verhaal.
-
Motorisch moment: het moment van de actie, er is een probleem.
-
Evolutie: de actie ontwikkelt zich, de spanning wordt opgebouwd tot een climax waarna de ontknoping volgt.
-
Einde: de orde wordt hersteld
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
29
Creatieve Technieken
Zorg bij je scenario ook voor voldoende participatie van de kinderen. Bv.: kinderen kunnen poppen helpen om uit een probleemsituatie te geraken. Daarbij stimuleren we het probleemoplossend denken, het creatief denken en de inleving. We maken bij het schrijven van een scenario onderscheid tussen een hoofdtekst en een neventekst (een handige tip is je blad in twee te delen en aan de ene kant de hoofdtekst te schrijven en ernaast de neventekst) -
Hoofdtekst: de letterlijk gesproken tekst of dialoog
-
Neventekst: aanwijzingen over bepaalde pophandelingen of intonaties, attributen die moeten gebruikt worden, …
Tot slot nog enkele mogelijkheden die verder uitgewerkt kunnen worden2: -
Liever lui dan moe: Heksemie heeft geen zin om haar huistaak te maken. Zij lokt daarom Willemientje in de val … (Thema school)
-
Bram, de pratende circusbeer: Clown Jasper redt een intelligente beer uit de handen van een jaloerse goochelaar … (Thema circus)
-
De reuzepeer: Heksemie vindt in Jaspers tuin een reuzepeer. Ze eist die voor zich op maar Jasper gaat niet akkoord … (Thema fruit)
-
Noten voor pluisje: Jasper zoekt noten voor een ziek eekhoorntje. De jachthond en Heksemie zijn in de buurt … (Thema herfst)
-
De boze hoed: In een oude verkleedkoffer vindt Jasper een hoed. Als je hem opzet, word je heel kwaad … (Thema kledij)
-
Pief, poef, paf: Kriebel het konijn zoekt op het veld van boer Ilke wortels voor zijn kleintjes … (Thema boerderij)
-
Koning Chip: De computer van Jasper slaat plots op hol. Chip X en Y namen koning chip gevangen … (Thema computers)
-
Sammy: de hond van Willemientje is boos omdat hij niet binnen mag slapen. Hij maakt het Sint en Piet erg lastig … (Thema Sint)
-
Oom Denneboom: Jasper verstopt cadeautjes onder de kerstboom. De boom kan praten wanneer het Kerstmis wordt en wordt „Oom Denneboom‟ … (Thema Kerstmis)
-
De magische ster: De goede kerstgeest laat het bevroren hart van een boze huiseigenaar smelten … (Thema Kerstmis)
-
De wijze kroon: Wie het hoofddeksel van de wijze wil dragen, moet eerlijk zijn. Anders wordt de kroon heel zwaar … (Thema drie koningen)
-
Uitgespookt: Een klein spookje komt in contact met een circus. Het wil clown worden. Meester Spook is het daar helemaal niet mee eens … (Thema griezelen)
2
Gebaseerd op het boek van Gert Boullart; “Pop gepast”; Abimo Uitgeverij.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
30
Creatieve Technieken
-
Grote honger: Pico, de kraai, is heel jaloers als Jasper ook voor Wietje roodborst een nestkastje maakt … (Thema winter)
-
Pieter Pukkelneus: een jongetje dat gepest wordt, krijgt hulp van een witte heks en een goedmoedige draak … (Thema sprookjes)
-
Dokter Pleisteraar: De dokter wordt weggeroepen voor een ongeval. Heksemie zal op de praktijk passen … (Thema dokter)
-
Het geheim van Klavertjevier: Koning Calorie ontslaat Jasper als raadgever voor zijn dieet en neemt Heksemie in dienst … (Thema voeding)
-
Bim, bam, beieren: Ribbedebie, de paashaas, heeft heel veel werk. Tovenaar Pantomino bezorgt hem een wonderpenseel … (Thema Pasen)
-
De magneetcomputer: Met de machine van professor Ploef kan je de paaseitjes van een ander te pakken krijgen … (Thema Pasen)
-
Koning winter: Koning winter weigert plaats te ruimen voor de lentefee. Jasper en de bloemen helpen haar … (Thema Lente)
-
Als die zandman maar wou komen: Papa vertelt een verhaaltje zonder einde over een zandman zonder droomzand. Jasper droomt hoe het afloopt … (Thema slapen)
-
Bakker de Bol en de ovengeest: Bakker de Bol krijgt elke nacht bezoek van een spook dat al zijn gebakjes verorbert … (Thema bakker)
-
Niet voor de poes: Snorrebaard, de hoogmoedige kater, heeft het op de kuikentjes van mevrouw Kloek gemunt (Thema boerderij)
-
Boswachter Juul: Juul neemt de radio van Wiebel in beslag omdat hij te veel lawaai maakt in zijn bos … (Thea milieu)
-
De kruimel-brief-dief: Wiebel wint een kruimeldief waarmee hij de verjaardagskaartjes uit de bus van Willemien zuigt … (Thema postbode)
-
De kampioenen: Wiebel heeft geen zin om voetbal te spelen met Mustafa. Jasper is het niet met hem eens … (Thema verdraagzaamheid)
-
Koning Arthur: Jasper is verslaafd aan het computerspel van Wiebel. Willemientje wil liever buiten spelen … (Thema verslaving)
-
Mis(s) Heks: Heksemie koopt Slijmbal de duivel om bij de Miss-Heks-verkiezing … (Thema fair play)
Hulpmiddelen Om je creatief spel nog aantrekkelijker te maken kan je beroep doen op een aantal attributen: -
Decor of achtergrond: dit verduidelijkt de inhoud van het spel. Het dient slechts als suggestie om een bepaalde ruimte of sfeer op te roepen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
31
Creatieve Technieken
-
Rekwisieten: allerlei spulletjes dragen bij om een verhaal tot leven te laten komen. Rekwisieten zijn noodzakelijk maar overdrijf niet: ze moeten functioneel zijn.
-
Geluid en muziek: muziek kan bijdragen tot de juiste sfeer terwijl geluiden onontbeerlijk zijn op voorwaarde dat ze functioneel zijn (Bv. klok die middernacht slaat, donder, regen, …).
-
Belichting: niet noodzakelijk maar kan bijdragen tot de sfeer (Bv. onderscheid tussen dag en nacht, droom of tovenarij adhv een gekleurd licht).
Schmink of maskers (vooral dramatische expressie): je voelt je verborgen achter de persoon die weergegeven wordt door je masker. Dit geeft een grotere vrijheid van je mogelijkheden: groteske bewegingen, woord- & stemgebruik, …
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
32
Dansexpressie
DANSEXPRESSIE
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
33
Dansexpressie
INLEIDING Bewegen zit er bij ons ingebakken. Het is onnatuurlijk om lange tijd roerloos stil te blijven staan. Een groot deel van onze bewegingen doen we onbewust, maar we kunnen ook op een creatieve manier met onze bewegingen omgaan: bewegen omwille van het plezier…3 Houd wel rekening met volgende elementen: Lichaam Het lichaam heeft veel meer bewegingsmogelijkheden dan we op het eerste zicht vermoeden. Buigen, strekken en draaien zijn de voornaamste, maar we kunnen nog veel meer dan dat!
Tijdens het bewegen ter plaatse kunnen we veren, zwaaien, reiken, uitrekken, balanceren, vallen, in- of uitdraaien,…
Bij het voortbewegen verplaats je gewicht. We wandelen, lopen, joggen, huppelen, hinkelen, springen, kruipen, glijden,…
Ook de lichaamsverhouding kan veel uitdrukken, open/gesloten, gebogen/recht, breed/smal, symmetrisch/assymetrisch,…
Ruimte Je kan met bewegingen van je lichaam de ruimte op verschillende wijzen invullen.
Ruimtelagen: hoog, laag,…
Richtingen: voorwaarts, links, rechts, diagonaal,…
Patronen: cirkels, slingers, spiralen, zigzag, lijnen,…
Grootte: grote, kleine,… bewegingen
Plaats: achteraan, vooraan, links,… in de ruimte
Intentie en vorm: je kan een doelbewuste beweging maken, meestal met een duidelijke lijn of juist een terloopse beweging
Tijd Bewegen gebeurt altijd in een bepaald tempo, met een zeker ritme en met een bepaalde
duur. Deze kunnen heel fel variëren. Kracht Als we een beweging maken, moeten we ons meestal helemaal niet inspannen, het gaat bijna als vanzelf. Toch zijn er ook bewegingen waarbij je veel kracht moet gebruiken. Daarbij kunnen verschillende aspecten worden onderscheiden: 3
Om dit onderdeel van de syllabus te schrijven, maakten we gebruik van: VANTILT, H., HOREMANS M. en JOOSEN I., „Olifantengalabal‟, Abimo Uitgeverij (creareeks), 2006, 95 pg.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
34
Dansexpressie
Spanning: het verschil tussen gespannen en ontspannen bewegingen verduidelijken
Gewicht: een goede gewichtsverdeling is belangrijk bij het uitvoeren van de beweging
2
Energie: hoe meer energie, hoe dynamischer de beweging
Dansexpressie
Dansexpressie ontwikkelt de natuurlijke bewegingsmogelijkheden van een kind op een speelse, maar bewuste wijze. Ingebed in een bepaald thema geeft de begeleider korte, duidelijke bewegingsopdrachten. Elk kind voert die op zijn spontane, creatieve manier uit en verlegt daardoor zijn grenzen. Bewegingsopdrachten worden zo gekozen dat kinderen niet vervallen in stereotiep gedrag of imitatie, maar worden juist uitgedaagd om nieuwe mogelijkheden in hun dans-bewegen ontdekken. Het individueel beleven en bewegen staan centraal, maar ook het sociale aspect komt er aan bod. Zo moet je bijvoorbeeld rekening houden met andere kinderen in de ruimte; voor sommige opdrachten ga je samenwerken met één of meerdere vriendjes en het respect voor danstaal van de andere is essentieel.
Voorbeeld: Dansexpressie: thema regen Denk vooraf voldoende na over je onderwerp. Bekijk het van alle kanten en probeer zoveel mogelijk bewegingsinhouden op het spoor te komen.
Vertaal
de
inhouden
in
bewegingswoorden: Druppels die opspringen als ze op de grond vallen, druppels die samenvloeien, stroompjes vormen,
plassen,
golven,
kleren
die
zwaar
worden,… Heel concreet ga je dan (zo gezegd uiteraard) met de kinderen wandelen door de regen. Met grote rubberlaarzen ga je springen in de plassen. De plassen zijn groot of klein; liggen kort bij elkaar of veraf. Op de achtergrond speelt een regengeluidje…
3
Volksdansen en ronden
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
35
Dansexpressie
3.1 Wanneer dansen? Dansen kan op ieder moment van de dag! Je kan met je groep dansen als avondactiviteit, aan een kampvuur, als keuze-activiteit, als voorbereiding voor de laatste avond, … Maar ook als je gewoon een halfuurtje tijd hebt en eens iets anders wilt doen. Dansen is natuurlijk geen activiteit die je heel veel kan doen, en je laat de danssessie best ook niet te lang duren. Meestal zijn meisjes ook enthousiaster over dansen dan jongens. 3.2 Hoe een volksdans aanleren? Om te beginnen, laat je best de muziek waarop je gaat dansen eens horen en doe je de dans zelf voor. Dan begin je stapsgewijs de passen één voor één aan te leren: dit door ze één voor één te tonen, samen te doen zonder muziek en daarna met muziek. Als de passen gekend zijn, probeer je ze aan elkaar te verbinden. Ook dit doe je eerst zonder muziek en dan met muziek. Indien de dans gekend is, kan je aan de afwerking beginnen te denken. Hierbij stel je best, afhankelijk van de groep geen te hoge eisen. Plezier is hierbij belangrijker dan hoe het eruit ziet. Enkele opmerkingen: Zorg ervoor dat je zelf de dans goed kent! Begin met eenvoudige dansen Zorg voor de nodige afwisseling tussen rustige en vermoeiende dansen 1
Als je ziet dat bepaalde kinderen niet kunnen volgen, kan je ernaast gaan staan en je speciaal met haar/hem bezighouden
3.3 Volksdansen die aangeleerd worden tijdens de cursus Kuierend, vrolijke kring, joego, Kimberleyse trein, waterdans, gouden aren, Normandische ronde, bal in de straat,… Voor alle volksdansplaten en dansbeschrijvingen kan je terecht op het volgende adres: V.D.C.V. (volksdans centrale voor Vlaanderen), Sint-vincentiusstraat 26A, 2000 Antwerpen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
36
Dansexpressie
3.4
Kinderronden tijdens de cursus Papegaai is ziek en hij moet sterven Maak ‟n appelmoes al van conserven Voor onze gaai (x2) Voor onze allerliefste zoete gaai Papegaaike leeft gij nog? Ie-aa-dee-aa Ja meneer ik ben er nog! Ie-aa-dee-aa „k heb mijn eten uitgegeten en mijn drinken laten staan Ie-aa-dee-aa-boem
Jan huigen in de ton, met een hoepeltje erom, jan huigen, jan huigen en de ton viel in duigen
Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen, de meisjes op de klompen, de jongens op het houten been, rij maar door het poortje heen. Van je ras, ras, ras, rijdt de koning door de plas, van je oort, oort, oort, rijdt de koning door de poort, van je erk, erk, erk, rijdt de koning door de kerk, van je 1, 2, 3!
Dag mijn Rosemarijntje, dag mijn Augustijntje. ‟t Schijnt dat gij mij gaarne ziet, nee, nee, nee dat geloof ik niet! ‟t Kan me niets meer schelen (x2). Gij blijft hier en ik ga door
„k heb twee roosjes in mijn hand, aan wie zal ik die geven? Aan „t meisje die voor mij zal staan, zal ik die roosjes geven. O schone vrouw, geef mij die hand van jou, die roosjes zijn voor jou mevrouw!
Jan de mosselman; de zevensprong; er kwam eens een juffertje langs het strand; daar liep een oude vrouw op straat; groen is gras; daar zat een hond op de stoep; in kongoland verdwalen; napoleon; bingo; het carillon; al van den drogen haring; interfanterie cavalerie; tijaja; „k zou zo geren een koeike kopen; …
4
Moderne dans
Met kinderen kan het ook heel leuk zijn af en toe een moment „Moderne dans‟ te doen, bv. de laatste avond, bij een kampvuur of tijdens een avondactiviteit. Tijdens de cursus leer je verschillende danspasjes die je kan aanleren aan de groep. Maar doe ook beroep op je groep, want vaak zijn er kinderen die thuis ook dansen en die dit graag delen met de groep.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
37
Dansexpressie
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
38
De opvoedende taak van de animator
DE OPVOEDENDE TAAK VAN DE ANIMATOR
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
39
De opvoedende taak van de animator
1
Inleiding
Als we je de vraag stellen wat jij op je eerste dag als kind op kamp of tijdens een eerste activiteit op de jeugdbeweging gedaan hebt, is de kans klein dat je dit niet meer weet. Maar als we je de vraag stellen wie je eerste leider of leidster was, is de kans groot dat je dit nog weet en dat je er levendige herinneringen van hebt. Het is dus duidelijk dat je als leiding een invloed hebt op kinderen en dat jij en jouw invloed ook nog een tijdje zullen bijblijven…
Als animatoren omgaan met kinderen, is dat veel meer dan ze enkel zinvol bezig houden. Hoe je het ook draait of keert, als leiding heb je een invloed op de opvoeding van de kinderen door: jij zelf als voorbeeld, je taalgebruik, je manier van omgaan met de kinderen, je houding tegenover buitenstaanders, je gesprekken met de kinderen, …. Dit aspect mag je als animator niet afschrikken, maar je moet er wel even bij stilstaan Je opvoedende taak leg je niet uit aan de kinderen. Het is iets waar je voortdurend mee bezig bent, bewust maar ook onbewust (tijdens het spelen, aan tafel, welkom, slapengaan, …). Een belangrijk onderdeel van je opvoedende taak als animator om over na te denken dus!
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
40
De opvoedende taak van de animator
2
ENKELE STELLINGEN…
In dit deel vind je enkele stellingen ter reflectie. Er is geen juist of fout antwoord; er kunnen alleen verschillende meningen zijn. Het is wel belangrijk om hierover van gedachten te wisselen. Op die manier wordt duidelijk dat verschillende mensen wel eens een andere invulling geven aan een bepaalde stelling. Hierbij dien je voor ogen te houden dat geen enkele mening per sé de juiste is, maar dat deze kunnen genuanceerd worden. Bij de eerste stellingen hebben we zelf weergegeven hoe wij er als organisatie over denken. Maar ook hier willen we zeker nog eens benadrukken dat maar één van de meningen is. We dagen jullie graag uit om zelf na te denken over de geponeerde stellingen en er met ons over te praten. Misschien komen we tot meer genuanceerde stellingen of nieuwe stellingen. Kinderen gaan op kamp ALLEEN om zich te amuseren. Kinderen gaan inderdaad op kamp vooral om toffe activiteiten te doen, te lachen, te spelen, … kortom om: zich te amuseren. Maar zoals al eerder aangegeven, nemen ze na het kamp ook verschillende herinneringen mee naar huis. Als leid(st)er ben je hierbij ook een rolmodel waar kinderen naar opkijken. Je hebt dus een voorbeeldfunctie. De manier waarop jij omgaat met hen en met bepaalde situaties, jouw mening over pesten of andere zaken, jouw kledingstijl, … heeft een invloed. Natuurlijk is deze invloed niet even groot bij elk kind, maar toch is dit iets waar je rekening mee moet houden. Of je nu al dan niet akkoord gaat met de stelling dat kinderen op kamp gaan alleen om zich te amuseren, kinderen doen veel meer op een kamp dan dat. Ze zullen sowieso ook dingen bijleren en oppikken van jou, omdat je “hun” leider bent. Je moet jezelf niet veranderen, maar het is wel iets waar je tijdens het kamp continu rekening moet mee houden. Als een kind ergens mee zit, moet je tot het uiterste gaan om dat op te lossen. Als een kind ergens mee zit, is het uiteraard belangrijk dat je hier voldoende aandacht aan besteedt. Als animator is het je taak om alle kinderen een fijn kamp te bezorgen met zo weinig mogelijk zorgen. Je moet dus zeker de nodige belangstelling tonen voor de kinderen en hun problemen, maar belangrijk hierbij is ook je eigen beperkingen hierbij te kennen. Als animator heb je noch de kans noch de mogelijkheden om alle problemen op te lossen. Wanneer je geconfronteerd wordt met problemen waar je zelf geen oplossing voor hebt, kan je best aankloppen bij de verantwoordelijke. Bij Duinen-Heide, bijvoorbeeld, kan je in de eerste plaats aankloppen bij de hoofdanimator, indien je er niet uitraakt, kan je op de kampleiding terugvallen. Sommige problemen zijn gewoon niet op te lossen tijdens een Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
41
De opvoedende taak van de animator
kamp, enerzijds omdat een kamp maar een beperkt aantal dagen duurt en anderzijds omdat het als animator niet je taak is om dat te doen (Je bent animator en geen psycholoog!). Het is echter wel je taak om tijdig bij een verantwoordelijke aan te kloppen. Besef dat animator zijn niet inhoudt dat je alles moet kunnen oplossen. Je moet vooral jezelf zijn. Als je thuis al eens vloekt waarom zou je dat op kamp niet
doen. Spontaan zijn, is belangrijk. Spontaan zijn is inderdaad heel belangrijk, maar je hebt ook een heel grote invloed op een groep. Of je het nu leuk vindt of niet, je hebt een voorbeeldfunctie en je moet je er ook naar gedragen. Hiervoor dien je een evenwicht te vinden tussen jezelf zijn en hoe je door de groep wordt ervaren als model. Iets bijleren op kamp is niet nodig. Kinderen zitten al genoeg op de schoolbanken. Kinderen leren het meest bij als dit in een normale omgeving gebeurt, dus niet op de schoolbanken maar in dagdagelijkse situaties. Ook op kamp zullen kinderen dus zeker dingen bijleren. In grote mate hangt datgene wat ze bijleren af van de diversiteit aan animatoren. Dit betekent natuurlijk niet dat je jezelf moet zien als een „instant-leerkracht‟ maar het kan absoluut geen kwaad om af en toe eens een weetje te vertellen, als je een paddestoel tegenkomt even vermelden welke soort dat is, … Kinderen zijn sowieso nieuwsgierig. Waarom zou je daar dan af en toe geen gebruik van maken? Voor hen is niet “leren”, maar gaan zelf nadien vertellen dat “onze leider wist te vertellen dat ….”. We zijn een christelijk geïnspireerde organisatie: een bezinningsmoment op elk kamp
is dus een „must‟. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beluisteren van een lied met boodschap, het vertellen van een verhaal, een evaluatie- of feel-good-moment. Als je eens een mindere dag op kamp hebt, hou je je best wat op de achtergrond. De
andere nemen het wel over… Bij een dorpspel is het belangrijk dat je de bewoners daar respecteert, al is er
hierdoor wat minder groepssfeer.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
42
De opvoedende taak van de animator
Als kinderen door een dorpsbewoner op de vingers getikt worden, kies je steeds de
kant van het kind. Als een kind geen zin heeft, laat je het gewoon wat aan de kant zitten. Onderweg op een dagtocht kan je kinderen fabeltjes wijsmaken. Als een kind geen pardon zegt na een boertje thuis, hoeft het dat op kamp ook niet
te doen. Want je mag niet ingaan tegen de opvoeding van de ouders. Bij het begin van het kamp moet je ingelicht worden over de achtergrond en
problematiek van alle kinderen. Dan kan je er naar handelen.
3
OPVOEDENDE TAAK?
Uit deze stellingen wordt duidelijk dat animator meer is, dan wat het op het eerste zicht lijkt. We kunnen deze „opvoedende taak‟ in verschillende gebieden opsplitsen. In dit deel overlopen we de verschillende domeinen met telkens een voorbeeldje. Je zult er aspecten uit de stellingen in herkennen.
3.1
Verstandelijke opvoeding
Zoals reeds eerder aangegeven, brengen we als animator sowieso bepaalde zaken bij. Dit moet absoluut niet schools bekeken worden, maar we moeten er ons wel bewust van zijn. Het is een spontaan proces en het is niet nodig je als schoolmeester of juf, te gedragen. Enkele voorbeelden:
Bij sommige spelen leer je bepaalde vaardigheden aan zoals o.a. touwklimmen, creatief knutselen, …
Als we met de groep op stap zijn, kunnen we verschillende dingen vertellen over de natuur of dieren die we onderweg zien.
Tijdens de themawerking kunnen zaken zoals racisme, pesten, verdraagzaamheid of andere maatschappelijke thema‟s aan bod komen. Ook hier leren kinderen iets bij.
…
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
43
De opvoedende taak van de animator
3.2
Emotionele opvoeding
Als mens is het nodig om met gevoelens te leren omgaan. Dit leer je maar door in bepaalde situaties de verschillende reacties van mensen te zien en hierop te leren inspelen. Ook op kamp zullen er situaties zijn waar bepaalde emoties bovenkomen en waarop gereageerd moet worden. De manier waarop je als animator omgaat met emoties, zal een invloed hebben op hoe kinderen er later of tijdens het kamp zelf mee omgaan. Eerst en vooral dien je een veilig klimaat te creëren waar kinderen hun emoties kunnen en mogen tonen, zonder er voor “afgestraft” te worden. Als een kind bijvoorbeeld heimwee heeft, kan je als animator de nodige ruimte creëren om dit te verwerken en heimwee niet als abnormaal of banaal af te schrijven of te negeren. Door als leider genuanceerd te reageren en een evenwicht te vinden tussen ruimte laten voor emoties en hier niet in te overdrijven, leer je kinderen ook om op een gezonde manier met emoties om te gaan in plaats van er zwart-wit mee om te gaan. (ik ben verliefd ik wil vrijen, ik ben kwaad ik klop op iets of iemand, ik ben verdrietig ik kom niet meer uit mijn bed, …)
3.3
Morele opvoeding
Als animator heb je ook een invloed op de morele opvoeding van kinderen. Een aspect hiervan is bijvoorbeeld dat je kinderen kunt leren kritisch te denken. Door als animator ruimte te laten voor vragen en bedenkingen van kinderen, leer je hen dat hun mening gerespecteerd wordt en dat je hen respecteert. Als er bijvoorbeeld vragen komen bij een bepaalde regel die je ingevoerd hebt tijdens de activiteit of het kamp, kan je hier fair op reageren door uit te leggen waarom en niet gewoon te zeggen: “Omdat ik het zeg.”. Op die manier toon je respect, zullen kinderen ook meer respect hebben voor jou en leer je hen dat het goed is om bepaalde bedenkingen te hebben en te uiten. Een tweede aspect bij de morele opvoeding is dat je er rekening mee moet houden dat ook de waarden die je naleeft een invloed hebben op de kinderen. Het is echter duidelijk dat niet iedereen dezelfde waarden heeft en het is belangrijk om respect te hebben voor de verschillende waarden. Creëer de nodige ruimte zodat iedereen zich goed voelt. Wat natuurlijk niet wil zeggen, dat je met alle waarden akkoord moet gaan en iedereen zijn ding maar moet laten doen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
44
De opvoedende taak van de animator
3.4
Godsdienstige opvoeding
Jeugdvakanties Duinen-Heide vzw is een christelijk geïnspireerde, pluralistische organisatie. Wij verwachten als organisatie van onze animatoren dat zij respect hebben voor verschillende levensovertuigingen en godsdiensten. We moeten hierbij ook opletten dat we niet onbewust „aanleren‟ dat godsdienst niet belangrijk is want voor sommige kinderen is dat wel zo en hier moeten we respect voor opbrengen. Je mag als animator je eigen mening weergeven, maar je moet dit wel op een gegronde manier doen met het nodige respect voor andere meningen. Laat ook hier voldoende ruimte om anderen hun mening kenbaar te maken op een respectvolle manier. 4
TOT SLOT…
Zo zie je maar dat er heel wat komt kijken bij animator zijn. Met het nodige gezond verstand wordt één en ander duidelijk. Aarzel niet om beroep te doen op verantwoordelijken (hoofdanimator, kampleiding) wanneer je twijfels hebt of er iets niet goed zit. Een klankbord kan je al een heel eind op weg helpen. Als animator heb je invloed op de kinderen. Heb respect voor de kinderen en zij zullen jou respecteren. Ga ervoor!
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
45
De opvoedende taak van de animator
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
46
Doelstellingen en methodieken van DUINEN-HEIDE
DOELSTELLINGEN EN METHODIEKEN VAN DUINEN-HEIDE
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
47
Doelstellingen en methodieken van DUINEN-HEIDE
STRUCTUUR VAN JEUGDVAKANTIES DUINEN-HEIDE Beleidsstructuur
Structuur op de jeugdkampen
Structuur op vormingsinitiatieven Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
48
Doelstellingen en methodieken van DUINEN-HEIDE
2 WAAR STAAT JEUGDVAKANTIES DUINEN-HEIDE VOOR? Volgens haar statuten is Jeugdvakanties DUINEN-HEIDE een vereniging van enthousiaste jeugdleiders, die er voor gaan om : 1. Het organiseren van cursussen en verdere vorming, alsook begeleiding aan jongeren die zich wensen te engageren in het jeugdwerk, 2. Het organiseren van jeugdvakanties. Deze hebben bij voorrang plaats in het eigen jeugdverblijfcentrum. 3. Het opzetten en ondersteunen van vakantie-initiatieven van externen, en sociaalculturele activiteiten voor jongeren. Doorheen haar bestaan heeft DUINEN-HEIDE al verschillende keren geprobeerd om haar missie en visie op papier te zetten. De achterliggende visie en uitgangspunten zijn meestal dezelfde, maar de wijze van formulering hiervan verschilt soms ngl de accenten die worden gelegd. In de beleidsnota 2007-2009 stond dit nog als volgt omschreven : DUINEN-HEIDE wil een open, laagdrempelige en eigentijdse organisatie zijn voor en door jongeren. DH organiseert vakantiekampen voor kinderen en jongeren van 6 tot 15 jaar. Daarnaast wordt er ook kadervorming en vorming georganiseerd voor jongeren. Integratie staat centraal. Door jongeren te stimuleren tot inspraak, participatie en het organiseren van projecten willen we jongeren de kans bieden zich individueel en maatschappelijk te ontplooien. Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
49
Doelstellingen en methodieken van DUINEN-HEIDE
Wat vinden we belangrijk?
Jeugdleiders zijn onze leden. Het zijn vrijwilligers die zich belangeloos engageren om kinderen en jongeren een fijne vakantie en een leerrijke vrije tijdsbesteding te geven. We willen hen daarbij begeleiden.
Een engagement begint bij betrokkenheid en het mogen opnemen van verantwoordelijkheid. Zonder participatie (1) is er geen engagement. We geloven dat engagement ook bijdraagt tot persoonlijkheidsvorming en persoonlijke groei.
Het engagement als jeugdleider beperkt zich niet tot opvang of invulling van de vrije tijd, want Jeugdwerk is immers het derde opvoedingsmilieu.
Ons jeugdwerk moet ook voor de jeugdleiders plezant blijven. Dit zijn de grenzen van ons engagement.
We geloven in de kracht van diversiteit en in het principe van inclusie: door elkaar te ontmoeten kunnen jongeren met eigen talenten, soms eigen ervaringen en zienswijzen veel van elkaar leren. We willen er ook staan voor kinderen en jongeren die in onze samenleving minder kansen krijgen. We zien dit realiseerbaar door een gezonde mix. van doelgroepen. De haalbaarheid daarvan wordt enkel bepaald door de draagkracht van de begeleiders.
Jeugdvakanties DUINEN-HEIDE is een pluralistische, Christelijk geïnspireerde vereniging. Dit betekent dat we onze vrijwilligers uitnodigen om de christelijke waarden na te streven, en die op een eigentijdse manier trachten te vertalen in onze werking.
Onze grootste uitdaging is het zorgen voor een continue werking, ondanks de wisselende inzet en het verloop van mensen. Het doorgeven van opbouwende competenties en mogelijkheden zijn nodig om de vereniging op peil te houden. De personeelsleden werken in functie van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
Onze vereniging tracht een open vriendengroep te zijn waar iedereen zich goed kan voelen en zich ondersteund weet, een plaats waarin iedereen kansen krijgt om engagementen op te nemen naargelang zijn of haar mogelijkheden. Deze verbondenheid zorgt voor een blijvende motivatie en enthousiasmering.
DUINEN-HEIDE onderschrijft de democratische basisprincipes van de samenleving, alsook de universele verklaring van de rechten van de mens en de rechten van het kind in het bijzonder. Alle kinderen hebben minstens het recht om erbij te horen en te participeren. We ondersteunen deze rechten en hanteren deze ook als ethisch referentiekader in onze werking. Recht op bescherming : Kinderen mogen niet mishandeld en verwaarloosd worden, Kinderen mogen niet uitgebuit worden, Recht op diensten :
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
50
Doelstellingen en methodieken van DUINEN-HEIDE
Kinderen hebben recht op voeding en gezondheidszorg, Kinderen hebben recht op onderwijs, Kinderen hebben het recht te genieten van sociale voorzieningen. Recht op participatie : Kinderen hebben recht om gehoord te worden over wat hen aanbelangt, Ieder kind mag zeggen wat hij of zij denkt, Kinderen hebben het recht om samen een clubje te vormen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
51
EHBO in niet levensbedreigende situaties
EHBO IN NIET LEVENSBEDREIGENDE SITUATIES
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
52
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Basisregels voor de eerstehulpverlening bij ongevallen 1.1
Benadering van een noodsituatie
Breng jezelf nooit in gevaar. o
Benader de situatie voorzichtig en ga na wat er gebeurd is, wat de gevaren zijn voor jezelf, voor omstanders, voor slachtoffers.
o
Zorg voor de veiligheid (gevarendriehoek, reflecterend jasje).
Verlaat de plaats van het ongeval niet.
Stel een korte diagnose van:
o
Het bewustzijn
o
De ademhaling
o
Bloedcirculatie
Laat gespecialiseerde hulp oproepen. o
Blijf zelf kalm.
o
Reageer kordaat en zelfzeker.
o
Kalmeer het slachtoffer en zeg dat er hulp op komst is.
1.2
Verplaats het slachtoffer niet, tenzij je geen andere keuze hebt.
Alarmering
De juiste hulp (kampleiding, dokter, ziekenwagen, …) moet zo snel mogelijk ter plaatse komen. Vermeld steeds:
wat er gebeurd is en wat de gevaren zijn.
waar de hulpdiensten heen moeten.
hoeveel slachtoffers er zijn.
in welke toestand de slachtoffers zich bevinden.
Wanneer je de alarmering overlaat aan derden, beveel je kordaat één persoon om hulp te roepen en het bovenstaande te vermelden. Je beveelt om nadien onmiddellijk terug te komen. Zo weet je of de hulp effectief gewaarschuwd is. Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
53
EHBO in niet levensbedreigende situaties
TIP: 112 is een Europees noodnummer dat je in 25 lidstaten van de Europese
unie kan gebruiken in elke noodsituatie.
1.3
Evacuatie van het slachtoffer
Denk aan je eigen veiligheid, til rugvriendelijk: o
met een rechte rug.
o
met hulp van omstanders.
Gebruik hulpmiddelen als die aanwezig zijn.
Verplaats het slachtoffer zoveel mogelijk „in blok‟.
Stabiliseer hoofd en nek.
Gebruik aangepaste technieken (Bv. Ondersteunen, draaggreep, pompiersgreep, lendengreep, handenstoel, rautecgreep, …).
1.4
Psychologische aspecten bij de eerstehulpverlening
Niet alleen tussen personen onderling maar ook tussen leeftijdscategorieën zijn er verschillen. Als animator kom je in contact met peuters, kinderen, adolescenten en volwassenen. Elke categorie vraagt om een andere aanpak. Als animator die hulp verleent, moet je je kunnen inleven in de leefwereld van de gewonde en die persoon op een gepaste manier benaderen. Je sociaal opstellen en op een aangepaste manier met de gewonde omgaan, is noodzakelijk om het vertrouwen te winnen.
Peuters en kleuters verzorgen
Nader de peuter langzaam en wacht tot hij met je vertrouwd is.
Gebruik een rustige zachte stem en kniel neer zodat je even groot bent.
Gebruik speelgoedjes of spelletjes die de aandacht afleiden.
Voer een gesprek in eenvoudige taal, stel vragen met beperkte keuzes.
Gebruik pleisters en verbandjes, ook al is de wonde niet zo erg.
Laat de gewonde merken dat hij of zij flink is.
TIP: Laat kindjes met het materiaal omgaan en vertel er verhaaltjes over.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
54
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Schoolgaande kinderen (6- tot 10- jarigen)
Spreek het kind onmiddellijk aan en betrek hen in de verzorging.
Anticipeer op vragen en angsten van het kind maar geef niet teveel informatie. Bv. Als een kind een arm gebroken heeft, kan je zeggen “je arm is gebroken maar de
dokter maakt die weer zo goed als nieuw. Hij zal je medicijnen geven om de pijn weg te nemen”.
Geef uitleg bij wat je allemaal doet en lieg nooit tegen een kind. Bv. Als je een wonde ontsmet en kan prikken mag je niet zegen dat het geen pijn zal doen.
Geef voldoende privacy. Bv. Als kleding moet verwijderd worden, heeft het kind soms liever dat zelf te doen en met zo weinig mogelijk mensen rondom.
Beloon het kind omdat het goed meehelpt.
TIP: Betrek kinderen in de verzorging en lieg nooit.
Adolescenten en volwassenen
Verstrek duidelijke en voldoende informatie over de verwondingen en de verzorging ervan.
Stimuleer de adolescent om vragen te stellen en interesse te tonen in zijn verzorging.
Stel je respectvol op: spreek de tiener aan, geef voldoende privacy.
Betrek eventueel vrienden om te helpen troosten of de gewonde om te praten.
Behandel een puber als een volwassene zonder daarbij te moeilijke taal te gebruiken.
1.5
ICE-regel
De algemene aanvaarde standaardprocedure voor de eerste zorgen bij acute letsels aan de onderhuidse weefsels (verstuiking, kneuzing, spierscheur, verrekking) kan worden samengevat in 1 sleutelwoord: ICE. ICE staat voor intensief koelen:
10 tot 15 minuten.
nooit rechtstreeks op de wonde.
binnen de 5 minuten na het oplopen van de kwetsuur.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
55
EHBO in niet levensbedreigende situaties
De verschillende letters staan voor:
Immobilisatie = onbeweeglijk maken om verdere kwetsuren te vermijden.
Compressie = het aanbrengen van een licht drukkend verband.
Elevatie = hoogstand om bloedtoevoer in het getroffen lichaamsdeel te verminderen en zwelling te voorkomen.
1 1.1
HET EHBO-MATERIAAL Aanbevolen minimum
Er bestaan geen concrete richtlijnen over hoe een EHBO-lokaal of -kast ingericht dient te worden. Het is noodzakelijk dat er stromend water voorzien is. Daarnaast is een telefoon met een rechtstreekse buitenlijn verplicht. Wat je zeker moet meenemen of minimum aanwezig moet zijn:
Schaar
Pincet
Reinigingsmiddel
Kompressen om de wonde te reinigen
Ontsmettingsmiddel
Steriele kompressen om de wonde te ontsmetten en af te dekken (in verschillende formaten)
1.2
Kleefpleisterrollen
Pleisters in verschillende maten
Rekverband in verschillende breedtes
Ontsmetting- en reinigingsmiddelen
Vooraleer een wonde te ontsmetten: handen reinigen en wonde reinigen. Dit kan gewoon met water en zeep. Ontsmet de wonde met het juiste ontsmettingsmiddel en van binnen naar buiten toe.
Reinigen van de wonde
Met stromend water
Met fysiologisch water
Zuurstofwater (het vuil „bruist‟ uit de wonde)
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
56
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Ether: enkel rondom de wonde gebruiken. Op de wonde prikt het fel, het is een zeer ontvlambaar product. Ether heeft een ontvettende werking en is handig om natte huid te drogen of te ontvetten alvorens een pleister aan te brengen.
Ontsmetten van de wonde
Jodium afgeleide ontsmettingsproducten (Iso-betadine, Braunol). Deze producten hebben een licht kleurende werking. D.w.z. als ze niet meer kleuren, is de ontsmettende werking uitgewerkt.
Hibitane is een goed ontsmettingsmiddel dat je steeds moet verdunnen, anders veroorzaakt het brandwonden.
H.A.C. moet ook verdund worden. De verdunde oplossing is beperkt houdbaar.
Celcium: gebruiksklare oplossing.
Niet aangewezen producten om een wonde te ontsmetten
Mercurochroom heeft slechts een licht ontsmettende werking en veroorzaakt makkelijk allergische reacties. Bovendien kleurt het de wonde waardoor het genezingsproces niet altijd makkelijk op te volgen is.
Jodiumtinctuur lokt irriterende en allergische reacties uit.
Eosine droogt de wonde uit en is niet geschikt als ontsmettingsmiddel. Door zijn uitdrogende werking wordt het wel gebruikt bij blaren.
Ontsmettingsalcohol is sterk prikkelend en brandbaar en mag nooit op een open wonde aangebracht worden. Het kan wel gebruikt worden voor het ontsmetten van instrumenten.
TIP: Reinigingsmiddelen maken een wonde proper, vrij van aarde, zand, stof, …
Ontsmettingsmiddelen verminderen het aantal micro-organismen en doden de ziekteverwekkende kiemen. Ontsmet steeds van het midden naar de rand toe. Ontsmet ook steeds instrumenten voor gebruik met ontsmettingsmiddel!
2
VERBANDLEER
Iedere zwachteltechniek is opgebouwd uit verschillende basiswindingen. Bij de meeste verbanden worden de volgende technieken gebruikt:
Bij circulaire windingen worden de zwachtellagen over elkaar heen gelegd.
Spiraalwindingen worden meestal gebruikt bij cilindrische lichaamsdelen.
Kruiswindingen of achterwindingen worden gebruikt om een gewricht of lichaamsdeel boven en onder een gewricht te verbinden.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
57
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Om uiteinden (zoals vingers of tenen) te verbinden worden recurrente windingen gebruikt. De zwachtel wordt een aantal malen van de ene zijde over de top naar de andere zijde gelegd en nadien afgewerkt met een van bovenstaande technieken.
Enkele basisregels:
Leg het verband gelijkmatig en niet te strak aan. Een strak aangebracht verband zal de oppervlakkig gelegen aders afsluiten waardoor een blauwkleurige zwelling kan optreden.
Leg het verband aan van ver van het hart naar dicht tegen het hart. Op deze manier wordt het bloed ook naar het hart gestuwd.
Overlap steeds geheel of gedeeltelijk de vorige winding. Om te voorkomen dat het verband losgetrokken wordt, wordt de zwachtel na de eerste toer gefixeerd door een deel van de zwachtel schuin over het lichaamsdeel te leggen en het tussen de eerste en tweede laag te vouwen.
Hou de spanning in de zwachtel tijdens het afrollen constant.
Laat de arm of het been op een tafel of een stoel rusten of vraag zo nodig iemand anders om het lichaamsdeel vast te houden.
Zorg dat de spanning in de buig- of strekspieren in evenwicht is. Wanneer een gewricht in een verkeerde stand is gezwachteld, kan door constante over-rekking vermoeidheid en irritatie ontstaan.
Enkele voorbeelden:
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
58
EHBO in niet levensbedreigende situaties
3
EERSTEHULPVERLENING VOOR DE MEEST VOORKOMENDE LETSELS
3.1
Schaafwonden, lichte open wonden
Een lichte schaafwonde is een oppervlakkige beschadiging van de huid. Er kan een minimum aan bloedverlies voorkomen. Deze schaafwonden genezen meestal vanzelf na de eerste hulpverlening. Men dient wel voldoende aandacht te besteden aan het reinigen en ontsmetten van de wonde. Indien dit niet zo is, kan de wonde ontsteken. Een ontstoken wonde voelt pijnlijk en warm aan, is rood en gezwollen.
-
beschadigde (opper) huid
-
reinig je handen
-
meestal een onregelmatige wonde
-
reinig de wonde
met vuil in
-
ontsmet de wonde
lichte bloeding (druppeltjes)
-
dek steriel af indien nodig
-
3.2
Krampen
Spierkrampen
Een spierkramp kan optreden bij een explosieve beweging en kan een weerspiegeling zijn van een lage suikerspiegel in het bloed, tekort aan bepaalde elektrolyten of dehydratatie.
-
Een plotse contractie van een spier
-
Stop onmiddellijk de inspanning
-
Hevige pijnscheuten
-
Stretchen van de spier
-
De spier voelt gespannen aan
-
Lichte massage en warmte geven
-
Er is bewegingsbeperking
TIP: Rek langzaam en voorzichtig, gedurende 10 à 15 seconden en bij voorkeur
éénmalig.
Hittekrampen
Hittekrampen zijn hevige en pijnlijke spiercontracties. Overbelaste spieren, onvoldoende stretchen en warm weer kunnen aan de oorzaak liggen van hittekrampen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
59
EHBO in niet levensbedreigende situaties
-
Snelle hartslag
-
Rust
-
Warme zweterige huid
-
Water laten drinken
-
Duizeligheid
-
Het slachtoffer in een koele omgeving
-
Flauwtegevoel
-
Uitputting en overgeven
3.3
plaatsen
Kneuzingen
Een kneuzing kan voorkomen ten gevolge van een externe kracht die voor interne schade zorgt zonder de huid te doorbreken.
-
Meestal zichtbare bloeduitstorting
-
ICE-techniek
(blauwe plek)
-
Koelen kan met coolpack, koud water,
Bij aanraking van de plaats of
ijsklomp, …
beweging: pijnlijker
3.4
Verstuikingen
Een verstuiking is een toestand waar de normale bewegingsmogelijkheden van een gewricht worden overschreden waardoor er schade optreedt bij de betrokken structuren. Verstuiking kan voorkomen door uitglijden of misstappen op een trap of door een verkeerde bruuske beweging.
3.5
-
Pijn
-
ICE-techniek
-
Snelle zwelling
-
Indien ernstige pijn, zwelling en
-
Functionele onbruikbaarheid
-
Blauwe plekken
onbruikbaarheid dokter
Ontwrichting
Een ontwrichting is een verplaatsing van twee gewrichtsvlakken naar een abnormale stand. Meestal is dit tengevolge van een kracht van buitenaf (vb. valpartij).
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
60
EHBO in niet levensbedreigende situaties
-
Abnormale stand van het lidmaat
-
Immobiliseer het gewricht
-
Disfunctie
-
Breng ijspackings aan
-
Hevige pijn
-
Verwijs door naar een dokter
TIP: Probeer nooit om het lidmaat zelf terug te plaatsen 3.6
Breuk
Een breuk is een barst of onderbreking van de beenstructuur en kan gaan van onzichtbaar tot spectaculair.
-
Pijn
-
Verplaats het slachtoffer NIET
-
Zwelling en bloeduitstorting
-
Immobiliseer het getroffen
-
Dysfunctie
-
Abnormale stand van het lidmaat
lichaamsdeel -
Breng ijs aan
-
Verwijs door naar gespecialiseerde hulp (bel 112)
3.7
Bewustzijnsverlies
Bewustzijnsverlies kan ten gevolge van een hoofdletsel maar ook door hypoglycemie, hevige emoties, plotse bloeddrukval.
-
Misselijkheid en duizeligheid
-
Zorg voor vrije luchtwegen
-
Slachtoffer is bleek en voelt zwak aan
-
Controleer ademhaling en
-
Trage polsslag
bloedcirculatie -
3.8
Zorg voor frisse lucht
Zonne- of hitteslag
Bij te langdurig in de zon zitten of door intensieve arbeid in een warme ruimte, kan het evenwicht tussen warmteproductie en – afgave in het lichaam verstoord worden. Als er meer warmte geproduceerd wordt dan het lichaam kan afgeven, kan je bevangen raken door warmte. Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
61
EHBO in niet levensbedreigende situaties
-
Rood verkleuren van de huid
-
Verhoogde ademfrequentie
-
Verhoogde polsslag
-
Maak spannende kledij los
-
Duizeligheid en misselijkheid
-
Breng koude kompressen aan
-
Vaak hoofdpijn
-
Verwittig indien nodig hulpdiensten
-
Eventueel bewustzijnsverlies
3.9
-
Breng het slachtoffer naar een koele ruimte
Brandwonden
Brandwonden kunnen voorkomen door aanraking met warme voorwerpen, vloeistoffen of stroom. Daarnaast zijn er nog andere oorzaken van brandwonden: elektriciteit, wrijving (vb. glijbaan), straling, scheikundige producten. TIP: Eerst water, de rest komt later! Knoel snel, koel lang! Eerste graad
Bij een eerste graadsbrandwonde zie je geen wonde, maar eerder een ontstekingsreactie van de huid.
-
Roodhuid
-
Hittebron verwijderen
-
Lichte zwelling
-
Afkoelen (ijs of koud water)
-
Pijn
-
After-sun ter afkoeling of vochtinbrengde crème (Vb Nivea) ter uitdroging
-
Genezing gebeurt spontaan na 2 tot 4 dagen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
62
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Tweede graad
Bij een tweede graadsverbranding is er een oppervlakkige schending van de huid.
-
Vochtige huid door wondvocht
-
Hittebron verwijderen
-
Pijn
-
Afkoelen (ijs of koud water)
-
Egale roodhuid
-
Verwijder verbrande kledij
-
Blaren die al dan niet intact zijn
-
Ontsmet met een badje van HAC-
-
Dof of glanzend witte gebieden
oplossing -
Verwijder intacte blaren nooit, eventueel kunnen ze opengeprikt worden
-
Dep de wonde droog met een steriel kompres
-
Breng een vetverband of antibacteriële zalf aan (vb Flamigel)
-
Dek steriel af met een verband
-
Genezing gebeurt spontaan binnen 10 à 14 dagen
Derde graad
-
Witgeel tot zwartbruin aspect
-
Hittebron verwijderen
-
Geen pijnsensatie bij een speldenprik
-
Afkoelen (ijs of koud water)
-
Wonde zo steriel mogelijk afdekken en blijven koelen tijdens transport naar ziekenhuis
-
Genezing kan weken of maanden duren indien er niet operatief wordt ingegrepen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
63
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Vierde graad
Bij een vierdegraadsverbranding zijn zowel de huid, de spier als het bot beschadigd.
-
Zwart verkoold aspect
Onmiddellijk transport naar het ziekenhuis.
3.10 Vrieswonden De meeste vrieswonden komen in de winter voor door onvoldoende bescherming.
-
Eerste graad: bleke huid, tintelingen,
-
zwellingen en jeuk, verstijfde vingers
Eerste graad: wakker door beweging de bloedcirculatie aan
en tenen -
-
Tweede graad: paarse huid, blaren
-
tweede en derde graad: wikkel het
gevuld met bruin-blauw bloederig
lichaam in en vervoer het slachtoffer
vocht, gevoelloosheid
naar het ziekenhuis. Wrijf NOOIT
Derde graad: afsterven van weefsel,
warm en geef NOOIT alcohol.
huid is bruinachtig en met korsten bedekt
3.11 Hyperventilatie Hyperventilatie wijst op een storing in de ademhaling. Hyperventilatie kan door verschillende oorzaken ontstaan. Vb. hevige emoties, angst, stress, …
-
Duizeligheid, misselijkheid en
-
hoofdpijn -
Bevangen gevoel ter hoogte van de
naar een rustige omgeving -
luchtwegen -
Soms pijn in de borst
-
Tinteling in handen, voeten en lippen
Kalmeer het slachtoffer en breng het Begeleid het slachtoffer bij de ademhaling
-
Laat het slachtoffer eventueel enkele minuten in- en uitademen in een plastiek zak of eigen handen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
64
EHBO in niet levensbedreigende situaties
3.12 Hoofdletsels Sommige hoofdletsels lijken onschuldig maar zijn dat niet. Verwijs bij twijfel steeds door naar een dokter. Inwendige hoofdletsels
Hoofdpijn Hoofdpijn kan verschillende oorzaken hebben: trauma, slechte zuurstoftoevoer, koorts, … Er kunnen verschillende vormen van hoofdpijn onderscheiden worden:
-
inspanningshoofdpijn: komt voor na
een
wordt
inspanning,
uitgelokt
de
door
-
hoofdpijn
warmte
of
laat het slachtoffer rusten in halfzittende houding
-
laat water drinken
ernstige inspanningshoofdpijn:
-
laat het slachtoffer rusten
iemand die een zeer zware inspanning
-
laat het slachtoffer zich ontspannen,
dehydratatie -
levert kan klagen van een plotse
stel het gerust
opkomende hoofdpijn die vervolgens heel snel terug verdwijnt. -
Migraine: gezichtstoornis,
-
raadpleeg een dokter
gevoeligheid aan fel licht, spierzwakte TIP: Bij gewone hoofdpijn, zonder aanleiding, laat je de persoon rusten. Dien
nooit medicatie toe! Hersenschudding Bij een hersenschudding „botsen‟ de hersenen tegen de binnenkant van de schedel. Afhankelijk van de ernst van de verwondingen kunnen er kneuzingen aan de hersenen zijn. De hersenen kunnen beschadigd worden door een extern inwerkende kracht: vb. het hoofd stoten waarbij de schedel beschadigd wordt. De mate waarin het slachtoffer zich gebeurtenissen van voor of na het ongeval herinnert, geven een indicatie omtrent de ernst.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
65
EHBO in niet levensbedreigende situaties
-
hoofdpijn en verward zijn
-
stel het slachtoffer gerust
-
misselijkheid en braakneigingen
-
laat het slachtoffer rusten (donkere
-
kortstondig bewustzijnsverlies
-
kortstondig geheugenverlies
kamer zonder lawaai) -
vraag het slachtoffer wat er gebeurd is
-
verwijs door naar dokter of verwittig hulpdiensten
-
blijf regelmatig het bewustzijn controleren na het ongeval
TIP: Verwittig onmiddellijk de hulpdiensten bij: o
bewustzijnsverlies langer dan 5 minuten
o
geheugenverlies van meer dan 5 minuten voor de gebeurtenis
Uitwendige hoofdletsels
Neusbloeding Een bloedneus ontstaat door bloeding van de haarvaatjes in de neus. Dit kan spontaan gebeuren of ten gevolge van een slag op de neus of ten gevolge van grote temperatuurverschillen.
-
Bloedverlies tijdens snuiten
-
Bloedverlies via de neus
-
Laat het slachtoffer lichtjes voorovergebogen zitten of staan en met de twee vingers de neusvleugels dichtknijpen net onder het neusbeen gedurende 10 minuten
-
Zeg het slachtoffer niet te praten, snuiten of niezen
-
Als de bloeding na 10 minuten niet gestelpt is, raadpleeg dan een dokter
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
66
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Vuiltje in het oog
-
Irritatie, prikkelend gevoel
-
Tracht het vuiltje weg te spoelen met water of een fysiologische oplossing
-
Wanneer dit niet lukt, verwijs door naar een oogarts
Blauw oog Een blauw oog is een inwendige kneuzing, vergelijkbaar met een „blauwe plek‟.
-
Zwelling
-
Blauwe verkleuring
-
Leg direct na de verwonding een koude vochtige doek op het oog (ijs)
-
Bij een vermindering van het gezichtsvermogen, verwijs je door naar een dokter
Oogwond
-
Een letsel dat het oog doorboort,
-
vraagt om onmiddellijke medische aandacht -
Beperk de oogbeweging door beide ogen te sluiten
-
Breng het slachtoffer naar de dokter
Bewegingen van het oog kunnen de toestand verergeren
Schedelbreuk
-
Stoornissen in het bewustzijn
-
Hoofdpijn
-
Soms is uitwendig een letsel of
-
Zorg voor vrije luchtwegen
onderhuidse bloeding waar te nemen
-
ICE-techniek bij inwendige bloedingen
-
-
Verwittig onmiddellijk medische hulpdiensten (112)
Combinatie van neus- én oor- én oogbloeding verwijst naar een schedelbreuk
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
67
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Oorletsel -
Bloedingen: stelp de bloeding
-
Vreemd voorwerp in het oor: tracht met een pincet het voorwerp te verwijderen of raadpleeg een arts.
-
Trommelvliesscheur: komt voor wanneer het drukverschil voor en achter het trommelvlies te groot is. Het wordt gekenmerkt door duizeligheid, oorsuizing en pijn. Laat het slachtoffer neerliggen en transporteer hem/haar vervolgens naar het ziekenhuis.
Mond/tandletsel Een letsel aan of in de mond ziet er vaak erger uit dan het is, omwille van het hevig bloeden. Was eerst het bloed weg met stromend water, zodat je duidelijk de wond kan zien. Gebruik ijs of iets koud om een eventuele zwelling tegen te gaan. Een tandletsel geneest echter zelden spontaan. Raadpleeg daarom steeds een tandarts.
4
VERGIFTIGING
Vergiftiging kan verschillende oorzaken hebben.
Vergiftiging door vloeistoffen of vaste stoffen: via de mond
-
Daling van het bewustzijn
-
Verzamel zoveel mogelijk info
-
Onregelmatige polsslag
-
Geef NIETS te drinken
-
Misselijkheid, braken, diarree
-
Contacteer antigifcentrum
-
Sterk zweten
-
Verwittig 112
Vergiftiging door gassen: via luchtwegen
-
Irritaties aan luchtwegen, hoesten
-
Kortademigheid
-
Duizeligheid
-
Zorg voor voldoende verluchting
-
Daling van bewustzijn
-
Verwittig gespecialiseerde hulp
-
Irritaties aan ogen
-
Versnelde of vertraagde pols
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
-
Denk aan eigen veiligheid bij evacuatie
68
EHBO in niet levensbedreigende situaties
Vergiftiging door alcohol: via het bloed
-
Alcoholgeur in de adem
-
Denk in de eerste plaats aan je eigen
-
Irrationeel gedrag
-
Evenwichtsstoornissen
-
Zorg voor vrije luchtwegen
-
Trage reacties
-
Controleer bewustzijn
-
Gedaald bewustzijn
-
Laat de persoon naar huis brengen
-
Braken
-
Bij ernstige stoornissen verwittig 112
-
Bescherm de patiënt voor
veiligheid bij een agressieve persoon.
verwondingen
Vergiftiging door dieren of planten: via het bloed
-
Geïrriteerde huid
-
Overvloedig afspoelen met water
-
Beschadigde huid
-
ICE-techniek
-
Littekenvorming achteraf
-
Kalmerende zalf
TIP:
Het antigifcentrum is 24 uur op 24 bereikbaar op het telefoonnummer :
070 245 245 (Het is een dienst van openbaar nut, gesubsidieerd door het ministerie van volksgezondheid). Bij vergiftiging geeft een artsenteam telefonisch advies aan de oproeper.
5
EERSTEHULPVERLENING BIJ ERNSTIGE AANDOENINGEN
5.1
Astma
De term astma betekent letterlijk „moeilijk ademen‟. Het gaat om een aandoening van de luchtwegen.
-
Hoestbuien
-
Zorg voor vrije luchtwegen
-
Kortademigheid
-
Stel het slachtofer gerust
-
Piepende ademhaling
-
Laat inhaleren met puffers wanneer de persoon dit bij zich heeft
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
Verwittig hulpdiensten
69
EHBO in niet levensbedreigende situaties
5.2
Diabetes
Diabetes is een stofwisselingsziekte waarbij de suikerverhouding in het bloed slecht geregeld wordt. Dit door een slechte productie of werking van het hormoon insuline, dat instaat voor de regeling van de bloedsuikerspiegel. Hypoglycemie
Een hypoglycemie wil zeggen dat er te weinig suikers in het bloed aanwezig zijn. Dit kan door onregelmatige maaltijden, te veel insuline-opname of een te grote inspanning die eventueel tekort op een insuline-inname volgt.
-
Beven
-
-
Hartkloppingen
laatste insuline-inname en de laatste
-
Zweten
maaltijd
-
Duizeligheid en hoofdpijn
-
Verandering van humeur
-
Vermindering van bewustzijn
-
Informeer bij het slachtoffer naar de
Dien snelle suikers toe (Vb druivensuiker, glas cola)
-
Verwittig in ernstige gevallen de hulpdiensten (bij bewustzijnsverlies)
Hyperglycemie
Bij hyperglycemie doet zich het omgekeerde voor. Er bevinden zich te veel suikers in het bloed. Dit kan door slecht behandelde diabetes of overslaan van een injectie of door ongekende diabetes. Verder kunnen ook factoren zoals stress, ziekte of verminderde lichaamsbeweging een rol spelen.
-
Veel dorst
-
Laat voldoende water drinken
-
Veel urineren
-
Insuline toedienen (laat dit doen door
-
Droge of plakkerige mond
het slachtoffer zelf of door iemand
-
Misselijk, buikpijn, daling van de
met ervaring!)
eetlust -
Vermoeidheid
-
Vermageren
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
-
Regelmatig de bloedsuikerspiegel laten controleren
-
Verwittig een arts
70
EHBO in niet levensbedreigende situaties
5.3
Epilepsie
Epilepsie wordt ook wel eens vallende ziekte genoemd. Het is echter niet steeds zo dat het slachtoffer valt. Afhankelijk van de ernst van de aanval zullen de symptomen minder of meer waarneembaar zijn. Er zijn verschillende oorzaken van epilepsie. Soms treedt het spontaan op, maar het kan ook het gevolg zijn van hersenletsels (na beroerte, hersenschudding, hersenontsteking, …). Ook een erfelijke factor en externe factoren (felle lichtweerkaatsing, lawaai, koude) kunnen een rol spelen.
-
Kan enkele seconden tot minuten
-
een epilepsieaanval kan je als
duren
eerstehulpverlener niet tegengaan,
-
Misselijkheid
onderbreken of doen stoppen.
-
Tinteling in ledematen
-
Verlaagd bewustzijn
-
Voor zich uitstaren
-
Niet of vertraagd reageren
waaraan het slachtoffer zich
-
Van lichte spierschokjes tot
kan kwetsen
-
waarborgen: o
spierspasmen in de ledematen -
Verkramping van de spieren
-
Blokkering van de ademhaling
Veiligheid van het slachtoffer
o
Verwijder voorwerpen
Probeer het hoofd te beschermen
o
Blijf bij het slachtoffer
o
Zorg na de aanval voor vrije luchtwegen
-
Verwittig 112 wanneer: o
Slachtoffer bewusteloos blijft na de aanval
o
Slachtoffer verschillende aanvallen doet na elkaar
o
Eerste aanval is van het slachtoffer
o
Het slachtoffer ernstige verwondingen opgelopen heeft tijdens de aanval
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
71
Gezondheid en hygiëne
GEZONDHEID EN HYGIËNE
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
72
Gezondheid en hygiëne
Dagelijkse hygiëne Situatieschets van een dag op kamp waarbij de wasmomenten worden benadrukt en toegelicht: 's morgens: Meestal geldt hier de regel dat de kinderen een 'kattenwasje' moeten ondergaan: namelijk het gezicht wassen, handen wassen (met zeep), tanden poetsen en haren kammen. Bedplassers kunnen best grondig gewassen geworden. 's middags: Na een maaltijd is het bij jongere kinderen aangeraden om hun mond af te vegen met een vochtig washandje. Na de siësta is het bij jongere kinderen soms ook nodig de haren opnieuw vast te binden (bij de meisjes) of gewoon eens te doorkammen. 's avonds: Dit is het moment van een grondige wasbeurt aangezien de kinderen na een dagje ravotten behoorlijk vuil kunnen zijn! Er wordt na de avondmaaltijd in samenspraak met de kampleiding een douchemoment voorzien per groep. Er wordt gestart met de kinderen van groep 1: hier is helpen bij het wassen meestal noodzakelijk. Best wordt er ook de nodige structuur geboden bij het douchemoment, zeker bij de jongste kinderen (uitkleden, nat maken, inzepen, afspoelen, afdrogen). Bij de oudere kinderen moet er voor gezorgd worden dat ze niet te lang onder de douche staan. 1
Tandenzorg De tanden dienen minstens twee maal per dag gepoetst te worden: ‟s morgens en ‟s avonds voor het slapengaan. Bij de kleinsten ben je best aanwezig in de waszaal en waar nodig kan je helpen, (voordoen, tandjes van de kinderen zelf poetsen.) Bij klachten over tandpijn door de kinderen volg je dit op en zo nodig neem je hen mee naar de dokter.
2
haren en luizen
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
73
Gezondheid en hygiëne
Bij het begin van het kamp worden de haren van ALLE kinderen EN leiding gecontroleerd op aanwezigheid van neten en of luizen. De kinderen waarbij neten en of luizen worden gevonden, worden eerst behandeld met een luizenshampoo. De haren worden elke dag behandeld tot zolang nodig. Bij de kinderen die luizen hebben vervang je ook elke dag de kussenslopen. Dit voorkomt dat ze ‟s avond terug in een luizenkussensloop gaan liggen. De haren van de kinderen moeten ook elke dag gekamd worden. Bij kinderen met lang haar kan dit best ook „s middags om ervoor te zorgen dat er niet te veel knoopjes in komen. Een verzorgd voorkomen is belangrijk. Moedig het gebruik van gel niet aan.
3
Zon en zonneslag
Zonneslag= oververhitting van de weefsels door teveel bloot te staan aan de zon door te veel te transpireren en te weinig te drinken. Bij warm weer en veel zon is het van het grootste belang dat er voldoende gedronken wordt (neem flessen water mee op activiteit). Zonnecrème is ook van het grootste belang: bij kinderen gebruik je dan ook best minstens een factor 15 tot 30. Je moet regelmatig en voldoende smeren. Petjes en hoedjes zijn ook onmisbaar. De kinderen moeten ook altijd hun T-shirt aan te houden. Kinderen met een bleke huidskleur zijn erg gevoelig aan zon. Symptomen: hoofdpijn, het tegelijk warm en koud hebben, rillen, zweten, zich mottig voelen... Wat te doen: een dag in bed, veel drinken, eventueel pijnstiller innemen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
74
Gezondheid en hygiëne
4
Nagelverzorging
Indien nodig knip je de nagels van de kinderen na het douchemoment. Onder te lange nagels kruipt vuil wat een haard is voor bacteriën. Lange nagels kunnen verwondingen veroorzaken tijdens een spel.
5
bedplassen
Als er kinderen zijn die bedplassen staat dit meestal op de medische fiche vermeld, of wordt dit door de ouders of de voorziening vermeld. Hang dit niet aan de grote klok! Kinderen die bedplassen laat je in de avond best niet meer te veel drinken. Zorg ervoor dat deze kinderen voor het slapengaan zeker nog eens naar de wc gaan. Sommige kinderen moeten wakker gemaakt worden tijdens de nacht. Soms hebben kinderen luiers bij, deze moeten dan zeker aangedaan worden voor het slapengaan. Controleer bij de kinderen die bedplassen ook in de morgen ook altijd of de lakens droog zijn. Als je merkt dat er een “ongelukje” gebeurd is dan breng je de lakens naar de keuken om ze te laten wassen. De kinderen kunnen dan uitzonderlijk „s morgens douchen.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
75
Gezondheid en hygiëne
6
Voeding en moeilijkheden
Als er bepaalde problemen zijn met de voeding van een kind, staat dit meestal vermeld op de medische fiche. Ook als kinderen vegetarisch eten, staat dit vermeld op de medische fiche. Voor kinderen die geen varkensvlees eten (halal) omwillen van hun geloof wordt een alternatief voorzien. 7
Medicatie
Op de kampen is iemand van de kampleiding altijd verantwoordelijk voor de EHBO en de medicatie van de kinderen. Er wordt op vaste tijdstippen een moment voorzien waar de kinderen voor hun medicatie kunnen langsgaan. De medicatie die door de kinderen moet genomen worden staat ook altijd vermeld op de medische fiche. In het verslagboek moeten ALLE genomen of aangebrachte medicatie ingeschreven worden. Als je op activiteit gaat (dagtocht of tweedaagse) dan moet je er zeker voor zorgen dat je de nodige medicatie van je kinderen mee hebt en een „setje‟ eerste hulp voor kleine wonden.
8
Varia
Als animator ben je ook verantwoordelijk voor het uiterlijk van je groep. Je zorgt ervoor dat de kinderen steeds goed gekleed zijn, schoenen vastgemaakt, … Let er bijvoorbeeld ook op dat kinderen steeds verse kousen aan hebben om blaren en irritaties te vermijden. Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
76
Gezondheid en hygiëne
Leg bij de kleinste kinderen ook altijd een pakketje met kleren klaar op een veilige plaats voor de laatste dag zodat ze zeker nog propere kleren hebben om naar huis te gaan.
Kaderschool DUINEN-HEIDE vzw
77
Heemspelen en quiztechnieken
HEEMSPELEN & QUIZTECHNIEKEN
Kaderschool Duinen-Heide
78
Heemspelen en quiztechnieken
A. Heemspelen Omschrijving Spelletjes die uitgevoerd kunnen worden in een beperkte ruimte. Ze kunnen ook gespeeld worden bij slecht weer, om dode momenten op te vullen of ‟s avonds. Soorten
Actieve spelletjes: alle spelers doen actief mee citroen-citroen, verleidertje
Spectaculaire spelletjes: enkel de aangeduide spelers spelen actief (de anderen hebben slechts een kleine rol) Dirigentje
Groep tegen groep: wedstrijden tussen groepen onderling estafette, knievoetbal
Fopspelen: spelletjes waarbij de kinderen hun logisch verstand moeten gebruiken om „the point‟ te achterhalen. Hierbij horen ook spelen waar ze gefopt worden. gekruist-niet gekruist, eerlijke rechters, markt van geeni-geeno, magisch vierkant Organisatie Spelcurve in de gaten houden (zie dagprogramma)
Lokaal en materiaal goed voorbereiden
Afwisseling voorzien
Aanpassen aan de leeftijd en situatie (thema)
Voorbeelden
Ik ga op reis en neem mee … Alle kinderen zitten in een kring. Eén kind begint en zegt: “ik ga op reis en neem mee …”. Hij kiest een voorwerp. Bedoeling is dat al hetgeen al gezegd is wordt meegenomen door de volgende kinderen.
Citroen-citroen Alle kinderen zitten in een kring, op stoelen. Eén kind staat in het midden en noemt twee namen. Bedoeling is dat deze twee kinderen van plaats wisselen, maar degene die in het midden staat, moet één van beide plaatsen proberen
Kaderschool Duinen-Heide
79
Heemspelen en quiztechnieken
innemen. Diegene die geen plaats meer heeft, staat in het midden en noemt twee namen. Wanneer je citroen citroen zegt, moet iedereen van plaats wisselen.
Doorfluisterspel Eén van de kinderen begint met het doorfluisteren van een zin. Bedoeling is dat de zin op het einde van zijn ronde nog steeds hetzelfde is gebleven. Hilariteit verzekerd.
Rippel stippel Iemand zegt: “Ik …. rippel stippel zonder stippel geef de stippel door aan …. rippel stippel zonder stippel”. Als je een fout zegt, krijg je een stippel op je gezicht (met verf of kroonkurk) en dan moet je uiteraard je zin veranderen (met … stippels).
Appels eten met mes en vork Spreekt voor zich. Ideaal om te verwerken in estafetten of als doe-opdracht binnen quiz.
Stoelendans Alle kinderen wandelen rond een kring stoelen. Er is net één stoel minder dan het aantal kinderen dat meespeelt. Zolang de muziek speelt, dansen en wandelen de kinderen rond de stoelen. Zodra de muziek stopt, probeer je een stoel te bemachtigen. Als dit niet lukt, lig je uit het spel. Er wordt elke keer één stoel weggehaald.
Variant: omgekeerde stoelendans. Alle kinderen blijven in het spel, maar er verdwijnt wel altijd een stoel. Zo is het de bedoeling om met zoveel mogelijk op zo weinig mogelijk stoelen te gaan zitten, staan, hangen, …
Pang-pang Alle kinderen staan in een kring, volledig vol aandacht en klaar om te schieten moest het nodig zijn. Eén kind noemt een naam, deze persoon bukt zich, degenen die er langs weerszijden naast staan, draaien éénmaal rond hun as en schieten zo snel mogelijk de andere neer (schietbeweging maken en luid pang roepen). Als je doodgeschoten bent, ga je op de grond zitten. Denk eraan: je buren veranderen steeds. Is je buur dood, dan wordt
Kaderschool Duinen-Heide
80
Heemspelen en quiztechnieken
degene die ernaast staat uw buur. Als er maar twee kinderen overblijven, gaan ze met de ruggen tegen elkaar staan en wordt er zo verder gestreden tegen elkaar.
Aai poesje Eén kind kruipt rond op handen en voeten en moet een poes spelen (miauwen, kopjes geven). Je kiest iemand uit en probeert hierbij (tot driemaal toe) deze persoon te doen lachen. Lukt dit, dan wordt hij het poesje.
Dirigentje
Alle kinderen zitten in een kring. Eén van de kinderen moet zich even afzonderen van de groep. Er wordt binnen de groep een dirigent afgesproken. Hij moet een muziekinstrument voordoen en de anderen doen na. Bedoeling is dat het kind dat zich heeft afgezonderd nu raadt wie de dirigent is. Hij mag echter maar drie keer raden.
De markt Geeni-Geeno Alle kinderen moeten om de beurt zeggen: “ik ga naar de markt van geeni-geeno en koop een …”. Ze gaan uiteraard allerlei dingen zeggen, maar ze mogen geen dingen kopen waar een I of een O in voorkomt. Ontleed de naam maar even …
Detective en moordenaar De kinderen zitten in een kring, er wordt één detective en één moordenaar gekozen. Bedoeling is dat de moordenaar, door middel van het geven van knipogen, probeert om iedereen te vermoorden. De detective moet dit proberen verhinderen door zo snel mogelijk te raden wie de moordenaar is. Als je een knipoog krijgt, val je ook onmiddellijk dood, zodat het voor iedereen duidelijk is.
Kaderschool Duinen-Heide
81
Heemspelen en quiztechnieken
Knievoetbal We zetten twee rijen kinderen, zittend op een stoel met de knieën tegen elkaar. Bedoeling is om een bal te laten vallen op de knieën en door middel van beweging van, enkel & knieën de bal in eigen kamp te krijgen.
Gekruist, niet gekruist Er gaan twee messen de kring rond. Bedoeling is dat die worden doorgegeven en dat je hierbij zegt: “ik geef de messen gekruist (of niet gekruist) door”. Je moet echter niet letten op de messen, maar op de houding van de benen/voeten.
Telefoontje Alle kinderen geven een hand aan elkaar. Eén kindje zit in het midden. Er wordt naar elkaar getelefoneerd door te knijpen in de hand van je buur. Je knijpt steeds in de hand van de buur van wie je de knijp niet hebt gekregen. Bedoeling is dat degene die in het midden zit dit niet ziet (of je wisselt van plaats). Opgepast,
er
zijn
ook
enkele
centrales
(afhankelijk van de grootte van groep) die hun armen gekruist houden. Elke keer er in hun hand wordt geknepen, moeten ze een geluid maken en ze kunnen eventueel de telefoon terugsturen.
Ik zit in‟t groen en ik hou van … Iedereen zit in een kring op een stoel. Er is één stoel vrij en één persoon die in het midden staat. De kinderen schuiven op. De eerste in de rij gaat op de lege stoel zitten en zegt: “ik zit”, de tweede schuift ook op en zegt “ in ‟t groen” en de derde schuift eveneens op en zegt “ en ik hou van ….”. Diegene die zijn naam hoort moet heel snel van plaats veranderen, maar tegelijkertijd moet diegene die in het midden staat een plaats proberen innemen. Er komt echter een nieuwe stoel vrij, die direct moet ingenomen worden door degene die ernaast zit en we doen verder …
Kaderschool Duinen-Heide
82
Heemspelen en quiztechnieken
Quiztechnieken 2.1 Omschrijving Een quiz kan je een enorm verschillend doel geven. Je kan quizzen om dode tijd op te vullen, maar je kan ook als hoofdactiviteit quizzen. Het is ideaal om te doen bij slecht weer of als avondactiviteit. 2.2 Soort Een quiz is een competitiespel waar twee of meerdere groepen het tegen elkaar opnemen. Een quiz moet niet enkel bestaan uit vragen, maar je kan er ook doe-activiteiten in verwerken, raadsels, foto‟s herkennen, werken aan tactiek en inzicht, … 2.3
Organisatie Groepen indelen
Naargelang de leeftijd van de kinderen kan je verschillende manieren gebruiken om de kinderen duidelijk te maken tot welke groep ze behoren.
Schoolkind:
Elk kind een apart nummer toekennen (naargelang het aantal groepen).
Toekennen van een dierengeluid. Na de toekenning gaan de kinderen bij de afbeelding van het dier staan.
Mengen van de verschillende leeftijden.
Willekeurige indeling door middel van kaartspel.
Jeugd:
Zelf laten kiezen (maar erop toezien dat dit rechtvaardig gebeurt).
Elk een schoen laten afgeven, op een hoopje gooien en zo willekeurig verdelen.
Betrek iedereen: Vaak verdwijnen een aantal, minder populaire, stillere kinderen in hun groep tijdens een quiz. Probeer alle kinderen te betrekken. Bijvoorbeeld: Stel aan het begin van je quiz al de verschillende rondes voor aan de hand van een tip. Er moet per groep worden afgesproken wie instaat voor welke ronde. Elke ronde wordt in dit geval opgenomen door één persoon per groep.
Kaderschool Duinen-Heide
83
Heemspelen en quiztechnieken
Je verwerkt een aantal doe-opdrachten, evenveel als het aantal kinderen per groep. Je zorgt ervoor dat er per opdracht een ander kind van de groep aan bod komt. Je kan hen zelf laten kiezen of het lot laten beslissen. Lokaal voorbereiden en materiaal voorzien Het is zeer belangrijk om op voorhand je lokaal klaar te zetten, zodat je erin kan vliegen zodra de kinderen binnen komen. Heb je een quiz in elkaar gestoken die veel beweging vraagt of met een grote groep kinderen, voorzie dan een grote ruimte. Zorg ervoor dat het materiaal allemaal klaar staat zodat de quiz niet moet onderbroken worden. Je kiest best ook een neutraal persoon om te jureren, zodat je iemand hebt om op terug te vallen bij twijfel of discussie. Deze persoon mag uiteraard geen deel uitmaken van één van de groepen. Maak een quiz vooral aantrekkelijk en zorg voor afwisseling. Doe geen ganse blok enkel vragen, maar wissel dit af met „foto‟s herkennen‟, „doe-opdrachten‟, „rebussen‟, … Het is ook enorm leuk om een rode draad doorheen je quiz te verwerken, zodat de kinderen iets hebben om op verder te bouwen. Je kan bijvoorbeeld na elke ronde scrabbleletters uitdelen (de winnaar krijgt er 3, de tweede krijgt er 2, de derde krijgt er 1) en op het einde van de quiz moeten ze hiermee een zo lang mogelijk, bestaand woord maken. Kiezen van vragen en proeven Bij het opstellen van de vragen en de praktische proeven moeten we vooral rekening houden met de leeftijd van de kinderen. We letten dus op ons taalgebruik, de moeilijkheidsgraad, onderwerpen, …
Vragen: Vragen over thema, sport, muziek, aardrijkskunde, film, planten en dieren, geschiedenis, maar ook over Duinen-Heide, gebeurtenissen van voorbije dagen. Enkele afspraken die gemaakt zijn binnen de groep kunnen ook ideale quizvragen zijn om hierop de aandacht nog eens te vestigen.
Proeven: Puzzels, snelheidsproeven, behendigheidsproeven (bv. zoveel mogelijk ballonnen doen knallen),
Kaderschool Duinen-Heide
rebussen.
84
Manuele expressie
MANUELE EXPRESSIE
Kaderschool Duinen-Heide
85
Manuele expressie
1
EEN BEELDENDE ACTIVITEIT UITVOEREN
Met een goede praktische voorbereiding heb je reeds de helft van de activiteit gerealiseerd. Tijdens het werken kan je dan alle aandacht aan de kinderen geven zonder hinder van praktische zaken die je vooraf had kunnen doen en die een remmende invloed kunnen hebben op het werk van de kinderen.
1.1
De materiële voorbereiding
Omdat het belangrijk is dat de kinderen tot eigen initiatieven komen en zelfstandig uitvoering aan hun plannen kunnen geven moet je ervoor zorgen dat ze overzicht hebben op de mogelijkheden: Zorg ervoor dat de gereedschappen en materialen: o
Overzichtelijk
en
geordend
opgeborgen
zijn,
zodat
de
kinderen
de
benodigdheden zelf kunnen nemen en achteraf opruimen. o
De tafels klaar staan zodat de kinderen onmiddellijk kunnen beginnen als ze aankomen op de plaats waar de activiteit plaatsvindt.
Zorg dat er voor ieder kind genoeg materiaal en gereedschappen aanwezig zijn. Zorg voor het ruime materiaalaanbod zoals je op de voorbereiding voorzien hebt. Zorg dat er voor iedere activiteit voldoende tafelruimte beschikbaar is. Het uitnodigend klaarzetten van materiaal gebeurt beter op een aparte tafel.
1.2
Begeleiden tijdens het werken
In je opdracht geef je richting aan. Je geeft binnen de opdracht aan dat er gezocht moet worden naar een eigen oplossing of weg. Hoe dat met materiaal en gereedschap kan, verduidelijk je tijdens de instructie. A. Je geeft inspiratie door suggesties te doen (Beeldende instructies) Beeldende instructies gaan vooral over de diversiteit aan mogelijkheden rond één of meerdere beeldaspecten. De animator toont variaties. Kinderen worden hiermee aangezet tot experimenteren met beeldende aspecten, om te zien op welke manier het onderwerp het best verbeeld kan worden. Inspiratie is de motor die het vormingsproces op gang moet brengen.
Kaderschool Duinen-Heide
86
Manuele expressie
In de beginfase kunnen kinderen te snel om hulp vragen. “Ik kan het niet” is dan al gauw hun excuus. Ze spannen je voor de kar van de creatieve inspanning die van hen gevraagd wordt. Daar moet je als animator voor oppassen. Maak de kinderen duidelijk dat er éérst wat van hen verwacht wordt. Jouw hulp bestaat uit aanmoedigen en verhelderen van de opdracht, dit kan door middel van vragen. B. Je helpt bij technische problemen (Materiaaltechnische instructies) Materiaaltechnische instructies zijn aanwijzingen die betrekking hebben op de manier waarop het materiaal en het gereedschap wordt gebruikt. Het accent ligt op de meest effectieve handelingen met het materiaal en het gereedschap. Van het materiaal kan je een aantal karakteristieke mogelijkheden laten zien. Je kan laten zien hoe je gereedschap hanteert en wat het effect daarvan is. Het even voordoen heeft altijd de meeste impact. Dat moet wel in het groot gebeuren en op een plek die voor alle kinderen goed zichtbaar is. Breng in je uitleg zoveel mogelijk structuur aan. Dat kan door de handelingen in te delen in stappen. Vervolgens zie je tijdens het werken of de aanwijzingen zijn overgekomen of niet. Dat kun je dan ter plaatse bijstellen. Als een deel van de instructie niet goed is overgekomen dan heb je iets over het hoofd gezien, en is het verstandiger de kinderen het werk nog even te laten neerleggen voor een aanvullende instructie. Instructies geven is niet slechts aangeven hoe het moet. Het is vooral de aanzet tot onderzoeken en uitproberen. Je laat zien hoe je werkt, niet hoe het eruit kan zien. Help de kinderen bij het verwoorden van hun problemen, dit helpt dikwijls om bewuster over oplossingsmogelijkheden na te denken. Als het probleem duidelijk is, kan je:
één of enkele oplossingen suggereren
voordoen hoe jij het oplost
een hulpmiddel laten zien
Kaderschool Duinen-Heide
87
Manuele expressie
Als animator stel je je op als partner van de kinderen en neem je dus ook deel aan de activiteit. Kinderen vinden het stimulerend als je op een positieve manier aanwezig bent om ze aan te moedigen tijdens het knutselen:
op
die
manier
kan
je
vaardigheden
verbeteren
en
nieuwe
handelingsmogelijkheden introduceren
bied je structuur aan door de volgorde van handelingen naar voor te brengen
probeer je zo te helpen dat het kind niet alleen op dat moment verder kan, maar dat het ook wat leert dat in volgende situaties van pas komt.
C. Geef feedback op de activiteit door te verwoorden Bevestig de kinderen en maak hen attent op de vooruitgang, zo geef je hen zelfvertrouwen. Als er een „norm‟ is voor het product die de kinderen kennen dan kan het geen kwaad direct te reageren op de uitvoering of op het resultaat. (“Dat is een beetje slordig gedaan”, “weet je nog wat de opdracht was?”) Ga in op signalen van de kinderen als ze klaar zijn met hun plannen. Leer wat elk kind bedoelt als het zegt: “Ik ben klaar”. Bedoelt het ik ben klaar omdat ik niet weet wat ik nu moet doen OF ik ben klaar want ik heb er genoeg van, … Dit sturend begeleiden is een evenwicht zoeken tussen bescheidenheid en terughoudendheid met ingrijpen en bijsturen. Je moet er steeds voor oppassen dat je de kinderen niet van hun eigen ideeën en bedoelingen afbrengt en dat je hun concentratie niet doorbreekt.
1.3
Afsluiten A. Terugblikken
Je kan het terugblikken op verschillende momenten en manieren organiseren:
als de activiteit nog kan worden verder gezet: laat de kinderen tonen wat ze al gedaan hebben. Laat ze erover praten en help ze zich voor te bereiden op hoe er verder gewerkt kan worden.
op het einde van de activiteit: door de verschillende producten van de kinderen samen te brengen („tentoonstelling‟).
Vlak voor het opruimen: als de kinderen dan samenkomen kunnen ze nog dingen tonen die anders verdwijnen, de materialen liggen nog op tafel.
Kaderschool Duinen-Heide
88
Manuele expressie
Onmiddellijk na het opruimen: zodat er een beetje afstand komt tussen het doen en het praten over de werkjes.
Liefst niet tijdens een eet- of drinkmoment!
B. Opruimen Het moment van opruimen kan worden vastgesteld in 2 gevallen:
De tijd is om
Het werk is af
Kondig tijdig en duidelijk aan wanneer het tijd is om op te ruimen. Gezien kinderen niet tegelijkertijd gedaan hebben, stel je ieder kind verantwoordelijk voor zijn gebruikt materiaal. Leer de kinderen controleren of alles goed in orde is, roep indien nodig de verantwoordelijke kinderen terug en ruim niet op in hun plaats! Help alleen daar waar je hulp echt nodig is en beperk je verder tot het houden van overzicht en het verdelen van de taken.
Stimuleer de kinderen door te waarderen wat ze goed opgeruimd hebben. Spreek de kinderen individueel aan zodat iedereen weet wat hem te doen staat. Geef ook aan waar de kinderen mogen gaan zitten of wat ze mogen doen als ze klaar zijn met opruimen. Tijdens het opruimen heb jij hoofdzakelijk een coördinerende en organiserende taak. Met een goed doordachte organisatie en duidelijke afspraken voorkom je voor jezelf veel problemen.
Kaderschool Duinen-Heide
89
Manuele expressie
2
2.1
MATERIALEN EN TECHNIEKEN
Tekenen A. Wat is tekenen?
Tekenen is een grafische bezigheid. Het gaat hier in de eerste instantie om de lijn (dik, dun, recht, gebogen, gebroken, onderbroken, …). Vormen worden gevormd door de contour of omtrek van die vormen weer te geven. Bij tekenen is waarneming altijd een belangrijk onderwerp. Het waarnemen is in twee soorten te onderscheiden:
het objectieve waarnemen, dat er van uitgaat dat de bron van kennis buiten de mens ligt.
het subjectief waarnemen, waarbij de mens zijn eigen bron van kennis is.
Tekenen is door de aard van het gebruikte materiaal, een meer analytische bezigheid dan schilderen, d.w.z. tekenen is geschikter voor gedetailleerd werken. Er zijn veel kinderen die zich beter kunnen uitdrukken met een potlood dan met een penseel. B. Materialen om mee te tekenen
Potloden:
Potloden bestaan uit gemalen grafiet en klei. Hoe meer klei des te harder het potlood.
Het gewone grijze potlood is in allerlei maten en soorten te koop. Welke vorm je gebruikt maakt niet zoveel uit, het verschil in hardheid wel. De hardheidsgraad bepaalt hoe licht- of hoe donkergrijs het potlood tekent
Kleurpotloden:
Kleurpotloden omhulsel.
zijn
dunne
Kleurpotloden
waskrijtstiften zijn
er
in
met
een
uiteenlopende
kwaliteiten.
De kleur wordt laag voor laag opgebracht. Zo ontstaan mengkleuren. Rood, blauw en geel zijn primaire kleuren en geven na menging secundaire kleuren.
Kaderschool Duinen-Heide
90
Manuele expressie
Schaduwen
kunnen
versterkt
worden
door
het
aanbrengen
van
een
complementaire kleur (blauw vs oranje, geel vs violet, rood vs groen).
Vetkrijt:
Dit materiaal biedt zowel mogelijkheden om in lijnen als met vlakken te werken. Vetkrijt is te verdelen in hard (vb wasco) en zacht krijt (olieastels).
De kinderen kunnen ermee tekenen en vlakken opvullen, zij kunnen er hard en zacht op duwen terwijl zij werken.
Viltstiften:
Vetkrijt is ook te combineren met andere materialen (verf en ecoline).
Kinderen werken graag met viltstiften omdat ze nogal felle kleuren hebben. Dit materiaal is goed bruikbaar, maar laat zich niet gebruiken om grote vlakken mee op te vullen.
Papier met een gladde ondergrond geeft de beste resultaten.
Bordkrijt Houtskool 2.2
Schilderen
Schilderen verschilt essentieel van tekenen, doordat de opbouw vanaf het begin uit vlakken bestaat. Althans, zo zou het kunnen zijn, maar in de praktijk wordt dar weinig op gelet. De meeste kinderen blijven het penseel op een grafische wijze gebruiken en komen niet toe aan het eigenlijke schilderen: het vullen van het hele blad met kleurvlakken.
A. Materialen om mee te werken:
Verf:
De meest geschikte verfsoort is plakkaatverf. Deze kan dekkend of water-doorzichtig gebruikt worden. De kleurkracht is behoorlijk en mengen met deze verf is goed mogelijk.
Je kan verven op verschillende soorten ondergronden zoals klei, karton, speeldeeg, stof, glas, … (op plastic kan door toevoeging
Kaderschool Duinen-Heide
91
Manuele expressie
van een beetje afwasmiddel)
Met de primaire kleuren (rood, geel, blauw) kan je alle secundaire kleuren (groen, oranje en violet) maken.
Je verdeelt de verf in kleinere potjes (op voorhand) zodat alle kinderen er goed aan kunnen. Eventueel kan de verf in de potjes aangelengd worden met water. Vul de potjes zeker tot 1/3.
Penselen:
Zorg voor genoeg en gevarieerd materiaal, d.w.z. dat je ervoor zorgt dat alle kinderen minimum de beschikking hebben over twee penselen (een dun en een dik penseel).
Mengen:
De lichtste kleur van de twee geldt als uitgangspunt en de donkere kleur wordt daar beetje bij beetje bij gemengd tot de gewenste kleur bereikt is.
Men kan spontaan tewerk gaan en tijdens het schilderen onmiddellijk op het papier mengen door overschilderen, ineenschilderen, nat-in-nat-schilderen, …. Je kan ook op voorhand de kleuren mengen op een schoteltje.
Papier:
De gebruikte papiersoort is afhankelijk van de schildertechniek. In principe geldt dit voor alle technieken: geen hard, geen glad en geen te klein papier.
2.3
Stempelen
De kracht van deze techniek ligt in de herhaling. De ritmische beweging bij het afdrukken boeit de kinderen. Het werk is meestal decoratief van karakter en minder gericht op het vormgeven. Het is een eenvoudige techniek waarmee zéér veel mogelijk is, eindeloos te variëren en uit te breiden. A. Materialen om mee te werken:
Stempels: De meest uiteenlopende zaken kunnen als stempel gebruikt worden: kurken, wattenstaafjes, luciferdoosjes, knopen, doppen van flessen, halve walnoten, blokjes hout, wasknijpers, sleutels, legoblokjes, stukjes spons, verfrommeld papier, karton, textiel bladeren, …, en niet te vergeten je eigen vingers. Je kan ook zelf stempels maken:
door een stukje spons of rubber tussen een wasspeld te steken
Kaderschool Duinen-Heide
92
Manuele expressie
je kan vormen knippen uit karton of rubber, touw met of zonder vorm op een blokje kleven of het oppervlak van het houten blokje bewerken
Denk aan een “handvat” zodat alle kinderen de stempels goed kunnen hanteren
Uit aardappels, verschillende fruit-en groentensoorten. (!Laat jonge kinderen nooit zelf vormen uitsnijden met een mesje, eventueel kan je wel tonen hoe jij het doet)
Stempelkussen Je kan bij het stempelen de verf in lage schaaltjes aanbieden, maar om deze te doseren is het handiger om stempelkussens aan te bieden. Je kan deze gemakkelijk zelf maken d.m.v. stukjes spons die je in wegwerppotjes of schaaltjes legt. Op het sponsje giet je ietwat verdunde verf. Dan kan je het sponsje omdraaien, of er onmiddellijk met de stempel enige malen op drukken zodat de verf er goed in doordringt.
Drager Je kan allerlei andere materialen als ondergrond gebruiken zoals stof, karton, aluminiumfolie. Het papier moet niet altijd wit of rechthoekig zijn.
2.4
Knippen en plakken
Een schaar is meestal geen onbekend voorwerp. Je moet de kinderen dus de gelegenheid geven om met zoveel mogelijk papiersoorten te werken en te experimenteren. A. Materialen om mee te werken:
Papiersoorten: Glanspapier, zijdepapier, transparantpapier, tijdschriftenpapier, krantenpapier, behangpapier, geschenkpapier,
tekenpapier,
crêpepapier,
inpakpapier,
taartpapier,
patroonpapier,
kalkpapier, origamipapier, froezelpapier, metaalfolie, aluminiumfolie, zelfklevend papier. Als ondergrond voor collages gebruik je best stevig tekenpapier, pakpapier, plakfolie of dun karton.
Stof: Dit is vaak moeilijk te verknippen materie, maar met aangepaste scharen en goed gekozen stoffen, die niet rekbaar zijn en die vast in de hand liggen (vb: katoen, vilt, fluweel,…) kunnen kinderen ook dit materiaal probleemloos verwerken.
Kaderschool Duinen-Heide
93
Manuele expressie
B. Opplakken Deze activiteit volgt meestal op het knippen. (Zie ook scheuren) 2.5
Scheuren
Hier bestaan 2 technieken:
het scheuren van een vorm in één keer uit het papier.
Het scheuren van kleine stukjes die we daarna een vorm geven of een vorm mee opvullen.
A. Materialen om te gebruiken:
Papier: Zie ook papiersoorten bij „knippen‟. De soort, de grootte, de vorm en de kleuren van het papier dat je aanbiedt hangt af van het doel dat je nastreeft en de opdracht die gegeven werd. B. Opplakken Dit kan van willekeurig (laten “regenen” van stukjes papier op een blad) tot het bewust vormen scheuren om een figuur op te vullen (cfr. mozaïek) of te creëren. Om papier te kleven gebruiken we meestal behangerslijm of lijmstiften. Behangerslijm wordt gebruikt als de ondergrond volledig gelijmd wordt. Lijmstiften als je de stukjes afzonderlijk op een bepaalde ondergrond plakt.
2.6
Knutselen
Bij knutselen gaat het vooral om de manipulatie of samenbrengen van verschillende materialen en vormen tot één geheel (al dan niet abstract of functioneel). De taak van de animator bestaat erin een opdracht te geven met al dan niet een gradatie in de keuzemogelijkheden van de kinderen i.v.m. basisvormen, technieken en materialen. Hierbij mag hulp geboden worden maar, moet gelet worden op de timing:
te vroeg helpen ontneemt het kind de kans op eigen ontdekkingen en de vreugde van het zelf doen.
te laat helpen, pas als het werkstuk uit elkaar valt, werkt zeer ontmoedigend!
Let er bij het helpen op dat je niet zelf de oplossing geeft of alles zelf doet maar door de kinderen stimulerend, vragend te begeleiden doorheen het probleem. A. Materialen om te gebruiken
Kaderschool Duinen-Heide
94
Manuele expressie
Hulpmiddelen: Lijmsoorten, plakband, splitpennen, paperclips, nietjes, elastiekjes, ijzerdraad, touw, …
Gereedschappen: Schaar, ijzerzaagje, prikpen, nietjesmachine, perforator, liniaal, snijmes, … Maak bij jongere kinderen zeker een onderscheidt tussen de gereedschappen die ze zelf mogen hanteren en de gereedschappen die enkel door jou gehanteerd mogen worden (voor veiligheid).
Materialen: In principe kunnen alle materialen gebruikt worden om mee te knutselen en kan een uitgebreide verzameling aangelegd worden. Een opsomming van mogelijkheden: karton (golfkarton, eierdozen, dozen in allerlei vormen, bierviltjes, rollen en kokers), papier, hout, ijzerwaren (krammen, moeren, nagels, paperclips, …)
natuurproducten
(bladeren,
takjes,
veertjes,
schelpen,
steentjes,
…),
allerlei
restmaterialen (kurken, kroonkurken, wasspelden, …), friscostokjes, touw, plastic potjes, flesjes, bekers, rietjes en stokjes, … Voor details en afwerking kunnen volgende materialen gebruikt worden: kralen, knopen, veren, wol, lapjes stof of kant.
Lijmsoorten:
Celluloselijm = behangerslijm voor papier, dun karton, stof, … Het is kleurloos en laat geen vlekken na bij het opdrogen. Het is makkelijk te gebruiken en goedkoop.
Plakstift = voor papier en dun karton; vaak in witte kleur. Ideaal voor kleine oppervlakken of inlijmen van hoeken en randen.
Synthetische tubelijm = voor karton, hout, kurk, plastic. Vaak kleurloos, heeft een goede hechtkracht en is sneldrogend.
Contactlijm = geel-groen of kleurloos, grote hechtkracht, blijft na droging elastisch, vlekken verwijderen met aceton.
Houtlijm
Textiellijm = gebruik zoals contactlijm
Kaderschool Duinen-Heide
95
Manuele expressie
2.7
Gips
Kinderen die met gips werken, kan dat wel? Uiteraard want gips kost weinig, is niet giftig, vereist weinig gereedschap en de toepassingsmogelijkheden zijn veelzijdig. Gips heeft een betoverend effect op kinderen: door toevoeging van water wordt het poeder net yoghurt en in een mum van tijd wordt de lopende massa steenhard. Het enige waarop je moet letten: gips brengt rommel mee en als je het poeder niet op de juiste manier aanmaakt, dan wordt het niet steenhard, maar brokkelig en broos. A. Gipspoeder De meest gebruikte gipssoort bij kinderen is snelhardende gips. Het heet stukadoorgips, Parijs-gips of plaaster en is te verkrijgen bij firma‟s voor bouwmaterialen, bij handarbeidzaken, bij drogisten- en verfwinkels. Nieuw gips voelt warm, zacht en droog aan. Oud gips voelt hard en klonterig aan. Resten gipspoeder bewaar je best in een goedsluitende plastic emmer of zak. B. Gips aanmaken Als ondergrond gebruik je een stuk plastic of een laag kranten. Gips aanmaken doe je in een bak of pot die je daarna kunt weggooien. Verhard gips hecht zich aan de kant van de pot zodat die haast niet meer schoon te krijgen is. Verhouding: 1 maat water + 1 ½ maat gipspoeder nooit water op het poeder gieten maar het poeder in het water strooien! Goed gemaakt gips moet op yoghurt lijken:
te dun aangemaakt gips droogt traag, is broos, poreus en kwetsbaar. En vlug wat extra gipspoeder erbij strooien lost het probleem niet op.
te dik aangemaakt gips kan niet goed binden, omdat hiervoor het nodige water ontbreekt. Het wordt na droging brokkelig.
Het mengsel blijft ongeveer 5 minuten vloeibaar en begint dan te stijven. Afhankelijk van de samenstelling duurt het binden ongeveer 20 minuten. Echt droog is het gips pas na 2 dagen drogen op kamertemperatuur.
Kaderschool Duinen-Heide
96
Manuele expressie
Is er voor een werkstuk te weinig gips aangemaakt, dan kan een nieuwe hoeveelheid gemaakt en bijgegoten worden. Dit kan alleen als de vorige laag nog nat is. C. Gips kleuren Gips is van nature wit maar kan afhankelijk van het beoogde resultaat op 2 manieren gekleurd worden:
kleurstof toevoegen aan het ongebonden gips = a.d.h.v. kleurpoeder voor verf op waterbasis, kleurpoeder voor levensmiddelen, kleurconcentraat voor verf op waterbasis, batikverf (je lost de vloeistof op in het namaakwater)
gehard gips kleuren = droog gips kun je heel goed schilderen met gewone plakkaatverf.
D. Technieken
Negatief reliëf van hand of voet:
Doos, vaseline, benodigdheden om het gips aan te maken, hand of voet.
In een doos van minimum 3 centimeter hoog gieten we 2 centimeter aangemaakt gips. Zodra het gips begint te binden, drukken we de met vaseline ingesmeerde hand of voet in de gipslaag. De hand of de voet mag de bodem niet raken, omdat daaronder dan een holte in de gipstegel ontstaat. De hand of de voet ongeveer 10 minuten stilhouden en dan voorzichtig verwijderen. Als resultaat krijg je een gipstegel waarin een uitgeholde negatieve vorm zit.
Mozaïek of inlegwerk:
Natuurmaterialen, benodigdheden om gips aan te maken, kartonnen doos.
In een kartonnen deksel of bord gieten we een centimeter dikke gipslaag. Zodra de gips begint te stollen, duwen we de verzamelde materialen erin. Er moet snel gewerkt worden want het gips wordt snel hard! De gewenste schikking op voorhand al even bepalen en de belangrijkste elementen eerst te leggen, is noodzakelijk. Het is mogelijk dat kleine voorwerpen wegzinken.
Positief reliëf:
Klei, zand, deegrol, stempels of indrukmaterialen, verstevigde doosvorm.
Eerst moet de klei tot een 2 centimeter dikke pannenkoek gerold worden. De dikte van de kleiplaat is uiteraard afhankelijk van de diepte van de afdrukken. Als stempel is vrijwel ieder mogelijk voorwerp bruikbaar. We drukken of tekenen in
Kaderschool Duinen-Heide
97
Manuele expressie
de negatieve mal met allerlei kosteloos materiaal. Gips aanmaken en ingieten, voorzichtig tegen de doos kloppen opdat luchtbellen zouden verdwijnen. Als de gips hard is, de kleilaag voorzichtig afpellen. Eerst de doos losscheuren. De bruine kleilaag afwassen en de tegel beschilderen en vernissen.
Zand houdt geen fijne structuren vast maar geeft een mooie korrelige inhoud aan het afgietsel omdat een gedeelte van het zand in het gips blijft vastzitten. De werkwijze is bijna dezelfde als klei.
Gipsplooien:
Plankje, benodigdheden om gips aan te maken, oud laken, doek, kledingstuk.
We maken de gips klaar en dompelen de stof of stoflapjes in het gips, meng het goed onder en leg het daarna op de plank. Hoe meer plooien de stof vertoont, hoe mooier het effect.
Gips rollen:
Oude potten, schuimplastic, gipswindels, snijmes of schaar, bakje voor water.
Maak de potten schoon en snij vormen uit het schuimplastic. Plak het schuimplastic op de potten met stevige lijm, verdeel het over het oppervlak. Bekleed het, geheel met gipswindels die even in het water gelegen hebben.
Een masker van je eigen gezicht:
Vaseline, plastic film, gipswindels, bak met water.
Het gezicht insmeren met vaseline. Alles afdekken met plastic film. De gipsbanden aanbrengen: wrijf de gipspap goed in het weefsel, zodat er een glad oppervlak ontstaat. Het is de bedoeling dat er slechts
1
laag
op
het
gezicht
komt.
De
afzonderlijke stukjes moeten elkaar wel overlappen. Begin met het voorhoofd. Zorg ervoor dat er geen gips in of bij de rand van de haarinplanting komt. Werk via de wangen naar de kin. Bekleed dan de mond. Laat de neusgaten helemaal vrij. Bekleed de gesloten ogen en druk voorzichtig aan. Laat het masker hard worden en probeer wat los te wringen als het gips enigsinds warm aanvoelt.
Kaderschool Duinen-Heide
98
Manuele expressie
Gips in piepschuim:
Piepschuim, gipsmateriaal, soldeerbout.
Met een soldeerbout kunnen we allerlei vormen in het piepschuim smelten. We moeten oppassen dat we geen gaten in de vorm smelten, waardoor deze waardeloos wordt om in te gieten. We gieten het gips in de gietvorm. Als het gips hard geworden is, halen we het uit de vorm en brokkelen we het piepschuim eraf.
Reliëf in gips:
Gipsmateriaal, gietvorm, messen, vijl, schuurpapier.
Giet het klaargemaakte gips in een gietvorm. Laat het gips door en door drogen. De verpakking (gietvorm) verwijderen. Maak een schets op het gips. De vorm bewerken door er in te snijden, te krassen, te vijlen, … Bepaal eerst welke delen moeten uitsteken en welke niet. Terwijl je stukjes gips weghaalt, moet je telkens even ophouden en het stuk gips van verschillende kanten bekijken. Wat weg is, is weg! Op het einde alles goed gladschuren met schuurpapier.
2.8
Klei
A. Wat is boetseerklei? Klei is bezonken slib en wordt aangetroffen op stille plaatsen, in waterlopen of plaatsen waar vroeger slibafzetting heeft plaatsgevonden. Klei kan sterk variëren van samenstelling:
Chamotteklei = vuurvaste gemalen steen en is te verkrijgen in grof of fijne klei
Pottenbakkersklei = verkrijgbaar in verschillende kleuren
Natuurklei = bruin en meest gebruikte klei
B. Aankoop en verzorging van klei: Natuurklei is te koop in verpakkingen van 10 kilogram en gebruiksklaar. Een gesloten pak kan enkele maanden blijven liggen. Mocht je toch met harde klei zitten, dan haal je deze uit de plastic en zet je de klei één dag ondergedompeld in een emmer water. Wanneer de klei terug zacht wordt, giet je het water af en laat je de klei enkele dagen uitdrogen. Doe gebruikte klei nooit terug bij de ongebruikte, omdat deze door de warme handen kan uitgedroogd zijn. Vooraleer je de “gebruikte” klei verpakt om hem te bewaren moet je hem bevochtigen.
Kaderschool Duinen-Heide
99
Manuele expressie
C. Werken met klei: De manier van omgaan met klei is afhankelijk van de leeftijd, de beleving en de bedoeling van de kinderen. We kunnen de evolutie als volgt omschrijven:
Plezier in het materiaal = vervormen, wroeten met vingers, slaan op tafel, …
Plakken = met de vingers of met kosteloos materiaal, de klomp klei vervormen door aftrekken van willekeurige stukjes die op de tafel los van elkaar of over elkaar heen terug samen worden gebracht.
Tekenen = figuren leggen met stukjes of slierten klei
Driedimensioneel gebruik: o o
2.9
Uitgaan van het geheel = vanuit de hele blok klei wordt naar een vorm en naar details toe gewerkt. Losse vormen tot één geheel samenvoegen = een geheel samenstellen uit verschillende delen.
Speeldeeg
A. Wat is speeldeeg? Deeg is samen met klei en plasticine een elementair plastisch materiaal. Het materiaal om speeldeeg te maken is goedkoop, vrijwel altijd beschikbaar en de bereiding ervan is eenvoudig. B. Bereiding:
Kaderschool Duinen-Heide
100
Manuele expressie
Samenstelling = 3 kopjes bloem, 1 kopje water, 1 kopje zout. Vermeng in een kom de droge ingrediënten, bij dit mengsel voeg je het water toe en meng het geheel met de handen. Het deeg moet na het kneden smeuïg blijven:
Blijft het deeg aan de vingers kleven, dan moet er nog wat bloem aan worden toegevoegd.
Voelt het droog en korrelig aan, dan volstaat het de handen nat te maken of een klein beetje water toe te voegen.
Hoe langer het deeg wordt gekneed door de warme handen, hoe zachter het wordt.
De verhouding bloem-zout is afhankelijk van de grootte en de fijnheid van het werkstuk:
bevat het deeg veel bloem, dan wordt het fijn en zacht en is het geschikt voor kleine figuren.
Bevat het deeg veel zout, dan wordt het grof, vast en harder na droging. Het is dan ook geschikt voor grotere werkstukken.
Varianten in bereiding en samenstelling:
Stevig deeg = door witte bloem te vervangen door volkoren- of tarwebloem
Rekbaar deeg = het deeg zwelt op en wordt super-elastisch als je i.p.v. gewone bloem zelfrijzende bloem neemt. Dit deeg moet onmiddellijk worden verwerkt, want het is niet houdbaar.
Geurend deeg = kruiden zoals kaneel, gember, rozenwater kunnen worden toegevoegd.
Gekleurd deeg = d.m.v. natuurlijke kleurstoffen (cacao, paprika, curry) of kleurpigmenten voor voedingstoffen. Je kan ook het te mengen water kleuren met verf.
C. Werken met speeldeeg Met speeldeeg wordt meestal vlak gewerkt d.w.z. met een onder-of achterkant. Volplastisch werken is moeilijk omdat het deeg vlug de neiging heeft om door te zakken. Water werkt als lijm en biedt extra mogelijkheden. De aparte delen kunnen “gehecht” worden met water. Een aantal mogelijkheden:
Rollen = het deeg in de handen nemen en kleine bolletjes rollen of met een deegrol pannenkoeken rollen.
Kaderschool Duinen-Heide
101
Manuele expressie
Snijden = met een plastic mes kunnen rechte of gebogen vlakken worden weggesneden.
Afdrukken en structuren maken: met vingers, nagels, tandenstokers en vindmaterialen.
Uitsteken
=
uit
een
plak
deeg
figuren
uitsteken
met
een
kokertje,
uitsteekvormen, …
Persen = een lookpers of kaasmaler geeft dunne deegslierten.
Versieren = verschillende vormen op elkaar plaatsen, verschillende warmtebestendige materialen in het deeg drukken en laten meebakken.
Marmeren = stroken deeg met een verschillende kleur naast elkaar leggen en tot een nieuwe bol kneden.
Maak zeker volgende afspraken met de kinderen:
deeg niet opeten
deeg
dat op
de grond valt
onmiddellijk oprapen
uitgestrooide bloem op de tafel niet wegblazen
Een deegfiguur kan drogen in open lucht op een warme plaats. Het deeg wordt hard en behoudt zijn natuurlijke kleur maar is wel breekbaar. Om het harder te maken, moet je de figuren bakken in de oven: zet de figuren
altijd
op
aluminiumfolie,
de
temperatuur mag je nooit opdrijven tot meer dan 180°, de bakduur is afhankelijk van de dikte van het werkstuk Afwerken kan op verschillende manieren:
Schilderen = elke verfsoort is hiervoor geschikt.
Lakken of vernissen = gebruik best transparante vernis. Een gelakt figuur kan langer bewaard worden.
Versieren = wol, raffia, linten, stof, …of plaatsen in groter geheel (als decorstuk).
Kaderschool Duinen-Heide
102
Manuele expressie
2.10 Papier-maché A. Wat is papier-maché? Papier-maché is een techniek waarbij er geboetseerd wordt met resten papier en behangerslijm. Het hoofdbestanddeel van papier-maché is oud papier. Het biedt een aantal voordelen: makkelijk te maken, sterk en duurzaam materiaal, licht in gewicht, recycleren, droogt gewoon aan lucht. B. Bereiding en samenstelling Samenstelling = de gebruikte papiersoort moet in staat zijn snel vocht op te nemen (vb: krantenpapier, toiletpapier, servetten, …), behangerslijm, water, emmer, kwast, klopper Er zijn 2 manieren om papier-maché te bereiden:
Pulpmethode:
papier in kleine tot zeer kleine snippers scheuren
het papier in een bak met water doen en een nacht laten staan
wil men zeer fijne pulp dan moet men kleine stukjes scheuren en fijnmaken met een mixer
water laten weglopen
brei zeven
brei uitspreiden op een dikke laag kranten en hem een nacht laten drogen
de volgende dag het plaksel aanmaken met lijm tot het een dikke crème is
goed mengen tot er een klonter vrij, homogeen mengsel ontstaat, dat zich makkelijk laat vervormen
Reepmethode:
repen papier scheuren, scheur zo mogelijk loodrecht op de vezelrichting van het papier
de lijm oplossen in water tot een redelijk vloeibaar mengsel
de repen met een dikke kwast met lijm instrijken
repen aanbrengen op het te vormen object (het geraamte kan gemaakt worden van karton, ballonnen, kippengaas, papier of plasticine) of met de repen zelf boetseren
verschillende lagen op elkaar aanbrengen, steeds laten drogen, na ongeveer 3 lagen.
Kaderschool Duinen-Heide
103
Manuele expressie
C. Werken met papier-maché De buitenste lagen kunnen echt goed aan de lucht harden, terwijl de binnenkant nat blijft en soms kan rotten. Breng daarom nooit papier-maché aan in dikke lagen, bouw op in verschillende fases. De droogtijd kan verkort worden door het werkstuk in de zon, bij de radiator, onder een lamp te zetten of met de haardroger te drogen. Voor verdere afwerking moet het werkstuk door en door droog zijn. Gaatjes kunnen opgevuld worden met propjes papier-maché, elk kleurmiddel is geschikt om op papier-maché aan te brengen, een laagje vernis of blanke lak geeft een harde, waterdichte afwerking.
Kaderschool Duinen-Heide
104
Muzikale expressie
MUZIKALE EXPRESSIE
Kaderschool Duinen-Heide
105
Muzikale expressie
1. INLEIDING
Sluit allemaal jullie ogen en probeer je eens voor te stellen wat ik vertel: Beeld je een groep in die kilometers aan het stappen is, mooi per twee achter elkaar en het enige wat je kan horen is het geluid van de vele voetstappen. Hier een zucht, daar het geluid van een voorbijrijdende wagen….voor de rest is het stappen onder die hete zon… En beeld je nu een groep in die kilometers aan het stappen is, jullie lopen door het bos te zingen, de leid(st)er vooraan schreeuwt liedjes uit haar/zijn keel, de kinderen zingen al lachend mee, de ene al wat valser en zotter dan de andere. Het ene kind draait bij elke twee passen eens rond zijn/haar as, het andere kind staat te zwaaien met haar handen in de lucht. De leider naast je zingt zo vals als een kat en probeert zo hoog als een vrouw te zingen…. Open nu je ogen en zeg ons op welke manier je het liefst met je kinderen de vele kilometers zou willen doorbrengen om je doel te bereiken? Met muziek, juist… We gaan nu een poging doen om de grondbeginselen van muziek te ontdekken… Stel je de oermens voor die in zijn grot het avondeten heeft klaargemaakt. Het eten staat klaar, maar zijn familie is aan het jagen voor het volgend ontbijt, vele honderden meters van de grot vandaan. De oermens begint te roepen naar zijn familie maar niemand reageert, het eten wordt langzamerhand kouder en kouder. De oermens raakt gefrustreerd en neemt een stronk en klopt tegen de rand van de grot. Een luide bonk wordt gemaakt en trekt de aandacht van de familie. Verwonderd van de luide bonk, komen de familieleden naar de grot en merken op dat het geluid het signaal was dat het eten klaarstond. Ze eten rustig het avondmaal en bij het laten zakken van de maaltijd bij het kampvuur, bespreken ze de techniek die juist gebruikt werd door de oermens. Het kleine broertje van de oermens is zo onder de indruk van die ene bonk en neemt een klein stronkje in zijn kinderhand. Hij slaat er verschillende malen na elkaar mee op het hout en geniet van het geluid dat hij produceert. Al snel begint de ene oermens na de andere met een stronk te slaan en voelen ze aan hun Kaderschool Duinen-Heide
106
Muzikale expressie
lichaam dat die verschillende geluiden een leuke invloed hebben op hen. Ze geloven hun eigen ogen niet als ze zien dat oma-oermens plots staat te springen rond het kampvuur op het ritme van hun geluidjes…. Zou muziek zo zijn ontstaan? Muziek maken kan iedereen, ga naar de refter van een bejaardentehuis, geef die mensen soep
en
aanschouw
het
ritmisch
geslurp
dat
geproduceerd
wordt.
Geef
de
bejaardenhelpsters een lepel, laat hen kloppen op de tafels terwijl de bejaardenhelpers met hun handen in de lucht heen en weer zwaaien. Kijk rond je heen in de refter en je zal zien dat iedereen aan het genieten is, dat ze allemaal aan het lachen zijn, de één is al heviger aan het slaan of het slurpen dan de andere. Aanschouw de groep die gevormd wordt door het medium muziek: toepasbaar voor alle leeftijden. Dit geeft perfect weer dat je niet inventief hoeft te zijn om sfeer te creëren, om groepsbindend te werken.
2.
HOE KUNNEN WE KINDEREN PRIKKELEN MET MUZIEK
o
Lichaam
Maak van hun lichaam een levend instrument, verdeel de groep in 2, laat de ene groep met de voeten op de grond stampen terwijl de andere in de handen slaat. Geef duidelijk aan wanneer ze hard moeten stampen met de voeten of klappen met de handen. Verdeel de groep en geef elke subgroep zijn eigen geluid. Er zijn ook verschillende liedjes waarbij kinderen gebruik kunnen maken van hun lichaam om muziek te maken. o
Instrumenten
Kijk rond je heen, je zal verbaasd zijn wat je allemaal kan vinden. Materiaal dat je vindt in de keuken, het bos, het strand, … Alles kan “muziek” maken en kan daar ook voor gebruikt worden. Verschillende materialen zorgen voor verschillende geluiden en op die manier kan je tot mooie combinaties worden. Je kan gewoon met de materialen werken maar je kan ook materialen bewerken om tot speciale geluiden te komen: -
Dunne vellen zilverpapier (cimbaal), stoppen, potjes, wegwerpschaaltjes, lepels…
Ga een stap verder, voeg iets toe om de klank te verbeteren of te veranderen: Elastiekje over conservendoos Flessen gevuld met water (verschillende hoogten) Fles gevuld met steentjes…
Kaderschool Duinen-Heide
107
Muzikale expressie
Of maak zelf je muziekinstrumenten: Slaghoutjes: een stuk hard hout rond maken en in twee zagen, twee stokjes tegen elkaar slaan (luide, droge tik). Schuurders: we lijmen een stuk schuurpapier op een houten plankje en zorgen voor een handvat. Wanneer twee zulke instrumenten over elkaar gewreven worden, krijgen we een schurend geluid. Trommels: blikken dozen, kartonnen buizen, houten tonnetjes, dozen van waspoeder of bloempotten overspannen met plastiekfolie,… Schudbeugel: heel eenvoudig instrument voor kleuters Enkele kroonkurken worden over een ijzerdraad geschoven, hiermee kan men schudritmen uitvoeren. Glazen klokkenspel: met acht goed klinkende glazen en houten plank, waarop we de glazen bevestigen met elastiekjes, maken we een klokken-spel. We slagen de glazen aan met een hamertje. De glazen met de laagste klank komen links. Door water in de glazen te gieten verlagen we de toon. Men kan zo een octaaf samenstellen. Je kan natuurlijk ook echte muziekinstrumenten gebruiken: Blokfluit, gitaar, banjo, mondharmonica, belletjes, triangel, staafjes, handtrommel, tamboerijn, xylofoon…
Pas het wegwerporkest toe: Elk kind krijgt één muziekinstrument (zie voorbeelden hierboven). Men geeft de kinderen een beetje tijd om een geschikt geluid te maken (niet te luid, min of meer lang uit te houden). Nadat je alle instrumenten apart gehoord hebt, zet je die instrumenten samen die min of meer bij elkaar horen (aparte plaats in lokaal). Kaderschool Duinen-Heide
108
Muzikale expressie
Geef elke groep een specifiek ritme, laat hen op jouw teken samenspelen. Afwisselen! Bij oudere kinderen kan dit uitgroeien tot een prachtig klankensemble. Bij jongere kinderen is goede leiding noodzakelijk. Men kan nadien echte instrumenten inschakelen en uitbreiden met zang (klanken, neuriën, ritmisch teksten zeggen,…).
3
ZANG
We gaan een poging doen om ook de grondbeginselen van zingen te ontdekken: De oermens had zojuist ontdekt dat muziek maken zeer eenvoudig was. De oma-oermens maakte er een vaste gewoonte van om op het ritme van de vele geluiden te dansen. Af en toe werd ze toegejuicht door de andere familieleden door losse klanken, oe, a, e….. Langzamerhand begonnen ze die klanken op elkaar te laten doen volgen waardoor oe-a-a, oe-a-a, oe-a-a als één samenhangend lied werden gevoeld. De jongere oermensen maakten dan op hun beurt andere geluiden waardoor het ontstaan van de zangstonde tijdens het kampvuur zijn intrede deed. Soms kwamen er andere families met hun eigen liedjes naar het kampvuur om hun klankkennis te presenteren. Zo ontstonden de vele festivals in combinatie met de zelfgemaakte muziekinstrumenten…. Zingen kunnen we overal doen, in het bos, in de douche en is allemaal eenvoudig aan te leren: Normaal proberen we een liedje in zijn geheel aan te leren. Dat wil zeggen dat we het liedje helemaal voorzingen en dat de kinderen het na 1 of 2 keer ook helemaal meezingen. Als we het lied moeten opsplitsen omdat het te moeilijk is, ga je best zo te werk: Je zingt eerst het lied helemaal voor. Zo weten de kinderen hoe het zal klinken als iedereen het kent. Bij een moeilijkere tekst zeggen we zin per zin voor, in het juiste ritme. Als er in de melodie moeilijke passages voorkomen, dan besteed je daar extra aandacht aan.
Kaderschool Duinen-Heide
109
Muzikale expressie
3.1
Enkele tips:
De melodie eerst aanleren op „lalala…‟ is minder eenvoudig dan men denkt, omdat kinderen de melodie beter onthouden aan de hand van woorden. Durf te dirigeren! Gebruik je armen maar met veel gebaren! Het is goed een teken te geven wanneer het lied start, zo beginnen de kinderen ook allemaal tegelijk. Als je een liedje voorzingt of aanleert, doe het dan precies voor zoals je het achteraf graag wil horen: luid of zacht, rustig of kwaad, streng of speels,… 3.2
Enkele liedjes:
Het is quasi onmogelijk om alle soorten liedjes voor te stellen. Een greep uit het repertoire volgens de meest opvallende kenmerken van deze liedjes: stapliedjes, gebarenliedjes, dansliedjes, stemmingsliedjes, …. We geven hier enkel een opsomming van de soorten die het meest kan gebruikt worden met groepen. Raadpleeg ook de zangbundel van Jeugdvakanties Duinen-Heide voor nog meer voorbeelden.
Muziekstandbeeld: Wanneer de muziek speelt, lopen alle kinderen door de ruimte. Stopt de muziek, dan blijven ze allemaal als een standbeeld staan.
Klap doorgeven: We maken een kring. Iemand klapt eenmaal in de handen. De persoon links van hem klapt onmiddellijk daarna in zijn handen. Dat wordt telkens herhaald. Zo gaat de klap de kring rond. Als dit goed gaat, kun je het tempo opdrijven. Je kunt de klap nu ook terugsturen door tweemaal in de handen te klappen.
Kuitentikker: Iedereen loopt in de ruimte rond op de muziek, stopt de muziek, dan moet je zo snel mogelijk 5 kuiten tikken en gaan zitten.
Geluidsterkte: Kinderen hebben de neiging om luid te musiceren. Het is belangrijk om zo te leren dat ook stil muziek kan gemaakt worden.
Kaderschool Duinen-Heide
110
Muzikale expressie
Klap en stamp: Muziek wordt aangezet. Als de muziek luid speelt, klappen de kinderen ook hard in de handen en stampen ze hard met de voeten. Als de muziek stil speelt, klappen en stampen ze zachtjes.
Met instrumenten: Je laat de kinderen stil op instrumenten spelen. Als je als spelleider een signaal geeft mogen, ze luid spelen, geef je weer een signaal, spelen ze weer stil.
Duur: „Lang‟ en „kort‟ zijn twee begrippen die kinderen erg snel aanleren. Het is belangrijk dat er in het begin een duidelijk verschil te horen is tussen „lang‟ en „kort‟. „A-E-I-O-U‟ kampioen: We maken een kring. Op het teken van de spelleider begint iedereen „a‟ te zeggen. Diegene die het langst “a” kan zeggen zonder te moeten ademen is de “a” kampioen. Idem voor de andere klinkers.
„AAA‟ tikkertje: Alle kinderen staan verspreid in de ruimte. De tikker staat aan de zijkant. De tikker loopt het speelveld in, terwijl hij “aaa…” roept. Hij probeert zoveel mogelijk kinderen te tikken. Als een kind getikt wordt, gaat het op de grond zitten. Als de tikker voelt dat hij moet ademen, dan moet hij snel genoeg teruglopen naar de zijkant. Zijn beurt is dan voorbij. Wie kan het meeste kinderen tikken in één lange adem?
Tempo: Kinderen weten wat snel lopen en traag wandelen is. Je kunt ze door middel van eenvoudige spelletjes leren dat ook muziek snel en traag kan zijn.
Doe wat je hoort: De spelleider zet de muziek aan. Als de muziek snel is, moeten de kinderen snel lopen. Is de muziek traag, dan moeten ze traag wandelen.
Kaderschool Duinen-Heide
111
Muzikale expressie
Slak en haas: Alle kinderen stellen zich op een lijn aan één kant van de ruimte. Als ze trage muziek horen, kruipen ze zo traag mogelijk als een slak door de ruimte naar de overkant. Horen ze snelle muziek, dan lopen ze zo snel als een haas naar de overkant.
Toonhoogte: Jonge kinderen kunnen erg moeilijk hoge en lage tonen onderscheiden. Deze oefeningen zijn dus niet geschikt voor jonge kinderen. Wanneer je met oudere kinderen werkt rond hoog en laag, zorg er dan voor dat er een DUIDELIJK verschil is! Dit wil zeggen dat de tonen die je gebruikt niet te dicht bij elkaar mogen liggen.
Hoog-laag-spel: De kinderen lopen door de ruimte. Als ze een lage toon horen, dan gaan ze zo snel mogelijk ergens bovenop staan. Als ze een hoge toon horen kruipen, ze zo snel mogelijk ergens onder.
Geluiden herkennen: Kinderen weten dat de verschillende instrumenten een verschillend geluid maken. Je kunt hierop inspelen door hen te laten raden welk instrument welk geluid maakt.
Geluidsdemper: Éen persoon zit geblinddoekt in het midden van de kring met een voorwerp (bijv: een knuffelhondje). Hij probeert dat zo goed mogelijk te bewaken. De andere personen zitten in de kring. Eén van hen probeert het hondje te pakken. De persoon in het midden tracht te zoeken wie het hondje wil af pakken en duidt hen aan. Wie kan het hondje nemen?
Zoek het geluid: We gaan geblinddoekt per twee staan. Per twee krijgen we één instrument. Eén van de twee gaat zich nu verstoppen. Op een gegeven signaal beginnen alle kinderen met een instrument te spelen. De anderen mogen nu op zoek naar hun partner.
4
KRETEN
Tsjiekelakke, tsjiekelakke Boemelakke, boemelakke Tsjiekelakke, boemelakke Kaderschool Duinen-Heide
HOI HOI HOI (x2) BAU BAU BAU (x2) PIEF POEF PAF (x2)
112
Muzikale expressie
Fusée Aansteken (vooroverbuigen en lont aansteken): Pssssss…ssst. De lont gaat de 1ste maal uit, de 3de maal gaat de fusée de lucht in: Pssssss…ssst…BOEM…OH!
Vuurwerk 1 Op de knieën kloppen, sissende pijl naar boven Op de knieën kloppen, sissende pijl naar onder Op de knieën kloppen, sissende pijl naar links Op de knieën kloppen, sissende pijl naar rechts Op de knieën kloppen, sissende pijl naar de vier zijden
Vuurwerk 2 "SCHWISCHSCHWISCHWI…" Met de hand over de mond wrijven en een schuifelend geluid maken, eerst gerekt, daarna sneller en sneller, om ineens op te houden: "KLAP 3 (met de handen op de knieën klappen) "BOEM"…"OH!" (lang aanhouden)
Voetbalban Er wordt begonnen met de uitleg van de bevelen, waarna het ene bevel het andere in crescendo opvolgt, om te eindigen met "GOAL!". De leider doet de bewegingen voor en de toeschouwer roepen alleen "SHOT", "GOAL"…volgens de bevelen van de leider. GOAL: twee armen in de lucht SHOT: met de voet schoppen PENALTY: linkerarm omhoog CORNER: rechterarm omhoog
Klokkenban (kan gezongen worden) Grote klokken zeggen tik tak tik tak Kleine kokken zeggen tik tak tik tak En de kleine zakhorloges tikketakke tikketakke tikketakke tikketakke tik!
Boksersapplaus De kinderen klappen 1x in de handen indien de leider met de vuist vooruit slaat, geleidelijk versnellen en vertragen.
Kaderschool Duinen-Heide
113
Muzikale expressie
Bravo Bravo bravo bravo bravissimo Bravo bravo bravissimo Bravo bravissimo (2x) Bravo bravo bravissimo
Koorbravo Eerste koor: BRRRR… Tweede koor: AAAA… Derde koor: VOOOO… Allen: BRAVO BRAVO BRAVISSIMO
Gemalen bravo Brrrrrrrrrraaaaaaaaavvvvvvvvvvvvvvvvooooooooooooo!
Satelietban M: Hier Cape Karnaval?
A: Hier Cape Karnaval
M: Alles klaar?
A: Alles klaar
M: Tik tak tik tak
A: Tik tak tik tak
Samen: ten, nine, eight, seven, six, five, four, three, two, one…KRAAAAAK-BOEMSSSIIIIZZZ-ZIP…ZIP…BIP…BIP
Vissenapplaus Met de wijsvingers op elkaar klappen Met de wijsvingers en middenvingers klappen Wijsvinger, middenvinger en ringvinger
Ezelsban De eerste helft roept I als de linkerarm zijwaarts gestrekt wordt, de tweede A als de rechterarm zijwaarts gestrekt wordt.
Naarmate de arm hoger gaat, wordt er luider
geroepen. Stil beginnen, crescendo, zacht...
Muggenban De leider doet de aangegeven bewegingen, terwijl de kinderen het geluid nabootsen en met de vinger de mug volgen in de lucht: "ZZZZ". De mug daalt steil omlaag op het slachtoffer af
Kaderschool Duinen-Heide
114
Muzikale expressie
(uitgebeeld door de leider): "PSSS…". De mug steekt: klok met de tong. Men slaat de mug dood: klap met de handen.
Koekoeksban De 1ste helft roept: "KOEK", de 2de antwoordt: "KOEK". De 1ste en de 2de helft roepen samen: "KOEKOEK". Men begint zachtjes, crescendo, decrescendo.
Kippenban Het is tok, tok. Het is tok, tok, het is tok, tok, tok Het is kukeluku!
Enkelvoudige kreten: Hip hip hip HOERA! X3 B…R…A…V…O…BRAVO! D…A…N…K…U… DANK U! Ready…GO! Ready GO! Ready GO GO GO! Blikke doos, blikke dooss, blikke doos doos doos! 't Was DO-meus, 't was RE-meus, 't was MI-meus, 't was FA-meus! 't Is ONE-midabel, 't was TWO-midabel 't is THREE-midabel, 't is FOR-midabel! Rik, tik, rikke, tikke tik, hopsa hola hé! Wasie fijn, wasie fijn, wasie reuzefijn! Macadam, macadam, maca DAM DAM DAM! Steenwegske, steenwegske, kassei, kassei! Krik krak BOEM! (daarna volledige stilte) Een olifant op een tak…KRAK! Kaderschool Duinen-Heide
115
Observatietechnieken
OBSERVATIETECHNIEKEN
Kaderschool Duinen-Heide
116
Observatietechnieken
1
Waarom observeren? Om een kind beter te leren kennen en begrijpen in zijn spel en handelen (om zo je activiteitenaanbod “op maat” te maken). Om je beter in te leven in de leefwereld van dat kind en zijn gestelde gedrag (om beter te kunnen reageren in belonings- of conflictsituaties). Om bij wisseling van leiding (of meerdere deelnames aan een kamp) degelijke informatie te kunnen doorgeven zodat deze mensen niet van nul moeten beginnen. Je kan dan nagaan hoe een kind evolueert (bij meerdere observatiemomenten). Om eens afstand te nemen van je eigen aanpak tegenover kinderen of je omgang met mede-leiding.
2 2.1
WAT OBSERVEREN? Het fysieke voorkomen
Het uiterlijk van een kind geeft aan hoe ze met hun lichaam omgaan of wat ze aan gewoonten of gebruiken van thuis meekregen. Onverzorgde kinderen willen niet persé “vuil” zijn, ze weten misschien niet beter. Een te dik of te mager kind kan wijzen op een storing in de eetgewoonten. Het is niet aan ons de kinderen hierop af te rekenen. Wel om in het oog te houden en alternatieven aan te bieden. 2.2
Welbevinden
Welbevinden is een signaal van de emotionele toestand van een kind. Het geeft aan dat het kind zich in een veelheid van situaties goed voelt. Een goed welbevinden is samen met een hoge betrokkenheid nodig om te komen tot een bepaalde activiteit of spel. Voelt een kind zich niet goed in zijn vel, dan zal het zijn energie voornamelijk steken in het voldoen aan de basisbehoeften ipv aan de deelname van een activiteit.
Kaderschool Duinen-Heide
117
Observatietechnieken
Maar er is iets aan te doen: Dat iets staat niet gelijk aan verwennerij en hen geven wat ze vragen. We moeten de nodige ondersteuning en structuur aanbieden opdat het kind zijn weg vindt en zich daarbij ook goed gaat voelen. Kenmerken zijn: -
plezier beleven
-
innerlijke rust
-
zichzelf durven zijn
-
zelfvertrouwen
-
open staan voor nieuwe situaties
2.3
Betrokkenheid
Betrokkenheid is met al zijn kenmerken de beste aanwijzing voor een al dan niet geslaagd spel of geslaagde dag. Kinderen met een hoge betrokkenheid vertonen een grote wil tot meespelen. Op basis van de betrokkenheid kan je mogelijkheden van je groep inschatten: de voorkeur van spelen, het spelniveau, aanpak bij het geven van opdrachten, … Kenmerken:
2.4
-
Concentratie
-
Motivatie
-
Voldoening
-
Intens mentale activiteit
-
Nauwkeurigheid
-
Doorzetting Sociale competentie
Kijken we naar de sociale competentie van kinderen dan kunnen we iets te weten komen over het ontstaan van de sfeer in de groep en de relaties tussen kinderen onderling en tussen leiding en kinderen. Sommige kinderen hebben extra ondersteuning nodig om hun plaats in de groep te vinden, anderen moeten juist ingetoomd worden.
Kaderschool Duinen-Heide
118
Observatietechnieken
Bij het aanbieden van activiteiten is het belangrijk om te weten welke kinderen eerder volgzaam zijn en welke dominant. Zet bij de indeling in groepen de dominante kinderen niet allemaal samen. Een inzicht in de sociale competentie is niet alleen een hulpmiddel voor een goed verloop van de activiteiten maar ook bij conflicthantering. Indien je een goed zicht hebt op de sociale competentie van de kinderen kan je bij een conflict aangepast reageren of de meest geschikte manieren aanhalen om tot een oplossing van het probleem te komen. Kenmerken: -
Inlevingsvermogen
-
Interacties in de groep
-
Rolinname bij groepsactiviteiten (leiden, volgen, ondergaan, presenteren, waarderen, zorgen, genieten, aanvechten, weerstaan, …)
-
Plaats in de groep
-
Uiten van gevoelens
2.5
Motorische competentie
Er zijn grenzen en er zijn uitdagingen. Een lichaam kan ons beperken in ons kunnen. Ga dus zeker na tot waar de kinderen kunnen, hoe ver ze kunnen gaan en hoe je ze kan uitdagen om die grenzen, elk op hun niveau, te verleggen. Kenmerken:
3
-
Al dan niet vlot uitvoeren van bewegingen
-
Snelheid van bewegingen
-
Inzicht in lichaamsschema en ruimtelijke orïentatie
-
Durf
HOE OBSERVEREN
Observeren doe je uiteraard met je ogen maar observeren is meer dan zien alleen. -
“Ik zie …”: ga uit van de feiten in een bepaalde situatie. Koppel jouw handelingen of de handelingen van de kinderen niet los van de situatie.
Kaderschool Duinen-Heide
119
Observatietechnieken
-
“Ik denk …”: koppel aan wat je gezien hebt een betekenis volgens jouw criteria, jouw waarden en normen MAAR veroordeel niet.
-
“Ik voel …”: verwoord hoe je de situatie ervaart, welk effect het gestelde gedrag op jou heeft. Je kan bijvoorbeeld blij, boos, teleurgesteld of verrast zijn. Bespreek enkel het gedrag en niet de persoon. Benadruk daarbij dat het JOUW gevoel is en geen algemene waarheid.
4 4.1
VALKUILEN VOORKOMEN BIJ HET OBSERVEREN Trek geen voorbarige conclusies
Vel geen oordeel op basis van één observatie of één situatie. Ga ook niet uit van vooroordelen. Plaats de kinderen niet onmiddellijk in een hokje.
4.2
Blijf objectief
Denk na alvorens uitspraken te doen. Laat je niet onmiddellijk leiden door je emoties of het gevoel dat je bij bepaalde kinderen hebt. Handel in overeenstemming met de situatie zowel in relationele situaties als voor het activiteitenaanbod. Biedt activiteiten aan die de kinderen aankunnen en niet wat jij wil/kan of graag doet. 4.3
Let op iedereen
Veel te vaak vallen de stille en bravere kinderen uit de boot. Houdt ook die kinderen in de gaten en betrek ze bij de activiteiten opdat het ook voor hen een leuk kamp is/wordt.
Kaderschool Duinen-Heide
120
Op tocht
OP TOCHT: VOORZORGEN EN TECHNIEKEN
Kaderschool Duinen-Heide
121
Op tocht
OP TOCHT 1
Wat eraan vooraf gaat…
Voor we met een groep kinderen op tocht gaan, moeten we bij veel punten stilstaan. We gaan voor een tijdje weg van de kampplaats. Dit betekent dat we alles moeten meenemen wat we eventueel nodig zullen hebben, maar dit wil ook zeggen dat je niet kan rekenen op de kampleiding. Die zal er niet zijn als er iets gebeurt. We raden je dan ook aan om rekening te houden met volgende voorschriften: De afstand: deze is afhankelijk van de leeftijd en de mogelijkheden van de kinderen. Hoe begaanbaar/toegankelijk is the terrein? Het tijdstip: waar plaats je een tocht in een meerdaags programma? Het materiaal niet vergeten: o een kaart is geen overbodige luxe. Het is niet nodig om deze steeds te gebruiken, maar kan wel zeer handig zijn op bepaalde momenten. o De leiding moet altijd zijn identiteitsbewijs op zak hebben. o Geld, gsm en het telefoonnummer van de verantwoordelijke (heem of secretariaat) heb je steeds binnen handbereik. o EHBO-zakje heb je bij elke activiteit nodig en zeker als je op tocht gaat. o Fluovestjes zijn verplicht op lange tochten. Je bent dan veel beter zichtbaar voor anderen. Iedereen van de groep doet een vestje aan, geen excuus mogelijk!
2
VEILIGHEID VOOR ALLES
Enkele tips: Overloop bij het begin van de tocht de belangrijkste verkeersregels, wijs op de mogelijke gevaren. Plan een route in een omgeving met zo weinig mogelijk te verwachten risico's. Vermijd drukke wegen, moeilijke oversteekplaatsen en spoorwegen. Verken vooraf de uitgestippelde weg en noteer de onveilige punten. Op de straat moeten de kinderen in groep blijven. 1 leider loopt vooraan, 1 achteraan en liefst nog een leider tussenin. Laat de leiding zeker een fluovestje dragen. Het is vanzelfsprekend dat je steeds de veiligste plaats van de openbare weg bewandelt. Het voetpad dus, maar dikwijls heeft een weg geen voetpad. Dan loop je in tegenovergestelde richting vanwaar de auto‟s komen, zo dicht mogelijk tegen de berm.
Kaderschool Duinen-Heide
122
Op tocht
Om over te steken is het belangrijk de volgende punten in acht te nemen: o o o
o o o
steek altijd over op een goed zichtbare plaats voor jezelf en de autobestuurders. steek altijd in een keer over met de hele groep, wanneer mogelijk. de kinderen steken over tussen de leiding in. Als animator heb je in het verkeer geen bevoegdheden. Je kan de auto's dus niet doen stoppen om de kinderen over te laten steken. het oversteken gebeurt haaks op de rijrichting, niet schuin. houd oogcontact met de automobilisten. autosnelwegen worden onder geen beding overgestoken!
Avondtochten zijn een stap in het duister, letterlijk en figuurlijk. Ook mist en zware regenval raken aan de zichtbaarheid van de voetganger. Voorkom alle onheil en rust elk kind uit met reflecterende kledij. Wettelijk is dit niet verplicht, maar wel een huisregel binnen vele jeugdorganisaties, zo ook bij Duinen-Heide. Iemand met een witte zaklamp loopt vooraan (schijn echter nooit recht naar de auto, de bestuurder kan verblind worden), een rode lamp achteraan is aangewezen. Wanneer de weersomstandigheden de zichtbaarheid beperken, vertrek dan niet op tocht. Respecteer private eigendom. Ga nooit door een jachtgebied in het jachtseizoen. Reageer onmiddellijk en kordaat, als iemand iets onveilig of ongepast doet.
3
SOORTEN ROUTES
3.1 Lijn of rupsenroute Naar een dorp of bos. vb. voor een bepaalde activiteit 3.2 Gesloten kringroute Een klassieke dagtocht 3.3 Klaverbladroute Wanneer je een tocht doet waar ondertussen verschillende opdrachten worden uitgevoerd en je wil een goed overzicht of een regelmatige controle hebben, kan je telkens de groep
Kaderschool Duinen-Heide
123
Op tocht
vanuit een centraal punt wegsturen in een bepaalde lus. Voor een volgende opdracht komen ze weer naar dit centraal punt en stuur jij ze in een volgende lus. Deze omloop is ook zeer praktisch wanneer je in verschillende groepjes wil werken. Je kan elk groepje steeds in een andere lus sturen, zodat ze elkaar onderweg nooit tegenkomen en toch allemaal dezelfde omloop doen. Als je met verschillende groepjes werkt, blijft de regel van toepassing dat er steeds een leider bij de kinderen moet zijn. Een laatste groot voordeel van deze omloop is dat je een lange tocht kan ondernemen, zonder echt te ver uit de buurt van de kampplaats te gaan. 4
TOCHTTECHNIEKEN
Er bestaan honderd en één tochtmogelijkheden. We sommen er een deel op. De verschillende technieken werden per leeftijdscategorie gerangschikt, maar met enkele variaties zijn de technieken van de jongsten ook met oudere kinderen haalbaar. Een dagtocht of tweedaagse kan je inkleden met verschillende tochttechnieken. Ga echter wel na of dat, rekening houdend met veiligheid, alle tochttechnieken haalbaar zijn in de locatie waar je ze wil gebruiken.
Wekkertocht Je gaat op stap met de hele groep en je doet een tocht die je op kaart hebt uitgestippeld. Je neemt een wekker mee en deze laat je bv. elke tien minuten aflopen. Telkens de wekker afloopt, moet de groep een spelletje spelen, een opdracht vervullen…
Smaak- en geurentocht We gebruiken hiervoor bv. suiker en zout. Deze beide stoffen hebben hetzelfde uitzicht en zijn enkel door proeven van elkaar te onderscheiden. Op ieder kruispunt leg je, bij elke straat, zout- of suiker. Op voorhand wordt afgesproken dat bv. zout een foute straat is, en suiker de juiste weg die men moet inslaan. Enkele mogelijke variaties: i.p.v. smaakstoffen kan men evengoed geurstoffen gebruiken: vb. deo, ajuin, …
Slurftocht Trek een krijtlijn op de grond. De kinderen moeten de lijn volgen, al kijkend door de mouw van een jas of trui. Uiteraard gebeurt deze tocht op rustige wegen, en is het geen activiteit die uren in beslag kan nemen.
Kaderschool Duinen-Heide
124
Op tocht
Verstoppertjestocht De leiding telt op een zandweg hardop tot 10, de kinderen verstoppen zich in het bos dat aan de beide kanten ligt. Ze blijven toch in de richting van de wandelroute lopen. Een leuke variant is de Sherlock-Holmes-tocht. Een uiterst gek aangeklede leider loopt vooraan, de kinderen moeten de details van de kledij van de leider proberen te ontwaren zonder dat de deze hen ziet.
Rommeltocht Door middel van een rommeltocht maak je de kinderen bewust van de milieuvervuiling in onze bossen, langs de wegen, … Je volgt een vooraf uitgestippelde route met enkele vuilniszakken bij de hand. Alle rommel die je tegenkomt, gooi je in de zak. Let wel op dat de kinderen geen gevaarlijke voorwerpen oprapen!
Anomaliëntocht Je plaatst langs de route verschillende vreemde voorwerpen. Bv. een autoband in een boom hangen, een schoen in de berm leggen, … Het is de bedoeling dat de kinderen deze ontdekken. Afhankelijk van de leeftijd en het niveau van de kinderen kan men de voorwerpen duidelijker of minder duidelijk langs de weg plaatsen.
ABC-tocht Als zoethoudertje moeten alle kinderen in een enveloppe voorwerpen verzamelen die met een verschillende beginletter beginnen. De Q, X en Y laat je achterwege.
Sporentocht Dit is een zeer eenvoudige tochttechniek. Op voorhand is een “spoor” aangebracht dat de te volgen weg aangeeft, vb. pijltjes en touwtjes. De kinderen moeten gewoon het spoor volgen.
Woldraadjestocht Op ieder kruispunt en bij elke zijweg wordt een touwtje met een bepaalde kleur gehangen. Van tevoren wordt afgesproken dat bv blauw rechts betekent, rood links en groen rechtdoor. Aan de hand van de touwtjes weet je welke weg gevolgd moet worden.
Kaderschool Duinen-Heide
125
Op tocht
Kralentocht Een variatie op de vorige tocht. De kinderen krijgen vooraf een armbandje mee met kralen van verschillende kleuren, waarbij elke kleur ook voor een richting staat. Door deze variant moet je op voorhand niets gaan ophangen, wel zijn er tijdens de tocht zelf meer vergissingen mogelijk. Je kan dit ook spelen met snoepjes. Je rijgt verschillende kleuren snoepjes aan een ketting. Telkens ze een weg zijn ingeslagen die de kleur van het snoepje aan wees, mogen ze dat snoepje opeten.
Speurtocht Het is de bedoeling dat de kinderen gedurende de tocht op zoek gaan naar bv. puzzelstukjes, letters van spreuken, … om uiteindelijk één geheel te verkrijgen.
Eiertocht Gedurende de tocht moet er constant iets met een ei gedaan worden: vb. het ei 100 meter vooruit duwen met de voet of de neus, het ei in de mond houden, … telkens als het ei kapot is, moet er een opdracht uitgevoerd worden. Zorg ervoor dat je voldoende eieren bij hebt.
Pijltjestocht De groep wordt in twee gesplitst: de spoorleggers en de spoorvolgers. De spoorleggers vertrekken een kwartiertje voor de anderen. Zij bepalen de weg en duiden de route aan die de spoorvolgers moeten volgen (d.m.v. pijltjes, ballonnen, …). De spoorleggers kunnen zich vervolgens in een hinderlaag verschansen (in een bebost gebied), en proberen op een tactische wijze de koning van de andere ploeg te verschalken op een vooraf aangesproken wijze. Bijvoorbeeld: de koning moet een petje dragen, en verliest zijn leven wanneer hij getikt wordt, … De spoorleggers kunnen met klakkebuizen schieten, met daarin natte propjes WC-papier.
Dobbelstenentocht Te vergelijken met de smaaktocht. Aan elk kruispunt gooit iemand met een dobbelsteen. Van te voren werd bijvoorbeeld afgesproken dat 1 links betekent, 2 rechts, 3 terug, 4 vooruit, 5 nog eens gooien, 6 opdracht uitvoeren. Bij deze tocht wordt de te volgen route helemaal door het lot bepaald. Zorg ervoor dat je als leider steeds weet waar je bent (op de kaart),
Kaderschool Duinen-Heide
126
Op tocht
zodat je tijdig kan stoppen en via de kortste weg terug naar de kampplaats kan gaan. Geen dobbelsteen op zak? Kop of munt dan maar!
Rechtdoortocht Dit is een tocht waarbij je altijd rechtdoor blijft lopen, welke hindernis je ook tegenkomt. Deze tocht vereist vrij afgelegen terreinen. Aandacht en respect voor privétuintjes, achtertuintjes etc. zijn vereist.
Blikkentocht Variant van de wekkertocht. Telkens wanneer de wekker afloopt, moet een blik geopend worden en de inhoud opgegeten. Rauwe witte bonen in tomatensaus? Smakelijk!
Bekentocht Een tocht door een beek is avontuurlijk, maar brengt ook wat gevaren met zich mee. Het is nodig dat je als leider de beek of het riviertje op voorhand hebt verkend, zodat je weet waar zich gevaarlijke plaatsen bevinden: diepten en stroomversnellingen. Let erop dat de kinderen gepast schoeisel aanhebben. Ideaal zijn watersandalen of een gewone sportschoen. Laarzen zijn te vermijden. Wanneer er in de nabijheid van het kamphuis een riviertje is, ga dan bij voorkeur eerst een aantal kilometer over de gewone weg, en kom dan vervolgens via de rivier terug naar de kampplaats. Anders krijgen alle kinderen last van blaren door de natte schoenen, en krijgen alle leiders last van klagende kinderen.
Dauwtrip Je vertrekt heel vroeg op tocht. Je kan nog genieten van de stilte, de dauw, … Tegen de middag bereik je de kampplaats terug of de plaats waar de volgende activiteit plaats vindt. Het ontbijt kan je meenemen.
Overlevingstocht Je vertrekt zonder geld of eten op tocht. Bedoeling is dat je probeert te 'overleven' door bij een boer vb. een karweitje op te knappen in ruil voor wat eten, overnachting, … Heel avontuurlijk dus, maar enkel weggelegd voor heel volwassen kinderen. Overleg met de kampleiding en ken je groep.
Kaderschool Duinen-Heide
127
Op tocht
Dropping De kinderen worden in kleine groepjes met een leider gedropt op een 'onbekende' plaats. Van daar moeten ze trachten de kampplaats terug te vinden. Heel populair, maar niet zonder risico's. Volgende richtlijnen moeten altijd strikt nageleefd worden: Geen droppings tijdens de weekendnachten. Er zijn dan immers veel grotere verkeersrisico's. Iedereen draagt reflecterend materiaal. Liften is verboden. Blinddoek de leden nooit in de auto. Als er dan een ongeluk dreigt, kunnen ze zich op geen enkele manier verdedigen. Geef in geval van nood een enveloppe: met het adres, het telefoonnummer van de kampplaats of verantwoordelijke en een kaart. Het groepje kan zich dan opnieuw oriënteren als het verdwaalt. Een dropping laat zich ook goed combineren met bv. de dobbelsteentocht. Eerst wordt de weg volledig door het lot bepaald, daarna wordt de opdracht gegeven, nl. zo snel mogelijk de weg terug te vinden.
Geheugentocht Vóór het vertrek onthoudt iedereen een deel van de tocht (stafkaart of wegbeschrijving). Tijdens de tocht mag je de stafkaart of wegbeschrijving niet bij hebben, maar moet men beroep doen op dat wat ieder heeft onthouden.
Fietstocht Langs de te volgen route liggen verschillende onderdelen van een fiets 'verborgen'. Alle onderdelen moeten verzameld worden zodat de fiets weer ineen geknutseld kan worden.
Bezinningstocht De leiding zit verspreid over de route, en doen zich voor als mensen met problemen. Wanneer een groepje iemand van de leiding tegenkomt, moeten ze zijn probleem oplossen.
Fotozoektocht Er worden een aantal foto's meegegeven die de plaatsen weergeven waarlangs de kinderen moeten lopen. Het wordt helemaal leuk als ook de leiding op de foto's staan, die daar dan ook de richting van de route aanwijzen.
Kaderschool Duinen-Heide
128
Op tocht
Spooktocht - Griezeltocht Wordt vooral 's avonds of 's nachts gedaan. Het is de bedoeling aan de hand van hindernissen, griezelige geluiden, … de kinderen aan het schrikken te brengen. Opletten: deze tocht is niet geschikt voor jongere kinderen.
Kompastocht Aan het vertrekpunt krijg je een richting (in graden) en een afstand. Je moet vervolgens die afstand afleggen in de gegeven richting. Beperk de afstand telkens tot max. 500 meter.
Stafkaartentocht Iedere groep krijgt een stafkaart mee waarop begin- en eindpunt zijn aangegeven. Het doel is aan de hand van de stafkaart het eindpunt trachten te bereiken. Een mogelijke variant is de blindekaarttocht. Het verloop van de wegen wordt van de stafkaart overgetekend op een gewoon papier, alle overige gegevens worden weggelaten.
Coördinatentocht Je krijgt een lijstje met coördinaten en je dient in die volgorde langs de punten te gaan waarvan de coördinaten op het lijstje staan. Dit doe je met kaart en kompas.
Zweedse omloop De leiders verspreiden zich over een terrein (bos, heide, velden) bij schemeravond. De kinderen worden in kleine groepjes verdeeld. Telkens met een interval van ongeveer een kwartiertje, worden de groepjes op pad gestuurd. Ze moeten het parcours van leiders proberen te vinden aan de hand van licht- en geluidsignalen. Sfeervol, maar niet realiseerbaar op alle kampplaatsen.
Trefwoordentocht In het begin van de tocht krijgen de kinderen een trefwoord mee. Voorbijgangers moeten ze hierover ondervragen.
Visgratentocht De werkwijze van deze tocht is te vergelijken met die van de kralentocht. Kruispunten of zijstraten worden weergegeven d.m.v. een visgraat. De graten van de vis geven niet de hele weg weer, maar enkel de zijstraten die men tegenkomt. De hoofdgraat stelt steeds de weg voor waarop je loopt.
Kaderschool Duinen-Heide
129
Op tocht
Cassettetocht, CD-tocht, MP3-tocht en GSM tocht Variatie van een gewone wegbeschrijving. De wegbeschrijving staat niet op papier, maar is op voorhand op een CD opgenomen. Dit laat natuurlijk ruimte voor heel wat zotte ideeën.
Handentocht Een handafdruk (bv. met krijt) is zichtbaar op de straat. De duim wijst de richting aan.
Striptocht De wegbeschrijving van de tocht is weergegeven in stripvorm. Elk vakje geeft door middel van een tekening een stukje van de weg weer.
Reflectorentocht Wanneer het donker is, moet je met een zaklamp een spoor van reflectoren volgen die op de weg werden gehangen. Kan geïntegreerd worden in de Zweedse omloop.
Rebustocht De wegbeschrijving is opgestald uit verschillende rebussen.
Telefoontocht Je krijgt richtlijnen over de route via een telefoon, gsm of walkie-talkie. Als je op het volgende afgesproken punt aankomt, bel je opnieuw voor het volgende stuk van de tocht.
Laddertocht Neem met de groep een ladder mee, of een ander ongebruikelijk voorwerp. Klim ermee over omheiningen, sleur ze mee over de beek…
Kruispuntenroute De route bestaat uit een aantal kruispunten, genummerd van 1 tot ... Je begint te lopen en als het goed is, is kruispunt nummer 1 het eerste kruispunt wat je tegenkomt. Hier (in het voorbeeld) zou je dan rechtdoor moeten. Je loopt dan verder en na een tijdje krijg je kruispunt nummer 2. Hier moet je dus linksaf enz.
Kaderschool Duinen-Heide
130
Op tocht
Ruiltocht (appel en eitocht) De verschillende groepen krijgen een voorwerp mee op tocht, ze moeten proberen dit voorwerp te ruilen tegen een voorwerp met een grotere waarde. Populair bij kinderen, maar de omgeving neemt dit niet altijd in dank af. Bij sommige jeugdbewegingen en ook bij Duinen-Heide worden deze acties veelal verboden. Hierboven staan voldoende tochttechnieken zodat deze techniek niet hoeft gebruikt te worden.
TECHNISCH: EEN KOMPAS Als je op stap gaat is een kompas zeer handig en het is nuttig je vertrouwd te maken met dit instrument. Oudere kinderen kompas leren lezen, kan op zich al een leuke activiteit zijn.
Met een kompas kan je gemakkelijk het noorden vinden. Een kompasroos geeft de windrichtingen en de graden aan. De windrichtingen (N – O – Z – W) worden verder onderverdeeld in tussenstreken. Vb. NO, ZW, … en eventueel nog verder tot NNO, ZZW, … De kompasroos geeft 360° weer. Belangrijk bij het gebruik van een kompas: Hou het steeds goed recht Hou het steeds uit de buurt van metaal of magneet Daar de werking en het gebruik van een kompas eerder tot specialisatie behoord, gaan we binnen deze syllabus hier niet verder op in. De geïnteresseerden verwijzen we graag door naar aanverwante websites en boeken.
Kaderschool Duinen-Heide
131
Opstellen van een dagprogramma
OPSTELLEN VAN EEN DAGPROGRAMMA
Kaderschool Duinen-Heide
132
Opstellen van een dagprogramma
1
De spelcurve
Elk spel dat gespeeld wordt, begint rustig en wordt langzaam opgebouwd naar zeer actief. Je probeert dus bij elk spel het hoogtepunt te bereiken. Het hoogtepunt is het actiefste moment, het ogenblik waar de kinderen zeer actief meedoen. Als je dat bereikt, start je best een nieuw spel zodat de kinderen gemotiveerd blijven en actief meedoen. Een spel dat volledig wordt uitgespeeld, gaat meestal doodbloeden. Probeer dus te voorkomen dat het spel uitgeblust geraakt. De overgang van het ene spel naar het andere op zijn actiefste moment, zal veel eenvoudiger zijn dan wanneer de kinderen rustig zijn. Meer informatie hierover vind je bij richtlijnen voor een geslaagd spel in deze syllabus. De spelcurve van een spel kan je ook doortrekken naar je dagprogramma. Start je dag rustig in de ochtend, werk toe naar het hoogtepunt, het actiefste moment in die dag (na de siësta) en bouw langzaam de dag af naar rustig voor het slapengaan. Als het hoogtepunt van je dag de activiteit vóór het slapengaan is, gaan je kinderen super actief naar bed. Probeer een kind maar eens te overtuigen om te slapen als het in zijn actiefste bui is…. Voorzie dan nog even een “rustgevende” activiteit. Je hebt de spelcurve van je activiteit en je dagprogramma, maar deze loopt ook over een volledig kamp. Zorg er dus voor dat je niet alle hoogtepunten van een kamp (vb: een dropping, een bekentocht, dagtocht, een stadspel, bezoek aan een dierentuin,…) in het begin van dat kamp plant. Werk opbouwend naar het actiefste/leukste moment van het kamp en bouw langzaam af naar het einde toe. Hou ook rekening met de activiteiten die voor iedereen werden gepland door de kampleiding (vb. filmavond, bonte avond, 2-daagse, …). Als je rekening houdt met de spelcurve van je activiteit, je dagprogramma en kampprogramma wordt het voor iedereen een schitterend kamp!
2 2.1
De Dagindeling De ochtendblok
De ochtendblok is de tijdspanne tussen het ontbijt en het middagmaal. Geef de kinderen de kans om de dag rustig op gang te laten komen. Actief beginnen is voor sommige kinderen
Kaderschool Duinen-Heide
133
Opstellen van een dagprogramma
geen probleem. Bekijk de mogelijkheden van je groep voor de verdere planning van activiteiten tijdens deze blok. Hou bij de invulling ook rekening met de weersomstandigheden: ‟s morgens is het soms nog koel en schijnt de zon minder fel, ideaal dus om in open veld te gaan spelen of te sporten op een open terrein. Zorg ervoor dat je de blok duidelijk afsluit zodat de kinderen “uitgespeeld” aan tafel kunnen. 2.2
De namiddagblok
De namiddagblok is voor de meeste kinderen het actiefste moment van de dag. Deze blok kan opgesplitst worden in 2 delen: voor en na het 4-uurtje. Deze blok kan echter ook in zijn geheel gelaten worden voor een grotere activiteit als een tocht, kajakken, groot spel, … Vergeet zeker het 4-uurtje niet in te plannen in de activiteit. Hou ook bij deze blok rekening met de weersomstandigheden: Te warm of te veel zon demotiveert de kinderen tot deelnemen aan de activiteit. Zorg voor een schaduwrijke of frissere locatie. In de winter is deze blok vaak de “warmste” en is het aangeraden tijdens deze blok buiten te spelen. Ook deze blok dient duidelijk afgesloten te worden zodat de kinderen niet overactief aan de tafel komen te zitten. 2.3
De wake of avondblok
Een avondwake is een gezellige, sfeervolle avondvulling, met als doel een rustige overgang te hebben van dag naar nacht. Het is ook een degelijke voorbereiding om de kinderen geleidelijk naar de rust en kalmte van het slapengaan te brengen. Hierdoor ga je het veel gemakkelijker hebben tijdens de wacht. Speel dus nooit rugby als avondwake! Een avondwake is een belangrijk moment, wat dikwijls eens verwaarloosd wordt. Zelfs na een schitterende dag voor de kinderen kan een prettige wake de kroon op het werk zijn. Wat kan je zoal doen? Een verhaal vertellen (aangepast aan je groep, kan eventueel i.v.m. het thema). Zang. Poppenkast: Je kan zelf poppenkast spelen of dit door de kinderen laten doen. Verder kan dit gelinkt worden aan een andere activiteit door in de namiddag bijvoorbeeld al samen met de kinderen de poppen te knutselen. Zie ook “Creatief spel” Kaderschool Duinen-Heide
134
Opstellen van een dagprogramma
Quiz Kringspelen (afgewisseld met andere activiteiten) Film, dia‟s Schimmenspel Muziek beluisteren of muziek spelen Avondsspel
Al deze vormen worden in de syllabus verder uitgewerkt volgens specifieke mogelijkheden.
3 3.1
Invullen van het programmablad De verschillende onderdelen
Datum: De dag waarvoor dit programma wordt opgemaakt.
Groep: De leeftijdsgroep waarvoor dit programma wordt opgemaakt.
Hoofdanimator: Wie is de eindverantwoordelijke van de groep?
Animator: Wie staat er in de leiding?
Zon - én regenprogramma Wat is een zonprogramma? De geplande activiteiten kunnen buiten worden gespeeld. Wat is een regenprogramma? De geplande activiteiten moeten noodgedwongen binnen plaatsvinden. Welke spelen voorzie je in deze programma‟s? Probeer hier zoveel mogelijk informatie door te geven zodat de kampleiding en je medeleiding weet wat er gaat gebeuren in functie van het weertype.
Kaderschool Duinen-Heide
135
Opstellen van een dagprogramma
Speluitleg verantwoordelijke: Dit is de persoon die de speluitleg zal geven aan de groep en als eindverantwoordelijke instaat voor deze activiteit.
Speltuitleg: Wie is er naast de speluitleg verantwoordelijke ook nog als leiding aanwezig?
Vrij: Elke leid(st)er heeft recht op één vrije blok per dag, behalve als er grote activiteiten zoals een dagtocht gepland zijn.
Plaats: De keuze van de plaats voor de activiteit is belangrijk. Door duidelijk de plaats te vermelden, kan de kampleiding voorkomen dat twee groepen op dezelfde plaats hun activiteit laten doorgaan. In dringende gevallen moet de kampleiding op elk moment weten waar de groepen zich bevinden.
Materiaal: Welk spelmateriaal kan je gebruiken om je activiteit te doen slagen? Vermeld zoveel mogelijk materiaal als geheugensteun voor de speluitleg verantwoordelijke en de medeleiding. Alvorens te vertrekken naar de plaats van de activiteit, controleer altijd het programmablad en ga na of je alle materiaal hebt. Je activiteit staat of valt bij het materiaal!
Kaderschool Duinen-Heide
136
Opstellen van een dagprogramma
3.2
Waar moet je nog rekening mee houden bij een dagprogramma? Zorg dat alle velden goed ingevuld zijn: hoe meer informatie, hoe groter de slaagkans van je activiteit. Wees creatief in je activiteiten en zorg voor een goede inkleding. De kinderen zullen meer interesse tonen als er een verhaaltje rond het spel/activiteit is gewikkeld. Een regenprogramma dat niet gebruikt wordt, is goed voor een volgende gelegenheid. Vraag aan de kinderen bij het begin van het kamp welke activiteiten ze graag zouden doen gedurende het kamp. Tracht hiermee rekening te houden. Als je een grote activiteit hebt gepland, die verschillende blokken in beslag neemt, vermeld dan duidelijk dat het om een grote activiteit gaat. Als je een activiteit hebt gepland waar je geen vaste plaats hebt, bijvoorbeeld een bekentocht, vermeld dan zeker zowel het beginpunt als het eindpunt. Als personen hun stagespel in een bepaalde blok gaan geven, vermeld duidelijk dat het om hun stagespel gaat! Zeer belangrijk voor kampleiding! De persoon die “vrij” heeft, is de enige die niet aanwezig moet zijn bij de groep, de anderen blijven aanwezig bij de activiteit. Betrek iedereen bij het opstellen van het dagprogramma en overleg voldoende met je medeleiding. Hou rekening met de spelcurve van de dag.
Kaderschool Duinen-Heide
137
Organisatie van het jeugdwerk
ORGANISATIE VAN HET JEUGDWERK RvB
Secretaria at
DUINEN-HEIDE vzw
Kinderen
Kaderschool Duinen-Heide
Animatore Animatore nn
HoofdAnimatore n
138
Organisatie van het jeugdwerk
1. Definities De belangrijkste definities over jeugdbeleid en jeugdwerk. De meeste definities die je hier vindt, komen uit het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid en het decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid. Het zijn zeer compacte definities voor soms complexe begrippen. Meer informatie en duiding over deze begrippen vind je in: - Strax: Jeugdwerk verkent de toekomst (Van Bouchaute-Van De Walle-Verbist) - Gids voor het Sociaal-cultureel en educatief werk – Kluwer
Jeugdwerk: Groepsgericht sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door kinderen en jongeren van 3 tot 30 jaar, in de sfeer van de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd die daaraan deelneemt op vrijwillige basis en georganiseerd door particuliere jeugdverenigingen, of door gemeentelijke of provinciale openbare besturen.
Jeugd: Kinderen en jongeren van 3 tot 30 jaar. In het decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid is de max. leeftijd 25 jaar.
Jeugdwerker: Elke persoon die verantwoordelijkheid op zich neemt in jeugdwerk en aantoonbare ervaring heeft, of inspanningen levert op het vlak van vorming met betrekking tot jeugdwerk.
Plaatselijk jeugdwerk: Jeugdwerk dat zich hoofdzakelijk binnen de gemeente of het tweetalige gebied BrusselHoofdstad ontwikkelt en dat zich kan richten op specifieke doelgroepen of specifieke gebieden binnen de gemeente.
Intergemeentelijk jeugdwerk: Jeugdwerk dat voor een representatief aantal kinderen en jongeren uit een beperkt aantal aangrenzende gemeenten wordt opgezet en dat van dezelfde aard is als het plaatselijk jeugdwerk.
Kaderschool Duinen-Heide
139
Organisatie van het jeugdwerk
Bovenlokaal jeugdwerk: -
Waarvan de belangen het gemeentelijk niveau te boven gaan en toch de belangen van de gehele Vlaamse gemeenschap niet zodanig raken dat een Vlaamse beslissingsbevoegdheid wenselijk is.
-
Wat niet van dezelfde aard is als van het plaatselijk jeugdwerk of wat door de aard van de werking een beperkte doelgroep heeft in een groot rekruteringsgebied.
Provinciaal jeugdwerk: -
De bovenlokale of provinciale tussenstructuren van de landelijke jeugdorganisaties.
-
De jeugdwerkinitiatieven met een bovenlokaal of provinciaal bereik.
-
Het provinciaal jeugdwerk kan zich richten op specifieke doelgroepen.
Landelijk georganiseerde jeugdverenigingen: Een privaatrechtelijke organisatie die blijkens haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet met deelnemers uit vier provincies van het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.
Een cultuureducatieve vereniging: Is een vereniging zonder winstoogmerk die in hoofdzaak activiteiten opzet waarbij de jeugd individueel of in groep leert omgaan met artistieke expressiemogelijkheden of met vormen van erfgoed. Ze hebben tot doel de culturele competentie van de jeugd te verhogen, de creativiteit van de jeugd te stimuleren en de participatie van de jeugd aan het cultuuraanbod te verhogen.
Participatievereniging voor jeugd hebben tot doel de participatiegraad van de jeugd aan het beleid te verhogen.
Communicatieverenigingen voor jeugd hebben tot doel de communicatie over en door de jeugd te stimuleren.
Informatieverenigingen voor jeugd hebben tot doel een informatieaanbod voor de jeugd aan te bieden.
Kaderschool Duinen-Heide
140
Organisatie van het jeugdwerk
Kinderrechtenverenigingen voor jeugd hebben tot doel specifieke informatie- of sensibiliseringsinitiatieven op te zetten met het oog op de promotie van de rechten van het kind en te rapporteren over de rechten van het kind.
Jeugdbeleid: Het geheel van maatregelen van de overheden over de doelgroep jeugd Het is een uitdrukking voor een globale en veelomvattende categoriale benadering.
Jeugdwerkbeleid: Het geheel van maatregelen van de overheden over het jeugdwerk Het is een uitdrukking een sectorale benadering. 2. BEGRIP JEUGD
Jeugd is de benaming voor de periode dat iemand kind is, dus nog niet volwassen.
Het is ook de verzamelnaam voor alle personen die jeugdig zijn en wordt ook wel in het adjectief "jeugdig" gebruikt om het zich jong gedragen of jong lijken mee aan te duiden. Jeugd is leeftijdsbepaald, maar leeftijdsgrenzen zijn veranderlijk. Er kan gesteld worden dat de biologische rijping het einde markeert van de kindertijd. Tegenwoordig is dat gemiddeld op ongeveer 12-jarige leeftijd. Jongeren worden echter pas helemaal volwassen als ze sociaal zelfstandig zijn. Juridisch is men volwassen op 18-jarige leeftijd. Dan heeft men passief en actief stemrecht en is een onafhankelijk handelend rechtspersoon. Rond die tijd voltooien veel jongeren ook hun secundaire scholing en beginnen met een universitaire studie of werkkring en beginnen ze hun eerste serieuzere relatie. Kaderschool Duinen-Heide
141
Organisatie van het jeugdwerk
Het begrip jeugd - als benaming voor een bepaalde periode - heeft gestalte gekregen in de 18e eeuw. De ideeën van Locke en Rousseau zijn daarbij van grote invloed geweest. Jeugd is een interessante doelgroep, zowel voor de commercie als de politiek. Jeugdparticipatie is de actieve betrokkenheid van jeugd bij de samenleving.
3. BEGRIP JEUGDWERK Jeugdwerk is de verzamelnaam die in Vlaanderen wordt gebruikt voor jeugdverenigingen zoals jeugdbewegingen, jeugdhuizen, speelpleinwerkingen, enz. De wettelijke definitie luidt: groepsgericht sociaal-cultureel werk op basis van nietcommerciële doelen voor of door de jeugd, die daaraan deelneemt op vrijwillige basis, in de sfeer van de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en georganiseerd door particuliere jeugdverenigingen, of door gemeentelijke of provinciale openbare besturen.
4. GESCHIEDENIS VAN HET JEUGDWERK Geschiedenis van het jeugdwerk: een b(l)oeiend verhaal. De geschiedenis van het jeugdwerk is een bloeiend en boeiend verhaal. Dit verhaal resulteert in een divers en dynamisch jeugdwerklandsschap dat uniek is in Europa.
Twee spanningsbogen: Het jeugdwerk speelde doorheen de geschiedenis steeds goed in op het algemeen maatschappelijk klimaat. Maatschappelijke evoluties hebben dan ook een grote impact op de evolutie van het jeugdwerk. Doorheen de geschiedenis kunnen we dit spiegelen op twee spanningsbogen: -
Georganiseerd worden versus zelforganisatie.
-
Afscherming eigen jeugdland versus jeugdwerk als schakel in de maatschappelijke realiteit van kinderen en jongeren.
Kaderschool Duinen-Heide
142
Organisatie van het jeugdwerk
4.1
Start van het jeugdwerk: 1850 – 1900
Maatschappij
Jeugdwerk
Rol overheid
Patronaten: opvoedkundige lessen op godsdienstige basis, Industrialisatie
kledij, voedsel, spel
Ontwrichting
Emancipatiebewegingen:
Liefdadigheid
Studentenbewegingen voor
Verzet
Vlaamse ontvoogding en
Geen rol staat Burgerij Kerk versus staat
politieke jeugdafdelingen (vorming en actie)
4.2
Differentiatie en verzuiling: 1900 - 1940
Maatschappij
Jeugdwerk
Rol overheid
Van patronaat naar Chiro Van Vlaamse studentenbeweging naar Ontwikkeling van en strijd
Katholieke actie
tussen de zuilen
Nieuwe jeugdbewegingen
Zeer beperkt
Speelpleinen in enkele gemeenten
Kaderschool Duinen-Heide
143
Organisatie van het jeugdwerk
4.3
Tweede wereldoorlog: 1940 - 1945
Maatschappij Democratie in verdrukking Wervende kracht fascisme
4.4
Jeugdwerk Collaboratie NSJV Kerkelijk jeugdwerk onder druk
Rol overheid Poging tot staatscontrole Protest kerk
Welvaart en bloei: 1945 – 1965
Maatschappij
Jeugdwerk
Rol overheid
Welvaartstaat
Sterke jeugdbewegingen
Actieve rol NDJ
Consumptie
Start van concurrentie en
Koepelvorming
Popcultuur
differentiatie
Nationale Jeugdraad
4.5
Discussies, creativiteit en experiment: 1965 – 1990
Maatschappij
Jeugdwerk
Rol overheid
Daling jeugdbewegingen: op Opleidingsniveau Protest Welzijn/kwaliteit Economische crisis
zoek naar nieuwe
Actief ondersteunen van
pedagogische invulling
vernieuwing
Experiment en nieuwe
Steun aan lokale initiatieven
vormen: jeugdhuizen, JIC,
Opkomst van lokale
JAC, WKJ, lokale jeugdraden,
jeugddiensten
...
4.6
1990 - 2008: Welvaart en bloei, deel II
Maatschappij
Jeugdwerk
Rol overheid
Jeugdbewegingen klimmen uit het dal Jeugdhuizen en speelpleinen
Vlaamse autonomie
Postmodern zoeken
groeien sterk door
Ontwikkeling gemeentelijk
Participatie en inspraak
decentralisatie van
jeugdbeleid
gemeentelijk jeugdbeleid
Vlaamse ondersteuning
Verbreding en diversifiëring van de sector jeugd
Kaderschool Duinen-Heide
144
Organisatie van het jeugdwerk
4.7
Vandaag
Het jeugdwerk is en blijft zoekend en spelend onderweg. De jongeren van vandaag maken de geschiedenis. En binnen 20 jaar kunnen we hier misschien een nieuwe periode aan toevoegen.
5. BELEIDSACTOREN Op Vlaams, provinciaal en lokaal niveau zijn er verschillende spelers om jeugdbeleid mee vorm te geven en uit te voeren. Zowel op Vlaams, provinciaal en lokaal niveau zijn er actoren actief om jeugdbeleid vorm te geven en jeugdbeleid in uitvoering te brengen. Elk beleidsniveau heeft een wetgevende en uitvoerende macht.
Niveau
Wetgevend
Uitvoerend College van schepenen en
Lokaal niveau
Gemeenteraad
burgemeester Schepen voor jeugd Lokale jeugddienst
Provinciaal niveau
Bestendige deputatie Provincieraad
Deputé voor jeugd Provinciale jeugddienst Vlaamse regering
Vlaams niveau
Vlaams Parlement
Minister van jeugd
Commissie voor cultuur, jeugd,
Kabinet
sport, media
IVA Sociaal-cultureel werk voor jeugd en volwassenen
5.1
Gemeentelijk beleid
Elke Vlaamse gemeente voert op dit moment een jeugdbeleid en vult dit op zijn eigen manier in, maar steeds op basis van het decreet gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid.
Kaderschool Duinen-Heide
145
Organisatie van het jeugdwerk
Het decreet gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid. In 1993 werd het decreet op het gemeentelijk jeugdwerkbeleid gestemd. Om het gemeentelijk jeugdwerkbeleid beter af te stemmen op het provinciale jeugdwerkbeleid werd dit decreet in 2003 samengevoegd met het decreet op het provinciale jeugdwerkbeleid. In 2006 onderging dit decreet een laatste wijziging zodat we nu spreken over het decreet gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid (afkorting van de officiële decreetbenaming). Elke gemeente heeft de taak tot het voeren van een gemeentelijk jeugdbeleid. Elke gemeente vult dit in op basis van de eigen gemeentelijke situatie, noden en behoeften. Het gemeenschappelijke kader wordt ingevuld door het decreet. De vrije invulling gebeurt in het gemeentelijk jeugdbeleidsplan. 5.1.1
Gemeentelijk jeugdbeleidsdplan
Om de 3 jaar nodigt Vlaanderen de 308 gemeenten uit om een gemeentelijke jeugdbeleidsplan op te stellen. In ruil voor dit plan ontvangt de gemeente subsidies van de Vlaamse overheid. De regeling van deze samenwerking is concreet opgenomen in het Vlaamse decreet op het gemeentelijk jeugdbeleid. Wie doet wat? Het gemeentelijk jeugdbeleidsplan moet tot stand komen met inspraak van
de plaatselijke jeugdverenigingen
kinderen en jongeren tussen 3 en 25 jaar
deskundigen inzake jeugd en jeugdwerk
de gemeentelijke jeugdraad
De oprichting van een gemeentelijke jeugdraad is een absolute voorwaarde voor de gemeente om beroep te kunnen doen op deze subsidie. De gemeente kan de jeugdraad om advies vragen bij alle beleidsmaatregelen met een impact op kinderen en jongeren. De jeugdraad kan ook op eigen initiatief adviseren. De gemeente moet de jeugdraad echter verplicht om advies vragen bij
het jeugdbeleidsplan en de jaarlijkse verantwoordingsnota
de uitvoering van het jeugdbeleidsplan
Kaderschool Duinen-Heide
146
Organisatie van het jeugdwerk
het uittekenen en uitvoeren van het gemeentelijk beleid t.a.v. het jeugdwerk
de eventuele afschaffing of vermindering van personeelssubsidies voor het jeugdwerk
Inhoud In het jeugdbeleidsplan moeten 2 hoofdstukken opgenomen worden:
jeugdwerkbeleid: de ondersteuning van het jeugdwerk
jeugdbeleid: het gemeentelijk beleid t.a.v. kinderen en jongeren
In beide hoofdstukken is er een driejaarlijkse prioriteit voorzien. Voor de periode 2008-2010 wordt er speciale aandacht gevraagd voor jeugdwerkinfrastructuur en jeugdinformatie. Hiervoor worden dan extra middelen voorzien. Het decreet voorziet structurele 'impulsen toegankelijkheid' voor gemeenten die meer dan gemiddeld te maken hebben met kinderen en jongeren uit maatschappelijk kwetsbare situaties. Tot slot moet ook een financieel overzicht aanwezig zijn het het plan. Loopt het spaak? Als de gemeente, zelfs na aanmaning door de Vlaamse overheid, geen jeugdbeleidsplan opmaakt, kan het jeugdwerk in die gemeente zelf een plan opstellen. Dit plan wordt beperkt tot de ondersteuning van het jeugdwerk. Het voorziene bedrag wordt hierdoor teruggebracht tot 80 %. De jeugdraad of het jeugdwerk die zich benadeeld voelen door de manier waarop de gemeente het jeugdbeleidsplan vorm geeft, kunnen bij de Vlaamse administratie bezwaar aantekenen bij:
5.2
de goedkeuring van het jeugdbeleidsplan
de goedkeuring van de jaarlijkse verantwoordingsnota
bij de uitvoering van het jeugdbeleidsplan Provinciaal beleid
Elke Vlaamse provincie voert op dit moment een jeugdbeleid en vult dit op zijn eigen manier in, maar steeds op basis van het decreet gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid.
Kaderschool Duinen-Heide
147
Organisatie van het jeugdwerk
In 1997 werd het decreet op het provinciaal jeugdwerkbeleid gestemd. Om het provinciale jeugdwerkbeleid beter af te stemmen op het gemeentelijk jeugdwerkbeleid werd dit decreet in 2003 samengevoegd met het decreet op het gemeentelijk jeugdwerkbeleid. In 2006 onderging dit decreet een laatste wijziging zodat we nu spreken over het decreet gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal jeugdbeleid (afkorting van de officiële decreetbenaming). Elke provincie moet een provinciaal jeugdbeleid voeren. Elke provincie vult dit in op basis van de eigen provinciale situatie, noden en behoeften. Het decreet is de gemeenschappelijke factor in elk provinciaal beleid. De vrije invulling gebeurt in het provinciale jeugdbeleidsplan. 5.2.1 Decreet lokaal en provinciaal beleid Het jeugdbeleidsplan moet, naast een financieel overzicht, 2 hoofdstukken bevatten: jeugdwerkbeleid en jeugdbeleid.
Decreet provinciaal jeugdbeleid Vlaanderen voorziet jaarlijks een budget van om en bij de € 1,35 miljoen voor de subsidiëring van provincies die: • zesjaarlijks een provinciaal jeugdbeleidsplan opmaken (2008-2013); • jaarlijks een verantwoordingsnota indienen; • bij de verantwoordingsnota van het derde jaar van de looptijd, een evaluatie en eventuele bijsturing van het lopende plan toevoegen.
Het provinciaal jeugdbeleidsplan moet tot stand komen met inspraak van: • de provinciale jeugdverenigingen, • deskundigen inzake jeugd en jeugdwerk, • de gemeentebesturen in de provincie, • de gemeentelijke jeugdraden in de provincie.
Het jeugdbeleidsplan moet, naast een financieel overzicht, 2 hoofdstukken bevatten: Jeugdwerkbeleid: het provinciaal beleid ter ondersteuning van het jeugdwerk. • op het vlak van de financiële, materiële en infrastructurele ondersteuning
Kaderschool Duinen-Heide
148
Organisatie van het jeugdwerk
• op het vlak van een diverser en toegankelijker jeugdwerk • op het vlak van de vorming van jeugdbegeleiders: „kadervorming‟ • op het vlak van het werken met gehandicapte jeugd
Jeugdbeleid: het provinciale beleid voor kinderen en jongeren. • hoe het jeugdwerkbeleid aansluiting vindt bij andere sectoren en overheden; • een selectie van beleidsmaatregelen met impact op kinderen en jongeren. Deze keuze moet gebeuren in overleg met de gemeentelijke jeugdraad; • hoe de provincie de gemeenten begeleidt en informeert bij de opmaak van een gemeentelijk jeugdbeleidsplan, in samenwerking met de deskundige en relevante actoren. De provincies ontvangen 80 % van het voorziene budget voor de uitvoering van het provinciale jeugdbeleidsplan. De overige 20 % moet ingezet worden ter ondersteuning van het jeugdwerk dat in hoge mate werkt met gehandicapte jeugd. De oprichting van een provinciale jeugdraad is een absolute voorwaarde voor de provincie om beroep te kunnen doen op deze subsidie. De provincie kan de jeugdraad om advies vragen bij alle beleidsmaatregelen met een impact op kinderen en jongeren. De jeugdraad kan ook op eigen initiatief adviseren. De gemeente moet de jeugdraad echter verplicht om advies vragen bij: • het jeugdbeleidsplan en de jaarlijkse verantwoordingsnota, • de uitvoering van het jeugdbeleidsplan, • het uittekenen en uitvoeren van het provinciaal beleid voor het jeugdwerk. De leden van de provinciale jeugdraad zijn: • de afgevaardigden van de provinciale jeugdverenigingen, • geïnteresseerde gemeentelijke jeugdraden, opgenomen door de jeugdraad, • geïnteresseerde jeugd die opgenomen worden door de jeugdraad, • politieke mandatarissen kunnen geen lid zijn van de gemeenteraad. De jeugdraad of het jeugdwerk dat zich benadeeld voelt door de manier waarop de provincie het jeugdbeleidsplan vorm geeft, kan bij de Vlaamse administratie bezwaar aantekenen bij: • de goedkeuring van het jeugdbeleidsplan, • de goedkeuring van de jaarlijkse verantwoordingsnota, • bij de uitvoering van het jeugdbeleidsplan.
Kaderschool Duinen-Heide
149
Organisatie van het jeugdwerk
5.3
Vlaams beleid
Het Vlaams beleid naar kinderen en jongeren toe situeert zich op verschillende domeinen. Hier spitsen we ons toe op het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid en het participatiedecreet. Het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid Op 18 juli 2008 werd het nieuw decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid gestemd door de Vlaamse Regering. Dit is hét kerndecreet voor de organisaties in het Vlaamse jeugdwerklandschap. Het decreet brengt namelijk alle ondersteuningsmaatregelen voor jeugdorganisaties samen, met uitzondering van een aantal organisaties die verblijfsaccommodatie voor de jeugd aanbieden. Het decreet wordt verder geconcretiseerd in een aantal uitvoeringsbesluiten. Deze zijn momenteel nog 'in wording'. We houden je verder op de hoogte van de ontwikkelingen! Andere beleidsinstrumenten De minister van Jeugd beschikt naast het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid nog over een heleboel andere beleidsinstrumenten om het jeugdbeleid in Vlaanderen vorm te geven.
Het Vlaams Jeugdbeleidsplan
Het participatiedecreet
Het decreet lokaal & provinciaal jeugdbeleid
Het decreet houdende erkenning & subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en ADJ
Het decreet Toerisme voor Allen
De criteria voor het toekennen van attesten aan jeugdwerkers
5.3.1 Vlaams jeugdbeleidsplan Het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid bepaalt dat er uiterlijk anderhalf jaar na het begin van een nieuwe legislatuur een nieuw Vlaams jeugdbeleidsplan moet liggen. Dat Vlaams jeugdbeleidsplan is de centrale toetssteen voor het beleid, met bijzondere aandacht voor het jeugdwerkbeleid en de rechten van het kind. Het plan komt tot stand na
Kaderschool Duinen-Heide
150
Organisatie van het jeugdwerk
inspraak van de jeugd en verschillende stakeholders. In het Vlaams jeugdbeleidsplan worden de doelstellingen van de Vlaamse Regering in alle bevoegdheidsdomeinen weergegeven, gekaderd binnen een algemene visie op de jeugd, het jeugdbeleid en de rechten van het kind. 5.4
Europees Jeugdbeleid
Een Europees jeugdbeleid bestaat (nog) niet. Verschillende supranationale instellingen hebben echter aandacht voor Jeugd(beleid). En 'jeugd' lijkt steeds meer een belangrijke actieterrein te worden. Officieel bestaat er nog geen Europees Jeugdbeleid. Dit tengevolge het subsidiariteitsbeginsel. Dit beginsel moet garanderen dat besluiten op een zo laag mogelijk niveau (zo dicht mogelijk bij de burger) worden genomen. Een besluit mag enkel op Europees niveau genomen worden, als dat niet net zo goed (of beter) op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau kan gebeuren. Dit houdt niet in dat er op Europees niveau geen aandacht is voor het beleidsdomein Jeugd. In tegendeel zelfs, tal van organisaties hebben binnen hun actieterrein aandacht voor Jeugd:
Benelux
Europese Unie
Raad van Europa
Toch blijft het hoofdzakelijk een Vlaams verhaal. In Vlaanderen zijn er tal van organisaties die aandacht hebben voor de Europese en Internationale tendensen inzake Jeugd:
Afdeling Jeugd
Vlaamse Jeugdraad
JINT
Steunpunt Jeugd
Kaderschool Duinen-Heide
151
Pleinspelen
PLEINSPELEN
Kaderschool Duinen-Heide
152
Pleinspelen
1
Omschrijving
Pleinspelen gaan bij voorkeur door op een open en groot plein en liefst bij mooi weer. Uiteraard is het ook mogelijk, en kan het wel leuk zijn, om bij licht regenweer een blok pleinspelen te organiseren. Dit met het oog op gepaste kledij en het douchemoment nadien.
2
Soorten
2.1
Estafetten
Competitiegericht, minstens twee groepen die het opnemen tegen elkaar. Concept van het spel: elk kind voert om de beurt over een welbepaalde, vooraf afgesproken afstand, een oefening uit. Als het hele team de opdracht juist uitvoerde, verdienen ze een punt. Vb: spinnengang, alfabetrace, kruiwagen, … 2.2
Ruwe pleinspelen
Bij voorkeur te spelen met oudere groepen. Het mag er wat heviger aan toe gaan, let wel op je eigen positie/houding als leiding in het meespelen. Je te hevig mengen in het spel kan pijn en traantjes veroorzaken. Vb: open de roos, dikke bertha, dunne bertha, uitbrekertje, 1 is te weinig, 3 is te veel, … 2.3
Balspelen
Spelletjes waarbij je vanzelfsprekend een bal nodig hebt en af en toe een “scheidsrechter”. Bijvoorbeeld: jagerbal, chinese voetbal, koningsbal, …
Kaderschool Duinen-Heide
153
Pleinspelen
2.4
Sportspelen
Bijvoorbeeld: voetbal, rugby, baseball, badminton, basket, hockey, volleybal, … 2.5
Vertrouwensspelen/teambuilding:
Sfeer creëren in je groep is van groot belang. Je moet immers een aantal dagen samen leven en dit probeer je best op zo een leuk mogelijke manier te doen. Vooraleer je sfeer kan creëren is er veiligheid nodig en dit kan je o.a. bereiken door het spelen van vertrouwensspelen. Dit spreekt heel erg aan bij oudere groepen.
Vb: open de roos, geblinddoekte spelen waarbij je begeleid wordt door iemand anders, je vrij laten vallen in een stevige kring met je groepsgenoten, … 2.6
Kennismakingsspelletjes
Bij de start van het kamp (wanneer de kinderen voor het eerst samenkomen) moet tijd gemaakt worden voor de kennismaking. Leer je groep op een leuke manier kennen en zorg ervoor dat ze elkaar ook leren kennen. Vb: ik hang in de bananenboom en doe de groeten aan …, ik ben …, rippel stippel, citroen citroen, … 2.7
Indelingsspelletjes
Ideaal om op een leuke manier groepen te maken. Het is namelijk niet altijd goed om de kinderen zelf te laten kiezen. Vb: Links of rechts laten kiezen, heel snel naar een hoepel lopen, volgens kleur van kledingstuk, … Kaderschool Duinen-Heide
154
Pleinspelen
2.8
Schuur- of zaalspelen:
Wanneer je beschikt over een schuur of zaal, is dit bij regenweer ideaal om te spelen. Bijvoorbeeld: hockey, voetbal, badminton, alle pleinspelen die mogelijk zijn op harde ondergrond, …
3
Spelenbundel
Omdat de lijst van spelen oneindig is, hebben we getracht de meest gebruikte, gekende en origineelste spelletjes te verzamelen. Deze kan je raadplegen in de aparte spelenbundel van Jeugdvakanties Duinen-Heide.
Kaderschool Duinen-Heide
155
Promo en rekrutering
PROMO EN REKRUTERING
Kaderschool Duinen-Heide
156
Promo en rekrutering
PROMO EN REKRUTERING BINNEN DUINEN-HEIDE Elk jaar hebben we zo‟n dertien kampen… Elk jaar komen er heel wat kinderen naar die kampen om er de tijd van hun leven te hebben... Elk jaar staan er ook weer heel wat (hoofd)animatoren klaar om ze daarbij te helpen… Deze kampen zouden echter niet plaatsvinden zonder de nodige promo en rekrutering…
1. WAAROM HEBBEN WE PROMO EN REKRUTERING NODIG?
Een organisatie moet blijven groeien. Er is nood aan een voortdurende instroom van nieuwe mensen. Zij staan immers garant voor een goede werking, nieuwe en vernieuwende ideeën!
2. HOE PAKKEN WE DIT AAN? Dit kan door een continue wisselwerking tussen behoefte en voorstel. Actief op zoek gaan naar manieren om mensen aan te spreken, promo die echt aantrekt! Er zijn immers heel wat organisaties in het jeugdwerk. Om door de bomen het bos te zien, moet je als organisatie opvallen: een mooie folder, leuke activiteiten,… Als organisatie zou je minstens 8 manieren moeten hebben om reclame te maken en een breed publiek te bereiken. 2.1
Maar wat als je een landelijke vereniging bent?
Als je een lokale organisatie bent, kent iedereen je vereniging wel. Helaas geldt dit niet voor een landelijke vereniging. Je hebt niet overal mensen op de hoek wonen die reclame kunnen maken. Daarom moet er gewerkt worden aan onze herkenbaarheid. Dit kunnen we doen door mond-aan-mondreclame, door goede activiteiten te organiseren, door kerstmarkten af te schuimen om te flyeren… Door overal aanwezig te zijn.
Kaderschool Duinen-Heide
157
Promo en rekrutering
3. REKRUTEREN… EN HOUDEN! Aangezien er heel wat organisaties in het jeugdwerk zijn, gaan animatoren vaker op zoek naar meerdere verenigingen om zich in te zetten. Ze blijven ook minder lang in een organisatie. Op zich mag dit geen probleem zijn (zo doe je immers nieuwe ideeën op), maar voor een vereniging is dit nefast. Daarom wil Duinen-Heide zijn vrijwilligers zo goed mogelijk ondersteunen en in de watten leggen.
Ook jij kunt helpen! Neem enkele folders mee en maak volop reclame op school, bij broer of zus, in de straat,… Iemand enthousiast horen praten over een organisatie is nog steeds de beste reclame!
PROMO EN REKRUTERING IN HET ALGEMEEN Stel: je wil een fuif organiseren met een groep vrienden. Om veel volk naar je fuif te lokken en heel wat geld in het laatje te brengen heb je de nodige reclame nodig… 1. HOE MAAK JE RECLAME VOOR EEN FUIF, EEN EVENEMENT,…?
1.1
Affiches
Een affiche is hét instrument om reclame te maken. Maar wat mag je nu niet vergeten? ▪
De 5 W‟s: wie, wat, waar, wanneer en waarom
▪
Een eye-catcher: een goede blikvanger doet het steeds!
▪
Een aanlokkelijk voorstel (verkleed komen, gratis consumptie,…)
▪
Duidelijke uithangplaatsen: in de meeste steden heb je aanplakborden. (Ze zomaar ergens opplakken is illegaal!)
1.2
Netwerkkanalen
Gebruik facebook, netlog, je MSN-nickname,…! Deze internetkanalen zijn er ook om gebruikt te worden. Zo spreek je ook een heel breed publiek aan!
Kaderschool Duinen-Heide
158
Promo en rekrutering
1.3
Mond-aan-mondreclame
Zoals reeds eerder werd vermeld is dit nog steeds de ideale reclame! Enthousiast je vrienden aansporen om te komen werkt! 1.4
Andere
Maak T-shirts, balpennen,…
www.duinen-heide.be
Kaderschool Duinen-Heide
159
Spel en leeftijd
SPEL EN LEEFTIJD
Kaderschool Duinen-Heide
160
Spel en leeftijd
De interesses en vaardigheden van een kind zijn in sterke mate afhankelijk van de leeftijd. Vooraleer we van wal steken met concreet spelmateriaal, moeten we eerst een stukje ontwikkelingspsychologie bekijken waar we meteen een sprong maken naar de kleuters. Pasgeborenen, zuigelingen en peuters behoren niet tot onze doelgroep. Na de fysieke, psychische en sociale kenmerken van de verschillende leeftijdsgroepen overlopen we per categorie enkele geschikte spelletjes. De klemtoon ligt op kinderen tussen 6 en 14 jaar. Praktijk is de beste leerschool en het kan dus ook helpen om zelf terug te denken aan je eigen kinderjaren.
1
Kleuter (3 – 6 jaar)
1.1
Fysiek
Een kleuter staat stevig op zijn beide benen. De motoriek blijft zich verder ontwikkelen. 1.2
Psychisch
De kleuter krijgt besef van tijd en ruimte: nog twee keer slapen, en dan komt Sint-Niklaas. Niet alleen het doen telt, ook het resultaat is van belang. Kleuters worden nieuwsgierig: 'Waarom?' wordt dan ook een vaak gehoorde vraag. Je kan ook al eenvoudige afspraken maken.
Kaderschool Duinen-Heide
161
Spel en leeftijd
1.3
Sociaal
De kleuter begint oog te krijgen voor de anderen. Er worden groepjes gevormd en spullen worden verdeeld (eigendomsrecht). Er ontstaan ook verbale conflicten: "Gij moogt niet naar mijn feestje komen, mijn papa is van de politie, …" 1.4
Spelletjes
Naast de spelletjes die zich toespitsen op de motoriek (tikkertje en verstoppertje), moet er veel aandacht besteed worden aan de receptieve spelen. Scheppend kan hij zijn gang gaan met duplo, zand, water, kleurpotloden en bouwblokken. Hij speelt graag de wereld van de volwassene na: winkeltje, doktertje, school, … Laat ze op de kinderboerderij met de verschillende dieren kennismaken. Ook kinderronden en –dansen doen het al goed. Bied vooral veel variatie.
2. JONGERE SCHOOLKIND (6 – 9 JAAR) 2.1
Fysiek
Het uithoudingsvermogen neemt toe. De kinderen lijken onvermoeibaar, en recupereren zeer snel. Toch staat de motoriek nog niet volledig op punt. Op één been springen lukt bv nog niet altijd, en bepaalde sporttechnieken krijgen ze nog niet onder de knie. 2.2
Psychisch
Deze kinderen aanvaarden het gezag van de volwassenen. Er kunnen duidelijke afspraken gemaakt worden, mits er ook een verantwoording volgt. Hij is er vooral op uit om ervaringen op te doen. Abstract denken lukt dan weer heel moeilijk. De kinderen kunnen zich nog niet lang concentreren en ze hebben nood aan variatie.
Kaderschool Duinen-Heide
162
Spel en leeftijd
2.3
Sociaal
Ze zijn uit op competitieve spelletjes, hebben nood aan een "beste vriend", vormen groepjes. Overigens is de grens tussen kleuter en lagere schoolkind niet zo diffuus als in de meeste andere gevallen. Op 6 gaat een kind naar school, kan lid worden van de scouts of gaat naar de tekenacademie. 2.4
Spelletjes
Zorg voor voldoende competitieve spelen. Wie is de snelste, de sterkste, de eerste, … Intelligentere sprookjes, beroemde verhalen en de themawerking treffen in deze kleine kinderen een dankbaar publiek. Duplo is ingeruild voor lego en bouwpaketten. Ingewikkelde, conceptuele spelen zijn niet aan hen besteed. Fantasierijke en verkennende spelen bevredigen hun nieuwsgierigheid. Een uitnodigend speelterrein en een op maat gemaakt lokaal zijn belangrijk: een verkleedhoek, een kamp, een spiegel met schminkmateriaal, … Het biedt hen vertrouwdheid en een zekere structuur, die ze toch wel nodig hebben. Speel in op onverwachte situaties: wanneer plots een vogeltje zich te pletter stort tegen het raam van het lokaal, kan je best de activiteit onderbreken en het beestje samen met hen begraven. Hou rekening met beperkingen: het is geen evidentie dat de kinderen kunnen lezen of zwemmen.
3. OUDERE SCHOOLKIND (9 – 12 JAAR) 3.1
Fysiek
Motorisch kunnen deze kinderen nu zowat alles aan. Vele kinderen lijken op mini-atleten. Onvermoeibaar. 3.2
Psychisch
Het oudere schoolkind wordt kritischer en zal een aanvaardbare motivatie verlangen bij elke afspraak die er gemaakt wordt. Hij blijft enorm leergierig en vaak ontluikt er al een
Kaderschool Duinen-Heide
163
Spel en leeftijd
prille vorm van verantwoordelijkheidsgevoel. Dikwijls denken ze nog ongenuanceerd. De kinderen hebben ook een verzamel- en classificeerzucht. 3.3
Sociaal
Deze kinderen zijn heel competitief gericht. Er kunnen grote groepen gevormd worden. Sommige kinderen krijgen een duidelijke rol, ze werpen zich bv op als groepsleider.die het reilen en zeilen van een groep kunnen verrijken maar ook bemoeilijken. Kliekjesvorming en pesten zijn vaak voorkomende kwalen in deze leeftijdscategorie. Meisjes en jongens hebben andere interesses, omdat de meisjes dikwijls al veel volwassener zijn. De kliekjesvorming en het ontwikkelingsverschil tussen de beide geslachten maken het een uitdaging om toch samen te spelen. 3.4
Spelletjes
Uitdagender speelgoed, gadgets en modeverschijnselen, televisie, spektakel etc. dragen in sterke mate hun interesse weg. Sportieve spelen worden in dank afgenomen. Je kan je ook wagen aan moeilijkere bosspelen. In tegenstelling tot het jongere schoolkind, kan je er bij deze kinderen bv vanuit gaan dat ze het lezen goed onder de knie hebben. Geheimschrift spreekt vaak tot de verbeelding. Onderneem creatieve tochten: speurtocht, fotowandeling, … Kampen bouwen blijft een voltreffer. Fantasie-elementen worden nu vaker als "kinderachtig" afgewimpeld. Maar inkleding blijft belangrijk: deze moet dan beter aansluiten bij de interesses van de kinderen. Met een vleugje ironie krijgt de inkleding ook een frisse toets. Je kan ze ook af en toe zelf iets laten voorbereiden (onder een goede begeleiding).
4. DE JONGERE PUBER (12 – 14 JAAR) 4.1
Fysiek
Het lichaam krijgt te kampen met groeischeuten: de vroegere mini-atleten krijgen af te rekenen met fysieke disproporties (die ze dikwijls in hun ruime kleding proberen te verhullen) en andere lichamelijke
Kaderschool Duinen-Heide
164
Spel en leeftijd
kwaaltjes (puistjes, een overslaande stem, …). De puber wordt geconfronteerd met zijn eigen seksualiteit. 4.2
Psychisch
De fysieke verandering beïnvloedt ook de psychologie. De puber voelt zich volwassen, maar de maatschappij denkt er nog anders over. Hij weet met zichzelf ook niet altijd raad, daarom zijn ze zo gevoelig en gedragen ze zich dikwijls rebels. Pubers zijn uiterst kritisch. Op deze leeftijd wordt er geëxperimenteerd in de ruimste zin. Met groeiende interesse volgt de puber de actualiteit en de wereldproblematiek. Over het algemeen onderscheidt de puber zich van het “kind” door een ontwikkelder abstract denkvermogen. 4.3
Sociaal
De groep wordt bijzonder belangrijk. Het is in hun denkbeeld belangrijk erbij te horen. Daarom laten de pubers zich vaak opdelen in verschillende 'hokjes', wat zich dikwijls uit in een uniforme klederdracht en muziekkeuze. Aan de andere kant hebben ze vaak nood aan privémomenten. 4.4
Spelletjes
Pubers houden van uitdagingen (dropping, vlottentocht, enz.), denkspelen, groepssport rustige en losse babbels… Je kan inspelen op hun verantwoordelijkheidsgevoel. Ze zullen graagl eens iets voorbereiden voor de -12 jarigen. Andere voltreffers: muziek beluisteren of zelf actuele nummers zingen, film kijken en fuiven. Bij deze groep is het vooral belangrijk om verrassend uit de hoek te komen en zelf enthousiast te zijn. Op die manier krijg je de groep mee en kan een kamp lang nazinderen.
5. TOT SLOT Binnen Duinen-Heide, maar ook binnen andere organisaties, weet je niet altijd lang op voorhand voor welke leeftijdsgroep je als leid(st)er instaat. Ook binnen de leeftijdscategorieën kan er een grote diversiteit voorkomen. Bij de voorbereiding zal je over het algemeen het niveau van de kinderen eerder overschatten. Het is vanzelfsprekend dat de leeftijd niet de enige factor is die de kenmerken van de groep bepaalt. Er is het verschil in geslacht, interesses, achtergrond, … Vaak is het dan ook belangrijk heel gevarieerde en gedifferentieerde spelen voor te bereiden en aan te bieden. De eerste dagen is het ook wat aftasten en je groep goed leren kennen, om zo aangepaste spelen aan te reiken.
Kaderschool Duinen-Heide
165
Stadspelen
STADSPELEN
Kaderschool Duinen-Heide
166
Stadspelen
Een dorpje, een stad is de ideale plaats om een groot, leuk en origineel spel te spelen. Vaak spelen de kinderen een kamp lang in de bossen, op het plein,… Een stadsspel kan dus een aangenaam en prikkelend tussendoortje zijn… Stadspelen worden meestal met de iets oudere groepen gespeeld.
1. Voorbeeld van een stadsspel volgens MOLGATUI: Hoe-word-ik-snel-stinkendrijk-met-Monopoly-stadsspel? 1.1. Materiaal Gekopieerd monopolygeld (of nog beter: maak zelf je eigen dorpsgeld!) Stratenplan voor elke groep (dit kan een vereenvoudigde zelfgetekende versie zijn, waarop je de vier hoofdstraten tekent) met daarop de indeling van de straten tijdens het spel.
Voorbeeld 1:
1: 300 euro
2
8 Kerk + plein 7 6
3 4
5
Algemeen fondskaarten / kanskaarten (zelf in te vullen, maar vergelijkbaar met het echte gezelschapsspel)
Voorbeeld 2: Wat een pech! De maffia belegert je straat. In ruil voor bescherming, moet je 10% van je vermogen afstaan.
EHBO Flesjes water Spel kaarten Eigendomskaartje (controlekaart) per groep.
Kaderschool Duinen-Heide
167
Stadspelen
Voorbeeld 3: + prijswaarde Gebouw 1: naam + prijswaarde Functie?
Straat 1: Vitalstraat Straat 2: 50 euro Schoolgebouw: 100 euro Kinderen naar school laten gaan
Straat 3:
Gebouw 2: naam + prijswaarde Functie?
1.2. Omgeving Zoek een leuk dorp uit waar minstens 4 straten in verbinding staan met elkaar. Let wel dat deze wegen niet gevaarlijk zijn om de kinderen te laten lopen. Maak met hen afspraken rond veiligheid (Zie „veiligheid en aansprakelijkheid‟). 1.3. Leeftijd Dit spel is geschikt vanaf 12 jaar. Deze kinderen kennen al de regels die op straat gelden. Zij kunnen reeds tactisch denken, goed samenwerken, een taakverdeling toepassen,… 1.4. Groep Dit spel is geschikt voor een groep die houdt van uitdaging, competitie en die een wat ingewikkeldere spelvorm aankan. De groep wordt verdeeld in groepjes van drie (of twee, als er het aantal kinderen vrij laag is). Deze groepsindeling kan gebeuren aan de hand van een boek spelkaarten. Je neemt van elke soort drie kaarten (Vb: drie dames, drie heren,…). Elk kind trekt een kaart zoekt dan zijn teamgenootjes op. 1.5. Afbakening De afbakening van het terrein is, in dit geval, heel belangrijk voor de veiligheid van het kind. Duid op hun kaart aan waar ze wel / niet mogen komen. Is het dorp onbekend terrein voor de kinderen, verken dan zeker even – samen met hen – het parcours.
Kaderschool Duinen-Heide
168
Stadspelen
1.6. Tijd Dit spel is vrij intensief (de kinderen lopen heel wat af) en mag dus niet te lang duren (ongeveer een uur). Uiteraard hangt dit ook af van de weersomstandigheden. Is er een felle zon, geef ze dan voldoende water en laat ze een hoofddeksel dragen! Dit spel wordt dan ook beter in de ochtend of na vier uur gespeeld. Spreek met de kinderen een bepaald uur af om te verzamelen ook al is het spel niet beëindigd. 1.7. Uitleg
Doel:
Op het einde van het spel zoveel mogelijk geld hebben.
Spelverloop:
Mister Money vertelt (al hoestend en rochelend): „Lang geleden kocht ik dit dorpje en ook heel wat andere dorpen en steden in de buurt. Veel er van groeiden uit tot welvarende steden. Alleen in dit dorp heb ik mijn doel niet kunnen realiseren. Nu het einde van mijn leven nadert, doe ik afstand van mijn levensproject. Het is nu aan de jeugd om er nieuw leven in te blazen. Verover de straten en maak er een bruisende stad van! Diegene die daar het best in slaagt, wint mijn erfenis! (Wacht even) Ik kan me goed voorstellen dat jullie niet weten hoe je daaraan begint. Wel luister goed. Straks mogen jullie naar het startpunt gaan. Telkens je een stuk straat passeert, kun je dit kopen met jullie startbudget. De kostprijzen staan vermeld op jullie stratenplan. Denk er wel goed over na, neem niet het eerste het beste, maar wacht ook niet te lang, want anders eindig je misschien met je laatste keus… De burgemeester zal jullie een eigendomsakte geven en het geld in ontvangst nemen. Eenmaal de straten verdeeld zijn, is het aan jullie. Door rond te lopen, en langs het startpunt te passeren, kun je geld verdienen (wel 200 euro!). Je mag echter niet getikt worden door de andere ploegen. Zij mogen jou tikken als je in hun straat loopt. Dan moet je hen een bepaald bedrag betalen (staat vermeld op de controlekaart). Het geld dat je via start verdiend hebt, kun je opsparen tot je een gebouw kunt kopen. Hoe meer gebouwen, hoe meer geld iemand moet afstaan als ze door jou getikt worden. Verder moet je goed uitkijken voor de maffia. Hun loopjongen kan geld van je aftroggelen. Paai hem, wees lief voor hem, doe een opdracht en geef zo minder geld af. Ook vrouwe Fortuna loopt ergens rond. Bij haar gooi je met de dobbelstenen. Het lot beslist immers alles. Kaderschool Duinen-Heide
169
Stadspelen
Gooi je een even aantal ogen, krijg je een kanskaart. Wie weet win je wel de lotto… Maar gooi je een oneven aantal ogen, krijg je een algemeen fonds-kaart. En dan kan die belastingsopslag je zuur opbreken. Veel succes!‟
Tips voor de leiding:
3. Zorg dat elk groepje ongeveer evenveel straten in bezit heeft! 4. Bekijk op voorhand welke gebouwen ze kunnen kopen en wat deze waard zijn. 5. Het startgeld kan verhoogd / verlaagd worden afhankelijk van de nood. 1.8. Inkleding
De inkleding van het spel zit verwerkt in de speluitleg. Om het spel nog beter te maken, kun je ook zelf geld maken, met ouderwetse aktes werken,…, verkleedkledij gebruiken: 6. Mister Money: gekleed zoals het mannetje van Monopoly. Een bolhoed, sjiek pak, een loopstok,…
7. Loopjongen maffia: korte broek, hoge sokken, bretellen, hemdje, petje,… zoals een jongen uit de jaren „20 8. Vrouwe Fortuna: zoals een waarzegster: lange rok, sjaaltje rond het hoofd, kaarten in de hand,…
Kaderschool Duinen-Heide
170
Belonen en straffen
BELONEN EN STRAFFEN
Kaderschool Duinen-Heide
171
Belonen en straffen
1. INLEIDING Als instap voor deze sessie kan men zich afvragen waarom de sessie bewust niet “straffen en belonen” wordt genoemd. Het doel van elke leider zou tenslotte moeten zijn om het straffen als uitzondering te gebruiken en het belonen als regel. Het optreden als leider in de groep zal dan ook steeds aan bod komen. Een leider moet voor zichzelf ook uitmaken wie hij wil zijn voor de kinderen. Is hij leider, begeleider, vriend, scheidsrechter,… Kinderen zullen consequent en correct handelen weten te waarderen. 2. BELONEN De animator die met kinderen op kamp gaat zal in de eerste plaats de kinderen op een positieve en opbouwende manier moeten benaderen. Hoe moeilijk het ook is om niet van een eerste indruk uit te gaan, toch verdient elk kind verschillende kansen. En zelfs meer dan één. Waar begin je dan als leider? Het uitzetten van krijtlijnen is dan ook van groot belang. Tot waar mogen de kinderen gaan? En bovenal, hoe komen ze dit te weten en hoe zal er beloond worden als de regels worden nageleefd. In leiding staan is niet iedereen gegeven vanaf het eerste moment. Gebruik als leider een aantal tools die het voor de kinderen makkelijker maken om te wennen aan de nieuwe structuur op kamp. We sommen er enkele op: gebruik je medeleiding om samen aan „één‟ zeil te trekken. Zorg dat de neuzen in één richting staan en de kinderen zullen snel merken dat het menens is. Ze mogen nooit het idee hebben dat bij de ene meer mag als bij de andere. praat met de kinderen ook over welke afspraken zij belangrijk vinden. Inspraak zorgt ervoor dat de kinderen het gevoel hebben dat hun mening ook telt. Een ideaal moment is net na aankomst op de kampplaats. zorg ook voor een sfeer waarin kinderen ook kind kunnen zijn. Vergeet niet dat ze op kamp zijn, dat ze sowieso erg uitgelaten zijn. De aanwezigheid van vrienden bevordert de sfeer natuurlijk ook.
Kaderschool Duinen-Heide
172
Belonen en straffen
Hou er rekening mee dat sommige deelnemers reeds verschillende keren op kamp zijn geweest. Zij kennen het klappen van de zweep! Zij zullen een onbewuste invloed hebben bij het maken van de afspraken. Belonen is mooi maar het mag nooit als chantagemiddel worden gebruikt. Het lijkt misschien onmogelijk want voor elke leider is het soms een makkelijke oplossing. In het volgende stukje hebben we het nog over het raken van een intrinsieke of extrinsieke snaar bij de kinderen. We mogen er van uitgaan dat elk kind graag aandacht krijgt. Draaien we de situatie om dan zal het steeds naar aandacht vragen. Hoe het aandacht vraagt kan dan zowel op een positieve als negatieve manier gebeuren. Het onderscheiden van deze twee vraagt ervaring en varieert natuurlijk van kind tot kind. Ook hier moeten we van een positieve situatie uitgaan. Als het kind zich wél behoorlijk gedraagt, verdient het een positieve bekrachtiging. Als leider zou je dit gedrag zelfs extra mogen belonen. Een blijk van waardering kan als beste resultaat een sneeuwbaleffect hebben bij het kind zelf en wie weet zelfs bij heel de groep. We wijzen toch nog even op het feit dat de waardering het kind in zijn persoon moet raken. Snoepjes, later gaan slapen, mogen roken in ruil voor..., enz. kunnen misschien een oplossing zijn maar zeker niet als eerste redmiddel om de situatie op te lossen. Het resultaat zal slechts kortstondig zijn. Hoe geef je dan die blijk van waardering zonder dat het iets afgezaagd wordt? Het kan heel eenvoudig gebeuren. Een schouderklopje, enthousiaste blik of een positieve „duim omhoog‟ kan van een gewone een succeservaring maken. Zoals reeds vermeld werd, is het geven van inspraak ook een positieve manier van feedback geven. Het gebeurt in het kampkader en alle kinderen zijn er bij gebaat. Dit laatste kadert in het geven van verantwoordelijkheden. Een stelselmatige aanpak is erg nuttig. De bal mogen dragen, materiaal mogen ophalen en opruimen op het plein, groepen mogen kiezen, een avondwake leiden, … De leeftijd speelt eveneens een belangrijke rol, wat voor een kind van 7 een beloning is, is betutteling voor een jongere van 15.
Kaderschool Duinen-Heide
173
Belonen en straffen
Probeer aandacht te geven aan élk kind. In elke groep zitten kinderen die nooit opvallen. Zij gaan op in het groepsgebeuren. Ook zij verdienen een woordje van waardering op het einde van een geslaagde dag. Knoop met hen een gesprekje aan over iets van het kamp. Zij moeten even goed een band kunnen opbouwen met jou als leider. In geval zij worden terechtgewezen, kennen ze de leider niet alleen als scheidsrechter maar ook als vriend. Belonen, bevestigen, feedback geven… het zijn allemaal dingen die een heel kamp lang voordurend moeten gebeuren. 3. STRAFFEN Geen enkele leider straft graag. Scheidsrechteren is nooit fijn omdat dit als enige doel heeft om te controleren wie de regels volgt en wie niet. “Voorkomen is beter dan genezen” zou de gouden regel moet zijn. Neem de tips in acht die we reeds eerder gaven. Net als bij het positief bekrachtigen, moet je als leider een heel kamp lang de krijtlijnen bewaken. Zij het wel op een passieve manier als lijnrechter die enkel ingrijpt als het fout gaat. Elke animator moet voor zichzelf het evenwicht weten te vinden tussen optreden en aanvaarden van waargenomen gedrag. Wie helemaal niets door de vingers ziet en zich dictatoriaal opstelt in de groep, zal na korte tijd geen grip meer hebben op de groep. 4. CONSEQUENT ZIJN? EEN NOODZAAK! Het “consequent handelen” moet voor elke leider een toverwoord zijn! Eerst en vooral bedoelen we dat een leider zich niet iets kan veroorloven wat de kinderen ook niet mogen. Wat vandaag niet mag, mag morgen of overmorgen ook niet! Denk aan de krijtlijnen die van bij het begin van het kamp worden uitgetekend. Wijzig deze niet zomaar omdat kinderen structuur nodig hebben. Zoniet werk je moeilijk gedrag zeker in de hand. Natuurlijk vindt het oordeel over gesteld gedrag plaats op een continuüm dat moeilijk te definiëren valt. Je hoeft niet steeds even streng te zijn in uiteenlopende situaties. Tijdens
Kaderschool Duinen-Heide
174
Belonen en straffen
een avondwacht kan je onvoorwaardelijke stilte eisen terwijl de kinderen in het bos niet perfect per twee moeten lopen. Ook al is dit de openbare weg. Dreig ook niet met een straf die je niet kunt uitvoeren. Weet dat straffen ook veel tijd vraagt. De straf moet worden uitgevoerd zoals gevraagd en dit eist strikte opvolging. Er is een leider nodig die deze taak op zich neemt. 5. INTRINSIEK VS EXTRINSIEK De twee bovenvernoemde begrippen zijn bedoeld om een terrein aan te reiken zowel aan de beginnende als aan de ervaren leider. Met intrinsieke motivatie wordt bedoeld dat je tracht om de kinderen vanuit hun innerlijke te raken. Dit heeft als doel dat je een gedragsverandering verkrijgt die de kinderen als evident gaan beschouwen. Het kind past een stukje eigen normbesef aan omdat het vanuit zijn binnenste voelt dat het zich zo moet gedragen. Het resultaat van zo‟n gedrag is dat het op lange termijn een meer blijvend resultaat zal hebben. Het nadeel is dat een verandering niet zomaar plaatsvindt. Er gaat tijd over om een kind aan den lijve te laten ondervinden dat het zich op een bepaalde manier moet gedragen in die situatie zonder dat het in een bepaald gedragspatroon wordt geduwd door een begeleider. Het vraagt voor een kind ook een inspanning en een dosis goede wil om tot een goed resultaat te komen. Het extrinsieke van het kind raken is daarentegen veel makkelijker. Hiermee wordt bedoeld dat we een gedragsverandering willen bekomen door middel van een aantal externe factoren te koppelen aan een bepaald gesteld gedrag.
Concreet: Doet een kind iets goed, dan krijgt het hiervoor een beloning. Doet het iets slecht, dan zal het hiervoor gestraft worden. Het voordeel van deze techniek is dat het kind als individu heel snel weet wat er in welke situatie gebeurt. Nadeel is dat het kind enkel reflecteert op vlak van „ik mag dit niet want anders krijg ik straf‟, of omgekeerd: „ik doe dit want dan krijg ik een beloning‟. Zoals reeds eerder gezegd zijn kinderen in staat om dit in hun voordeel te gaan gebruiken. Ze “slijmen” bij de leider. De weinig ervaren leider kan het moeilijk hebben om écht, eerlijk gedrag te onderscheiden van het gedrag dat gesteld wordt om het extrinsieke, het kortstondige bij het kind aan bod te laten komen. Kaderschool Duinen-Heide
175
Belonen en straffen
6. BESLUIT Straffen doe je enkel als gedrag echt de spuigaten uitloopt. Als de sfeer en het groepsgebeuren onder een bepaald wangedrag gaat lijden. Wie de straf geeft, zorgt ook voor de afhandeling van de gegeven straf. Een straf volgt ook snel! Stel ze niet uit. Een kind kan heel moeilijk een latere straf koppelen aan eerder gesteld gedrag. Blijf in eerste instantie steeds rustig. Wangedrag los je niet op door zelf buitensporig gedrag te tonen. Neem een kind even bij je voor een korte time-out waarbij ruimte is voor een „opluchtmoment‟. Zowel voor jou, als leider, als voor het kind. Zorg voor een goede fasering in je straffen. Eerst een herinnering aan gemaakte afspraken, dan waarschuwingen (niet eindeloos natuurlijk) en pas nadien een echte concrete straf. Leg ook het doel uit van de straf. Geef ook even aan wat de oorzaak is, want niet elk kind is in staat om op het moment van misdragen ook die „klik‟ te maken. Zorg voor een straf, volg ze op en bespreek nadien ook met het gestrafte kind of de plooien zijn gladgestreken. Laat duidelijk verstaan dat je het nu een nieuwe kans geeft. Straffen die wel en niet werken zijn moeilijk op te sommen. Er zijn wel enkele do‟s en dont‟s die als tip kunnen dienen. Zo is een groepsstraf soms nuttig maar niet steeds even makkelijk. Ook de niet „stoute kinderen‟ worden gestraft. Geen eten geven is iets wat niet kan, wel bv. een dessertje weigeren. Aandacht is heel belangrijk voor een kind. Geen aandacht krijgen is voor elkeen een pijnlijke ervaring omdat het aanvoelt als een isolement. Hou het dus goed in de gaten en gun ook tijdig die nieuwe kans (door het weer toe te laten tot jouw, dat van de leider, gebeuren). Zorg ook voor eensgezindheid in de leidersploeg! Jij en nog enkelen zijn leider van de groep. Jullie beslissen over de hierboven besproken materie. Je mag het en je kunt het! Weet dat je het vertrouwen krijgt van de aanwezige kamp- of hoofdleiding. Maar maak op voorhand duidelijke afspraken, dat sterkt je zelfvertrouwen op de moeilijke momenten.
Kaderschool Duinen-Heide
176
Belonen en straffen
Als aanvulling op deze sessie geven we nog een andere visie mee op eventueel pestgedrag dat je als leider in de praktijk kan tegenkomen.
De “No Blame” aanpak’ De bundel die handelt over deze materie bevindt zich op het secretariaat van Jeugdvakanties Duinen-Heide. We willen dus alleen maar een instap geven die kan leiden tot een boeiende discussie over pestgedrag dat in de groep kan plaatsvinden. In onderstaande tekst geven we een aantal mogelijkheden om de discussie te bevorderen.
1
Waarom?
Een goede instap is het zoeken naar een overeenkomst over wat pesten nu eigenlijk is. Hoe zou je de pester en de gepeste juist omschrijven? Verwijst het enkel naar fysieke agressie? 2
HOE WEET JE DAT HET GEBEURT?
Er zijn maar twee manieren om te weten te komen dat er pesten aan de gang is. Ofwel observeer je de groep (wat je ziet en hoort), ofwel zorg je voor een goede communicatie (wat er aan ons verteld wordt). Ga eens na hoe pesten verstopt kan blijven? Weet dat wat je ziet en hoort steeds heel beperkt is. In het beste geval wijzen je observaties op de waarschijnlijkheid dat er iets mis is. Als je gevoelig bent voor de lichaamstaal van jongeren kan je de meest nauwkeurige conclusies trekken als je de jongeren observeert vanop een afstand en niet hoort wat ze zeggen. Wat er aan jou als leider verteld wordt (klikken). Weet dat veel pesterijen nooit gemeld worden. Er bestaan een aantal ongeschreven regels onder kinderen dat er iets mis is met verklikken. Het is belangrijk dat iedereen weet dat pesten ernstige gevolgen kan hebben voor zowel het individu als het groepsgebeuren. 3
HOE PAK JE HET AAN?
Kaderschool Duinen-Heide
177
Belonen en straffen
Niets doen is de makkelijkste oplossing. De reden kan zijn dat je het gewoon niet erger wilt maken of dat je niet weet wat de beste oplossing zou kunnen zijn voor het gestelde gedrag. Om hierop te oefenen, stellen we voor om te werken met enkele casestudies. Zoek naar enkele technieken en experimenteer naar hartenlust.
4
DE WARE TOEDRACHT?
De uitdaging voor de begeleiders is niet eenvoudig. Tenslotte zal veel van wat we doen om de situatie te veranderen niet werken. We benaderen de situatie vol emoties zoals woede tegenover de pester en sympathie voor de gepeste. Probeer om wraakgevoelens jegens de pester opzij te zetten. Je doel mag niet zijn om rechtvaardigheid te verkrijgen maar om het gedrag te veranderen van de pester. Denk aan het intrinsieke en het extrinsieke dat geraakt moet worden bij het kind in kwestie. Let ook op voor etikettering. Begin niet met kinderen in hokjes te duwen. Gepest worden is voor niemand fijn maar zoek niet naar problemen die er niet zijn. Behandel een kind niet als een depressief individu en de pester niet als de Bin Laden van het speelplein. Om de ware toedracht te weten te komen van het pesten lijkt het vanzelfsprekend dat we kinderen gaan ondervragen over de feiten en de oorzaken als we fout gedrag ontdekken. Jongeren zijn snugger genoeg om de antwoorden te geven die van hen verwacht worden. En een verhaal is steeds een eigen versie van de feiten en deze laatste zullen, bij vergelijking, elkaar steeds tegenspreken. Vraag ook niet naar het waarom. Waarom kinderen een bepaald gedrag vertonen is een nutteloze vraag. Het is gewoonweg heel moeilijk om je eigen gedrag te verklaren en het is nog moeilijker om het te verklaren op die manier dat de luisterende partij tevreden is met de gegeven uitleg.
Probeer het slachtoffer niet te veranderen. Dit zeggen we omdat het vaak een makkelijke oplossing is. Slachtoffers worden aangespoord om hun gedrag te veranderen. Ze moeten proberen om voor zichzelf op te komen, terug te slaan, weg te wandelen of gewoon te doen
Kaderschool Duinen-Heide
178
Belonen en straffen
alsof het hen niet raakt. Zo bekom je dat ze steeds te maken krijgen met mislukte pogingen om een einde te maken aan hun ellende. De gedachte dat het je eigen schuld is dat je gepest wordt is niet opbouwend. En wat heel belangrijk is: het ís zeker niet hun fout! En het is nog minder hún verantwoordelijkheid om het pesten te doen stoppen. Het is de verantwoordelijkheid van de begeleiders en die boodschap moet je luid en duidelijk meegeven aan een kind dat daar nood aan heeft. Wanneer je er niet in slaagt de pester te betrekken bij het proces en wanneer er geen poging gedaan wordt om gevoelens van bezorgdheid en begrip te verhogen bij alle betrokkenen, is er weinig kans dat het proces er in zal slagen gedrag fundamenteel te veranderen. Weeral verwijzen we naar intrinsiek en extrinsiek.
5
MINI PESTLEXICON
De pester Een persoon of een groep die zich op zo‟n manier gedraagt dat bepaalde behoeften aan opwinding, status, materiële winst of groepssamenhang vervuld worden en die daarbij de behoeften en rechten van de andere partij niet respecteert, waardoor deze dan schade ondervindt. Laten we duidelijk zijn dat wie passief deelneemt aan het pestgedrag, ook schuldig is aan pesten. Ook deze personen moeten betrokken worden bij het zoeken naar een oplossing.
Het slachtoffer De persoon of de groep die schade ondervindt van het gedrag van de anderen en die niet de mogelijkheden, status, vaardigheid of kunde heeft om gepast te reageren om dat negatieve gedrag te doen stoppen.
6
EEN STAPPENPLAN. (ALS HULP…NIET ALS WAARHEID)
Stap 1 Zorg voor een gesprek met het slachtoffer.
Stap 2
Kaderschool Duinen-Heide
179
Belonen en straffen
Roep de betrokken deelnemers samen. Zorg voor een discussiemogelijkheid die afgebakend is, bijvoorbeeld door een octaviaanse discussie.
Stap 3 Leg het probleem uit.
Stap 4 Deel de verantwoordelijkheid. De groep is verantwoordelijk en ze moeten er samen iets aan doen.
Stap 5 Vraag de groep naar voorstellen tot het veranderen van hun handelen. De begeleider moet in dit geval erg aanmoedigend optreden. Het is tenslotte niet eenvoudig om te praten over je eigen gedrag dat moet veranderen.
Stap 6 Laat het aan de kinderen over. Plan een nieuw moment in de toekomst om over de vorderingen te praten.
Stap 7 De volgende bijeenkomst.
Kaderschool Duinen-Heide
180
Veiligheid, verantwoordelijkheid & aansprakelijkheid
VEILIGHEID, VERANTWOORDELIJKHEID EN AANSPRAKELIJKHEID
Kaderschool Duinen-Heide
181
Veiligheid, verantwoordelijkheid & aansprakelijkheid
1. Inleiding 1.1. Op kamp Als begeleider draag je in alle omstandigheden verantwoordelijkheid. Een goede organisatie, goede afspraken tussen leiders en deelnemers, zijn fundamenteel voor de veiligheid op kamp. Overloop de activiteiten en/of het kamp vanuit alle mogelijke oogpunten en stel deze tegenover elkaar. Ga daarbij op zoek naar tekorten in de afspraken en maak vooral duidelijke afspraken. Elke organisatie beschikt over zijn richtlijnen en reglementen. Indien je je hiervan bewust bent en dit naleeft, kan alvast een hoop narigheid vermeden worden. 1.2. Het bosdecreet Het Waals gewest biedt jeugdverenigingen de kans om tijdens hun kamp vrij te spelen in bepaalde delen van openbare bossen. Daartoe heeft het een overeenkomst afgesloten met de meeste landelijke jeugdorganisaties. ! Jachtseizoen start op 1 juli en eindigt op 30 juni van het volgende jaar. Jagen is toegestaan vanaf één uur voor zonsopgang tot één uur na zonsondergang. Wees jezelf bewust van de aanwezigheid van jagers indien je met je groep een ongekend openbaar bos betreedt. 1.3. In het verkeer Plaats op de weg In principe loop je met je groep op het trottoir, indien dit niet aanwezig is, loop dan in de berm of op straat links tegen de rijrichting in en achter elkaar. Er loopt minstens één begeleider vooraan en één begeleider achteraan. Oversteken Kies voor de kortste weg en treuzel niet. Steek nooit over in een bocht, op een helling, onder een brug of tussen geparkeerde wagens. Als voertuigen naderen, mag de groep met begeleider verder oversteken, ook diegenen die nog aan de kant van de weg staan. ! Aan een oversteekplaats met verkeerslichten moet de begeleider zijn groep onderbreken wanneer het licht op rood springt.
Kaderschool Duinen-Heide
182
Veiligheid, verantwoordelijkheid & aansprakelijkheid
! Soms is het veiliger om de groep toch te breken bij het oversteken, bijvoorbeeld als de groep al uiteengevallen is of als het gevaar bestaat dat een automobilist doorrijdt. Zichtbaarheid Een groep moet bij duisternis of bij slecht weer rechts vooraan een wit of geel licht meedragen en rechts achteraan een rood licht. Meest gebruikte reflecterend materiaal: veiligheidsarmbanden (te dragen net boven de elleboog), reflecterend overjasje, rood achterlicht en wit voorlicht, reflecterende strips die gekleefd kunnen worden op rugzakken of jassen. Aanbevelingen
Houd de groepen zo klein mogelijk. Een te grote groep splits je beter op in kleine groepjes.
Wees extra voorzichtig op vertrouwd terrein. Op plaatsen die kinderen goed kennen, zijn ze minder alert voor wat rondom hen gebeurt.
Reageer altijd onmiddellijk en kordaat als er een gevaarlijke situatie dreigt te ontstaan.
Onthoud dat de openbare weg geen speelterrein is. Spelopdrachten, blinddoeken of competities zijn er niet op hun plaats. Ongevallen
Breng eerst en vooral jezelf en de groep in veiligheid. Blijf ter plaatse voor de vaststellingen. Je mag de plaats van het ongeval tijdelijk verlaten om de hulp- of politiediensten te waarschuwen.
Verwittig eveneens de verantwoordelijken van je organisatie zodat ondersteuning geboden kan worden.
Kaderschool Duinen-Heide
183
Veiligheid, verantwoordelijkheid & aansprakelijkheid
2. Aansprakelijkheid
2.1. Wat? Aansprakelijkheid is het gebonden zijn aan de rechtsgevolgen van om het even welke daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid. Dit betekent dat je verantwoordelijk moet zijn voor je eigen daden of de gevolgen van je handelingen dragen.
2.2. Voorwaarden Bij aansprakelijkheid gaat het altijd om 3 begrippen: FOUT – SCHADE – OORZAKELIJK VERBAND
Fout = verkeerde handeling. Een handeling is „verkeerd‟ als een voorzichtig, bedachtzaam persoon de handeling niet zou stellen. Fouten worden begaan bij overtreding, onvoorzichtigheid en nalatigheid.
Schade = je veroorzaakt schade als je nadeel, verlies, vermindering van vermogen, van goederen of van personen veroorzaakt.
Oorzakelijk verband = de fout moet de oorzaak zijn van de schade. Als je schade veroorzaakt door een fout, verplicht de wet je tot vergoeding van die schade.
2.3. Soorten Algemene burgerlijke aansprakelijkheid De begeleider kan aansprakelijk worden gesteld voor schade aan andere personen door eigen fouten. De schade die berokkend wordt, moet vergoed worden. De verantwoordelijkheden in het kader van aansprakelijkheid van een begeleider kunnen opgedeeld worden in 2 plichten:
De organisatieplicht: je moet bij de voorbereiding van een activiteit aandacht besteden aan mogelijke gevaren en de nodige voorzorgen nemen.
Kaderschool Duinen-Heide
184
Veiligheid, verantwoordelijkheid & aansprakelijkheid
De toezichtplicht: je moet ervoor zorgen dat kinderen en jongeren zichzelf en elkaar niet in gevaar (kunnen) brengen. De toezichtplicht begint in principe vanaf de aankomst bij de plaats van samenkomst en eindigt bij het verlaten van die plaats.
! De begeleider kan niet aansprakelijk worden gesteld indien iemand onder zijn toezicht schade oploopt door eigen daad of onvoorzichtigheid, door de daad van een derde die niet onder toezicht van de begeleider staat, door toeval of door overmacht. Burgerlijke aansprakelijkheid van de leden Een kind of jongere die een fout begaat en daardoor schade berokkent aan een ander, kan persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. Burgerlijke aansprakelijkheid van de vereniging Een vereniging met het statuut van een v.z.w. heeft juridische verantwoordelijkheden. Een vereniging kan aansprakelijk worden gesteld voor schade door een fout omdat de aansprakelijkheid van een begeleider automatisch kan worden doorgeschoven naar de vereniging. 2.4. Verzekering Iemand die aansprakelijk wordt gesteld, kan meestal rekenen op de bescherming door een verzekering die de schadevergoeding op zich neemt. Op die manier beschermt men de belangen van elke persoon die door de fout van iemand anders schade lijdt. Maar ook de belangen van de persoon die de schade veroorzaakt worden beschermd. Burgerlijke bijstand Deze dekt de schade die voortkomt uit een ingerichte activiteit (ook de heen en terugreis naar de locatie). In bewaring gegeven goederen (brillen, mp3, gsm, …) worden meestal niet door deze polis gedekt. Rechtsbijstand Betaling van de advocaat, gerechtskosten, en veelal gratis juridisch advies. Lichamelijke schade Allerhande kwetsuren, blijvende invaliditeit en overlijden worden door een goede verzekering gedekt. (steun aan de ouders, het slachtoffer en tussenkomst in geneeskundige kosten voor het gedeelte dat niet door de ziekenkas wordt betaald).
Kaderschool Duinen-Heide
185
Verbale expressie
VERBALE EXPRESSIE
Kaderschool Duinen-Heide
186
Verbale expressie
Hoe kan je kinderen spelenderwijs met taal en geluiden laten experimenteren? De lading van deze sessie wordt niet volledig door de vlag gedekt: verbale expressie mag dan wel "het zich uitdrukken met woorden" betekenen, we zijn niet van plan het enkel bij woorden te houden. In sommige spelletjes komen er immers enkel waanzinnige klanken aan te pas. En dat heeft zo zijn aangename kanten: al was het maar dat op deze manier ook de allerkleinste kinderen actief kunnen meespelen. Louter spelen is leuk, maar spelen wordt dubbel zo leuk als het spel ook zinvol is. Dat is bij verbale expressie beslist het geval: het schept voor het kind een gelegenheid om zijn ongebreidelde fantasie bot te vieren. Tegelijkertijd wordt ook het taalgevoel aangescherpt, de luistervaardigheid en het concentratievermogen ontwikkeld. Minder voor de hand liggend is de sociale en emotionele dimensie: het kind leert nieuwe indrukken en gevoelens verwerken, en zal zo gestimuleerd worden om problemen aan te pakken. Net zoals alle andere expressievormen werkt het woordenspel relaxerend en rustbrengend. Deze gezellige activiteit leent zich dus uitermate om tijdens de wake ingeschakeld te worden. We schotelen je een waaier aan activiteiten voor waarin taal en geluiden een prominente rol bekleden. 1. Een Blok verbale expressie! 1.1. Enkele opwarmertjes… Wanneer je met kinderen aan verbale expressie wil doen, is het niet de bedoeling om er direct in te vliegen. Verbale expressie begin je met enkele eenvoudige opwarmertjes, niet elk kind durft immers onmiddellijk mee te gaan in het spel. Verbale expressie gaat dan ook om grenzen verleggen. Geef kinderen de kans om op een veilige manier hun eigen grenzen te verkennen én te verleggen. (De opwarmertjes zijn vormen van verbale expressie die voornamelijk klanken en emoties gebruiken, en worden sterk geleid door de leid(st)er. Er is nog geen sprake van échte improvisatie.)
Enkele “vinger”oefeningen
Kaderschool Duinen-Heide
187
Verbale expressie
- Stafrijm: kant en klaar, rep en roer, weer en wind - Alliteratiespel: koning karel kookt kilo's krokante koteletten (als kennismakingsspel: truttige toon, lieve linda, rubberen ronny) - Tegengestelden: hemel/hel – rijk/arm - Weg met 'kei': sneeuwwit, bloedheet, ellenlang, kakelvers, ... - Woordenketting: landhuis - huiskamer kamerdeur - deurstijl – stijlvol, ... - Geen zonder: geen gedicht zonder rijm, geen spek zonder zwijn, geen Belg zonder bier, geen spleet zonder kier, ...
Radio Londen 3 groepen: zenders - stoorders - ontvangers. De zenders (aan de ene kant van de ruimte) moeten een zin verstaanbaar maken voor de ontvangers (aan de andere kant).
Een lawaai van jewelste, want vooral de stoorders
(midden) doen hun werk!
Abc-spel Twee spelers, uit elk team 1, spelen een vrije improvisatie, waarbij de eerste speler een zin begint met de letter A, de tweede met B, de eerste weer met C, enz. Bij de Z hoort het verhaaltje rond te zijn. Bij hapering of de verkeerde letter roept het publiek
'Dood',
en
wordt
de
speler
vervangen door een andere speler uit zijn team. Winnaar is het team met de minste wissels. Varianten : - je kan bij een andere letter beginnen. - je kan weer opnieuw beginnen, dwz. alfabet herhalen. - je kan het alfabet van Z naar A laten gebruiken
Emotioneel vierkant Het speelvlak (spellokaal) wordt ingedeeld in vier vlakken. Voor ieder vlak wordt een emotie gevraagd. Wanneer een speler in dat vlak staat, moet hij die emotie spelen.
Kaderschool Duinen-Heide
188
Verbale expressie
Vb: Je speelt dat je op een receptie bent. Je praat tegen de anderen met de emotie afhankelijk van het vlak waarin je staat.
De lifter De spelers (meestal beide teams samen) maken met stoelen een soort bus. De buschauffeur gaat voorin zitten. Hij gaat rijden. Een speler doet de bus stoppen en stapt in. Op het moment dat de speler instapt neemt de hele bus de emotie, tic, karaktereigenschap van deze speler over. Dit herhaalt zich tot alle spelers in de bus zitten.
Machine Alle spelers kiezen een geluidje en een beweging. Vervolgens vorm je met je groep een menselijke 'machine' door de herhaling van de beweging en het geluid. Is de machine eenmaal gevormd, dan begint een van de spelers vanuit zijn beweging in de machine aan zijn verhaal. De andere spelers gaan hierin mee. Is het kleine verhaaltje rond, dan keert men terug in een nieuwe machine (herhalende beweging).
Rap Lied in bepaalde muziekstijl, waarbij gerapt wordt (ritmische manier van praten). TIP: vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van de zogenaamde human beatbox, iemand die
op de achtergrond met behulp van zijn stem de ritmen van een drum(-computer) nadoet. 1.2. Verbale expressie: enkele spelen Eenmaal de opwarmertjes achter de rug zijn en de kinderen zich wat meer op hun gemak voelen, kunnen we langzaam aan aan het échte werk beginnen! (Bij deze oefeningen – die nog steeds sterk geleid zijn – wordt er aanspraak gemaakt op de fantasie van de kinderen. Zij moeten nu zelf gaan verzinnen. Toch is er een vast kader waarin dit gebeurt.)
Doventolk Twee spelers hebben een interview of discussie. Een derde speler beeldt dit door middel van zelfverzonnen gebaren (doventaal) uit.
Kaderschool Duinen-Heide
189
Verbale expressie
TIP: geef de tolk de tijd om de gesproken tekst uit te beelden. Pas eventueel je snelheid
aan. Interviewer - Tolk Een gastheer van een televisieprogamma interviewt een expert uit een ander land, die geen Nederlands spreekt, maar jabbert (nep-praten). Om elkaar te verstaan maken zowel gastheer als gast gebruik van een tolk die vragen en antwoorden naar eigen interpretatie vertaalt. Ook hier hoeven vertaling en spel niet simultaan te lopen.
Een woordenspel Een vrije improvisatie, waarbij als er gesproken wordt, maar één woord gebruikt mag worden. Met dit woord mag men echter wel 'spelen' (toonhoogte, emotie, volume,…). Varianten : - een woord per speler - één zin per team - een zin per speler enz.
Drie in pan Een korte, neutrale scène wordt gespeeld, waarna een (overgebleven) speler Freeze! roept en het publiek vraagt om een emotie. De scène wordt vervolgens herhaald in deze emotie. Er wordt drie keer een emotie gevraagd. Variant: - behalve emoties kan men ook filmgenres, muziekgenres of combinaties van deze gegevens aan het publiek vragen.
Geweten Twee spelers hebben een 'lief' gesprek met elkaar, terwijl de spelers achter hen laten horen, wat de spelers werkelijk van elkaar denken.
Teruggespoeld Een scène wordt eerst normaal, en daarna in de omgekeerde tijdsrichting gespeeld, alsof je een film terugspoelt.
Kaderschool Duinen-Heide
190
Verbale expressie
TIP: Lange scènes zijn extra moeilijk, dus tijdig bevriezen. Varianten: - je kan beginnen met het terugspelen - als je bij deze spelvorm een sprookje als verhaal gebruikt, heet de spelvorm (logisch) „Sprookje achteruit‟.
Reportage Eén speler (de reporter) verlaat de zaal. Het publiek wordt om een gebeurtenis gevraagd. Als de speler terugkeert, speelt hij een reporter op locatie, die verslag uitbrengt aan het vaste team in de studio. Eén iemand is de contactpersoon in de studio en de andere spelers kunnen (indien nodig) personen bij de gebeurtenis spelen.
Optimisten – Pessimisten Wie is er het origineelst? Over hetzelfde (of verschillende) onderwerp praat men laaiend enthousiast of ontmoedigend. Je kan het ludiek inkleden door er een talkshow van te maken, ...
Zappen Men vraagt aan het publiek 3 verschillende soorten televisieprogramma's. Een 'zapper' zet vervolgens zijn televisie aan op net 1, 2, of 3. De spelers spelen de scènes, die op dat moment op dat net zijn. Zapt de zapper tussendoor naar een ander net, dan moet de scène met dezelfde houding verder gaan in het andere tv-programma. TIP: als een bepaald net twee keer aan bod komt, moet er tussendoor een tijdssprong zijn
gemaakt. Telefoongesprek Een persoon krijgt een kaartje van de leider, met daarop een bekend persoon (Sinterklaas, de paus, Micky Mouse). Hij moet met deze persoon een telefoongesprek voeren zonder de naam te noemen. De andere spelers raden wie hij aan de lijn heeft. Je kan ook afspreken
Kaderschool Duinen-Heide
191
Verbale expressie
dat de persoon enkel met ja en nee mag antwoorden. Aan de toon ervan moeten de kinderen dan raden wat er ongeveer gezegd werd. 1.3. Improvisatie Improvisatie is een theaterstuk zonder script. Het is één grote verrassing, voor de spelers en voor het publiek, voor zover beide al niet met elkaar samenvallen. De laatste jaren is het fenomeen in sneltreinvaart opgedoken over de ganse wereld. Grondlegger is Keith Johnstone.
Deze
Canadees
lanceerde
de
inmiddels
wereldwijd
bekend
geworden
theatersport. Denk er echter aan dat deze (moeilijke!) activiteit enkel kans op slagen heeft in een goed opgewarmde (en niet te jonge) groep! Om er een spelelement in te bouwen (gebruikelijk in de theatersportwedstrijden) wordt er in de onderstaande spelletjes gewerkt met twee teams. Het spreekt natuurlijk voor zich dat je dit competitieve element kunt schrappen of anders invullen.
De slechts denkbare De presentator vraagt de spelers hoe je zo slecht mogelijk op bepaalde situaties kunt reageren. Vb: De slechtst denkbare manier om het uit te maken; De slechtst denkbare manier om je ouders te melden dat je hun nieuwe auto in de prak gereden hebt; ...
Briefjesspel Een vrije improvisatie, waarbij de spelers regelmatig briefjes uit een hoed of mand halen en de tekst daarop direct voorlezen en in de scène verwerken. De teksten zijn van tevoren opgeschreven en bevatten een spreekzin.
De confrontatie Twee spelers krijgen een gezamenlijke relatie, of oud conflict en twee (tegengestelde) karaktereigenschappen. Je zet twee stoelen neer op het toneel. Een 'talkshow gastheer(vrouw)' vertelt het publiek over de onzichtbare wand, die tussen de stoelen staat. Om beurten vertellen de twee spelers, hoe het tussen hen 'fout' is gegaan. Als de climax in beide verhalen is bereikt, haalt de 'talkshow host' de wand weg, en confronteert de twee mensen met elkaar.
Kaderschool Duinen-Heide
192
Verbale expressie
Diavoorstelling Een expert vertelt een verhaal aan zijn publiek. Om dat verhaal duidelijker te maken, gebruikt hij enkele plaatjes die door zijn medespelers worden neergezet (Tableau vivant). Via een langgerekt Kli-i-i-i-i-k geeft hij aan, dat de spelers van houding moeten veranderen voor het volgende plaatje. TIP: tijdens dit klik-zeggen is het mooi, als het licht even uitgaat, of het publiek zijn ogen
sluit. Beide vooraf oefenen. Varianten : - Je kan inzoomen op onderdelen van de dia. De speler om wie het gaat komt dan naar voren en probeert zijn houding nog iets uit te vergroten. - Je kan werken met bewegende beelden, die (eventueel versneld) voor- of achteruit gespeeld kunnen worden. In dit geval spreekt men van een videopresentatie. - Wanneer je naast dia's en video ook nog geluid maakt van geluidsfragmenten spreekt men van een multimediapresentatie. - Er zijn twee presentatoren.
Prentenboek Een verteller leest voor uit een boek, waarin plaatjes (Tableau Vivant) voorkomen met driedimensionale personen, gespeeld door de overige drie spelers. Hij kan door die plaatjes heen lopen en als hij iemand aanraakt, zegt die een zin. Via het omslaan van pagina's (van links naar rechts lopen en doen alsof je een hele grote pagina omslaat) ontstaat een nieuw plaatje, waarmee de verteller het verhaal kan vervolgen. Dit herhaalt zich een aantal keer.
Playback Twee spelers spelen een vrije improvisatie zonder geluid, terwijl de andere spelers hun stemmen doen. Variant: Eén speler doet alle stemmen.
Kaderschool Duinen-Heide
193
Verbale expressie
Professor
De spelers (dit kan een team zijn, maar ook beide teams) gaan dicht bij elkaar staan. Zij vormen samen één persoon. Dit komt vooral tot uiting, doordat zij gelijktijdig moeten praten in de ik-vorm. De presentator of het publiek kan vragen stellen. Natuurlijk stelt de professor zich eerst voor.
Handen door Twee spelers gaan vlak achter elkaar staan of zitten. De voorste speler houdt zijn handen op zijn rug, terwijl de achterste zijn handen onder de armen van de voorste speler door steekt. Zo 'lijkt' het alsof de handen van de achterste speler bij de voorste speler horen. Zo wordt een monoloog gehouden, waarbij handen en stem elkaar aan moeten vullen. TIP: Als je een jas over de tweede speler heen gooit, lijken de beide spelers nog meer één
speler. Varianten: - De twee spelers vormen samen een deskundige, die door een tv-presentator wordt ondervraagd. - Met twee keer twee spelers worden twee 'handjes-mensen' gemaakt, die samen een dialoog of discussie voeren. TIP: geef de handen eens (onverwacht) iets te eten of te drinken (geen hete koffie/thee) in
handen. Strip Twee spelers worden door de tegenstander in een houding gezet. Zij spelen een korte scène, waarna door de medespelers 'Freeze!' wordt geroepen. De medespelers krijgen vervolgens 5 tellen de tijd om de spelers in een andere houding te zetten. Vandaaruit wordt weer verder gespeeld. Dit herhaalt zich een aantal keer, zodat een klein doorlopend verhaal
Kaderschool Duinen-Heide
194
Verbale expressie
met verschillende kleine 'plaatjes' ontstaat. Tijdsprongen en nieuwe personages zijn toegestaan. TIP: het is leuk het publiek mee te laten tellen, zodat de wisseling van houding ook echt vijf
tellen duurt. Typewriter Eén speler schrijft een verhaal over zijn typemachine, de overige spelers beelden dit uit. Zij nemen soms het verhaal over. Zo ontstaat een wisselwerking tussen verteller en speler. Veel gebruikte elementen in de verhalen zijn onder andere hoofdstukken, het schrappen van bepaalde hoofdstukken en flashbacks.
Sprookjesimprovisatie Twee kinderen zijn willekeurige sprookjesfiguren (vb. Assepoester en het Kleine Geitje). Zij komen elkaar tegen en beginnen een gesprek. De leid(st)er duidt iemand aan en geeft die een rol (vb. Klein Duimpje). Deze persoon mengt zich in het gesprek 2. Er was eens …
De enige verbale activiteit waarbij de kinderen hun mond moeten houden, heet voorlezen. Wat niet wil zeggen dat hun rol hier louter passief is: het zit bij het voorlezen pas goed als de kinderen zodanig door het verhaal opgeslorpt worden, dat ze het zelf lijken te ondervinden. Dat vereist van de lezer natuurlijk enige oefening. Volgende tips kunnen je op het juiste spoor zetten: - Lees voor op de juiste momenten: het bekendst is natuurlijk het verhaaltje voor het slapengaan (trouwens een prima beloning!), voorts na vermoeiende activiteiten of tijdens een moment van bezinning.
Kaderschool Duinen-Heide
195
Verbale expressie
- Let ook op een geschikte omgeving en zorg voor een passende sfeer: niets of niemand mag de kinderen afleiden. Een donkere kamer met hier en daar een kaarsje verhoogt de magie, vooral als de kinderen op comfortabele dekens of kussens mogen zitten. - Van groot belang is natuurlijk welk boek je gebruikt. Geen Pietje Puk voor de 12jarigen, geen Babysittersclub voor een jongenspubliek van 8. Kleine kinderen kan je voorlezen uit een prentenboek: daar kan heel wat interactie aan te pas komen! Kies een boek dat het algemene niveau van de groep een beetje overschrijdt: zo leren de kinderen onbewust iets bij en zonder dat het gevaar bestaat dat ze er geheel niets van begrijpen. Het taalgebruik moet klankrijk en beeldend zijn, de tekst bevat grappige, onverwachte woorden en klanknabootsingen. Zo zien kinderen – letterlijk – voor ogen wat er zich afspeelt. Van een boek voor oudere kinderen mogen de hoofdstukken niet te lang zijn. Zorg steeds voor een afgerond verhaal, ook als je elke dag een deel uit een boek voorleest: in dat laatste geval moeten de kinderen nog wel nieuwsgierig zijn naar dat wat volgt. Het verhaal moet een duidelijke structuur hebben; de gebeurtenissen moet elkaar logisch opvolgen. - Lees het boek vooraf zelf eerst een keer (gedeeltelijk) door. - Vertel vooraf in het kort iets over de inhoud van het verhaal. - Lees de tekst rustig en duidelijk voor. In elk geval: goed articuleren! Gebruik je spraakorganen als een klankkast of een mengpaneel: varieer in toonhoogte, volume, snelheid... Je kan bijvoorbeeld het tempo opdrijven bij actiepassages. Een stilte inlassen bij adembenemende gebeurtenissen. Je stem lichtjes laten trillen bij ingetogen, verdrietige stukken. Maar houd de kerk in het midden! Het moet geen toneelstuk worden, en de verstaanbaarheid (articulatie) blijft primair! Een echte verteller blijft sober. Af en toe kan je ook gebaren gebruiken, om de woorden kracht bij te zetten. Geef de kinderen het gevoel dat je zelf helemaal in het verhaal opgaat. - Laat je gezicht niet achter het boek verdwijnen. Ook je mimiek vertelt mee. - Als de kinderen zo enthousiast blijken te zijn dat ze het verhaal later nog eens willen horen, kan je daar gerust op ingaan. Wanneer je tijdens het voorlezen echter merkt dat de aandacht verslapt, kan je er beter een einde aan maken (aan het voorlezen wel te verstaan), en je achteraf afvragen waar het probleem lag. TIP: Leesboeken voor de juiste leeftijd
- 6-10 jaar: fantasieverhalen. Deze kinderen storen zich niet aan de werkelijkheid. - 10-12 jaar: heldenverhalen, avonturenverhalen - 12-14 jaar: waargebeurde verhalen, reisverhalen…
Kaderschool Duinen-Heide
196
Verbale expressie
Enkele namen: Marc de Bel, Roald Dahl, Harry Potter, Jip en Janneke … Als je al deze voorschriften in acht neemt, zal je geen stilte moeten eisen: de kinderen zullen aan je lippen hangen. Voor een goed verhaal heb je niet per se een boek nodig.
Elk gezond hoofd is een
bibliotheek vol verhalen. Aan de jongste kinderen kan je tijdens een bekentocht vertellen over de kabouters die in dit water hun goederen verschepen, tijdens de dagtocht leg je een leergierige 12-jarige uit wat de Berlijnse Muur eigenlijk was – als je het tenminste zelf weet, en tijdens een dood moment kan je uitpakken met een straf verhaal, dat je – al dan niet – zelf hebt meegemaakt. Je zal merken dat vele kinderen vaak de ganse dag niets anders doen dan vertellen. Hoog tijd dus om hen nu ook actiever te betrekken bij het vertelproces. 3. En toen kwam er … Als kinderen spontaan een verhaal uit hun mouw beginnen te schudden, luister er dan naar en ga erop in. Maar ook eerder zwijgzame kinderen kan je uit hun tent lokken, door ze te laten deelnemen aan enkele vertelvormen...
Straffe koffie Enkele kinderen of leiders vertellen een straf verhaal. Na afloop raden de deelnemers of het verhaal echt gebeurd is of verzonnen.
Webvertelsels Je gaat met de kinderen in een kring zitten. De leider heeft een bol wol vast en begint een verhaal te vertellen. Op een bepaald moment houdt hij op, en gooit de bol wol naar een kind uit de groep. Het uiteinde blijft hij vasthouden. Het kind doet hetzelfde. Op het einde heb je een mooi spinnenweb gevormd.
Sprookje 2.0 Dis eens een moderne versie op van Roodkapje, of beschrijf hoe de plateauschoen van Assepoester eruit zag, die ze kwijtspeelde toen ze hals over kop "I love Techno" moest verlaten. Luister ook eens naar enkele bestaande gezongen tweede versies van deze verhalen (Ed Kooyman, pater Moeskroen).
Kaderschool Duinen-Heide
197
Verbale expressie
Vertelraadsel De spelleider vertelt een situatie (voorbeeld: een man wordt dood gevonden aan de voet van een eenzame berg in de vlakte. Bij hem wordt nog een gebroken lucifer gevonden.) De rest probeert door middel van ja/nee-vragen uit te vissen wat er gebeurd is. (In dit geval: een luchtballon met twee personen stevende rakelings op de berg af, om snel genoeg te kunnen stijgen en zo niet beiden te pletter te vliegen, moet de ballon een deel van zijn gewicht verliezen. Daarom moet één man uit het mandje springen. Dit werd bepaald door een loting: lucifertje-trek. Het zal je maar overkomen, natuurlijk...)
Groeiverhaal Iedereen krijgt een willekeurig woord (half A4 formaat). De spelleider begint een verhaal te vertellen en gebruikt op een bepaald moment het woord van een medespeler die dan op zijn beurt verder vertelt, wederom een woord van een medespeler gebruikt enz.
Geef me vijf woorden Iemand van de groep moet een plausibel verhaal weten te vertellen aan de hand van vijf niet al te samenhangende woorden waarmee de rest van de groep hem opzadelt.
Boerderij Iedereen kiest de naam van een dier waar men ten gepaste tijde het geluid van nabootst. De animator vertelt een verhaal... Bij het woord "dieren" of "beest"... maakt iedereen zijn/haar geluid.
4. Rad van tong Eindelijk eens een reeks spelletjes waar je geen snelle benen voor nodig hebt, maar een geoliede tong...
Praatvaar
Kaderschool Duinen-Heide
198
Verbale expressie
1 minuut over een voorwerp, zaak, beroep... praten. Meerdere personen praten, zonder het van elkaar te weten noch te horen, over hetzelfde. Een 'jury' beslist wie inhoudelijk het sterkst was, of het grappigst uit de hoek kwam. Het spel kan boeiender gemaakt worden door andere condities in te bouwen: je mag niet langer dan drie seconden zwijgen, geen "eu" zeggen, of je moet bepaalde voegwoorden of frequente voorzetsels zoals "en, op, maar" kunnen omzeilen. (Cfr. het vroegere TV-1 programma "Zeg eens Euh".) Je kan ook één bepaalde letter uitsluiten.
Inderdaad De kinderen moeten met elkaar dialogeren zonder ja of nee te zeggen.
Vraag en antwoord Iedere speler krijgt twee briefjes. Op het eerste schrijft hij/zij een denkbeeldige vraag, op het tweede briefje het antwoord. De leid(st)er verzamelt alle vragen en alle antwoorden op 2 stapeltjes. Daarop trek je een willekeurige vraag en een willekeurig antwoord.
De
'resultaten' zijn dikwijls merkwaardig.
Ken je job De animator werpt een bal naar iemand en roept bijvoorbeeld "kleermaker". Wie de bal heeft moet terstond 3 zaken opnoemen die alles met dat beroep te maken hebben. Vb: schaar - stof – krijt.
Zin doorfluisteren Een gekke, niet zo vanzelfsprekende of lange, samengestelde zin die je in het oor van speler 1 fluistert, die de zin dan doorfluistert naar speler 2 enz. komt er uiteindelijk totaal vervormd en onherkenbaar door...
Wie of wat De 'kring" spreekt af wie of wat een persoon die 'buiten' op zijn lot wacht, voorstelt. De buitengestotene komt binnen, stelt vragen in de cirkel die enkel met ja, nee, misschien en soms beantwoord mogen worden. Dit spelletje kan je leuker maken door het gezochte woord met een etiketje op het voorhoofd van het “slachtoffer” te plakken.
Pim Pam Pet
Kaderschool Duinen-Heide
199
Verbale expressie
Wie dit gezelschapspel niet in de buurt heeft liggen, en het toch wil spelen, kan het zelf maken. Je zorgt voor 2x 26 speelkaarten. Op het eerste spel komen er 26 letters van het alfabet, waarbij je de C, Q, X en Y vervangt door een dubbele B, K, S, T. Op het tweede spel schrijven we bijvoorbeeld de volgende onderwerpen: beroepen - mediafiguren - voetbalploegen - zoogdieren - steden - landen - namen sportmensen - vogels - vissen - gebouwen - zangers - zangeressen politici - historische figuren - wapens - bloemen - bomen planten - automerken - componisten - drank - reclame - voedsel - rivieren - film - groenten - fruit – enz. Een speler trekt uit het eerste spel een letter (bv. 'b') en uit het tweede spel een onderwerp (bv. beroep) De spelers moeten nu een beroep vinden met de letter 'b' (bv. bakker). Wie eerst is mag opnieuw 2 kaarten trekken.
Dissociëren Zoveel mogelijk woorden zeggen, zonder tussenpauzes, die met elkaar geen uitstaans hebben. Moeilijker dan je denkt! Je kan ook associëren, wat gemakkelijker is.
Taboe Ter voorbereiding moeten er een aantal kaartjes gemaakt worden, waarop een te raden woord staat zoals "Cleopatra" en vijf andere woorden die niet gezegd mogen worden zoals "Egypte, neus, koningin, Julius Caesar, zelfmoord". Een speler moet er met een gewiekste beschrijving voor zorgen dat zijn team het gezochte woord binnen een bepaalde tijdslimiet raadt, zonder de taboewoorden te gebruiken.
Woordenketting De groep maakt een ketting van dierennamen, voornamen, beroepen, steden, ... waarbij het volgende woord steeds moet beginnen met de eindletter van het vorige woord. Vb. Tienen – Neerpelt – Tongeren – Nederoverheembeek – Kasterlee – Edegem – Mol - ... Wie geen nieuw woord meer kan aanbrengen, valt uit.
P-taal Ippin depezepe taapaal woppordt naapaar eppelkepe klippinkepper eepeen leppettepper "peepee" ippingeppevoepoegd waapaarnapa depezeppe klippinkepper noppog eepeens hepperhaapaald woppordt. Maappaar mippisschiepien wappas heppet meppet eeppeen voopoorbeepeeldjeppe duipuideppelijppijkepper geppeweepeest.
Kaderschool Duinen-Heide
200
Verbale expressie
5 Nog enkele extraatjes Tot slot nog enkele spelletjes, waar woorden aan te pas komen. Zo kom je toch wel een eind verder, mogen we hopen.
Ark van Noë Elke speler krijgt een briefje met daarop de naam van een dier. Van elk dier zijn er twee briefjes...
Iedereen
loopt
kriskras door elkaar en op een gegeven signaal maakt iedereen
zijn
geluid.
Er
moeten dan zo vlug mogelijk koppeltjes gevormd worden. Dit
spelletje
kan
men
gebruiken om op een ludieke manier groepjes te vormen.
Spreekwoorden zoeken De helft van de groep krijgt de helft (van telkens een ander) spreekwoord ingefluisterd. De andere helft van de groep de andere helft van het spreekwoord... Wederom zoekt men elkaar op. Ook leuk is (Vb: in quiz) verhaspelde spreekwoorden terug op de juiste manier te monteren.
Roddelspel Voor oudere kinderen. In een kring zit je per twee. Elk van hen vertelt elkaar een banaal verhaal, een bijzonder alledaagse gebeurtenis. Vervolgens vertelt men het gehoorde verhaal voort aan de andere buur volgens hetzelfde principe, maar in een lichtjes overdreven versie. Wanneer de verhalen terug bij de bedenkers terugkomen, kan men ze vergelijken. Om het handig te laten verlopen: iedereen krijgt een nummer. 1 zit naast 2 enz. De oneven nummers beginnen aan de even nummers die rechts zitten een verhaal te vertellen. Daarna luisteren de oneven nummers naar het verhaal van de even nummers die rechts zitten, enz.
Kaderschool Duinen-Heide
201
Verbale expressie
Psychologisch moordenaartje (weerwolven) Ook voor oudere kinderen, en misschien vooral wel voor leiding onderling. Principe volgens de heemspelversie: de spelleider duidt een moordenaar aan door een tik op de rug (iedereen houdt zijn ogen gesloten). Detectives komen er niet aan te pas, of liever, iedereen is detective. De spelleider vertelt een verhaal over een gezellige vriendenvakantie, die plaats heeft in één kasteel. Nu ja, gezellig: elke nacht wordt er iemand door de moordenaar vermoord. Dat gaat als volgt in zijn werk: wanneer de spelleider zegt (in het verhaaltje dat hij erbij vertelt) dat iedereen gaat slapen, doet iedereen ook zijn ogen dicht. Dan zegt de spelleider, met wat bla bla bla, dat de moordenaar wakker wordt (als enige doet de moordenaar zijn ogen open), en iemand vermoordt (zonder geluid te maken, wijst de moordenaar iemand aan van de slapende deelnemers, de spelleider onthoudt wie vermoord werd...), en daarna weer het bed inkruipt (moordenaar doet de ogen weer toe). De volgende morgen, zo gaat de spelleider voort, staat iedereen op, behalve de vermoorde persoon. Deze mag vanaf nu zijn ogen altijd open houden, maar niets meer zeggen: hij is namelijk dood. De nabestaanden willen het daar natuurlijk niet bij laten en mogen nu onder elkaar discussiëren wie de moordenaar wel zou kunnen zijn. Bedoeling is dat er spitsvondige en retorische argumenten gebruikt worden om zichzelf vrij te pleiten. Tevens moet je attent genoeg zijn om gedragswijzigingen bij bepaalde personen vast te kunnen stellen: dat zou er immers wel eens op kunnen wijzen dat we met een moordenaar te doen hebben. Als er een meerderheid is over een vermoedelijke dader, kan deze meerderheid deze persoon elimineren. Als hij inderdaad de vermoedelijke moordenaar was, dan is het spel afgelopen. Was hij onschuldig, dan gaat het spel verder: alle personen gaan weer slapen, behalve de doden (die enkel zwijgzaam mogen toekijken), de moordenaar vermoordt weer iemand enz... Doel van het spel is meervoudig: de moordenaar probeert zoveel mogelijk mensen om te brengen zonder er zelf het bijltje bij neer te leggen, de anderen proberen de moordenaar te vatten zonder dat er al te veel bloed vergoten moet worden. Je kunt er uiteraard personages aan toevoegen (bv. een heks die iemand weer levend kan maken, ...) Lijkt ingewikkeld, maar dat is het niet. Het is vooral de moeite waard!
Kaderschool Duinen-Heide
202
Zorgkinderen
OMGAAN MET ZORGKINDEREN
Kaderschool Duinen-Heide
203
Zorgkinderen
Overal duiken ze op, overal komen we ze tegen: kinderen die moeilijker gedrag vertonen. Hoofdzakelijk komen ze uit maatschappelijk kwetsbare milieus. Binnen Duinen-Heide zien we deze kinderen ook veel meer. We mogen hen niet in de kou laten staan. Maar vooral mogen we deze kinderen niet bekijken als moeilijke kinderen. Ze zijn misschien sneller boos of agressief, hebben woede-uitbarstingen, kunnen niet stilzitten, … Maar we moeten met hen omgaan zoals elk ander kind. In dit onderdeel krijg je de nodige achtergrondinformatie en enkele tips die wij binnen Duinen-Heide hanteren in moeilijke situaties.
1
OPVOLGINGSDOSSIERS
Wij hebben een opvolgingssysteem uitgewerkt op onze kampen om elk kind dat „ooit‟ moeilijk gedrag heeft vertoond hierin op te volgen en de nodige informatie door te spelen aan de betrokken leiding. Dit is een document waar de probleemsituatie in wordt beschreven, hoe het kind reageert in bepaalde omstandigheden, wat je absoluut moet vermijden en enkele tips. Elk kamp worden deze opvolgingsdossiers verder aangevuld met zowel positieve als negatieve elementen. Uiteraard wordt er met deze opvolgingsdossiers zorgvuldig omgegaan. De kampleiding lichtaan het begin van het kamp – de hoofdanimator in die op zijn beurt informatie verschaft aan de animatoren. Niet iedereen kan dus de dossiers inkijken. Wat je wel kan doen (en graag ook) is verdere aanvullingen, uit eigen observaties, doorgeven aan de kampleiding. 2
DE BASIS
Het meest essentiële is structuur bieden en voorspelbaarheid in de hand werken. Kinderen hebben regels nodig, anders verliezen ze zichzelf. Het is enorm belangrijk om de eerste dag op kamp je groep bij elkaar te roepen, een leuke voorstelling te doen, een sfeer te scheppen. Maar het is even belangrijk om voldoende aandacht te vestigen op de regels en afspraken die gelden op de kampen, in het heem en in je groep. Denk daar op voorhand goed over na, doe dat in samenspraak met het hele leidersteam (zodat je elkaar niet tegenspreekt) en visualiseer dit eventueel. Je kunt alle regels op een groot blad schrijven en laten ondertekenen door alle kinderen. Biedt dit aan in een spelvorm, zodat de aandacht absoluut niet verzwakt en zodat ze alles mee hebben.
Kaderschool Duinen-Heide
204
Zorgkinderen
Kinderen hebben een heel grote behoefte aan een vaste structuur. Ze krijgen immers zoveel prikkels te verwerken dat ze deze vaak zelf niet kunnen controleren. Zonder een vaste structuur krijg je chaos in je groep, omdat elk kind op zijn eigen manier reageert, namelijk weglopen, schelden, vechten. Als je hen, en uiteraard jezelf, een leuk kamp wil bezorgen, moet je zeer gestructureerd te werk gaan. Structuur schept zekerheid en veiligheid. Je moet uiteraard bekijken of deze structuren niet te streng of te soepel zijn. Een gestructureerd kamp hoeft ook helemaal niet saai te zijn. Let op het ritme van de dagen, probeer alles op ongeveer dezelfde manier te doen. Bijvoorbeeld het wekken: wassen, aankleden, bed opmaken, vegen, naar voorplein. Als je dit elke dag anders aanpakt, weten kinderen niet meer wat er eigenlijk van hen wordt verwacht. Maak bijvoorbeeld elke keer tijdens het 4-uurtje tijd voor een gezellig samen zijn met een leuke babbel rond „wat vind ik van de dag‟, lees elke keer voor het slapengaan een verhaaltje voor, … Naargelang leeftijd van de kinderen kan je hier zelf eens bij stilstaan. Als je structuur nastreeft, bepaal je mee de voorspelbaarheid. Hoe kan je ook voorspelbaarheid in de hand werken? In plaats van je programma en je activiteiten geheim te houden, kan je beter elke dag een overzicht maken en de kinderen voorbereiden op leuke en minder leuke activiteiten. Ze gaan hun frustraties dan niet uiten net voor de start van het spel en alles zal bijgevolg vlotter verlopen.
3 3.1
ADHD Omschrijving Alle Dagen Heel Druk! Dit is een gedragsstoornis die wordt
gekenmerkt
door
(aandachtsstoornissen),
een
concentratietekort
impulsiviteit
(handelen
zonder eerst te overwegen wat de consequenties zijn), hyperactiviteit (overactief). Er
zijn
verschillende
voorkomende
is
types, een
maar
de
meest
combinatie
van
aandachtsproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Hieronder kort toegelicht:
Kaderschool Duinen-Heide
205
Zorgkinderen
A. Aandachts- en concentratiestoornissen Kinderen kunnen het moeilijk volhouden om hun aandacht op een taak te richten, die aandacht vast te houden en zich niet door allerlei prikkels te laten afleiden. Ze zijn minder goed in staat de onbelangrijke prikkels naar de achtergrond van hun bewustzijn te dringen. Er is ook sprake van vergeetachtigheid, moeite met details, snel afgeleid geraken, van alles tegelijk doen. Niet kunnen blijven luisteren, „het ene oor in, het andere oor uit‟. B. Impulsiviteit Ze geven antwoord voor ze de vraag goed hebben gehoord, ze lopen zomaar van hun stoel, ze verkopen anderen een mep voor ze hierover hebben nagedacht. Ze hebben heel veel moeite om hun gedrag te plannen en te organiseren. C. Hyperactiviteit Kinderen zijn constant in beweging, ze lopen de hele dag rond en kunnen nauwelijks op hun plaats blijven zitten. Ze zijn heel snel opgewonden en gauw gefrustreerd. Ze voelen vaak grote onrust binnenin. Stil zitten en rustig zijn vraagt enorm veel energie en inspanning. 3.2
Praktisch op kamp
Wat kunnen wij doen om te helpen? o
duidelijkheid en structuur bieden
o
consequent handelen
o
duidelijke grenzen afbakenen
o
veel „positieve‟ aandacht geven
Medicatie? Vaak nemen kinderen met ADHD medicatie. Het meest gebruikte is rilatine. Dit is een hulpmiddel om het kind beter bereikbaar te maken. Het is uitermate belangrijk dat deze medicatie zeer strikt wordt genomen (en gegeven).
4
AGRESSIE
Kinderen die gebruik maken van agressie hebben hier ook baat bij. Dit klinkt misschien vreemd, maar ze hebben in de loop van hun leven al zoveel kunnen bereiken met agressie dat ze het niet meer kunnen loslaten.
Kaderschool Duinen-Heide
206
Zorgkinderen
4.1
Vormen van Agressie A. Emotionele agressie
Kinderen proberen met hulpeloosheid macht te verkrijgen. Dat lukt vaak omdat ze de zwakke plek van een ander weten te raken. Een kind zegt bijvoorbeeld tegen de leider: “Als ik niet mag beginnen, dan speel ik niet mee”. De leider wordt aangesproken op zijn gevoel en hij geeft toe, omdat het kind anders geen plezier kan beleven aan dat spel. Je kan ook de reactie krijgen dat het kind ergens aan de kant van de plein gaat zitten mokken in een hoekje. Dit is uiteraard ook om medeleven bij de leider te bekomen en zijn/haar zin te krijgen. B. Frustratieagressie Sommige kinderen worden agressief als je (in hun ogen) niet redelijk bent. Deze kinderen hebben een aantal verwachtingen en als hieraan niet wordt voldaan, dan worden ze overvallen door een gevoel van machteloosheid. Op kamp bij een spel verwacht hetzelfde kind altijd dat hij de tikker mag zijn, het eerste mag beginnen, het eerst 4-uurtje krijgt, … Als je als leider hier niet op ingaat, kan dat tot een agressieve reactie leiden. Dit kan een reeks scheldwoorden naar je hoofd geslingerd krijgen, maar dit kan ook een harde stamp zijn op „wat er ook maar in de buurt ligt‟. C. Doelgerichte of instrumentele agressie Sommige kinderen gebruiken met opzet agressie. Zij zijn heel berekenend, omdat ze weten dat angst creëren voor hen veel deuren opent. Dit zijn kinderen die in het verleden als succeservaringen hebben bereikt met het gebruik van agressie. Ze gebruiken vaak onmiddellijk hun vuisten of dreigementen tot „fysieke agressie‟ als ze hun zin niet krijgen. Ze willen hun zin krijgen en de baas spelen. Als dit niet werkt, vallen we terug op frustratieagressie. Het kind komt terecht in een woede-uitbarsting en je krijgt hoogstwaarschijnlijk een woordenvloed vol verwijten over je heen.
4.2
Omgaan met agressie. A. Emotionele agressie
Het kind legt de verantwoordelijkheid voor zijn/haar welbevinden in de groep bij jou als leider. Dit is echter een foute uitgangssituatie. Jij moet proberen om het kind eigen verantwoordelijkheid te geven hierin. Hoe doe je dit?
Kaderschool Duinen-Heide
207
Zorgkinderen
Het is enorm belangrijk dat je het kind waardering en ruimte geeft. Waardering uiten doe je door vriendelijk te zijn en bevestiging te geven over zijn/haar persoon. Je kan bijvoorbeeld zeggen: “Leuk dat je erbij bent”. Ruimte bieden kan je bereiken door keuzemogelijkheden te geven aan het kind. Een voorbeeld: “Ik vraag me af of je je wel gaat amuseren als je aan de kant gaat zitten?” Het is belangrijk dat je je af en toe afvraagt of het kind je niet manipuleert. Zodra het kind merkt dat hier een mogelijkheid toe is, ben je verloren. Dan is het enorm moeilijk om terug te schroeven. B.
Frustratieagressie
Neem het probleem serieus en laat het kind zijn woede uiten. In de ogen van het kind is hem onrecht aangedaan, ga daar niet tegenin. Spreek het kind aan op een neutrale, rustige en kordate manier. Hierbij is het belangrijk dat je zijn/haar naam gebruikt en oogcontact houdt. De bedoeling hiervan is om een relatie te krijgen met het kind. Probeer ook in de nabijheid te blijven, op zijn minst in dezelfde ruimte. Het is belangrijk dat je luidop benoemt wat er gebeurt en wat de consequenties hiervan zijn. Als het kind is gekalmeerd, voer je hier best een gesprek over om de oorzaken te achterhalen van de woede-uitbarsting. Dit kan iets zijn dat heel gemakkelijk oplosbaar is en als je hiermee deze agressie kunt vermijden is het een must. C.
Doelgerichte of instrumentele agressie
Trek grenzen, maar ga niet tegen de persoon in. Zeg dat je graag wil praten en luisteren, maar niet als die persoon zich zo gedraagt. Reageer vriendelijk, maar kordaat. Beëindig het gesprek als het agressieve gedrag doorgaat. Als je er zelf niet uitkomt omdat je bang of boos bent, vraag dan hulp. Laat je nooit verleiden om zelf agressief te worden, want dan vindt de agressieve persoon dat hij des te meer reden heeft om agressief te zijn. In een notendop:
Stel grenzen, en wel zo snel mogelijk. Zeg dat je alleen verder wil praten als hij een andere toon aanslaat. Voeg de daad bij het woord en beëindig het gesprek direct als op je verzoek niet wordt ingegaan. Dan is het meest belangrijke om het
Kaderschool Duinen-Heide
208
Zorgkinderen
kind eerst te laten kalmeren. Zorg wel dat hij/zij geen andere kinderen kan bezeren of kan weglopen.
Blijf rustig en neem een open houding aan. Dit wekt vertrouwen.
Luister naar wat de persoon te zeggen heeft.
Geef aan de “boze” persoon de keuzemogelijkheden aan die er zijn. Op kamp: “je kan nu even aan de kant gaan zitten en rustig worden” OF “ik breng je naar het woonhuis/secretariaat”.
Ga weg zodra er iets bereikt is om ervoor te zorgen dat de situatie niet opnieuw escaleert.
4.3
Je eigen binnenkant
Hierboven heb je een aantal tips gekregen hoe je het best omgaat met agressie. Het is enorm moeilijk om je, gedurende een agressiesituatie, aan deze regels te houden. Het is belangrijk dat je – op basis van de richtlijnen – zelf ervaart hoe jij en het kind hier het best mee omgaan. Hiervoor is even tijd nodig om elkaar te leren kennen. De belangrijkste boodschap is: GEBRUIK ZELF NOOIT AGRESSIE ALS TEGENREACTIE. Agressie kan een zeer zwaar effect hebben op je eigen persoon. Je kunt je bedreigd, angstig, gefrustreerd, … voelen als je hiermee te maken krijgt. Negeer deze gevoelens niet, maar praat erover met anderen. Hoe meer je hierover praat, hoe gemakkelijker je er de dag erna mee kan omgaan en hoe meer handvaten je aangereikt krijgt om het erna anders, beter, rustiger, … aan te pakken.
Kaderschool Duinen-Heide
209