SVI+, het draaideurmodel geeft middelbare scholieren lucht Het Instituut Sint-Vincentius in Gijzegem (SVI) laat hoogbegaafde leerlingen niet in de kou staan. Onder de noemer SVI+ krijgen deze adolescenten een breder aanbod en hoopt de school dat zij meer uit hun schooltijd halen. Het programma is gebaseerd op het draaideurmodel. Het welbevinden van leerlingen staat daarbij centraal. De begeleiding van leerlingen met of zonder leerstoornis kent op het SVI een lange traditie. Zeven jaar geleden werd een start gemaakt met de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen. Eén van de redenen daarvoor was dat de school vermoedde dat een aantal van de afhakende leerlingen hoogbegaafd was. In het schooljaar 2003-2004 werd de eerste Vlaamse navorming rond hoogbegaafdheid gevolgd en na contact met het CBO stond in juni de eerste schets van een begeleiding op papier. SVI koos voor het draaideurmodel omdat de ingreep in het lesgebeuren daarbij minder groot is dan bij compacten en verrijken. Bij ingrepen in de dagelijkse lessen zouden alle leerkrachten de twee principes moeten leren toepassen. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Bij de invoering van een nieuwe begeleiding is een zo breed mogelijk draagvlak noodzakelijk. Op het SVI werd aan het begin van schooljaar 2004-2005 in samenwerking met Tessa Kieboom een pedagogische studiedag rond hoogbegaafdheid georganiseerd. Alle leerkrachten werden toen op de hoogte gebracht van de start van het begeleidingsprogramma SVI+. Nog steeds wordt ieder jaar een navormingsmoment gehouden. Hierop worden zeker alle nieuwe leerkrachten verwacht. De + in de naam SVI+ verwijst naar het feit dat de hoog begaafde leerlingen de kans krijgen om meer te doen dan de andere leerlingen en door het bredere aanbod meer uit hun schooltijd te halen. Met SVI+ komt de school tegemoet aan een aantal specifieke eigenschappen van hun denken en leren. Er wordt een meerwaarde gecreëerd zodat het een plus mag betekenen voor hun totale ontwikkeling. Het welbevinden is trouwens ook de belangrijkste doelstelling. Wij hopen dat zij gelukkige jongeren worden die zich kunnen ontplooien tot volwassenen en niet uit de boot vallen. Indien hun motivatie voor school en voor het leren daardoor toeneemt, en zij beter gaan presteren dan is dat heel goed. Betere resultaten halen is echter niet de prioriteit. Eerstejaars: van intake tot project De meeste ouders en hoogbegaafde leerlingen maken kennis met de school tijdens de opendeurdag. Iedereen met vragen rond hoogbegaafdheid wordt naar de coördinator van SVI+ doorverwezen. Na een korte voorstelling van SVI+ wordt er een afspraak gemaakt
voor een intakegesprek. Het doel van dit gesprek met zowel ouders als leerling is het krijgen van een zo goed mogelijk beeld van de leerling. De gegevens van de lagere school en het verslag van eventuele tests worden aangevuld met informatie over de voorgeschiedenis, interesses, hobby’s, sterke en zwakke kanten. De leerling en ouders krijgen ook praktische informatie over de start van de begeleiding. Alleen leerlingen met een attest of een gemotiveerd verslag mogen deelnemen aan SVI+. Het verslag van het intakegesprek, de testing en het zorgformulier worden bewaard in het dossier van de leerling dat enkel kan ingekeken worden door de directie en de zorgleerkrachten. Leerkrachten krijgen een korte samenvatting van de belangrijkste en meest relevante zaken. Voor de school, de ouders en de leerling is de SVI+ coördinator het aanspreekpunt. Dit maakt snelle tussenkomsten en het opbouwen van een vertrouwensrelatie heel gemakkelijk. De eerste weken verlaten de nieuwe leerlingen de reguliere lessen nog niet. Deze periode vraagt van hen, net als van de andere leerlingen, een hele aanpassing. Na het eerste rapport geven de ouders feedback over de eerste weken en wordt er gestart met de begeleiding. De eerstejaars verlaten in deze periode slechts één uur per week de lessen. Tot december wordt gewerkt rond leren leren in een reeks denklessen. Er wordt een leerstijlentest afgenomen en met hen besproken. Zij leren mindmappen en de computer inzetten bij het studeren van woordenschat. Zij doen wat aan geheugentraining en beginnen met creatief denken. Het is voor hen minstens even belangrijk met een groep gelijkgezinden samen te zitten. Dat maakt het voor hen ook duidelijk dat zij niet alleen zijn en dat er nog leerlingen zijn die tegen dezelfde dingen aanbotsen. De gesprekken zijn op dat vlak zeer waardevol. Na de herfstvakantie moet de leerling volgens zijn eigen interesses ideeën aanbrengen voor een eerste (mini)project. Met de uitvoering van dit eerste project start de hoogbegaafde leerling in januari. Dagelijkse praktijk Het draaideurmodel SVI+ houdt in alle graden in dat de hoogbegaafde leerlingen de reguliere lessen verlaten om aan andere zaken te werken. De gemiste stof moeten zij op zelfstandige basis inhalen en verwerken. De resultaten voor die vakken moeten natuurlijk goed blijven. In de eerste graad mogen ze maximum drie uur uit de les op dinsdagvoormiddag. Dat gebeurt op die voormiddag omdat er dan een optimale begeleiding is. De SVI+-coördinator is aanwezig en ouders kunnen zo nodig ontvangen worden. Vanaf de tweede graad staat er geen limiet op het aantal uren en mogen ze op gelijk welke dag de lessen verlaten. De enige beperkingen die voor alle leerlingen gelden zijn de uren plastische, muzikale en lichamelijke opvoeding, vakken van één uur en uren waarop zij een toets of taak moeten maken. Willen
zij op een bepaald ogenblik echter wél in de les blijven omdat het onderwerp hen interesseert, dan kan dat. Zij mogen de lessen verlaten maar moeten dat niet. In het begin van iedere trimester of semester wordt er met de leerling besproken op welk uur hij of zij de les zal verlaten. In samenspraak met de vakleerkracht wordt dit vastgelegd voor de volledige periode. Alle leerlingen die deelnemen
aan SVI+ krijgen een zogeheten
draaideurkaart. Met deze kaart kunnen ze nog op andere dan de vastgelegde uren de les verlaten, mits akkoord van de vakleerkracht die de kaart van een handtekening voorziet. Wanneer de leerling de reguliere lessen verlaat, gaat hij werken in de bibliotheek. Daar is permanentie en toegang tot het internet. Niets belet de leerling om zelf nog informatie mee te brengen. Gaat het over een vakgebonden project, dan kan de leerling ook in de les blijven. Iedereen houdt een logboek bij van wat hij of zij doet. Materiaal (logboeken, planning, mindmaps, documentatie…) blijft in de bibliotheek in een kast die enkel voor deze leerlingen toegankelijk is. Op de maandrapporten komt telkens een procesevaluatie en op het einde van het project volgt ook een productevaluatie. Na afloop doen de leerlingen een zelfevaluatie en bespreken zij die met de SVI+-coördinator. Ondersteuning en klassen inlichten Wanneer een leerling met een begeleidingsplan voor een leerstoornis geniet van sticordimaatregelen, wordt dat uitgelegd aan de klasgenoten. Deze openheid zorgt ervoor dat er geen misvattingen ontstaan wanneer bepaalde zaken toegestaan worden of op een andere manier verlopen. Zo zijn medeleerlingen veel beter in staat de verscheidenheid te begrijpen, die te aanvaarden en de leerling te helpen indien dat gevraagd wordt. Op dezelfde wijze wordt
aan
medeleerlingen
uitgelegd
waarom
een
hoogbegaafde
leerling
in
het
draaideurmodel stapt en de lessen zal verlaten. In de hogere jaren vragen hoogbegaafde leerlingen vaak zelf die uitleg niet te geven omdat de medeleerlingen al op de hoogte zijn, of beslissen zij het zelf uit te leggen indien er vragen gesteld worden. De school trekt voor deze begeleiding vijf lesuren per week uit. In de praktijk, besteedt de coördinator op school acht tot tien uur aan deze begeleiding, gaande van gesprekken met leerlingen en/of ouders tot coaching van projecten. Hij probeert ook op zoveel mogelijk klassenraden aanwezig te zijn om alles op te volgen en waar nodig zaken te verduidelijken. Alle leerlingen die aan een project werken hebben een coach. Dit is een leerkracht die zich vrijwillig opgegeven heeft om deze leerlingen te begeleiden en die bij voorkeur een vorming heeft gevolgd aan het CBO. De coach overloopt kort of de notities van de gemiste lessen en het logboek aangevuld zijn en bespreekt eventuele moeilijkheden met de leerling en de coördinator. De coaches komen regelmatig samen.
Inhoudelijk aanbod binnen de school De inhoudelijke invulling door de leerlingen is divers. Eerst en vooral zijn er de zelfgekozen projecten. Deze projectwerking kent per graad grote verschillen. In het eerste jaar worden de leerlingen sterk begeleid en in de hogere jaren werken zij zelfstandiger. Projecten kunnen klein of groot, kort- of langlopend zijn. Het onderwerp komt zoveel mogelijk van de leerlingen zelf of bij groepswerking vanuit de groep. Vele eerstejaars werkten tevoren nooit zelfstandig aan projecten. Zij moeten dit leren en coaching is in het begin nodig. Door hun sterk conceptueel denken is het uitwerken van een concreet eindproduct niet altijd gemakkelijk. Er wordt bij ieder project expliciet aandacht besteed aan vaardigheden en leren leren in de eerste jaren. Impliciet is leren leren steeds aanwezig door de projectwerking als didactische werkvorm te gebruiken. Er is bovendien zoveel mogelijk terugkoppeling naar de eigen (klas)groep onder de vorm van spreekbeurten of toonmomenten. Dit moet steeds opnieuw gestimuleerd worden, omdat weinigen bereid zijn dat te doen. Wij verplichten hen echter nooit. Een toonmoment voor de andere hoogbegaafde leerlingen stelt minder vaak problemen. Naast zelfgekozen projecten kunnen leerlingen, ook kiezen voor het doornemen van een zelfstudiepakket van www.hoogbegaafd-uitgedaagd.nl. In het tweede jaar stimuleer ik hen om het pakket “Psychologie I” te kiezen omdat zij dan kennismaken met deze discipline. Zo is het voor hen gemakkelijker om later, indien ze niet de richting humane wetenschappen volgen, het vak Gedragswetenschappen te kiezen als uitbreiding van hun curriculum. Ten derde kunnen leerlingen uit iedere graad een reeks van zes denklessen volgen naast de andere dingen die ze doen in het kader van SVI+. De bedoeling is de hoogbegaafde leerlingen per graad samen te brengen en hen een programma aan te bieden om hun denkvaardigheid te verbeteren en hen zo beter te leren denken. Iemand met een hoog IQ denkt namelijk niet automatisch op een effectieve manier. Bij de samenstelling van de denklessen is uitgegaan van de definitie van De Bono. Hij omschrijft denken als “de vaardigheid waarmee intelligentie op basis van ervaring wordt ingezet”. De thema’s van de denklessen zijn aangepast aan de leeftijd. Zo gaat het in de eerste graad vooral over het leren leren en de moeilijkheden die deze leerlingen daarbij ondervinden. In de tweede graad verschuift het accent meer naar zelfkennis en het omgaan met opmerkingen en kritiek, en in de derde graad komt de nadruk meer te liggen op de eigen persoon en de keuzes die de leerling maakt. Telkens wordt er ook een aantal uren aan denktechnieken en creatief denken gewerkt. Alle hoogbegaafde leerlingen willen dit jaar opnieuw de denklessen volgen. Ook diegenen die voor de rest om verschillende redenen niet wensen in te stappen in SVI+. Het is duidelijk dat deze denklessen tegemoet komen aan hun rationeel, abstract, conceptueel, divergent en intuïtief denken. Het is ook een moment waarop zij in een veilige omgeving
met anderen van gedachten kunnen wisselen over zaken die zij in de klas niet onmiddellijk zouden durven bespreken. Het bewaren van een veilige sfeer is belangrijk en de hoogbegaafde leerlingen voelen dat perfect aan. Het uitbreiden van het curriculum, als vierde variant, is mogelijk vanaf het tweede jaar. De leerlingen kunnen voor een extra vak uit een andere richting opteren, maar kunnen ook aansluiten bij het seminarie van het vijfde of zesde jaar. In het vijfde jaar gaat het om korte modules rond thema’s als journalistiek, ethiek in de media en ondernemen. Het seminarie voor de laatstejaars bestaat uit het volgen van Spaans of Italiaans. Een extra vak kiezen impliceert ook het maken van taken en toetsen. De resultaten daarvan komen ook op het rapport. Dit organiseren vraagt wel wat puzzelwerk. De coördinator bekijkt met de leerling wanneer het gekozen vak gegeven wordt en vervolgens bespreekt hij met hem van welk vak hij uren kan missen. Alle uren van een extra vak volgen is haast onmogelijk. Zoals de gemiste lessen zelfstandig worden ingehaald, wordt dit ook gevraagd voor het gekozen vak. Tot nu toe heeft dat nooit tot moeilijkheden geleid. In de hogere jaren volgen hoogbegaafde leerlingen soms ook extra uren van een vak waarvan zij minder uren hebben in hun eigen richting. Proeven van het hoger onderwijs Vanaf de derde graad (uitzonderlijk vanaf het vierde jaar) kunnen de hoogbegaafde leerlingen een webklas of aansluitingsmodule volgen aan een universiteit in Nederland. Dit voor leerlingen die al eens willen proeven van het hoger onderwijs of op een hoger niveau een onderwerp willen aanpakken. Sommige universiteiten hebben een beperkt aanbod, andere bieden in alle faculteiten een onderwerp aan. De webklassen worden in het voorjaar en najaar aangeboden en variëren in duur van vier tot acht weken. In het najaar is dat moeilijk omdat er overlapping is tussen de webklassen en de examens op school. Alles verloopt via de elektronische leeromgeving van de universiteit. De leerlingen kunnen zich enkel inschrijven indien een leerkracht de inschrijving steunt. Wekelijks krijgen zij studiemateriaal en opdrachten die ingeleverd moeten worden tegen vooropgestelde data. In de praktijk moeten de leerlingen per week drie tot zes uur besteden aan een webklas. Op het einde volgt meestal een toets. Wanneer alles op voldoende niveau gemaakt wordt, krijgen de leerlingen een certificaat. De hoogbegaafde leerlingen van het zesde jaar kunnen ook een cursus volgen aan de hogeschool KAHO St.-Lieven te Aalst, via afstandsonderwijs. Hiervoor moeten zij zich inschrijven via een creditcontract. Op die manier is het niet vrijblijvend en kan de leerling ook creditbewijzen halen.
En de toekomst? Zeven jaar na de opstart raakt SVI+ stapje voor stapje uitgebouwd. Twee jaar geleden vroegen ouders meer informatie over verschillende aspecten van hoogbegaafdheid en over SVI+. De georganiseerde informatieavond werd besteed aan de wijze waarop SVI+ tegemoet komt aan de noden en de ontwikkeling van deze doelgroep. De ouders waren toen vragende partij voor een regelmatiger infomoment. De school hoopt dit in de toekomst verder uit te bouwen. Ter ondersteuning van SVI+ is er een interne werkgroep op school. De coaches maken daar deel van uit. Anderen denken mee rond hoogbegaafdheid en kijken op welke manier er kan gedifferentieerd worden naar boven toe. Differentiatie in de klas is evenzeer nodig voor leerlingen die in het draaideurproject stappen, willen wij zoveel mogelijk hoogbegaafde leerlingen optimaal kunnen begeleiden. De zoektocht naar materiaal en manieren om te differentiëren blijft een werkpunt. Zeven jaar geleden begonnen we heel kleinschalig met één hoogbegaafde leerling die aan projecten werkte. Doorheen de jaren is het aantal deelnemers toegenomen en werd het aanbod uitgebreid. Zo is er nu een doorgaande lijn in de begeleiding van het eerste tot het zesde jaar. Er blijft natuurlijk werk aan de winkel. Het werken met deze jonge mensen vraagt veel energie. Tegelijkertijd geeft het veel voldoening hen bezig te zien, met hen te praten en te werken en zo een schakel te mogen zijn in hun ontwikkeling. Het zijn stuk voor stuk parels. Met SVI+ draagt de school een steentje bij in hun ontwikkeling naar gelukkige volwassenen.
Kritische succesfactoren van een adequaat verbredingstraject Een internationale literatuurstudie uit 2005, uitgevoerd in opdracht van het CBO en met steun van de Koning Boudewijnstichting, toonde aan dat volgende elementen aanwezig moeten zijn om een verbredingstraject goed te laten verlopen. Op schoolniveau
Een schoolbeleid met een geformaliseerd plan Een brede diagnostiek : meer dan IQ Houding, rol en opleiding van de leerkracht Stimulerende leeromgeving
Op klasniveau
Ontwikkeling van cognitieve vaardigheden Ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden Inhoudelijke en procesmatige uitdaging Autonomie Integratie en concentratie Inductief leren
Sociaal-emotionele ontwikkeling Tips voor uitbreiding in het secundair
Informeer het volledige lerarenkorps Zorg dat je dit niet alleen moet dragen Baken duidelijk het doelpubliek af Werk met één vaste contactpersoon Begin kleinschalig Zet een algemeen kader op papier Wees zo flexibel mogelijk Beschouw elke leerling als een individu met specifieke noden Investeer in leren leren Evalueer alles zodat niets vrijblijvend is Neem regelmatig contact op met de ouders Een individueel gesprek tussen leerkracht en leerling wonderen kan doen Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen
J.De Rijcke Oorspronkelijk verschenen in “Hoogbegaafd?!”, jaargang 2, nr1, januari 2011.