NL Vlakke Zonnecollectoren
NEO 2.1 / SUN 211
Installatie- en servicehandleiding
Geïntegreerd in het dak 17° tot 65° mechanisch vervaardigde dakpannen
300024194-001-02
Inhoud 1
Inleiding .......................................................................................................4 1.1
Toegepaste symbolen ..........................................4
1.2
Algemeen ...............................................................5 1.2.1 1.2.2 1.2.3
2
3
Veiligheidsinstructies en aanbevelingen .................................................7 2.1
Veiligheidsvoorschriften ......................................7
2.2
Aanbevelingen ......................................................7
Technische beschrijving ...........................................................................8 3.1
Werkingsprincipe ..................................................8
3.2
Technische gegevens ..........................................8 3.2.1 3.2.2
4
Zonnesensoren .......................................................8 Curve drukverliezen ................................................9
Installatie ...................................................................................................10 4.1
Installatievoorschriften ......................................10
4.2
Leveringsomvang ...............................................11
4.3
Belangrijkste afmetingen ...................................14
4.4
Installatieschema’s .............................................15 4.4.1 4.4.2
4.5
4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.5.6 4.5.7 4.5.8 4.5.9
4.6
Verticale montage, naast elkaar ............................15 Installatievoorbeeld ...............................................16
Montage van de collectoren ..............................17 4.5.1 4.5.2
Waarschuwing .......................................................17 Noodzakelijke gereedschappen en materialen .............................................................18 Afmetingen ............................................................19 Te voorziene ruimte ..............................................20 Montage van de latten ...........................................21 Montage voor een installatie met 2 collectoren .............................................................22 Montage voor een installatie tot 5 collectoren .............................................................38 Montage voor een installatie met 1 collector .........56 Het plaatsen van de dakpannen ...........................67
Wateraansluitingen .............................................68 4.6.1
1
Aansprakelijkheid fabrikant .....................................5 Aansprakelijkheid van de installateur ......................5 Aansprakelijkheid gebruiker ....................................5
Afmetingen van de aansluitingen ..........................68 20/02/2013 - 300024194-001-02
Inhoud
4.6.2 4.6.3
4.7
5
6
2
Vullen van de installatie .....................................69
Inbedrijfstelling .........................................................................................71 5.1
Controlepunten vóór inbedrijfstelling ..............71
5.2
Inbedrijfstelling ...................................................71
Controle en onderhoud ............................................................................72 6.1
7
Aansluiting .............................................................68 Isolatie van de leidingen ........................................69
Algemene instructies .........................................72
Reserveonderdelen ..................................................................................73 7.1
Algemeen .............................................................73
7.2
Onderdelen ..........................................................73
20/02/2013 - 300024194-001-02
3
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
1
Inleiding
1.1
Toegepaste symbolen
1. Inleiding
In deze handleiding worden verschillende gevarenniveaus gebruikt om aandacht op de bijzondere aanwijzingen te vestigen. Wij doen dit om de veiligheid van de gebruiker te verhogen, problemen te voorkomen en om de technische bedrijfszekerheid van het apparaat te waarborgen. GEVAAR Kans op gevaarlijke situaties resulterend in ernstig persoonlijk letsel. WAARSCHUWING Kans op gevaarlijke situaties resulterend in licht persoonlijk letsel. OPGELET Kans op materiële schade. Let op, belangrijke informatie. ¼Verwijzing naar andere handleidingen of pagina’s in deze handleiding. Opgelet: Gevaar voor brandwonden.
Gebied met regelmatig sneeuwval.
Gebied met regelmatig wind.
20/02/2013 - 300024194-001-02
4
NEO 2.1 / SUN 211
1. Inleiding
1.2
Algemeen
1.2.1.
Aansprakelijkheid fabrikant
Onze producten worden gemaakt volgens de verschillende van toepassing zijnde richtlijnen. Zij worden daarom geleverd met de [ markering en alle benodigde documenten.
Vanwege de permanente zorg voor de kwaliteit van onze producten, zoeken wij voortdurend naar manieren om deze te verbeteren. Daarom houden wij ons het recht voor de in dit document genoemde specificaties te wijzigen. In de volgende gevallen zijn wij als fabrikant niet aansprakelijk: 4 Het niet in acht nemen van de gebruiksinstructies van het apparaat. 4 Achterstallig of onvoldoende onderhoud aan het apparaat. 4 Het niet in acht nemen van de installatieinstructies van het apparaat.
1.2.2.
Aansprakelijkheid van de installateur
De installateur is aansprakelijk voor de installatie en de eerste inbedrijfstelling van het apparaat. De installateur moet de volgende instructies in acht nemen: 4 Lees de instructies van het apparaat in de meegeleverde handleidingen en neem deze in acht. 4 Installeer overeenkomstig de geldende wetgeving en normen. 4 Voer de eerste inbedrijfstelling en alle benodigde controles uit. 4 Leg de installatie uit aan de gebruiker. 4 Als onderhoud noodzakelijk is, waarschuw dan de gebruiker voor de controle- en onderhoudsplicht betreffende het apparaat. 4 Overhandig alle handleidingen aan de gebruiker.
1.2.3.
Aansprakelijkheid gebruiker
Om het optimaal functioneren van de installatie te garanderen, moet u de volgende instructies in acht nemen: 4 Lees de instructies van het apparaat in de meegeleverde handleidingen en neem deze in acht. 4 Vraag de hulp van een erkend installateur voor de installatie en de uitvoering van de eerste inbedrijfstelling. 4 Vraag aan de installateur uitleg over uw installatie. 4 Laat de benodigde inspecties en onderhoud uitvoeren door een erkend installateur. 4 Bewaar de handleidingen in goede staat en in de buurt van het apparaat. 5
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
1. Inleiding
Dit apparaat mag niet worden gebruikt door mensen (en kinderen) met lichamelijke-, gevoelsmatige- of geestelijke beperkingen, of door mensen met een gebrek aan technische ervaring, tenzij ze worden begeleid door een persoon, die garant staat voor hun veiligheid of indien ze zijn geïnstrueerd in het juiste gebruik van het apparaat. Voorkom dat kinderen met het apparaat gaan spelen. Als het netsnoer beschadigd is, moet het worden vervangen door de fabrikant zelf, zijn dealer of vergelijkbare bekwame personen om gevaarlijke situaties te voorkomen.
20/02/2013 - 300024194-001-02
6
NEO 2.1 / SUN 211
2. Veiligheidsinstructies en aanbevelingen
2
Veiligheidsinstructies en aanbevelingen
2.1
Veiligheidsvoorschriften GEVAAR De maximaal toegelaten dakbelasting mag in geen enkel geval worden overschreden. Als dit geval zich voordoet, moet een bouwkundig specialist worden geraadpleegd. WAARSCHUWING Alleen een bevoegd vakman kan de installatie uitvoeren volgens de geldende wetgeving en normen. OPGELET Onderhoud het apparaat. Neem contact op met een vakman of sluit een onderhoudscontract af voor de jaarlijkse servicebeurt van het apparaat.
2.2
Aanbevelingen WAARSCHUWING 4
4
Werkzaamheden aan de installatie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door deskundig personeel, volgens de regels van de kunst en de aanwijzingen in deze handleiding. Voor de aansluiting is het absoluut noodzakelijk de normen en de lokale voorschriften in acht te nemen.
4 Het transport en de opslag van de collectoren en de onderdelen voor de montage moet met zorg gebeuren. Indien de verpakking tijdens het transport is beschadigd, moet de transporteur per omgaande worden ingelicht. 4 De geleverde montageset moet in zijn geheel voor het installeren gecontroleerd worden met behulp van de bij iedere set meegeleverde lijst. 4 Houd u tijdens de installatie stipt aan de aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften die in deze handleiding staan. 4 De verpakkingsmaterialen dienen na installatie overeenkomstig de lokale voorschriften te worden teruggenomen. 4 Isoleer de leidingen in ruimtes die niet verwarmd worden (kelders en kruipruimtes). 4 Controleer regelmatig of er voldoende water en waterdruk in de installatie is. 4 Regelmatig onderhoud is onmisbaar voor een veilige en bedrijfszekere werking van het apparaat. 7
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
3. Technische beschrijving
3
Technische beschrijving
3.1
Werkingsprincipe De directe zonnestraling (korte golven) die op de collector valt, wordt omgezet in warmte door een element dat de warmte opneemt. Door geleiding van de warmte, komt deze in de absorberbuis en wordt getransporteerd naar de boiler door de warmteoverdrachtvloeistof die de warmte overbrengt naar de boiler en daarbij afkoelt. De afgekoelde warmteoverdrachtvloeistof, gaat weer terug naar de zonnecollector om opnieuw zonne-energie op te nemen. Een intelligente regeling zorgt ervoor dat het circuit alleen werkt bij voldoende straling en dat de zonne-energie optimaal wordt gebruikt.
3.2
Technische gegevens
3.2.1.
Zonnesensoren
Lengte
mm
1960
Breedte
mm
1060
Hoogte
mm
70
Gewicht
kg
34,45
Totaal oppervlak AG
m2
2,1
Inlaatoppervlak Aa
m2
1,88
Oppervlak absorber AA
m2
1,90
Waterinhoud
liters
1,2
Maximale werkdruk
bar
10
Testdruk
bar
15
Optisch rendement ηo
0,773
Coëfficënt verlies a1
W/m2.K 3,676
Coëfficënt verlies a2
W/m2.K 0,0143
Stagnatietemperatuur
°C
180
Wateraansluitingen
mm
12
Drukverlies
mbar
Zie hieronder
Hellingshoek van de installatie ° minimum/maximum
20/02/2013 - 300024194-001-02
17 tot 65
8
3. Technische beschrijving
NEO 2.1 / SUN 211
3.2.2. 400 350 300 250
1
Curve drukverliezen
A
Drukverlies (mbar)
Z
Massadebiet (kg/h)
200 150 100 50 0 0
50
100
150
2
9
200
250
300
M002031-A
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4
Installatie
4.1
Installatievoorschriften OPGELET De installatie moet verplicht worden uitgerust met een bescherming van kunststof (folie voor beschieting). OPGELET 4
4 M001788-A
4
4 4
4
De installatie dient op alle punten te beantwoorden aan de regelgeving (DTU-regelgeving en overige...) die van toepassing is op werkzaamheden en interventies hieraan in vrijstaande woningen, woningcomplexen en andere gebouwen. De installatie en het onderhoud van het apparaat moeten uitgevoerd worden door een vakman overeenkomstig de geldende reglementaire teksten en regelen der kunst. Voor het begin van de werkzaamheden moet worden gecontroleerd of het dak voldoende sterk is en de statische belasting kan dragen. De zonne-installaties moeten geaard worden ter bescherming tegen bliksem. Bescherming van het milieu: Plaats een voldoende groot opvangreservoir onder de aftap- en ontlastleiding van de klep. Met de set voor montage op het dak kunnen de zonnepanelen geïnstalleerd worden op daken waarvan het gebint een inclinatie van minstens 17° heeft.
4 De montageset is een specifiek bevestigingssysteem voor vlakke collectoren NEO 2.1 en mag alleen worden gebruikt in overeenstemming met de technische aanwijzingen in deze handleiding. 4 De montageset is ontworpen voor daken met mechanisch gefabriceerde standaard Romaanse dakpannen voor ZuidFrankrijk. 4 De waterafvoer moet in de dakgoot uitkomen. 4 De installatie mag niet gespoeld of gevuld worden wanneer de zonnecollectoren warm zijn (veel zon). 4 Het zonnesysteem moet altijd met warmtegeleidende vloeistof gevuld worden. M002132-A
20/02/2013 - 300024194-001-02
10
4. Installatie
4.2
NEO 2.1 / SUN 211
Leveringsomvang
ER45
ER193
(2x)
(5x) (5x) (2x)
M001801-B
ER194
ER195
(4x) (2x)
(10x)
(5x)
(10x)
(5x)
(4x)
(2x)
M001802-B
11
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
ER190
ER191
(2x)
(10x)
(1x) (10x) (20x) (10x)
(12x) (12x)
(1x) (2x)
(7x)
(7x)
M002133-C
ER192 (2x) (1x) (2x) (2x) (1x) (2x)
(1x) (2x) (1x)
M002134-C
ER236
30
C003463-C
20/02/2013 - 300024194-001-02
12
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
ER235
C003478-D
ER67
ER68
M001805-A
Colli
ER 45
Artikelnummer Benaming
1
2
3
4
5
2
3
4
5
1
1
1
1
1
2
3
1
1
1
1
2
3
1
2
3
4
1
1
1
1
1
2
3
4
Zonnecollector
1
ER 193 100017965
Montageset 1 collector
1
ER 194 100017966
Montageset voor 2 zonnecollectoren
ER 195 100017967
Montageset voor uitbreiding
ER 190 100015204
Dak-integratieset voor 1 collector
ER 191 100015205
Dak-integratieset voor 2 collectoren
ER 192 100015206
Staalplaat voor uitbreiding
ER 235 100017997
Afdichtingsset inbouw 1 sensoren
ER 236 100017998
Afdichtingsset inbouw 2 sensoren
ER 67
100013503
Hydraulische aansluitset
ER 68
100013504
Hydraulische aansluitset: Brug 180° DN12 230 mm
13
100013471
Benodigde colli’s voor het uitvoeren van de installatie aan de hand van het aantal zonnecollectoren
1 1
1
1
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4.3
4. Installatie
Belangrijkste afmetingen 1060 175,5 113,5
3
2
70
1 2 3
1960
37
1
113,5
M001740-A
20/02/2013 - 300024194-001-02
A
Ingang collector
Z
Uitgang collector
E
Collector sensor
14
4. Installatie
4.4
NEO 2.1 / SUN 211
Installatieschema’s Er mogen maximaal 5 zonnepanelen in serie gemonteerd worden.
4.4.1.
Verticale montage, naast elkaar
4 Aansluiting voor 1 of 5 collectoren. OPGELET Plaats de sensor van de zonnecollector aan de afvoerzijde van het zonnecircuit (vertrek van het warmste collector). A: Collector sensor. OPGELET Voorkeursmontage: Sensor A op de bovenzijde van de zonnecollector.
A
M001754-B
OPGELET Indien de sensor A zich op de onderzijde van de zonnecollector bevindt, moet één van de meegeleverde latten gebruikt worden met een hoogte van 45 (¼ "Afmetingen", pagina 19).
A
15
M001775-B
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
4.4.2.
61
61 87 4
109
61 114 84 88 85 130
114
Installatievoorbeeld
4
Manometer
17
Aftapkraan
57
Uitgang sanitair warm water
61
Thermometer
84
Stopkraan met ontgrendelbare antiretourklep
85
Pomp primaire zonnekring
87
Op 6 bar geijkte veiligheidsklep (primaire zonnekring)
88
Expansievat
89
Opvangbak voor wamteoverdrachtvloeistof
109
Thermostatische mengventiel
112a
Collector sensor
112b
Sanitair warmwatersensor
114
Aftapkraan kring op zonne-energie
126
Zonneregeling
129
Duo-Tube
130
Manuele ontluchter
131
Batterij vlakke of buisvormige collectoren
230V 50Hz
89 M001806-C
20/02/2013 - 300024194-001-02
16
4. Installatie
4.5
NEO 2.1 / SUN 211
Montage van de collectoren
4.5.1.
Waarschuwing
M001748-A
17
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
4.5.2.
10
Noodzakelijke gereedschappen en materialen
10 M001719-B
20/02/2013 - 300024194-001-02
18
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.5.3.
17-65
Afmetingen
5
°
3 55
4
8 19
2 1
24 37
0
43
0
10
0
10
10
4 80
0
165
4
4
660
4
400 A
660 M002135-D
A
Bestaande lat
Z
Te plaatsen beginlat niet meegeleverd (Breedte: 45 mm)
E
Meegeleverde te plaatsen bevestigingslat
R
Op de beginlat te plaatsen bevestigingslatten
T
Folie aan de binnenzijde van het dak
Aantal collectoren 1 Maat A 19
2
3
4
5
1147 2210 3273 4336 5400 20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
OPGELET 4
Controleren of er onderdakbedekking aanwezig is. Zo niet, plastic onderdakbedekking aanbrengen.
4
De latten Z, E en R moeten altijd even dik zijn als de bestaande latten. De maat van 550 mm in acht nemen. Zo nodig een extra lat toevoegen.
4
4.5.4.
Te voorziene ruimte
>3 70 0
>A
M002136-B
Aantal collectoren 1 Maat A
20/02/2013 - 300024194-001-02
2
3
4
5
1920 2980 4040 5100 6160
20
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.5.5.
Montage van de latten
1
1
55
0
=
=
19
80
43
37
0
0
M002137-C
A
Bevestig de latten met behulp van de meegeleverde schroeven. OPGELET De maat van 550 mm in acht nemen. Zo nodig een extra lat toevoegen.
21
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.5.6.
Montage voor een installatie met 2 collectoren
n Het plaatsen van de collectoren
3 3 3
1
3
0 20 ni mi
1 2 1 2 1 2 1 2
66 40
165
80
66
2
0
0
0
3
C003456-F
1. Schroef de onderste bevestigingslipjes vast op de onderste lat. 2. Plaats de collectoren. De bevestigingslipjes moeten in de steungroef geplaatst worden. 3. Plaats de bovenste bevestigingslipjes in de steungroef van de collectoren en schroef ze vervolgens op de lat. De collectoren moeten kort voor de ingebruikname van het systeem worden gemonteerd. Dit minimaliseert de tijd dat de zonnecollectoren onnodig worden opgewarmd, zonder warmtegeleidende vloeistof.
20/02/2013 - 300024194-001-02
22
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de pakkingen en tussenclips
1
3 2
A
1
2 1
3
3
2 A A
3
3
C003457-A
1. Reinig het steunoppervlak.Plaats de pakking, zonder deze uit te rekken, in de gleuf van de 2 panelen over de hele lengte. 2. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte tussenpakking op de 2 panelen. 3. Monteer de tussenclips met de hamer, op één lijn op de onderzijde van de panelen.
23
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Assemblage en bevestiging van de 2 panelen
B
B
B
2
B B
1 1 A C003458-C
1. Schuif de tweede zonnecollector naar het eerste. De collectoren moeten over de hele hoogte perfect op elkaar aansluiten. 2. Bevestig de collectoren.
20/02/2013 - 300024194-001-02
24
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de pakkingen en de bovenste clips
3
3
1 2
3 3
A
3 A
3
A 1
2
C003459-B
1. Reinig het steunoppervlak. Plaats de pakking, zonder deze uit te rekken, in de bovenste gleuf van de 2 panelen. 2. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking over de volledige breedte van de 2 panelen. 3. Monteer de bovenste clips met de hamer.
25
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n De verbinding tussen de 2 panelen waterdicht maken (hoog)
3
1
3
4
5
6
2
40
7
C003460-E
1. Reinig het steunoppervlak. Plak de band BUTYL op de tussenclips en laat hierbij 3 mm vrij. 2. Houd de strook BUTYL aan het uiteinde van de tussenclips los. 3. Breng silicone aan op de voegen van de assemblage-elementen. 4. Verwijder de beschermfolie van het zelfklevende schuimrubber. 5. Plak het zelfklevende schuimrubber op het dekplaatje. 6. Smeer het bovenste deel van het dekplaatje in met silicone. 7. Zet het dekplaatje op zijn plaats, bevestig dit en breng hier een dun laagje silicone op aan.
20/02/2013 - 300024194-001-02
26
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Plaatsing van de schumrubberen pakking
C003462-C
1. Reinig het oppervlak waarop de schuimrubberen pakking geplaatst moet worden. 2. Lijm de schuimrubberen pakking op de bovenzijde van de bovenste clip.
27
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n het koppelen van de zonnecollectoren
A
C+D
B
A
B 1
C
D 2
M002140-C
OPGELET Installeer de temperatuursensor in de dompelbuis van de zonnecollector, aan de vertrekzijde van de collectoren. De warmte-overdracht tussen de dompelbuis en de temperatuursensor kan worden verbeterd met behulp van geleidingspasta. 1. Zet de collectorverbindingen voor de boiler op hun plaats. Zet de biconische wartels goed vast. 2. Zet de temperatuursensor op zijn plaats. Duw de temperatuursensor door de pakking heen.
20/02/2013 - 300024194-001-02
28
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Doorvoer in het dak
A
B
M002320-A
29
A
Geval waarbij twee banen folie van de dakvoering elkaar overlappen
B
Geval waarbij de folie van de dakvoering uit één stuk bestaat
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de onderste platte pakking
2
1
C003461-F
Plaats de platte pakking over het gehele onderste gedeelte van de 2 panelen 1. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking vast. Verwijder de zelfklevende strook op de afdichtring. 2. Snijd de platte pakking op de juiste lengte af.
20/02/2013 - 300024194-001-02
30
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Het monteren van de onderste dekplaten
A-A
3 4
A A
1
3
2 4
M002141-F
31
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
OPGELET 4
4
Indien de zonnecollectoren met de vertrek- en retourkoppelingen naar beneden gemonteerd zijn, moeten de koppelstukken teruggeplaatst en vastgedraaid worden, alvorens de onderste dekplaat te plaatsen. Controleer of de stijve strip goed tegen de dakpannen onder de nok steunt. De loden strip moet in de vorm van de dakpannen gemodelleerd worden om zo min mogelijk daglicht tussen de dakpannen en de strip over de hele lengte door te laten.
1. Plaats de rechter onderste dekplaat. 2. Plaats de linker onderste dekplaat. 3. Installeer de rechter onderste dekplaat. Plaats de rechter onderste clip. 4. Plaats de linker onderste dekplaat. Plaats de linker onderste clip.
20/02/2013 - 300024194-001-02
32
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n De verbinding tussen de 2 panelen waterdicht maken (laag)
2
1
3 4
5
6
6
C003923-C
1. Houd de strook BUTYL aan het uiteinde van de tussenclips los. Breng silicone aan op de voegen van de assemblage-elementen. 2. Smeer de binnenzijde van het middelste verbindingselement in met silicone. 3. Zet het middelste verbindingselement op zijn plaats. 4. Smeer de elementen in met silicone. 5. Vouw de strook BUTYL terug op het verbindingselement. 6. Bevestig het verbindingselement.
33
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Het monteren van de dekplaten aan de zijkant
D
4
6
5
E
7
A 1
8
7
2
3
B 9
C B
8
9
M002142-F
1. Plaats de linker zijstrippen A en B. - De strip A moet de strip B tot aan de aanslag bedekken. - De strippen A en B moeten goed uitgelijnd zijn. 2. Zet het geheel A + B op de onderste strip. - De strip A moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip B moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 3. Plaats de zijclip C. 4. Plaats de rechter zijstrippen D en E. 20/02/2013 - 300024194-001-02
34
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
5. Zet het geheel D + E op de onderste strip. - De strip D moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip E moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 6. Plaats de zijclip F. 7. Plaats het bovenste verbindingsstuk. 8. Plaats het onderste verbindingsstuk. 9. Plaats de schroef.
n Het monteren van de bovenste dekplaten
1 2
3
M002143-D
35
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
OPGELET Indien de zonnecollectoren met de vertrek- en retourkoppelingen naar boven gemonteerd zijn, moeten de koppelstukken teruggeplaatst en vastgedraaid worden, alvorens de bovenste dekplaat te plaatsen. 1. Zet de rechter dekplaat vast in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven. 2. Zet de linker dekplaat vast in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven. Controleer of de flappen van de bovenstukken aan de zijkant in het bovenste onderdeel ter hoogte van de dekplaten steken. 3. Zet de schroeven op hun plaats.
20/02/2013 - 300024194-001-02
36
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het plaatsen van de bevestigingslipjes en de dakpanhouders
3 2
1
1
1
2 3
1
1
2 3
M002144-C
1. Bevestig de strippen aan de zij- en bovenkant aan de platen . 2. Plaats de linker dakpanhouder op het lipje van de bovenkant op 10 cm van de bovenkant. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant. 3. Plaats de rechter dakpanhouder op het lipje van de bovenkant op 10 cm van de bovenkant. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant. 37
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het plaatsen van het schuim
2 1 2
2 2
(7x) M002149-D
1. Verwijder de kleefstrook. Reinig de buitenrand van de bovenstukken aan de zijkant. Plak de schuimrubber banden over de hele lengte van de set vast zonder vrije ruimte (van het loden bovenstuk tot boven). 2. Plak het schuimrubber vast in de randen van de dekplaten aan zijen bovenkant. Snijd, indien nodig, de juiste lengte af met een hobbymes. Controleer de hoeken van de loden bovenstukken. Het loden gedeelte dat uitsteekt, moet een flap naar boen en een dalende helling van het dak over de onder de dakpannen geplaatste breedte en lengte.
4.5.7.
Montage voor een installatie tot 5 collectoren
OPGELET Er mogen maximaal 5 zonnepanelen in serie gemonteerd worden.
20/02/2013 - 300024194-001-02
38
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het plaatsen van de collectoren
3 3 3
1
3
0 20 ni mi
1 2 1 2 1 2 1 2
66 40
165
80
66
2
0
0
0
3
C003456-F
1. Schroef de onderste bevestigingslipjes vast op de onderste lat. 2. Plaats de collectoren. De bevestigingslipjes moeten in de steungroef geplaatst worden. 3. Plaats de bovenste bevestigingslipjes in de steungroef van de collectoren en schroef ze vervolgens op de lat. De collectoren moeten kort voor de ingebruikname van het systeem worden gemonteerd. Dit minimaliseert de tijd dat de zonnecollectoren onnodig worden opgewarmd, zonder warmtegeleidende vloeistof.
39
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Plaatsing van de pakkingen en tussenclips
1
3 2
A
1
2 1 3 3 2
1
A
3 3
A
2 3 3
A A
3 3
C003467-B
1. Reinig het steunoppervlak. Plaats de pakking, zonder deze uit te rekken, in de gleuf van de 2 panelen over de hele lengte. 2. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte tussenpakking op de 2 panelen. 3. Monteer de tussenclips met de hamer, op één lijn op de onderzijde van de panelen.
20/02/2013 - 300024194-001-02
40
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Assemblage en bevestiging van de 3 panelen
B B
B
B
B
2
1 1 A C003468-C
1. Schuif de tweede zonnecollector naar het eerste. De collectoren moeten over de hele hoogte perfect op elkaar aansluiten. 2. Bevestig de collectoren.
41
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Plaatsing van de pakkingen en de bovenste clips
3
3
1 2
3 3
A
3 3
A
3 A
3
A 1
2
C003469-A
1. Reinig het steunoppervlak. Plaats de pakking, zonder deze uit te rekken, in de bovenste gleuf van de 2 panelen. 2. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking over de volledige breedte van de 2 panelen. 3. Monteer de bovenste clips met de hamer.
20/02/2013 - 300024194-001-02
42
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n De verbinding tussen de 3 panelen waterdicht maken (hoog)
3
1
3
4
5
6
2
40
7
C003470-B
1. Reinig het steunoppervlak. Plak de band BUTYL op de tussenclips en laat hierbij 3 mm vrij. 2. Houd de strook BUTYL aan het uiteinde van de tussenclips los. 3. Breng silicone aan op de voegen van de assemblage-elementen. 4. Verwijder de beschermfolie van het zelfklevende schuimrubber. 5. Plak het zelfklevende schuimrubber op het dekplaatje. 6. Smeer het bovenste deel van het dekplaatje in met silicone. 7. Zet het dekplaatje op zijn plaats, bevestig dit en breng hier een dun laagje silicone op aan.
43
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de schumrubberen pakking
C003472-C
1. Reinig het steunoppervlak. 2. Lijm de schuimrubberen pakking op de bovenzijde van de bovenste clip.
20/02/2013 - 300024194-001-02
44
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n het koppelen van de zonnecollectoren
C+D
B
A
B
A
B 1
C
D
2
M002307-D
OPGELET Installeer de temperatuursensor in de dompelbuis van de zonnecollector, aan de vertrekzijde van de collectoren. De warmte-overdracht tussen de dompelbuis en de temperatuursensor kan worden verbeterd met behulp van geleidingspasta. 1. Zet de collectorverbindingen voor de boiler op hun plaats. Zet de biconische wartels goed vast. 2. Zet de temperatuursensor op zijn plaats. Duw de temperatuursensor door de pakking heen.
45
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Doorvoer in het dak
A
B
M002320-A
20/02/2013 - 300024194-001-02
A
Geval waarbij twee banen folie van de dakvoering elkaar overlappen
B
Geval waarbij de folie van de dakvoering uit één stuk bestaat
46
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Plaatsing van de onderste platte pakking
2
1
C003471-F
Plaats de platte pakking over het gehele onderste gedeelte van de 3 panelen 1. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking vast. Verwijder de zelfklevende strook op de afdichtring. 2. Snijd de platte pakking op de juiste lengte af.
47
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het monteren van de onderste dekplaten
A-A
4 5 6
A A
1 4
2 3
5 6
M002308-F
20/02/2013 - 300024194-001-02
48
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
OPGELET 4
4
Indien de zonnecollectoren met de vertrek- en retourkoppelingen naar beneden gemonteerd zijn, moeten de koppelstukken teruggeplaatst en vastgedraaid worden, alvorens de onderste dekplaat te plaatsen. Controleer of de stijve strip goed tegen de dakpannen onder de nok steunt. De loden strip moet in de vorm van de dakpannen gemodelleerd worden om zo min mogelijk daglicht tussen de dakpannen en de strip over de hele lengte door te laten.
1. 2. 3. 4.
Plaats de rechter onderste dekplaat. Plaats de middelste onderste dekplaat. Plaats de linker onderste dekplaat. Installeer de rechter onderste dekplaat. Plaats de rechter onderste clip. 5. Installeer de middelste onderste dekplaat. Installeer de middelste onderste clip. 6. Plaats de linker onderste dekplaat. Plaats de linker onderste clip.
49
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n De verbinding tussen de 3 panelen waterdicht maken (laag)
2
1
3 4
5
C003924-B
6
6
1. Houd de strook BUTYL aan het uiteinde van de tussenclips los. Breng silicone aan op de voegen van de assemblage-elementen. 2. Smeer de binnenzijde van het middelste verbindingselement in met silicone. 3. Zet het middelste verbindingselement op zijn plaats. 4. Smeer de elementen in met silicone. 5. Vouw de strook BUTYL terug op het verbindingselement. 6. Bevestig het verbindingselement.
20/02/2013 - 300024194-001-02
50
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het monteren van de dekplaten aan de zijkant
D
7 7
4
6
8 E
5
8
F
9 9
7
A
B 1
2
3
8
B C
9
M002309-G
1. Plaats de linker zijstrippen A en B. - De strip A moet de strip B tot aan de aanslag bedekken. - De strippen A en B moeten goed uitgelijnd zijn.
51
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
2. Zet het geheel A + B op de onderste strip. - De strip A moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip B moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 3. Plaats de zijclip C. 4. Plaats de rechter zijstrippen D en E. - De strip D moet de strip E tot aan de aanslag bedekken. - De strippen D en E moeten goed uitgelijnd zijn. 5. Zet het geheel D + E op de onderste strip. - De strip D moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip E moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 6. Plaats de zijclip F. 7. Installeer de bovenste verbindingsstukken. 8. Installeer de onderste verbindingsstukken. 9. Zet de schroeven op hun plaats.
20/02/2013 - 300024194-001-02
52
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het monteren van de bovenste dekplaten
4
1 2 3
M002310-D
OPGELET Indien de zonnecollectoren met de vertrek- en retourkoppelingen naar boven gemonteerd zijn, moeten de koppelstukken teruggeplaatst en vastgedraaid worden, alvorens de bovenste dekplaat te plaatsen. 1. Zet de rechter dekplaat vast in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven. 2. Zet de middelste dekplaat vast in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven.
53
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
3. Zet de linker dekplaat vast in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven. Controleer of de flappen van de bovenstukken aan de zijkant in het bovenste onderdeel ter hoogte van de dekplaten steken. 4. Zet de schroeven op hun plaats.
n Het plaatsen van de bevestigingslipjes en de dakpanhouders
4 3 2 1
1
1 2 3 4
1
1
2 3 4
M002311-C
1. Bevestig de strippen aan de zij- en bovenkant aan de platen . 2. Plaats de linker dakpanhouder op het lipje van de bovenkant op 10 cm van de bovenkant. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant. 20/02/2013 - 300024194-001-02
54
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
3. Plaats de middelste dakpanhouder op de strip van de bovenkant op 10 cm van de bovenkant. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant. 4. Plaats de rechter dakpanhouder op het lipje van de bovenkant op 10 cm van de bovenkant. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant.
n Het plaatsen van het schuim
2 1
2
2
2
(8x) M002312-E
1. Verwijder de kleefstrook. Reinig de buitenrand van de bovenstukken aan de zijkant. Plak de schuimrubber banden over de hele lengte van de set vast zonder vrije ruimte (van het loden bovenstuk tot boven). 2. Plak het schuimrubber vast in de randen van de dekplaten aan zijen bovenkant. Snijd, indien nodig, de juiste lengte af met een hobbymes. Controleer de hoeken van de loden bovenstukken. Het loden gedeelte dat uitsteekt, moet een flap naar boen en een dalende helling van het dak over de onder de dakpannen geplaatste breedte en lengte. 55
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.5.8.
Montage voor een installatie met 1 collector
n Plaatsing van de zonnecollector
3 3 1
1 2 1 2
165
80
2
66
0 3
M002313-H
1. Schroef de onderste bevestigingslipjes vast op de onderste lat. 2. Plaats de zonnecollector. De bevestigingslipjes moeten in de steungroef geplaatst worden. 3. Plaats de bovenste bevestigingslipjes in de steungroef van de collectoren en schroef ze vervolgens op de lat. Neem de maat van 245 mm vanaf het veld met dakpannen in acht om de lipjes te plaatsen en 80 mm van de rand van de dakpannen tot de collector om het afsnijden van de dakpannen op een van de zijden te vermijden. De zonnecollector moet vlak voor de inbedrijfstelling van de zonneinstallatie gemonteerd worden. Men beperkt op dit manier zoveel mogelijk het onnodig verwarmen van de collector, zonder warmtegeleidende vloeistof.
20/02/2013 - 300024194-001-02
56
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de voeg en de bovenste clip
2
1
2 A
2
A
1
C003464-B
1. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking vast. 2. Monteer de bovenste clip met de hamer.
57
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Aansluiten van de collector
B+C
A
A
1
B
C 2
M002314-D
OPGELET Installeer de temperatuursensor in de dompelbuis van de zonnecollector. De warmte-overdracht tussen de dompelbuis en de temperatuursensor kan worden verbeterd met behulp van geleidingspasta. 1. Zet de collectorverbindingen voor de boiler op hun plaats. Zet de biconische wartels goed vast. 2. Zet de temperatuursensor op zijn plaats. Duw de temperatuursensor door de pakking heen.
20/02/2013 - 300024194-001-02
58
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Doorvoer in het dak
A
B
M002320-A
59
A
Geval waarbij twee banen folie van de dakvoering elkaar overlappen
B
Geval waarbij de folie van de dakvoering uit één stuk bestaat
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Plaatsing van de onderste platte pakking
2
1
C003473-E
Installeer de platte pakking op het volledige onderste gedeelte van de collector 1. Reinig het oppervlak bedoeld voor de afdichtring. Plak de platte pakking vast. Verwijder de zelfklevende strook op de afdichtring 2. Snijd de platte pakking op de juiste lengte af.
20/02/2013 - 300024194-001-02
60
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het monteren van de onderste dekplaat
1 2
A
A-A
3
A
B
M002315-E
OPGELET 4
4
Als de collector gemonteerd is met de vertrek- en retouraansluitingen naar beneden, zet de koppelstukken dan terug en zet ze vast alvorens de onderste dekplaat te plaatsen. Controleer of de stijve strip goed tegen de dakpannen onder de nok steunt. De loden strip moet in de vorm van de dakpannen gemodelleerd worden om zo min mogelijk daglicht tussen de dakpannen en de strip over de hele lengte door te laten.
1. Plaats de onderste plaat. 2. Zet de onderste dekplaat op zijn plaats. 3. Zet de onderste clip op zijn plaats.
61
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Het monteren van de dekplaten aan de zijkant
D
4
6
5
E F
A 1 B
2
3 B
C
M002316-G
1. Plaats de linker zijstrippen A en B. - De strip A moet de strip B tot aan de aanslag bedekken. - De strippen A en B moeten goed uitgelijnd zijn. 2. Zet het geheel A + B op de onderste strip. - De strip A moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip B moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 3. Plaats de zijclip C. 4. Plaats de rechter zijstrippen D en E. - De strip D moet de strip E tot aan de aanslag bedekken. - De strippen D en E moeten goed uitgelijnd zijn.
20/02/2013 - 300024194-001-02
62
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
5. Zet het geheel D + E op de onderste strip. - De strip D moet vlak aan de bovenzijde van de collector geplaatst zijn. - De strip E moet uitgelijnd worden met de onderzijde van de onderplaat. 6. Plaats de zijclip F.
n Plaatsing van de schumrubberen pakking
C003465-C
1. Reinig het steunoppervlak. 2. Lijm de schuimrubberen pakking op de bovenzijde van de bovenste clip.
63
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Het monteren van de bovenste dekplaat
1
2
M002317-E
OPGELET Plaats, als de collector met de vertrek- en retouraansluitingen naar beneden gemonteerd is, de koppelstukken terug en draai deze vast alvorens de bovenste dekplaat te plaatsen. 1. Bevestig de dekplaat in de bovenste clip. Klap het geheel naar beneden en trek tegelijkertijd het onderdeel naar boven. 2. Controleer of de flappen van de bovenstukken aan de zijkant in het bovenste onderdeel ter hoogte van de dekplaten steken.
20/02/2013 - 300024194-001-02
64
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
n Het plaatsen van de bevestigingslipjes en de dakpanhouders
2
1
1
1 2
1
1
2
M002318-C
1. Bevestig de strippen aan de zij- en bovenkant aan de platen . 2. plaats de dakpannenlegger op het bovenste bovenstuk op 10 cm van boven. Bevestig het bovenstuk van één van de latten met behulp van de stroken. Snijd de aan de oorspronkelijke latten toegevoegde latten af ter hoogte van de bovenstukken aan de zijkant.
65
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
n Het plaatsen van het schuim
2 1
2
2
2
(7x) M002319-E
1. Verwijder de kleefstrook. Reinig de buitenrand van de bovenstukken aan de zijkant. Plak de schuimrubber banden over de hele lengte van de set vast zonder vrije ruimte (van het loden bovenstuk tot boven). 2. Plak het schuimrubber vast in de randen van de dekplaten aan zijen bovenkant. Snijd, indien nodig, de juiste lengte af met een hobbymes. Controleer de hoeken van de loden bovenstukken. Het loden gedeelte dat uitsteekt, moet een flap naar boen en een dalende helling van het dak over de onder de dakpannen geplaatste breedte en lengte.
20/02/2013 - 300024194-001-02
66
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.5.9.
Het plaatsen van de dakpannen
1 2 3
3
2
1
M002146-D
67
A
Dakpan onder de nok of schuin
Z
Afhankelijk van de plaats bij te zagen dakpan
E
Op ca. 260 mm afgezaagde dakpan
20/02/2013 - 300024194-001-02
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4.6
Wateraansluitingen
4.6.1.
Afmetingen van de aansluitingen
Aantal collectoren Dimensionering Maximale lengte (mm) (Vertrek + Retour) 2
14-15
40 m
3
14-15
40 m
4
16-18
40 m
5
16-18
40 m
Om gebruik te kunnen maken van de voordelen van een leidingsysteem zonder ontluchting of ontlasting op het hoogste punt mag het debiet van de vloeistof niet lager zijn dan 0,4 m/s tijdens het ontluchtingsproces. De leidingen dienen zo kort mogelijk te zijn uitgevoerd en steeds onder een dalende hoek tussen de collectoren en de aansluiting met de bereider. Indien de plaatsingscriteria voor een optimale ontluchting niet gerespecteerd kunnen worden, dient men over te gaan tot het plaatsen van een ontluchter met manuele bediening R op de hoogste plaats(en) van de zonneinstallatie.
4
1
2
3
A
Ideaal
Z
Onjuist (hoge punt niet afgetapt)
E
Juist (hoge punt afgetapt)
R
Plaats van het ontluchter met manuele ontluchting
M001755-A
4.6.2.
Aansluiting
OPGELET Zachtsolderen is niet toegestaan. Het gebruik van een vloeimiddel werkt corrosievorming in de hand in installaties die werken op basis van propyleenglycol als warmtegeleidende vloeistof. In alle gevallen is het doorspoelen van de buizen noodzakelijk. 4 Het gebruik van een ijzerzaag is verboden. 4 Aansluiting van de buizen door middel van klemringen.
M001756-A
20/02/2013 - 300024194-001-02
4 Hardsolderen: toegevoegd soldeermetaal zonder vloeimiddel volgens DIN EN 1044, bijvoorbeeld LAg2P of L-CuP6. 4 Schroefkoppelingen: enkel te gebruiken indien zij bestand zijn tegen glycol, tegen druk (6 bar naargelang de uitvoering) en tegen uiteenlopende temperaturen (-30 °C, 180 °C) (aanduiding van de fabrikant). 4 Afdichtmateriaal: Hennep. 68
4. Installatie
NEO 2.1 / SUN 211
4 Press fitting (6 bar, 140 ºC).
4.6.3.
Isolatie van de leidingen
OPGELET Om de isolatie tegen mechanische invloeden te beschermen, tegen vogels en tegen UV-licht, dient een versterking te worden aangebracht bovenop de thermische isolatie ter hoogte van het dak, bestaande uit een aluminium mof of uit zelfklevende aluminium tape. Deze bijkomende versterking dient afgedicht te zijn met behulp van siliconen. 4 In het geval dat andere koperen leidingen worden gebruikt, moet de isolatie voldoen aan de volgende eisen: - Bestand zijn tegen permanente temperaturen tot 150 °C in de zone van de collector en ter hoogte van het vertrekpunt, alsook tegen temperaturen tot - 30 °C. - Isolatie bij voorkeur waterdicht en ononderbroken. - met een dikte gelijk aan de diameter van de buis en met een Kcoëfficiënt van 0.04 W/mK. reductie van de isolatie is toegestaan tot 50 % ter hoogte van de doorgangen door muren en dak. M001704-A
4.7
4 Aanbevolen materialen voor maximum temperaturen van 150 °C: - Duo-Tube - DuoFlex - Armaflex HT - minerale vezels - glaswol
Vullen van de installatie OPGELET 4 4
4 4
69
Een warme zonnecollector niet vullen / afspoelen. Gevaar voor brandwonden. Voor de vulling van de installatie, de voordruk van het expantievat meten en deze aan de plaatselijke omstandigheden aanpassen (Voordruk = statische hoogte / 10 + 0.3 bar). Controleer de aansluiting op de zonnecollectoren en de wartel van de sensor van de collector. Propyleenglycol lekt veel gemakkelijker weg dan water en er dient dan ook na enkele werkingsuren bij de normale werkdruk een visuele controle van de dichtheid aan alle verbindingen en afdichtingen, uit te voeren.
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
4. Installatie
Na de montage en de hydraulische aansluiting van de zonnecollectoren, kan de installatie onder druk worden getest en gevuld. Houd hierbij rekening met de thermische kenmerken en de bijzonderheden van de installatie. Het vullen, de montage en het onderhoud van de installatie mogen daarom alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde en erkende installateurs. Breng de druk in de primaire zonnekring op de werkdruk van 2 bar door indien nodig warmteoverdrachtvloeistof bij te vullen. Om te voorkomen dat de sensoren en hun aansluiting beschadigen door vorst of corrosie, moet u een hoogwaardige warmtegeleidende vloeistof gebruiken voor het vullen van de zonne-installatie. Het gebruik van de door ons voorgestelde warmtegeleidende vloeistof vormt een goede bescherming tegen vorst tot ca. -24°C. Om de installatie niet te beschadigen, mogen de druktests uitsluitend worden uitgevoerd met de later gebruikte warmteoverdrachtvloeistof. 4 Testdruk: 4 bar 4 Testduur: minimaal *1 uur
61
61
87 4
61 114 84
4
Manometer
39
Vulpomp
61
Thermometer
84
Stopkraan met ontgrendelbare antiretourklep
85
Pomp primaire zonnekring
87
Op 6 bar geijkte veiligheidsklep
88
Zonne-expansievat
89
Opvangbak voor wamteoverdrachtvloeistof
112b
Sanitair warmwatersensor
114
Voorziening voor het vullen en aftappen van de primaire zonnekring (a propyleenglycol)
126
Zonneregeling
130
Manuele ontluchter
131
Bereik van de collectoren
132
Compleet zonnestation met zonneregelaar DIEMASOL
88 85 130
114 230V 50Hz
39 89
89 M001774-B
20/02/2013 - 300024194-001-02
70
5. Inbedrijfstelling
NEO 2.1 / SUN 211
5
Inbedrijfstelling
5.1
Controlepunten vóór inbedrijfstelling 4 Controleer de collectoren en hun bevestigingen. 4 Vul de installatie met water en controleer de hydraulische afdichting. 4 Controleer de werkdruk van de installatie. 4 Controleer de elektrische aansluiting, vooral de aarding. 4 Controleren of de sensoren goed op hun plaats zitten. 4 Controleer de goede werking van de sensors. 4 Controleer en garandeer dat de sensorkabels en 230 V gescheiden zijn.
5.2
Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling van de zonnekring: ¼Raadpleeg de handleiding van het zonne-warmwatertoestel Raadpleeg de handleiding van de zonneregelaar.
71
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
6. Controle en onderhoud
6
Controle en onderhoud
6.1
Algemene instructies OPGELET 4 4 4 4
De servicebeurten moeten door een erkend installateur uitgevoerd worden. Een jaarlijkse inspectie is verplicht. Er mogen alleen originele reserveonderdelen gebruikt worden. Bescherming van het milieu: Plaats een voldoende groot opvangreservoir onder de aftap- en ontlastleiding van de klep.
4 Controleer de collectoren en hun bevestigingen. 4 Controleer de hydraulische afdichting van de koppelingen. 4 De minimale waterdruk moet 2 bar zijn. 4 Controleer de goede werking van de sensors. 4 Controleer de veiligheidsorganen (met name de klep of de veiligheidsgroep) aan de hand van de met deze onderdelen meegeleverde handleidingen. 4 Controleer het antivriesvermogen van de warmtegeleidende vloeistof (Minimum -20 ºC). 4 Controleer de pH-waarde van de warmtegeleidende vloeistof, deze moet tussen 7 en 8 liggen. 4 Reinig het oppervlak van de zonnecollectoren met een zachte, vochtige doek. 4 Controleer of de pakkingen en aansluitingen in goede staat verkeren. 4 Controleer of de isolatie in goede staat verkeert (geen mechanische beschadiging of beschadigingen a.g.v. vogelsnavels of UV-straling).
20/02/2013 - 300024194-001-02
72
7. Reserveonderdelen
NEO 2.1 / SUN 211
7
Reserveonderdelen
7.1
Algemeen Wanneer na inspectie- of onderhoudswerkzaamheden wordt geconstateerd dat er een onderdeel in het apparaat moet worden vervangen, gebruik dan uitsluitend originele onderdelen of aanbevolen onderdelen en materialen. Bij bestelling van een onderdeel, moet u het codenummer opgeven dat in de lijst staat naast het volgnummer van het gewenste onderdelen.
7.2
Onderdelen Referentie van de lijst met reserveonderdelen: 300024194-002-B
ER190
1
ER191
4
(10x)
(2x) (1x)
(10x) (20x) (10x)
(12x) (12x)
2 (1x) (2x)
3
(7x)
(7x)
M002303-B
73
20/02/2013 - 300024194-001-02
NEO 2.1 / SUN 211
7. Reserveonderdelen
ER192
ER45
9
(2x) (1x)
7
10
(2x) (2x) (1x) (2x)
8 (1x) (2x)
M002304-A
ER193 - ER194 - ER195 13
ER67
ER68 16
14
18
20
17 M002305-B
Positienr. Referentie Benaming ER 190
20/02/2013 - 300024194-001-02
1
200017411 Schroeven ER 191
2
200016005 Verbindingsplaat boven NEO-collector
3
200016004 Verbindingsplaat onder NEO-collector
4
200017412 Schroeven ER 192
7
200016005 Verbindingsplaat boven NEO-collector
8
200016004 Verbindingsplaat onder NEO-collector
9
200017413 Schroeven ER 45
10
100013470 collector - NEO 2.1 ER 193 - ER 194 - ER 195
13
200017620 Onderste bevestigingslipjes
14
200017621 Bovenste bevestigingslipjes ER 67
16
300021241 Pasring 18/15
17
300021242 Pasring 18/16
18
300021243 Sensor PT 1000 ER 68
20
300002002 Koppelstuk winkelhaak 12 x 12
74
© Auteursrechten Alle technische en technologische informatie in deze handleiding, evenals door ons ter beschikking gestelde tekeningen en technische beschrijvingen, blijven ons eigendom en mogen zonder onze toestemming niet worden vermenigvuldigd. 20/02/2013
300024195- 001- 02 300022842300024196300024197300024199300024210300024211300024212300024198300024193300024194-