ADM Atmosferische industriële boiler ADM - 40/50/60/80/90/115/135
0305 984
Installatie-, Gebruikers- en Servicehandleiding
Innovation has a name.
uw installateur
A.O. Smith Hoofdkantoor Europa, De Run 5305, 5503 LW Veldhoven www.aosmith.nl, 0800-AOSMITH (2676484)
gis Lees deze handleiding zorgvuldig
Waarschuwing Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u het toestel in gebruik neemt. Het niet lezen van deze handleiding en het niet opvolgen van de instructies in deze handleiding kan leiden tot ongevallen en schade aan personen en het toestel. Copyright © 2008 A.O. Smith Water Products Company Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van A.O. Smith Water Products Company. A.O. Smith Water Products Company behoudt zich het recht voor de specificaties zoals vermeld in deze handleiding te wijzigen.
Handelsmerken
Alle in deze handleiding genoemde merknamen zijn geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende leveranciers.
Aansprakelijkheid
A.O. Smith Water Products Company is niet aansprakelijk voor claims van derden veroorzaakt door ondeskundig gebruik anders dan vermeld in deze handleiding en overeenkomstig de Algemene Voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Zie verder de Algemene Voorwaarden. Deze kunt u kostenloos bij ons opvragen. Hoewel grote zorg is besteed aan het waarborgen van correcte en waar nodig, volledige beschrijving van de relevante onderdelen, kan het voorkomen dat de handleiding fouten en onduidelijkheden bevat. Mocht u toch fouten of onduidelijkheden in de handleiding ontdekken, dan vernemen wij dat graag van u. Het helpt ons de documentatie verder te verbeteren.
Meer informatie
Indien u opmerkingen of vragen heeft aangaande specifieke onderwerpen die betrekking hebben op het toestel, aarzelt u dan niet contact op te nemen met: A.O. Smith Water Products Company Postbus 70 5500 AB Veldhoven Nederland Telefoon:
(gratis)0800 - AOSMITH
Algemeen:
+31 40 294 25 00
Fax:
+31 40 294 25 39
E-mail:
[email protected]
Website:
www.aosmithinternational.com
0800 - 267 64 84
Voor problemen met de aansluitingen op gas,- elektra- en watervoorzieningen kunt u terecht bij de leverancier/installateur van uw installatie.
Instructiehandleiding ADM
3
gis
4
Instructiehandleiding ADM
gis Inhoudsopgave 1
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
Over het toestel - - - - - Wat te doen bij gaslucht - Voorschriften - - - - - - Doelgroepen - - - - - - - Onderhoud - - - - - - - Notatiewijzen - - - - - - Overzicht van dit document
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7 7 7 8 8 9 9
Werking van het toestel - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
Inleiding - - - - - - - - - - - - Algemene werking van het toestel Opwarmcyclus van het toestel - Beveiliging van het toestel - - - Veiligheid van de installatie- - - -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
11 11 12 12 14
Installatie - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 15 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
4
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - Verpakking - - - - - - - - - - - - Omgevingscondities - - - - - - - - Technische specificaties - - - - - - Aansluitschema - - - - - - - - - - Wateraansluitingen - - - - - - - - Gasaansluiting - - - - - - - - - - - Elektrische aansluiting - - - - - - - Rookgasafvoer- - - - - - - - - - - Voordruk en branderdruk controleren -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
15 15 16 17 21 21 23 23 25 28
Ombouw naar een andere gascategorie - - - - - - - - - - - - 31 4.1 4.2
Ombouw naar andere gascategorie ADM 40 t/m 115 - - - - - - - - - - - 32 Ombouw naar andere gascategorie ADM 135 - - - - - - - - - - - - - - 34
5
Vullen- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 37
6
Aftappen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 39
7
Het bedieningspaneel - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 41 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
8
Inleiding - - - - - - - - - - Bedieningspaneel - - - - - Betekenis van de icoontjes - AAN/UIT-schakelaar - - - - Regelthermostaat - - - - - Resetknop branderautomaat Resetknop rookgasbeveiliging
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
41 41 41 41 41 41 41
Status van het toestel - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 43 8.1 8.2 8.3
Instructiehandleiding ADM
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 43 Bedrijfstoestanden - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 43 Storingstoestanden - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 43
5
Inhoudsopgave
9
In bedrijf nemen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 45 9.1 9.2 9.3
10
Uit bedrijf nemen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 47 10.1 10.2 10.3 10.4
11
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Toestel een korte periode buiten bedrijf stellen ("OFF-mode") Toestel spanningsloos maken - - - - - - - - - - - - - - - Toestel voor een lange periode buiten bedrijf stellen - - - - -
-
-
-
-
-
-
- 47 - 47 - 47 - 47
Storingen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 49 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
12
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - Storingstoestanden - - - - - - - - - Storingstabel voor algemene storingen ADM Storingstabel geen warm water Storingstabel onvoldoende warm water
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- 49 - 49 - 50 - 51 - 53
Onderhoud uitvoeren - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 55 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5
13
Inleiding - - - - - - - Onderhoud voorbereiden Waterzijdig onderhoud Gaszijdig onderhoud - Onderhoud afronden - -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- 55 - 55 - 55 - 58 - 58
Garantie (certificaat) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 59 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6 13.7
14
Garantie algemeen - - - - - - - Garantie tank - - - - - - - - - - Voorwaarden installatie en gebruik Uitsluitingen- - - - - - - - - - - Omvang garantie - - - - - - - - Claims - - - - - - - - - - - - - Verplichtingen voor A.O. Smith - -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- 59 - 59 - 59 - 60 - 60 - 60 - 60
Bijlagen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 61 14.1 14.2
6
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 45 In bedrijf nemen- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 45 Opwarmcyclus van het toestel - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 45
Inleiding - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 61 Elektrische schema's ADM - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 61
Instructiehandleiding ADM
gis 1 1.1
Over het toestel
Inleiding Deze handleiding beschrijft de installatie, service en het gebruik van een ADMtoestel. Het ADM-toestel is een gasgestookte open boiler zonder ventilator. ADM-toestellen zijn voorzien van een rookgasafvoerbeveiliging. Een ADM is van het toesteltype B11BS. De informatie in deze handleiding geldt voor de types: ADM 40, ADM 50, ADM 60, ADM 80, ADM 90, ADM 115 en ADM 135. De bouwwijze en de uitrusting van het toestel zijn volgens de Europese norm voor gas gestookte warmwatervoorraadtoestellen voor sanitair gebruik (EN 89). De toestellen voldoen daarmee aan de Europese Richtlijn voor Gastoestellen en hebben daarom het recht de CE-markering te dragen.
0063 1.2
Waarschuwing Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u de boiler in gebruik neemt. Het niet lezen van de handleiding en het niet opvolgen van de beschreven instructies kan leiden tot persoonlijke ongevallen en schade aan het toestel.
Wat te doen bij gaslucht
Waarschuwing Bij gaslucht: Geen open vuur! Niet roken! Vonkvorming vermijden! Geen elektrische schakelaars gebruiken, ook geen telefoon, stekker of bel! Ramen en deuren openen! Hoofdgasafsluitinrichting sluiten! Bewoners waarschuwen en gebouw verlaten! Waarschuw na verlaten van het gebouw de gasdistributiemaatschappij of installateur.
1.3
Voorschriften
Instructiehandleiding ADM
Als (eind)gebruiker, installateur of service- en onderhoudsmonteur dient u ervoor te zorgen dat de gehele installatie tenminste voldoet aan de ter plekke geldende: •
voorschriften m.b.t. bouwbesluiten;
•
richtlijnen voor bestaande gasinstallaties opgesteld door uw energieleverancier;
•
richtlijnen voor aardgasinstallaties en de bijbehorende praktijkrichtlijnen;
•
veiligheidseisen voor laagspanningsinstallaties;
•
voorschriften m.b.t. drinkwatervoorziening;
•
voorschriften m.b.t. ventilatie in gebouwen;
•
voorschriften m.b.t. toevoer van verbrandingslucht;
•
voorschriften m.b.t. afvoer van rookgassen;
•
eisen voor gasverbruikinstallaties;
•
voorschriften m.b.t. binnenriolering in gebouwen;
•
voorschriften van brandweer, energiebedrijven en gemeente.
7
1
gis
Inleiding
Verder dient de installatie te voldoen aan de voorschriften van de fabrikant. Opmerking Voor alle voorschriften, eisen en richtlijnen geldt dat aanvullingen of latere wijzigingen en/of toevoegingen op het moment van installeren van toepassing zijn.
1.4
Doelgroepen
De drie doelgroepen voor deze handleiding zijn: •
(eind)gebruikers;
•
installateurs;
•
service- en onderhoudsmonteurs.
Op iedere pagina wordt met symbolen aangegeven voor welke doelgroep de informatie bedoeld is. Zie de tabel. Symbolen per doelgroep Symbool
Doelgroep (Eind)gebruiker
Installateur
Service- en onderhoudsmonteur
1.5
Onderhoud
Een onderhoudsbeurt dient minimaal één maal per jaar zowel waterzijdig als gaszijdig te worden uitgevoerd. De frequentie van het onderhoud is afhankelijk van ondermeer de waterkwaliteit, het gemiddeld aantal branduren per dag en de ingestelde watertemperatuur. Opmerking Om de juiste onderhoudsfrequentie te bepalen, wordt aanbevolen de service- en onderhoudsmonteur het toestel drie maanden na installatie wateren gaszijdig te laten controleren. Aan de hand van deze controle kan de onderhoudsfrequentie worden vastgesteld. Opmerking Regelmatig onderhoud verlengt de levensduur van het toestel. Zowel de eindgebruiker als de service- en onderhoudsmonteur zijn verantwoordelijk voor regelmatig onderhoud. Zij dienen hier duidelijke afspraken over te maken. Opmerking Indien het toestel niet regelmatig onderhouden wordt, vervalt het recht op garantie.
8
Instructiehandleiding ADM
gis 1.6
Notatiewijzen
In deze handleiding wordt gebruik gemaakt van de volgende notatiewijzen: Opmerking Opgelet belangrijke mededeling. Let op Het negeren van deze tekst kan leiden tot beschadiging van het toestel. Waarschuwing Het negeren van deze tekst kan leiden tot ernstige beschadiging van het toestel en tot gevaarlijke persoonlijke situaties.
1.7
Overzicht van dit document
De tabel geeft een overzicht van de inhoud van dit document. Inhoud van dit document
Hoofdstuk
Doelgroepen
Omschrijving
Werking van het toestel
Dit hoofdstuk beschrijft de werking van het toestel.
Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft de uit te voeren installatiehandelingen alvorens u het toestel definitief in bedrijf kunt stellen.
Vullen
Dit hoofdstuk beschrijft het vullen van het toestel.
Aftappen
Dit hoofdstuk beschrijft het aftappen van het toestel.
Het bedieningspaneel
Dit hoofdstuk beschrijft de algemene bediening van het toestel en geeft uitleg over het bedieningspaneel.
Status van het toestel
Dit hoofdstuk beschrijft in welke status (toestand) u het toestel kunt aantreffen, en wat de eventuele daaropvolgende actie is.
In bedrijf nemen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het toestel in bedrijf neemt. Verder wordt hier de algemene opwarmcyclus van het toestel beschreven.
Uit bedrijf nemen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het toestel voor kortere of langere tijd uit bedrijf neemt.
Storingen
Dit hoofdstuk is hoofdzakelijk bedoeld voor de installateur en service- en onderhoudsmonteur. Het beschrijft de storingen van het toestel. In een tabel worden de mogelijke kenmerken, oorzaken en oplossingen gegeven. Echter ook een eindgebruiker kan hier aanvullende informatie vinden m.b.t. het toestel.
Onderhoud uitvoeren
Dit hoofdstuk beschrijft het te plegen onderhoud.
Garantie (certificaat)
Dit hoofdstuk geeft de garantievoorwaarden.
Instructiehandleiding ADM
9
1
10
Inleiding
gis
Instructiehandleiding ADM
gis 2
2.1
2.2
Inleiding
Algemene werking van het toestel
Werking van het toestel In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: •
Algemene werking van het toestel;
•
Opwarmcyclus van het toestel;
•
Beveiliging van het toestel;
•
Veiligheid van de installatie.
De figuur geeft een dwarsdoorsnede van het toestel weer. Dwarsdoorsnede van het toestel
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 2. warmwateruitlaat 6. bedieningspaneel 8. branderkamer 9. anode 10. tank 11. warmtewisselaar 12. inspectie- en reinigingsopening 14. koudwaterinlaat 15. aftapkraan 16. gasblok 20. vonkontsteker 21. ionisatiepen 22. rookgasafvoerpijp 24. isolatielaag 33. trekonderbreker 34. rookgassensor 35. stralingsschild/condensbak 36. staafbranders/branderbed 37. rookgasthermostaat 38. veiligheidsthermostaatsensor 39. maximaalthermostaatsensor 40. branderautomaat 41. regelthermostaat 42. maximaalthermostaat 43. veiligheidsthermostaat 44. vorstthermostaat 45. regelthermostaatsensor 46. vorstthermostaatsensor
Instructiehandleiding ADM
22 38 39
33 9
40
11 2 6 41 42 37 43 44 34 24 10
45 46
12 20
15
21 14
8 36
35
16 IMD-0133 R2
11
2
Werking van het toestel
gis
Bij dit toestel wordt het koude water, onderaan de tank, ingevoerd bij de koudwaterinlaat (14). Door de branderkamer (8) en warmtewisselaar (11) wordt de verbrandingswarmte overgedragen aan het water. Het opgewarmde tapwater verlaat de tank bij de warmwateruitlaat (2). Als het toestel volledig met water gevuld is, staat het voortdurend onder waterleidingdruk. Bij het aftappen van warm water uit het toestel wordt er direct weer koud water toegevoegd. Het gas dat nodig is voor de verbranding stroomt via het gasblok (16) in het verdeelstuk (manifold). In het verdeelstuk (manifold) bevinden zich inspuiters. Het gas spuit via deze inspuiters in de staafbranders (36). De staafbranders vormen tezamen het branderbed. Bij de inspuiting van het gas in de staafbranders wordt ook de primaire lucht aangezogen die nodig is voor de verbranding. Door de nauwe opening van de inspuiter wordt de gasstroom versneld. Hierdoor ontstaat een onderdruk. Door de zuigende werking van deze onderdruk wordt de lucht mee aangezogen (Venturi werking). Verder wordt lucht aangezogen door de openingen in het branderbed. De gloeiontsteker (20) zorgt voor de ontsteking van het gas/luchtmengsel. De bij deze verbranding vrijkomende rookgassen worden door de vlampijpen (onderdeel van 11) geleid. In de vlampijpen zijn wervelstrips (onderdeel van 11) geplaatst. Deze vertragen het transport van de rookgassen waardoor een beter rendement verkregen wordt. De rookgassen verlaten het toestel via de trekonderbreker (33). Onder het branderbed is een stralingsschild/condensbak (35) gemonteerd. Deze voorkomt oververhitting van de vloeroppervlakte onder het toestel, en doet dienst als opvangbak voor condenswater. De isolatielaag (24) voorkomt warmteverlies. Voor corrosiebescherming is de binnenzijde van de tank geëmailleerd. De anodes (9) geven extra bescherming.
2.3
Opwarmcyclus van het toestel
Het gehele toestel wordt bestuurd door de branderautomaat (40) en de regelthermostaat (41) of vorstthermostaat (44). De regelthermostaat en vorstthermostaat meten beide, onafhankelijk, de watertemperatuur (Twater). De opwarmcyclus van het toestel wordt actief op het moment dat Twater beneden de drempelwaarde (Tset) komt. De waarde van Tset is afhankelijk van de gekozen toestand van het toestel (8.2 "Bedrijfstoestanden"). Staat het toestel in de ’OFF-mode’ (vorstbeveiliging) dan wordt deze waarde bepaald door de vorstthermostaat (drempelwaarde = 20°C). Staat het toestel in de ’ONmode’ dan is de drempelwaarde via de regelthermostaat instelbaar (±40°C -±70°C). Op het moment dat Twater beneden Tset komt sluit de desbetreffende thermostaat (regel- of vorst) en constateert de branderautomaat een warmtevraag. Het gasblok (16) wordt geopend en het gas vermengt zich met lucht. Dit mengsel wordt ontstoken met de gloeiontsteker (20), en het water wordt verwarmd. Zodra Twater boven Tset komt, gaat de thermostaat weer open. De warmtevraag wordt opgeheven en de branderautomaat stopt de opwarmcyclus. Zowel bij het sluiten als het openen hebben de thermostaten een bepaalde marge. Deze marge noemen we hysterese. De hysterese is niet instelbaar.
2.4
Beveiliging van het toestel 2.4.1
Inleiding De branderautomaat bewaakt de watertemperatuur m.b.v. thermostaten en zorgt voor een veilige verbranding. Dit gebeurt door:
12
•
de Beveiliging watertemperatuur;
•
de Rookgasafvoerbeveiliging;
•
de Ionisatiepen.
Instructiehandleiding ADM
gis 2.4.2
Beveiliging watertemperatuur De branderautomaat bewaakt m.b.v. de vorst-, maximaal-, en de veiligheidsthermostaat drie temperaturen die betrekking hebben op de veiligheid. De tabel verklaart de werking van de thermostaten met sensoren. Temperatuurbeveiliging
Beveiliging
Omschrijving
Vorstthermostaat
Als de vorstthermostaatsensor (46) een temperatuur meet van 20°C of lager start de opwarmcyclus (2.3 "Opwarmcyclus van het toestel").
Maximaalthermostaat
Als de maximaalthermostaatsensor (39) een temperatuur meet die hoger is dan 84°C, opent de maximaalthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd en de branderautomaat stopt de opwarmcyclus totdat de maximaalthermostaat weer sluit. Op dat moment reset de branderautomaat het toestel en start de opwarmcyclus weer. De maximaalbeveiliging dient om oververhitting en/of overmatige kalkvorming in het toestel te voorkomen.
Veiligheidsthermostaat
Als de veiligheidsthermostaatsensor (38) een temperatuur meet die hoger is dan 93°C opent de veiligheidsthermostaat. De warmtevraag wordt beëindigd en de branderautomaat stopt direct de opwarmcyclus. Er treedt een vergrendelende storing van de branderautomaat op. Deze moet handmatig gereset worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen kan worden.
2.4.3
Rookgasafvoerbeveiliging De rookgassen worden via de trekonderbreker (33) en de rookgasafvoer (22) naar buiten geleid. Om te voorkomen dat rookgassen in de opstellingsruimte terecht komen, wordt de afvoer hiervan bewaakt door een zogenaamde thermische terugslag beveiliging (TTB). Hiertoe is in de trekonderbreker een rookgasthermostaat (37) met rookgasthermostaatsensor (34) geplaatst. Deze sensor meet onder normale omstandigheden de omgevingstemperatuur. Echter, als er onvoldoende trek is (bijvoorbeeld door een geblokkeerde schoorsteen) zullen de rookgassen 'terugslaan' en langs de rookgasthermostaatsensor stromen. De sensor meet dan een te hoge temperatuur en de rookgasthermostaat opent. De warmtevraag wordt beëindigd en de branderautomaat stopt direct de opwarmcyclus. Er treedt een vergrendeling van de rookgasthermostaat op. Deze moet handmatig gereset worden alvorens het toestel weer in bedrijf genomen kan worden.
2.4.4
Ionisatiepen Om ervoor te zorgen dat er geen gas stroomt als er geen verbranding is, is een ionisatiepen (21) aangebracht. De branderautomaat gebruikt deze pen voor vlamdetectie d.m.v. ionisatiemeting. De branderautomaat sluit de gasklep zodra deze vaststelt dat er wel gas vloeit maar geen vlam is.
Instructiehandleiding ADM
13
2 2.5
Werking van het toestel
Veiligheid van de installatie
2.5.1
gis
Naast de standaard beveiliging van het toestel (2.4 "Beveiliging van het toestel") moet de installatie verder beveiligd worden met een inlaatcombinatie en reduceerventiel. Optioneel kan een T&P-ventiel worden toegepast.
Inlaatcombinatie en reduceerventiel Een te hoge druk in de tank kan de geëmailleerde laag (in het toestel) of de tank beschadigen. Een inlaatcombinatie en drukreduceerventiel voorkomen dit. De inlaatcombinatie functioneert als afsluiter, terugslagklep en overstortventiel. Indien de waterleidingdruk te hoog is (> 8 bar) moet een drukreduceerventiel worden toegepast. Beide onderdelen dienen in de koudwaterleiding (3.6.1 "Koudwaterzijdig") gemonteerd te worden.
2.5.2
T&P-ventiel Een T&P-ventiel (Temperature and Pressure Relief Valve = Temperatuur- en drukreduceerventiel) bewaakt de druk in de tank en watertemperatuur bovenin de tank. Indien de druk in de tank te hoog wordt (> 10 bar) of de watertemperatuur te hoog (> 97°C) zal het ventiel openen. Het hete water kan nu uit de tank stromen. Omdat het toestel onder waterleidingdruk staat, zal automatisch koud water de tank in stromen. Het ventiel blijft open totdat de onveilige situatie is opgeheven. Het toestel heeft standaard een aansluitpunt voor een T&P-ventiel (3.6.3 "Warmwaterzijdig").
14
Instructiehandleiding ADM
is 3
Installatie Waarschuwing De installatie dient te geschieden overeenkomstig de algemeen en plaatselijk geldende voorschriften van gas-, waterleidings-, elektriciteitsbedrijven en brandweer, door een erkend installateur. Het toestel mag alleen in een ruimte geïnstalleerd worden indien die ruimte voldoet aan de vereiste landelijke en plaatselijke ventilatievoorschriften (1.3 "Voorschriften").
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de uit te voeren installatiehandelingen alvorens u het toestel definitief in bedrijf kunt stellen (9 "In bedrijf nemen"), te weten: •
Verpakking;
•
Omgevingscondities;
•
Technische specificaties;
•
Wateraansluitingen;
•
Gasaansluiting;
•
Rookgasafvoer;
•
Elektrische aansluiting;
•
Voordruk en branderdruk controleren.
Voor een eventuele ombouw naar een andere gascategorie, zie ombouwen (4 "Ombouw naar een andere gascategorie").
3.2
Verpakking
Verwijder de verpakking voorzichtig, zo voorkomt u beschadiging van het toestel. U kunt het toestel het best uitpakken als het op of nabij zijn definitieve plaats staat. Let op Het toestel mag alleen rechtop verplaatst worden. Pas op dat het toestel na het uitpakken niet beschadigd raakt.
Instructiehandleiding ADM
15
3 3.3
is
Installatie
Omgevingscondities
Let op Een open toestel mag in verband met explosiegevaar en corrosie van het toestel niet gebruikt worden in ruimten waar chemische stoffen opgeslagen liggen of gebruikt worden. Sommige drijfgassen, bleekmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d. verspreiden explosieve dampen en/of dampen die versnelde corrosie veroorzaken. Indien het toestel gebruikt wordt in een ruimte waar zulke stoffen aanwezig zijn, dan vervalt het recht op garantie. ADM-toestellen zijn open toestellen en mogen alleen in een open opstellingsruimte geplaatst worden. Ze zijn van het type B11BS.
3.3.1
Luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur De opstellingsruimte moet vorstvrij zijn, of tegen vorst beveiligd zijn. De tabel geeft de omgevingscondities aan die moeten worden nageleefd om het functioneren van de toegepaste elektronica te kunnen garanderen. Specificaties luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur Luchtvochtigheid en omgevingstemperatuur
3.3.2
Luchtvochtigheid
max. 93% RV bij +25°C
Omgevingstemperatuur
Functioneel: 0 < T < 60°C
Maximale vloerbelasting Houd in verband met het gewicht van het toestel rekening met de maximale vloerbelasting, zie de tabel.
Gewicht van het toestel gevuld met water ADM 40
ADM 50
ADM 60
ADM 80
ADM 90
ADM 115
ADM 135
504 kg
578 kg
507 kg
573 kg
522 kg
523 kg
581 kg
3.3.3
Watersamenstelling Het toestel is bedoeld om drinkwater op te warmen. Het drinkwater moet voldoen aan de regelgeving voor drinkwater voor menselijke consumptie. In de tabel ziet u een overzicht van de specificaties. Specificaties water Watersamenstelling Hardheid (aardalkali-ionen)
> 1,00 mmol/l: • Duitse hardheid > 5,6° dH • Franse hardheid > 10,0° fH • Britse hardheid > 7,0° eH
Geleidbaarheid
> 125 µS/cm
Zuurgraad (pH-waarde)
7,0 < pH-waarde < 9,5
Opmerking Als van de in de tabel opgegeven specificaties wordt afgeweken, dan kan de bescherming van de tank niet worden gegarandeerd (13 "Garantie (certificaat)").
16
Instructiehandleiding ADM
is 3.3.4
Werkruimte In verband met de bereikbaarheid van het toestel wordt aanbevolen de volgende afstanden in acht te nemen (zie de figuur): •
AA: bij de bedieningszuil en de reinigingsopening van het toestel: 100 cm.
•
BB: rondom het toestel: 50 cm.
•
Bovenzijde van het toestel (ruimte voor het vervangen van de anodes): -
100 cm bij gebruik van vaste anodes, of
-
50 cm bij gebruik van flexibele anodes.
Indien de ruimte kleiner is dan 100 cm, dan kunt u flexibele magnesium anodes bestellen. Opmerking Let er bij het installeren op of het toestel, bij eventuele lekkage van de tank en/of aansluitingen, schade kan toebrengen aan de directe omgeving of lager gelegen verdiepingen. Indien dit het geval is dient het toestel bij een vloerafvoer of in een passende metalen lekbak geïnstalleerd te worden. Een lekbak moet een deugdelijke afvoer hebben en minstens 5 cm diep zijn met een lengte en breedte van minimaal 5 cm groter dan de diameter van het toestel.
BB
Werkruimte
AA
AA
AA IMD-0262 R2
3.4
Technische specificaties
Instructiehandleiding ADM
Het toestel is geleverd zonder accessoires. Controleer de maten (3.4.1 "Afmetingen van het toestel"), de gasgegevens (3.4.3 "Gasgegevens") en andere specificaties (3.4.2 "Algemene en elektrische gegevens") van de te gebruiken accessoires.
17
3
is
Installatie
3.4.1
Afmetingen van het toestel Boven- en vooraanzicht toestel
Legenda
F
Zie de tabel.
E
10º
37º
45º
G
H D
2
6
S
6
N
B
J
A
5
K
M R
3
P
1
4
IMD-0135 R2
18
Instructiehandleiding ADM
is Afmetingen (tenzij anders aangegeven, alle maten in mm) Maat
Omschrijving
ADM 40
ADM 50
ADM 60
ADM 80
ADM 90
ADM 115
ADM 135
A
Totale hoogte
1900
2100
1900
2100
2000
2085
2085
B
Hoogte bovenzijde toestel
1760
1960
1760
1960
1795
1870
1870
D
Diameter toestel
710
710
710
710
710
710
710
E
Diepte
800
800
800
800
800
800
800
F
Breedte
1100
1100
1100
1100
1105
1105
1105
G
Diameter rookgasafvoer
150
150
180
180
225
225
225
H
Hart toestel / Hart rookgasafvoer
660
660
660
660
675
675
675
J
Hoogte rookgasafvoer
1840
2040
1840
2040
1935
2010
2010
K
Hoogte gasaansluiting
400
400
400
400
400
400
205
M
Hoogte koudwatertoevoer
565
565
565
565
575
650
650
N
Hoogte warmwateruitlaat
1605
1810
1605
1810
1640
1715
1715
P
Hoogte reinigingsopening
730
730
730
730
740
825
855
R
Hoogte aftapkraan aansluiting
500
515
500
515
525
600
595
S
Hoogte T&P ventiel aansluiting
1550
1760
1550
1760
1595
1660
1660
1/
R11/
R11/2
R11/
R11/
R11/2
R11/2
Rp11/2
Rp11/2
Rp11/2
Rp11/2
Rp11/2
Rp11/2
Rp3/4
Rp3/4
Rp3/4
Rp3/4
Rp3/4
Rp1
Rp11/
Rp11/
Rp11/
Rp11/2
1
Aansluiting koudwatertoevoer (uitw.)
2
Aansluiting warmwateruitlaat (inw.) Rp11/2 Aansluiting gasblok (inw.) Rp3/4
3
R1 2
2
2
2
Aansluiting T&P ventiel (inw.)
Rp1 2 1-11.5 NPT
Rp11/2
1-11.5 NPT
1-11.5 NPT
1-11.5 NPT
Rp11/2
Rp11/2 Rp11/2
Opening reinigen/inspectie
Ø 100
Ø 100
Ø 100
Ø 100
Ø 100
Ø 100
Ø 100
4
Aansluiting aftapkraan (inw.)
5 6
3.4.2
1/
2
2
2
Rp11/2
Algemene en elektrische gegevens Algemene en elektrische gegevens
OMSCHRIJVING
Eenheid
ADM 40
ADM 50
ADM 60
ADM 80
ADM 90
ADM 115
ADM 135
Inhoud
liter
309
357
298
335
278
253
252
Maximale werkdruk
bar
8
8
8
8
8
8
8
Ledig gewicht
kg
195
221
209
238
244
270
329
Opwarmtijd ∆T = 45oC
minuten
30
26
19
17
12
8
7
Aantal anodes
-
2
2
2
3
3
4
4
Aantal staafbranders/inspuiters
-
3
4
5
7
7
9
6
Aantal vlampijpen/wervelstrips
-
5
6
7
9
12
16
17
Opgenomen elektrisch vermogen
W
30
30
30
30
30
30
60
Voedingsspanning (-15% +10% VAC)
Volt
230
230
230
230
230
230
230
Netfrequentie
Hz (± 1Hz) 50
50
50
50
50
50
50
IP-klasse
-
30
30
30
30
30
30
Instructiehandleiding ADM
30
19
3
is
Installatie
3.4.3
Gasgegevens Gasgegevens
Omschrijving II2L3P
Eenheid
ADM 40
ADM 50
ADM 60
ADM 80
ADM 90
ADM 115
ADM 135
Diameter inspuiter
mm
3,50
3,50
3,50
3,30
3,50
3,50
4,30
(1) = Vlakke plaat (2) = Branderdrukregeling (3) = Hoog-laagregeling
1, 2 of 3
2
2
2
2
2
2
2
Gascategorie 2L: Algemeen
G25 - 25 mbar Nominale belasting (onderwaarde) kW
37,3
50,3
62,8
77,6
88,0
112,0
130,6
Nominaal vermogen
kW
31,7
42,3
52,8
65,2
73,9
94,1
111,0
Voordruk
mbar
25
25
25
25
25
25
25
mbar
8,5
8,5
8,5
8,5
8,5
8,5
11,3
3
m /h
4,6
6,2
7,7
9,6
10,8
13,8
16,1
Diameter inspuiter
mm
1,90
1,90
1,90
1,70
1,90
1,90
2,50
(1) = Vlakke plaat (2) = Branderdrukregeling (3) = Hoog-laagregeling
1, 2 of 3
1
1
1
1
1
1
3
40,2
52,5
66,0
77,5
93,0
115,0
133,1
Branderdruk Gasverbruik
(*)
Gascategorie 3P: Algemeen
G31 - 30 mbar Nominale belasting (onderwaarde) kW Nominaal vermogen
kW
34,2
44,1
55,4
65,1
78,1
96,6
113,1
Voordruk
mbar
30
30
30
30
30
30
30
Branderdruk
(†)
mbar
-
-
-
-
-
-
-
Gasverbruik
(*)
kg/h
3,1
4,1
5,1
6,0
7,2
8,9
10,3
(*) Gebaseerd op 1013,25 mbar en 15 °C. (†) Bij gebruik van een vlakke afdichtplaat i.p.v. een branderdrukregeling wordt gesteld dat de branderdruk gelijk is aan de voordruk. De branderdruk zal in de praktijk echter lager zijn.
20
Instructiehandleiding ADM
is 3.5
Aansluitschema
De figuur geeft het aansluitschema weer. Dit schema wordt gebruikt in de paragrafen waarin het eigenlijke aansluiten wordt beschreven. Aansluitschema
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. drukreduceerventiel (verplicht indien de waterleidingdruk groter is dan 8 bar) 2. inlaatcombinatie (verplicht) 3. T&P-Ventiel (optioneel) 4. afsluiter (aanbevolen) 5. terugslagklep (verplicht) 6. circulatiepomp (optioneel) 7. shuntpomp (optioneel) 9. aftapkraan 10. gaskraan (verplicht) 11. service afsluiter (aanbevolen) 12. temperatuurmeter (aanbevolen) 14. tappunten A. koudwatertoevoer B. warmwaterafvoer C. circulatieleiding D. gastoevoer
14
14
14
12 B 11 4
3
6
4
5
7
4
5 4 A
C 2
1
9 D 10 IMD-0136 R2
3.6
Wateraansluitingen
3.6.1
Waarschuwing De installatie dient te geschieden door een erkend installateur en overeenkomstig de algemeen en plaatselijke geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften").
Koudwaterzijdig Zie (A) in het aansluitschema (3.5 "Aansluitschema"). 1. De maximale werkdruk van het toestel bedraagt 8 bar. Indien de waterleidingdruk meer dan 8 bar is, plaats dan een goedgekeurd reduceerventiel (1). 2. Plaats koudwaterzijdig een goedgekeurde inlaatcombinatie (2) overeenkomstig de geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften"). 3. Sluit de overstortzijde van de inlaatcombinatie (2) aan op een open waterafvoerleiding. Let op Een inlaatcombinatie is verplicht. Monteer deze zo dicht mogelijk bij het toestel. Waarschuwing Tussen inlaatcombinatie en het toestel mag nooit een afsluiter of terugslagklep geplaatst worden.
Instructiehandleiding ADM
21
3
is
Installatie
3.6.2
Shuntleiding U kunt een shuntpomp aansluiten om gelaagdheid van het water in de boiler te voorkomen. 1. Optioneel: monteer afhankelijk van het tappatroon een shuntleiding (Ø 22 mm), een afsluiter (11) en een shuntpomp (7). 2. Monteer een terugslagklep (5). 3. Monteer een afsluiter (11).
3.6.3
Warmwaterzijdig Zie (B) in het aansluitschema (3.5 "Aansluitschema"). Opmerking Isolatie van lange warmwaterleidingen voorkomt onnodig energieverlies. 1. Optioneel: monteer een temperatuurmeter (12) ter controle van de temperatuur van het tapwater. 2. Optioneel: monteer het T&P-ventiel (3). 3. Monteer een afsluiter (11) in de warmwateruitgangleiding ten behoeve van servicedoeleinden.
3.6.4
Aftapkraan 1. Monteer de standaard meegeleverde aftapkraan (9). 2. Indien gewenst, monteer een circulatieleiding (3.6.5 "Circulatieleiding"). Zo niet monteer dan de bij de aftapkraan geleverde afdichtmoer met pakking (C) volgens de figuur.
C
IMD-0122 R1
22
Instructiehandleiding ADM
is 3.6.5
Circulatieleiding Zie (C) in het aansluitschema (3.5 "Aansluitschema"). Indien men direct warm water ter beschikking wil hebben bij tappunten kan een circulatiepomp geïnstalleerd worden. Dit verhoogt het comfort en voorkomt waterverspilling. 1. Monteer een circulatiepomp (6) met een capaciteit overeenkomend met de grootte en weerstand van het circulatiesysteem. 2. Monteer een terugslagklep (5) na de circulatiepomp om de circulatierichting te garanderen. 3. Monteer voor servicedoeleinden twee afsluiters (4). 4. Sluit de circulatieleiding aan op het T-stuk bij de aftapkraan (9) volgens de aftapkraan figuur (3.6.4 "Aftapkraan").
3.7
Gasaansluiting
Waarschuwing De installatie dient te geschieden door een erkend installateur en overeenkomstig de algemeen en plaatselijke geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften"). Let op Zorg ervoor dat de diameter en de lengte van de gastoevoerleiding zo gedimensioneerd zijn dat er voldoende capaciteit geleverd kan worden voor het toestel. Zie (D) in het aansluitschema (3.5 "Aansluitschema"). 1. Monteer een gaskraan (10) in de gastoevoerleiding. 2. Blaas voor gebruik de gasleiding schoon. 3. Sluit de gaskraan. 4. Monteer de gastoevoerleiding op het gasblok. Waarschuwing Controleer na montage op lekkages.
3.8
Elektrische aansluiting
Waarschuwing De installatie dient te geschieden door een erkend installateur en overeenkomstig de algemeen en plaatselijke geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften").
3.8.1
Voorbereiding Let op Het toestel is fasegevoelig. Het is absoluut noodzakelijk de fase (L) van het net aan de fase van het toestel en de nul (N) van het net aan te sluiten aan de nul van het toestel. Let op Ook mag géén spanningsverschil tussen nul (N) en aarde ( ) aanwezig zijn. Is dit wel het geval dan dient een scheidingstransformator toegepast te worden. Voor meer informatie of voor het bestellen van deze scheidingstransformator gelieve contact op te nemen met A.O. Smith Water Products Company. De figuur geeft een aanzicht van het elektrisch aansluitblok weer, de tabel de bijbehorende aansluitingen.
Instructiehandleiding ADM
23
3
is
Installatie
Aansluitblok Legenda A. schroeven B. beschermkap C. aansluitblok
B
6
1
A
C
IMD-0134 R2
1. Demonteer, als voorbereiding, eerst de beschermkap van de bedieningszuil: 2. Draai de 4 schroeven (A) los. 3. Verwijder de beschermkap (B) van het elektriciteitsgedeelte. Het aansluitblok (C) wordt nu zichtbaar. Opmerking Voor het aansluiten van elektrische componenten dient u het betreffende elektrisch schema te raadplegen (14.2 "Elektrische schema's ADM"). Elektrisch aansluitblok NetSpanning 1
24
RookGasBeveiliging
Vrij
L1
N
L2
L3
-
2
3
4
5
6
Instructiehandleiding ADM
is 3.8.2
Netspanning aansluiten Het toestel wordt geleverd zonder voedingskabel en hoofdschakelaar. Opmerking Om het toestel van spanning te voorzien dient het toestel m.b.v. een permanente elektrische verbinding op netspanning aangesloten te worden. Tussen deze vaste verbinding en het toestel moet een dubbelpolige hoofdschakelaar met een contactopening van tenminste 3 mm geplaatst worden. De voedingskabel moet aders van minimaal 3 x 1,0 mm2 bevatten. Waarschuwing Laat het toestel spanningsloos totdat u aan het in bedrijf stellen toe bent. 1. Leid de voedingskabel door de metrische trekontlaster aan de bovenzijde van de bedieningszuil. 2. Sluit aarde ( ), fase (L1) en nul (N) van de voedingskabel aan op punten 1 t/m 3 in in het aansluitblok volgens de tabel. 3. Draai de trekontlaster aan zodat de kabel klem zit. 4. Indien u niet meer behoeft aan te sluiten, monteer dan de beschermkap van de bedieningszuil. 5. Sluit de voedingskabel aan op de hoofdschakelaar.
3.9
Rookgasafvoer
Waarschuwing De installatie dient te geschieden door een erkend installateur en overeenkomstig de algemeen en plaatselijke geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften").
3.9.1
Inleiding Voor aansluiting van het toestel op het rookgasafvoerkanaal dient de los meegeleverde trekonderbreker gebruikt te worden. In de trekonderbreker dienen de standaard meegeleverde rookgasthermostaat en sensor gemonteerd te worden.
3.9.2
Montage trekonderbreker De trekonderbreker kan naar keuze gepositioneerd worden. Na de positionering is de trekonderbreker met twee schroeven (6) aan de bovenzijde van het toestel vastgeschroefd en wordt hij ondersteund door een bevestigingssteun (1) aan de zijkant van het toestel. De bevestigingssteun is meegeleverd in het plastic zakje dat achter de bedieningszuil zit. De werkwijze voor het monteren is als volgt:
Instructiehandleiding ADM
25
3
is
Installatie
Plaatsen van de trekonderbreker Legenda 1 2 3 4 5 6 7 8
bevestigingssteun gaatjes voor bevestigingssteun schroeven voor bevestigingssteun gaatjes voor trekonderbreker afdichtring schroeven voor trekonderbreker 45° bocht rookgasafvoerpijp
>0,5 m 8
7 6
5
4 2
1
3
IMD-0123 R1
1. Haal de bevestigingssteun uit het zakje. 2. Breng de bevestigingssteun (1) zodanig aan dat deze de trekonderbreker ondersteunt. 3. Boor twee gaatjes (2) (boor 3,2 mm) ten behoeve van de bevestigingssteun. 4. Schroef de bevestigingssteun vast. 5. Plaats de trekonderbreker in de steun en teken de boorgaten (4) aan de bovenzijde af. Neem dan de trekonderbreker weer van het toestel. 6. Boor nu twee gaatjes (4) in de bovenzijde van het toestel (boor 3,2 mm). 7. Leg de afdichtring (5) op het toestel. 8. Schroef de trekonderbreker vast. 9. Monteer: -
op de opening van de trekonderbreker een 45° bocht (7), gevolgd door:
-
een corrosiebestendige verticale rookgasafvoerpijp (8) van minimaal 0,5 meter,
-
het overige rookgasafvoermateriaal.
Opmerking Gebruik rookgasafvoermateriaal dat voldoet aan de voorschriften (1.3 "Voorschriften"). Opmerking Zorg ervoor dat de rookgasafvoer in een uitmondingsgebied geplaatst wordt waarin dit toegestaan is voor het desbetreffende toesteltype.
26
Instructiehandleiding ADM
is 3.9.3
Montage rookgasthermostaat Aan de bovenzijde van de bedieningszuil zit een plastic zakje met daarin de rookgasthermostaat met sensor en bijbehorende bevestigingsmaterialen. De kabel van de sensor is reeds aangesloten in de bedieningszuil. De thermostaat/bracket en sensor dienen nog gemonteerd te worden in de trekonderbreker. Waarschuwing Bij het niet (juist) monteren/aansluiten van de rookgasthermostaat is de rookgasafvoer niet beveiligd. Als gevolg van een onjuiste rookgasafvoer kunnen rookgassen in de opstellingsruimte terecht komen. Rookgasbeveiliging
Legenda 1 2 3 4
bracket sensor bevestigingsbeugeltjes kabel 1
2
3 4
IMD-0137 R2
1. Monteer de rookgasthermostaat als volgt: 2. Haal de bracket (1) met thermostaat en sensor (2) uit de verpakking. 3. Plaats de bracket in de trekonderbreker en schroef de bracket en de sensor vast. 4. Buig de bevestigingsbeugeltjes (3) om de kabel (4) van de rookgasthermostaat. 5. Schroef de bevestigingsbeugeltjes (3) vast in de trekonderbreker en het toestel.
Instructiehandleiding ADM
27
3 3.10 Voordruk en branderdruk controleren
is
Installatie
Opmerking Alvorens u het toestel in bedrijf neemt en/of de voordruk en branderdruk gaat controleren dient u het toestel te vullen (5 "Vullen"). Let op Bij de eerste keer in bedrijf nemen en na het ombouwen, is het verplicht om de voordruk en branderdruk te controleren. Opmerking Het controleren van de gasdrukken gaat het eenvoudigst met twee manometers. In de procedure gaan we ervan uit dat u over twee van deze meters beschikt. Gasblok voor ADM 40 t/m 115
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
branderdrukregeling dopje branderdrukregeling stelschroef branderdrukregeling connector van gasblok vlakke afdichtplaat meetnippel voordruk gasblok meetnippel manifold
6
5
7
4
8
1 3
2 IMD-0127 R1
28
Instructiehandleiding ADM
is Gasblok voor ADM 135 Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. 2. 3. 6. 7. 8. 9.
2
branderdrukregeling dopje branderdrukregeling stelschroef branderdrukregeling meetnippel voordruk gasblok meetnippel manifold hoog-laagregeling
3 1
9
6
8
7 IMD-0129 R1
3.10.1
Voorbereiding Om de voordruk en branderdruk te controleren handelt u als volgt: 1. Maak het toestel spanningsloos (10.3 "Toestel spanningsloos maken"). 2. Op het gasblok zitten twee meetnippels. Voor het controleren van de voordruk wordt meetnippel (6) gebruikt. De andere meetnippel op het gasblok wordt niet gebruikt. Voor het meten van de branderdruk wordt de manifoldmeetnippel (8) gebruikt. In de meetnippels bevinden zich afdichtschroefjes. Draai beide afdichtschroefjes enkele slagen los. Draai ze niet helemaal los; het is lastig om deze dan weer vast te schroeven. 3. Sluit een manometer aan op de manifoldmeetnippel (8). 4. Open de gastoevoer en ontlucht het gasleidingnet via meetnippel (6). 5. Sluit een manometer aan op manifoldmeetnippel (6) zodra er gas uit deze nippel komt. 6. Schakel spanning op het toestel met de hoofdschakelaar van het toestel. 7. Zet de regelthermostaat op de hoogste stand en neem het toestel in bedrijf door de Aan/Uit-schakelaar op stand I te zetten. 8. De opwarmcyclus begint en het branderbed zal na enige tijd ontsteken. 9. Nadat het branderbed ontstoken is moet u circa 1 minuut wachten voordat u de dynamische drukken afleest.
Instructiehandleiding ADM
29
3
is
Installatie
10. Lees met de manometer de voordruk af van meetnippel (6). Raadpleeg de tabel met gasgevens (3.4.3 "Gasgegevens"). Opmerking Raadpleeg de beheerder van het gasnet indien de voordruk niet juist is. 11. Lees met de manometer de branderdruk af van meetnippel (8). Raadpleeg de tabel met gasgevens (3.4.3 "Gasgegevens"). Opmerking Indien de branderdruk niet juist is en het toestel is uitgerust met een vlakke plaat of hoog-laagregeling, dan kunt u de druk niet bijregelen. Raadpleeg in dit geval uw installateur of uw leverancier. Als het toestel wel is uitgerust met een branderdrukregeling, dan kunt u de druk bijregelen (3.10.2 "Druk bijregelen").
3.10.2
Druk bijregelen 1. Verwijder het dopje (2) van de branderdrukregeling. 2. Corrigeer de branderdruk door, afhankelijk van de afwijking, de stelschroef (3) te draaien: -
Stelschroef linksom: branderdruk neemt af.
-
Stelschroef rechtsom: branderdruk neemt toe.
3. Dek de opening van de stelschroef af en controleer de branderdruk met de opgegeven waarde uit de tabel met gasgevens (3.4.3 "Gasgegevens"). 4. Indien de ingestelde druk niet juist is de branderdruk afregeling herhalen tot juiste druk bereikt is. 5. Monteer het dopje (2) op de branderdrukregeling.
Afronding 1. Sluit de gastoevoer. 2. Ontkoppel beide manometers en draai de afdichtschroefjes in de meetnippels dicht. Opmerking Neem voor het in bedrijf nemen even de tijd om de meegeleverde garantiekaart in te vullen. Zo stelt u ons in staat om de kwaliteit van onze systemen te waarborgen, en onze garantieprocedure te perfectioneren. Retourneer deze kaart zo snel mogelijk. Uw klant ontvangt dan een garantiecertificaat met onze garantievoorwaarden.
30
Instructiehandleiding ADM
is 4
Ombouw naar een andere gascategorie Let op De ombouw mag alleen door een erkend installateur uitgevoerd worden. Indien het toestel moet gaan functioneren op een andere gasfamilie (LP-gas of aardgas) of op een andere gascategorie anders dan de gascategorie waar het toestel standaard op afgesteld is, dient het toestel met een speciale ombouwset aangepast te worden. Let op Na ombouwen dient u de voordruk en branderdruk te controleren. In dit hoofdstuk komen aan de orde: •
Ombouw naar andere gascategorie ADM 40 t/m 115.
•
Ombouw van aardgas naar LP gas.
Uitwisselen inspuiters Legenda 1. afdekplaat 2. borgstrips 3. inspuiter met slagcijfer 1
2
3
IMD-0126 R1
Instructiehandleiding ADM
31
4 4.1
Ombouw naar andere gascategorie ADM 40 t/m 115
is
Ombouw naar een andere gascategorie
1. Maak het toestel spanningsloos (10.3 "Toestel spanningsloos maken"). 2. Sluit de gastoevoer. Let op De brander kan heet zijn. 3. Schroef de afdekplaat (1) van de brandersteun. 4. Gebruik geschikt gereedschap om de borgstrips (2) de demonteren. De borgstrips hebben namelijk scherpe randen. Trek de borgstrips rechtomhoog. Opmerking Ter vereenvoudiging van de branderdemontage kan het stralingsschild / de condensbak tijdelijk worden losgenomen. 5. Neem de branders één voor één uit de ophanging aan de voorzijde. Beweeg ze hiertoe eerst van je af en vervolgens naar beneden. De inspuiters zijn nu vrij. 6. Demonteer de inspuiters. 7. Selecteer en monteer de juiste inspuiters uit de ombouwset aan de hand van de tabel met gasgegevens (3.4.3 "Gasgegevens"). De inspuiterdiameter is met een slagcijfer weergegeven op de inspuiter, zie (3). 8. Hang de branders terug in de ophanging. 9. Breng de borgstrips aan. 10. Monteer, indien losgenomen, het stralingsschild / de condensbak. Ombouwen gasblok
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. branderdrukregeling 4. connector van het gasblok 5. vlakke afdichtplaat 6. meetnippel voordruk 7. gasblok
6
5
7
4
IMD-0131 R1
1
32
Instructiehandleiding ADM
is 11. Controleer of het gasblok uitgevoerd is met een branderdrukregeling (1) of met een vlakke afdichtplaat (5). Opmerking Indien de voordruk van een gascategorie gelijk is aan de branderdruk (zie de tabel met gasgegevens (3.4.3 "Gasgegevens")) dan moet het gasblok voorzien zijn van een vlakke afdichtplaat met kurkpakking. Een afwijkende branderdruk t.o.v. de voordruk vereist het gebruik van een branderdrukregeling met rubberen pakking. Een ombouw-set is zo samengesteld dat de benodigde componenten aanwezig zijn. 12. Indien de vlakke afdichtplaat of branderdrukregeling vervangen moet worden: -
Schroef de connector (4) van het gasblok los.
-
Demonteer indien benodigd de vlakke afdichtplaat (5) of branderdrukregeling (1).
-
Monteer indien benodigd de vlakke afdichtplaat of branderdrukregeling uit de ombouwset.
-
Monteer de connector (4) van het gasblok.
13. Controleer de voordruk en de branderdruk (3.10 "Voordruk en branderdruk controleren"). 14. Neem de sticker uit de ombouwset die de zojuist ingestelde gascategorie weergeeft en plak deze onder het typeplaatje van het toestel. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat het toestel niet meer functioneert op het gas waarop het in eerste instantie is geleverd. 15. Neem het toestel in bedrijf (9 "In bedrijf nemen").
Instructiehandleiding ADM
33
4 4.2
is
Ombouw naar een andere gascategorie
Ombouw naar andere gascategorie ADM 135 4.2.1
Inleiding Deze paragraaf beschrijft de: •
Ombouw van LP gas naar aardgas.
•
Ombouw van aardgas naar LP gas.
Ombouwen gasblok Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. branderdrukregeling 7. gasblok 9. hoog/laag regeling
1
9
7
34
IMD-0132 R1
Instructiehandleiding ADM
is 4.2.2
Ombouw van LP gas naar aardgas Montage en demontage van ombouwcomponenten
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 4. timers 5. bracket 6. 6-polige klemmenstrook 7. trekontlaster 8. 9-polige klemmenstrook 9. metrische trekontlaster 10. hoog-laagregelingskabel
4
5 6
7
8
9
10
IMD-0130 R1
Instructiehandleiding ADM
35
4
Ombouw naar een andere gascategorie
is
1. Voer stap 1 t/m 10 uit (4.1 "Ombouw naar andere gascategorie ADM 40 t/m 115"). 2. Demonteer de hoog-laag regeling (9). 3. Monteer de branderdrukregeling (1) inclusief de afdichtingspakking uit de ombouwset. Bevestig de branderdrukregeling met de twee bijgeleverde kleine schroefjes op het gasblok (7). 4. Demonteer de kabels tussen de 6polige klemmenstrook(6) en de 9polige klemmenstrook (8). Dit zijn de kabels van de timers, hoog/laagregeling, gasblok, gloeiontsteker en ionisatiepen. 5. Demonteer de timers (4), bracket (5), kabelboom (niet afgebeeld) en 9polige klemmenstrook. 6. Draai de metrische trekontlaster (9) met de hoog-laagregelingskabel (10) los. Verwijder deze kabel. 7. Monteer de stopplug uit het ombouwsetje op de plaats van de metrische trekontlaster. 8. Sluit de kabels van het gasblok, de gloeiontsteker, en ionisatiepen aan op de 6polige klemmenstrook volgens het elektrisch schema (14.2 "Elektrische schema's ADM"). 9. Zet de gasblokkabel vast in één van de meegeleverde trekontlaster (7). Doe dit ook voor de kabels van de gloeiontsteker en ionisatiepen. 10. Controleer de voordruk en de branderdruk (3.10 "Voordruk en branderdruk controleren"). 11. Neem de sticker uit de ombouwset die de zojuist ingestelde gascategorie weergeeft en plak deze onder het typeplaatje van het toestel. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat het toestel niet meer functioneert op het gas waarop het in eerste instantie is geleverd. 12. Neem het toestel in bedrijf (9 "In bedrijf nemen").
4.2.3
Ombouw van aardgas naar LP gas 1. Voer stap 1 t/m 10 uit (4.1 "Ombouw naar andere gascategorie ADM 40 t/m 115"). 2. Demonteer de branderdrukregeling (1). 3. Monteer de hoog-laag regeling (9) inclusief de afdichtingspakking uit de ombouwset. Bevestig de hoog-laagregeling met twee kleine schroefjes op het gasblok. 4. Demonteer de kabels van het gasblok, de gloeiontsteker, en de ionisatiepen uit de 6polige klemmenstrook (6) en de trekontlaster (7). 5. Monteer de timers (4) inclusief kabelboom met 9polige klemmenstrook (6), uit het ombouwsetje, op de bedieningszuil. 6. Demonteer de stopplug (niet afgebeeld) uit de onderzijde van de bedieningszuil en vervang deze door de metrische trekontlaster (9) uit het ombouwsetje. 7. Leid de hoog-laagregelingskabel (10) door de trekontlaster en draai de terkontlaster aan zodat de kabel klem zit. 8. Sluit de hoog-laagregelingskabel (10) met de steker aan op de hoog-laag regeling (9). 9. Sluit de kabels van de timers, hooglaagregeling, gasblok en de gloeiplug aan volgens het elektrisch schema (14.2 "Elektrische schema's ADM"). 10. Controleer de voordruk en de branderdruk (3.10 "Voordruk en branderdruk controleren"). 11. Neem de sticker uit de ombouwset die de zojuist ingestelde gascategorie weergeeft en plak deze onder het typeplaatje van het toestel. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat het toestel niet meer functioneert op het gas waarop het in eerste instantie is geleverd. 12. Neem het toestel in bedrijf (9 "In bedrijf nemen").
36
Instructiehandleiding ADM
gis 5
Vullen Aansluitschema
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. drukreduceerventiel (verplicht indien de waterleidingdruk groter is dan 8 bar) 2. inlaatcombinatie (verplicht) 3. T&P-Ventiel (optioneel) 4. afsluiter (aanbevolen) 5. terugslagklep (verplicht) 6. circulatiepomp (optioneel) 7. shuntpomp (optioneel) 9. aftapkraan 10. gaskraan (verplicht) 11. service afsluiter (aanbevolen) 12. temperatuurmeter (aanbevolen) 14. tappunten A. koudwatertoevoer B. warmwaterafvoer C. circulatieleiding D. gastoevoer
14
14
14
12 B 11 4
3
6
4
5
7
4
5 4 A
C 2
1
9 D 10 IMD-0136 R2
Om het toestel te vullen gaat u als volgt te werk: 1. Open de afsluiter (11) in de warmwaterleiding, en indien aanwezig de afsluiters (4) van de circulatiepomp (6). 2. Sluit aftapkraan (9). 3. Open het dichtstbijzijnde tappunt (14). 4. Open de toevoerkraan van de inlaatcombinatie (2) zodat koud water het toestel instroomt. 5. Vul het toestel volledig. Als uit het dichtstbijzijnde tappunt een volle straal water komt, is het toestel vol. 6. Ontlucht de gehele installatie, bijvoorbeeld door alle tappunten te openen.
Instructiehandleiding ADM
37
5
Vullen
gis
7. Het toestel staat nu onder waterleidingdruk. Er mag nu geen water uit het overstortventiel van de inlaatcombinatie en indien toegepast uit het T&Pventiel (3) komen. Is dit toch het geval dan kan het zijn dat:
38
-
De waterleiding druk groter is dan de voorgeschreven 8 bar. Plaats alsnog een drukreduceerventiel (1).
-
Het overstortventiel van de inlaatcombinatie defect is, of onjuist is gemonteerd.
-
De waterleiding druk groter is dan de voorgeschreven 8 bar. Plaats alsnog een drukreduceerventiel (1).
-
Het overstortventiel van de inlaatcombinatie defect is, of onjuist is gemonteerd.
Instructiehandleiding ADM
gis 6
Aftappen Aansluitschema
Legenda Niet vermelde nummers zijn niet van toepassing. 1. drukreduceerventiel (verplicht indien de waterleidingdruk groter is dan 8 bar) 2. inlaatcombinatie (verplicht) 3. T&P-Ventiel (optioneel) 4. afsluiter (aanbevolen) 5. terugslagklep (verplicht) 6. circulatiepomp (optioneel) 7. shuntpomp (optioneel) 9. aftapkraan 10. gaskraan (verplicht) 11. service afsluiter (aanbevolen) 12. temperatuurmeter (aanbevolen) 14. tappunten A. koudwatertoevoer B. warmwaterafvoer C. circulatieleiding D. gastoevoer
14
14
14
12 B 11 4
3
6
4
5
7
4
5 4 A
C 2
1
9 D 10 IMD-0136 R2
Voor sommige handelingen is het nodig het toestel af te tappen. De procedure is als volgt: 1. Neem het toestel buiten bedrijf door de Aan/Uit-schakelaar op het bedieningspaneel in de stand 0 te zetten. 2. Maak het toestel spanningsloos door de hoofdschakelaar tussen het toestel en het elektriciteitsnet op stand 0 te zetten. 3. Sluit de gastoevoer (10). 4. Sluit de afsluiter (11) in de warmwaterleiding. 5. Sluit de toevoerkraan in de koudwatertoevoerleiding (A). 6. Open de aftapkraan (9). 7. Belucht het toestel (of installatie) zodat het helemaal kan leeglopen.
Instructiehandleiding ADM
39
6
40
Aftappen
gis
Instructiehandleiding ADM
gis 7 7.1
Het bedieningspaneel
Inleiding
7.4
In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: •
Bedieningspaneel;
•
Betekenis van de icoontjes;
•
AAN/UIT-schakelaar;
•
Regelthermostaat;
•
Resetknop branderautomaat;
•
Resetknop rookgasbeveiliging.
7.2
een AAN/UIT-schakelaar;
•
een resetknop;
•
een regelthermostaat met draaiknop;
•
twee signaleringslampen.
7.3
Met de AAN/UIT-schakelaar zet u het toestel in de ON-mode of OFF-mode. In de OFF-mode blijft het toestel echter wel onder spanning staan. Hierdoor blijft de vorstbeveiliging actief. Opmerking Om het toestel spanningsloos te maken dient u de hoofdschakelaar tussen het toestel en het elektriciteitsnet te gebruiken.
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bestaat uit: •
AAN/UIT-schakelaar
Betekenis van de icoontjes
7.5
Regelthermostaat
Met de draaiknop van de regelthermostaat stelt u de gewenste watertemperatuur in tussen ± 40°C en ± 70°C. De draaiknop is traploos en heeft een verdeling van 1 t/m 4. De tabel geeft een overzicht van standen en temperaturen. Temperatuurinstellingen
De tabel geeft de betekenis van de icoontjes weer.
Stand
Temperatuur
Icoontjes en hun betekenis
1
circa 40°C
2
circa 50°C
3
circa 60°C
4
circa 70°C
Naam
Betekenis
AAN/UIT Schakelaar
’ON-mode’ / ’OFF-mode’
Temperatuurregeling
Instellen watertemperatuu r (Tset)
Resetknop
Resetten branderautomaat
Een storing kan leiden tot een vergrendeling van de branderautomaat. In dit geval gaat het rode lampje op het bedieningspaneel aan. Nadat de oorzaak van de storing is weggenomen kunt u het toestel resetten met de resetknop.
Spanningslampje
Constatering spanning branderautomaat
Opmerking Neem voordat u reset altijd eerst de oorzaak van de storing weg.
Storingslampje
Vergrendeling branderautomaat
7.6
Resetknop branderautomaat
De storingstoestanden (8.3 "Storingstoestanden") van toestel en het oplossen hiervan wordt beschreven in het storingsoverzicht (11 "Storingen").
7.7
Resetknop rookgasbeveiliging
Een storing in de rookgasafvoer, bijvoorbeeld door een verstopping van het rookgasafvoerkanaal, kan leiden tot een vergrendeling van de rookgasthermostaat. Deze toestand herkent u aan het feit dat de drukknop van de rookgasthermostaat in de trekonderbreker is geactiveerd, zie de Figuur. Na het wegnemen van de oorzaak kunt u deze drukknop indrukken indien de sensor voldoende is afgekoeld (als u de sensor niet voldoende af laat koelen, zal de
Instructiehandleiding ADM
41
7
Het bedieningspaneel
gis
rookgasthermostaat weer direct in vergrendeling gaan). Hierna wordt het toestel automatisch weer ingebruik genomen als er warmtevraag is. Mocht dit niet het geval zijn, raadpleeg dan het storingsoverzicht (11 "Storingen"). Opmerking De trekonderbreker kan heet zijn. Figuur: Resetknop rookgasbeveiliging
IMD-0140 R2
42
Instructiehandleiding ADM
gis 8 8.1
Status van het toestel
Inleiding
In dit geval brandt het rode storingslampje op het bedieningspaneel. De branderautomaat is in vergrendeling. Na het wegnemen van de oorzaak moet het toestel met de resetknop (7.6 "Resetknop branderautomaat") weer in bedrijf worden genomen.
In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: •
Bedrijfstoestanden;
•
Storingstoestanden;
8.2
Bedrijfstoestanden
In werking heeft het toestel drie basis bedrijfstoestanden, te weten: •
SPANNINGSLOOS In deze toestand is het toestel uit en zijn alle onderdelen zonder spanning. De hoofdschakelaar (schakelaar tussen het toestel en het elektriciteitsnet) staat uit. Op het bedieningspaneel:
•
-
staat de AAN/UIT-schakelaar op stand 0;
-
is het groene lampje uit.
OFF In deze toestand is de vorstbeveiliging actief. De hoofdschakelaar staat op stand I. Op het bedieningspaneel:
•
-
staat de AAN/UIT-schakelaar op stand 0;
-
brandt het groene lampje.
ON
•
Blocking errors Deze toestand herkent u aan het feit dat het toestel niet in bedrijf komt ondanks dat de watertemperatuur lager is dan u ingesteld hebt met de regelthermostaat (7.5 "Regelthermostaat"). Deze storingen verdwijnen automatisch indien de oorzaak van de storing niet meer aanwezig is, vervolgens komt het toestel vanzelf weer in bedrijf.
Op het bedieningspaneel is niet te zien wat de oorzaak van de storing is. Voor een uitgebreid storingsoverzicht wordt verwezen naar de storingstabellen (11 "Storingen"). Als u als eindgebruiker het toestel aantreft in een storingstoestand kunt u het toestel proberen in bedrijf te nemen door de resetknop eenmaal in te drukken. Als de storing echter terugkomt of in korte tijd meerdere malen voorkomt, dient u contact op te nemen met uw service- en onderhoudsmonteur.
In deze stand beantwoordt het toestel continu de warmtevraag. Op het bedieningspaneel:
8.3
-
staat de AAN/UIT-schakelaar op stand I;
-
kan de watertemperatuur ingesteld worden met de draaiknop van de de regelthermostaat (7.5 "Regelthermostaat");
-
brandt het groene lampje.
Storingstoestanden
Indien het toestel in de toestand "storing" komt, kunt u geen warm water aftappen. Ook de vorstbeveiliging werkt nu niet meer. Deze storingstoestand zijn onderverdeeld in drie groepen: •
Lock out error van de rookgasbeveiliging De vergrendeling (drukknop) van de rookgasthermostaat in de trekonderbreker is geactiveerd. Na het wegnemen van de oorzaak moet de drukknop (7.6 "Resetknop branderautomaat") ingedrukt worden om het toestel weer in bedrijf te nemen.
•
Lock out errors van de branderautomaat
Instructiehandleiding ADM
43
8
44
Status van het toestel
gis
Instructiehandleiding ADM
gis 9 9.1
In bedrijf nemen
Inleiding
In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: •
In bedrijf nemen;
•
Opwarmcyclus van het toestel.
9.2
In bedrijf nemen
U neemt het toestel in bedrijf via: 1. Vul het toestel (5 "Vullen"). 2. Zet de gaskraan open (3.5 "Aansluitschema"). 3. Schakel spanning op het toestel met de hoofdschakelaar tussen het toestel en het elektriciteitsnet. 4. Zet het toestel in de "ON-mode" door de AAN/UITschakelaar op het bedieningspaneel op stand I te zetten. 5. Stel met de regelthermostaat (7.5 "Regelthermostaat") de gewenste watertemperatuur in. Indien er warmtevraag is zal de opwarmcyclus (9.3 "Opwarmcyclus van het toestel") doorlopen worden.
9.3
Opwarmcyclus van het toestel
De opwarmcyclus van het toestel wordt actief op het moment dat de gemeten watertemperatuur (Twater) beneden de drempelwaarde (Tset) komt. Deze drempelwaarde is afhankelijk van de gekozen toestand van het toestel. Staat het toestel bijvoorbeeld in de "OFF-mode" (vorstbeveiliging) dan is deze waarde 20°C. Staat het toestel bijvoorbeeld in de "ONmode" dan is de drempelwaarde instelbaar, bijvoorbeeld stand 3 (± 60°C).
In onderstaand voorbeeld wordt de gehele cyclus uitgelegd. Opmerking De doorlopen cyclus geldt ook bij het inschakelen van de vorstbeveiliging. 1. De sensor van de regelthermostaat meet de temperatuur. De watertemperatuur komt beneden de ingestelde temperatuur (bijvoorbeeld) 60°C, hierdoor sluit de regelthermostaat. De branderautomaat constateert nu een warmtevraag en start de opwarmcyclus. 2. Na de warmtevraag begint de wachttijd-periode. Deze wachttijd zorgt voor een veilige ontsteking. De wachttijd duurt circa 15 seconden. 3. Als de wachttijd is afgelopen (dit is te horen aan het ’klikken’ van de relais in de branderautomaat) begint het voorgloeien. 4. Na ongeveer 12 seconden (voor)gloeien wordt het gasblok geopend en vindt de ontsteking plaats. 5. Na de ontsteking wordt de vlam gedetecteerd en is het toestel in bedrijf. Dit betekent dat het daadwerkelijke opwarmen is begonnen. 6. Als het water op temperatuur is, valt de warmtevraag weg. Het gasblok gaat dicht en het branderbed dooft. Er begint een nieuwe wachttijd van circa 10 seconden. 7. Na deze wachttijd komt het toestel in de ruststand en wacht het tot dewatertemperatuur opnieuw beneden de ingestelde temperatuur komt. Bij de eerstvolgende warmtevraag begint de opwarmcyclus weer bij stap 1.
De opwarmcyclus doorloopt achtereenvolgens de toestanden: 1. WARMTEVRAAG; 2. WACHTTIJD; 3. VOORGLOEIEN; 4. ONTSTEKEN; 5. IN BEDRIJF; 6. WACHTTIJD.
Instructiehandleiding ADM
45
9
46
In bedrijf nemen
gis
Instructiehandleiding ADM
gis 10
Uit bedrijf nemen
10.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: •
Toestel een korte periode buiten bedrijf stellen ("OFF-mode");
•
Toestel spanningsloos maken;
•
Toestel voor een lange periode buiten bedrijf stellen.
10.2 Toestel een korte periode buiten bedrijf stellen ("OFF-mode") Om het toestel een korte periode buiten bedrijf te stellen moet u de vorstbeveiliging inschakelen met behulp van de opwarmcyclus van het toestel (2.3 "Opwarmcyclus van het toestel"). Met de vorstbeveiliging voorkomt u bevriezing van het water in het toestel. U activeert de vorstbeveiliging door de Aan/Uit-schakelaar op het bedieningspaneel op stand 0 te zetten.
10.3 Toestel spanningsloos maken U mag het toestel niet zondermeer spanningsloos maken. De juiste procedure is als volgt: 1. Neem het toestel buiten bedrijf door de Aan/Uitschakelaar op de stand 0 te zetten. 2. Maak het toestel spanningsloos door de hoofdschakelaar tussen het toestel en het elektriciteitsnet op stand 0 te zetten.
10.4 Toestel voor een lange periode buiten bedrijf stellen Om het toestel voor langere tijd buiten bedrijf te stellen moet u het toestel aftappen (6 "Aftappen").
Instructiehandleiding ADM
47
10
48
Uit bedrijf nemen
gis
Instructiehandleiding ADM
gis 11
Storingen 11.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de volgende storingen behandeld: •
Gaslucht.
•
Waterlekkage.
•
Explosieve ontsteking.
•
Slecht vlambeeld.
•
Geen warm water
•
Onvoldoende warm water.
11.2 Storingstoestanden Indien het toestel in de toestand "storing" komt, kunt u geen warm water aftappen. Ook de vorstbeveiliging werkt nu niet meer. Deze storingstoestand zijn onderverdeeld in drie groepen: •
Lock out error van de rookgasbeveiliging De vergrendeling (drukknop) van de rookgasthermostaat in de trekonderbreker is geactiveerd. Na het wegnemen van de oorzaak moet de drukknop (7.6 "Resetknop branderautomaat") ingedrukt worden om het toestel weer in bedrijf te nemen.
•
Lock out errors van de branderautomaat In dit geval brandt het rode storingslampje op het bedieningspaneel. De branderautomaat is in vergrendeling. Na het wegnemen van de oorzaak moet het toestel met de resetknop (7.6 "Resetknop branderautomaat") weer in bedrijf worden genomen.
•
Blocking errors Deze toestand herkent u aan het feit dat het toestel niet in bedrijf komt ondanks dat de watertemperatuur lager is dan u ingesteld hebt met de regelthermostaat (7.5 "Regelthermostaat"). Deze storingen verdwijnen automatisch indien de oorzaak van de storing niet meer aanwezig is, vervolgens komt het toestel vanzelf weer in bedrijf.
De volgende paragrafen geven de storingen in tabelvorm weer. Opmerking De in de tabellen aangehaalde voetnoten zijn op de laatste pagina van de betreffende tabel weergeven.
Instructiehandleiding ADM
49
is
11.3 Storingstabel voor algemene storingen Waarschuwing Onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door een service- en onderhoudsmonteur. Algemene storingen Kenmerk
Oorzaak
Gaslucht
Gaslekkage
Maatregel Waarschuwing Sluit direct de hoofdgaskraan. Waarschuwing Geen schakelaars bedienen.
Opmerking Opmerking Neem direct contact op met uw installateur of plaatselijk gasbedrijf.
Waarschuwing Geen open vuur. Waarschuwing Ventileer de ruimte waar het toestel in staat. Waterlekkage
Explosieve ontsteking Slecht vlambeeld
Lekkage op een wateraansluiting (schroefdraad)
Draai de schroefdraadaansluiting vaster aan
Lekkage uit ander watertoestel of leiding in de buurt
Spoor lekkage op
Lekkage van de tank van het toestel
Raadpleeg de leverancier en/of fabrikant
Condens
Wacht met aftappen van (teveel) tapwater tot het water in de boiler de ingestelde temperatuur heeft bereikt.
Verkeerde voordruk en/of branderdruk
Stel de juiste voordruk en/of branderdruk in (3.10 "Voordruk en branderdruk controleren")
Vervuilde brander
Reinig de brander(s) (12.4.2 "Reinigen brander(s)")
Vervuilde inspuiter
Reinig de inspuiter(s) (12.4.3 "Reinigen inspuiter(s)")
Te weinig luchttoevoer
Verbeter de luchttoevoer door een betere ventilatie van de ruimte waarin het toestel zich bevindt.
Instructiehandleiding ADM
Indien lekkage niet verholpen is raadpleeg uw installateur
Indien ontsteking niet is verbeterd raadpleeg uw installateur.
50
is
11.4 ADM Storingstabel geen warm water Waarschuwing Onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door een service- en onderhoudsmonteur. Geen warm water Kenmerk
Oorzaak
Groene lampje UIT en Geen Rode lampje AAN voedingsspanning aanwezig
Maatregel
Opmerking
1. Controleer of hoofdschakelaar AAN staat
Zie het elektrisch schema ADM (14 "Bijlagen") Indien de storing niet verholpen kan worden neem dan contact op met uw installateur
2. Controleer spanning op de hoofdschakelaar 3. Controleer spanning op het elektrisch aansluitblok 4. Controleer spanning op de branderautomaat 5. Controleer zekering in de branderautomaat De te meten spanning moet 230 VAC (-15%, +10%) zijn
Groene lampje AAN en Rode lampje UIT
Blokkering van de rookgasafvoer (de rookgasbeveiliging heeft geschakeld)
1. Spoor blokkering op
Kenmerk
Oorzaak
Maatregel
Groene lampje AAN en Rode lampje AAN
Deze storing kent drie mogelijke oorzaken. Om de oorzaak te kunnen bepalen moet u de storing opnieuw laten optreden:
Bij warmtevraag komt het toestel weer in bedrijf
2. Verwijder blokkering 3. Reset rookgasbeveiliging (7.7 "Resetknop rookgasbeveiliging").
Opmerking Indien de storing niet verholpen kan worden of bij terugkerende storing dient u contact op te nemen met uw installateur
1. Reset het toestel door 1x de resetknop te bedienen 2. Indien er niets gebeurd is de resetknop reeds te vaak bediend (maximaal 5x in één opwarmcyclus). Maak het toestel spanningsloos en neem het opnieuw in bedrijf. Zie Toestel spanningsloos maken en stap 3 t/m stap 5 van in bedrijf In bedrijf nemen. 3. Controleer welk type oorzaak (a) of (b) optreedt. (zie onderstaande tabellen)
Instructiehandleiding ADM
51
is Kenmerk
Oorzaak
Maatregel
Opmerking
(a) Drie mislukte startpogingen op rij
1. Geen gas:
Indien de storing niet verholpen kan worden of bij terugkerende storing dient u contact op te nemen met uw installateur
-
Controleer of gaskraan open staat
-
Controleer of gasblok opent (klikken van het gasblok)
-
Controleer bedrading van het gasblok
2. Geen ontsteking: -
Controleer of gloeiplug oplicht
-
Controleer voeding van de gloeiplug.
-
Controleer bedrading van de gloeiplug
3. Geen vlamdetectie:
Kenmerk
Oorzaak
-
Controleer of Fase (L) en Nul (N) op de juiste manier zijn aangesloten (vanaf het net) op het toestel
-
Controleer of ionisatiepen defect is
-
Controleer aansluiting bedrading van de ionisatiepen
Maatregel
(b) 1. De veiligheidsthermostaat heeft op de juiste manier Veiligheidsthermostaat geschakeld: heeft geschakeld - Reset het toestel
2.
Instructiehandleiding ADM
-
Controleer of de regelthermostaat functioneert
-
Controleer of maximaal thermostaat functioneert
-
Controleer werking van een eventuele circulatiepomp
Opmerking Indien de storing niet verholpen kan worden of bij terugkerende storing dient u contact op te nemen met uw installateur
De veiligheidsthermostaat heeft verkeerd geschakeld: -
Controleer of thermostaat kapot is
-
Controleer of sensor van de thermostaat kapot is
52
is
11.5 Storingstabel onvoldoende warm water Waarschuwing Onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door een service- en onderhoudsmonteur. Onvoldoende warm water Kenmerk
Oorzaak
Maatregel
Onvoldoende warm water
Ingestelde watertemperatuur (Tset) te laag
Zet regelthermostaat (7.5 "Regelthermostaat") in hogere stand
Warmwatervoorraad is op
1. Reduceer warmwaterverbruik en geef het toestel de tijd om op Indien de storing niet is verholpen en er verder geen oorzaak is vast te stellen, maak het toestel spanningsloos (10.3 "Toestel te warmen. spanningsloos maken"), sluit de gaskraan en waarschuw uw 2. Indien deze storing regelmatig verschijnt controleer dan of de installateur. maximaal thermostaat schakelt. Indien dit het geval is controleer dan de werking van de circulatie- en/of shuntpomp.
Instructiehandleiding ADM
Opmerking
53
is
Instructiehandleiding ADM
54
s 12
Onderhoud uitvoeren
12.1 Inleiding
Let op Onderhoud mag alleen door een erkend service- en onderhoudsmonteur worden uitgevoerd. Bij elke onderhoudsbeurt dient het toestel zowel waterzijdig als gaszijdig onderhouden te worden. Het onderhoud dient in de volgende volgorde te worden uitgevoerd. 1. Waterzijdig onderhoud 2. Waterzijdig onderhoud 3. Gaszijdig onderhoud 4. Onderhoud afronden Opmerking Voor het bestellen van reserve-onderdelen is het van belang het toesteltype, toestelmodel en het volledige serienummer van het toestel te noteren. Deze gegevens vindt u op het typeplaatje. Aan de hand van deze informatie kunnen gegevens van reserveonderdelen vastgesteld worden.
12.2 Onderhoud voorbereiden
Om te testen of alle componenten nog goed functioneren dient u de volgende stappen uit te voeren: 1. Zet de Aan/Uit-schakelaar op het bedieningspaneel op stand 0. 2. Zet de regelthermostaat in de hoogste stand (onthoud de oorspronkelijke instelling) en zet de Aan/Uit-schakelaar weer terug op stand I. 3. Indien er geen warmtevraag is, tap dan water om warmtevraag te creëren. 4. Controleer of de opwarmcyclus (9.3 "Opwarmcyclus van het toestel") correct verloopt. 5. Zet de regelthermostaat terug in de oorspronkelijke stand en zet de AAN/UIT-schakelaar weer terug op stand I. 6. Controleer de voor- en branderdruk (3.10 "Voordruk en branderdruk controleren") en pas deze indien nodig aan. 7. Controleer bij het rookgasafvoersysteem of alle onderdelen goed bevestigd zijn. 8. Test de werking van het overstort ventiel van de inlaatcombinatie. Het water dient met een volle straal uit te stromen. 9. Test de overstortwerking van het T&P-ventiel. Het water dient met een volle straal uit te stromen. 10. Controleer de afvoerleidingen van de overstortventielen en verwijder aanwezige kalkresten. 11. Tap het toestel af (6 "Aftappen").
12.3 Waterzijdig onderhoud 12.3.1
Inleiding Waterzijdig dienen te volgende stappen te worden uitgevoerd: 1. Controle anodes. 2. Ontkalken en reinigen tank.
Instructiehandleiding ADM
55
12
s
Onderhoud uitvoeren
12.3.2
Controle anodes Tijdige vervanging van de anodes verlengt de levensduur van het toestel. De aanwezige anodes moeten vervangen worden zodra ze voor 60% of meer verbruikt zijn (houd hiermee rekening bij het bepalen van de onderhoudsfrequentie). Waarschuwing De trekonderbreker en het deksel kunnen heet zijn. 1. Demonteer de beschermkap van de bedieningszuil door de 4 schroeven van de kap los te draaien. 2. Neem de bedrading van de rookgasthermostaat uit het aansluitblok los verwijder de kabel uit de trekontlaster. 3. Demonteer de bevestigingsbeugeltjes van de kabel van de rookgasthermostaat. 4. Koppel de trekonderbreker los van de rookgasafvoer. 5. Draai de schroeven van de trekonderbreker los. 6. Neem de trekonderbreker van het toestel. 7. Draai de schroeven van de deksel aan de bovenzijde van het toestel los. 8. Neem de deksel van het toestel. 9. Neem de afdichtring van het toestel. 10. Draai de anodes los met geschikt gereedschap. 11. Controleer de anodes en vervang zonodig. 12. Controleer nu ook de wervelstrips (12.4.4 "Controle wervelstrips"). Vervang deze indien noodzakelijk. 13. Plaats een nieuwe afdichtring op de rand van de tank en monteer de deksel. 14. Monteer de trekonderbreker (3.9.2 "Montage trekonderbreker"). 15. Voer de kabel van de rookgasthermostaat door de trekontlaster en sluit de kabels aan in het aansluitblok (14.2 "Elektrische schema's ADM"). 16. Monteer de bevestigingsbeugeltjes op het toestel en trekonderbreker. 17. Monteer de beschermkap.
12.3.3
Ontkalken en reinigen tank Ketelsteen- en kalkaanslag verhinderen een goede geleiding van de warmte naar het water. Periodiek reinigen en ontkalken voorkomt vorming van deze aanslag. Hierdoor wordt de levensduur van het toestel verlengd en bovendien het verwarmingsproces bevorderd. Bij bepaling van de onderhoudsfrequentie dient rekening gehouden te worden met de snelheid van de kalkvorming. Kalkvorming is afhankelijk van de plaatselijke watergesteldheid, het waterverbruik en de ingestelde watertemperatuur. Om overmatige kalkaanslag te voorkomen wordt een temperatuurinstelling van maximaal 60°C aanbevolen. Om een goede en waterdichte afsluiting van een reinigingsopening te waarborgen moeten de pakking (6), O-ring (7), sluitringen (4), bouten (3) en eventueel de deksel (5) na opening vernieuwd worden (zie de figuur). Bij de leverancier/fabrikant is hier een speciale set voor te verkrijgen. Voor het eenvoudig ontkalken en reinigen van de tank is het toestel uitgerust met twee reinigingsopeningen.
56
Instructiehandleiding ADM
s 2
1
5
3
7
6
4
IMD-0235 R2
1. Verwijder de afdekplaat (1) op de buitenmantel (zie de figuur). 2. Verwijder de isolatie (2) voorzichtig en leg deze apart. Deze moet later weer gebruikt worden. 3. Draai de bouten los. 4. Verwijder de deksel, de pakking en de O-ring. 5. Inspecteer de tank en verwijder de losse kalkaanslag en verontreinigingen. 6. Indien de kalkaanslag niet handmatig verwijderd kan worden, dient ontkalkt te worden met een ontkalkingsmiddel. Neem contact op met de leverancier/fabrikant voor een advies over het te gebruiken ontkalkingsmiddel.
1 5
3
4
6 2
IMD-0282 R1
7. Sluit de reinigingsopening. Om beschadiging van de tank te voorkomen dienen de bouten aangedraaid te worden met een moment van maximaal 50 Nm. Gebruik hiervoor geschikt gereedschap. Om de reinigingsopening eenvoudig te sluiten kan bij het monteren van de bouten het beste de in de figuur aangegeven volgorde aangehouden worden.
Instructiehandleiding ADM
57
12
s
Onderhoud uitvoeren
12.4 Gaszijdig onderhoud 12.4.1
Inleiding Gaszijdig dienen de volgende stappen te worden uitgevoerd: 1. Reinigen brander(s). 2. Reinigen inspuiter(s). 3. Controle wervelstrips.
12.4.2
Reinigen brander(s) 1. Demonteer de brander(s). 2. Verwijder de op de brander(s) aanwezige verontreinigingen. 3. Monteer de brander(s).
12.4.3
Reinigen inspuiter(s) 1. Demonteer de inspuiter(s). 2. Verwijder de in de inspuiter(s) aanwezige verontreinigingen. 3. Monteer de inspuiter(s).
12.4.4
Controle wervelstrips Waarschuwing De wervelstips kunnen heet zijn. 1. Neem de wervelstrips uit het toestel. 2. Controleer de wervelstrips op de aanwezigheid van roet en verwijder dit zonodig. 3. Controleer de wervelstrips op slijtage en vervang de wervelstrips zonodig. 4. Plaats een nieuwe afdichtring op de rand van de tank en monteer de deksel. 5. Monteer de trekonderbreker (3.9.2 "Montage trekonderbreker"). 6. Voer de kabel van de rookgasthermostaat door de trekontlaster en sluit de kabels aan in het aansluitblok (14.2 "Elektrische schema's ADM"). 7. Monteer de bevestigingsbeugeltjes op het toestel en trekonderbreker. 8. Monteer de beschermkap.
12.5 Onderhoud afronden
Om het onderhoud af te ronden voert u de volgende stappen uit: 1. Vul het toestel (5 "Vullen"). 2. Neem het toestel in bedrijf (9 "In bedrijf nemen").
58
Instructiehandleiding ADM
gis 13
Garantie (certificaat) Voor registratie van uw garantie dient u de bijgevoegde garantiekaart ingevuld te retourneren waarna u een garantiecertificaat wordt toegestuurd. Dit certificaat geeft de eigenaar van een door A.O. Smith Water Products Company B.V. te Veldhoven, Nederland (hierna "A.O. Smith") geleverd toestel recht op de hierna omschreven garantie, waartoe A.O. Smith zich jegens de eigenaar verbindt.
13.1 Garantie algemeen
Indien binnen één jaar na de oorspronkelijke installatiedatum van een door A.O. Smith geleverde boiler, na onderzoek en ter uitsluitende beoordeling van A.O. Smith, blijkt dat een deel of onderdeel, met uitzondering van de tank, niet of niet juist functioneert ten gevolge van fabricage- en/of materiaalfouten, zal A.O. Smith dit deel of onderdeel vervangen of repareren.
13.2 Garantie tank
Indien binnen 3 jaar na de oorspronkelijke installatiedatum van een door A.O. Smith geleverde boiler, na onderzoek en ter uitsluitende beoordeling van A.O. Smith, blijkt dat de stalen glasslined tank lekt ten gevolge van roest of corrosie vanuit de waterzijdige kant, zal A.O. Smith een volledig nieuwe boiler van gelijkwaardige grootte en kwaliteit ter beschikking stellen. Op de ter vervanging beschikbaar gestelde boiler zal een garantie gegeven worden voor de duur van de resterende garantieperiode van de oorspronkelijk geleverde boiler. In afwijking van het in artikel 2 bepaalde geldt, dat de garantieduur wordt teruggebracht tot één jaar na de oorspronkelijke installatiedatum indien ongefiltreerd of onthard water door de boiler stroomt of daarin achterblijft.
13.3 Voorwaarden installatie en gebruik
De in artikel 1 en 2 bedoelde garantie geldt uitsluitend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. De boiler is geïnstalleerd met inachtneming van zowel de installatievoorschriften van A.O. Smith geldend voor het specifieke model, als de plaatselijk geldende installatie- en bouwverordeningen, voorschriften en regelingen van overheidswege. b. De boiler blijft geïnstalleerd op de oorspronkelijke installatieplaats. c. Er wordt uitsluitend drinkwater gebruikt, dat te allen tijde vrij kan circuleren (voor verwarming van zout of corrosief water is een afzonderlijk geïnstalleerde warmtewisselaar verplicht). d. De tank is door middel van periodiek onderhoud gevrijwaard van schadelijke ketelsteen- en kalkaanslag. e. De boilerwatertemperaturen zijn niet hoger dan de maximale instelling van de thermostaten, die onderdeel van de boiler vormen. f.
De waterdruk en/of warmtebelasting niet groter is dan de maxima aangegeven op de typeplaat van de boiler.
g. De boiler is geplaatst in een niet-corrosieve atmosfeer of omgeving. h. De boiler is voorzien van een door de daartoe bevoegde instantie goedgekeurde inlaatcombinatie van voldoende capaciteit, niet groter dan de werkdruk als aangegeven op de boiler en eventueel ook van een door de daartoe bevoegde instantie goedgekeurde temperatuur- en drukontlastklep, die gemonteerd is overeenkomstig de installatievoorschriften van A.O. Smith die van toepassing zijn op het specifieke model boiler en voorts met inachtneming van de plaatselijke voorschriften, verordeningen en regelingen van overheidswege.
Instructiehandleiding ADM
59
13
Garantie (certificaat)
i.
13.4 Uitsluitingen
gis
Het toestel moet te allen tijden voorzien zijn van kathodische bescherming. Indien hiervoor opofferingsanodes zijn toegepast moeten deze worden vervangen en vernieuwd indien en zodra ze voor 60% of meer verbruikt zijn. Bij toepassing van elektrische anodes moet men ervoor zorgen dat deze continu functioneel zijn.
De in artikel 1 en 2 bedoelde garantie geldt niet: a. indien de boiler door een van buiten komende oorzaak is beschadigd; b. in geval van misbruik, verwaarlozing (met inbegrip van bevriezing), verandering, onjuist en/of afwijkend gebruik van de boiler en wanneer gepoogd is lekken te repareren; c. indien verontreinigingen of andere deeltjes de tank in hebben kunnen stromen; d. indien de geleidbaarheid van het water minder is dan 125 µS/cm en/of de hardheid (aardalkali-ionen) van het water minder is dan 1,00 mmol/lit (3.3.3 "Watersamenstelling"); e. indien ongefilterd, gerecirculeerd water door de boiler stroomt of in de boiler opgeslagen wordt; f.
indien gepoogd is zelf een defecte boiler te repareren.
13.5 Omvang garantie
De verplichtingen van A.O. Smith krachtens de gegeven garantie gaat niet verder dan kosteloze levering af magazijn van de te vervangen delen of onderdelen respectievelijk boiler. vervoers-, arbeids-, installatie- en andere met de vervanging verband houdende kosten komen niet voor rekening van A.O. Smith.
13.6 Claims
Een claim gebaseerd op de gegeven garantie moet worden gedeponeerd bij de handelaar bij wie de boiler is gekocht of bij een andere handelaar die de producten van A.O. Smith Water Products Company verkoopt. Het onderzoek van de boiler bedoeld in de artikelen 1 en 2 zal plaatsvinden in een laboratorium van A.O. Smith.
13.7 Verplichtingen voor A.O. Smith
Met betrekking tot haar boilers respectievelijk de ter vervanging geleverde (delen of onderdelen van de) boilers, wordt door A.O. Smith geen andere garantie of waarborg gegeven dan de garantie zoals uitdrukkelijk in dit certificaat verwoord. A.O. Smith is krachtens de gegeven garantie of anderszins niet aansprakelijk voor schade aan personen of zaken, veroorzaakt door (delen of onderdelen, respectievelijk de stalen glasslined tank van) een door haar (ter vervanging) geleverde boiler.
60
Instructiehandleiding ADM
is 14 14.1 Inleiding
Bijlagen De paragraaf geeft de elektrische schema's van: •
Elektrisch schema ADM 40 t/m 135 aardgas en 40 t/m 115 LP-gas
•
Elektrisch schema 135 - LP gas
14.2 Elektrische schema's ADM
Instructiehandleiding ADM
61
14
is
Bijlagen
14.2.1
Elektrisch schema ADM 40 t/m 135 aardgas en 40 t/m 115 LP-gas
230V AC 50Hz
1
L
2
N
3
A
4
4
4
1
B
3
L1
N
L2
L3
2
3
4
5
1
2
4
6
4
D
C
E
F FUSE
F1
4
3
12
12
11
4 11
4
1
H
3
0
I
G R1
HOT SURFACE G M T V A L L" N H N 1 N X N G L'
1 1 2 4
N N O P C
I
1 2 4 4 4
3 3 3 3 4
4 1
J L 1
4
N L
4
12
11
1
K 3
2
1
12
11
3
L
N
7
8
1 4
N
M
24V
2
4
4
N
4
L
I
9 10 11 12 3
4
4
4
4
L 3
0305471 R1
N
O
P
1 = bruin, 2 = blauw, 3 = geel/groen, 4 = zwart, 5 = wit (flat-cable)
62
Instructiehandleiding ADM
is AANSLUITINGEN KLEMMENSTROKEN: Aarde N
Nul
L1
Fase-ingang van besturing
L2
Fase-ingang van rookgasthermostaat
L3
Fase-uitgang van rookgasthermostaat
COMPONENTEN: A
Dubbel polige hoofdschakelaar
B
Rookgasthermostaat
C
Signalering ‘Storing"
D
Signalering ‘In bedrijf’
E
‘RESET’ knop
F
Branderautomaat
G
Regelthermostaat
H
Vorstthermostaat
J
0/I-schakelaar besturing
K
Veiligheidsthermostaat
L
Maximaalthermostaat
M
Extra storingsmelder
N
Gasblok
O
Gloeiontsteker
P
Ionisatiepen
AANSLUITINGEN OP BESTURING: N1
Nul Aarde
Instructiehandleiding ADM
L'
Fase-ingang van branderautomaat
L"
Fase-uitgang naar veiligheidscircuit en thermostatencircuit
TH
Fase-ingang van thermostatencircuit
GV1
Fase-uitgang naar gasblok
MAX
Fase-ingang van veiligheidsthermostaat
LG
Fase-uitgang naar gloeiplug
I
Detectie ionisatiesignaal
NO
“Normaal open”-poort van de extra storingsmelder
P
Fase-ingang van extra storingsmelder
NC
“Normaal gesloten”-poort van de extra storingsmelder
F1
Zekering
63
14
is
Bijlagen
14.2.2
Elektrisch schema 135 - LP gas
230V AC 50Hz
1
L
2
N
3
A
4
1
1
B
2
L1 3
1
2
4
4
3
4
N
L2 L3
2
4
5 4
C
D
E
F FUSE
F1
4 12
12
11
4 11
4
1
G
H 3
3
0
I
R1
HOT SURFACE G M T V A L L L" N H N 1 N X N G
1 1 2 4
N N O P C
I
1 2 4 4 4
4 1
3 3 3 3 4
J
4 1
L
2
4
N
3
L 4
12
11
N
M
24V
1 2
1
K
1
3
2
4
4
3
4
4
5
6
3
4
12
11
4
L
1 1
4 4
A1 15
3
1
1
L L
A1 15
L2 L2
T1 2
L
R
3
1
N
4
4
1
2
3
4
4
5
O
2
6
P
2 4
N
R
2
4
3
7
NL
18 16 A 2 18 16 A2 4
2
T2 3
8
9
Q 0304481 R1
1 = bruin, 2 = blauw, 3 = geel/groen, 4 = zwart, 5 = wit (flat-cable)
64
Instructiehandleiding ADM
is AANSLUITINGEN KLEMMENSTROKEN: Aarde N
Nul
L1
Fase-ingang van besturing
L2
Fase-ingang van rookgasthermostaat
L3
Fase-uitgang van rookgasthermostaat
COMPONENTEN: A
Dubbel polige hoofdschakelaar
B
Rookgasthermostaat
C
Signalering ‘Storing’
D
Signalering ‘In bedrijf’
E
‘RESET’ knop
F
Branderautomaat
G
Regelthermostaat
H
Vorstthermostaat
J
0/I-schakelaar besturing
K
Veiligheidsthermostaat
L
Maximaalthermostaat
M
Extra storingsmelder
N
Gasblok
O
Gloeiontsteker
P
Ionisatiepen
Q
Hoog/laag-regeling
R
Timer
AANSLUITINGEN OP BESTURING: N1
Nul Aarde
Instructiehandleiding ADM
L'
Fase-ingang van branderautomaat
L"
Fase-uitgang naar veiligheidscircuit en thermostatencircuit
TH
Fase-ingang van thermostatencircuit
GV1
Fase-uitgang naar gasblok
MAX
Fase-ingang van veiligheidsthermostaat
LG
Fase-uitgang naar gloeiplug
I
Detectie ionisatiesignaal
NO
“Normaal open”-poort van de extra storingsmelder
P
Fase-ingang van extra storingsmelder
NC
“Normaal gesloten”-poort van de extra storingsmelder
F1
Zekering
65
14
66
Bijlagen
is
Instructiehandleiding ADM
gis Index A
K aansluiten circulatieleiding 23 elektrisch 23, 25 gas 23 koudwaterzijdig 21 shutleiding 22 warmwaterzijdig 22 aansprakelijkheid 3 aftappen 39 algemene gegevens 3
kalkaanslag 56 koudwaterzijdig aansluiten 21
L luchtvochtigheid 16
M merknamen 3
N B bedrijfstoestanden 43 beveiliging 12 branderdruk 28 buitenbedrijfstellen korte periode 47 langere periode 47 spanningsloos maken 47
netspanning 25 notatiewijzen 9
O ombouw naar andere gascategorie 31 omgevingscondities 16 omgevingstemperatuur 16 onderhoud afronden 58 brander 58 gaszijdig 58 inspuiter 58 uitvoeren 55 voorbereiden 55 waterzijdig 55 onderhoudsbeurt 8 opwarmcyclus 12
C circulatieleiding aansluiten 23 claims 60
D doelgroepen 8
E elektrische aansluiting 23
R regelthermostaat 41
G garantie 59 algemeen 59 installatie en gebruiksvoorwaarden 59 omvang 60 uitsluitingen 60 gasaansluiting 23 gascategorie, ombouw naar andere - 31 gebruiker 8
H handelsmerken 3 hoofdschakelaar 25
S servicemonteur 8 shuntpomp 22 specificaties 17 symbool gebruiker 8 installateur 8 servicemonteur 8
V veiligheid 14 verpakking 15 voordruk 28 vullen 37
I icoontjes betekenis 41 inbedrijf 45 inbedrijfnemen 45 inhoud document 9 installateur 8, 9 installatieschema 21 ionisatiepen 14
Instructiehandleiding ADM
W warmwaterzijdig aansluiten 22 water samenstelling 16
67
Index
0305 984
5.0 NL
Instructiehandleiding ADM