RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Radboud Honours Academy 2014-2015
Subdenktank Politie Co-creatie tussen burgers en de politie Waterkwartier & Lindenholt
Charlotte van Bergen Femke Blankenburgh Lars de Bruin Carmen van Elderen Inge Hendriks Veronique van IJzendoorn Maaike Ketelaars Marelva Mercelina Sonja Stegink Ilse Steijaert
Geschiedenis Recht & Management International Business Administration Communicatie- en Informatiewetenschappen Sociologie Rechtsgeleerdheid Sociologie Rechtsgeleerdheid Geografie, Planologie en Milieu Notarieel Recht
Begeleiding: Dr. B.A.M Van Stokkom
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
2
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................ 3 Hoofdstuk 1 - Achtergrond ........................................................................................ 4 1.1 Relevantie ........................................................................................ 4 1.2 Sociale media .................................................................................. 5 1.3 Probleemstelling............................................................................... 6 1.4 Opzet ............................................................................................... 6 Hoofdstuk 2 - Theorie ............................................................................................... 8 2.1 Wat is co-creatie? ............................................................................ 8 2.2 Voorwaarden voor samenwerking .................................................. 10 2.3 Factoren ten aanzien van deelname aan co-creatie ....................... 11 2.4 Kansen en knelpunten.................................................................... 14 Hoofdstuk 3 - Methode ............................................................................................17 3.1 Onderzoeksopzet ........................................................................... 17 3.2 Datacollectie .................................................................................. 18 3.3 Analyse .......................................................................................... 19 3.4 Validiteit en betrouwbaarheid ......................................................... 19 Hoofdstuk 4 – Co-creatie in Lindenholt ................................................................... 21 4.1 Wijkschets ...................................................................................... 21 4.2 Interviews met de politie .......................................................................... 23 4.3 Interviews met actieve burgers ....................................................... 29 4.4 Enquêtes ........................................................................................ 31 4.5 Deelconclusie ................................................................................. 36 Hoofdstuk 5 – Co-creatie in het Waterkwartier ....................................................... 38 5.1 Wijkschets ...................................................................................... 38 5.2 Interviews met de politie ................................................................. 39 5.3 Interviews met actieve burgers ....................................................... 42 5.4 Enquêtes ........................................................................................ 45 5.5 Deelconclusie ................................................................................. 51 Hoofdstuk 6 - Conclusie ......................................................................................... 53 Referenties ............................................................................................................. 58 Appendices ............................................................................................................ 62 Appendix A – Interviewprotocol diepte-interviews ................................................... 62 Appendix B – Lijst met geïnterviewde ..................................................................... 65 Appendix C – Enquête buurtbewoners ................................................................... 66
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
3
Voorwoord Nadat wij er al één jaar van het Interdisciplinaire Honoursprogramma van de Radboud Universiteit op hadden zitten, begon in september jl. datgene waar dit programma daadwerkelijk om draait: het onderzoek waarvan het rapport hier voor u ligt. Een onderzoek waar wij, een denktank bestaande uit studenten van uiteenlopende disciplines, de afgelopen maanden intensief aan hebben gewerkt. Niet alleen hebben wij de ijzige vrieskou moeten trotseren tijdens het afnemen van enquêtes, half Nijmegen moeten rondfietsen voor het houden van interviews en buiten de grenzen van onze disciplines moeten kijken. Ook hebben wij een poging gewaagd om de politie te adviseren over een term waarvan later bleek dat zij er nog niet zo bekend mee was: co-creatie. Deze term gaat in de toekomst waarschijnlijk een grote rol spelen. Dit bleek tijdens de uitvoering van ons onderzoek, waarvan wij hopen dat het bijdraagt aan inburgering van het begrip co-creatie, dat het de kansen en knelpunten die hierbij komen kijken op een goede wijze kan blootleggen en dat de politie onze aanbevelingen in de praktijk kan brengen. Natuurlijk zou dit onderzoek niet van de grond kunnen zijn gekomen zonder de hulp van anderen. Graag zouden wij alle inwoners van het Waterkwartier en Lindenholt willen bedanken die enquêtes voor ons hebben ingevuld, en bij wie wij op de koffie mochten komen om interviews af te nemen. Ook de Politie Gelderland-Zuid – in het bijzonder de wijkagenten van de bovengenoemde Nijmeegse buurten – willen wij bedanken voor de kennis die zij met ons heeft gedeeld en de vragen die zij voor ons heeft beantwoord. Daarnaast gaat onze waardering uit naar dhr. Van Stokkom en mw. Brand, die ons gedurende het proces begeleid hebben en die onze denktank hebben uitgedaagd om alles eruit te halen wat erin zat. Nu rest ons alleen nog om u veel leesplezier toe te wensen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
4
Hoofdstuk 1 – Achtergrond Op 3 september 2012 werd er voor het eerst melding gedaan in de Volkskrant van een samenwerking tussen de politie en de burger. Co-creatie dus. Het betrof een samenwerking tussen de politie Rotterdam-Rijnmond en de aldaar wonende bewoners in een poging om de vermiste Monkia Tanova terug te vinden. De politiewoordvoerder lichtte deze samenwerking toe en merkte op dat politiemensen wellicht beter waren opgeleid voor het doen van onderzoek, maar dat burgers op sommige momenten net die informatie kunnen geven waardoor een completer beeld ontstaat. Dit kan voor het onderzoek van groot belang zijn (Ham & Verhoeven, 2014). Deze vorm van co-creatie was destijds nog een proef, maar zou ook landelijk uiteindelijk gevolg krijgen. Dr. Nicolien Kop, lector Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde aan de Politieacademie, maakte op 21 juni 2014 bekend dat co-creatie, het samenwerken van de politie met andere partijen zoals de burgers, één van de speerpunten is van de politie (Kop, 2014).
1.1
Relevantie
Het afgelopen decennium lijkt er een overgang te hebben plaatsgevonden van een samenleving die leunt op de verzorgingsstaat naar een samenleving die participeert en onafhankelijk is. De verzorgingsstaat zou burgers te afhankelijk van de staat hebben gemaakt. Burgers zouden zich hierin calculerend gedragen en het zou hen van eigen verantwoordelijkheid ontslaan. De onderlinge betrokkenheid van burgers zou bovendien overbodig worden gemaakt (Verhoeven & Ham, 2011). De regering heeft het aldus tot één van haar doelstellingen gemaakt om burgers te activeren en hen te laten streven naar een participatiesamenleving. Marcel Ham en Imrat Verhoeven, beiden socioloog, stellen dat de ontwikkeling die zich in Nederland voordoet sterk gebaseerd is op de situatie in Angelsaksische landen. In Groot-Brittannië presenteerde premier Cameron bijvoorbeeld zijn ideeën over de Big Society, waarin veel verwacht wordt van burgerinitiatieven die niet al te veel leunen op de staat. De overheid zou volgens hem ruimte moeten maken voor burgers die taken, zoals het stichten van scholen, het bijstaan van de vuilnisdienst of het helpen van de politie, op zich nemen (BBC, 2010). Het lijkt inderdaad een mooie zaak, wanneer Britse burgers zich vrijwillig inzetten voor de samenleving. Volgens critici is de Big Society van Cameron echter slechts een ordinaire bezuinigingsoperatie (The Economist, 2014). Hetzelfde verloop is te zien in Nederland. ‘Meedoen’ werd het motto van het kabinet Balkenende-II (Verhoeven& Ham, 2011). Binnen het begrip burgerschap werd vanaf dat moment veel nadruk gelegd op plichten ten opzichte van de gemeenschap en minder op de rechten van de individuele burger. Omdat dit aansluit bij de behoefte aan saamhorigheid van de burger, schrijven Verhoeven en Ham (2011), werken burgers loyaal mee aan dit gevraagde brave en loyale burgerschap. Zo melden burgers zich bijvoorbeeld massaal aan bij Burgernet. Hiermee helpen zij de politie om verdachten van misdrijven op te sporen. Verhoeven en Ham (2011) geven echter wel aan dat de overheid hier niet te lichtzinnig mee om moet springen, en dit burgerschap niet moet ondermijnen. Volgens Kop (2012, p. 10) is het belangrijk dat de politie samenwerkt met burgers en veiligheidspartners. Wanneer de politie alleen verantwoordelijk zou zijn voor het opsporen van daders van gepleegde misdrijven, zou dit niet effectief zijn. De politie kan het niet alleen
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
5
en als ze echt iets wil doen aan de veiligheid in Nederland en het bestrijden van de criminaliteit, zal de politie burgers en instanties meer moeten betrekken bij de opsporing. De politie heeft dus hulp van derden nodig wanneer ze haar doelen wil behalen ende veiligheid in Nederland wil verbeteren. Daarnaast is er ook vraag vanuit de burger zelf te verwachten naar een samenwerkingsverband tussen politie en burger. Wanneer er overlast is, zowel bij een kleine ruzie als bij criminele handelingen, is de politie vaak afwezig. Het zijn de burgers die ermee geconfronteerd worden en gedwongen zijn er zelf naar te handelen. Voorbeelden hiervan zijn het extra beveiligen van fietsen of het aanschaffen van een alarmsysteem om woninginbraak tegen te gaan. Burgers kunnen overigens betrokken zijn bij verschillende fases van de opsporing, bijvoorbeeld als getuige (Kop, Van der Wal,& Snel, 2011). Burgers vormen, door de informele sociale controle die zij uitoefenen, het belangrijkste middel in de preventie van misdaad (Boutellier, 2002). De handelingen en activiteiten die agenten ondernemen staan meestal dicht op aspecten van het dagelijks leven van burgers. Het is voor hen belangrijk dat ze zelf invloed hebben op wat er in hun buurt of wijk gebeurt. Burgers worden steeds mondiger en willen graag weten welke keuzes de politie maakt op het gebied van veiligheid. Tevens zijn zij bereid samen te werken met de politie (Bekkers & Meijer, 2010, p. 18). Naast burgers hebben eveneens bedrijven er belang bij dat de politie de veiligheid in de wijk vergroot en de criminaliteit minimaliseert. Dit roept de vraag op wat die samenwerking, die bij de politie beter bekend staat als co-creatie, nu eigenlijk inhoudt. Er zijn verschillende definities die in de literatuur naar voren komen. Over één aspect van co-creatie zijn vrijwel alle definities het eens: bij co-creatie staat samenwerking centraal. Verder worden er verschillende omschrijvingen gehanteerd. Zo gebruikt Alford (2014) co-creatie niet alleen als samenwerking tussen overheid en burger, maar als samenwerking tussen politie, burgers, overheid, bedrijven en andere organisaties. In andere literatuur wordt juist uitgegaan van een ‘intensieve vorm van burgerparticipatie en publiek-private samenwerking’. Co-creatie is hier meer dan slechts het informeren van burgers: het gaat om meebeslissen. Een definitie die gebruikt wordt binnen de nationale politie kan als volgt worden omgeschreven: co-creatie is het gezamenlijk werken aan een oplossing waar beide partijen voordelen van ervaren. Samenwerking tussen de politie en derden kan het gevoel van veiligheid in de buurt verbeteren. De betrokkenheid van burgers en andere instanties kan ondersteuning bieden voor de politie met het oog op het opsporingsproces (Kop, 2012, p. 16). Co-creatie onderscheidt zich dus van burgerparticipatie doordat co-creatie om een actieve vorm van wederkerigheid vraagt. De burgers zijn medeverantwoordelijk voor het resultaat en hebben invloed op de besluitvorming (Van der Wal, 2011).
1.2 Sociale media In een literatuurstudie van De Boer, Gaastra en Lasthuizen wordt sociale media als een belangrijke vindplaats voor burgerparticipatie genoemd (2012, p. 5). Ook anderen wijzen op het belang van sociale media als het om burgerparticipatie gaat (TNO, 2011). Bij sociale media kan men denken aan platforms als Facebook en Twitter. Kenmerkend is de snelheid waarmee informatie verspreid kan worden via deze media, de onbegrensde mogelijkheden om informatie te delen en de mogelijkheid tot interactie. Via sociale media kan informatie zowel gebracht als gehaald worden (Instituut Fysieke Veiligheid, 2014, pp.8-13). Sinds 2009 zijn de sociale media in opkomst (De Boer, Gaastra,&
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
6
Lasthuizen, 2012, p. 5). Ondertussen zijn veel Nederlanders actief op deze media en zodoende zijn er ook steeds meer instanties die er gebruik van maken. Zo ook overheidsorganisaties, deze zien in sociale media een mogelijkheid om burgers voor te lichten, te alarmeren, te instrueren en om de dialoog met hen aan te gaan’’ (TNO, 2011, p.8). Het schept mogelijkheden met betrekking tot uitwisseling en samenwerking tussen mensen (De Boer, Gaastra,& Lasthuizen, 2012, p.6). De politie behoort tot één van de overheidsorganisaties die gebruik maken van sociale media, en is met name actief op Twitter en YouTube (Meijer et al., 2013, p.10). Zo kan er meer beroep worden gedaan op de ‘ogen en oren van de burger’. Voorbeelden van andere wijzen waarop de politie gebruikmaakte van kennis van burgers zijn het alarmnummer 1-1-2 en televisieprogramma’s als Opsporing Verzocht. TNO beschouwt sociale media in de openbare orde en veiligheid als een stap verder. De politie kan dankzij deze kanalen nog meer gebruik maken van informatie die burgers hun leveren (TNO, 2011, pp.8-9). Volgens de politievakbond ACP zijn sociale media niet meer weg te denken uit de politieorganisatie. De vakbond wijst op de dialoog die via dit kanaal met de burgers kan worden gevoerd en op de mogelijkheid om het imago van de politie te verbeteren. Anderzijds komt er vanuit de vakbond tevens een roep om na te denken over de effecten die het gebruik van sociale media kan hebben (ACP, z.j.). Er kleven immers ook nadelen aan het gebruik van dit kanaal. Geruchtvorming is hier een voorbeeld van. Indien het lang duurt tot er informatie wordt vrijgegeven door bijvoorbeeld de politie, kan het zijn dat mensen gaan gissen naar de gebeurtenissen. Doordat dit snel via sociale media verspreid kan worden, ontstaat er mogelijk onrust onder de burgers. Echter, men kan deze geruchten ook juist tegengaan met behulp van sociale media (Johannink & Gorissen, 2013, p.6).
1.3 Probleemstelling In dit onderzoek staat de co-creatie in bepaalde wijken in Nijmegen, te weten Waterkwartier en Lindenholt, centraal. Het doel is erachter te komen hoe de co-creatie er in deze wijken voor staat. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burger en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor? Deze vraag proberen we te beantwoorden aan de hand van theoretische en empirische deelvragen. Onze deelvragen luiden als volgt: 1. Wat is co-creatie? 2. Wat zijn de voorwaarden voor samenwerking tussen burger en politie? Welke factoren spelen hierbij een rol en wat zijn de kansen en knelpunten van co-creatie? 3. Welke vormen van co-creatie doen zich voor in de wijken Lindenholt en Waterkwartier en in welke opzichten beantwoorden die vormen van samenwerking aan de gangbare veronderstellingen van co-creatie? 4. Wat zijn de redenen van burgers om al dan niet deel te nemen aan vormen van cocreatie in hun stadsdeel en in welk opzicht speelt de beoordeling van politie en veiligheid in hun stadsdeel daarbij een rol?
1.4 Opzet Het volgende hoofdstuk zal een overzicht worden schetsen van de bestaande literatuur. Door middel van eerder onderzoek trachten we een antwoord te geven op de eerste twee
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
7
deelvragen. Naast de kennis die kan worden verworven uit eerder onderzoek, zal er tevens gebruik worden gemaakt van zowel enquêtes als diepte-interviews om een antwoord te geven op de laatste twee deelvragen. De informatie verworven uit deze enquêtes en diepteinterviews zal worden geanalyseerd, en worden teruggekoppeld naar de literatuur. Tevens zullen er enkele aanbevelingen worden gegeven met betrekking tot co-creatie in de wijken Lindenholt en het Waterkwartier.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
8
Hoofdstuk 2 – Theorie In het tweede hoofdstuk wordt een schets gemaakt van de bestaande literatuur met betrekking tot co-creatie. Door middel van de literatuurstudie zal er antwoord gegeven worden op de eerste twee deelvragen. De vraag wat is co-creatie wordt beantwoord en eveneens komen de bevindingen uit eerder onderzoek wat betreft voorwaarden, kansen en knelpunten aan bod.
2.1 Wat is co-creatie? Co-creatie betekent letterlijk ‘samen creëren’. Het concept is onder meer onder de aandacht gebracht in bedrijfskundig perspectief door Prahalad en Ramaswamy (2004, p. 10). Zij stelden dat waarde in de commerciële sector wordt gecreëerd door organisaties en consumenten samen. Bij co-creatie in de publieke sector gaat het echter niet om het creëren van commerciële waarde. Het gaat hierbij om de inbreng van belanghebbende partijen in het onder de aandacht brengen, de ontwikkeling en de uitvoering van overheidsbeleid. Hierbij wordt geprobeerd zoveel mogelijk in te spelen op de behoeften, wensen en vragen van burgers, bedrijven en andere partijen (Bovaird, 2007; Alford, 2009; Bekkers& Meijer, 2010). Edelenbos (2000, p. 39) omschrijft co-creatie als “het vroegtijdig betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij de vormgeving van beleid, waarbij in openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart worden gebracht en oplossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke politieke besluit”. Nicolien Kop, lector aan de Politieacademie, definieert co-creatie als “gezamenlijk werken aan een oplossing die voor beide partijen waarde creëert” (Kop, 2012, p. 14). Samenwerking staat dus centraal en deze samenwerking tussen de politie en burgers kan het gevoel van veiligheid in de buurt vergroten. Tegenwoordig is er sprake van een vermaatschappelijking van de politie; de politie wordt dichter bij de burger gebracht en komt meer naast de burger te staan (Van Stokkom, Terpstra, & Gunther Moor, 2010). Uit het inrichtingsplan Nationale Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uit 2012 blijkt dat de politie er steeds meer van overtuigd raakt dat ze taken in het veiligheidsdomein met anderen moet delen (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2012, p. 38). Volgens dit plan zijn betrokkenheid en sociale zelfredzaamheid van burgers belangrijke factoren voor het verbeteren van de veiligheid in de leefomgeving van burgers. Binnen het veiligheidsbeleid van de politie wordt dan ook gewezen op de erkenning van de burger als één van de vele partners (naast private organisaties en andere partijen) die kunnen bijdragen aan een veiligere en leefbare samenleving (Van Stokkom et al., 2010). Kop (2012, p.31) stelt dat het van belang is dat de politie investeert in de band met burgers en bedrijven. Als de politie samenwerkt met de burger, heeft ze toegang tot kostbare kennis die ze anders mis zou lopen. Door te investeren in deze relatie zal de bereidheid om waardevolle informatie door te geven toenemen (Kop, 2012,p. 31). Volgens Bekkers en Meijer (2010, p. 5) zijn er nieuwe verbindingen nodig in een tijd waarin de samenleving gefragmenteerd raakt en de legitimiteit van de overheid onder druk staat. Er komen nieuwe vormen van samenwerking tussen uiteenlopende partijen in de aanpak van veiligheidsproblemen, die onder interactieve beleidsvorming vallen: burgers vroegtijdig betrekken bij besluitvorming en het samen vormgeven aan lokale beleidsplannen (Van Stokkom & Toenders, 2010). De politie staat over het algemeen positief tegenover
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
9
samenwerking met de burger (Terpstra, 2008). De burger is vaak ook bereid om de politie te ondersteunen bij taken als toezicht houden, opsporing en noodhulp. In mindere mate is de burger bereid om te helpen bij handhaving van de openbare orde (Van der Land, 2014). Er zijn verschillende niveaus van burgerparticipatie. Volgens Arnstein(1969, p. 217) is er een participatieladder met acht trappen. Deze acht trappen zijn manipulation, therapy, informing, consulting, placation, partnership, delegated power en citizen control. Bij de eerste twee treden (manipulation en therapy) is geen sprake van participatie, terwijl bij de laatste twee treden (delegated power en citizen control) de mate van participatie het hoogst is. Edelenbos en Monnikhof (2001, p. 242) hebben deze ladder uitgewerkt en zijn tot vijf trappen gekomen: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. Als het gaat om meebeslissen is de rol van de burger het grootst en het meest actief. Co-creatie is het coproduceren en meebeslissen door burgers. Er is dus sprake van een actieve samenwerking met de politie. Hoewel eerder de nadruk bij burgerparticipatie vooral lag op inspraak en lobby’s, is er nu ook sprake van co-creatie als burgers meepraten en meedoen (Van der Land, Van Stokkom & Boutellier, 2014, p. 9). Bekkers & Meijer (2010, p. 5) stellen dat de overheid bij co-creatie niet langer centraal staat. De burger doet mee en mag beslissen. Er is sprake van gelijkwaardigheid en de burgers zijn juist degenen die de overheid mee laten doen. Volgens Kop (2012, p. 32) is het contact tussen politie en burger traditioneel eenrichtingsverkeer: zendend en informerend van aard. Zij stelt dat dit in de huidige tijd achterhaald is en dat de politie nieuwe manieren moet vinden om contact te maken met burgers. Burgers worden steeds meer verantwoordelijk voor hun eigen leefomgeving en veiligheid. Bij de aanpak van veiligheidsproblemen biedt co-creatie een mooie kans indien meerdere partners – gemeente, politie, bedrijven en scholen – samenwerken. De politie is daarbij één van de partijen die aan tafel zit, maar de initiatiefnemer heeft de regie en bepaalt het doel van de samenwerking. Na een analyse kan worden bepaald wie welke actie onderneemt en wat het grootst mogelijke effect zou hebben (Kop, 2012; Van Berlo, 2012). Er kan meerwaarde worden gecreëerd indien de rollen van burger, politie en andere partners elkaar aanvullen en versterken. Cocreatie kan daarbij ook proactief gebruikt worden, om bijvoorbeeld delicten te voorkomen (Kop, 2012, p. 35).Dit moet wel binnen de wettelijke kaders en wat er redelijkerwijs verwacht mag worden gebeuren (Van der Land et al., 2014, p. 79). Co-creatie onderscheidt zich dus van burgerparticipatie doordat co-creatie om een actieve vorm van wederkerigheid vraagt. De burgers zijn medeverantwoordelijk voor het resultaat en hebben invloed op besluitvorming. Daarnaast wordt in de literatuur vaak onderscheid gemaakt tussen twee verschillende vormen van co-creatie: user co-creation en community co-creation. Bij user co-creation staat de relatie van de overheid met een individu centraal. Bij community co-creation gaat het om de relatie tussen de overheid en een groep burgers (Bekkers & Meijer, 2010; Bovaird, 2007). Tevens kan co-creatie gevolgen met zich meebrengen. Deze gevolgen van co-creatie kunnen bedoeld of onbedoeld en gewenst of ongewenst zijn (Engbersen, 2009). Gewenste gevolgen zijn bijvoorbeeld onverwachte opbrengsten. De effecten kunnen echter ook ongewenst zijn, zoals wanneer bepaalde bewoners of bevolkingsgroepen worden gemarginaliseerd (Van der Land, 2014, p. 16). Later in dit hoofdstuk wordt er verder ingegaan op de gevolgen (kansen en knelpunten) van co-creatie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
10
2.2 Voorwaarden voor samenwerking Co-creatie kent verschillende voorwaarden om de samenwerking tussen burgers en politie goed te laten verlopen. De belangrijkste voorwaarden zijn openheid, wederzijdse afhankelijkheid, gelijkwaardigheid en vertrouwen. Om co-creatie succesvol te maken zal dan ook aan deze voorwaarden moeten worden voldaan. Openheid is een belangrijke factor bij het opbouwen van vertrouwen. Bij openheid gaat het om het toegankelijk zijn van informatie van beide kanten. Deze informatie wordt verstrekt met behulp van duidelijke communicatie die via verschillende kanalen plaats kan vinden (Collij, 2012, p. 28). Een belangrijk aspect hierbij is de manier waarop de communicatie plaatsvindt. Volgens Loyens en Van de Walle (2006, p. 8) moet er sprake zijn van eerlijke, betrouwbare en bovenal tijdige communicatie. Dit is voor de co-creatie cruciaal (Van der Land et al., 2014, p. 29). Bij openheid gaat het ook om het verstrekken van zo veel mogelijk informatie. Burgers moeten weten wat de redenen zijn van de co-creatie, wat het doel ervan is en hoe zij te werk moeten gaan (Loyens & Van de Walle, 2006, p. 8). De openheid tussen politie en burgers kan worden verstoord door ongelijke toegang tot bepaalde (hulp)bronnen, waaronder de informatie (Bekkers & Meijer, 2010, p. 11). Een ander uitgangspunt is de wederzijdse afhankelijkheid. Politie en burgers zijn afhankelijk van elkaar en hierdoor is samenwerking onvermijdelijk. De politie beschikt niet altijd over de informatie die nodig is om bepaalde beslissingen te nemen. Hoe minder informatie de politie heeft, hoe meer belang er is bij hulp van de burgers (Loyens & Van de Walle, 2006, p. 14). De politie kan zelf niet altijd aanwezig zijn in een wijk. De burgers kunnen in dit geval fungeren als de ogen en de oren van de politie. Omdat zij leven in de wijkweten zij wat er speelt en wat belangrijke punten zijn voor de politie om aan te pakken. De politie kan haar voordeel doen met deze informatie en kan gericht en effectief te werk gaan wanneer ze over dezelfde informatie als burgers beschikt. Uit recente onderzoeken is ook gebleken dat het succes dat wordt behaald door de politie vooral te danken is aan de informatie die burgers aan de politie verstrekken (Meijer, Grimmelikhuijsen, Fictorie, Thaens, & Siep, 2013, p. 12). De kwaliteit van deze informatie zorgt er grotendeels voor dat een misdrijf wordt opgelost. Dit toont aan dat de politie de hulp van burgers nodig heeft en dat samenwerkingsverbanden essentieel kunnen zijn. Aan de andere kant zijn burgers ook afhankelijk van de politie. Burgers kunnen wel beschikken over de informatie, maar beschikken niet over de middelen om de problemen in de wijk aan te pakken. Zij mogen het recht niet in eigen hand nemen. Hier komt de afhankelijkheid van de burgers duidelijk naar voren. Voor een veilige wijk zonder criminaliteit is de politie nodig. De wederzijdse afhankelijkheid is nauw verbonden met het derde uitgangspunt van co-creatie, namelijk de gelijkwaardigheid. De burger moet voor zijn gevoel op gelijke voet staan met de politie en omgekeerd. Hierdoor ontstaat een gevoel van betrokkenheid en daarnaast hebben burgers het idee dat ze werkelijk serieus genomen worden (Collij, 2012, p. 28). Van der Hoeven (2011, p. 69) geeft in zijn onderzoek twee opties waarmee gelijkwaardigheid zou kunnen worden nagestreefd. Allereerst is dit mogelijk door de burger een actieve rol te geven. Daarnaast is het van belang dat er sprake is van tweerichtingsverkeer van communicatie. Ook feedback aan de andere partij verhoogt het gevoel van gelijkwaardigheid (Loyens & Van de Walle, 2006, p. 9). Op deze manier weet de burger dat zijn inbreng gewaardeerd wordt. Hij krijgt hierdoor het gevoel van erkenning voor zijn inzet. Weinig contact met de agenten kan negatieve gevolgen hebben voor de gevoelens van gelijkwaardigheid tussen politie en burgers. Als de politie echter verantwoording aflegt
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
11
aan de burger en andersom, blijkt dit juist een positieve invloed te hebben op deze gevoelens (Stokes, 2010, p. 41). Een gelijk niveau van politie en burgers zorgt voor een lagere drempel om met elkaar in discussie te gaan. Dit draagt bij aan een betere samenwerking tussen partijen. Het vertrouwen in de andere partij is wellicht het belangrijkste uitgangspunt van cocreatie. Geen van de partijen kan iets zonder het vertrouwen van de andere partij. Zij moeten aan elkaar durven toegeven dat ze elkaar nodig hebben (Jeurissen & Vriesde, 2012, p. 52). Het vertrouwen van de burgers in de politie draagt bij aan het verkrijgen van draagvlak. Met andere woorden: vertrouwen zorgt ervoor dat burgers de politie legitiem gaan vinden (Bergsma, 2008, p. 8). Bergsma stelt dat dit positief is voor de co-creatie. Burgers die de politie als legitiem beschouwen, zullen eerder geneigd zijn om samen te werken dan burgers die de politie niet als legitiem beschouwen. Vertrouwen gaat niet alleen om de vraag hoe effectief de politie in bepaalde situaties optreedt. Het gaat er met name om hoe de politie met de burgers omgaat. De politie moet bij elke handeling aan de burger kunnen uitleggen waarom hij die op een bepaalde manier doet. Als dit verhaal duidelijk en eerlijk is, zal het vertrouwen van de burger groeien (Roodenburg, 2013, p. 10). Vertrouwen in de politie vergroot het gevoel van veiligheid en verkleint de angst voor criminaliteit. Hoe groter het vertrouwen van beide partijen, des te groter is de bereidheid van burgers om actief te zijn in de buurt. Vertrouwen in de politie kan worden vergroot wanneer de politie die problemen aanpakt die burgers als storend ervaren (Stokes, 2010, p. 14). Loyens en Van de Walle (2006, p. 6) noemen verder als mogelijkheden om het vertrouwen te vergroten: burgerparticipatie in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling, transparante informatieverstrekking en feedback. Hieruit is af te leiden dat vertrouwen in feite mede gebaseerd is op andere voorwaarden van co-creatie. Bergsma (2008, p. 9) ziet vertrouwen dan ook als belangrijkste factor voor co-creatie tussen politie en burgers. Het vertrouwen kan niet bestaan zonder de aanwezigheid van alle andere factoren. Wantrouwen aan de kant van de burger zal ertoe leiden dat niet alle informatie wordt prijsgegeven. Als burgers het gevoel hebben dat hun bijdrage weinig zinvol is, ontstaat onvrede en kan het vertrouwen in de politie verloren gaan. Anderzijds zal wantrouwen van politie richting burgers de co-creatie ook niet bevorderen. Wanneer de politie de burger niet vertrouwt, zal ze niet snel actie ondernemen als de burger informatie aanlevert.
2.3 Factoren ten aanzien van deelname aan co-creatie Er zijn verschillende redenen voor burgers om deel te nemen aan co-creatieprojecten. Factoren die hierbij een rol spelen zijn invitatie, de organisatie of vorm van de co-creatie, de mogelijkheid tot participatie van de burger, de capaciteiten van de burger, de opbrengsten van co-creatie, de verbondenheid die de burger voelt, de betrokkenheid met het onderwerp van co-creatie, de heersende normen, de affectiviteit van burgers met het eigen land, het beeld dat de burger van de overheid heeft, de samenstelling van de wijk, de ongelijkheid tussen wijken, de terugkoppeling en persoonlijke factoren. Deze factoren zullen achtereenvolgens besproken worden. Allereerst is het van belang dat burgers uitgenodigd worden om deel te nemen aan de co-creatieprojecten. Uit onderzoek komt namelijk naar voren dat burgers relatief vaak instemmend antwoorden op een invitatie tot actief burgerschap (Verba, Schlozman & Brad, 1995). Hiervoor is wel vereist dat de burger openstaat voor een uitnodiging (de deur openen,
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
12
iemand te woord willen staan) en dat hij vervolgens op een aansprekende wijze wordt uitgenodigd (Hendriks, 2003, p. 58). Instanties zullen de burgers dan ook moeten mobiliseren om deel te nemen aan de co-creatie (Lowndes, Pratchett & Stoker, 2006, p. 454; Van de Wijdeven, 2012, p. 134). Tevens is de manier waarop de co-creatie wordt georganiseerd van belang. Verschillende groepen participanten vergen een unieke methode van burgerparticipatie (Stokes, 2010). Burgers zijn bijvoorbeeld eerder bereid tot het invullen van een vragenlijst dan tot het bijwonen van vergaderingen. Dit laatste kost immers meer tijd. De vorm van burgerparticipatie is erg belangrijk en zorgt er dan ook deels voor of mensen wel of niet participeren. Dit betreft het feit of burgers in staat zijn om te participeren (Lowndes et al., 2006, p. 286; Van de Wijdeven, 2012, p. 130). Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan mensen met een fulltime baan die niet kunnen participeren omdat bijeenkomsten regelmatig onder werktijd vallen. Burgers moeten over bepaalde capaciteiten beschikken om deel te kunnen nemen aan co-creatie. Het gaat hierbij om de kennis en de eventuele hulpbronnen die burgers hebben om te participeren (Lowndes et al., 2006, p. 448; Van de Wijdeven, 2012, p. 123). Participatie wordt bepaald door de toegang van burgers tot informatie en hun vermogen en bereidheid deze informatie te gebruiken om goed afgewogen keuzes te maken (Pattie, Seyd, & Whiteley, 2004). Wanneer burgers het gevoel hebben niet voldoende capaciteiten te hebben om een nuttige bijdrage te leveren aan bepaalde vormen van co-creatie, zal dit ertoe leiden dat men minder snel zal deelnemen. Volgens Stokes (2010, p. 29) is de neiging tot deelname aan co-creatie groter wanneer het in het eigen belang van de burger is. Wanneer er bepaalde beslissingen worden genomen die in het nadeel zijn van personen, zullen deze personen eerder in actie komen om iets tegen deze beslissingen te doen. Dit komt ook terug in de general incentives theory, die een onderscheid maakt tussen verschillende soorten prikkels. Ten eerste zijn er selectieve prikkels. Dit zijn de opbrengsten die een individu kan genereren door deelname. Ten tweede zijn er de groepsprikkels. Hierbij is motivatie tot deelname te vinden in het vooruitzicht op opbrengsten voor groepen, bijvoorbeeld een bepaalde wijk. Ten derde zijn er collectieve prikkels, waarbij een reden tot deelname het vooruitzicht op de opbrengsten voor de gehele samenleving zou kunnen zijn (Olson, 1965). Uit onderzoek blijkt dan ook dat burgers vaak willen deelnemen als zij er iets aan overhouden. Hierbij kan het gaan om hele kleine dingen, zoals een gratis maaltijd, een onkostenvergoeding, het verkrijgen van kwalitatief goede informatie of een goede behandeling door de aanwezige ambtenaar (Stokes, 2010, p. 29). Hierbij kan ook worden gedacht aan selectieve materiële gratificaties. Dit zijn persoonlijke gratificaties zoals de kans om je baan of carrière te verstevigen (Verba et al., 1995, p. 206). De affectiviteit ten opzichte van het eigen land kan ook een rol spelen in het al dan niet deelnemen aan co-creatie. Hierbij spelen expressieve prikkels een rol (Van de Wijdeven, 2012, p. 124). Dit betreffen prikkels over de affectiviteit of loyaliteit ten opzichte van het eigen land. Motieven als een goed burger willen zijn kunnen in dit geval leiden tot burgerparticipatie. Daarnaast speelt de mate van verbondenheid een rol in het al dan niet deelnemen aan co-creatie. Verbondenheid tussen burgers stimuleert deelname aan co-creatie. Hiervoor dient men een bepaalde mate van identificatie met de publieke entiteit en betrokkenheid te bezitten (Lowndes et al, 2001; p. 448; Van de Wijdeven, 2012, p. 136, p. 29). Zo nemen
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
13
burgers die participeren in andere lokale organisaties vaker deel aan vormen van co-creatie dan burgers die dat niet doen (Stokes, 2010). Tevens is de betrokkenheid bij het onderwerp van belang. Wat wordt er met de cocreatie aangepakt? Burgers zijn eerder geneigd deel te nemen aan co-creatie als het een onderwerp betreft waarbij zij zich betrokken voelen (Stokes, 2010, p.28). Daarnaast kunnen sociale prikkels leiden tot deelname aan co-creatie. De heersende norm in de samenleving staat hierbij centraal. Wanneer participatie de norm is, zal men eerder participeren dan wanneer participatie niet de norm is (Van de Wijdeven, 2012, p. 130). Ook het beeld dat de burger heeft van de overheid is van belang voor het al dan niet deelnemen aan co-creatie. Burgers zullen niet snel participeren als zij een negatief beeld hebben van de lokale overheid. Soms is dit gebaseerd op negatieve ervaringen, maar soms is het gebaseerd op vooroordelen. De vooroordelen zijn vooral gebaseerd op het idee dat de overheid veel belooft, maar weinig uitvoert. Het is erg moeilijk om wantrouwende, passieve burgers tot actieve deelname aan te zetten (Van der Land et al., 2014). Een gevoel van betrokkenheid bij de openbare ruimte is niet vanzelfsprekend en kan ook niet altijd worden opgeroepen (Van der Land et al., 2014, p. 14). Als de burger een negatief beeld heeft van de lokale overheid, zal hij ook minder snel geneigd zijn om te participeren (Lowndes et al., 2001, p. 452). De samenstelling van de wijk kan ook een bepalende factor zijn. Volgens Van de Wijdeven en Hendriks (2010) is de samenstelling in aandacht-wijken (waar veel van de beleidsaandacht naar uitgaat) in korte tijd flink veranderd. In dergelijke wijken wonen inmiddels mensen met uiteenlopende nationaliteiten. Er staan kleine huizen en bewoners hebben dikwijls een laag opleidingsniveau en weinig inkomen. Daarnaast kennen deze wijken veel sociale problemen zoals werkloosheid, ziekte, illegaliteit en verslavingen. Deze mensen hebben hun handen vol aan het opbouwen van hun eigen leven, waardoor ze zich niet vanzelfsprekend ook voor de wijk inzetten. Het is in deze wijken lastig om diepgeworteld kapitaal te vinden en op te bouwen, mede door de vele nationaliteiten en door de hoge doorstroming (Van de Wijdeven& Hendriks, 2010). Het is ook niet makkelijk om mensen met verschillende nationaliteiten tot participatie aan te zetten. In de huidige cultuur zijn de burgers die participeren veelal blanke, hoogopgeleide mannen. Dat mensen gehecht zijn aan hun buurt hoeft niet te betekenen dat ze zich ook voor de leefbaarheid van de buurt willen inzetten (Kullberg, Van Dijk, & Knol, 2006). Uit onderzoek van RIGO (2004) blijkt dat mensen die zeggen zich actief voor de wijk in te zetten vooral autochtone burgers zijn die ergens kort wonen en in de leeftijdscategorie 35-55 vallen. Uit dit onderzoek blijkt verder dat het gevoel van medeverantwoordelijkheid minder groot is bij mensen die ergens lang wonen, bij ouderen, jongeren, huurders en mensen met lage inkomens. Een andere reden kan zijn dat burgers een ongelijkheid constateren tussen de eigen situatie en verschillende zogeheten peer groups in de samenleving. Uit onvrede over deze ongelijkheid zou (politieke) participatie kunnen voortkomen (Van de Wijdeven, 2012, p. 135). Als mensen bijvoorbeeld zien dat het in de eigen wijk een stuk minder veilig is dan in de wijk verderop, kan het goed zijn dat zij zich willen inzetten om deze ongelijkheid op te heffen. De beoordeling van hun stadsdeel speelt dus een rol bij het wel of niet participeren in co-creatie. Wanneer burgers eenmaal deelnemen aan een vorm van co-creatie kan de terugkoppeling een factor van betekenis zijn in de afweging om wel of niet te blijven participeren. Als er tekenen zijn dat de politie iets doet met de inbreng van de burgers, zullen
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
14
deze laatsten eerder geneigd zijn door te gaan met deelname aan bepaalde vormen van cocreatie dan wanneer dit niet het geval is (Lowndes et al., 2001, p. 449; Van de Wijdeven, 2012, p. 134). Als dit niet het geval is, zullen burgers het idee hebben dat er niks met hun inbreng gedaan wordt, hetgeen een negatieve weerslag zal hebben op hun participatie. Tot slot zijn er persoonlijke factoren die een rol spelen bij de afweging om al dan niet deel te nemen aan co-creatie. Het kan zijn dat burgers denken dat co-creatie niet bij hen past. Ze denken vaak dat ze niet genoeg kennis of vaardigheden bezitten om nuttig te zijn. Ze laten het participeren daarom liever aan anderen over. Vaak zijn het dezelfde soort mensen die participeren, waardoor anderen zich niet gewaardeerd of welkom voelen. Dit leidt er ook toe dat de groep die wel participeert geen goede afspiegeling van de bevolking vormt (Lowndes et al., 2001, p. 453).
2.4 Kansen en knelpunten Ondanks het feit dat co-creatie tussen burgers en politie een innovatieve ontwikkeling kan zijn, is het toch nodig om deze vanuit kritisch oogpunt onder de loep te leggen. Hierbij gaat het niet per se om negatieve aspecten die bij het invoeren van co-creatie wellicht om de hoek kunnen komen kijken, zoals een tekort aan geld of motivatie. Wat hierbij van groter belang is, is de kritiek die gegeven wordt op co-creatie als onderdeel van onze maatschappij: een maatschappij waarbinnen het belang van veiligheid in de afgelopen jaren een steeds grotere rol is gaan spelen. Als gevolg van de angst voor bijvoorbeeld een terroristische aanslag, is het van groot belang dat de overheid een garantie van veiligheid kan bieden. Dit gebeurt momenteel onder andere door het beschikbaar stellen van meer blauw, en bovendien qua aankleding meer militair uitziend blauw op straat en door het fouilleren bij festivals en andere grote evenementen. Politieagenten zien er meer uit als militairen, de uniformen maken een steeds meer militaire indruk. Daarnaast draagt ook co-creatie hieraan bij. Op deze manier zijn burgers immers zelf betrokken bij het veiliger maken van hun buurt, en komen zij zelf in aanraking met de maatregelen die hiervoor worden genomen. Het komt dan ook niet als een verrassing dat burgers zich massaal aanmelden voor het platform Burgernet. Hiermee kunnen zij de politie helpen verdachten op te sporen, en zij zorgen zo voor een grotere veiligheid binnen hun buurt (Ham & Verhoeven, 2012). Dit lijkt misschien een positieve ontwikkeling, en dat kan het ook zeker zijn. We moeten er echter wel op bedacht zijn dat wij zo wellicht gaan leven bij de gratie van beveiligers en politiemensen en dat co-creatie dit waarschijnlijk alleen maar gaat versterken (Leenen & Van de Voort, 2007). Inez Weski, een van de meest toonaangevende strafrechtadvocaten van ons land, gaf in een interview inhet Algemeen Nijmeegs Studentenblad (ANS)in december 2007ook aan dat er negatieve kanten zitten aan co-creatie. In dit interview meldde zij dat er vanuit het oogpunt van de algemene veiligheid een roep om meer controle is. De ontwikkeling van cocreatie is er een die daaruit voorkomt. Of deze maatregelen ook daadwerkelijk de veiligheid of het gevoel van veiligheid dienen is echter nooit onderzocht. Volgens Weski speelt de overheid bovendien in op de angsten van het volk. Dit heeft bijvoorbeeld al geresulteerd in de algemene identificatieplicht. Het is daarnaast een vaak gehoorde uitspraak dat meer blauw op straat juist een groter gevoel van onveiligheid met zich meebrengt. Hetzelfde geldt voor fouilleringen en de in grote mate aanwezigheid van bewaking.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
15
Uit een sterke drang naar meer veiligheid is volgens Weski in Nederland een enorme aangiftecultuur ontstaan. Voor haast alles wat je maar kunt bedenken bestaat een meldpunt of anonieme telefoonlijn. Deze anonieme meldlijn kan zelfs gebruikt worden als reden voor de politie om ergens binnen vallen, ondanks dat rechters hiertegen geprotesteerd hebben. Weski stelt dat dit de samenleving verziekt. Op deze manier maak je volgens haar van iedereen een verrader en van iedereen een verdachte (Leenen & Van de Voort, 2007). De punten die Weski aanstipt in dit interview, dat zich voortreffelijk leent als primair bronmateriaal op het gebied van dit onderwerp, geschikt is voor een wetenschappelijke benadering en de toestand in onze huidige samenleving uitstekend weergeeft, komen terug in haar boek De jacht op het recht uit 2014. Zij bespreekt in dit boek het reilen en zeilen van en de opkomende veranderingen binnen het recht. Weski is niet zo te spreken over deze veranderingen. Volgens haar komt het steeds vaker voor dat opsporing wordt uitbesteed aan derden. Dit is ook bij co- creatie en bij platforms zoals Burgernet het geval. Niet de gespecialiseerde opsporingsdiensten doen het werk, maar de in vergelijking onwetende burger. Dit heeft tot gevolg dat steeds meer mensen ten onrechte vastzitten, wat er vervolgens weer toe leidt dat er veel meer tijd dan noodzakelijk verloren gaat aan strafzaken en het rechtzetten van fouten binnen het onderzoek. Het is daarnaast de stortvloed aan gegevens die tussen de overheid en de burger over en weer gaat die vaak fout geïnterpreteerd wordt. Het kost bovendien veel tijd om deze gegevens te verwerken. Ook het feit dat politiediensten steeds vaker bemand worden door lager opgeleiden zoals BOA’s, of door mensen die buiten elke parlementaire of rechtelijke controle opereren, wordt door Weski bekritiseerd. Zij ziet dit als het zoveelste opzetje om overheidsoptreden uit te besteden aan een soort voorbijgangers. Plannen om Nederland zo goedkoop mogelijk te bestieren zijn volgens haar tot mislukken gedoemd (Weski, 2014). Volgens haar leven we in een samenleving waar de zelfredzaamheid van de burger voorop staat. Wij zouden onszelf, wat de staat betreft, met de honkbalknuppel onder het bed moeten verdedigen. Iets wat volgens Weski ongetwijfeld te maken heeft met het wegbezuinigen van politieposten. Cocreatie zou dus ook niets anders zijn dan slechts een bezuinigingsmaatregel (Weski, 2014).Weski vermeldt bovendien dat het van groot belang is om het eerlijke strafproces te beschermen tegen het gevaar van de kuddegeest, de blindheid en de menselijke fouten (Blikopdewereld, z.j.).De woede van het volk en het verlaten van de rede mag niet overheersen binnen het strafrechtelijke proces en er moet dan ook een redelijke afstand gecreëerd worden tussen deze twee (Weski, 2014). Door het volk bij justitiële zaken zoals opsporing te betrekken, verkleint co-creatie echter deze afstand. Wanneer burgers zich direct bezighouden met zaken die de politie aangaan, hetgeen bij co-creatie het geval is, zou dit de samenleving niet veel goed doen. Het is dus maar de vraag of we een zodanige samenwerking wel moeten willen. Dezelfde opmerkingen worden immers gemaakt in een verslag vanuit het Openbaar Ministerie: De valse romantiek van co-creatie. Hierin wordt gesteld dat er door de popularisering van het veiligheidsbegrip en de angst voor onder meer terrorisme, druk uitoefenend wordt op uitvoeringsinstanties zoals de politie en het Openbaar Ministerie. Politici en burgers willen daden en resultaten zien, en om die reden worden er allerlei nieuwe methoden en bevoegdheden ingevoerd wat betreft opsporing en vervolging. Het is echter de vraag of deze nieuwe methoden en bevoegdheden niet schadelijk zijn voor de rechtsstaat. De spanning die immers (ook bij co-creatie) ontstaat, is dat burgers actie willen zien, maar
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
16
dat dit niet ten koste moet gaan van hun eigen rechtsbescherming. De privacy en rechtsstatelijke bescherming van de kwaadwillende medeburger mag geschonden worden, zolang die van henzelf maar fier overeind blijft staan (Connell, Grimmius, Van de Meulen, De Priëlle, & Soerdjbalie, 2011, p. 28). Bovendien, merken de schrijvers van dit artikel op, is er binnen de politie en het Openbaar Ministerie sprake van een hiërarchische cultuur. Het is volgens hen door deze machtsverhoudingen tussen het OM en de burgers onmogelijk om co-creatie te laten plaatsvinden. Ook Jeurissen en De Vries, werkzaam bij de politie, maken in hun artikel deze opmerking. Veranderingen in de verbinding tussen overheid en de samenleving kunnen leiden tot spanningen binnen overheidsorganisaties (Jeurissen & De Vries, 2012, p. 88). Binnen co-creatie moeten de touwtjes die de politie en het OM in handen hebben kunnen worden losgelaten. Er moet sprake zijn van wederkerigheid, transparantie, erkenning van wederzijdse afhankelijkheid, het bieden van ruimte aan elkaar en het accepteren van onvoorspelbaarheid en ongewenste input vanuit de samenleving. Het is professor Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van het College van Bestuur aan de Politieacademie Pieter Tops die een einde maakt aan de illusie dat je heer en meester kunt zijn binnen de co-creatie en de regie in eigen handen kunt houden (Connell et al., 2011, p. 35). Volgens hem verloopt co-creatie onvoorspelbaar en hij vraagt zich af of de onvoorspelbaarheid op dit vlak wel wenselijk is. Het loslaten van de regie wanneer het rechtsstatelijke zaken betreft is wellicht onverstandig, omdat het juist van belang is dat deze streng onder controle blijven. Het is de plicht van de politie en het Openbaar Ministerie om rechtszekerheid te garanderen. Hierdoor zijn zij beperkt in hun mogelijkheden om anderen hieraan deel te laten nemen. Het OM moet bovendien zelfstandig tot een oordeel komen, en mag daarin niet beïnvloed worden door burgers. Dat zij beïnvloed zouden worden door de wil van anderen is daarom, volgens de schrijvers van De valse romantiek van co-creatie, volstrekt niet toelaatbaar. De burger zou volgens hen niet mogen meebeslissen en niet mogen coproduceren. Dat deze beïnvloeding echter al plaatsvindt, zou te zien kunnen zijn aan de strafverhoging die de afgelopen jaren in Nederland sterk is toegenomen. Het optreden van de politie wordt steeds nauwkeuriger gevolgd door burgers, die allemaal een belang en een mening hebben. Burgers uiten regelmatig kritiek op rechterlijke uitspraken en zijn vaak van mening dat misdadigers harder gestraft moeten worden. Raadsheer bij de Hoge Raad, Nico Jörg, laat ook blijken dat er voor rechters een gevaar schuilt in het buigen voor de publieke opinie. Rechters moeten de roep om zwaardere straffen beoordelen en de rug recht houden. Een rechterlijke macht zou niet mee moeten waaien met de heersende wind van politieke pretenties en van de publieke emotie die de burger vertoont (Weski, 2014). Informeren, raadplegen, het geven van advies en het hebben van contact via sociale media zijn mogelijk wanneer het samenwerking met de burger betreft. Co-creatie (wanneer dus ook de burger de regie in handen heeft) is echter niet te verenigen met de wettelijke taak die rust op de schouders van de politie en het OM (Connell et al., 2011, p. 35). Ook wordt in dit artikel de mening van Weski gedeeld dat, wanneer de samenwerking tussen burger en politie doorslaat, er wellicht een onwenselijke ‘verkliksamenleving’, of een maatschappij waar de burger het recht in eigen handen neemt, ontstaat (Connell et al., 2011, p. 49). Het zijn deze negatieve kanten van co-creatie die niet over het hoofd moeten worden gezien.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
17
Hoofdstuk 3 – Methode 3.1 Onderzoeksopzet Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van zowel diepteinterviews als enquêtes. Zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden vinden derhalve hun weerslag in dit rapport. Voor het bevragen van de passieve burgers is gebruikgemaakt van kwantitatieve methoden. Omdat passieve burgers weinig in contact zijn met de politie en dus weinig bijdragen aan co-creatie, zullen zij hierover minder kennis hebben en zou het niet mogelijk zijn om hen over deze thematiek te interviewen. De keuze is dan ook gevallen op enquêtes, die weliswaar minder diep op de relatie tussen de wijkagent en de burgers ingaan, maar die toch kennis verschaffen over afwegingen van burgers om al dan niet aan co-creatie deel te nemen. Voor het onderzoeken van de opvattingen van actieve burgers is gebruikgemaakt van kwalitatieve methoden. Zij zullen namelijk meer kunnen vertellen over hoe co-creatie in zijn werk gaat en wat daar allemaal bij komt kijken. Dit onderzoek betreft een casestudy. In een casestudy wordt een begrensd systeem onderzocht (Creswell, 2012, p.97). In dit geval gaat het om co-creatie in het stadsdeel Lindenholt en in de wijk Waterkwartier. De focus van de casestudy ligt op het creëren van een diepgaande beschrijving en analyse van de casus(sen) (Creswell, 2012, p.104). Een kenmerk van deze onderzoeksmethode is dat er gebruik gemaakt wordt van verschillende informatiebronnen (Creswell, 2012, p.97). Zoals gezegd zijn er in het kader van dit onderzoek interviews en enquêtes afgenomen. Daarnaast is er, om de setting waarin dit onderzoek plaatsvindt in kaart te brengen, een wijkschets opgesteld. Hiervoor is onder andere gebruikgemaakt van statistieken van de gemeente Nijmegen. De casestudy sluit dus goed aan op dit onderzoek. Echter, een nadeel van een casestudy is de generaliseerbaarheid. De resultaten kunnen niet gegeneraliseerd worden naar andere wijken of steden. Er wordt naar specifieke vormen van co-creatie gekeken die alleen spelen in de desbetreffende wijken. Door middel van een casestudy kunnen wel patronen, trajecten of typen ontwerpen worden ontdekt. Deze zijn theoretisch te generaliseren en kunnen gebruikt worden in onderzoeken naar co-creatie in andere wijken. Een ander nadeel van de casestudy is dat de betrouwbaarheid afneemt; het onderzoek is namelijk moeilijk te repliceren. De kans is groot dat andere belangrijke punten naar boven komen wanneer andere wijken, wijkagenten en burgers geïnterviewd worden.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
18
3.2 Datacollectie Het onderzoek begon met interviews met de politieagenten van de desbetreffende wijken. Aan de hand van de eerste gesprekken zijn de vormen van co-creatie in de wijken naar voren gekomen. De politieagenten spreken zelf overigens liever niet van co-creatie, maar van samenwerkingsverbanden. Dit is de reden dat dit in de interviews op deze manier naar voren komt. In de vragenlijsten met de politie is naast naar de vormen van co-creatie in de wijk, ook gevraagd naar redenen om bij de politie te gaan en naar de stijl die de agent hanteert bij het uitvoeren van zijn werk. Deze vragen geven een antwoord op de voorwaarde van gelijkwaardigheid die in de theorie aan bod kwam. Tevens is aan de politieagenten gevraagd naar de moeilijkheden en kansen van co-creatie en naar hun ideaalbeeld van cocreatie. Er is gevraagd naar hun visie en met behulp van rolinstructie wat is dat? is getracht zoveel mogelijk informatie over de visie van de wijkagenten boven water te halen. Met behulp van de wijkagenten zijn vervolgens de respondenten gezocht. Voor de deelvraag met betrekking tot de vormen van co-creatie in de wijk, en de deelvraag over hoe die vormen van co-creatie aan de gangbare veronderstellingen van co-creatie beantwoorden, zijn interviews afgenomen. Daarnaast is er met behulp van de wijkagenten contact gelegd met actieve burgers in de wijk. Voor het Waterkwartier zijn de actieve burgers benaderd tijdens een wijkvergadering, die elke zes weken gehouden wordt, en waarbij burgers uit alle delen van de wijk betrokken zijn. De wijkagent neemt hier ook aan deel en in zijn ogen zijn de burgers die hier aanwezig zijn ook actief in de wijk en proberen zij in meer of mindere mate samen te werken met de wijkagent. Tijdens deze wijkvergadering is de burgers gevraagd of ze deel wilden nemen aan het interview. Wanneer de burgers instemden, werd op een later tijdstip contact gezocht voor het maken van een vervolgafspraak. Voor de wijk Lindenholt was het ingewikkelder om burgers te vinden die actief betrokken waren in samenwerkingsverbanden met de politie. Aan de hand van het interview met de desbetreffende wijkagent is één burger als zeer actieve burger naar voren gekomen. Aan de hand van deze contactpersoon hebben we getracht een sneeuwbaleffect te creëren om zo met meer actieve burgers uit Lindenholt in contact te komen, maar het mocht niet baten. Via een andere wijkagent uit Lindenholt hebben we opnieuw contact gezocht met actieve burgers. Dit keer met meer succes: er waren nog twee burgers bereid mee te werken aan ons onderzoek. In de vragenlijsten met burgers is ingespeeld op zowel de bestaande theorieën als op de informatie die bij de interviews met de politie naar voren kwam. Er werd gevraagd naar redenen voor co-creatie, communicatie tussen beide partijen, moeilijkheden en kansen. Ook is er gevraagd naar de inzet van sociale media. In eerdere literatuur kwam namelijk naar voren dat dit een effectief middel kan zijn om burgers te bereiken, op de hoogte te houden en zelfs te betrekken bij onderzoeken van de politie. Naast de diepte-interviews is de deelvraag over redenen van burgers om al dan niet deel te nemen aan samenwerkingsprojecten met de politie getracht te beantwoorden door middel van enquêtes, die in de maand januari zijn afgenomen. Deze enquêtes vroegen naar de reden om wel of niet deel te nemen aan de samenwerkingsverbanden met de politie, maar ook naar vertrouwen in de politie en veiligheid in de wijk. De gehele vragenlijst is opgenomen in de appendix. In totaal zijn er 163 enquêtes afgenomen in beide wijken. Voor de wijk Lindenholt waren dit er 67 en voor de wijk het Waterkwartier betrof het 96 enquêtes.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
19
In deze enquêtes is gevraagd naar redenen om al dan niet samen te werken met politieagenten. Daarnaast kregen de geënquêteerden een aantal stellingen voorgelegd aan de respondenten om de houding ten opzichte van de politie te kunnen vaststellen. Ook zijn er vragen gesteld met betrekking tot de algemene indruk van de wijk en het gevoel van veiligheid, omdat deze facetten invloed kunnen hebben op de redenen tot samenwerken of de houding ten opzichte van de wijkagenten. De vragenlijsten zijn gebaseerd op de theorieën die eerder aan bod zijn gekomen in dit onderzoek en hebben onder andere betrekking op de vier voorwaarden voor co-creatie.
3.3 Analyse De interviews werden geanalyseerd met het computerprogramma Atlas.ti, dat de mogelijkheid biedt om codering en notities overzichtelijk in kaart te brengen. Voor het analyseren van de interviewtranscripten werd eerst een selectie gemaakt van relevante tekstdelen. Deze werden aan de hand van thema's geordend en vervolgens geanalyseerd. Om de data die voortkomen uit de enquêtes te analyseren, werd gebruikgemaakt van SPSS. Met dit programma kunnen statistische gegevens op verscheidene manieren worden opgevraagd.
3.4 Validiteit en betrouwbaarheid Wanneer er gesproken wordt over de validiteit gaat het om de vraag of het uiteindelijke meetinstrument een goede afspiegeling vormt van het te meten begrip (Vennix, 2011, p. 185). De enquêtes en de vragen voor de interviews werden zo opgesteld dat deze aansloten op de concepten die gevonden werden in de literatuur. Daarnaast boden diepte-interviews respondenten ook de mogelijkheid om met andere redenen te komen dan die aangereikt werden door de literatuur. Een punt van verbetering in vervolgonderzoek kan zijn dat de deelvraag ‘Wat zijn de voorwaarden voor co-creatie?’ in ons onderzoek niet letterlijk vertaald is naar de interviews. Er werd wel getoetst of de voorwaarden uit de literatuur aanwezig waren in de betreffende wijken, maar er werd niet nagevraagd of respondenten dat als een voorwaarde voor co-creatie zagen (dit werd wel gedaan in de enquête voor de passieve burger). Het is dus onduidelijk of respondenten belang hechten aan de in de literatuur genoemde voorwaarden. Wellicht wordt er aan een voorwaarde uit de literatuur voldaan maar zou de respondent, ook als er niet voldaan wordt aan deze voorwaarde uit de literatuur, deelnemen aan co-creatie. Dit doet dus enigszins af aan de validiteit. Bij betrouwbaarheid van het onderzoek gaat het om de herhaalbaarheid en om de toevallige meetfouten. Het is lastig te achterhalen of een onderzoek over complexe begrippen betrouwbaar is of niet. De metingen kunnen namelijk niet makkelijk herhaald worden (Vennix, 2011, p. 186). Wel is het zo dat er in de interviews meerdere vragen werden gesteld over de thema’s: er zijn bijvoorbeeld drie vragen over gelijkwaardigheid met de politie opgenomen. Wanneer de interviewer de antwoorden van respondenten niet begrijpt, zal de interviewer vervolgvragen stellen om een duidelijk beeld te krijgen van wat de geïnterviewde bedoelt. De geïnterviewde moet op zijn beurt de interviewer vragen stellen wanneer er vragen niet duidelijk zijn. Hierdoor zullen inconsistenties aan het licht komen en deze kunnen worden opgehelderd, waardoor er bij de interviews uiteindelijk een betrouwbaar beeld zal ontstaan. De enquêtes worden door de respondenten zelf ingevuld. Op onduidelijkheden
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
20
kunnen interviewers derhalve niet doorvragen, waardoor de kans aanwezig is dat er meetfouten ontstaan (bijvoorbeeld als iemand een vraag verkeerd interpreteert). Om dit op te vangen, werd er op het moment dat de bewoners gevraagd werden om deel te nemen aan de enquête, gezegd dat ze bij onduidelijkheden over de vragen altijd aan de enquêteur konden vragen wat er bedoeld werd. Er werd wel benadrukt dat het om een persoonlijke mening gaat en dat er geen ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden mogelijk waren bij het beantwoorden van de vragen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
21
Hoofdstuk 4 – Co-creatie in Lindenholt 4.1 Wijkschets In deze paragraaf wordt ingegaan op het stadsdeel Lindenholt. Hierbij zal de focus liggen op een aantal algemene aspecten zoals bevolkingsomvang, leeftijdsopbouw en het economische profiel. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de problemen die zich hier voordoen. Hierin wordt veiligheid kwantitatief uitgedrukt. Daarbij wordt gekeken naar het aantal gewelds- en vermogensdelicten, naar de overlast en de vernielingen. Hierdoor kan er een beter beeld van de wijk worden gevormd. Daarnaast zal er uiteraard gekeken worden naar de vormen van co-creatie die zich in dit stadsdeel voordoen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de stadsgetallen van de gemeente Nijmegen en van een gesprek met een wijkagent van het stadsdeel Lindenholt. Lindenholt is een stadsdeel dat in het zuidwesten van Nijmegen ligt. Onder dit stadsdeel vallen de wijken ’t Acker, De Kamp, ’t Broeck, Kerkenbos, Westkanaaldijk, Neerbosch-West en Bijsterhuizen (Gemeente Nijmegen, 2014). Deze tellen gezamenlijk 15.244 inwoners (zie tabel 4.1). Uit de bevolkingspiramide van Lindenholt kan worden opgemaakt dat deze een vrij rechthoekige vorm kent. Alle leeftijdscategorieën lijken dus goed vertegenwoordigd te zijn (zie figuur 4.1). Tot slot is er nog het economische profiel van de wijken. Hierbij is gekeken naar het inkomen per huishouden. Vergelijking tussen wijken in Lindenholt en het gemiddelde van Nijmegen leert ons dat er in Lindenholt meer mensen met een gemiddeld inkomen zijn en minder mensen met een laag inkomen (zie tabel 4.1). Uit de data van de buurtmonitor blijkt dat er in Lindenholt met name problemen zijn op het gebied van vermogensdelicten. Hier zijn namelijk de meeste aangiftes voor ingediend bij de politie. Daarnaast vormt vooral overlast een probleem. Daarbij moet gedacht worden aan jeugdoverlast, overlast door buren, overlast door zwevers enz. Ook is er sprake van geweldsdelicten en vernielingen. Deze komen echter in mindere mate voor (zie tabel 4.2). Om inzicht te krijgen in de vormen van co-creatie die zich voordoen in de wijk, is een interview gehouden met een wijkagent van het stadsdeel Lindenholt. Volgens hem vindt er in Lindenholt co-creatie plaats in de vorm van een initiatief genaamd PolitieKids en in de vorm van een buurtcomité. In het verleden maakte hij ook gebruik van Twitter.
22
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 4.1: Inwoners Lindenholt, opgesplitst naar inkomen
Wijken
Aantal inwoners 1
5.492 5.589 3.928 21 20 177
% laag inkomen per huishouden (tot 25.100 euro) 2 42 36 32 33 0 40
% gemiddeld inkomen per huishouden (25.100-47.000 euro) 2 64 47 46 67 0 20
% hoog inkomen per huishouden (vanaf 47.000 euro) 2 12 17 22 0 0 20
’t Acker De Kamp ’t Broeck Kerkenbos Westkanaaldijk Neerboschwest Bijsterhuizen Totaal Lindenholt Nijmegen
17 15.244
0 -
0 -
0 -
168.344
49
35
16
Bron: Gemeente Nijmegen, 2014. 1 : Gegevens over het aantal inwoners komen uit het jaar 2014 2 : Gegevens inkomens inwoners komen uit het jaar 2011: Het gaat om het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen van particuliere huishoudens met inkomen. Hierin zijn niet meegenomen: Figuur 4.1: Bevolkingspiramide Lindenholt
Bron: Gemeente Nijmegen, 2014
23
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 4.2: Incidenten Lindenholt in 2013
Wijken
Aantal aangiften geweldsdelicte n
Aantal aangiftes vermogensdelicten
Aantal aangiftes overlast
’t Acker De Kamp ’t Broeck Kerkenbos Westkanaaldijk Neerbosch-west Bijsterhuizen Totaal Lindenholt Nijmegen
18 59 17 5 5 6 1 111
109 119 98 14 29 3 4 370
72 68 61 3 4 2 0 210
Aantal vernielingen gemeld bij centrale meldkamer 60 39 37 7 3 2 2 150
1.275
8.304
2435
1740
Bron: Gemeente Nijmegen, 2014 Vormen van co-creatie Een vorm van co-creatie die zich voordoet in de wijk Lindenholt is PolitieKids. Bij dit project gaan 35 kinderen tussen de 4 en de 10 jaar met een agent de wijk in. Zij houden zich bezig met frequente zaken die zich op dat moment in de wijk afspelen. Daarbij kan gedacht worden aan het uitdelen van flyers om mensen bewust te maken van het risico op inbraak. De ouders van deelnemende kinderen zijn hierbij betrokken. Daarnaast wordt ook op school aandacht besteed aan de politie. Eens in de zoveel tijd komt de wijkagent langs op school en vertelt over de projecten van PolitieKids. Een andere vorm van co-creatie die zich voortdoet in Lindenholt is het buurtcomité. Dit buurtcomité is er slechts in één van de deelwijken in Lindenholt. Volgens de wijkagent was op deze locatie een vorm van co-creatie ook het hardst nodig. Het comité komt eens in de zes weken bij elkaar. Er wordt dan overlegd over zaken die op dat moment spelen. Deze zaken zijn overigens lang niet altijd gerelateerd aan politiezaken(denk bijvoorbeeld aan het niet functioneren van straatverlichting).In het verleden was de wijkagent ook actief op Twitter. Daarmee is hij gestopt omdat 80% van zijn volgers niet uit de wijk kwam. Daarnaast stelt hij dat Twitter tot op zekere hoogte minder aan het worden is. Het SMS-alert is niet zozeer naar voren gekomen tijdens het interview. Er wordt echter wel aandacht aan besteed op de informatie website van Lindenholt. Met SMS-alert kan de politie de inwoners informeren en hun hulp inroepen als dit noodzakelijk is (Lindenholt, 2014).
4.2 Interviews met de politie In deze paragraaf wordt ingegaan op de interviews met twee wijkagenten en een teamchef. De term co-creatie De ene wijkagent had nog nooit gehoord van de term co-creatie. Dit is namelijk geen term waar hij dagelijks mee in aanraking komt. Toen de term werd uitgelegd, linkte hij dit aan het leggen van netwerken tussen de politie en externe partners, interne partners en burgers in
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
24
de wijk. Ook vindt hij dat burgerparticipatie ermee samenhangt. Het is een zeer brede term, waar veel onder valt. De andere wijkagent denkt bij het horen van co-creatie vrijwel meteen aan burgerparticipatie. Het gaat dan om samenwerking tussen de burger en de politie, bijvoorbeeld op de manier zoals dat gebeurt in buurtpreventieteams. Hij noemt vervolgens een aantal voordelen van co-creatie. Zo worden er bijvoorbeeld korte lijnen tussen burger en politie gecreëerd, waardoor de politie al heel vroeg bij problemen betrokken raakt. Op deze manier worden problemen vroegtijdig in de kiem gesmoord. Dit is volgens de wijkagent een grote meerwaarde. De politie probeert problemen te signaleren en preventief te werken. Dit kan een stuk efficiënter wanneer ook burgers alert zijn. Wat de teamchef onder co-creatie verstaat is in ieder geval samenwerking. Deze samenwerking houdt een nauwe verbinding in met burgers en andere partners. Partijen moeten werkelijk met elkaar in contact gaan. Om te weten te komen welke problemen er spelen, moet je daar voldoende over geïnformeerd worden. Daarnaast wil je zo effectief mogelijk op deze problemen kunnen reageren. Samenwerking is daarvoor een uitstekend middel. Oplossingen kunnen zo ook vaak van de mensen zelf komen, zodat de politie daar alleen nog maar op hoeft in te spelen. Samenwerking met externe partijen De teamchef laat weten dat de politie niet de enige instantie is die zich bezig houdt met problemen die in de maatschappij spelen. De politie Lindenholt werkt dan ook onder andere samen met externe partijen binnen het regieteam. Dit is een team dat maandelijks bij elkaar komt en waar Bureau Jeugdzorg, de gemeente, woningbouwcorporaties, de politie en soms GGZ deel van uitmaken. Volgens de wijkagent zoude GGZ een potentiële vaste kandidaat voor het regieteam kunnen worden. Veel inwoners van de wijk komen daar immers over de vloer. Handig zou het dus zeker zijn, maar de GGZ moet zelf beslissen of ze ooit onderdeel van het regieteam uit zou willen maken. Binnen dit team worden multi-probleemhuishoudens aangepakt. Aan het hoofd van dit team staat de procesregisseur van de gemeente en is er sprake van nauwe samenwerking. Het regieteam vormt een ideaal samenwerkingsverband, ook omdat er op een makkelijke manier informatie uitgewisseld kan worden tussen de verschillende betrokken partijen. De informatie-uitwisseling is volgens een van de wijkagenten de sleutel tot een goede samenwerking. Dit geeft zo nu en dan wel wrijving, bijvoorbeeld wanneer er verschillende belangen bestaan tussen de partijen. Partijen moeten wat hem betreft soms uitzonderingen maken als het gaat om wet- en regelgeving. Als het echt nodig is moet hier wat soepeler mee worden omgegaan. Hij maakt daarnaast duidelijk dat het soms ook beter is om zaken binnen de politieorganisatie op te lossen, zonder de betrokkenheid van andere partijen. Het is overigens ook belangrijk om werk uit handen te kunnen geven. Naast het regieteam heeft de politie Lindenholt contact met het sociaal wijkteam, de Raad voor de Kinderbescherming en verschillende buurtcomités. Problemen worden door de politie vaak doorgegeven aan de daarbij horende instantie. Op deze manier kan het probleem op de meest efficiënte manier worden opgelost. Van belang hierbij is volgens een van de wijkagenten dat het grijze gebied wordt opgezocht. De politieagent kan er bijvoorbeeld voor kiezen om verkregen informatie niet in het systeem te zetten, als hij op die manier meer informatie van de burger kan verkrijgen. Hij kan dan de regels een beetje ombuigen mocht dat in zijn voordeel werken. Op deze manier kan hij dan een probleem
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
25
eerder en beter oplossen. Bij de politie moet men niet zwart-wit denken. Men moet ook in het grijze durven te werken wanneer dit voor de beste oplossing zorgt. Een van de wijkagenten geeft aan voorstander te zijn van het creatief omspringen met problemen en andere zaken. Dit wordt ook binnen co-creatie aangemoedigd. De andere wijkagent laat weten dat de politie graag hulp van elke instantie ontvangt. Als het om veiligheidsvraagstukken gaat, gaat de politie echter liever alleen te werk. Het arresteren en oppakken van wetsovertreders is een taak van de politie. Wil een probleem echter op de lange termijn worden opgelost, dan komen andere instanties om de hoek kijken. Samenwerking met de burgers en burgerparticipatie Een van de wijkagenten vertelt dat veel verschillende burgers betrokken zijn bij het project PolitieKids. Deze zijn afkomstig uit veel verschillende bevolkingsgroepen. Het brengt de burgers binnen Lindenholt dan ook dichter bij elkaar. Dat vindt hij mooi om te zien. Daarnaast zijn er een aantal (zeer) actieve burgers. Ook zijn er in Lindenholt buurtpreventieteams actief. Deze bestaan uit een aantal burgers die een hesje aanhebben en op deze manier als zodanig herkenbaar zijn. Zij zijn dan de ogen en oren van de wijk. De politie moet met hen strikte afspraken maken. Dit is dan ook gelijk de grootste valkuil. Het buurtpreventieteam mag de buurt in de gaten houden, maar niet ingrijpen wanneer er iets misgaat. Hiermee kom je soms in het al eerder genoemde grijze gebied terecht, en daar moet verstandig mee worden omgegaan. De teamchef voegt daaraan toe dat het natuurlijk niet de bedoeling is dat mensen voor politie gaan spelen. We hebben nou eenmaal een rechtssysteem waarin bepaald is dat burgers veel minder mogen dan politieagenten. Daarnaast kunnen door een buurtpreventieteam, de onderlinge verhoudingen binnen de buurt nog wel eens scheefgetrokken worden. Maar het werkt wel. Dat staat volgens de wijkagent als een paal boven water. Het soort burger dat betrokken is bij co-creatie is volgens de wijkagent heel verschillend. Wel gaat het dikwijls om burgers die ouder zijn dan veertig jaar. Jonge mensen nemen niet vaak deel aan co-creatie. Aanwezigheid van meerdere leeftijdscategorieën binnen co-creatie zou beter zijn, omdat dit het beeld en blikveld beïnvloedt. Ook de teamchef merkt op dat het vaak dezelfde burgers zijn die dit soort initiatieven interessant vinden en daaraan meedoen. Op die manier krijg je een vrij eenzijdige mening te horen. Aan de andere kant, misschien is het ook niet verkeerd dat de kern wat volwassener blijft. Daarnaast zie je vaak een initiatiefnemer die heel fanatiek is. Deze zorgt ervoor dat de groep bij elkaar blijft en dat er voortgang wordt geboekt. Wanneer de buurtpreventieteams signalementen doorgeven aan de politie, wordt dit altijd teruggekoppeld. Over het algemeen gebeurt dit naar degene die het voorval gemeld heeft. Ook heeft de wijkagent een vaste afspraak gemaakt met de buurtpreventieteams dat één iemand het contact tussen het team en de politie regelt. Deze persoon leidt het team en daar doet de politie zaken mee. Wanneer alle leden van een team onafhankelijk van elkaar zaken aan de politie gaan melden, dan werkt dat niet. Het is daarnaast ook belangrijk dat het initiatief bij de buurtpreventie blijft liggen. Wanneer de politie het initiatief op zich neemt, loop je het risico dat het project uiteindelijk in elkaar zakt. Van de burgers wordt dan immers niets meer gevraagd. De politie zou van de zijlijn toe moeten kijken. Uiteindelijk zijn het de burgers die het grote werk moeten doen. Zij moeten het zelf willen. Wat de politie kan doen is advies en tips geven. Zo kan zij aangeven
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
26
waar het team op kan letten en wat ze kunnen doen om de veiligheid binnen de buurt te verbeteren. Naast de buurtpreventieteams bestaat er ook een project dat Opgerommeld heet. Dit is een initiatief van de woningbouwvereniging om buurtbewoners meer bij de wijk te betrekken. Op deze manier kunnen zij aangeven wat zij graag anders zouden willen zien binnen de wijk. Burgers krijgen zo echt een stem binnen hun wijk. De teamchefstelt dat de politie nog weleens wil vergeten dat de belangrijkste partner de burger zelf is. Het is van belang dat organisaties niet voor de burgers gaan denken, en zo met oplossingen en ideeën komen die achteraf gezien helemaal niet nodig bleken te zijn. Organisaties moeten beter in contact komen te staan met de burger, zodat de juiste beslissingen genomen worden. Redenen voor burgers om niet samen te werken met de politie De reden waarom mensen niet actief participeren zou volgens de ene wijkagent te maken kunnen hebben met tijdgebrek. Daarnaast is het voor veel mensen onbekend terrein. Dit laatste punt haalt ook de betreffende teamchef aan. Hij stelt dat oplossingen voor problemen in een wijk vaak op een kantoor worden bedacht door de mensen die daar werken. Burgers zijn het niet gewend dat zij dit ook zelf kunnen doen, in plaats van dat het voor hen gedaan wordt door mensen die daarvoor betaald krijgen. Volgens hem werkt het echter beter om problemen buiten het kantoor op te lossen. De wijkagent denkt daarnaast dat zij misschien ook wel te weinig gemotiveerd worden om mee te doen. Hij vindt het echter lastig om te bepalen op welke manier mensen dan gemotiveerd zouden kunnen worden. Veel bewoners weten ook nauwelijks wat er gaande is in Lindenholt. Ze zijn niet voldoende op de hoogte gesteld, en dus weten ze überhaupt niet dat er verscheidene mogelijkheden voor hen bestaan om actief te participeren binnen de wijk. De andere wijkagent stelt dat het voor de meeste burgers geen prioriteit heeft. Zij hebben vaak kinderen en een drukke baan. Dan schiet participeren binnen de wijk er bij in. Mensen hebben er geen tijd voor en willen er ook geen tijd voor vrijmaken. Het moet volgens de wijkagent ook geen verplichting worden. Dit zou hen alleen maar onder druk zetten. Wanneer sommige mensen geen behoefte hebben aan co-creatie, is het misschien ook beter hen niet te gaan motiveren om hier wel aan mee te doen. Het moet volgens de wijkagent niet aan hen worden opgedrongen. De teamchef kaart daarnaast een ander probleem aan. Hij denkt dat veel burgers de term co-creatie niet zullen begrijpen. Hij pleit er dan ook voor om te kiezen voor een andere term dan co-creatie. Daarnaast bereik je met het gebruik van deze term waarschijnlijk maar een zeer beperkte groep van de bevolking: de goed opgeleide, autochtone burgers. Onze samenleving beperkt zich natuurlijk niet tot deze bevolkingsgroep. Er moet worden gelet op de taal en de methodes die gebruikt worden om co-creatie onder de aandacht te brengen. Motiveren Een manier om mensen te bereiken is via het wijkblaadje Lindenholt Leeft. Eén van de wijkagenten heeft een vaste column in dit blaadje en brengt daarmee ook het een en ander onder de aandacht. Dit brengt de burgers wel in beweging, maar uiteindelijk komt er weinig terecht van de initiatieven die zij bedacht hebben. De burgers willen dus wel, maar worden op de een of andere manier toch te weinig gemotiveerd om daadwerkelijk te participeren. Het zorgen voor motivatie is niet alleen een taak voor de politie, maar ook voor de gemeente. Veel burgers hebben geen dagbesteding. Toch blijkt het moeilijk hen aan het werk te krijgen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
27
De overheid moet volgens de wijkagent ophouden met het pamperen van de burgers. Zij moeten zelf ook nadenken over oplossingen, en moeten daarnaar handelen. Die stap is al gemaakt nu burgers, gedreven door de overheid, anderen vaker moeten helpen. Het idee van de participerende burger is echter nog ver weg. Vaak heeft dit ook met instelling te maken. Sommige mensen zijn nou eenmaal wat enthousiaster dan anderen. Een van de wijkagenten is van mening dat hij enkel kan stimuleren. Politie en burgers moeten daarnaast duidelijk weten wat zij van elkaar kunnen verwachten, wat zij met elkaar mogen delen en wat niet, en welke functies zij wel en niet mogen uitoefenen. Om burgers te motiveren zou je echt een gesprek met hen moeten aangaan. De politie moet fysiek langs de deuren gaan om het nut van co-creatie uit te leggen. De teamchef stelt dat duidelijk gemaakt moet worden dat burgers wel degelijk inspraak hebben, als het gaat om welke problemen er aangepakt moeten worden. Zij heeft daar immers vaak een andere mening over dan de politie, maar geen mening die minder belangrijk is. Gelijkwaardigheid tussen de politie en de burgers In tegenstelling tot de externe partijen waarmee de politie samenwerkt, is er tussen de politie en de burgers vaak minder sprake van gelijkwaardigheid. Een wijkagent merkt op dat burgers het vaak niet voelen als een gelijkwaardige samenwerking. Wanneer hij een project draait met burgers uit de wijk, lijkt hij daar toch vaak boven te staan. De burgers vragen hem dan bijvoorbeeld om goedkeuring of advies. Hij vindt het echter belangrijk dat burgers ook zelf dingen regelen. Echter, de politie blijft de gezaghebbende organisatie en de wijkagent probeert dit dan ook uit te stralen. Wat dat betreft is de gelijkwaardigheid tussen de twee partijen misschien niet optimaal. De teamchef voegt daaraan toe dat de politie nou eenmaal andere bevoegdheden heeft. Zo beheert de politie ook het geweldsmonopolie. Zij kunnen mensen aanhouden en van hun vrijheid beroven, en dat is iets wat de burger niet kan en ook nooit zal kunnen. Echter, als het gaat om beslissingen die genomen worden over een wijk, dan heeft de burger daar net zoveel over te zeggen als de politie. De burger neemt ook veel te vaak een ondergeschikte positie aan, terwijl dat helemaal niet nodig is. Zij mogen best tegen de politie zeggen wat zij vinden van wat in er in hun omgeving speelt. Ze moeten niet bang zijn om die gelijkwaardige positie ten opzichte van de politie gewoonweg in te nemen. De burger steunt nog te veel op de overheid en het idee dat deze instantie al hun problemen wel zal oplossen. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Zo creëer je geen gelijkwaardigheid, en dus ook geen co-creatie. De verwerking van informatie tussen burgers en politie Een wijkagent stelt dat de vraag wat hij moet doen met de informatie die hij van burgers hoort, één van de grootste dilemma’s is. Volgens de regelgeving moet hij immers alle informatie die hem verteld wordt in het systeem zetten. Burgers zijn niet meer zo welwillend om hem in vertrouwen te nemen zodra zij weten dat het in een systeem komt te staan waar iedereen zomaar bij kan. Ook vraagt hij zich vaak af waarom mensen hem die informatie precies geven. Wil iemand daadwerkelijk zijn leven beteren en geeft hij daarom informatie aan de politie, of wil hij hier slechts zelf beter van worden? Het is belangrijk om een grens te stellen, om te bepalen wanneer informatie op papier moet komen te staan en wanneer de informatie vertrouwelijk moet blijven. Mensen hebben immers vaak vertrouwen in de wijkagent en dat
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
28
vertrouwen wil je behouden. Andersom geldt hetzelfde: de wijkagent kan niet alle informatie doorgeven aan de burgers in verband met bijvoorbeeld privacy. Een van de wijkagenten maakt kenbaar dat hij daar ook weleens het grijze gebied opzoekt. Volgens een van de wijkagenten is het van belang dat de politie informatie doorgeeft aan het buurtpreventieteam als dat hen kan helpen bij hun taak. De lijn tussen buurtpreventieteams en de politie moet kort worden gehouden. Zij moeten af en toe samenkomen om een warme band te onderhouden en vooral om ervoor te zorgen dat de vertrouwensband sterk blijft. Daarnaast vertelt een wijkagent dat hij de informatie die hij van burgers krijgt vertrouwt. Deze informatie zorgt er immers voor dat veel overlast voorkomen kan worden. Andersom kijkt hij wel uit met informatie die hij met de burgers deelt. Deze is mogelijk gevoelig en mag daarom om privacy redenen niet gedeeld worden. De politie moet daarom vanaf het begin af aan duidelijk maken wat wel mag en kan. De teamchef voegt daaraan toe dat alle informatie die de politie binnenkrijgt wordt beoordeeld. Is een bepaalde hoeveelheid informatie bijvoorbeeld voldoende om van iemand een verdachte te maken? Het gaat daarnaast om de hoeveelheid burgers die met hetzelfde soort verhaal komen. Blijft het bij één, dan wordt er meestal niets met de informatie gedaan. Maar komen vijf burgers met dezelfde soort informatie, dan wordt het belang daarvan door de politie wel ingezien. Vaak zijn burgers terughoudend met het geven van informatie, omdat ze niet altijd vinden dat dit hun taak is. Ze bemoeien zich er liever niet mee, misschien om de gevolgen die het met zich mee kan brengen. De anonieme meldlijn wordt daarnaast ook maar zeer zelden gebruikt. Wanneer de burger de politie echter weinig informatie schenkt, is dat schadelijk voor goede co-creatie. Het gebruik van sociale media door de politie als communicatiemiddel Eén van de wijkagenten stelt dat het gebruik van Twitter als communicatiemiddel weinig oplevert. Deze wijkagent heeft zelf een tijdje getwitterd, maar is hiermee gestopt. Het kostte hem relatief veel tijd en hier stond weinig tegenover. Hij kon zijn tijd beter investeren in iets anders. Daarnaast wordt Twitter gebruikt om negatieve opmerkingen te maken richting de politie. Ook vroeg hij zich af hoeveel procent van zijn volgers nou daadwerkelijk in zijn wijk woonden. Het zijn namelijk de buurtbewoners die hij wil bereiken. Hij heeft niet de indruk dat het Twitter-gehalte in zijn wijk erg hoog is. Mensen worden bovendien toch al in kennis gesteld: wanneer er een woninginbraak is gepleegd krijgt iedereen die binnen een bepaalde afstand van de inbraak woont bijvoorbeeld een sms toegestuurd. De teamchef is het hier niet helemaal mee eens. Hij vindt het erg belangrijk om van sociale media gebruik te maken en om daarmee mensen te bereiken. Hij denkt dat haast niemand de krant nog leest maar bijna iedereen zit op sociale media. Vooral als je jonge mensen wil bereiken, zijn deze media van groot belang. Waar de politie wel voor moet zorgen is dat het doel van deze sociale media duidelijk blijft, dat gesprekken niet ontsporen, en dat er geen misbruik van gemaakt gaat worden. Hij vindt dus ook niet dat wijkagenten die aan Twitter deden, hiermee moesten stoppen. Wanneer de communicatie via Twitter niet soepel verloopt, betekent dat niet dat je er meteen mee op moet houden, maar dat eerst nagedacht moet worden over waar het dan misgaat. Je moet dan op zoek gaan naar wat wel effectief is. Natuurlijk is sociale media niet voor iedereen toegankelijk, bijvoorbeeld voor ouderen. Daarom is het belangrijk dat een wijkagent sociale media met andere manieren van communicatie combineert, en zich niet tot een communicatief aspect beperkt. De teamchef
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
29
vindt het belangrijk om meer te investeren in sociale media, en om wijkagenten daarin te ondersteunen. Tot nu toe is dat immers nog in te kleine mate gedaan. Het werkt niet om sociale media op te geven wanneer het niet effectief blijkt te zijn. Je moet dan juist op zoek gaan naar een manier waarop je het effectief kan maken.
4.3 Interviews met actieve burgers Om meer inzicht te krijgen in het perspectief van de actieve burger zijn twee interviews afgenomen in de wijk Lindenholt. De één van hen is actief lid van het buurtcomité van de wijk, de ander is lid van een buurtpreventieteam. De volgende onderwerpen zijn met hen besproken: redenen voor betrokkenheid bij de samenwerking tussen politie en de wijk, informatie-uitwisseling, eerlijke en betrouwbare communicatie tussen burgers en politie, doel van de samenwerking met de politie, gelijkwaardigheid tussen burger en politie, vertrouwen in de politie, feedback, communicatie via internet, belang input burgers, PolitieKids, belangrijke punten voor een goede samenwerking en eventuele verbeterpunten. Deze onderwerpen worden nu achtereenvolgens besproken. Redenen voor betrokkenheid bij de samenwerking tussen politie en wijk Eén van de burgers is betrokken vanaf het moment dat hij kinderen heeft gekregen. Hij wil zorgen voor meer veiligheid in de wijk door kennis en expertise te delen. De ander is gaan samenwerken met de politie door te participeren in de bewonersvereniging. Deze samenwerking is vooral gebaseerd op het uitwisselen van informatie. Er gebeurt ’s avonds veel in de wijk en als zij iets verdachts ziet, meldt ze dit. Informatie-uitwisseling Bij de informatie-uitwisseling wordt gebruik gemaakt van verschillende kanalen. Dit kan zowel mondeling, telefonisch als via e/mail gebeuren. De mobiele nummers van de wijkagenten zelf zijn ook doorgegeven, zodat deze direct gebeld kunnen worden bij calamiteiten. Voorheen werd er naast deze kanalen ook gebruik gemaakt van Twitter. Dit werd echter niet zo gebruikt als de wijkagenten het bedoeld hadden. Daardoor zijn de wijkagenten minder actief geworden op Twitter. Zo werd bijvoorbeeld vervelend gereageerd op berichten die de agenten plaatsten en kwam het merendeel van de volgers niet uit de wijk zelf. Volgens de geïnterviewden verloopt de communicatie snel indien er zich incidenten voordoen. Daarnaast is volgens één van de twee geïnterviewden de informatie vrij toegankelijk. De ander durft dit niet te beamen: ‘’ Nou.. Daar durf ik niets van te zeggen… Het is meer de informatie van je eigen wijk zeg maar… Waar je wel makkelijk toegankelijk bij je wijkagent terecht kunt.’’ Eerlijke en betrouwbare communicatie tussen burgers en politie Beide geïnterviewden ondervinden de communicatie met de politie als eerlijk en betrouwbaar. Zo vertelde één van hen: ’’Nee hoor, ik vind ze juist heel discreet omgaan, zeker met gevoelige informatie. Dus als je dan ook iets doorgeeft van als er echt iets was, dan gingen ze daar wel op een hele correcte manier mee om.” Volgens deze burger is de eerlijkheid en de betrouwbaarheid ook nooit in het geding gekomen. De ervaringen van de andere burger verschillen hiervan, deze noemt als voorbeeld een privacygevoelige zaak,
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
30
maar gaat hier verder niet op in. Ondanks dit voorval wordt ook door deze burger de communicatie in zijn algemeenheid als eerlijk en betrouwbaar ervaren. Doel van de samenwerking met de politie Het doel van de samenwerking met de politie is volgens één van de burgers niet altijd even duidelijk. Als er gelegenheid is voor de politie om dit duidelijk te maken, gebeurt dit ook wel. Volgens hem is die gelegenheid er echter (nog) weinig. De andere burger geeft aan dit wel duidelijk te vinden. Door de bewoners te betrekken zijn er meer mensen die opletten en wordt er meer gezien. Daarnaast zou er volgens deze burger goede uitleg zijn geweest over hoe men zich het beste kan gedragen indien men de politie van dienst wilt zijn bij een incident. “Ja, dat hebben ze ons heel goed uitgelegd. Dat je zelf er niet op af moet stappen… Gewoon… op afstand blijven… Als je kunt met je mobiel een foto maken, maar ook weer niet te… Dus dat je niet staat te filmen, dat ze dan weten dat jij dat was. Nee, ze hebben dat wel heel goed uitgelegd.” Gelijkwaardigheid tussen burger en politie Waar de ene burger zich gelijkwaardig voelt aan de politie, heeft de ander dat gevoel niet. Volgens één van de burgers staat de politie toch echt boven de burgers. Desondanks loopt de omgang met elkaar goed en de desbetreffende burger voelt zich serieus genomen door de agenten. De andere geïnterviewde voelt zich wel gelijkwaardig aan de politie. Deelname aan het buurtpreventieteam heeft hieraan bijgedragen. Ook vindt hij dat zijn bijdrage serieus genomen wordt, omdat afspraken worden nagekomen. Vertrouwen in de politie In één van de interviews is het thema vertrouwen aan bod gekomen. De desbetreffende burger gaf aan vertrouwen te hebben in de politie. Daarnaast ziet deze het hebben van vertrouwen in de politie als een essentiële voorwaarde voor co-creatie. Wat deze burger betreft is aan de voorwaarde ‘vertrouwen’ dus al voldaan. Dit zou nog kunnen worden vergroot door duidelijkheid te geven over wanneer en hoe de politie en het bureau van toezicht optreden. Daarnaast zou het helpen als de politie de burgers laat weten hoe ze een bijdrage kunnen leveren. Feedback De politie koppelt niet altijd terug naar de burgers. Beide burgers geven aan dat dit soms wel en soms niet gebeurt. Beiden hechten veel waarde aan dit aspect. Zo stelde één van hen graag te willen weten hoe het afloopt, als hij iets gemeld heeft. Communicatie via internet Communicatie via internet kan bijdragen aan een betere samenwerking tussen burgers en politie. De behoeften lopen hier echter uiteen. Zo ziet de ene burger wat in het opzetten van een digitaal platform voor de betreffende wijk (bijvoorbeeld via mijnbuurtje.nl), waar de andere burger vooral Twitter mist. Op Twitter kon men veel informatie vinden over de wijk en de mogelijkheden om te communiceren waren aangenaam (denk aan het toevoegen van foto’s of het versturen van privéberichten). Eén van de geïnterviewden heeft zich ook aangemeld voor Burgernet. Hoewel de burger dit een goed initiatief vindt, is hij wel van mening dat het nog niet optimaal werkt. Zo vertelde deze: ‘’Ik heb zelf Burgernet… en ik
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
31
moet heel eerlijk zeggen dat ik me er heel erg aan stoor, want je krijgt gewoon zes/zeven keer telefoon en sms’jes en ook steeds over hetzelfde.’’ Belang input burgers Uit beide interviews komt naar voren dat er situaties zijn waarin de informatie die burgers aan de politie kunnen leveren essentieel is. Zo geeft één van hen het voorbeeld van een tip van de burgers die heeft geleid tot het ontdekken van een kelder vol met Qat-plantjes .De politie heeft deze uiteindelijk in beslag genomen. PolitieKids Niet allebei de burgers zijn op de hoogte van het project PolitieKids. De burger die hiervan op de hoogte is, heeft een kind dat in het project participeert. Het is niet zo dat deze burger door de deelname van het eigen kind meer vertrouwen heeft gekregen in de politie. Dit vertrouwen bestond al en deelname van het eigen kind is hieruit voortgevloeid. De betreffende burger is wel van mening dat dit een erg leuke samenwerking is, die erg leerzaam is voor kinderen. Belangrijke punten voor een goede samenwerking Uit de interviews is naar voren gekomen dat de volgende punten van belang zijn voor een goede samenwerking: communicatie, waardering, het serieus genomen worden en feedback. Verbeterpunten Beide burgers zijn van mening dat de wijkagenten zich wat meer mogen laten zien. Zoals één van hen beschrijft: “Iets meer persoonlijk verbonden raken met de wijk.” Dat kan door bijvoorbeeld even langs te komen bij activiteiten die in de wijk worden georganiseerd. Op deze manier zouden meer bewoners weten wie de wijkagenten zijn. Volgens de andere burger werd dit vroeger meer gedaan: “…In het begin waren ze veel meer in beeld… die drie wijkagenten hebben zich wel meer ingezet in die beginperiode.” Daarnaast zou het een goed idee zijn om de wijkagenten zo nu en dan in het wijkblad voor te stellen. Dat brengt met zich mee dat burgers hen eerder herkennen. Een ander punt dat naar voren komt in één van de interviews is dat er meer aandacht besteed mag worden aan feedback. Hoewel dit volgens de betreffende burger geen invloed heeft op de manier waarop hij met de politie samenwerkt, kan hij zich voorstellen dat dit voor andere mensen wel het geval is. Deze burger hecht waarde aan een bedankje van de politie voor een tip, of een bericht waarin naar voren komt dat de politie er mee aan de slag gaat. Toen Twitter nog veel gebruikt werd was dit wel duidelijk: “Je zag ‘vandaag hebben we een inval gedaan daar’, en dan weet je als jij die tip hebt gegeven, dat er iets mee gedaan is.’’
4.4 Enquêtes In Lindenholt zijn de respondenten gemiddeld 46,96 jaar oud. De leeftijd varieert van 16 tot 68 jaar. 70,1% van de respondenten is van het vrouwelijk geslacht. 94% van de geënquêteerden heeft de Nederlandse nationaliteit. Eén respondent is Duits; één gaf aan uit het Verenigd Koninkrijk te komen. Drie procent rapporteerde een andere nationaliteit. De drie meest voorkomende hoogst voltooide opleidingen waren ‘HBO’ (29,9%), ‘MBO, beroepsgerichte leerweg’ (20,9%) en ‘MBO-plus, voor toegang tot het hbo, korte hbo-
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
32
opleiding (korter dan 2 jaar)’/’universiteit, technische/economische hogeschool oude stijl’(beide 10,4%). Het merendeel van de respondenten woont samen met een partner (62,7%). Van de respondenten heeft 20,9% een alleenstaande, zelfstandige huishouding. 38,8% heeft één of meer thuiswonende kinderen, 35,8% heeft enkel uitwonende kinderen en 25,4% heeft geen kinderen. Als voornaamste dagelijkse bezigheid komt ‘betaald werk’ het vaakst voor (40,3%), gevolgd door ‘gepensioneerd’ (14,9%) en ‘volledig dagonderwijs’ (10,4%).De meerderheid van de respondenten (70,1%) heeft een koopwoning. De respondenten wonen gemiddeld al 16,98 jaar in de wijk. Aan de inwoners van Lindenholt is gevraagd wat hun oordeel is over de wijk. De antwoorden die de inwoners hebben gegeven zijn weergegeven in figuur 4.2.61,2% van de respondenten beoordeelt de wijk positief en 26,9% van de respondenten blijkt de wijk neutraal te beoordelen. Figuur 4.2: Oordeel van inwoners Lindenholt over hun wijk
70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt, N = 67 Van de respondenten blijkt 15,2% wel eens samen te werken met de politie. De voornaamste redenen om samen te werken met de politie zijn weergegeven in tabel4.3. De meeste respondenten geven aan samen te werken met de politie om op die manier een bijdrage te leveren aan de buurt. Daarnaast zegt een aantal respondenten een bijdrage te leveren om ervoor te zorgen dat de politie op die manier beter haar werk kan doen. Eén respondent ziet samenwerking als een plicht.
33
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 4.3: Voornaamste redenen om samen te werken met de politie
Ik wil mijn bijdrage leveren aan de buurt Ik zie het als mijn plicht aangezien ik in deze wijk woon Ik hoop met mijn bijdrage ervoor te zorgen dat de politie beter haar werk kan doen
Percentage 60,00% (6) 10,00% (1) 30,00% (3) 100,00% (10)
Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt De overige 84,8% van de respondenten geeft aan niet samen te werken met de politie. Aan deze respondenten is gevraagd wat de voornaamste reden is om niet samen te werken met de politie. De antwoorden die de respondenten hebben gegeven zijn weergegeven in tabel 4.4. Te zien is dat de meeste respondenten niet samenwerken met de politie omdat zij hier nooit voor zijn gevraagd. Dit geldt voor een derde van de respondenten. Daarnaast geeft bijna een kwart van de respondenten aan niet samen te werken met de politie vanwege een gebrek aan tijd. Tabel 4.4: Voornaamste redenen om niet samen te werken met de politie
Ik heb hier geen tijd voor Ik heb niet de juiste kennis/vaardigheden Dit heeft geen nut voor de wijk Ik vind dit niet nodig Ik heb er zelf niks aan Ik weet niet hoe dit moet Ik ben hier niet voor gevraagd Dat is niks voor mij / ik laat het liever aan anderen over Anders
Percentage 24,07% (13) 5,56% (3) 3,70% (2) 9,26% (5) 1,85% (1) 7,41% (4) 33,33% (18) 3,70% (2) 11,11% (6) 100,00% (54)
Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt De respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met de buurtvergaderingen. 36,4% van de inwoners in Lindenholt was op de hoogte van het bestaan van de buurtvergaderingen. Van de respondenten neemt 8,3% deel aan de buurtvergaderingen. Aan de respondenten die op de hoogte waren van het bestaan van de buurtvergaderingen is gevraagd hoe zij bekend zijn geraakt met de buurtvergaderingen. De antwoorden die de respondenten op deze vraag hebben gegeven zijn weergegeven in tabel 4.5. Van de respondenten die bekend zijn met de buurtvergaderingen is het grootste deel bekend geraakt met de buurtvergaderingen via de media. Een andere, veelgenoemde manier waarop respondenten bekend zijn geraakt met de buurtvergaderingen is via buurtbewoners. Geen enkele respondent blijkt bekend geraakt te zijn met de buurtvergaderingen via de politie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
34
Tabel 4.5: Manieren waarop men bekend is geraakt met de buurtvergaderingen
Percentage 41,67% (10) 8,33% (2) 0,00% (0) 4,17% (1) 29,17% (7) 16,67% (4) 100,00% (24) Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt Via de media Via internet Via de politie Via een andere buurtorganisatie Via buurtbewoners Op een andere manier
Tevens is respondenten gevraagd of zij op de hoogte waren van het project PolitieKids. 6 respondenten (9,1%) gaven aan bekend te zijn met het project PolitieKids. Van deze 6 respondenten hebben 4 respondenten uitwonende kinderen en 1 respondent had thuiswonende kinderen. Enkel de kinderen van de respondent met thuiswonende kinderen doen mee aan het project PolitieKids. Deze respondent gaf aan het eens te zijn met de volgende stellingen: ``Ik krijg voldoende informatie van de politie over hoe PolitieKids werkt’; ``Ik raak door PolitieKids zelf betrokken bij de politie en mijn wijk’; en ‘Door PolitieKids wordt er aan een veilige toekomst van de wijk gewerkt’´. Vervolgens kregen de respondenten een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de politie en de wijk. Tabel 4.6 geeft deze stellingen weer met voor iedere stelling het meest gegeven antwoord. De meerderheid van de respondenten geeft aan de wijkagent niet te kennen. Dit doet echter niet af van het vertrouwen dat men in de politie heeft. 53,7% van de respondenten geeft aan het eens te zijn met de stelling ‘Ik heb vertrouwen in het werk dat de politie verricht’. Daarnaast is een ruime meerderheid bereid informatie afkomstig van samenwerking met de politie uit de wijk actief te gebruiken.
35
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 4.6: Antwoorden op stellingen over de politie en de wijk
Stelling
Ik ken mijn wijkagent
Helemaal mee oneens 53,7% (36)
Mee oneens
Ik voel me verbonden met mijn wijk Ik voel me veilig in mijn wijk
4,5% (3)
22,4% (15) 6,0% (4)
3,0% (2)
6,0% (4)
Ik heb vertrouwen in het werk dat de politie verricht Ik heb een positief beeld van de overheid De problemen die spelen in onze buurt kunnen worden opgelost De toegang tot informatie over de veiligheid in mijn wijk is voldoende Ik ben bereid om informatie afkomstig van samenwerking met de politie uit mijn wijk actief te gebruiken Ik zou een actieve wijkagent op sociale media toejuichen
1,5% (1)
3,0% (2)
7,5% (5)
10,4% (7) 6,5% (4)
1,6% (1)
Niet eens, niet oneens 10,4% (7)
Mee eens
41,8% (28) 26,9% (18) 38,8% (26) 44,8% (30) 40,3% (25)
11,9% (8) 44,8% (30) 62,7% (42) 53,7% (36) 35,8% (24) 46,8% (29)
Helemaal mee eens 1,5% (1) 3,0% (2) 1,5% (1) 3,0% (2) 1,5% (1) 4,8% (3)
Totaal
100,0% (67) 100,0% (67) 100,0% (67) 100,0% (67) 100,0% (67) 100,0% (62)
4,7% (3)
17,2% (11)
57,8% (37)
20,3% (13)
0,0% (0)
100,0% (64)
0,0% (0)
6,3% (4)
28,6% (18)
52,4% (33)
12,7% (8)
100,0% (63)
1,6% (1)
12,7% (8)
38,1% (24)
41,3% (26)
6,3% (4)
100,0% (63)
Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt Indien respondenten deelnamen aan buurtvergaderingen of het buurtcomité, beantwoordden zij een tweetal stellingen. Die stellingen zijn weergegeven in tabel 4.7. 75,0% is het eens met de stelling ‘Deelname aan de buurtvergaderingen/het buurtcomité kost mij veel tijd’. De antwoorden op de stelling ‘Het kostte mij veel moeite om me op te geven voor de buurtvergaderingen/het buurtcomité’ variëren. Tabel 4.7: Antwoorden op stellingen over de buurtvergaderingen/het buurtcomité
Stelling
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Deelname aan de 0,0% (0) 0,0% buurtvergaderingen/het (0) buurtcomité kost mij veel tijd Het kostte mij veel moeite 25,0% (1) 0,0% om me op te geven voor (0) de buurtvergaderingen/het buurtcomité Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt
Niet eens, niet oneens 25,0% (1)
Mee eens
Helemaal mee eens
Totaal
75,0% 0,0% (0) (3)
100,0% (4)
50,0% (2)
25,0% 0,0% (0) (1)
100,0% (4)
De respondenten die aangaven wel eens samen te werken met de politie, werd gevraagd om nog zes stellingen te beantwoorden. Die stellingen zijn weergegeven in tabel 4.8. De meeste respondenten zijn het met de stellingen niet eens, maar ook niet oneens. Opvallend is dat
36
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
een kwart van de respondenten denkt niet voldoende kennis te hebben om een goede bijdrage te kunnen leveren. Tabel 4.8: Antwoorden op stellingen over samenwerking met de politie
Stelling
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Ik krijg genoeg 0,0% (0) 20,0% informatie van de politie (2) om mee te kunnen denken De politie neemt mij 0,0% (0) 20,0% serieus als ik met hen (2) samenwerk De politie behandelt mij 0,0% (0) 10,0% als een gelijke (1) Ik merk dat er 0,0% (0) 9,1% daadwerkelijk iets met (1) mijn bijdrage wordt gedaan Ik heb voldoende 0,0% (0) 25,0% kennis om een goede (3) bijdrage te kunnen leveren Na samenwerking met 0,0% (0) 8,3% de politie wordt er (1) voldoende informatie naar mij teruggekoppeld over het betreffende onderwerp Bron: Enquêtes onder inwoners Lindenholt
Niet eens, niet oneens 50,0% (5)
Mee eens
Helemaal Totaal mee eens
30,0% (3)
0,0% (0)
100,0% (10)
40% (4)
30,0% (3)
10,0% (1)
100,0% (10)
60,0% (6) 63,6% (7)
20,0% (2) 18,2% (2)
10,0% (1) 9,1% (1)
100,0% (10) 100,0% (11)
25,0% (3)
41,7% (5)
8,3% (1)
100,0% (12)
66,7% (8)
16,7% (2)
8,3% (1)
100,0% (12)
4.5 Deelconclusie Beide geïnterviewde wijkagenten uit Lindenholt hadden nog nooit van de term co-creatie gehoord. Wanneer met de term in aanraking gekomen zijnde, denken zij aan het leggen van netwerken tussen de politie en externe partners, en aan burgerparticipatie. Het is inderdaad zo dat samenwerking met andere partijen bij co-creatie centraal staat. Ondanks dat de twee wijkagenten nog nooit van de term hadden gehoord, liggen zij er in hun omschrijving niet ver vanaf. Externe partijen waar de politie in Lindenholt mee samenwerkt, bevinden zich in het regieteam. Met de burgers wordt samengewerkt binnen het buurcomité. Daarnaast bestaat er in Lindenholt een project genaamd PolitieKids en is er een buurtpreventieteam actief en bestaat er een project met de naam Opgerommeld. De burgers zouden echter wel wat meer initiatief mogen tonen, en zich minder terughoudend moeten opstellen. Slechts een klein deel van de inwoners werkt wel eens samen met de politie. Minder dan de helft van de inwoners is op de hoogte van het buurtcomité. Van de burgers die bekend zijn met het buurtcomité, kennen de meesten het via de media. Opvallend is dat niemand het buurtcomité kent via de politie. Ook geeft het grootste gedeelte van de inwoners aan niet te zijn gevraagd samen te werken met de politie. Dit ondanks dat er vanuit de politie wel aangegeven wordt dat het
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
37
gesprek met de burger moet worden aangegaan om deze te motiveren. Die taak zou moeten liggen bij de politie en de gemeente. Anderzijds wordt er door één van de agenten gesteld dat het initiatief voor co-creatie vanuit de burgers moet komen. Waar de wijkagenten weinig heil zien in het gebruik van sociale media en Twitter in het bijzonder om de burgers te bereiken noemt de teamchef dit wel als een belangrijk punt. Hij staat positiever tegenover het gebruik van sociale media en zal dit ook zeker toejuichen. De communicatie tussen burger en politie is erg open. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende kanalen, waaronder e-mail en telefoon. Wanneer er zich incidenten voordoen verloopt de communicatie snel. Aangegeven wordt dat communicatie altijd eerlijk en betrouwbaar verloopt. Inwoners voelen zich serieus genomen als zij informatie met de politie delen. Burgers zijn echter wel van mening dat de feedback in de wijk beter kan. Er werd aangegeven dat er vaak niet wordt teruggekoppeld. Wanneer een burger iets meldt, wil deze ook graag weten wat er met de informatie wordt gedaan en hoe de situatie is afgelopen. Ook blijkt een nieuwe vorm van communicatie wenselijk. Ideeën als een digitaal platform en Twitter werden hierbij geopperd. Beide wijkagenten geven echter aan dat Twitter voor hen niet het juiste communicatiemiddel is. In het verleden is namelijk gebleken dat Twitter door de volgers niet gebruikt werd zoals het door de wijkagenten bedoeld was. Twitter zou door journalisten gebruikt worden om agenten te benaderen. Het oorspronkelijke doel, communicatie met de inwoners van de wijk, raakte daarbij op de achtergrond. Wel wordt aangegeven dat het misschien niet slims is om meteen met het gebruik van sociale media te stoppen, maar om te kijken hoe het beter kan. Opvallend is dat inwoners aangeven hun wijkagenten helemaal niet te kennen. Burgers gaven aan dat op dit punt verbetering mogelijk is. Wijkagenten waren vroeger vaker in de wijk te zien. Een voorstel van een van de inwoners was dan ook om de wijkagenten zo nu en dan voor te stellen in het wijkblad. Op deze manier worden zij sneller herkend door burgers. Hierbij moet opgemerkt worden dat de wijkagenten aangeven dat er al een column van een wijkagent in het wijkblad staat. Over de gelijkheid tussen burgers en politie verschillen de meningen. Zo geeft de een aan zich wel gelijk te voelen, en de ander juist niet. Een van de wijkagenten geeft aan dat burgers zich vaak niet gelijkwaardig voelen. Dit terwijl het wel mee lijkt te vallen hoe ongelijk burgers zich voelen. Burgers vragen volgens de agenten geregeld om goedkeuring of advies bij de samenwerking. De politie geeft aan dat zij dit niet hoeven te doen. Hun eigen mening heeft net zoveel waarde als die van de politie, en wordt door hen zeer gewaardeerd. Als redenen om samen te werken met de politie worden genoemd dat burgers hun bijdrage willen leveren aan de buurt. Sommigen zien het als hun plicht omdat ze nou eenmaal in de wijk wonen. Zo’n 30% gaf aan te hopen dat de bijdrage ervoor zorgt dat de politie beter haar werk kan doen. Het grootste deel van de burgers werkt niet samen met de politie, dit is bijna 85%. Als voornaamste reden wordt hiervoor gegeven niet te zijn gevraagd. Daarnaast is een belangrijke reden dat burgers er geen tijd voor hebben. In mindere mate werden als antwoorden gegeven dat het niet nodig is en dat ze niet over de juiste kennis of vaardigheden beschikken. De politie vindt dus dat de burgers van deze onzekere houding af moeten.
38
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Hoofdstuk 5 – Co-creatie in het Waterkwartier 5.1 Wijkschets In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijk het Waterkwartier. Net zoals in de wijkschets van het vorige hoofdstuk, wordt de focus gelegd op een aantal algemene aspecten zoals de bevolkingsomvang, leeftijdsopbouw en het economische profiel. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de problemen die zich in de wijk voordoen. Daarbij wordt gekeken naar het aantal geweldsdelicten, vermogensdelicten, overlast en vernielingen. Zo kan er een beter beeld over de wijk worden gevormd. Daarnaast zal er uiteraard gekeken worden naar de vormen van co-creatie die zich in deze wijk voordoen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de stadsgetallen van de gemeente Nijmegen en van een gesprek met de wijkagent van deze buurt. Het Waterkwartier is een buurt die in de wijk De Biezen ligt. Deze wijk is tussen 1910 en 1940 ontstaan. Een groot deel van de woningen is sociale woningbouw (Gemeente Nijmegen, 2014). Omdat data op buurtniveau niet beschikbaar zijn, zal er naar de wijk De Biezen gekeken worden. Het beeld dat zodoende van dit onderzoeksgebied wordt geschetst is dus een indicatie, maar geen definitieve uitkomst. De Biezen telt 7.824 inwoners (zie tabel 5.1). In de bevolkingspiramide is te zien dat het aantal jonge mensen (tussen 20 en 34 jaar) dat in deze wijk woont net iets groter is dan de andere leeftijdscategorieën (zie figuur 5.1). Over de economische situatie, ofwel het huishoudinkomen, van deze mensen kan gesteld worden dat deze over het algemeen lager is dan in de rest van Nijmegen. Zo is het aandeel mensen met een laag inkomen hier 9% hoger en zijn er 6% minder mensen met een hoog inkomen (zie tabel 5.1). Tabel 5.1: Inwoners de Biezen, opgesplitst naar inkomen
Wijken
Aantal inwoners 1
% laag inkomen per huishouden (tot 25.100 euro) 2 58
% gemiddeld inkomen per huishouden (25.100-47.000 euro) 2 32
% hoog inkomen per huishouden (vanaf 47.000 euro) 2 10
De 7.824 Biezen Nijmegen 168.344 49 35 16 Bron: Gemeente Nijmegen, 2014 1 : Gegevens over het aantal inwoners komen uit het jaar 2014 2 : Gegevens inkomens inwoners komen uit het jaar 2011: Het gaat om het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen van particuliere huishoudens met inkomen. Hierin zijn niet meegenomen: studentenhuishoudens en de bevolking in instellingen of tehuizen. De categorisering hoog, gemiddeld en laag inkomen stamt van Stadsgetallen.
39
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Figuur 5.1: Bevolkingspiramide de Biezen
Bron: Gemeente Nijmegen, 2014 Net als in Lindenholt wordt in het Waterkwartier het vaakst aangifte gedaan van vermogensdelicten. Hierop volgen de overlastdelicten. Vernielingen en geweldsdelicten komen eveneens in de buurt voor, maar deze hebben een kleinere omvang (zie tabel 5.2). Tabel 5.2: Incidenten de Biezen 2013
Wijken
Aantal Aantal aangiftes aangiften vermogensdelicten geweldsdelicten De Biezen 98 334 Nijmegen 1.275 8.304 Bron: Gemeente Nijmegen, 2014
Aantal aangiftes overlast 120 2435
Aantal vernielingen gemeld bij centrale meldkamer 85 1740
Vormen van co-creatie Het Waterkwartier kent een wijkvereniging, genaamd Ons Waterkwartier. Hier wordt elke zes weken overlegd met verschillende partijen over zaken die in de wijk spelen. De politie is hierbij aanwezig (De Wester, 2014). In het verleden twitterde de wijkagent van het Waterkwartier ook, maar hier is hij mee gestopt.
5.2 Interviews met de politie In deze paragraaf wordt ingegaan op het interview met de wijkagent van het Waterkwartier De term co-creatie Samenwerken en denken buiten de gebaande kaders, dat is wat de wijkagent van het Waterkwartier onder co-creatie verstaat. ‘Co’ betekent immers samen en ‘creatie’ is creatief. Co-creatie is volgens hem echter geen term die erg leeft binnen de politie. Hij vindt het een positieve ontwikkeling dat er op een andere manier naar dingen gekeken wordt om zo een
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
40
oplossing te vinden. Sommige zaken die spelen in de wijk kunnen ook beter door een andere partij opgelost worden. Om veiligheid binnen de wijk te creëren, kan de wijkagent dienen als een schakel. De wijkagent kan positief zijn, met ideeën komen en initiatieven belonen. Het initiatief nemen zit echter voornamelijk bij de burgers zelf. Zij moeten hun eigen keuze maken in hoe zij met de wijk omgaan. Samenwerking met externe partijen De wijkagent sluit geen enkele vorm van co-creatie uit. Co-creatie tussen de politie en anderen kan namelijk in de breedste zin van het woord voorkomen, het omvat alle manieren waarop politie en burgers zouden kunnen samenwerken. Ook samenwerking tussen de politie en bedrijven is bijvoorbeeld een mogelijkheid. Een samenwerkingsverband tussen de politie en externe partijen is bijvoorbeeld het regieteam. De wijkagent is hierover positief, het werkt namelijk prima. In het regieteam bespreekt hij onder andere overlastadressen, waar zich multi-problemen voordoen. Dit samenwerkingsverband bestaat uit professionals, en niet uit bewoners. Dit zijn onder andere maatschappelijk werkers, de woningbouwvereniging, de wijkagent en de gemeente. Binnen dit regieteam kan informatie gedeeld worden. Als dat niet zou gebeuren zou de samenwerking met professionals ook niet goed verlopen. Wanneer het de burgers betreft, let de wijkagent echter wel op wat hij allemaal wel en niet kan zeggen. Informatie is immers vaak privacygevoelig. Hij hoopt dat, andersom, burgers hem wel over zaken vertellen. Als politieagent is hij verplicht om vervolgens ook iets met deze informatie te doen. Dit is iets waar de burgers wel rekening mee moeten houden. Zoals de wijkagent het zegt: “Ik ben geen bakker of slager waarmee je gezellig kunt babbelen.’’ Als hij kennis draagt van een strafbaar feit dan is het, als politieagent zijnde, zijn taak om hier iets mee te doen. De wijkagent heeft grotendeels vertrouwen in wat de burger hem te vertellen heeft. Hij is er echter van overtuigd dat sommigen niet de waarheid vertellen, of hun verhaal aandikken. Vanuit zijn ervaring schat hij de betrouwbaarheid in van het verhaal dat hem verteld wordt. Samenwerking met de burgers en burgerparticipatie In het Waterkwartier bestaat een wijkvergadering. De wijkagent is hierbij aanwezig. Over dit samenwerkingsverband met de bewoners is hij positief, het werkt namelijk goed. Mensen zijn volgens hem echt betrokken en actief. Vanuit deze vergadering proberen ze ‘straatmakers’ te creëren. Deze ‘straatmaker’ is de vertegenwoordiger van een bepaalde straat, die daarvoor dingen probeert te verwezenlijken en hiervoor het aanspreekpunt is. Deze actieve burger vormt op deze manier de ogen en de oren van de straat en probeert daarnaast ook anderen enthousiast te maken. De taak als straatmaker is wel lastig. Straatmakers kijken ook weleens de andere kant op wanneer er sprake is van overlast in hun straat. Dit ligt ook aan het Waterkwartier, waar asociaal gedrag en intimidatie vaker voorkomen dan gewenst. Redenen voor burgers om niet samen te werken met de politie Dat sommige inwoners van het Waterkwartier niet willen deelnemen aan co-creatie, is volgens de wijkagent te wijten aan gemakzucht. Bewoners van koopwoningen zijn in de regel actiever dan bewoners van huurwoningen. Zij hebben er immers meer belang bij dat er iets van hun buurt wordt gemaakt. Daarnaast participeren de bewoners van het Waterkwartier simpelweg weinig omdat zij dit, volgens de wijkagent, niet van huis uit hebben geleerd. Mensen zouden het ook te druk kunnen hebben met hun eigen leven. Hierdoor hebben zij minder aandacht voor hun medebewoners. Pas wanneer zij zelf tegen de lamp lopen en te
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
41
maken krijgen met overlast of andere problemen, verkrijgen zij inzicht en gaan zij het belang inzien van co-creatie. Motiveren van de burgers De wijkagent heeft weinig tijd om zich te bemoeien met passieve burgers. Hij heeft simpelweg de tijd niet om nieuwe initiatieven te ontplooien of om burgers te motiveren. Daarnaast weet hij ook niet helemaal of deze taak wel bij de politie ligt. Hij vindt het eerder een taak van de gemeente om de burger te laten participeren. De gemeente is verplicht om woord te geven aan de participatiemaatschappij die de overheid voor ogen heeft. Hier zou misschien verandering in kunnen komen wanneer er meer wijkagenten ingezet zouden worden. Dit zal binnenkort het geval zijn. Het aantal wijkagenten wordt verhoogd van negen naar veertien. De wijkagent hoopt dat hij zich dan, met de vrijgekomen tijd, meer kan inzetten voor een grotere veiligheid in de wijk en een grotere variatie aan projecten. Gelijkwaardigheid tussen de politie en de burgers Wanneer samenwerking tussen de burger en de politie plaatsvindt, vindt de wijkagent niet dat er een machtspositie voor de politie moet bestaan. Partijen moeten gelijkwaardig zijn. Met macht bereik je niets. Het is juist goed wanneer iedereen op hetzelfde niveau zit. Dan heeft de samenwerking de meeste kans van slagen. Ook wanneer je handhavend moet optreden als agent, is het volgens de wijkagent het beste om zo snel mogelijk terug te gaan naar een samenwerkingsverband. Samen kun je immers het meest bereiken. Daarnaast vinden burgers het niet fijn wanneer zij dingen opgelegd krijgen. Tijdens de wijkvergadering, waar de wijkagent ook iedere keer bij probeert te zijn, straalt hij dan ook vooral gelijkwaardigheid uit. Een politieagent is volgens hem meer dan een uniform, en burgers moeten leren om daar doorheen te kijken. De politie moet haar machtspositie enkel gebruiken wanneer er een strafbaar feit wordt gepleegd. Zo niet, dan is hij compleet gelijkwaardig en moet hij dat ook uitstralen. De politie zou de machtspositie die zij in handen heeft niet te veel moeten gebruiken en vooral niet moeten misbruiken. Het gebruik van Twitter door de politie als communicatiemiddel De wijkagent heeft redelijk fanatiek gebruik gemaakt van Twitter. Hij werd tijdens een vergadering positief gestimuleerd om hiermee te starten samen met een aantal andere wijkagenten. Deze wijkagenten zijn daar echter bijna allemaal gestopt, en hetzelfde geldt voor hem. Aan de ene kant vond hij het goed dat de wijk via dit medium goed geïnformeerd was over bepaalde ontwikkelingen. Aan de andere kant vroeg hij zich af in hoeverre dit zijn taak was. Een wijkagent is geen journalist, die verslag moet doen van alles wat er in de wijk gebeurt. Het kostte hem veel tijd, tijd die hij ook in andere bezigheden had kunnen steken. Daarnaast is het relatief onrustig in het Waterkwartier. Wanneer de wijkagent over zaken die speelden had getwitterd, dan had dit het onveiligheidsgevoel in de wijk waarschijnlijk versterkt. Dit zou de onrust hebben vergroot. Het waren bovendien vooral collega’s en journalisten die de berichten van de wijkagent volgden, en niet de bewoners voor wie de berichten eigenlijk bedoeld waren. Twitter heeft volgens de wijkagent dan ook geen groter effect op het vergroten van de veiligheid dan ouderwets politiewerk: het oppakken van veelplegers. Aan de andere kant wil je de bewoners natuurlijk wel op de hoogte houden van wat er gebeurt in hun wijk.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
42
5.3 Interviews met actieve burgers In deze paragraaf schetsen we een beeld over hoe burgers tegen de politie aankijken, en wat er eventueel verbeterd zou kunnen worden met betrekking tot deze samenwerking tussen beide partijen. Alle geïnterviewde burgers hebben aangegeven één of meerdere keren deel te hebben genomen aan de wijkvergadering die eens in de zes weken gehouden wordt in het wijkcentrum de Byzantijn. Hier is ook de politie bij aanwezig. Belangrijk hierbij te vermelden is dat de wijkvergadering opgericht is door een aantal enthousiaste burgers en dat de politie hier later bij is aangesloten. De voornaamste punten die zijn besproken zijn: informatie-uitwisseling, eerlijke en betrouwbare communicatie tussen de politie en de burgers, het doel van de samenwerking met de politie, de duidelijkheid van de rol van de burger, gelijkwaardigheid tussen burger en politie, reden van betrokkenheid bij de politie en de wijk, het gevoel serieus te worden genomen door de politie, feedback, vertrouwen in de politie, belangrijke aspecten van een goede samenwerking, communicatie via internet en verbeterpunten. Reden betrokkenheid bij de politie en de wijk Redenen voor betrokkenheid bij de politie en de wijk verschillen per persoon. Vaak komt naar voren dat burgers willen weten wat er in de wijk speelt. Daarnaast voelen zij zich geroepen om een bepaalde verantwoordelijke rol ten opzichte van de wijk op zich te nemen. Een inwoner zegt hierover het volgende: “Ja ik voel me ook verantwoordelijk voor de wijk. Ik strop daar regelmatig m’n mouwen voor op.” Wat weinig naar voren komt is dat mensen het puur en alleen doen om de politie te assisteren. Deelname aan de wijkraad komt vaak voort uit persoonlijke motieven. Informatie-uitwisseling In alle interviews werd duidelijk dat tijdens de wijkvergaderingen vooral de burgers aan het woord zijn. De politie luistert naar wat er speelt in de wijk. Een enkele keer komt ook de politie aan het woord. Deze geeft dan bijvoorbeeld tips over inbraakpreventie. Over het contact met de wijkagent gaf het gros aan het over het algemeen goed te vinden. Ook zien de meesten geen drempel om contact op te nemen met de politie wanneer zij dat nodig achten. Zo komt in een interview het volgende naar voren: “Ik heb ook niet moeite om dingen bijvoorbeeld te melden of aan te geven als ik denk dat daar is politie voor nodig om dat te doen.” In een ander interview werd gezegd: “Ik kan de wijkagent gewoon bellen. Ik heb z’n telefoonnummer en ik heb z’n mailadres. Dat is allemaal geen punt en hij zegt ook heel duidelijk dat als er heel snel gehandeld moet worden of je ziet iets in de buurt of in de straat waarvoor echt actie voor ondernomen moet worden dan moet je gewoon de meldkamer bellen, maar als er iets is waar je mij persoonlijk voor nodig hebt dan bel of mail maar.” Een van de burgers gaf echter wel aan dat vanuit de politie niet genoeg gecommuniceerd wordt: “Nee. Nee, helemaal niks. Het is niet wederzijds. Nee, echt niet.” Eerlijke en betrouwbare communicatie tussen burgers en politie Over de eerlijkheid en betrouwbaarheid van de communicatie tussen burgers en politie verschillen de meningen. In drie interviews werd hierover positief gesproken. Zo was één van de antwoorden: “Ja, wat ik hoor daar ga ik vanuit en ik heb ook geen andere ervaringen dat het niet zo zou zijn.” In één interview werd daarentegen aangegeven dat men het gevoel heeft dat die communicatie juist niet eerlijk en betrouwbaar verloopt. Het lijkt zo te zijn dat in
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
43
het verleden opgelopen negatieve ervaringen met de politie het antwoord op deze vraag sterk kleurden. Doel van samenwerking met de politie Als het gaat om dit aspect, beoogden we inzicht te verkrijgen in de vraag of burgers een bepaald doel in de samenwerking met de politie zagen. Burgers gaven vaak meer persoonlijke antwoorden. Zo zitten ze bijvoorbeeld in de wijkraad puur om te horen wat er in de wijk allemaal speelt. Het hogere doel van de samenwerking met de politie kwam bij een enkeling naar voren, met name bij de voorzitter van de wijkvergadering. Hij gaf als antwoord: “Ja, dat is gewoon voor de algemene veiligheid en het gevoel in deze wijk, Nijmegen-West. We behoren verkeerstechnisch, en gevoel technisch goede contacten met elkaar te hebben.” Duidelijkheid rol van de burgers Wanneer de burgers werd gevraagd of zij op de hoogte waren van hun rol in de samenwerking met de politie, werd hierop positief op gereageerd. Burgers hebben een duidelijk beeld over hun rol bij het samenwerken met de politie. Ze geven aan dat ze benaderd worden door de politie wanneer de politie dat nodig acht. In de meeste gevallen gaat deze hulp over het verschaffen van informatie die de politie niet heeft. Hierbij dienen de burgers vooral als oren en ogen van de politie of zoals er in één interview werd gezegd: “Wij weten alle details. Als oren en ogen hier in de wijk weten we af en toe meer dan de politie hier. (…) Kijk, en dan wordt ons gevraagd ‘weet jij er iets van, heb je iets gehoord?’ en dat soort dingen. En dan wordt je erbij betrokken.” Gelijkwaardigheid tussen burgers en politie Een gevoel van gelijkwaardigheid tussen partijen is belangrijk wanneer deze partijen een goede samenwerking tot stand willen brengen. Wij hebben dan ook de burgers om hun mening gevraagd wat betreft hun gevoel qua gelijkwaardigheid. Het gevoel van gelijkwaardigheid tussen politie en burgers is over het algemeen goed. De meeste burgers hebben niet het gevoel dat de politie zich boven de burgers plaatst. Bij de enkeling waarbij de gelijkwaardigheid als negatief wordt ervaren, is dit vaak een gevolg van slechte ervaringen met de politie in het verleden. Het moge dan ook wel duidelijk zijn dat één slechte ervaring met de politie het algemene beeld van de politie enorm kan kleuren. Het gevoel serieus te worden genomen door de politie Het gevoel serieus te worden genomen door de politie is eveneens erg afhankelijk van ervaringen met de politie in het verleden. De meeste van de geïnterviewde burgers lijken positief te zijn wat betreft dit punt. Er werd wel meerdere malen aangegeven dat het hier om persoonlijke antwoorden gaat, en dat er bij andere mensen in de wijk een ander gevoel heerst. Zo werd het volgende voorbeeld genoemd: “Er is bijvoorbeeld een buurtbewoner, die heeft regelmatig dingen gemeld van overlast, en die voelde zich daar niet serieus in genomen. Ook omdat zij zelf daar persoonlijk problemen over heeft gehad, na een melding. En dat is in haar ogen nooit goed opgelost geweest. En dat is echt al een paar jaar geleden, maar die hangt nog steeds in dat wantrouwen en die komt daar niet heel gemakkelijk van los.”
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
44
Vertrouwen in de politie Het vertrouwen in de politie in de wijk lijkt maar matig te zijn. Er worden door verschillende geïnterviewde burgers voorbeelden gegeven waarin de politie niet netjes met de informatie van bepaalde burgers is omgegaan. Dit heeft geresulteerd in een vertrouwensbreuk tussen hen en de politie. Dit wantrouwen in de politie kan soms wel jaren voortduren. In dit geval hangt het vertrouwen in de politie dus samen met de informatie-uitwisseling tussen de politie en de burger. Feedback Qua feedback vanuit de politie lijkt er in de wijk het Waterkwartier wel wat te ontbreken. Meerdere geïnterviewde burgers gaven aan niks meer te horen nadat ze iets gemeld hadden bij de politie. Dit kan, zoals een burger dat aangaf, een negatieve invloed hebben op het vertrouwen in de politie. Het volgende fragment geeft dit goed weer: Geïnterviewde: “Maar je hoort er voor de rest ook helemaal niks meer van (nadat de politie onderzoek heeft gedaan) en dan zeg ik ook op mijn beurt van wat gebeurt er dan? Ja je hoort het wel eens vaker, een inbraak, maar hoor je dan er verder iets van? Nee. (…) Als er bij wijze van spreken wordt ingebroken dan komen ze en nemen de gegevens op voor de verzekering en dan is het klaar. Die indruk die heb ik dan. (…) Voor een betere samenwerking zou dus eigenlijk meer terugkoppeling moeten komen vanuit de politie. (…) De terugkoppeling zou iets beter mogen denk ik.” Interviewer: “Dus de politie doet wel iets, maar u hoort er niets meer van terug?” Geïnterviewde: “Nee, en het is ook de vraag of dat per se moet hoor, maar ik heb een poosje geleden aangeven dat ik wat zie (een verdachte situatie). En die melding werd toen heel serieus geworden, maar dan merk ik achteraf zo van misschien had ik daarna ook wel willen weten van ‘goh heb je nou ook iets aangetroffen ja of nee?’ en dat is niet gebeurd.” Terugkoppeling van de politie aan de tipgever over wat er precies gedaan of gevonden is, zou een wereld van verschil kunnen maken voor de burgers. Communicatie via internet Communicatie via internet (en met name Twitter) wordt door niemand als negatief ervaren. Het is een hulpmiddel om bepaalde informatie te verspreiden en de meeste burgers zien er ook wel toekomst in. Het moet echter niet in de plaats van het persoonlijke contact met de politie komen. Persoonlijk contact met de politie wordt nog steeds als noodzakelijk en heel belangrijk beschouwd. Dit is ook zeker nodig voor punten als vertrouwen en voor hetgeen mensen belangrijk achten voor een goede samenwerking. Communicatie via internet is dus gewenst als extraatje, maar niet als vervanger van persoonlijk contact. Belangrijke punten voor een goede samenwerking Burgers lijken behoefte te hebben aan een politieman/wijkagent die je niet alleen belt bij hele formele en serieuze zaken, maar die je ook binnen informele contexten kan spreken. Een van de burgers stelt dan ook dat de politie wat laagdrempeliger zou mogen worden. Ook is een aantal keer naar voren gekomen dat een politieman, die regelmatig door de wijk fietst, (en daardoor dus ook wat makkelijker aan te spreken is) een groot verschil zou kunnen maken voor het contact en het vertrouwen tussen de burgers en de politie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
45
Verbeterpunten In de interviews komen enkele punten naar voren waarop de politie nog zou kunnen verbeteren. De onderstaande fragmenten geven een beeld weer van punten waarop de politie nog zou kunnen verbeteren. “De wijkagent moet ook echt in de wijk zijn. Je moet hem vaak genoeg kunnen zien. Helaas ben ik veel te vaak thuis, of ik fiets veel door de wijk heen. Dan zou ik hem eigenlijk heel vaak moeten zien, maar je ziet hem niet.” “Hij (de wijkagent) is ontoegankelijk voor de meeste mensen vind ik. Hij is heel ontoegankelijk. Als je hem nodig hebt, komt hij niet. (…) Hij moet meer betrokken zijn en meer toegankelijker zijn voor de mensen.” “Wat er wel zou kunnen, is dat er structureel contact zou zijn met de wijkagent. Nu is het zo, er zijn incidenten en als er een incident is dan bel je de meldkamer en de meldkamer geeft het door aan de wijkagenten. Maar misschien zou het in zo’n wijk als deze niet verkeerd zijn om, weet ik veel, een keer in de twee maanden een contact moment te hebben. Dat je dan gewoon naar je wijkagent kan. Of dat er in het buurthuis een moment is dat je als wijkbewoner signalen neer kan leggen. En dan dus hoort ‘oh, er wordt dus al wat aan gedaan’. Als mensen twee keer gebeld hebben naar de meldkamer en niet het gevoel hebben dat er iets gebeurt, dan bellen ze de derde keer niet. (…) Ik denk dat mensen behoefte hebben aan een gezicht zodat ze weten met wie ze te maken hebben.” Wat hier duidelijk naar voren komt is het contact met de politie, met name met de wijkagent. De politie zou te ontoegankelijk zijn en niet genoeg in de wijk aanwezig zijn. Structureel contact met de wijkagent in de wijk of een wijkagent die wat vaker door de wijk fiets, worden door de burgers zelf als oplossingen genoemd.
5.4 Enquêtes De gemiddelde leeftijd van de respondenten in het Waterkwartier is 44,18 jaar. De jongste respondent is 17, de oudste 87. Van de respondenten is 57,3% van het mannelijk geslacht. Het merendeel van de respondenten (95,8% ) heeft de Nederlandse nationaliteit. Overige respondenten komen uit Turkije (1%), de Nederlandse Antillen of Aruba (1%), het Verenigd Koninkrijk (1%), en 1% rapporteerde een andere nationaliteit. De drie meest voorkomende hoogst voltooide opleidingen waren ‘universiteit, technische/economische hogeschool oude stijl’ (27,1%), ‘HBO’ (24,0%) en ‘vmbo-b, basisberoepsgerichte leerweg, lbo/lts/huishoudschool’ (15,6%). De meeste respondenten gaven aan samen te wonen met een partner (56,3%). Daarna was ‘alleenstaande, zelfstandige huishouding’ (28,1%) de meest voorkomende samenstelling van het huishouden. Van de respondenten heeft 41,7% geen kinderen. 34,4% heeft één of meer thuiswonende kinderen en 24,0% heeft enkel uitwonende kinderen. Van het merendeel van de respondenten bestaat de voornaamste dagelijkse bezigheid uit betaald werk (61,5%). 12,5% van de geënquêteerden is gepensioneerd en 11,5% volgt volledig dagonderwijs als scholier of student. Een kleine meerderheid van 54,2% heeft een huurwoning. De respondenten wonen gemiddeld 15,03 jaar in de wijk.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
46
Aan de inwoners van het Waterkwartier is gevraagd wat hun oordeel is over de wijk. De antwoorden die de inwoners hebben gegeven zijn weergegeven in figuur 5.2. Te zien is dat de meeste respondenten hun wijk positief beoordelen: 53,1% van de respondenten beoordeelt de wijk positief. Daarnaast geeft in het Waterkwartier 37,5% aan de wijk neutraal te beoordelen. Tevens gaf geen enkele respondent aan het Waterkwartier zeer negatief te beoordelen. Figuur 5.2: Oordeel van inwoners Waterkwartier over hun wijk
Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier, N = 96 Enkel 18,8% van de respondenten blijkt weleens samen te werken met de politie. De voornaamste redenen om samen te werken met de politie zijn weergegeven in tabel 5.3. De meeste respondenten geven aan samen te werken met de politie omdat zij dit als hun plicht zien. Zij wonen immers in de wijk. Daarnaast geeft een aantal respondenten aan samen te werken met de politie omdat zij graag een bijdrage willen leveren aan de buurt.
47
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 5.3: Voornaamste redenen om samen te werken met de politie
Ik wil mijn bijdrage leveren aan de buurt Ik heb bepaalde ideeën die ik graag tot uitvoering wil brengen in mijn wijk Ik zie het als mijn plicht aangezien ik in deze wijk woon Ik hoop met mijn bijdrage ervoor te zorgen dat de politie beter haar werk kan doen Anders
Waterkwartier 31,25% (5) 6,25% (1) 37,50% (6) 12,50% (2) 12,50% (2) 100,00% (16)
Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier De overige 81,3% van de respondenten geeft aan niet samen te werken met de politie. Aan deze respondenten is gevraagd wat de voornaamste reden was om niet samen te werken met de politie. De antwoorden die de respondenten hebben gegeven zijn weergegeven in tabel 5.4. De meeste respondenten werken niet samen met de politie omdat zij hier nooit voor zijn gevraagd. Tevens geeft meer dan een kwart van de respondenten aan niet samen te werken met de politie vanwege een gebrek aan tijd. Tabel 5.4: Voornaamste redenen om niet samen te werken met de politie
Ik heb hier geen tijd voor Ik heb niet de juiste kennis/vaardigheden Ik weet niet hoe dit moet Ik ben hier niet voor gevraagd Dat is niks voor mij / ik laat het liever aan anderen over Anders
Waterkwartier 27,03% (20) 6,76% (5) 4,06% (3) 39,19% (29) 8,11% (6) 14,86% (11) 100,00% (74)
Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier De respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met de wijkvergadering. 69,5% van de inwoners is op de hoogte van het bestaan van de wijkvergadering en 17,4% van de respondenten neemt hieraan deel. Aan de respondenten die op de hoogte waren van het bestaan van de wijkvergadering is gevraagd hoe zij hiermee bekend zijn geraakt. In tabel 5.5 zijn de antwoorden die de respondenten hebben gegeven weergegeven. Het grootste deel van de respondenten is via de media bekend geraakt met de wijkvergadering. Daarnaast is een aanzienlijk deel van de respondenten op een andere manier of via buurtbewoners bekend geraakt met de wijkvergadering.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
48
Tabel 5.5: Manieren waarop men bekend is geraakt met de wijkvergadering
Percentage 38,71% (24) 4,84% (3) 0,00% (0) 8,06% (5) 20,97% (13) 27,42% (17) 100,00% (62) Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier Via de media Via internet Via de politie Via een andere buurtorganisatie Via buurtbewoners Op een andere manier
Vervolgens kregen de respondenten een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de politie en de wijk. Tabel 5.6 geeft deze stellingen weer. Opvallend is dat een groot deel van de respondenten aangeeft de wijkagent niet te kennen. Dit doet echter niet af van het vertrouwen dat men in de politie heeft. Een ruime meerderheid, 62,1%, geeft namelijk aan het eens te zijn met de stelling ‘Ik heb vertrouwen in het werk dat de politie verricht’. Ook denkt de meerderheid van de respondenten dat de problemen die in de buurt spelen kunnen worden opgelost. Tevens geeft een ruime meerderheid aan bereid te zijn om informatie afkomstig van samenwerking met de politie uit de wijk actief te gebruiken. Daarnaast blijkt dat er relatief weinig respondenten zijn die een actieve wijkagent op sociale media niet toejuichen.
49
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 5.6: Antwoorden op stellingen over de politie en de wijk
Stelling
Helemaal Mee mee oneens oneens
Ik ken mijn wijkagent
57,0% (53) 3,2% (3)
16,1% (15) 11,6% (11) 7,4% (7)
Ik voel me verbonden met mijn wijk Ik voel me veilig in mijn 2,1% (2) wijk Ik heb vertrouwen in 1,1% (1) 6,3% (6) het werk dat de politie verricht Ik heb een positief 5,3% (5) 15,8% beeld van de overheid (15) De problemen die 0,0% (0) 3,2% (3) spelen in onze buurt kunnen worden opgelost De toegang tot 2,1% (2) 17,0% informatie over de (16) veiligheid in mijn wijk is voldoende Ik ben bereid om 4,2% (4) 3,2% (3) informatie afkomstig van samenwerking met de politie uit mijn wijk actief te gebruiken Ik zou een actieve 5,3% (5) 8,5% (8) wijkagent op sociale media toejuichen Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier
Niet eens, niet oneens 10,8% (10) 37,9% (36) 23,2% (22) 27,4% (26)
Mee eens
Helemaal Totaal mee eens
11,8% (11) 45,3% (43) 61,1% (58) 62,1% (59)
4,3% (4)
41,1% (39) 38,3% (36)
36,8% (35) 55,3% (52)
1,1% (1)
41,5% (39)
39,4% (37)
0,0% (0)
100,0% (94)
29,5% (28)
58,9% (56)
4,2% (4)
100,0% (95)
26,6% (25)
48,9% (46)
10,6% (10)
100,0% (94)
2,1% (2) 6,3% (6) 3,2% (3)
3,2% (3)
100,0% (93) 100,0% (95) 100,0% (95) 100,0% (95) 100,0% (95) 100,0% (94)
Indien respondenten deelnamen aan de wijkvergadering of het buurtcomité, beantwoordden zij een tweetal stellingen. Die stellingen zijn weergegeven in tabel 5.7. Deelname aan de buurtvergaderingen wordt over het algemeen niet beschouwd als een grote belasting. Een enkeling geeft aan dat deelname aan de wijkvergaderingen of het buurtcomité veel tijd kost. Daarnaast stelt het grote deel van de respondenten dat het hen niet veel moeite kostte om zich op te geven voor de wijkvergaderingen of het buurtcomité.
50
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 5.7: Antwoorden op stellingen over de wijkvergaderingen/het buurtcomité
Stelling
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Deelname aan de 11,8% (2) 41,2% wijkvergaderingen/het (7) buurtcomité kost mij veel tijd Het kostte mij veel moeite 20,0% (4) 40,0% om me op te geven voor (8) de wijkvergaderingen/het buurtcomité Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier
Niet eens, niet oneens 29,4% (5)
Mee eens
Helemaal Totaal mee eens
11,8% (2)
5,9% (1)
100,0% (17)
35,0% (7)
5,0% (1)
0,0% (0)
100,0% (20)
De respondenten die aangegeven hadden wel eens samen te werken met de politie, werden gevraagd om nog zes stellingen te beantwoorden. Deze stellingen zijn weergegeven in tabel 5.8. De meerderheid van de respondenten zegt het niet oneens, maar het ook niet eens te zijn met de stelling ‘Ik krijg genoeg informatie van de politie om mee te kunnen denken’. Een ruime meerderheid, 63,2%, geeft aan serieus genomen te worden door de politie tijdens de samenwerking. De antwoordden op de stelling ‘Na samenwerking met de politie wordt er voldoende informatie naar mij teruggekoppeld over het betreffende onderwerp’ variëren. 31,6% van de respondenten is het met de stelling oneens, 42,1% is het hier niet mee eens, maar ook niet mee oneens en 21,1% is het hiermee eens.
51
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Tabel 5.8: Antwoorden op stellingen over samenwerking met de politie
Stelling
Helemaal Mee mee oneens oneens
Ik krijg genoeg 15,0% 25,0% informatie van de politie (3) (5) om mee te kunnen denken De politie neemt mij 5,3% (1) 10,5% serieus als ik met hen (2) samenwerk De politie behandelt mij 10,0% 10,0% als een gelijke (2) (2) Ik merk dat er 10,5% 5,3% (1) daadwerkelijk iets met (2) mijn bijdrage wordt gedaan Ik heb voldoende 0,0% (0) 5,0% (1) kennis om een goede bijdrage te kunnen leveren Na samenwerking met 5,3% (1) 31,6% de politie wordt er (6) voldoende informatie naar mij teruggekoppeld over het betreffende onderwerp Bron: Enquêtes onder inwoners Waterkwartier
Niet eens, niet oneens 55,0% (11)
Mee eens
Helemaal Totaal mee eens
5,0% (1)
0,0% (0)
100,0% (20)
21,1% (4)
63,2% (12)
0,0% (0)
100,0% (19)
35,0% (7) 47,4% (9)
40,0% (8) 31,6% (6)
5,0% (1)
100,0% (20) 100,0% (19)
35,0% (7)
55,0% (11)
5,0% (1)
100,0% (20)
42,1% (8)
21,1% (4)
0,0% (0)
100,0% (19)
5,3% (1)
5.5 Deelconclusie Wanneer de wijkagent van het Waterkwartier aan co-creatie denkt, komen onder andere samenwerken en denken buiten de gebaande kaders bij hem op. Zijn definitie van co-creatie komt dus vrij goed overeen met de omschrijving zoals deze in de theorie naar voren komt. Het is echter geen term die erg bekend is onder de politie. Het Waterkwartier kent één vorm van co-creatie tussen de burgers en de politie, namelijk de wijkvereniging Ons Waterkwartier. Tijdens deze wijkvergadering komen burgers samen. De politie is ook bij deze wijkvergadering aanwezig. Vanuit deze vergadering worden straatmakers gecreëerd: burgers die verantwoordelijk zijn voor hun deel in de wijk. Tijdens de wijkvergaderingen is het vooral de burger die aan het woord is. De politie is aanwezig en luistert naar wat de burger te melden heeft. Een enkele keer komt ook de politie aan het woord om vragen te beantwoorden of tips te geven over bijvoorbeeld inbraakpreventie. Co-creatie in deze buurt bestaat dus voornamelijk uit informatie-uitwisseling. Over het algemeen geven burgers ook aan dat die communicatie met de politie goed is. Het nummer en/0f e-mailadres van de wijkagent is bij menig burger dan ook bekend. Echter, over de eerlijkheid en betrouwbaarheid van die informatie-uitwisseling verschillenen de meningen van de burgers. Hierbij lijkt het er vooral op dat negatieve ervaringen met de
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
52
politie in het verleden ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid en eerlijkheid van die informatie vanuit de politie in twijfel worden gesteld. Redenen voor de betrokkenheid bij de politie en de wijk verschillen per persoon. Wat vaak naar voren komt is dat burgers willen weten wat er in de wijk speelt. Daarnaast voelen zij zich geroepen om een bepaalde verantwoordelijke rol ten opzichte van de wijk op zich te nemen en zien zij het als hun plicht omdat ze in de wijk wonen. Als redenen om niet samen te werken met de politie worden antwoorden gegeven als: niet te zijn gevraagd, geen tijd te hebben en het feit dat samenwerking niets voor hen is. In het Waterkwartier werkt de grote meerderheid van de burgers niet samen met de politie. De wijkagent verklaart het niet willen meewerken van burgers aan de hand van gemakzucht. Hij vindt het daarnaast ook eerder de taak van de gemeente om burgers te motiveren om wel actief te zijn. Wat betreft gelijkwaardigheid tussen de politie en de burger zijn de meesten het er wel over eens: de politie doet zich niet voor alsof ze boven de burgers staan en dat wordt gewaardeerd door de burgers. Opvallend is wel dat wanneer burgers aangeven een slechte ervaringen met de politie te hebben gehad , zij ook de gelijkwaardigheid tussen burgers en politie in twijfel trekken. Ook nu weer lijkt een slechte ervaringen met de politie, de mening over de politie heel erg negatief te kleuren. De wijkagent van Waterkwartier geeft aan dat bij co-creatie iedereen zich gelijkwaardig moet voelen. Mensen vinden het niet fijn als hen dingen worden opgelegd. Met op hetzelfde niveau zitten bereik je dus het meest, aldus de wijkagent. Hier lijken burgers en politie dus dezelfde mening te delen. Volgens de burgers kan feedback kan in het Waterkwartier stukken beter. Veel burgers geven aan niks meer te horen nadat ze iets gemeld hadden bij de politie. Dit komt niet ten goede aan het vertrouwen in de politie. Verschillende burgers gaven aan dat de politie niet juist is omgegaan met bepaalde informatie die door burgers is verstrekt. Dit is niet te verwarren met informatie die van de politie afkomt: deze informatie wordt wel als betrouwbaar gezien. Wat betreft de sociale media lijken burgers over het algemeen positief te zijn. Informatie die gedeeld wordt via Facebook of Twitter wordt door de meeste burgers gezien als een handige toevoeging. De nadruk licht hierbij wel op toevoeging: sociale media zou niet moeten dienen als vervanging van de persoonlijke contacten tussen de politie en de burgers. Burgers geven aan het heel belangrijk te vinden om een wijkagent regelmatig in de wijk te zien om te kunnen aanspreken. Dit is helaas in de ogen van veel burgers niet vaak het geval. Enquêtes geven aan dat burgers de wijkagent niet kennen. De mensen die hem wel kennen geven aan hem te weinig te zien. Dit in tegenstelling tot wat de wijkagent zegt: hij geeft aan vaak in de wijk aanwezig te zijn en zoveel mogelijk de wijk te bezoeken met de fiets of zelfs te voet. Dit verschil in perceptie tussen burgers en wijkagent kan een spanning veroorzaken die mogelijk verbeterd zou kunnen worden. Structureel contact met de wijkagent in de wijk of een wijkagent die wat vaker door de wijk fiets, wordt door de burger als oplossing geopperd. Vroeger werd er veel getwitterd, maar de wijkagent had het idee dat dit de mensen onrustig maakte, waardoor de veiligheid er eerder op achteruit ging dan dat Twitter iets bijdroeg aan de veiligheid. Bovendien is de agent geen journalist, die verslag moet doen van alles dat in de wijk gebeurt. Een andere reden waarom de wijkagent niet meer twittert is vanwege de hoge werkdruk. Wanneer er een extra wijkagent bij komt, denkt hij dat hij het twitteren weer op te pakken. Dit zou door de burgers als positief worden ervaren.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
53
Hoofdstuk 6 – Conclusie Het doel van dit onderzoek was erachter te komen hoe de co-creatie in de wijken Lindenholt en Waterkwartier voor staat. In dit hoofdstuk zal worden getracht een antwoord te geven op de hoofdvraag ‘Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burgers en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor?’. Als eerste wordt antwoord gegeven op de derde en vierde deelvraag, welke empirische onderzocht zijn. Hierop volgt een antwoord op de hoofdvraag evenals een terugkoppeling naar de literatuur. Vervolgens komt een aantal verbeterpunten aan bod gevolgd door onze aanbevelingen aan de politie. Tot slot zal er een kritische blik geworpen worden op het onderzoek, waaruit een aantal suggesties voor vervolgonderzoek voortkomen. Met behulp van empirisch onderzoek is een schets gemaakt van de vormen van co-creatie in beide wijken. In eerste instantie waren de wijkagenten niet bekend met de term co-creatie en ze spreken dan ook liever van samenwerkingsverbanden. Naar voren komt dat sociale media niet langer wordt ingezet om samen te werken met de burgers. De wijkagenten vonden dat het te veel tijd in beslag nam en dat het beoogde doel niet altijd werd gerealiseerd omdat hun volgers slechts mondjesmaat uit de eigen wijk kwamen. In de wijk Lindenholt komen verschillende vormen van co-creatie voor. Er is onder andere sprake van een buurtcomité, waar burgers uit de wijk eens in de zes weken samenkomen. Daarnaast kent de wijk het project PolitieKids. Ook de kinderen in de wijk werken dus samen met de politie. Tot slot is er het project Opgerommeld. In het Waterkwartier is niet veel sprake van co-creatie. De enige vorm die er voorkomt is de wijkvereniging ‘Ons Waterkwartier’. In deze vereniging komen de burgers uit de wijk eens in de zes weken samen. Voorwaarden, kansen en knelpunten Nadat de verschillende samenwerkingsverbanden in kaart waren gebracht, is gekeken in hoeverre deze vormen van samenwerken voldoen aan de voorwaarde van co-creatie en welke kansen en knelpunten deze samenwerkingsverbanden kennen. Een voorwaarde van co-creatie is gelijkwaardigheid tussen wijkagent en burger. Uit de interviews uit het Waterkwartier blijkt dat er aan deze voorwaarde wordt voldaan. In Lindenholt spreekt men echter niet van een gelijkwaardige positie. Echter hier wordt ook aangegeven dat gelijkwaardigheid voor hen niet noodzakelijk is. Een wijkagent staat nu eenmaal boven de burgers en dit hoeft de samenwerking niet in de weg te staan. Aan de voorwaarde van openheid wordt tevens voldaan. De wijkagenten geven aan dat ze op verschillende manieren bereikbaar zijn en dat burgers ook toenadering kunnen zoeken via verschillende kanalen. Daarnaast kwam in het onderzoek naar voren dat de communicatie eerlijk, betrouwbaar en tijdig verloopt. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde van openheid. Een derde voorwaarde van co-creatie is wederzijdse afhankelijkheid. De burgers hebben de agenten nodig voor de handhaving in de wijk en in de interviews met de wijkagenten kwam naar voren dat de wijkagenten ook afhankelijk zijn van de burgers. De wijkagenten kunnen niet altijd en overal in de wijk zijn en daarom zijn de burgers de oren en ogen van de wijkagent als deze afwezig is.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
54
De laatste voorwaarde van co-creatie is vertrouwen. In Lindenholt kwam naar voren dat de burgers vertrouwen hebben in het werk dat de politie verricht. Het grootste deel gaf hierbij aan dat de politie informatie serieus neemt. In Waterkwartier werd het vertrouwen wat matig beoordeeld aan de hand van ervaringen van mensen waarbij de politie niet netjes en vertrouwelijk is omgegaan met informatie. We kunnen dus stellen dat aan het uitgangspunt van vertrouwen is voldaan in de wijk Lindenholt en dat voor het Waterkwartier dit nog verbeterd zou kunnen worden. Wanneer we spreken over de kansen en knelpunten van co-creatie is er vooral gekeken naar het gevoel van veiligheid in de wijk. Een belangrijk knelpunt dat uit het onderzoek naar voren kwam is de feedback. Burgers in de wijken Lindenholt en Waterkwartier meldden dat zij vrijwel nooit iets horen als zij informatie aan de politie verschaffen. Ook weten veel mensen in zowel Lindenholt als het Waterkwartier niet wie hun wijkagent is. Een oplossing voor deze knelpunten kan wellicht gevonden worden in de sociale media. Burgers zien sociale media als een toevoeging aan de communicatie tussen burgers en politie. Het zou tevens een oplossing kunnen bieden voor het gebrek aan feedback. Wijkagenten geven echter aan het idee te hebben dat berichtgeving via de sociale media onrust veroorzaakt onder de bevolking en dat het voornamelijk mensen van buiten de wijk zijn die bereikt worden. Desalniettemin is er één wijkagent die aangeeft Twitter wel weer op te willen pakken als hij er tijd voor heeft. Het is momenteel te druk in de wijk en Twitter is erbij ingeschoten. De rol van sociale media op het gebied van co-creatie is dus beperkt in de onderzochte wijken. Redenen van burgers om al dan niet deel te nemen aan co-creatie Onze laatste deelvraag gaat in op de redenen van burgers om al dan niet deel te nemen aan co-creatie. De redenen van burgers om al dan niet deel te nemen aan co-creatie komen duidelijk naar voren bij de enquêtes en de interviews die in de wijken zijn afgenomen. In Lindenholt was de voornaamste reden om samen te werken met de politie het feit dat men een bijdrage wil leveren aan de buurt. Ook vinden burgers het hun plicht deel te nemen omdat ze in de wijk wonen. Zij hopen dat de politie door hun inzet het werk beter kan doen. Burgers die aangaven niet samen te werken met de politie, de overgrote meerderheid, gaven vaak aan niet gevraagd te zijn of geen tijd te hebben. Een van de inwoners van Lindenholt gaf aan vertrouwen te hebben in de politie, wat ervoor zorgde dat zij haar zoon mee liet doen aan PolitieKids. Ook in het Waterkwartier gaven burgers voornamelijk aan een bijdrage aan de buurt te willen leveren. Daarnaast zien zij het vaak ook als plicht om samen te werken aangezien zij in de wijk wonen. Ook de meerderheid van de burgers die niet met de politie samenwerkt, geeft als voornaamste reden hiervoor niet te zijn gevraagd of geen tijd te hebben. De hoofdvraag Na antwoord te hebben gegeven op de deelvragen van ons onderzoek, dient de hoofdvraag ‘Hoe verloopt de co-creatie tussen wijkagenten en burger en welke kansen en knelpunten doen zich daarbij voor?’ te worden beantwoord. Er kan worden gesteld dat de co-creatie in beide wijken in beginsel goed verloopt. Er is sprake van een open communicatiebeleid en wijkagenten en burgers hebben matig tot goed vertrouwen in elkaar. Van gelijkwaardigheid is niet altijd sprake, maar zoals naar voren kwam is dit ook niet altijd nodig. Wijkagenten geven aan behoefte te hebben aan samenwerking met de burgers: zij kunnen zelf niet alles in de
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
55
gaten houden en de burgers zijn de oren en ogen in de wijk. Zij weten vaak goed wat zich in de wijk afspeelt. Er zijn natuurlijk altijd punten die verbeterd kunnen worden. Zo wordt in beide wijken aangegeven dat op dit moment nauwelijks sprake is van feedback. Burgers zouden graag horen wat er met de informatie die zij inbrengen wordt gedaan, of waar hun informatie toe heeft geleid. Verder komt in het Waterkwartier naar voren dat veel burgers de wijkagent niet kennen. Naast deze knelpunten zijn er natuurlijk ook kansen van co-creatie. Het belangrijkste punt, dat veel naar voren is gekomen bij de enquêtes en interviews, is dat co-creatie bijdraagt aan het gevoel van veiligheid in de wijk. Veel burgers zijn dan ook van mening dat hun bijdrage ertoe kan leiden dat de wijkagenten hun taak beter kunnen doen. Terugkoppeling naar de literatuur In hoofdstuk 2 van ons onderzoek is er een schets gemaakt van de bestaande literatuur op het gebied van co-creatie. Nadat onze deelvragen en hoofdvraag zijn beantwoord, kunnen we kijken in hoeverre deze bevindingen overeenkomen met de eerdere literatuur. In de literatuur worden verschillende voorwaarden besproken waaraan co-creatie zou moeten voldoen om succesvol te zijn. De belangrijkste zijn openheid, wederzijdse afhankelijkheid, gelijkwaardigheid en vertrouwen. Collij (2012) onderstreept bij openheid het belang van communicatie die via verschillende kanalen plaats kan vinden. Daarnaast wijzen Loyens en Van de Walle (2006) erop dat de communicatie eerlijk, betrouwbaar en tijdig moet verlopen. In beide wijken wordt aangegeven dat dit het geval is en dat openheid een belangrijke component is in de samenwerking tussen burger en politie. Hiernaast zijn burgers en politie afhankelijk van elkaar. Deze bevinding is in overeenstemming met het onderzoek van Loyens en Van de Walle (2006), die aangeven dat hoe minder informatie de politie heeft, hoe meer de hulp van burgers nodig is. Burgers zijn de oren en ogen in de wijk. Onderzoek door Meijer, Grimmelikhuijsen, Fictorie, Thaens en Siep (2013) wees uit dat het succes van de politie vooral komt door informatie afkomstig van burgers. Een zelfde conclusie is getrokken op basis van ons onderzoek. Het derde uitgangspunt waar Collij (2012) en Van der Hoeven (2011) het over hebben is gelijkwaardigheid. De burger moet zich gelijk voelen aan de politie. Loyens en Van de Walle (2006) zien feedback als belangrijke factor van gelijkwaardigheid. In beide wijken komt terugkoppeling volgens de burgers niet vaak genoeg voor. Ondanks dit feit voelen burgers in het Waterkwartier zich wel gelijkwaardig aan de politie. In Lindenholt bestaan verschillende gevoelens over deze gelijkheid. Sommigen voelen zich wel gelijk, anderen niet. De wijkagent gaf ook aan dat hij het idee heeft dat burgers zich vaak niet gelijkwaardig voelen. Vraag is hoe belangrijk dit uitgangspunt voor de co-creatie in de wijk is. In ons onderzoek wordt dus slechts gedeeltelijke bevestiging gevonden voor het uitgangspunt van gelijkwaardigheid. Zonder gelijkwaardigheid betekent het niet dat er geen samenwerking kan plaatsvinden tussen politie en burger. Tot slot wordt onder andere door Jeurissen en Vriesde (2012) het vertrouwen genoemd. Het gaat er hierbij met name om hoe de politie met de burgers omgaat (Roodenburg, 2013). In zowel Lindenholt als het Waterkwartier kwam naar voren dat de burgers vertrouwen hebben in het werk dat de politie verricht. Het grootste deel gaf hierbij aan dat de politie informatie serieus neemt. We kunnen dus stellen dat aan het uitgangspunt van vertrouwen is voldaan, en dat vertrouwen inderdaad een belangrijke voorwaarde is voor co-creatie.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
56
In de literatuur werd sociale media aangeduid als een vindplaats voor co-creatie (De Boer, Gaastra, & Lasthuizen, 2012, p. 5). In ons onderzoek wordt hiervoor geen bevestiging gevonden. De wijkagenten hebben weinig vertrouwen in sociale media. Eerst moet er een aantal problemen uit de weg worden geruimd voordat sociale media effectief kunnen zijn. Sociale media zouden potentie kunnen hebben indien deze zo gebruikt kunnen worden dat de informatie bij de juiste doelgroep terecht komt en het veroorzaken van onrust voorkomt. Dit laatste punt wordt ook genoemd door Johannink en Gorissen (2013, p. 6), die aanduiden dat het gebruik van sociale media tot onrust kan leiden, maar dit tegelijkertijd ook tegen kan gaan. Inez Weski (2007) stelde dat er een roep is om meer controle vanuit het oogpunt van de algemene veiligheid. Er is nooit onderzocht of de maatregel van co-creatie ook daadwerkelijk het gevoel van veiligheid dient. Uit de interviews met burgers uit het Waterkwartier en Lindenholt kwam naar voren dat zij als doel van samenwerking de algemene veiligheid en het gevoel in de wijk zien. Burgers willen een bijdrage aan de veiligheid leveren in hun wijk. Wat deze wijken betreft draagt co-creatie dus inderdaad bij aan het gevoel van veiligheid in de wijk en wordt de theorie van Weski ondersteund. Verbeteringen en aanbevelingen Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de co-creatie in de wijken Lindenholt en het Waterkwartier nog niet optimaal is. Ten eerste omdat de term niet bekend is bij de wijkagenten en de burgers. Hier kan vooruitgang geboekt worden. Zowel bij de teamchef als bij de leerlingen van de politieacademie is de term co-creatie bekend. Een verbeterpunt is om de term co-creatie evenals de betekenis ervan beter te communiceren binnen de organisatie zelf. Een voorlichting of masterclass over co-creatie voor de wijkagenten zou hierbij niet overbodig zijn. Dit zou tevens een mooi moment zijn voor de teamchefs om te horen tegen welke problemen wijkagenten aanlopen wat betreft het gebruik van sociale media bij co-creatie. De wijkagenten van Lindenholt en het Waterkwartier gaven aan dat Twitter geen efficiënte en effectieve manier is om de burgers in de wijk te bereiken, terwijl de teamchef meent van wel. Als co-creatie meer gaat leven bij de politieagenten, kan dit ook resulteren in meer samenwerkingsverbanden tussen de politie en de burger. Deze samenwerkingsverbanden zijn momenteel nog zeer minimaal en burgers gaven aan niet te weten hoe ze samen konden werken met de politie. Wanneer er meer samenwerkingsprojecten zijn zullen ook meer burgers bekend zijn met de wijkagent en weten ze bij wie ze terecht kunnen als ze informatie hebben. Uit ons onderzoek bleek dat slechts een klein gedeelte de wijkagent kende en met meer samenwerkingsprojecten zou de bekendheid van de wijkagent vergroot worden. Een andere aanbeveling is de terugkoppeling van informatie vanuit de politie naar de burgers. Burgers geven aan vertrouwen te hebben in het werk dat de politie doet, maar missen zo nu en dan de terugkoppeling. Wanneer de burger een melding heeft gemaakt, zou deze burger het fijn vinden als de politie kan vertellen wat er met de melding gebeurd is. Dit geeft de burger weer meer motivatie om informatie te delen met de politie en opnieuw meldingen te maken.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
57
Kanttekeningen Ons onderzoek heeft getracht de vormen van co-creatie in de wijken Lindenholt en het Waterkwartier te onderzoeken. We hebben hierbij gebruikgemaakt van meerdere onderzoeksmethoden om zo een duidelijk beeld van de situaties in de wijken te schetsen. Met behulp van de diepte-interviews zijn we erachter gekomen waarom actieve burgers samen willen werken met de politie en waar de knelpunten en kansen liggen. Met de enquêtes hebben we gekeken naar de vraag waarom burgers niet deelnemen aan samenwerkingsverbanden met de politie. Ook werden er diepte-interviews met de politie gehouden. De samenwerking is daarmee vanuit alle oogpunten bekeken. Een punt waar toekomstig onderzoek rekening mee dient te houden, is de term cocreatie. In eerste instantie leek deze term compleet onbekend te zijn bij de wijkagenten, terwijl deze term bij de opdrachtgever vanuit de politie hoog in het vaandel stond. Het leek de geïnterviewde agenten geen handige term om mee te werken, ook omdat deze bij de burgers niet bekend is. In dit onderzoek hebben we de visie van de wijkagent proberen aan te houden en werd er gesproken van samenwerking. Tijdens het afnemen van de enquêtes is er gesproken met leerlingen van de Politieacademie. Zij waren meer bekend met de term co-creatie en op basis hiervan verwachten wij dat in de komende jaren de wijkagenten zelf ook meer bekend zullen zijn met de term. Een ander punt waarop vooruitgang geboekt kan worden is de causaliteit. Wij hebben op één moment in de tijd gevraagd of de burgers zich veilig voelden, of ze de wijkagent kenden en of ze deelnamen aan samenwerking met de politie. Doordat de gegevens allemaal middels één meting zijn verzameld, kunnen we niet zeggen dat een hoger gevoel van veiligheid bijdraagt aan samenwerking met de politie of dat het die samenwerking met de politie is die bijdraagt aan de veiligheid. Hiervoor is een paneldesign op zijn plaats. Wel zijn in dit onderzoek zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt. Zo hebben wij niet alleen antwoord gekregen op de door ons geformuleerde stellingen, maar konden we ook doorvragen naar achterliggende redenaties en meningen. Ook hebben wij wijkschetsen gemaakt voor een focus op de casestudy. Wij hopen met ons onderzoek een goed beeld gegeven te hebben van de vormen van co-creatie in de wijken Waterkwartier en Lindenholt, en inzicht verschaft te hebben in hoe deze vormen van co-creatie verlopen.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
58
Referenties ACP. (z.j.) Sociale media (protocol). Geraadpleegd op: http://www.acp.nl/actueel/kenniswijzer/s/sociale-media-protocol.html Alford, J. (2009). Engaging public sector clients: From service-delivery to co-production. Basingstoke: Palgrave McMillan. Arnstein, S. R. (1969). A ladder of citizen participation. American Institute of Planners, 35(4), 216-224. BBC. (2010). David Cameron launches Tories’ ‘big society’ plan. Geraadpleegd op: http://www.bbc.co.uk/news/uk-10680062 Bekkers, V., & Meijer, A. (2010). Co-creatie in de publieke sector: Een verkennend onderzoek naar nieuwe, digitale verbindingen tussen overheid en burger. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Bergsma, R. (2008). Hoe willen burgers behandeld worden? De rol van rechtvaardigheid in interacties tussen burger en politie (Masterthesis, Universiteit Utrecht). Berlo, D. van. (2012). Wij, de overheid. Cocreatie in de netwerksamenleving. Geraadpleegd op: http://boekambtenaar20.pbworks.com/w/page/3656777/Publicaties%2520van%2520Ambten aar%25202%25200 Blikopdewereld. (z.j.). Recensie ‘De jacht op het recht’ Inez Weski. Geraadpleegd op: http://www.blikopdewereld.nl/recensies/4018-recensie-de-jacht-op-het-recht-inez-weski Boegem, M., & Brouwer, R. (2014). De implementatie van effectsturing. Geraadpleegd op: https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/Lectoraten/gemeenschappelijkeveiligheid skunde/Documents/De%20Implementatie%20van%20Effectsturing%20%2828 -08%29.pdf Boer, M. de, Gaastra, S., & Lasthuizen, M. (2012). Visie op burgerparticipatie via social media: Een literatuurstudie naar de mogelijkheden, kenmerken en waarde van social media in online burgerparticipatie. Geraadpleegd op: http://sowijs.nl/burgerkrachtonline/files/1.3_Whitepaper_Visie_burgerparticipatie_via_social_ media.pdf Boutellier, H. (2002). De veiligheidsutopie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Bovaird, T. (2007). Beyond engagement and participation: User and coproduction of services. Public Administration Review, 67(5), 846-860. Brink, G. van den. (2002). Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: SDU Uitgevers. Collij, T. (2012). Samen veiligheid creëren: Een onderzoek naar de voorwaarden waaronder cocreatie tussen burgers en politie gerealiseerd kan worden (Masterthesis, Universiteit Utrecht). Connell, A., Grimmius, N., Meulen Y. van de, De Priëlle, M., &Soerdjbalie, A. (2011). De valse romantiek van cocreatie: Het Openbaar Ministerie en de burger. Amsterdam: NSOB. Creswell, J. W. (2012). Qualitative inquiry and research design: Choosing among five approaches. Thousand Oaks, CA: Sage. De Wester. (2014). Wijkvereniging “Ons Waterkwartier”. Geraadpleegd op: https://www.dewester.info/groep/wijkvereniging-ons-waterkwartier Edelenbos, J., &Monnikhof, R. (2001). Lokale interactieve beleidsvorming. Utrecht: Lemma.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
59
Edelenbos, J. (2000). Proces in vorm: Procesbegeleiding van interactieve beleidsvorming over lokale ruimtelijke projecten. Utrecht: Lemma. Engbersen, G. (2009). Fatale remedies: Over de onbedoelde gevolgen van beleid en kennis. Amsterdam: Pallas Publications. Gemeente Nijmegen. (2014). Biezen. Geraadpleegd op: http://www2.nijmegen.nl/wonen/Wijken/nijmegen-oud-west/Biezen/ Gemeente Nijmegen. (2014).Stads- en wijkmonitor 2014: Deel wijk. Geraadpleegd op: http://www2.nijmegen.nl/gemeente/onderzoekencijfers/stads-_en_wijkmonitor Gemeente Nijmegen. (2014). Stadsgetallen. Geraadpleegd op: http://nijmegen.buurtmonitor.nl/ Ham, M., & Verhoeven, I. (2010, 15 december). De burger is braaf, maar niet gek. De Volkskrant. Geraadpleegd op: http://www.volkskrant.nl/opinie/de-burger-is-braaf-maar-niet-gek~a2448873/ Hendriks, F. (2003). Multi-etnische bewonersparticipatie in de Schilderswijk: Schone intenties, teleurstellende ervaringen en wenkende perspectieven. Tilburg: Stedennetwerk. Hoeven, L. van der. (2011). Samen sterker? Een onderzoek naar de wijze waarop burgerparticipatie de effectiviteit van de opsporing kan versterken (Masterthesis, Universiteit Utrecht). Instituut Fysieke Veiligheid. (2014). Sociale media veranderen het veiligheidsdomein. Geraadpleegd op: http://www.evpt.nl/fileadmin/documenten/dossier/IFV_VDMMP_Sociale_Media_veranderen_ het_veiligheidsdomein.pdf Jeurissen, E., & Vriesde, R. (2012). Co-creatie 2.0: Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk (afstudeerscriptie, Politieacademie, Warnsveld). Geraadpleegd op: https://www.politieacademie.nl/onderwijs/overdescholen/spl/publicaties/Publicaties/Scriptie% 20Co%20creatie%202%200%20%20Jeurissen%20%20Vriesde.pdf Johannink, R., & Gorissen, I. (2013). Sociale media: Factor van invloed op onrustsituaties? Het Tijdschrift voor de Politie, 75(7), 6-9. Kop, N. (2012). Van opsporing naar criminaliteitsbeheersing. Den Haag: Boom Lemma. Kop, N., Wal, R. van der, & Snel, G. (2011). Opsporing belicht: Over strategieën in de opsporingspraktijk. Apeldoorn: Politieacademie. Kullberg, J., Dijk, T. van, & Knol, F. (2006). Investeren in een leefbare woonomgeving. In Investeren in vermogen: Sociaal en Cultureel Rapport 2006. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Land, M. van der (2014). De buurtwacht: Naar een balans tussen instrumentalisering en autonomie van burgers in veiligheid. Geraadpleegd op: http://www.politieenwetenschap.nl/cache/files/551ae36b28613De_buurtwacht.pdf Land, M. van der, Stokkom, B. van, & Boutellier, H. (2014). Burgers in veiligheid: een inventarisatie van burgerparticipatie op het domein van de sociale veiligheid. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam. Leenen, A., & Voort, J. van de. (2007). Advocaat van de duivel. Geraadpleegd op: http://www.ans-online.nl/papieren-ansen/ans-december-2007/inez-weski Lindenholt. (2014). Meld u aan voor SMS-Alert. Geraadpleegd op: http://www.lindenholt.info/index.php/politie/502-meld-u-aan-voor-sms-alert Lowndes, V., Pratchett, L., & Stoker, G. (2001). Trends in public participation: Part 2 citizens’ perspectives. Public Administration, 79(2), 445-455.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
60
Lowndes, V., Pratchett, L., & Stoker, G. (2006). Diagnosing and remedying the failings of official participation schemes: The CLEAR framework. Social Policy & Society, 5(2), 281-291. Loyens, K., &Walle, S. van de. (2006). Methoden en technieken van burgerparticipatie: Strategieën voor betrokkenheid van burgers bij het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling (Rapportnr. D/2006/10107/005). Geraadpleegd op de website van KU Leuven: http://soc.kuleuven.be/io/ned/publicaties/detail/05050068.htm Meijer, A.J., Grimmelikhuijsen, S.G., Fictorie, D., Thaens, M., & Siep, P. (2013). Politie en sociale media: Van hype naar onderbouwde keuzen. Amsterdam: Reed Business Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2012). Inrichtingsplan Nationale Politie. Geraadpleegd op:http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/12/07/inrichtingsplan-nationale-politie.html Norris, P. (1999). Critical citizens. Oxford: Oxford University Press. Olson, M. (1965). The logic of collective action. Cambridge, MA: Harvard University Press. Pattie, C., Seyd, P., & Whiteley, P. (2004). Citizenship in Britain: Values, participation and democracy.Cambridge: Cambridge University Press. Prahalad, C.K., & Ramaswamy, V. (2004). The future of competition: Cocreating unique value with customers. Cambridge, MA: Harvard Business School Press. Putnam, R.D. (2000). Bowling alone: The collapse and revival of American community. New York, NY: Simon & Schuster. RIGO. (2004). Leefbaarheid van wijken. Geraadpleegd op: http://www.rigo.nl/nlNL/Publicaties/Publicatie/_p/itemID/1497/Leefbaarheid-van-wijken.aspx Roodenburg, D.T. (2013). Weet wat je tweet (Masterthesis, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam). Geraadpleegd op: http://www.vdmmp.nl/uploads/weet-wat-je-tweet--eindversie.pdf Sioen, L. (2014, 6 september). ‘Recht is de laatste verdediging tegen de lynch-cultuur’. De Standaard. Geraadpleegd op: http://www.standaard.be/cnt/dmf20140905_01252867 Stokes, R. (2010). Betrokken burgers: Motieven, verwachtingen en ervaringen van burgers en politie in burgerparticipatieprojecten (Masterthesis, Universiteit Twente). Geraadpleegd op: http://essay.utwente.nl/60410/1/MA_thesis_R_Stokes.pdf Stokkom, B.A.M. van, & Toenders, N. (2010). Actieve burgers staan niet graag alleen: Lokale veiligheidszorg in achterstandswijken. In I. Verhoeven & M. Ham (Red.), Brave burgers gezocht: De grenzen van de activerende overheid (pp. 119-128). Amsterdam: Van Gennep. Stokkom, B.A.M. van, Terpstra, J., & Gunther Moor, L. (2010). De politie en haar opdracht: De kerntakendiscussie voorbij. Apeldoorn: Maklu. Terpstra, J. (2008). Burgers in veiligheid: Lokale netwerken en buurtcoalities. In H. Boutellier& R. van Steden (Red.), Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving (pp. 243-266). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. The Economist. (2014). The big society: Power to the people. Geraadpleegd op: http://www.economist.com/blogs/blighty/2013/08/big-society TNO. (2011). #SM @OOV? Visie op sociale media in de openbare orde en veiligheid. Geraadpleegd op: http://www.infopuntveiligheid.nl/infopuntdocumenten/tno_socialemedia_veiligheidsdomein1.p df Vennix, J. A. M. (2011). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. London: Pearson. Verba, S., Schlozman, K.L., & Brad, H.E. (1995). Voice and equality: Civic voluntarism in American politics.Cambridge, MA: Harvard University Press.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
61
Verhoeven, I., & Ham, M. (2011). Brave burgers gezocht: De grenzen van de activerende overheid. Amsterdam: Van Gennep Vijver, K. van der, Johannink, R., Overal, K., Slot, P., Vermeer, A., Werff, P. van der, . . . Wisman, F. (2009). Burgernet in de praktijk. De evaluatie van de pilot van Burgernet. Geraadpleegd op Stichting Maatschappij en Veiligheid. Geraadpleegd op: http://www.maatschappijenveiligheid.nl/wordpress/wp-content/uploads/2012/12/burgernet.pdf Weski, I.De jacht op het recht. Amsterdam: Querido. Wijdeven, T. van de, & Hendriks, F. (2010). Burgerschap in de doe-democratie. Den Haag: Nicis Institute. Wijdeven, T. van de. (2012). Doe-democratie: Over actief burgerschap in stadswijken. Delft: Eburon.
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
62
Appendices Appendix A – Interviewprotocol diepte-interviews Vragen actieve burgers Lindenholt 1. Wat heeft u ertoe gebracht om actief met de politie samen te gaan werken? 2. Hoe verloopt de informatie-uitwisseling tussen u en de politie? Welke kanalen worden hierbij gebruikt? a. Is de informatie voor beide partijen vrij toegankelijk? b. Wordt er tijdig gecommuniceerd (stel er gebeurt iets in de wijk, bent u daarvan snel op de hoogte)? Het buurtcomité komt één keer per zes weken samen. Is dit naar uw mening voldoende? c. Zijn er bepaalde aspecten aan de uitwisseling van informatie die in uw opzicht verbeterd kunnen worden? 3. Verloopt de communicatie tussen u en de politie naar uw idee eerlijk en betrouwbaar? a. Zijn er momenten waarop eerlijkheid en betrouwbaarheid in het geding komen? 4. Worden de redenen en het doel van de samenwerking door de politie duidelijk gemaakt naar de burgers? 5. Is het voor u als burger bij een co-creatieproject direct duidelijk hoe u hierbij van dienst kunt zijn? 6. Het komt voor dat de politie niet altijd de juiste informatie beschikbaar heeft om de juiste beslissingen te nemen, maar burgers wel. Samenwerking tussen politie en burgers is dan essentieel. Heeft zich zo’n situatie in uw wijk voorgedaan? a. Hoe werd toen met uw informatie omgegaan? 7. Burgers kunnen, wanneer er zich een probleem voordoet in de wijk, niet het recht in eigen hand nemen. Hoe wordt vervolgens de politie benaderd opdat deze de situatie aanpakt? 8. Voelt u zich gelijkwaardig met de politie? a. Zijn er dingen die hieraan bijdragen, bijvoorbeeld initiatieven vanuit burgers of de politie zelf die gelijkwaardigheid faciliteren? 9. Wat leidt ertoe dat u zich betrokken voelt met de politie en al wat er in uw wijk speelt? 10. Wordt u serieus genomen in uw bijdrage? Zo ja, hoe merkt u dat? 11. Wordt er door beide partijen feedback gegeven over de gang van zaken? 12. Wat kunt u zeggen over het vertrouwen dat u in de politie heeft? a. Hoe heeft het al dan niet hebben van vertrouwen invloed op de co-creatie? b. Hoe zou het vertrouwen in de politie kunnen worden vergroot? Is er iets wat burgers onderling hieraan kunnen doen? Is er iets wat de politie eraan kan doen? 13. Een project in uw wijk is PolitieKids. Zorgt deze vorm van samenwerking bij u voor meer vertrouwen? 14. Wat is voor u belangrijk voor een goede en prettige samenwerking tussen burgers en politie? 15. Heeft u het idee dat communicatie via internet, door sociale netwerken, burgernet of discussieplatforms, bij kan dragen aan betere samenwerking tussen politie en burgers? 16. Ziet u andere mogelijkheden voor een goede samenwerking met de politie? 17. Heeft u kritiekpunten op de vormen van samenwerking in uw wijk? Zo ja, welke?
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
63
18. Als kritiek op samenwerking tussen burgers en politie wordt vaak genoemd het ontstaan van een ‘verkliksamenleving’, waarin burgers het recht in eigen handen nemen. Hoe denkt u hierover? Vragen actieve burgers Waterkwartier 1. Wat heeft u ertoe gebracht om actief met de politie samen te gaan werken? 2. Hoe verloopt de informatie-uitwisseling tussen u en de politie? Welke kanalen worden hierbij gebruikt? a. Is de informatie voor beide partijen vrij toegankelijk? b. Wordt er tijdig gecommuniceerd (stel er gebeurt iets in de wijk, bent u daarvan snel op de hoogte)? De wijkvereniging komt één keer per zes weken samen. Is dit naar uw mening voldoende? c. Zijn er bepaalde aspecten aan de uitwisseling van informatie die naar uw mening verbeterd kunnen worden? 3. Verloopt de communicatie tussen u en de politie naar uw idee eerlijk en betrouwbaar? a. Zijn er momenten waarop eerlijkheid en betrouwbaarheid in het geding komen? 4. Worden de redenen en het doel van de samenwerking door de politie duidelijk gemaakt naar de burgers? 5. Is het voor u als burger bij een co-creatieproject direct duidelijk hoe u hierbij van dienst kunt zijn? 6. Het komt voor dat de politie niet altijd de juiste informatie beschikbaar heeft om de juiste beslissingen te nemen, maar burgers wel. Samenwerking tussen politie en burgers is dan essentieel. Heeft zich zo’n situatie in uw wijk voorgedaan? a. Hoe werd toen met uw informatie omgegaan? 7. Burgers kunnen, wanneer er zich een probleem voordoet in de wijk, niet het recht in eigen hand nemen. Hoe wordt vervolgens de politie benaderd opdat deze de situatie aanpakt? 8. Voelt u zich gelijkwaardig met de politie? a. Zijn er dingen die hieraan bijdragen, bijvoorbeeld initiatieven vanuit burgers of de politie zelf die gelijkwaardigheid faciliteren? b. Is het naar u idee wenselijk dat de politie gelijkwaardig is met burgers, waarom? 9. Wat leidt ertoe dat u zich betrokken voelt bij de politie en al wat er in uw wijk speelt? 10. Heeft u het idee dat u serieus wordt genomen in uw bijdrage? Zo ja, hoe merkt u dat? 11. Wordt er door beide partijen feedback gegeven over de gang van zaken? 12. Wat kunt u zeggen over het vertrouwen dat u in de politie heeft? a. Hoe heeft het al dan niet hebben van vertrouwen invloed op de co-creatie? b. Hoe zou het vertrouwen in de politie kunnen worden vergroot? Is er iets wat burgers onderling hieraan kunnen doen? Is er iets wat de politie eraan kan doen? 13. Wat is voor u belangrijk voor een goede en prettige samenwerking tussen burgers en politie? 14. Heeft u het idee dat communicatie via internet, door sociale netwerken, discussieplatforms, bij kan dragen aan betere samenwerking tussen politie en burgers? 15. Hoe staat u tegenover een wijkagent die actief is op Twitter? Wat zijn hier volgens u de voor en nadelen van? 16. Ziet u andere mogelijkheden voor een goede samenwerking met de politie? 17. Heeft u kritiekpunten op de vormen van samenwerking in uw wijk? Zo ja, welke?
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
64
18. Als kritiek op samenwerking tussen burgers en politie wordt vaak genoemd het ontstaan van een ‘verkliksamenleving’, waarin burgers het recht in eigen handen nemen. Hoe denkt u hierover?
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Appendix B – Lijst met geïnterviewde Teamchef politie Nijmegen: Aart de Zeeuw. Waterkwartier Wijkagent Waterkwartier: Bas Berents. Actieve burgers Waterkwartier: Den Hartog, Ger, Nicolette en Ruud de Vries. Lindenholt Wijkagenten Lindenholt: Wouter Janssen en Frank Zeitzen. Actieve burgers Lindenholt: Linda van Aken en Ronald Gerrits.
65
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
66
Appendix C – Enquête buurtbewoners Deze vragenlijst is ingevuld door de respondenten in het Waterkwartier en Lindenholt. De cursief gedrukte vragen zijn enkel voorgelegd aan inwoners van de wijk Lindenholt.
Beste buurtbewoner, De Radboud Honours Academy doet onderzoek naar samenwerking tussen burgers en politie. Hiertoe willen we u graag een aantal vragen stellen. De enquête neemt maximaal 5 minuten van uw tijd in beslag. Uw antwoorden worden geheel anoniem verwerkt. We zijn geïnteresseerd in uw mening; vult u alstublieft de vragenlijst eerlijk in. Dank u wel voor uw deelname. ________________________________________________ 1 Wat is uw leeftijd? ___ jaar 2 Wat is uw geslacht? ☐ Man ☐ Vrouw 3 In welk land bent u geboren? ☐ Nederland ☐ Turkije ☐ Marokko ☐ Indonesië ☐ Nederlandse Antillen / Aruba ☐ Suriname ☐ België ☐ Duitsland ☐ Verenigd Koninkrijk ☐ Anders, namelijk ______________________________ 4 Wat is de hoogste schoolopleiding die u heeft voltooid?. ☐ Niet voltooid lager onderwijs ☐ Basisschool, (speciaal) lager onderwijs ☐ Vmbo-b, basisberoepsgerichte leerweg (lbo/lts/huishoudschool) ☐ Vmbo-g/t, gemengde leerweg, theoretische leerweg (mavo) ☐ Kmbo, kort mbo (vhbo) ☐ Mbo, beroepsgerichte leerweg ☐ Mbo-plus, voor toegang tot het hbo, korte hbo-opleiding (korter dan 2 jaar) ☐ Havo, mms ☐ Vwo, atheneum, gymnasium, hbs ☐ Hbo ☐ Universiteit, technische/economische hogeschool oude stijl
67
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
5 Wat is momenteel de samenstelling van uw huishouden? ☐ Samenwonend met partner ☐ Alleenstaande, zelfstandige huishouding ☐ Alleenstaande, inwonend bij ouder(s) ☐ Anders 6 Heeft u kinderen? ☐ Ja, één of meer thuiswonende kinderen ☐ Ja, maar geen thuiswonende kinderen ☐ Nee 7 Wat is uw voornaamste dagelijkse bezigheid? ☐ Betaald werk ☐ Gepensioneerd ☐ Volledig dagonderwijs (scholier of student) ☐ Ziek/arbeidsongeschikt/invalide ☐ Werkloos/werkzoekend ☐ Huisvrouw/huisman ☐ Anders 8 Hoe lang woont u in deze wijk? ___ jaar 9 Heeft u een koop- of een huurwoning? ☐ Koopwoning ☐ Huurwoning 10
Wat is uw algemene oordeel over de wijk?
zeer negatief negatief neutraal 11 Werkt u ☐ ☐ ☐ wel eens samen met de politie? ☐ Ja (ga verder naar vraag 12 en 13 + sla vraag 14 en 15 over) ☐ Nee (ga verder naar vraag 14)
positief ☐
zeer positief ☐
12 Wat is voor u de voornaamste reden om samen te werken met de politie? Toelichting: één antwoord mogelijk ☐ Ik wil mijn bijdrage leveren aan de buurt ☐ Ik heb bepaalde ideeën die ik graag tot uitvoering wil brengen in mijn wijk ☐ Ik vind het leuk, ik heb er plezier in ☐ Op deze manier leer ik andere buurtbewoners kennen ☐ Ik zie het als mijn plicht, aangezien ik in deze wijk woon. ☐ Ik hoop met mijn bijdrage ervoor te zorgen dat de politie beter haar werk kan doen ☐ Op deze manier blijf ik op de hoogte van de ontwikkelingen in de buurt ☐ Ik wil de samenleving een betere plek maken ☐ Anders, namelijk _______________________________________________________
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
68
13 Heeft u nog andere redenen om samen te werken met de politie? Zo ja, welke zijn deze? Toelichting: meerdere antwoorden mogelijk ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Ik wil mijn bijdrage leveren aan de buurt Ik heb bepaalde ideeën die ik graag tot uitvoering wil brengen in mijn wijk Ik vind het leuk, ik heb er plezier in Op deze manier leer ik andere buurtbewoners kennen Ik zie het als mijn plicht, aangezien ik in deze wijk woon. Ik hoop met mijn bijdrage ervoor te zorgen dat de politie beter haar werk kan doen Op deze manier blijf ik op de hoogte van de ontwikkelingen in de buurt Ik wil de samenleving een betere plek maken Anders, namelijk _______________________________________________________
14 Wat is voor u de voornaamste reden om niet samen te werken met de politie? Toelichting: één antwoord mogelijk ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Ik heb hier geen tijd voor (capaciteit) Ik heb niet de juiste kennis/vaardigheden (capaciteit) Dit heeft geen nut voor de wijk (motivatie) Ik vind dit niet nodig (motivatie) Ik heb er zelf niks aan (motivatie) Ik weet niet hoe dit moet (invitatie) Ik ben hier niet voor gevraagd (invitatie) Dat is niks voor mij/ik laat het liever aan anderen over Anders, namelijk...
15 Heeft u nog andere redenen om niet samen te werken met de politie? Zo ja, welke zijn deze? Toelichting: meerdere antwoorden mogelijk ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Ik heb hier geen tijd voor (capaciteit) Ik heb niet de juiste kennis/vaardigheden (capaciteit) Dit heeft geen nut voor de wijk (motivatie) Ik vind dit niet nodig (motivatie) Ik heb er zelf niks aan (motivatie) Ik weet niet hoe dit moet (invitatie) Ik ben hier niet voor gevraagd (invitatie) Dat is niks voor mij/ik laat het liever aan anderen over Anders, namelijk...
16 ☐ ☐
Is er in uw wijk sprake van buurtvergaderingen of een buurtcomité? Ja (ga verder naar vraag 17) Nee (ga verder naar vraag 20)
69
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
17 ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Hoe bent u op bekend geraakt met de buurtvergaderingen of het buurtcomité? Via de media Via internet Via de politie Via een andere buurtorganisatie Via buurtbewoners Op een andere manier, namelijk ___________________________________________
18 ☐ ☐
Neemt u deel aan de buurtvergaderingen of het buurtcomité? Ja (ga verder naar vraag 19) Nee (ga verder naar vraag 20)
19 Levert u, naast uw deelname aan buurtvergaderingen of het buurtcomité, nog een bijdrage aan andere organisaties? Toelichting: bijvoorbeeld een sportvereniging, politieke partij, school ☐ Ja ☐ Nee 20 ☐ ☐
Kent u het samenwerkingsverband Politiekids? Ja (ga verder naar vraag 21) Nee (ga verder naar vraag 23)
21 ☐ ☐
Indien u kinderen heeft, doen zij mee aan Politiekids? Ja (ga verder naar vraag 22) Nee (ga verder naar vraag 23)
22
In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen: a. Ik krijg voldoende informatie van de politie over hoe Politiekids werkt. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
neutraal ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
b. Ik raak door Politiekids zelf betrokken bij de politie en mijn wijk helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
neutraal ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
c. c. Door Politiekids wordt er aan een veilige toekomst voor de wijk gebouwd. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
neutraal ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
70
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
2
In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? a. Ik ken mijn wijkagent
helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
b. Ik voel me verbonden met mijn wijk helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
c. Ik voel me veilig in mijn wijk helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
d. Ik heb vertrouwen in het werk dat de politie verricht helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
e. Ik heb een positief beeld van de overheid helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
f. De problemen die spelen in onze buurt kunnen worden opgelost helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
g. De toegang tot informatie over de veiligheid in mijn wijk is voldoende helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
h. Ik ben bereid om informatie afkomstig van samenwerking met de politie uit mijn wijk actief te gebruiken helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
i. Ik zou een actieve wijkagent op sociale media toejuichen helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
71
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
Indien u deelneemt aan buurtvergaderingen/buurtcomité: j. Deelname aan de buurtvergaderingen/het buurtcomité kost mij veel tijd. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
k. Het kostte mij veel moeite om me op te geven voor de buurtvergaderingen/ het buurtcomité. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
Indien u samenwerkt met de politie: l. Ik krijg genoeg informatie van de politie om mee te kunnen denken. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
m. De politie neemt mij serieus als ik met haar samenwerk. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
n. De politie behandelt mij als een gelijke. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
o. Ik merk dat er daadwerkelijk iets met mijn bijdrage wordt gedaan. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
p. Ik heb voldoendekennis om een goede bijdrage te kunnen leveren. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
q. Na samenwerking met de politie wordt er voldoende informatie naar mij teruggekoppeld over het betreffende onderwerp. helemaal mee oneens ☐
mee oneens ☐
niet eens, niet oneens ☐
mee eens ☐
helemaal mee eens ☐
RADBO UD HO NO URS AC ADE MY
72
________________________________________________ Dit is het einde van de vragenlijst. Nogmaals hartelijk dank voor uw medewerking.