Inlichten instantie via e-mail
Page 1 o f 2
Info Den Helder - L b r . 13/038 - indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-20] 4
Van: VNG
\ Aan: "'[email protected]]"' \ _ Datum: Donderdag 25 April 2013 12:30 j Onderwerp: Lbr. 13/038 - indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
Ve»rr>igtng v»
Nede< jndie Gemterurn
Stuknummer: AI13.03634
Ons k e r n m e r k
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
indexering en wijziging subsidies welzijn en c u l t u u r 2012-2014
BAOZW/U201300566
25 april 2 0 1 3
(070) 373 8020
1
Lbr. 1 3 / 0 3 8
Geachte heer, m e v r o u w , In verband m e t de indexering v a n u w subsidies informeren wij u jaarlijks over de ontwikkeling v a n d e l o o n k o s t e n in d e s e c t o r e n W e l z i j n e n M a a t s c h a p p e l i j k e D i e n s t v e r l e n i n g , O p e n b a r e B i b l i o t h e k e n e n K u n s t e d u c a t i e . De C a o - l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g (salarisschalen, eindejaars-uitkering) kent het volgende verloop. • In de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening was de Caoloonkostenstijging 3,05%.
v o o r 2 0 1 1 0 , 6 7 % , v o o r 2 0 1 2 0 , 0 8 % e n v o o r 2 0 1 3 is d e z e
• In de sector Openbare Bibliotheken bedroeg de stijging van de Cao-loonkosten voor 2011 1 % , v o o r 2 0 1 2 1 , 2 5 % e n v o o r 2 0 1 3 is d e z e n o g n i e t b e k e n d . • I n d e p r i v a t e s e c t o r K u n s t e d u c a t i e is v o o r 2 0 1 1 e e n s t i j g i n g v a n d e C a o - l o o n k o s t e n van 1 % a f g e s p r o k e n . In 2 0 1 2 leidde een eenmalige uitkering t o t e e n loonstijging v a n 1%. In 2 0 1 3 vervalt deze laatste. • In de publieke sector Kunsteducatie gold voor 2 0 1 1 een daling v a n 0 , 0 7 % . Voor 2 0 1 2 w a s er een stijging v a n 1 , 7 5 % plus e e n gedifferentieerde e e n m a l i g e uitkering v a n € 4 0 0 , - o f € 2 0 0 , - d i e v o o r e l k e i n s t e l l i n g a n d e r s u i t w e r k t . H e t C a o - o v e r l e g 2 0 1 3 is gestart. I n d e s e c t o r e n w a a r e r n o g g e e n n i e u w e C a o is e i s e n d e b o n d e n v e e l a l in e l k g e v a l k o o p k r a c h t - b e h o u d bij v o o r k e u r g e k o p p e l d aan de stijging binnen h e t c o n s u m e n t e n p r i j s i n d e x c i j f e r . V o o r 2 0 1 3 e n 2 0 1 4 is d i t v o l g e n s h e t C e n t r a a l P l a n b u r e a u t h a n s r e s p e c t i e v e l i j k 2 , 7 5 % e n 2 % . H e t t e g e n b o d v a n d e w e r k g e v e r s is o v e r het a l g e m e e n lager. D a a r n a a s t is e r in 2 0 1 1 t o t e n m e t 2 0 1 3 s p r a k e v a n a n d e r e w i j z i g i n g e n in d e t o t a l e l o o n k o s t e n v o o r r e k e n i n g v a n de w e r k g e v e r . Deze zijn m e t n a m e h e t gevolg v a n
file://C:\Documents and Settings\wschuijt\Local Settings\Temp\XPgrpwise\517921CF...
25-4-2013
Inlichten instantie via e-mail
Page 2 o f 2
o n t w i k k e l i n g e n in de p r e m i e s v o o r p e n s i o e n e n en sociale v e r z e k e r i n g e n . Met n a m e de s t i j g i n g i n 2 0 1 2 t e n g e v o l g e v a n d e Z o r g v e r z e k e r i n g s w e t is o p v a l l e n d . D e g e m i d d e l d e t o t a l e s t i j g i n g v o o r 2 0 1 1 is 0 , 5 % , v o o r 2 0 1 2 0 , 7 5 % e n v o o r 2 0 1 3 t e n m i n s t e 0 , 2 5 % . Voorts geldt d a t elke w e r k g e v e r jaarlijks te m a k e n heeft m e t incidentele l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g , d e z e is g e m i d d e l d 0 , 7 5 % t o t 1 % . Tot slot m e l d e n w i j personeels- en subsidiegerelateerde w e t g e v i n g en certificering. I n h e t t w e e d e d e e l v a n d e b r i e f s t a a n , g e l e t o p d e C A O ' s in d e g e n o e m d e s e c t o r e n , g e g e v e n s o v e r de personele g e v o l g e n en kosten bij subsidiewijzigingen t e n gevolge van bezuinigingen.
Klik o p , o f k o p i e e r o n d e r s t a a n d e l i n k v o o r d e l e d e n b r i e f e n / o f d e b i j l a g e ( n ) : [ I
http://www.vnq.nl/onderwerpenindex/cultuur-en-sport/brieven/indexerinq-en-wiiziqinqsubsidies-welziin-en-cultuur-2012-2014
fïle://C:\Documents and Settings\wschuijt\Local Settings\Temp\XPgrpwise\517921CF...
25-4-2013
Indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014 | V N G
Page 1 o f 1
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
CULTUUR EN S P O R T / B R I E V E N
Indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014 woensdag 24 april 201 3 Ledenbriefnummer: Lbr. 1 3 / 0 3 8 Samenvatting In verband met de indexering van uw subsidies informeren wij u jaarlijks over de ontwikkeling van de loonkosten in de sectoren Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Openbare Bibliotheken en Kunsteducatie. De Cao-loonkostenontwikkeling (salarisschalen, eindejaarsuitkering) kent het volgende verloop. • In de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening was de Cao-loonkostenstijging voor 2011 0,67%, voor 2012 0,08% en voor 201 3 is deze 3,05%. • In de sector Openbare Bibliotheken bedroeg de stijging van de Cao-loonkosten voor 2011 1% , voor 201 2 1,25% en voor 201 3 is deze nog niet bekend. • In de private sector Kunsteducatie is voor 2011 een stijging van de Cao-loonkosten van 1% afgesproken. In 201 2 leidde een eenmalige uitkering tot een loonstijging van 1%. In 201 3 vervalt deze laatste. • In de publieke sector Kunsteducatie gold voor 201 1 een daling van 0,07%. Voor 201 2 was er een stijging van 1,75% plus een gedifferentieerde eenmalige uitkering van € 400,- of € 200,die voor elke instelling anders uitwerkt. Het Cao-overleg 201 3 is gestart. In de sectoren waar er nog geen nieuwe Cao is eisen de bonden veelal in elk geval koopkrachtbehoud bij voorkeur gekoppeld aan de stijging binnen het consumentenprijsindexcijfer. Voor 201 3 en 2014 is dit volgens het Centraal Planbureau thans respectievelijk 2,75% en 2%. Het tegenbod van de werkgevers is over het algemeen lager. Daarnaast is er in 201 1 t o t en met 201 3 sprake van andere wijzigingen in de totale loonkosten voor rekening van de werkgever. Deze zijn met name het gevolg van ontwikkelingen in de premies voor pensioenen en sociale verzekeringen. Met name de stijging in 201 2 ten gevolge van de Zorgverzekeringswet is opvallend. De gemiddelde totale stijging voor 2011 is 0,5%, voor 2012 0,75% en voor 201 3 tenminste 0,25%. Voorts geldt dat elke werkgever jaarlijks te maken heeft met incidentele loonkostenontwikkeling, deze is gemiddeld 0,75% tot 1%. Tot slot melden wij personeels- en subsidiegerelateerde wetgeving en certificering. In het tweede deel van de brief staan, gelet op de CAO's in de genoemde sectoren, gegevens over de personele gevolgen en kosten bij subsidiewijzigingen ten gevolge van bezuinigingen. Volledige brief: 3 Indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 201 2-201 4
http://www.vng.nl/onderwerpenindex7cultuur-en-spoit/brieverVindexering-en-wijziging... 25-4-2013
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8020
bijlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
indexering e n wijziging subsidies
BAOZW/U201300566
2 4 april 2 0 1 3
welzijn e n cultuur 2 0 1 2 - 2 0 1 4
Lbr. 13/038
Samenvatting In v e r b a n d met de indexering van uw subsidies informeren wij u jaarlijks over de ontwikkeling van de loonkosten in de sectoren Welzijn e n Maatschappelijke Dienstverlening, O p e n b a r e Bibliotheken en Kunsteducatie. De Cao-loonkostenontwikkeling (salarisschalen, eindejaarsuitkering) kent het volgende verloop. •
In de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening w a s de Cao-loonkostenstijging voor 2011 0,67%, voor 2 0 1 2 0,08% en voor 2 0 1 3 is deze 3,05%.
•
In d e sector O p e n b a r e Bibliotheken bedroeg d e stijging van de Cao-loonkosten voor 2 0 1 1 1 % , voor 2012 1,25% en voor 2013 is d e z e nog niet b e k e n d .
•
In d e private sector Kunsteducatie is voor 2 0 1 1 een stijging van de Cao-loonkosten van 1 % afgesproken. In 2 0 1 2 leidde een e e n m a l i g e uitkering tot een loonstijging van 1 % . In 2 0 1 3 vervalt deze laatste.
•
In d e publieke sector Kunsteducatie gold v o o r 2011 een daling van 0,07%. Voor 2 0 1 2 w a s er e e n stijging van 1,75% plus een gedifferentieerde eenmalige uitkering van € 4 0 0 , - of € 2 0 0 , die voor elke instelling anders uitwerkt. Het Cao-overleg 2013 is gestart.
In d e sectoren w a a r er nog g e e n nieuwe C a o is eisen d e b o n d e n veelal in elk geval koopkrachtb e h o u d bij voorkeur g e k o p p e l d aan de stijging binnen het c o n s u m e n t e n prijs indexcijfer. Voor 2 0 1 3 e n 2014 is dit volgens het Centraal Planbureau t h a n s respectievelijk 2 , 7 5 % en 2 % . Het t e g e n b o d van de werkgevers is over het a l g e m e e n lager. Daarnaast is er in 2011 tot en met 2 0 1 3 sprake van a n d e r e wijzigingen in de totale loonkosten voor rekening van de werkgever. Deze zijn met n a m e het gevolg van ontwikkelingen in de premies voor pensioenen e n sociale verzekeringen. Met n a m e de stijging in 2012 ten gevolge van de Zorgverzekeringswet is opvallend. De gemiddelde totale stijging voor 2011 is 0,5%, voor 2 0 1 2 0 , 7 5 % e n voor 2013 tenminste 0,25%. Voorts geldt dat elke werkgever jaarlijks te maken heeft met incidentele loonkostenontwikkeling, deze is g e m i d d e l d 0 , 7 5 % tot 1 % . Tot slot melden wij personeels- e n subsidiegerelateerde wetgeving en certificering. In het t w e e d e deel van de brief staan, gelet op de C A O ' s in de g e n o e m d e sectoren, g e g e v e n s over de personele gevolgen e n kosten bij subsidiewijzigingen ten gevolge van bezuinigingen.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
indexering e n wijziging
BAOZW/U201300566
24 april 2 0 1 3
subsidies welzijn en cultuur
Lbr. 13/038
(070) 373 8393
1
2012-2014
Geacht college en g e m e e n t e r a a d ,
Jaarlijks informeren wij u over d e ontwikkeling van d e loonkosten in de Cao-sectoren Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, O p e n b a r e Bibliotheken en Kunsteducatie. Het gaat in deze ledenbrief o m d e loonkostenontwikkeling in de jaren 2012 en 2 0 1 3 met een terugblik op 2011 ook v a n w e g e een mogelijke doorloop naar 2 0 1 2 en een vooruitblik op 2014. Dit alles is door ons besproken met vertegenwoordigers van de werkgeversverenigingen: Maatschappelijke O n d e r n e m e r s g r o e p Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (MOgroep), de Vereniging van O p e n b a r e Bibliotheken in Nederland ( V O B ) en Kunstconnectie. Ook het College voor A r b e i d s z a k e n e n het V N G - E x p e r t i s e c e n t r u m Gemeentefinanciën waren hierbij betrokken.
In het overleg is tevens g e s p r o k e n over a n d e r e loonkostengerelateerde kosten, zoals de ontwikkeling van de pensioenpremies en sociale premies. Naast de ontwikkeling van de C a o loonkosten kunnen de g e m e e n t e n immers ook de premieontwikkeling en de incidentele loonkostenontwikkeling bij hun beslissing over de subsidie betrekken. Gelet op d e huidige financiële heroverwegingen binnen g e m e e n t e n belichten wij t h a n s ook actuele aspecten van w e t g e v i n g en certificering, die een relatie hebben met personeel en subsidies. En w e w e r p e n een blik op de gemeentefinanciën c.q. het accres van het g e m e e n t e f o n d s . In het t w e e d e deel van de brief staan aanbevelingen hoe u correct kunt handelen bij subsidiewijzigingen ten gevolge van bezuinigingen.
Wij b e n a d r u k k e n dat de g e n o e m d e loonkostenontwikkelingen slechts een informatief karakter hebben. De gepresenteerde cijfers k u n n e n behulpzaam zijn bij de bepaling van de hoogte van d e subsidies aan instellingen in de g e n o e m d e sectoren. V o o r de volledigheid willen wij bij deze tevens melden dat het in de private sectoren gaat o m zelfstandige Cao's met afspraken tussen w e r k g e v e r s en w e r k n e m e r s .
D E E L 1: I N D E X E R I N G S U B S I D I E S W E L Z I J N E N C U L T U U R Sociaal Akkoord Op 11 april 2 0 1 3 hebben het kabinet e n de w e r k g e v e r s - en werknemersorganisaties e e n sociaal akkoord gesloten, dat nu ter beoordeling voorligt bij de T w e e d e Kamer. Belangrijke punt daaruit in relatie tot de thans voorliggende ledenbrief is het laten vervallen van de verplichte nullijn in de salarissen voor 2 0 1 4 . Op de wat langere termijn zijn ook het veranderen van de duur van de W W uitkeringen ( 2 4 m a a n d e n publiek gefinancierd plus 1 4 m a a n d e n te regelen via de Cao's) en de begeleiding van w e r k naar werk (inclusief e e n transitievergoeding) relevant. Ditzelfde geldt voor de bepalingen over d e tijdelijke contracten zoals de beperking van het aantal e n de d u u r ervan en de wijziging van d e ontslagregels.
Politiek-bestuurlijke financiële afweging V o o r d e bepaling van de hoogte van de subsidie verdient het naar onze mening aanbeveling o m lokaal een politiek-bestuurlijke financiële afweging te m a k e n gelet op de loonkostenontwikkeling in d e betrokken sectoren e n d e ontwikkeling van d e gemeentefinanciën c . q . het g e m e e n t e f o n d s . D e z e afweging heeft d a n betrekking op enerzijds de 'producten en diensten' die de g e m e e n t e haar burgers wil aanbieden e n anderzijds op de 'hoeveelheid activiteiten' die daarvoor bij de instellingen gesubsidieerd of ingekocht moet w o r d e n . Op basis van d e z e afweging kan een afspraak tussen de g e m e e n t e en de (individuele) instelling tot stand k o m e n over het aantal uren dat a f g e n o m e n wordt en de subsidie of vergoeding die daarvoor betaald moet worden.
G e v o l g e n v a n niet-indexeren Gelet op de a l g e m e n e financiële ontwikkelingen bezuinigen veel gemeenten of houden zij pas op de plaats. In dat geval bestaat de neiging o m de gestegen lonen (en pnjzen) bij d e gesubsidieerde instellingen min of meer stilzwijgend niet te c o m p e n s e r e n , dus o m g e e n indexatie op de subsidie toe te passen. Instellingen zijn echter zelf wel verplicht de g e m a a k t e C a o afspraken na te k o m e n w a a r d o o r d e loonkosten onvermijdelijk t o e n e m e n . Derhalve m a k e n wij u attent op het v o l g e n d e . W a n n e e r in verschillende jaren d e loonkostenontwikkeling niet of niet volledig in d e gemeentelijke subsidie is m e e g e n o m e n heeft dit een belangrijk negatief cumulatief effect op de instelling. Het b e o o g d e voorzieningenniveau zal niet m e e r gehaald k u n n e n w o r d e n of eventuele reserves zullen uitgeput raken.
P e r s o n e e l s b e s t a n d relevant v o o r s u b s i d i e h o o g t e c . q . incidentele l o o n k o s t e n De samenstelling van het personeelsbestand van de individuele instelling kan voor g e m e e n t e n relevant zijn bij de bepaling van de hoogte van de subsidie. D e z e samenstelling bepaalt
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 daium 2 4
april
2013
02/26
bijvoorbeeld in belangrijke m a t e d e incidentele loonkostenontwikkeling: bij een instelling met relatief jong personeel z a l d e z e groter zijn dan bij een organisatie w a a r relatief veel o u d e r e m e n s e n w e r k e n . Hierbij moet in acht g e n o m e n w o r d e n dat het v a n w e g e de in- en uitstroom van personeel steeds o m een m o m e n t o p n a m e gaat. De ontwikkeling is jaarlijks gemiddeld 0 , 7 5 % tot 1 % . Uitgangspunt kan zijn dat voor de vergoeding van d e incidentele loonkostenontwikkeling bij de gesubsidieerde instellingen dezelfde gedragslijn wordt gevolgd als voor het eigen personeel van de gemeente. E e r d e r e ledenbrieven e n a c t u e l e informatie Eerdere ledenbrieven over dit onderwerp v e r s c h e n e n o n d e r a n d e r e op 16 april 2012 (Lbr. 12/039), 4 juli 2 0 1 1 (Lbr. 11/045) e n 12 april 2 0 1 0 (Lbr. 10/043), V o o r deze brieven a l s m e d e voor a n d e r e actuele informatie kunt u ook de VNG-beleidsvelden Sociale Zaken/Integratie/Zorg, Cultuur en Arbeidsvoorwaarden/Personeelsbeleid raadplegen.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2013
03/26
1.
S e c t o r Welzijn en M a a t s c h a p p e l i j k e D i e n s t v e r l e n i n g
T e n geleide Werkgeversvereniging Per 1 januari 2 0 1 1 is de werkgeversvereniging M O g r o e p gesplist in drie brancheorganisaties: M O g r o e p Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg Nederland e n M O g r o e p Kinderopvang. D e z e laatste is vervolgens gefuseerd met d e Branchevereniging O n d e r n e m e r s in de Kinderopvang tot de Brancheorganisatie Kinderopvang. Wij belichten in deze b r i e f d e loonkostenontwikkelingen in de eerste branche, t h a n s de M O g r o e p g e n a a m d , w w w . m o q r o e p . n l . Tot Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening wordt ook het peuterspeelzaal werk gerekend. De j e u g d z o r g is op dit m o m e n t over het a l g e m e e n nog g e e n gemeentelijke taak, hoewel er kabinetsplannen tot decentralisatie per 2 0 1 5 liggen, e n de kinderopvang is dat niet meer. Wet maatschappelijke
ondersteuning
Sinds de komst van de W e t maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per
1
januari
2007
is de
subsidierelatie van d e g e m e e n t e met instellingen in d e sector Welzijn e n Maatschappelijke Dienstverlening veranderd. Bij een klein deel is sprake van een inkooprelatie, waarbij de g e m e e n t e via een proces van openbare a a n b e s t e d i n g e e n contract met een instelling sluit. Er blijken meerjarige contracten te w o r d e n afgesloten waarin een indexering voor loonkostenontwikkelingen is o p g e n o m e n . Als subsidiënt e n als opdrachtgever wordt u thans geïnformeerd over d e voor de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening relevante loonkostenontwikkeling. De W m o schrijft niet de hoogte van de gemeentelijke subsidie of vergoeding voor. Het kabinet wil de onderdelen begeleiding en persoonlijke verzorging uit de A l g e m e n e wet bijzondere ziektekosten per 1 januari 2 0 1 5 decentraliseren naar de W m o . Het is de bedoeling dat er tevoren onderzoek wordt gedaan naar de financiële risico's voor g e m e e n t e n .
Wet ontwikkelingskansen
door
educatie
Per 1 augustus 2 0 1 0 is de Wet ontwikkelingskansen door educatie van kracht g e w o r d e n . Dit betekent onder a n d e r e een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen plus aanvullende kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie. Ook is de W e t kinderopvang verbreed tot de W e t kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Daarnaast zijn er Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Voor de b e r o e p s k r a c h t e n c.q. de groepsleiders bij de peuterspeelzalen w a s er een jaar respijt, zij behoeven pas per 1 augustus 2 0 1 1 te voldoen aan de kwaliteitseisen. De g e m e e n t e n krijgen voor d e kwaliteitsborging binnen de peuterspeelzalen per 1 januari 2 0 1 0 structureel € 3 5 miljoen extra als decentralisatie-uitkering in het g e m e e n t e fonds.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
04/26
Certificering
niet direct gekoppeld
aan
subsidiehoogte
Het opstellen v a n certificeringscriteria geschiedt door d e Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in d e Zorgsector m e t een V N G - v e r t e g e n w o o r d i g e r in het Centraal College v a n Deskundigen, w w w . h k z . n l . D e H K Z is 2 0 1 2 gelieerd met het Nederlands Normalisatie-Instituut. Naast e e n a l g e m e e n certificeringsschema voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening zijn er deelschema's voor sociaal-cultureel werk/welzijn o u d e r e n , maatsch appel ij ke-/vrouwenopvang, maatschappelijke hulp-/dienstverlening plus voor peuterspeelzalen. De criteria betreffen ook het personeel. Certificatie kan plaatsvinden door certificerende instellingen, geaccepteerd door d e Raad voor Accreditatie. Er is g e e n subsidiehoogte g e k o p p e l d a a n d e certificering. Daarnaast is er algemeen s c h e m a voor thuiszorg, verpleeg- e n verzorgingshuizen. G e m e e n t e n zijn slechts verantwoordelijk voor e e n deel v a n d e thuiszorg, waarbij er sprake is van e e n inkooprelatie m e t d e a a n b i e d e n d e instelling. Hiervoor is e r het door de V N G e.a. opgestelde Kwaliteitsdocument voor v e r a n t w o o r d e hulp bij het huishouden.
1.1. C a o - l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g e n T a b e l 1. Ontwikkeling l o o n k o s t e n Welzijn en M a a t s c h a p p e l i j k e Dienstverlening 2011-2013 2011
- Loonstijging 1 mei 2 0 1 0 ( 2 , 0 0 % )
2012
2013
0,08%
0,92%
0,67%
- Loonstijging 1 d e c e m b e r 2 0 1 2 ( 1 , 0 0 % ) - Loonstijging 1 februari 2 0 1 3 ( 1 , 5 0 % )
1,38%
- Eenmalige uitkering per 1 juli 2 0 1 3 ( € 3 0 0 , - )
0,75%
Totaal
0,67%
0,08%
3,05%
Toelichting: * Ontwikkelingen
2011
Voor het jaar 2 0 1 1 gold e e n loonkostenverhoging van 0 , 6 7 % w e g e n s de overloop v a n d e loonstijging per 1 m e i 2 0 1 0 , d i e nog voor een deel doorwerkte in 2 0 1 1 . Daarnaast hebben er vanaf 2 0 1 0 C a o - o n d e r h a n d e l i n g e n plaatsgevonden v a n w e g e het einde van d e looptijd v a n d e C a o per 1 januari 2 0 1 1 . D e z e onderhandelingen hebben in 2 0 1 1 g e e n akkoord opgeleverd. D e C a o is door g e e n van d e Cao-partijen o p g e z e g d , waardoor d e z e in 2 0 1 1 heeft doorgelopen. Inmiddels
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
05/26
is deze algemeen verbindend verklaard.
* Ontwikkelingen
2012
De C a o is voor 2 0 1 2 w e d e r o m niet o p g e z e g d dus stilzwijgend verlengd. In 2 0 1 2 is de C a o a l g e m e e n verbindend verklaard tot e n met 3 1 d e c e m b e r 2 0 1 2 . De onderhandelingen over 2 0 1 2 hebben in december 2 0 1 2 tot een akkoord geleid waarbij een looptijd is o v e r e e n g e k o m e n van 1 januari 2 0 1 2 tot en met 3 1 d e c e m b e r 2 0 1 3 . Dit heeft op 1 d e c e m b e r 2 0 1 2 geleid tot e e n loonstijging van 1 % , die voor 0 , 1 0 % drukt op het jaar 2 0 1 2 .
* Ontwikkelingen
2013
V o o r het jaar 2 0 1 3 geldt een loonkostenverhoging van 0 , 9 0 % w e g e n s d e overloop v a n de loonstijging per 1 d e c e m b e r 2 0 1 2 van 1 % , die nog v o o r e e n groot deel doorwerkt in 2 0 1 3 . Daarnaast is voor het jaar 2 0 1 3 een loonstijging o v e r e e n g e k o m e n van 1 , 5 % per 1 februari 2 0 1 3 , die een loonkostenverhoging van 1 , 3 8 % in 2 0 1 3 betekent. Daarnaast zijn afspraken g e m a a k t met betrekking tot de overgangsregeling w a c h t g e l d , w a a r o n d e r e e n m a x i m u m h o o g t e en een beperking van de duur. Ter compensatie van het uitblijven van een inkomensverbetering in 2 0 1 1 e n d e geringe inkomensverbetering in 2 0 1 2 , is een eenmalige uitkering van € 3 0 0 , - o v e r e e n g e k o m e n die per 1 juli 2 0 1 3 wordt uitbetaald voor de m e d e w e r k e r s die o p dat m o m e n t in dienst zijn naar rato van hun dienstverband. O n d e r d e e l van de afspraken is ook dat in 2 0 1 3 een intensief Cao-traject plaatsvindt met een f u n d a m e n t e l e heroverweging van de Cao. Dit moet leiden tot een C a o waarbij niet rechten en plichten centraal staan maar waarbij sprake is van facilitering van arbeidsvoorwaarden e n waarbij de gezamenlijke verantwoordelijkheid van w e r k g e v e r e n w e r k n e m e r centraal staat. D e achterbannen van de vakbonden e n van d e M O g r o e p zijn intensief betrokken bij dit traject.
* Ontwikkelingen
2014
Het mag duidelijk zijn dat vooruitblikkend op 2 0 1 4 nog in het g e h e e l niets gezegd kan w o r d e n over de eisen van de bonden en het bod v a n de w e r k g e v e r s . Thans kunt u bij u w begroting bijvoorbeeld uitgaan van de cijfers van het Centraal Planbureau, die op 1 3 maart 2 0 1 3 verschenen zijn. De stijging binnen d e consumentenprijsindex c.q. de inflatie 2 0 1 4 wordt daarin geschat op 2 % . M a a r u kunt vooralsnog ook d e gemeentefondsontwikkeling als leidraad n e m e n .
1.2.
O v e r i g e l o o n k o s t e n g e r e l a t e e r d e ontwikkelingen
- Pensioenpremies Pensioenpremie wordt berekend over de pensioengrondslag, dit is salaris min franchise. *2011 Per 1 januari 2 0 1 1 is d e pensioenpremie O P / P P (ouderdomspensioen/partnerpensioen) met 0 , 3 % g e s t e g e n naar
23,4%.
Op basis van d e Cao-afspraak dat de premielastwijziging gelijkelijk tussen
w e r k g e v e r s e n w e r k n e m e r s wordt verdeeld (waarbij de berekening op basis van niet-afgeronde
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
06/26
bedragen van het v o o r a f g a a n d e jaar plaatsvindt), heeft dit geleid tot een absolute werkgeverspremie van 1 2 % en een w e r k n e m e r s p r e m i e van 11,4%. De A P arbeidsongeschiktheidspensioenpremie (werkgeverspremie) is per 2011 gedaald van 0,5% naar 0,4%. '2012 Met ingang van 1 januari 2012 steeg de p e n s i o e n p r e m i e (OP) met 0,4%. De hoogte van de totale premie bedroeg in 2 0 1 2 2 3 , 8 % en op g r o n d van d e afspraak o m de kostenstijging gelijkelijk te verdelen tot een absoluut percentage van 1 1 , 6 % voor w e r k n e m e r s en 1 2 , 2 % voor werkgevers. W e r k g e v e r s betaalden daarnaast nog 0,4% premie A P . *2013 Per 1 januari 2 0 1 3 is de pensioenpremie bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn met 0,6% g e s t e g e n naar 2 4 , 4 % . V a n w e g e de afspraak tussen sociale partners o m d e premielastwijziging gelijkelijk tussen w e r k g e v e r e n w e r k n e m e r te v e r d e l e n , betekent dit een stijging van 0,3% van de w e r k g e v e r s p r e m i e en 0,3% van d e w e r k n e m e r s p r e m i e . De w e r k g e v e r s p r e m i e komt d a a r m e e uit op 1 2 , 5 % en de w e r k n e m e r s p r e m i e op 11,9%. De premie A P (voor rekening van werkgevers) is 0,4% gebleven.
- Belangrijkste s o c i a l e premies * 2011 V o o r 2011 is er e e n stijging van de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) van 0,70%. De basispremie v o o r de W A O / W I A is gedaald met 0,60%. *2012 Per 2 0 1 2 is de premie Zorgverzekeringswet ( Z V W ) met 0 , 6 5 % gedaald naar 7 , 1 % . M a a r in 2 0 1 2 is de premiegrondslag fors gestegen van m a x i m a a l € 33.427,- naar maximaal € 50.064,-. *2013 In 2 0 1 3 is de premie Zorgverzekeringswet: g e s t e g e n van 7,15% n a a r 7 , 7 5 % . De premiegrondslag is gestegen van maximaal € 50.064,- naar m a x i m a a l € 50.853,De sociale lasten w o r d e n door het C P B voor 2 0 1 3 g e r a a m d op een stijging voor w e r k g e v e r s tussen 0 en 0,25%. Daarbij gaat het C P B uit van een percentuele kostenstijging van het brutoloon met 0 , 2 % (van 2 7 , 8 % naar 2 8 % ) . Dit v a n w e g e e e n stijging van de premies wettelijke sociale verzekering van 1 3 , 2 % naar 13,5% (hiervan m a a k t de verhoging werkgeversgedeelte Z V W deel uit). Het C P B v e r w a c h t dat de pensioenpremies w o r d e n verlaagd van 1 1 , 7 % naar 11,6%.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2013
07/26
De M O g r o e p raamt de stijging van de hoogte van de sociale lasten voor 2 0 1 3 voor werkgevers in de branche W & M D op minimaal
0,25%.
Hiervoor zijn verschillende redenen:
De door het C P B a a n g e g e v e n percentuele stijgingen van de sociale lasten liggen op 0,2%.
Pensioenfonds P F Z W heeft b e k e n d gemaakt dat de pensioenpremie per 1 januari 2 0 1 3 met 0 , 6 % stijgt, w a a r v a n (op grond van de cao-afspraak o m de premiestijging tussen w e r k g e v e r en w e r k n e m e r gelijkelijk te verdelen) 0 , 3 % voor rekening van werkgevers komt. Een premieverlaging van 0 , 1 % is voor w e r k g e v e r s in de branche W & M D dus niet a a n de orde. Op 1 oktober zijn W D en PvdA het Deelakkoord begroting 2 0 1 3 o v e r e e n g e k o m e n . Hierin staan (voorgenomen) wijzigingen die leiden tot een lastenverzwaring voor werkgevers in 2 0 1 3 . Met welk percentage de sociale lasten v a n werkgevers hierdoor extra stijgen, valt niet exact aan te g e v e n , m a a r de eerdere veronderstelling dat de sociale lasten meer stijgen dan de door het C P B g e r a a m d e t o e n a m e van 0 , 2 5 % wordt hierdoor nog meer plausibel.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2012-2014
datum 2 4
april
2013
08/26
2.
S e c t o r O p e n b a r e Bibliotheken
T e n geleide Werkgeversvereniging Per 1 j a n u a r i 2 0 1 1 is de Werkgeversvereniging O p e n b a r e Bibliotheken gefuseerd met de Vereniging van O p e n b a r e Bibliotheken in Nederland (VOB), w a a r n a zij gezamenlijk d o o r g a a n onder de laatste n a a m , www.debibliotheken.nl. De o u d e site van de werkgeversvereniging, w w w . w o b s i t e . n l , blijft tijdelijk ook nog in de lucht. Bibliotheekcharter
en
Bibliotheekwet
Er w a s e e n Bibliotheekcharter
2010-2012.
En op
A f s p r a k e n over het Openbaar Bibliotheekwerk
10
april
2013
2013-2014
zijn er nieuwe Bestuurlijke
door de minister van O C W , het IPO en
d e V N G ondertekend, terwijl er per 2 0 1 5 een Bibliotheekwet o p stapel staat. De nieuwe afspraken brengen g e e n (loon)kostenverhoging voor g e m e e n t e n m e t zich mee. W e l staat daarin dat de V N G bevordert dat g e m e e n t e n ervoor z o r g e n dat iedere burger t o e g a n g heeft tot en lid kan w o r d e n van een bibliotheekvoorziening. Sluiting van een bibliotheek door een g e m e e n t e geschiedt niet eerder d a n na overleg met d e naburige (centrum)gemeente over de toegang van haar inwoners tot het lidmaatschap van de bibliotheek in d e naburige (centrum)gemeente.
Certificering
en
subsidie-instapniveau
Certificering van openbare bibliotheken biedt lokaal een minimumgarantie v o o r e e n constant kwaliteitsniveau van producten en diensten naar klanten. Daarnaast is certificering een v o o r w a a r d e o m lid te kunnen zijn van de V O B . En o m , zoals wettelijk voorgeschreven, te k u n n e n (blijven) functioneren in het netwerk van openbare bibliotheken: z e biedt minimumgaranties voor landelijke netwerkkwaliteit. O m d a a r a a n g o e d invulling te k u n n e n geven kan een investering nodig zijn, ook in de m e n s e n . Bibliotheekcertificaten w o r d e n afgegeven door de Stichting Certificering O p e n b a r e Bibliotheken, met twee V N G - v e r t e g e n w o o r d i g e r s in het bestuur. G e m e e n t e n k u n n e n hiermee rekening houden bij het bepalen van d e subsidiehoogte. Eerder gold hiervoor het z o g e h e t e n subsidie-instapniveau. T h a n s moeten g e m e e n t e n een eigen financiële a f w e g i n g m a k e n , ook gelet op de bezuinigingstaakstelling w a a r v o o r zij in veel gevallen staan. Per 2 0 1 4 is een actualisering van de certificeringsnormen beoogd.
Handreikingen
VNG
In april 2 0 1 2 is, gelet op actuele ontwikkelingen in het veld, de VNG-publicatie 'De o p e n b a r e bibliotheek in het digitale tijdperk' v e r s c h e n e n . En in april 2 0 1 1 heeft de V N G 'Subsidiebeleid o p e n b a r e bibliotheken, een handreiking voor g e m e e n t e n ' uitgebracht. Beide d o c u m e n t e n kunt u d o w n l o a d e n via o n z e site. Bestaande publicaties en modellen over het beleid ten aanzien van bibliotheken van e n voor de V N G , onder a n d e r e over budgetsubsidiëring, kunt u eveneens op deze site v i n d e n .
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
09/26
2.1. C a o - l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g e n
In tabel 2 is de ontwikkeling van de loonkosten als gevolg van Cao-afspraken in de sector O p e n b a r e Bibliotheken voor d e jaren
2009-2011
weergegeven.
T a b e l 2. Ontwikkeling l o o n k o s t e n O p e n b a r e Bibliotheken 2011-2013
2011
- Loonstijging 1 januari 2 0 1 1
2013
1,00%
- Loonstijging 1 januari 2 0 1 2 Totaal
2012
1,25%
1,00%
PM
1,25%
Toelichting: * Ontwikkelingen Voor
2011
2011
kent de C a o een loonkostenontwikkeling van
1,00%.
O p g e m e r k t moet w o r d e n dat de
C a o sinds 2 0 1 0 een nieuwe regeling voor een Sociaal Plan bevat, dat gebaseerd is o p het begeleiden van w e r k n e m e r s van w e r k naar w e r k (zie ook Deel 2 van d e brief). * Ontwikkelingen
2012
Er is een C a o afgesproken voor de j a r e n 2 0 1 2 e n 2 0 1 3 . V o o r 2 0 1 2 is er een loonstijging v a n 1 , 2 5 %. V o o r t s zijn de bepalingen omtrent d e vakantieverlof aangepast aan d e nieuwe w e t g e v i n g . En er is een nieuwe arbo-catalogus v e r s c h e n e n , die de Arbeidsinspectie kan benutten bij haar controles. D e z e beide z a k e n leiden niet tot e e n loonkostenstijging. T e n aanzien van individueel roosteren lopen er projecten, maar zijn er nog g e e n a l g e m e n e afspraken. Dit laatste geldt ook v o o r het levensfasebewust beleid. * Ontwikkelingen
2013
Er zijn gemeentelijke bezuinigingen richting openbare bibliotheken. Maar zij willen toch een aantrekkelijke w e r k g e v e r blijven: g o e d e m e n s e n behouden en frisse nieuwe aantrekken. In de bibliotheeksector maakt m e n daartoe e e n vergelijking met de g e m e e n t e n , ook qua C a o .
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
10/26
T o e n de nieuwe C a o g e m e e n t e n er vorig j a a r lag zijn de w e r k g e v e r s en de w e r k n e m e r s bij de o p e n b a r e bibliotheken derhalve w e e r met elkaar aan tafel g e g a a n , m a a r dit heeft nog niet geleid tot n i e u w e loonafspraken voor 2 0 1 3 . De w e r k g e v e r s h o u d e n vast aan d e nullijn en de w e r k n e m e r s willen inflatiecorrectie. Wel willen de w e r k g e v e r s een b e p e r k t e loonkostenstijging o m een A e n O (Arbeidsmarkt en Ontwikkeling) -fonds op te richten, ook o m d a t m e n daarvoor in 2 0 1 3 nog e e n ESF-subsidie kan krijgen.
* Ontwikkelingen
2014
Het m a g duidelijk zijn dat vooruitblikkend op 2 0 1 4 nog in het g e h e e l niets g e z e g d kan w o r d e n over d e eisen v a n de bonden en het bod v a n de w e r k g e v e r s . T h a n s kunt u bij uw begroting bijvoorbeeld uitgaan van de cijfers van het Centraal P l a n b u r e a u , die op 1 3 maart 2 0 1 3 v e r s c h e n e n zijn. De stijging binnen de c o n s u m e n t e n p r i j s i n d e x c.q. de inflatie 2 0 1 4 w o r d t daarin g e s c h a t o p 2 % . M a a r u kunt vooralsnog ook de g e m e e n t e f o n d s o n t w i k k e l i n g als leidraad n e m e n . V e r d e r is t u s s e n w e r k g e v e r s en w e r k n e m e r s a f g e s p r o k e n dat de functiewaardering nader o n d e r loep zal w o r d e n g e n o m e n , hetgeen kan leiden tot a a n p a s s i n g e n in de C a o per 2 0 1 4 .
2.2. O v e r i g e l o o n k o s t e n g e r e l a t e e r d e ontwikkelingen - Pensioenpremies P e n s i o e n p r e m i e w o r d t b e r e k e n d over de p e n s i o e n g r o n d s l a g , dit is salaris min franchise. D e p e n s i o e n p r e m i e bij het Pensioenfonds O p e n b a r e Bibliotheken steeg op 1 januari 2 0 1 1 met 1 % naar
22,5%.
Per
1
januari
2012
en per
1
januari
2013
bleef d e z e op
Daarvan komt,
22,5%.
uitgaande van het gemiddeld loon in de branche, 3 / 4 - d e e l voor rekening van de w e r k g e v e r en 1 / 4 - d e e l voor rekening v a n d e werknemer. Door d e w e r k i n g v a n de franchise kan d e verdeling bij e e n g e m i d d e l d lager of hoger loon dan het b r a n c h e g e m i d d e l d e per o p e n b a r e bibliotheek iets naar b o v e n of naar beneden afwijken.
- Belangrijkste sociale premies D e basispremie voor de W A O / W I A is in WAOAA/IA w e e r gedaald en wel met
D e W W - p r e m i e is in
Voor
2011
2013
2011
0,40%
gedaald van
g e d a a l d met
van
4,55%
5,05%
naar
0,60%.
naar
1,70%,
In
2013
is de basispremie
4,65%.
maar er geldt geen franchise meer.
is er een stijging v a n de premie Z o r g v e r z e k e r i n g s w e t v a n
0,70%.
Per
2012
is de
premie Zorgverzekeringswet met 0 , 6 5 % g e d a a l d naar 7 , 1 % . Maar in 2 0 1 2 is de premiegrondslag fors g e s t e g e n v a n m a x i m a a l €
33.427,-
naar m a x i m a a l €
50.064,-.
In
2013
is de premie
Z o r g v e r z e k e r i n g s w e t g e s t e g e n v a n 7 , 1 0 % naar 7 , 7 5 % . En de premiegrondslag is ook gestegen v a n m a x i m a a l € 5 0 . 0 6 4 , - naar m a x i m a a l € 5 0 . 8 5 3 , -
oncierwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
11/26
3.
Sector Kunsteducatie
T e n geleide Werkgeversverenigingen Binnen de sector Kunsteducatie zijn t w e e Cao's van toepassing: de private C a o en de publieke Cao. V o o r de private C a o is Kunstconnectie, branchevereniging voor kunsteducatie en kunstbeoefening, de werkgeversorganisatie, www.kunstconnectie.nl. Voor de publieke C a o is dat het College voor A r b e i d s z a k e n , het werkgevers verband van alle g e m e e n t e n , w w w . v n q . n l en www.car-uwo.nl Certificering
niet direct gekoppeld
aan
subsidiehoogte
G e m e e n t e n kunnen hun instelling voor kunsteducatie laten certificeren op basis van het eind 2 0 1 2 na overleg met ons door Kunstconnectie geactualiseerde ' Kwal ite its ka der kunsteducatie en amateurkunst'. Deze certificering is niet direct gekoppeld aan een bepaalde subsidiehoogte. De criteria bevatten ook personele c o m p o n e n t e n . Bestaand
model budgetsubsidie
en beoogde
factsheets
subsidiebeleid
Het model 'Meerjaren c o n v e n a n t prestaties budgetsubsidie lokale kunsteducatie-instellingen' kan voor g e m e e n t e n de grondslag v o r m e n voor kwalitatieve en kwantitatieve afspraken tussen g e m e e n t e n en instellingen op lokaal niveau. Dit door Kunstconnectie e n V N G opgestelde model is op onze site te vinden. Daar staan ook a l g e m e n e handreikingen over kunsteducatie en d e VNG-ledenbrief 'Cultuureducatie, amateurkunst, cultuurcoaches' van 1 3 d e c e m b e r 2 0 1 2 (Lbr.
12/108).
Kunstconnectie overweegt o m nieuwe factsheets te publiceren met het oog op het gemeentelijke subsidiebeleid. Deze gaan ook over het personeel. Wij zullen hierbij betrokken w o r d e n e n houden u op de hoogte van de ontwikkelingen terzake.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
12/26
De private C a o K u n s t e d u c a t i e 3.1. C a o loonkostenontwikkelingen private C a o In tabel 3 is de loonkostenontwikkeling in de sector Kunsteducatie op basis van de private C a o voor d e j a r e n
2009-2011
weergegeven.
T a b e l 3. Ontwikkeling l o o n k o s t e n private C a o s e c t o r K u n s t e d u c a t i e 2011-2013
2011
- Loonstijging 1 januari 2 0 1 1 ( 1 % )
1,00%
1,00%
* Ontwikkelingen
2013
1,00%
- Eenmalige uitkering d e c e m b e r 2 0 1 2 Totaal
2012
1,00%
-1,00%
2011
Er is e e n C a o gesloten voor de periode 1 augustus 2 0 1 0 tot 1 augustus 2 0 1 1 , nadien verlengd tot en met 3 1 d e c e m b e r 2 0 1 1 . A l s gevolg van deze Cao-afspraken zijn de Cao-loonkosten in 2 0 1 1 met 1 % g e s t e g e n . O p basis van doorloop van eerdere Cao-loonkostenontwikkelingen naar 2 0 1 1 is er g e e n doorwerking in de loonkosten. I m m e r s , in 2 0 1 0 is er g e e n loonsverhoging geweest. De C a o is geëxpireerd op 3 1 december 2 0 1 1 . De C a o kent een bijzondere clausule w a a r d o o r d e z e eindigt van rechtswege en g e e n nawerking kent. Maar o m d a t de C a o is geïncorporeerd in de m e e s t e individuele a r b e i d s o v e r e e n k o m s t e n kent de C a o w e l e e n doorwerking in deze o v e r e e n k o m s t e n op het gebied van de normatieve bepalingen (salarisschalen, arbeidsduur, bovenwettelijke uitkering, afvloeiing e.d.). Normatief blijft de laatste C a o gelden. Echter, op die punten w a a r alleen kan w o r d e n a f g e w e k e n van de wettelijke bepalingen uit het Burgerlijk W e t b o e k krachtens een Cao geldt het B W weer. Het betreft hier voornamelijk de Cao-afwijking op de Wet flexibiliteit en zekerheid dat er een onbeperkt aantal contracten voor bepaalde tijd kan w o r d e n afgesloten binnen 3 jaar. T h a n s geldt op basis van het B W dat dit aantal beperkt is tot m a x i m a a l 3 contracten binnen 3 jaar. Ontwikkelingen
2012
In oktober 2 0 1 2 zijn Cao-partijen tot e e n Cao-akkoord 2 0 1 2 - 2 0 1 3 g e k o m e n . Op 4 april 2 0 1 3 is dit o n d e r t e k e n d . De nieuwe C a o heeft een looptijd van 1 januari 2 0 1 2 tot en met 3 1 d e c e m b e r 2 0 1 3 . In het C a o - a k k o o r d is een nullijn voor de salarissen o v e r e e n g e k o m e n . Wel is in d e c e m b e r 2 0 1 2
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
13/26
een eenmalige uitkering van 1 % over het feitelijk verdiende salaris (inclusief vakantietoeslag) verstrekt, w a a r d o o r v o o r het jaar 2012 een tijdelijke loonkostenstijging van 1 % is ontstaan. * Ontwikkelingen
2013
V o o r het jaar 2013 zijn in het C a o - a k k o o r d g e e n loonafspraken o v e r e e n g e k o m e n , noch is e e n e e n m a l i g e uitkering afgesproken. Doordat in 2012 een eenmalige uitkering van 1 % is verstrekt die daarna vervalt dalen d e loonkosten in 2 0 1 3 met circa 1 % ten opzichte van 2012. * Ontwikkelingen
2014
Het m a g duidelijk zijn dat vooruitblikkend op 2 0 1 4 nog in het geheel niets gezegd kan w o r d e n over de eisen van de bonden en het bod van de werkgevers. B o v e n d i e n is het mogelijk dat er een Loonwet komt die de loonkostenontwikkeling aan banden legt. Thans kunt u bij uw begroting het bijvoorbeeld uitgaan van de cijfers van het Centraal Planbureau, die o p 13 maart 2013 v e r s c h e n e n zijn. De stijging binnen consumentenprijsindex c.q. de inflatie 2 0 1 4 wordt daarin geschat op 2 % . Maar u kunt vooralsnog ook de gemeentefondsontwikkeling als leidraad n e m e n .
3.2.
Overige l o o n k o s t e n g e r e l a t e e r d e ontwikkelingen private C a o
- Pensioenpremies Pensioenpremie wordt berekend over de pensioengrondslag, dit is salaris min franchise. Per 1 januari 2011 is d e p e n s i o e n p r e m i e O P / P P (ouderdomspensioen/partnerpensioen) met 0,3% g e s t e g e n naar 2 3 , 4 % . O p basis van de Cao-afspraak dat de premielastwijziging gelijkelijk tussen werkgevers e n w e r k n e m e r s wordt verdeeld (waarbij de berekening op basis van niet-afgeronde b e d r a g e n van het v o o r a f g a a n d e jaar plaatsvindt), heeft dit geleid tot e e n w e r k n e m e r s p r e m i e van 1 1 , 4 % en een w e r k g e v e r s p r e m i e van 12%.
Per 1 januari 2012 is d e pensioenpremie bij het Pensioenfonds Zorg e n W e l z i j n / P F Z W met 0,4% g e s t e g e n in verband m e t de g e s t e g e n levensverwachting. V a n w e g e d e afspraak tussen sociale partners o m de premieiastwijziging gelijkelijk t u s s e n werkgevers en w e r k n e m e r s te verdelen, betekent dit een stijging van 0 , 2 % van de w e r k g e v e r s p r e m i e tot in totaal 12,2%.
In 2 0 1 3 is de pensioenpremie bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn g e s t e g e n naar 2 4 , 4 % . De afspraak tussen sociale partners o m de premielastwijziging gelijkelijk tussen werkgevers en w e r k n e m e r s te verdelen blijft ongewijzigd. Dus de werkgeverspremie blijft 12,2%. De A P arbeidsongeschiktheidspensioen-premie (werkgeverspremie) is voor 2011 gedaald van 0,5% naar 0,4%. De A P arbeidsongeschiktheidspensioen-premie (werkgeverspremie) is voor 2012 en 2013 gelijk gebleven op 0,4%.
Tot op heden geldt voor geprivatiseerde instellingen met een B3-status e e n verplichte A B P aansluiting. Kunstconnectie is al enige tijd in overleg met het A l g e m e e n Burgerlijk
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
14/26
P e n s i o e n f o n d s / A B P o m de o v e r g a n g s s o m naar het P F Z W voor geprivatiseerde/te privatiseren instellingen omlaag te brengen. Hoewel het tot nog toe niet gelukt is pensioenfondsen een c o n v e n a n t te laten sluiten zijn er w e l andere oplossingen gevonden o m instellingen onder de B3-status vandaan te halen z o n d e r hoge kosten. V o o r m e e r informatie verwijzen w e u naar Kunstconnectie.
- Belangrijkste sociale premies V o o r 2 0 1 0 is er ten laste van de w e r k g e v e r een stijging van de W W - p r e m i e met 0 , 0 5 % (er geldt e e n franchise). Voor 2012 is er ten laste van de w e r k g e v e r een stijging van de W W - p r e m i e met 0 , 3 5 % (er geldt een franchise) tot 4 , 5 5 % . In 2 0 1 0 is de premie Zorgverzekeringswet g e s t e g e n met 0 , 1 5 % tot 7,05%. Voor 2011 is er w e d e r o m een stijging van de premie Zorgverzekeringswet en is deze 7 , 7 5 % In 2012 is deze 7 , 1 % , e e n daling van 0,65%. Maar in 2012 is de premiegrondslag fors gestegen van € 33.427,- naar € 50.064,-. In 2 0 1 3 is de premie Zorgverzekeringswet gestegen naar 7,75%. En d e premiegrondslag is gestegen van maximaal € 50.064,-naar maximaal € 50.853,-
De basispremie v o o r d e WAGYWIA is in 2011 gedaald met 0,60% naar 5 , 1 % , terwijl deze in 2012 5 , 0 5 % bedraagt. In 2013 is de basispremie WAG7WIA w e e r gedaald en w e l met 0 , 4 0 % van 5,05% naar 4 , 6 5 % . De gedifferentieerde premie is afhankelijk van de instroom in d e W A O / W I A en verschilt d u s per organisatie.
De W W - p r e m i e is in 2 0 1 3 gedaald van 4 , 5 5 % naar 1,70%, m a a r er geldt g e e n franchise meer. - P r e m i e s c h o l i n g en mobiliteit Instellingen in de kunsteducatie droegen 0,9% van hun Sv-loon a f t e n behoeve van het opleidingsfonds SFKV. Deze premieverplichting is vanaf 2 0 1 3 beëindigd. Vanaf 2 0 1 3 wordt e e n p r e m i e v a n 0,9% van de bruto-loonsom (deze ligt circa 1 0 % hoger dan het voorheen gehanteerde Sv-loon) afgedragen ten b e h o e v e van mobiliteit (werk-naar-werk-trajecten). Een deel van de kosten voor opleidingen moet dus w e e r door instellingen zelf bekostigd w o r d e n .
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
15/26
- Publieke C a o K u n s t e d u c a t i e
Per 1 januari 2 0 0 9 heeft de C A R - U W O een specifiek hoofdstuk over kunstzinnige vorming: 19b, Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in e e n instelling voor kunsteducatie. G e m e e n t e n zijn verplicht o m dit toe te passen. Dat betekent dat d e rechtspositie voor onderwijzend personeel (docenten, consulenten en balletbegeleiders) in alle publieke instellingen voor kunsteducatie in Nederland gelijk is.
Naast d e Cao-loonstijgingen die voor de hele sector G e m e e n t e n wordt o v e r e e n g e k o m e n is er voor het onderwijzend personeel in de kunsteducatie in het verleden e e n aantal specifieke loonmaatregelen afgesproken. In tabel 4 is de loonkostenontwikkeling van deze publieke C a o in de sector Kunsteducatie voor de j a r e n 2011-2013 w e e r g e g e v e n (zowel het deel dat ziet op Caoloonstijgingen voor d e sector g e m e e n t e n als geheel, als d e specifieke loonmaatregelen voor het onderwijzend personeel in de kunsteducatie).
De C A R - U W O is niet alleen van toepassing op publieke muziekscholen en publieke centra voor de kunsten, m a a r vaak ook op z o g e h e t e n B3-instellingen. Voor nadere informatie wordt venwezen naar de Ledenbrief 'Financiering hervorming rechtspositieregeling Kunsteducatie' van 6 november 2 0 0 8 (Lbr. 08/181).
3.3.
C a o l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g e n publieke C a o
T a b e l 4. Ontwikkeling l o o n k o s t e n publieke C a o s e c t o r K u n s t e d u c a t i e 2011-2013
2011
2012
2013
Sector gemeenten CAO 2009-2010 - Eenmalige uitkering C A O - Loonstijging 1 januari 2011 (0,50%)
-1,23% 0,50%
- V e r h o g i n g eindejaarsuitkering per 2011 (van 5,50 naar 6 , 0 0 % )
0,41%
CAO 2011-2012 - Eenmalige uitkering april 2 0 1 2
€ 4 0 0 / € 200
- Loonstijging 1 januari 2012
1%
- Loonstijging 1 april 2012
0,75%
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
0,25%
24 april 2013
16/26
Extra maatregel v o o r onderwijzend p e r s o n e e l in d e K u n s t e d u c a t i e - Loonstijging 1 juli 2 0 1 1 ( 0 , 5 0 % )
0,25%
Totaal
-0,07%*
0,25% 2% + Y * *
PM
(1) Omdat de verhoging van de eindejaarsuitkering over een kleinere grondslag gaat dan over het totaal van loonkosten is 0,5% verhoging van de eindejaarsuitkering gelijk te stellen met 0,41% verzwaring van de totale loonkosten. * Ontwikkelingen
2011
De t w e e eenmalige uitkeringen uit 2 0 1 0 zijn vervallen in 2 0 1 1 , hetgeen een daling van 1 , 2 3 % betekende. Per
1
januari
w a s er een loonstijging van
2011
0,50%.
Ook steeg de eindejaars-
uitkering w e d e r o m , hetgeen in 2 0 1 1 o m g e r e k e n d een verhoging van 0 , 4 1 % betekende. V o o r het onderwijzend personeel w a s er een loonstijging van 0 , 5 0 % per 1 juli 2 0 1 1 , hetgeen voor 0 , 2 5 % doorwerkte op de loonkosten
2011.
In totaliteit betekent dit alles een daling van
0,07%.
De C a o gold tot 1 juni 2 0 1 1 .
** Ontwikkelingen
2012
De loonstijging v a n 0 , 5 0 % per 1 juli 2 0 1 1 voor het onderwijzend personeel werkte voor 0 , 2 5 % d o o r in 2 0 1 2 . Eind juni 2 0 1 2 is een nieuwe C A O met t e r u g w e r k e n d e kracht vanaf 1 juni definitief g e w o r d e n . In d e z e C A O zijn 2 loonsverhogingen afgesproken, 1 % per 1 januari 2 0 1 2 en 1 % per 1 april 2 0 1 2 . De C a o bevat verder een e e n m a l i g e uitkering in augustus 2 0 1 2 . Dit betreft e e n e e n m a l i g e uitkering van € 4 0 0 voor m e d e w e r k e r s in salarisschaal 6 en lager en een e e n m a l i g e uitkering van € 2 0 0 voor medewerkers in salarisschaal 7 en hoger.
*** Ontwikkelingen
2013
De C a o gold tot en met 3 1 december 2 0 1 2 . De onderhandelingen over de Cao 2 0 1 3 en v e r d e r zijn gestart met een eerste gezamenlijke analyse van de sector. De loonstijging per 1 april 2 0 1 2 werkt voor 0 , 2 5 % door in 2 0 1 3 . Ontwikkelingen
2014
Het m a g duidelijk zijn dat vooruitblikkend op 2 0 1 4 nog niets g e z e g d kan worden over de ontwikkelingen. Bovendien is er ook nog veel onzeker over de kabinetsplannen en d e gevolgen d a a r v a n voor bijvoorbeeld de mogelijkheden voor loonontwikkeling en de
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
17/26
gemeentefondsontwikkelingen.
3.4.
O v e r i g e l o o n k o s t e n g e r e l a t e e r d e ontwikkelingen publieke C a o
- Pensioenpremies Pensioenpremie wordt berekend over de pensioengrondslag, dit is salaris min franchise. V o o r publieke instellingen voor kunsteducatie geldt dat er per 1 januari 2 0 1 1 sprake is van een pensioenpremielast van pensioenpremie w e r k g e v e r s is is €
10.850,-.
21,9%
en per
30%-70%,
Per
1
en per
21,4%
1
april
1
april
2012 24,1%.
d u s in absolute zin
januari
2013
2011
7,23%
van
21,9%.
Per
1
januari
is de
2012
De verdeling tussen w e r k n e m e r s en ten opzichte van
is de pensioenpremielast
25,4%,
De franchise
16,87%.
waarvan
2012
ten laste van
17,78%
de werkgevers en 7 , 6 2 % ten laste van de w e r k n e m e r s . De franchise in 2 0 1 3 is € 1 0 . 9 5 0 . Naast de stijging van d e premie o u d e r d o m s p e n s i o e n was er in 2 0 1 3 ook een verhoging van de F P U - p r e m i e per 1 januari 2 0 1 3 naar 4 , 0 % . Hiervan is 2 , 4 % voor de w e r k n e m e r s en 1 , 6 % v o o r d e w e r k g e v e r s . In 2 0 1 2 w a s de premie 3 , 9 % , w a a r v a n in absolute zin 2 , 3 5 % voor de w e r k n e m e r s en 1 , 5 5 % voor de werkgevers.
De arbeidsongeschiktheidpremie is per 2 0 1 1 gedaald naar 0 , 3 % . In 2 0 1 2 is deze ook 0 , 3 % . Hierbij is de verdeling tussen w e r k n e m e r s en werkgevers
25%-75%.
D e z e is per
1
januari
2013
g e s t e g e n naar 0 , 4 % , w a a r v a n dus 0 , 1 % v o o r w e r k n e m e r s en 0 , 3 % voor werkgevers. De franchise hiervoor is per
1
januari
2013 €
19.000.
- Belangrijkste s o c i a l e premies De premie Zorgverzekeringswet w a s
7,75%
daling van
( w e d e r o m een stijging van
0,65%)
en
7,75%
in
2013
premiegrondslag fors gestegen van € naar€
50.853,-.
in
2011
naar €
33.427,-
De premie is met ingang van
(een stijging van
1
50.064,-.
januari
2013
0,70%), 7,1%
0,65%).
D e z e is
Maar in 2013
in
2012
2012
(een
is de
verder g e s t e g e n
ook volledig een w e r k g e v e r s heffing
geworden.
De basispremie voor de W A O / W I A is in 2 0 1 1 gedaald met ruim 0 , 6 0 % naar 5 , 1 % , terwijl deze in 2 0 1 2 5 , 0 5 % bedraagt. In 2 0 1 3 is de basispremie W A O / W I A gelijk gebleven op 5 , 1 % . De gedifferentieerde premie is afhankelijk van de instroom in de W A O / W I A en verschilt dus per organisatie.
W e r k g e v e r s in de publieke C A O Kunsteducatie zijn eigenrisicodragend voor de W W . Zij k u n n e n bij d e w e r k n e m e r p s e u d o W W - p r e m i e inhouden. In 2 0 1 1 , 2 0 1 2 en 2 0 1 3 is de pseudo W W - p r e m i e nihil. In het kader van het sociaal akkoord w o r d t er over gesproken o m deze w e r k nemers premie w e e r te gaan heffen.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
18/26
Daarnaast zijn er nog enkele andere kleinere verschuivingen zoals ten aanzien van de heffing o n d e r n e m i n g s r a d e n . Deze is k o m e n te vervallen per 2013. V a n belang is ook te vermelden dat de Wet uniformering loonbegrip per 2013 in werking is getreden. Met deze wet wordt een uniform loonbegrip ingevoerd voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Alle heffingsgrondslagen zijn gelijkgetrokken.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
2 4 april 2013
19/26
4.
Ontwikkeling g e m e e n t e f o n d s
Accres V a n a f 2 0 1 2 is de normeringssystematiek ("trap op, trap a f ) hersteld. Naast deze "trap op, trap afmethode" heeft het Rijk een aantal forse uitnamen uit het gemeentefonds gepland, w a a r o n d e r € 4 8 4 miljoen v a n w e g e het BTW-compensatiefonds, € 2 5 6 miljoen op onderwijshuisvesting en € 1 8 0 miljoen in verband met de opschaling van gemeenten. Die uitnamen zetten de gemeentefinanciën extra onder druk. De ontwikkeling van het nominaal accres voor de jaren 2 0 1 2 tot en met 2 0 1 5 ziet er al volgt uit, waarbij de hierboven a a n g e h a a l d e g e p l a n d e uitnamen zijn doorvertaald in de accresstand van december 2 0 1 2 :
T a b e l 5. O n t w i k k e l i n g n o m i n a a l a c c r e s g e m e e n t e f o n d s (jaarlijkse groei in procenten) 1
- Junicirculaire 2 0 1 2
2012
2013
2014
2015
-2,01%
-0,41%
3,50%
0,98%
-1,43%
-1,05%
4,24%
0,75%
-0,10%
3,50%
-3,40%
gemeentefonds - Septembercirculaire 2 0 1 2 gemeentefonds
(wordt lager)
- Accresstand december
-
2012
In d e z e tabel gaat het o m nominale accressen. Het Rijk heeft in de decern berci reu la ire 2 0 1 2 a a n g e g e v e n dat het accres dat voor 2 0 1 2 w e r d g e n o e m d in de septembercirculaire
(-1,43%)
negatief wordt bijgesteld. Een percentage wordt
daarvoor niet g e n o e m d , dat wordt duidelijk in d e meicirculaire 2 0 1 3 . De nominale accressen uit de tabel m o e t e n voor t w e e z a k e n gecorrigeerd w o r d e n voordat het iets zegt over de koopkracht van g e m e e n t e n . G e m e e n t e n moeten daarbij in elk geval rekening houden met:
Het accres van 2012 wordt gebaseerd op de septembercirculaire 2012. De accressen voor de jaren 2013 tot en met 2015 zijn gebaseerd op de startnota die bij aanvang van het kabinet Rutte II is opgesteld, met vertaling van de geplande uitnamen uit het gemeentefonds.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
20/26
De stijging van de ionen en de prijzen. V o o r 2012, 2013 en 2 0 1 4 raamt het C P B deze op respectievelijk 2,5%, 2,75% en 2 % . de w e g l e k van e e n deel van het accres naar de groeiende g e m e e n t e n (ca. 0,5%). Dit betekent dat het reële accres tot en met 2 0 1 3 negatief uitvalt. V o o r 2 0 1 4 is nu nog een positief reëel accres voorzien, m e d e veroorzaakt door forse geplande investeringen in infrastructuur. Het is de vraag of dat nog zo blijft bij nieuwe Rijksbezuinigingen. Het Rijk heeft eerder aangekondigd nog eens ruim € 4 miljard extra te willen bezuinigen. Dat werkt door naar het g e m e e n t e f o n d s . Als vuistregel geldt dat plusminus 8% van het bedrag dat het Rijk bezuinigt doorwerkt naar het g e m e e n t e f o n d s . In het sociaal akkoord van 11 april 2013 is o p g e n o m e n dat nog wordt nagedacht over d e z e extra bezuiniging.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn e n cultuur 2 0 1 2 - 2 0 1 4
datum
24 april 2 0 1 3
21/26
5.
Vergelijking v e r s c h i l l e n d e C a o - l o o n k o s t e n o n t w i k k e l i n g e n
Tabel 6 biedt voor d e jaren 2 0 0 2 - 2 0 1 2 een overzicht van de gevolgen van de Cao-afspraken voor d e loonkosten zoals die de afgelopen jaren in de drie sectoren zijn gerealiseerd, aangevuld met g e g e v e n s over de loonkostenontwikkeling bij de gemeenten. T a b e l 6. O v e r z i c h t loonkostenontwikkeling 2002-2012
Welzijn en
Openbare
Maat-
Bibliotheken
Kunsteducatie (private
schappelijke
Cao)
Kunsteducatie
Gemeenten
(publieke Cao)
Dienstverlening 2002
5,25%
4,00%
5,20%
4,91%
4,91%
2003
2,53%
2,00%
3,19%
2,86%
2,86%
2004
0,00%
2,00%
0,48%
0,00%
0,00%
2005
1,25%
0,92%
0,08%
0,58%
0,58%
2006
1,09%
1,95%
2,99%
1,89%
1,89%
2007
2,42%
2,00%
2,33%
2,60%
2,60%
2008
3,84%
2,50%
4,08%
3,65%
3,65%
2009
4,71%
2,00%
1,79%
(1) 1,42%
0,92%
2010
4,30%
1,25%
1,13%
(2)2,14%
(4) 1,64%
+ X%
+X%
-0,07%
-0,32%
(3) 2 , 0 0 %
(5) 1,75%
2011
0,67%
1,00%
2012
0,08%
1,25%
2013
3,05%
1,00% 1,00%
PM
+Y%
+Y%
PM
PM
1,00%
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en c u l t u u r 2 0 1 2 - 2 0 1 4
datum
2 4 april 2013
22/26
(1) Naast de Cao-loonstijgingen die voor de hele sector Gemeenten is overeengekomen (0,92%) is er voor het onderwijzend personeel in de publieke sector kunsteducatie in 2009 sprake van een Cao-loonkostenstijging van 0,5%. De totale loonkostenontwikkeling is daarmee voor hen in principe 1,42%.
(2) - Naast de Cao-loonstijging die voor de gehele sector gemeenten is overeengekomen (1,64%) is er voor het onderwijzend personeel in de publieke sector kunsteducatie in 2010 sprake van een Cao-loonkostenstijging van 0,5%. De loonkostenontwikkeling dientengevolge is 2,14%. - En per 1 juli 2010 is de salaristabel voor onderwijzend personeel in de kunsteducatie aangepast door de salarisbedragen in de drie uitloopbedragen van schaal 8 te verhogen. Landelijk gezien is ongeveer 80% van het onderwijzend personeel hierin ingeschaald. Het kosteneffect is behoorlijk, maar verschilt per instelling. - Plus de bodem in de eindejaarsuitkering is per 2010 verhoogd. Het kosteneffect verschilt ook per instelling Dit alles dus niet weergegeven als een percentage, maar als X. (3) De loonstijging van 0,50% per 1 juli 2011 voor het onderwijzend personeel werkt voor 0,25% door in 2012. Eind juni 2012 is een nieuwe CAO met terugwerkende kracht vanaf 1 juni definitief geworden. In deze CAO zijn 2 loonsverhogingen afgesproken, 1 % per 1 januari 2012 en 1 % per 1 april 2012. De cao bevat verder een eenmalige uitkering in augustus 2012. Dit betreft € 400 voor medewerkers in salarisschaal 6 en lager en een eenmalige uitkering van € 200 voor medewerkers in salarisschaal 7 en hoger. Het kosteneffect verschilt per instelling. Dus is weergegeven als Y en niet als een percentage. (4) De bodem in de eindejaarsuitkering in de Cao gemeenten is per 2010 verhoogd. Het kosteneffect verschilt per gemeente. Dus niet weergegeven als een percentage, maar als X. (5) Eind juni 2012 is een nieuwe CAO gemeenten met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2011 definitief geworden.
In deze CAO zijn 2 loonsverhogingen afgesproken, 1 % per 1 januari 2012 en 1 % per 1 april
2012. De cao bevat verder een eenmalige uitkering in augustus 2012. Dit betreft € 400 voor medewerkers in salarisschaal 6 en lager en een eenmalige uitkering van € 200 voor medewerkers in salarisschaal 7 en hoger Het procentuele kosteneffect verschilt per instelling. Dus weergegeven als Y en niet als een percentage Voor alle posten die bij 2013 met PM zijn aangegeven geldt dat er nog geen Cao-akkoord is. Voor de volledigheid willen wij u er nogmaals op wijzen dat de bovenstaande cijfers uitsluitend de ontwikkeling van de loonkosten betreffen die het gevolg is van Cao-afspraken. Kostenstijging als gevolg van incidentele loonkostenontwikkelingen en de ontwikkeling van diverse premies zijn hierin dus niet verwerkt.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
23/26
D E E L 2 : WIJZIGING S U B S I D I E S W E L Z I J N E N C U L T U U R
T e n geleide In onze ledenbrief 'Indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur' van 4 juli 2 0 1 1 (lbr. 11/045)
hebben wij als a l g e m e n e achtergrond een uitgebreide toelichting gegeven h o e als
g e m e e n t e te handelen bij subsidiewijziging. D e z e hebben wij in de ledenbrief van 1 6 april 2 0 1 2 in het kort opnieuw aangestipt (Lbr.
12/039).
Wij raden u dringend aan d e z e brieven ook nu nog te
benutten. Thans g a a n w e met n a m e in op de actuele ontwikkelingen in de specifieke sectoren. En in de bijlage ziet u de diverse thans g e l d e n d e Cao-bepalingen. 1. C a o W e l z i j n s w e r k e n M a a t s c h a p p e l i j k e Dienstverlening Per
2009
is het w a c h t g e l d v e r v a n g e n door een bovenwettelijke WW-uitkering. W e r k n e m e r s
ontvangen een e e n m a l i g e ontslagvergoeding. Daarnaast een bovenwettelijke WW-uitkering gerelateerd aan de duur van de WW-uitkering en g e m a x i m e e r d op 3 8 m a a n d e n . De duur hangt af van leeftijd en diensttijd. Voor de w e r k n e m e r s tussen 5 0 en 5 5 jaar en boven 5 5 jaar zijn er aangepaste bepalingen, grotendeels afgeleid van de oude uitvoeringsregeling w a c h t g e l d . V o o r o u d e gevallen is er de oude wachtgeldregeling. O m ontwikkeling en mobiliteit te versterken zijn voorts de volgende gedragsregels van toepassing: - Actief participeren o m te w e r k e n aan eigen loopbaan en mobiliteit. - A c c e p t e r e n van p a s s e n d e banen (ook buiten de sector). - Definiëren van acceptabele reistijden. - Verplichte d e e l n a m e aan (om)scholing. De g e v o l g e n van het niet n a k o m e n van d e z e gedragsregels w o r d e n nader uitgewerkt. 2. C a o O p e n b a r e Bibliotheken Per november 2 0 1 0 geldt een nieuw sociaal plan. Een boventallige w e r k n e m e r heeft d e keuze o m deel te n e m e n aan e e n mobiliteitsplan ter begeleiding naar ander werk. Hij behoudt 6 m a a n d e n salaris voor sollicitaties e.d. en krijgt daarnaast een persoonlijk budget. Indien een w e r k n e m e r voor zichzelf g e e n mogelijkheden elders ziet, dan volgt een vaststellingsovereenkomst met ontslagvergoeding. H i e r m e e zijn de Wachtgeldregeling en de Regeling eenmalige uitkering bij ontslag vervallen. V o o r o u d e afspraken geldt het o u d e sociaal plan.
3. C a o private K u n s t e d u c a t i e - De bovenwettelijke uitkeringsregeling die aan medewerkers bij ontslag o m bedrijfseconomische redenen wordt uitgekeerd, is vanaf 1 november 2 0 1 2 versoberd en gekoppeld aan het recht op W W . Nog steeds echter liggen de frictiekosten hoog. De duur hangt af van leeftijd e n het recht op W W van de individuele medewerker. De uitkering kan geheel of gedeeltelijk w o r d e n afgekocht. V o o r o u d e r e m e d e w e r k e r s gelden nog overgangsbepalingen w a a r d o o r zij meestal recht hebben
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
24/26
o p een langere duur van de uitkering. Cao-partijen zijn daarnaast onlangs een standaard sociaal plan o v e r e e n g e k o m e n . Dit betekent dat instellingen niet langer individueel in onderhandeling h o e v e n te treden met v a k b o n d e n over een sociaal plan. W e l dient er bij reorganisatie o v e r e e n s t e m m i n g te k o m e n met de bonden over het afkooppercentage van de uitkering. Alle bepalingen over ontslag en reorganisatie zijn te vinden in het nieuwe hoofdstuk 13 van de C a o Kunsteducatie 2 0 1 2 - 2 0 1 3 . -Zoals vermeld wordt het opleidingsfonds S F K V per 1 mei 2013 o p g e h e v e n , de premieafdracht van 0 , 9 % van het Sv-loon is sedert 2013 gestopt. V a n a f 1 januari 2013 geldt er een premieverplichting aan het nieuwe mobiliteitsfonds v a n jaarlijks 0,9% van de bruto l o o m s o m . De brutoloonsom ligt ca. 1 0 % hoger dan het Sv-loon. Bij ontslag stelt de werkgever naar redelijkheid een budget ten b e h o e v e n van mobiliteit vast, welke - w a n n e e r aan de voorwaarden van de stichting O A K wordt voldaan - voor 5 0 % gesubsidieerd w o r d t uit het mobiliteitsfonds. Omdat d e z e subsidiemogelijkheid beperkter is dan voorheen uit het S F K V opleidingsfonds leidt dit g e c o m b i n e e r d met de lichte premiestijging tot iets z w a a r d e r e lasten.
- B3-instellingen Gesubsidieerde instellingen zijn er in vele soorten en maten. Als zij de z o g e h e t e n B3-status hebben, hetgeen onder a n d e r e een verplichte aansluiting bij het A B P betekent, w o r d e n zij b e s c h o u w d als "overheidswerkgever" en geldt v o o r hen hetzelfde als voor "reguliere" o v e r h e i d s w e r k g e v e r s {Rijk, gemeenten, provincies etc). Sinds 2001 is voor overheidspersoneel d e W e r k l o o s h e i d s w e t van kracht. Dat betekent dat o v e r h e i d s m e d e w e r k e r s bij werkloosheid een W W - u i t k e r i n g ontvangen. A n d e r s dan in de private sector, zijn overheidswerkgevers dus ook B3-instellingen hiervoor eigen-risico-drager. Zij betalen d e uitkering zelf. Daar tegenover staat dat zij g e e n W W - p r e m i e afdragen. Het w e r k n e m e r s d e e l van de W W - p r e m i e (de pseudo W W - p r e m i e ) m o g e n overheidswerkgevers in eigen zak houden. D a a r m e e k u n n e n ze d u s in principe een potje o p b o u w e n , waaruit v o o r k o m e n d e WW-uitkeringen betaald k u n n e n w o r d e n tenzij de gemeentelijke subsidie-methode geen mogelijkheden daarvoor biedt. V o o r g e m e e n t e n geldt daarnaast dat er een bovenwettelijke werkloosheidsvoorziening ( B W W ) is. Die voorziening bestaat, in een beperkt aantal gevallen, uit een aanvulling op de W W en een uitkering na afloop van de W W . Of deze bovenwettelijke werkloosheidsvoorziening ook voor de gesubsidieerde B3-instellingen geldt, is afhankelijk van de rechtspositieregeling van die instelling. Is dat de C A R - U W O , dan is de gemeentelijke voorziening ook op hen van toepassing. Is dat een andere C a o , dan moet naar de d e s b e t r e f f e n d e arbeidsvoorwaarden gekeken w o r d e n . B o v e n s t a a n d e m a a k t dat de frictiekosten van dergelijke instellingen zeer hoog kunnen zijn en een vicieuze cirkel k u n n e n veroorzaken indien d e z e niet vergoed w o r d e n . In veel gevallen is de g e m e e n t e (mede) veroorzaker van deze kosten. Er zijn ondertussen in diverse gevallen tussen de g e m e e n t e n en de betrokken instellingen oplossingen g e v o n d e n voor deze problematiek.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
25/26
Tot slot Wij vertrouwen erop dat d e z e ledenbrief u b e h u l p z a a m kan zijn bij uw contacten o p lokaal niveau met werkgevers en d e s g e w e n s t ook met w e r k n e m e r s van gesubsidieerde instellingen. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse G e m e e n t e n
drs. C.J.G.M. de Vet W a a r n e m e n d voorzitter directieraad
Deze ledenbrief staat ook op w w w . v n q . n l onder brieven.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2012-2014
datum 2 4
april
2013
26/26
V e r e n i g i n g van Nederlandse G e m e e n t e n
Vereniging v a n N e d e r l a n d s e G e m e e n t e n , Bijlage 1 bij ledenbrief 'Indexering/wijziging s u b s i d i e s welzijn e n cultuur 2012-2014' 22 april 2013 Hoogte e n d u u r bovenwettelijke WW-uitkeringen I , 1.
Cao-bepalingen Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
II. 6 Financiële
aanspraken
bij ontslag
wegens
bedrijfseconomische
omstandigheden
1 Bij ontslag w e g e n s bedrijfseconomische o m s t a n d i g h e d e n , ontvangt d e w e r k n e m e r een ontslagvergoeding. W e r k n e m e r s tot 50 jaar ontvangen e e n ontslagvergoeding van é é n - z e s d e maandsalaris per dienstjaar. W e r k n e m e r s van 50 jaar e n ouder ontvangen een ontslagvergoeding per dienstjaar van één-vierde maandsalaris. 2 Indien d e w e r k n e m e r na ontslag een W W - u i t k e r i n g ontvangt, ontvangt d e w e r k n e m e r hierop een aanvulling. V o o r d e berekening van d e duur van d e aanvulling wordt d e volgende systematiek toegepast: a De totale duur van d e aanvullingsperiode is gerelateerd aan de W W - d u u r van de w e r k n e m e r en g e m a x i m e e r d o p 38 m a a n d e n . b De duur van d e aanvulling op d e W W bedraagt drie m a a n d e n . Voor d e rechthebbende die o p de dag van het ontslag nog g e e n 21 jaar o u d is, wordt d a a r een duur gelijk aan 1 8 % van zijn diensttijd bij opgeteld, voor de rechthebbende die o p de dag van ontslag 21 jaar oud is een duur gelijk aan 19,5% van zijn diensttijd, e n z o per leeftijdsjaar o p k l i m m e n d met 1,5% tot aan d e rechthebbende d i e o p d e dag van ontslag 6 0 jaar of ouder is. V o o r laatstgenoemde bedraagt d e vermeerdering 7 8 % . O n d e r diensttijd wordt verstaan d e diensttijd die voor o n b e p a a l d e of bepaalde tijd is doorgebracht bij w e r k g e v e r s d i e vallen onder de werkingssfeer van d e z e C A O . 3 a b c
De hoogte van d e aanvulling o p d e W W wordt als volgt vastgesteld: G e d u r e n d e 6 m a a n d e n ontvangt de w e r k n e m e r een aanvulling tot 1 0 0 % van het salaris; G e d u r e n d e 12 m a a n d e n ontvangt d e w e r k n e m e r een aanvulling tot 9 0 % van het salaris; Daarna ontvangt d e w e r k n e m e r een aanvulling tot 8 0 % van het salaris.
4 V o o r w e r k n e m e r s die vanaf 1 mei 2 0 0 7 in dienst zijn bij d e huidige werkgever, o p 1 j a n u a r i 2009 55 j a a r of ouder w a r e n e n op grond van d e in Bijlage 13 onder A (artikel 3.2 van d e C A O 2 0 0 7 2008) g e n o e m d e redenen voor wachtgeld in a a n m e r k i n g z o u d e n k o m e n , zijn d e v o o r g a a n d e leden niet van toepassing e n geldt Bijlage 13 onder B (Uitvoeringsregeling L). Indien een sociaal plan o p of na 1 j a n u a r i 2 0 1 3 is o v e r e e n g e k o m e n , geldt vanaf 1 januari 2 0 1 3 dat d e hoogte van het wachtgeld (zoals g e n o e m d in artikel 5 o n d e r B van Bijlage 13) gedurende d e eerste 3 m a a n d e n 9 3 % is, d e volgende 9 m a a n d e n 8 3 % , d e volgende 2 6 m a a n d e n 7 3 % e n v e r v o l g e n s 7 0 % van het laatstgenoten salaris, waarbij d e hoogte g e d u r e n d e d e wachtgeldperiode het m a x i m u m dagloon W W niet overstijgt. 5 V o o r w e r k n e m e r s die vanaf 1 mei 2 0 0 7 in dienst zijn bij d e huidige werkgever, o p 1 januari 2 0 0 9 tussen 5 0 e n 55 j a a r oud w a r e n e n op grond van d e in Bijlage 13 onder A (artikel 3.2 van d e C A O 2 0 0 7 - 2 0 0 8 ) g e n o e m d e redenen voor wachtgeld in aanmerking z o u d e n komen, geldt in aanvulling op lid 1 tot e n met 3 het volgende:
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
02/28
- De w e r k n e m e r ontvangt een extra ontslagvergoeding van één maandsalaris; - Als de w e r k n e m e r in aanmerking komt voor W W , is de aanvulling niet beperkt tot d e duur van de W W , maar wordt het salaris op basis van de berekening onder 2b tot maximaal 4 8 m a a n d e n aangevuld. Indien de w e r k g e v e r na 1 januari 2013 een sociaal plan met de v a k b o n d e n heeft afgesloten is de m a x i m u m d u u r van de aanvulling 43 m a a n d e n waarbij de hoogte g e d u r e n d e de aanvullingsperiode het m a x i m u m dagloon niet overstijgt. - De uitkering wordt verrekend met inkomsten uit arbeid sociale verzekeringsuitkeringen, pensioenuitkeringen of inkomsten uit eigen bedrijf. - De w e r k g e v e r kan het bedrag dat hiermee g e m o e i d is, kapitaliseren en als een uitkering ineens d o e n o m te v o o r k o m e n dat de aanvulling in mindering wordt gebracht op sociale uitkeringen. 6 O m voor een recht op basis van bovenstaande in aanmerking te komen gelden de volgende bepalingen: 1 De w e r k n e m e r verstrekt aan de w e r k g e v e r de financiële gegevens die de w e r k g e v e r redelijkerwijs nodig heeft o m het recht en de hoogte van wachtgeld/aanvulling W W / u i t k e r i n g vast te stellen; 2 De w e r k g e v e r ondersteunt de w e r k n e m e r bij het vinden van passende arbeid, waarbij d e definitie van passende arbeid van het U W V leidend is; 3 De w e r k n e m e r accepteert v a n a f het m o m e n t van zijn boventalligheidsverklaring p a s s e n d e arbeid, werkt actief aan eigen loopbaan en mobiliteit en voert sollicitatie-activiteiten uit, waarbij na de W W - p e r i o d e de w e r k g e v e r d e toets hierop uitvoert bij d e w e r k n e m e r zoals d e z e a n d e r s door het U W V zou zijn uitgevoerd; - Indien het U W V een sanctie op de hoogte van de uitkering oplegt dan kan de w e r k g e v e r deze naar evenredigheid toepassen op het w a c h t g e l d / aanvulling W W ; - Na afloop van de WW-uitkering kan de werkgever, indien de w e r k n e m e r de h e m door de werkgever opgelegde verplichtingen niet nakomt, het w a c h t g e l d / uitkering voor de d u u r van het niet n a k o m e n van d e z e verplichtingen stopzetten. - De w e r k g e v e r legt de w e r k n e m e r g e e n verplichtingen op die de w e r k n e m e r in redelijkheid niet kan n a k o m e n . 7 Binnen het kader van dit artikel wordt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 B W w e g e n s de in v o o r g a a n d e leden bedoelde omstandigheden gelijk gesteld aan ontslag. 8 Indien sprake is van een v a n de in Bijlage 13 g e n o e m d e redenen tot ontslag en de maatregel die tot het ontslag leidt blijkt uit: - Een definitief besluit dat voor 1 januari 2 0 0 9 is g e n o m e n , - Een v o o r g e n o m e n besluit w a a r v o o r voor 1 januari 2 0 0 9 een adviesaanvraag is neergelegd bij de O R , - Een voor 1 januari 2 0 0 9 met de v a k b o n d e n o v e r e e n g e k o m e n sociaal plan, - Een voor 1 januari 2009 aan de v a k b o n d e n gestuurde uitnodiging o m te overleggen over een sociaal plan, behouden de w e r k n e m e r s die w o r d e n ontslagen, mits ze zich aantoonbaar hebben ingezet o m een andere baan te vinden, recht op w a c h t g e l d overeenkomstig het gestelde in Bijlage 13. De w e r k n e m e r die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, voldoet voor de duur van d e arbeidsongeschiktheid aan de hiervoor g e n o e m d e verplichting door volledig mee te w e r k e n aan het afgesproken re-integratietraject. Dit recht treedt niet in de plaats van mogelijk gunstigere afspraken w a a r o p de w e r k n e m e r op 1 januari 2 0 0 9 als individueel v e r w o r v e n recht aanspraak konden d o e n gelden.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
03/28
BIJLAGE 13 UITVOERINGSREGELING Ex. artikel 11.6
WACHTGELD
A W a c h t g e l d 34 34 Onderdeel A is identiek aan de tekst van art. 3 2 lid 1 tot en met 5 uit de CAO 2007—2008. 1 A a n de w e r k n e m e r die is of wordt ontslagen w e g e n s uitsluitend; - vermindering of beëindiging van de w e r k z a a m h e d e n van de instelling als gevolg van e e n verlaging of beëindiging van de financiering die d e werkgever van de overheid 35 ontvangt: hieronder wordt niet verstaan een vermindering of beëindiging van de w e r k z a a m h e d e n als gevolg van het niet langer door de werkgever uitvoeren van een eerder door de overheid g e g u n d e opdracht, doordat deze opdracht na een procedure van aanbesteding 36 aan een a n d e r e o p d r a c h t n e m e r is g e g u n d . dan wel - e e n reorganisatie of fusie van de instelling v a n w e g e (een wijziging van) het overheidsbeleid ten aanzien van de door de w e r k g e v e r in s t a n d g e h o u d e n voorziening(en); w o r d t een w a c h t g e l d t o e g e k e n d overeenkomstig de bepalingen van B (Uitvoeringsregeling L Wachtgeld), onder de volgende voorwaarden: - de w e r k n e m e r die op het tijdstip van ontslag j o n g e r is dan 50 jaar, kan maximaal g e d u r e n d e 4 j a a r wachtgeld o n t v a n g e n ; in afwijking van het hiervoor in dit lid bepaalde heeft de w e r k n e m e r die o p of na 1 januari 2 0 0 6 in dienst treedt g e e n recht op het in dit lid g e n o e m d e w a c h t g e l d met uitzondering van de w e r k n e m e r die direct voorafgaand aan indiensttreding en voor 1 januari 2 0 0 6 w e r k z a a m w a s bij een w e r k g e v e r als bedoeld in artikel 1.2. 35 Dit kan zowel de landelijke, provinciale als gemeentelijke overheid zijn. 36 Onder aanbesteding wordt hier verstaan de procedure waarbij de opdrachtgever de ondernemer in de gelegenheid stelt op basis van vooraf door de opdrachtgever bepaalde eisen en/of selectiecriteria offerte uit te brengen voor het verrichten van diensten of leveringen. Deze procedure wordt afgerond met een op de selectiecriteria gebaseerde gunning. 2 a De w e r k n e m e r , in dienst van een instelling zoals bedoeld in artikel 1.2, onderdeel A. 10, van de C A O , ontvangt w a c h t g e l d overeenkomstig de bepalingen van B (Uitvoeringsregeling L W a c h t g e l d ) , w a n n e e r hij uitsluitend wordt ontslagen w e g e n s het door derden/ opdrachtgevers minder of niet langer betrekken van door de instelling uitgevoerde activiteiten. Dit gebeurt op v o o r w a a r d e dat d e w e r k n e m e r , die op het tijdstip van ontslag jonger is d a n 50 jaar, m a x i m a a l g e d u r e n d e 4 jaar w a c h t g e l d kan ontvangen. b E e n in sub a bedoelde w e r k g e v e r kan bij partijen bij d e C A O een verzoek indienen o m een van B (Uitvoeringsregeling L) afwijkende, alleen voor de eigen instelling geldende, wachtgeldregeling te m o g e n t o e p a s s e n , die in schriftelijke o v e r e e n s t e m m i n g t u s s e n w e r k g e v e r en o n d e r n e m i n g s r a a d is o v e r e e n g e k o m e n . D e z e instellingsregeling maakt deel uit van de C A O . 3 a De w e r k n e m e r die o p basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gedurende minstens t w e e j a r e n gewerkt heeft binnen het kader van een d o o r het Ministerie van V W S e r k e n d experiment dat g e d u r e n d e minstens twee jaar in uitvoering is geweest, ontvangt in het geval van een beëindiging van de subsidiëring van zijn functie door de overheid, een wachtgeld
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn e n cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
04/28
overeenkomstig de bepalingen van B (Uitvoeringsregeling L Wachtgeld). Dit geldt alleen w a n n e e r de w e r k g e v e r niet dezelfde of g e e n inwisselbare functie voor hem heeft, op v o o r w a a r d e dat d e g e n e n die op het tijdstip w a a r o p d e dienstbetrekking eindigt jonger zijn dan 5 0 jaar, maximaal g e d u r e n d e 4 jaar wachtgeld kan o n t v a n g e n . b Het in sub a bepaalde geldt ook v o o r een door een g e m e e n t e of provincie erkend experiment waarbij die g e m e e n t e of provincie in haar subsidieverordening of bij erkenning van dat experiment bepaald heeft dat dit experiment in aanmerking komt voor subsidiëring volgens B (Uitvoeringsregeling L Wachtgeld). 4 Binnen het kader van dit artikel wordt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7 : 6 8 5 B W w e g e n s de in de v o o r g a a n d e leden bedoelde omstandigheden gelijkgesteld aan ontslag. 5 A l s e e n w e r k n e m e r op of na 1 mei 2 0 0 5 wordt ontslagen o m de in lid 1 g e n o e m d e redenen wordt d e werknemer: a Een herplaatsingstraject a a n g e b o d e n bij een gespecialiseerd bureau. De inhoud van dit traject is maatwerk en komt tot stand in overleg tussen w e r k n e m e r en werkgever. Dit traject bevat op zijn minst e e n intakegesprek en de daaruit voortvloeiende rapportage door het gespecialiseerde bureau; b e e n E V C - p r o c e d u r e 37 a a n g e b o d e n door de werkgever. 3 7 EVC (Erkenning van Verworven Competenties) is een hulpmiddel om de kennis en ervaring die werknemers in een eerdere baan, opleiding of anderszins hebben opgedaan, in kaart te brengen en te benutten. Vaak wordt EVC gebruikt als instrument om toegang te krijgen tot een (verkorte) opleiding, vrijstellingen of een flexibel leertraject en leidt EVC tot vastlegging van kennis en ervaring in diploma 's of certificaten. Voor verdere informatie over EVC: www.ovdb.nl onder 'Producten & diensten', www.kenniscentrumevc.nl onder 'EVC' en www.fcbwjk.nl onder "Opleidingen".
B Uitvoeringsregeling 38 38 Onderdeel B is identiek aan de tekst van Uitvoeringsregeling
L uit de cao 2007-2008.
1
1 De in onderdeel A bedoelde w e r k n e m e r - hierna aangeduid als rechthebbende - k o m t met ingang v a n de datum van ontslag in aanmerking voor wachtgeld, dat bestaat uit een maandelijkse uitkering door de voormalige werkgever. 2 De berekeningsgrondslag voor het w a c h t g e l d is het laatstgenoten salaris verhoogd met de eindejaarsuitkering en het bedrag van de vakantietoeslag w a a r o p belanghebbende over de m a a n d - gerekend vanaf de dag v o o r a f g a a n d aan zijn ontslag - aanspraak had of bij w a a r n e m i n g v a n zijn functie zou hebben g e h a d , met dien verstande dat: a als dit salaris geheel of gedeeltelijk uit w i s s e l e n d e inkomsten bestaat, geldt als laatstgenoten salaris of als deel daarvan het g e m i d d e l d e salaris over d e laatste twaalf volle k a l e n d e r m a a n d e n v o o r a f g a a n d aan het ontslag; b als deel van het laatstgenoten salaris geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle k a l e n d e r m a a n d e n voorafgaand aan het ontslag gemiddeld per maand aan toelage (als bedoeld in artikel 5 . 2 . 1 van de C A O ) aan b e l a n g h e b b e n d e is t o e g e k e n d . 3 Z o u in het laatstgenoten salaris o m andere redenen dan door periodieke verhogingen wijziging zijn g e k o m e n w a n n e e r de rechthebbende in dienst zou zijn gebleven, dan zal vanaf de dag dat die wijziging in werking zou treden, het op die manier gewijzigde salaris als laatstgenoten salaris gelden.
2
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
05/28
1 De rechthebbende is verplicht zich binnen 1 4 d a g e n na de a a n z e g g i n g van zijn ontslag in te laten schrijven bij het U W V en deze inschrijving te h a n d h a v e n . 2 De rechthebbende aan wie ontslag is a a n g e z e g d en die na die mededeling een h e m a a n g e b o d e n dienstverband, dat gezien zijn persoonlijkheid en o m s t a n d i g h e d e n voor h e m passend geacht wordt, heeft geweigerd, heeft g e e n recht op wachtgeld. 3 De rechthebbende is verplicht zijn inkomsten uit arbeid of bedrijf, verkregen na zijn ontslagaanzegging, of door h e m ontvangen uitkeringen v a n w e g e sociale verzekerin-gen, direct op te geven bij de voormalige werkgever. 3
In d e z e regeling geldt als definitie voor diensttijd: de diensttijd voor o n b e p a a l d e of bepaalde tijd doorgebracht in een dienstverband met een w e r k g e v e r die onder de werkingssfeer van deze C A O , de C A O Kinderopvang of de C A O J e u g d z o r g of de C A O Gezinsverzorging valt, met uitzondering van de tijd: a die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van langer dan een jaar, tenzij voor d e toepassing van artikel 4 , t w e e d e en derde lid; b die in aanmerking is g e n o m e n bij de berekening van de duur van een w a c h t g e l d of van een uitkering als gevolg van onvrijwillige werkloosheid, tenzij voor d e toepassing van artikel 4 , t w e e d e en derde lid. 4
1 De duur van het wachtgeld bedraagt drie m a a n d e n . V o o r de rechthebbende die op de dag van het ontslag nog g e e n 2 1 jaar o u d is, wordt daar een duur gelijk aan 1 8 % van zijn diensttijd bij opgeteld, voor d e rechthebbende die op de dag van ontslag 2 1 jaar oud is een duur gelijk aan 1 9 , 5 % van zijn diensttijd, en z o per leeftijdsjaar opklim-mend met 1 , 5 % tot aan d e rechthebbende die op de dag van ontslag 6 0 jaar of ouder is. V o o r laatstgenoemde bedraagt de vermeerdering 78%.
De rechthebbende die op de d a t u m van ontslag j o n g e r is dan 5 0 jaar krijgt m a x i m a a l gedurende 4 jaar w a c h t g e l d . 2 Voor d e rechthebbende die bij a a n v a n g van de in lid 1 bedoelde diensttijd w a c h t g e l d ontving volgens d e z e regeling, wordt bij d e berekening van de duur v a n het w a c h t g e l d ook rekening g e h o u d e n met de diensttijd die bij de berekening v a n de duur v a n het eerder t o e g e k e n d e w a c h t g e l d in aanmerking is g e n o m e n . De op die manier berekende wachtgeldtermijn wordt verminderd met de duur van het eerder t o e g e k e n d e wachtgeld, met uitzondering van de verlenging bedoeld in lid 3 . 3 De duur van het wachtgeld van de rechthebbende die op het tijdstip v a n zijn ontslag minstens 5 0 jaar oud w a s en een diensttijd van minstens 1 0 jaar had volbracht, wordt na afloop van de berekende wachtgeldtermijn verlengd tot d e eerste dag van de m a a n d w a a r i n hij 6 5 jaar wordt. D e z e verlenging wordt niet t o e g e p a s t w a n n e e r voor een eerder t o e g e k e n d w a c h t g e l d een dergelijke verlenging reeds heeft plaatsgevonden, tenzij op die eerdere verlenging e e n dienstverband van minstens 1 0 jaar is gevolgd. De verlenging wordt ook niet toegepast w a n n e e r het ontslag plaatsvindt vanuit e e n deeltijddienstverband van minder dan 1 0 uur per week. 5
Het bedrag van het w a c h t g e l d is g e d u r e n d e de op grond van artikel 4 , leden 1 e n 2 , berekende wachtgeldtermijn de eerste 3 m a a n d e n 9 3 % , de volgende 9 m a a n d e n 8 3 % , de v o l g e n d e vier j a r e n 7 3 % e n vervolgens 7 0 % v a n het laatstgenoten salaris, op voorwaarde dat het niet beneden het bedrag komt dat de rechthebbende op grond van doorgebrachte diensttijd onder d e werkingssfeer van deze C A O , de C A O Kinderopvang, de C A O Jeugdzorg, d e C A O Thuiszorg of de C A O Gezinsverzorging aan pensioen zou o n t v a n g e n , w a n n e e r hij op de d a t u m van het ontslag zou zijn gepensioneerd.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
06/28
G e d u r e n d e de in artikel 4 , lid 3 , beschreven verlenging is het wachtgeld gelijk aan het hiervoor bedoelde p e n s i o e n , o p voorwaarde dat g e d u r e n d e het eerste jaar van die verlenging het wachtgeld minstens 4 0 % van het laatstgenoten salaris bedraagt. Vanaf 1 januari 2 0 1 3 geldt dat het bedrag van het w a c h t g e l d g e d u r e n d e de op grond van artikel 4 , leden 1 en 2 , berekende wachtgeldtermijn de eerste 3 m a a n d e n 9 3 % , de volgende 9 m a a n d e n 8 3 % , de volgende 2 6 m a a n d e n 7 3 % en vervolgens 7 0 % van het laatstgenoten salaris is. Hierbij gelden d e v o o r w a a r d e n zoals o p g e n o m e n in dit artikel. 6
1 Het w a c h t g e l d wordt verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf door rechthebbende gestart met ingang van of na d e d a t u m w a a r o p het ontslag w a a r v o o r het w a c h t g e l d is t o e g e k e n d , hem is a a n g e z e g d , of door h e m is a a n g e v r a a g d . Deze vermindering wordt toegepast op het w a c h t g e l d over de m a a n d w a a r o p deze inkomsten betrekking hebben of geacht w o r d e n betrekking te hebben. Het bedrag w a a r m e e het w a c h t g e l d , v e r m e e r d e r d met b o v e n g e n o e m d e inkomsten, het laatstgenoten salaris plus vakantietoeslag overschrijdt, wordt van het wachtgeld afgetrokken. 2 Het in lid 1 bepaalde wordt overeenkomstig toegepast op inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, gestart gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaand a a n het ontslag, w a a r v o o r het wachtgeld is t o e g e k e n d . 3 W a n n e e r de rechthebbende gestart is met arbeid of bedrijf voor de datum van het ontslag, anders dan bedoeld in lid 2 en w a n n e e r hij na die datum uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, geldt het eerste lid. Tenzij d e rechthebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet het gevolg zijn van een v e r h o o g d e w e r k z a a m h e i d en ook g e e n verband houden met het ontslag. In dat geval w o r d e n die inkomsten, meerdere inkomsten of e e n gedeelte daarvan niet in a a n m e r k i n g g e n o m e n voor toepassing van het eerste lid. 4 Inkomsten die zijn ontvangen voor o v e r w e r k w o r d e n niet beschouwd als inkomsten in de zin van dit artikel. 7
1 De rechthebbende is verplicht het starten met w e l k e arbeid of bedrijf dan ook direct te melden aan de voormalige w e r k g e v e r en, voor z o v e r mogelijk, de inkomsten die hij uit die w e r k z a a m h e d e n zal ontvangen op te g e v e n . 2 Brengt de aard v a n d e w e r k z a a m h e d e n of van de inkomsten m e e dat de inkomsten over e e n langere termijn m o e t e n w o r d e n berekend, dan moeten de inkomsten over die langere termijn w o r d e n o p g e g e v e n . O p het wachtgeld wordt dan een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag dat aan het einde van de langere ter-mijn wordt verrekend. V o o r d e z e verrekening is artikel 6 van toepassing, op v o o r w a a r d e dat de verrekening plaatsvindt over de hierboven bedoelde langere termijn in plaats van over iedere m a a n d afzonderlijk. 3 D a t g e n e w a t in v o o r g a a n d e leden bepaald is wordt overeenkomstig toegepast voor arbeid of bedrijf e n de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 6 , lid 2 en 3 . 8
1 Heeft d e r e c h t h e b b e n d e aanspraak op een uitkering, volgens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, die minder bedraagt dan 7 0 % van de berekeningsgrondslag voor die uitkering, d a n wordt het w a c h t g e l d alleen uitbetaald voor zover het die uitkering overschrijdt. 2 W a n n e e r de rechthebbende op grond van het dienstverband w a a r a a n het w a c h t g e l d wordt ontleend a a n s p r a a k heeft of kan verkrijgen op een uitkering volgens de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, of op een invaliditeitspensioen of e e n overbruggingsuitkering volgens d e P G G M - p e n s i o e n r e g e l i n g of vanaf zestigjarige leeftijd aanspraak heeft op een flexpensioenuitkering volgens de PGGM-pensioenregeling of een
onderwerp
indexering e n wijziging subsidies welzijn e n cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
07/28
d a a r m e e vergelijkbare regeling 3 9 , dan wordt g e d u r e n d e de termijn waarover die aanspraak bestaat het wachtgeld alleen uitbetaald voor z o v e r het die uitkeringen overschrijdt. 39 Hieronder wordt verstaan een door de werkgever gehanteerde pensioenregeling ondergebracht.
die niet bij PGGM is
9
1 Het recht op w a c h t g e l d eindigt: a met ingang van de eerste dag van de m a a n d waarin de rechthebbende 6 5 jaar wordt; b met ingang van de dag volgend op de dag w a a r o p de rechthebbende is overleden. 2 Het recht op w a c h t g e l d kan geheel of gedeeltelijk vervallen w o r d e n verklaard w a n n e e r de rechthebbende: a zich zodanig gedraagt dat hij, als hij in dienst gebleven was, zou zijn ontslagen; b de gegevens die noodzakelijk zijn voor vaststelling of vermindering van het w a c h t g e l d niet, niet volledig of onjuist verstrekt. 10
1 W a n n e e r de rechthebbende: a een h e m a a n g e b o d e n dienstverband dat h e m gezien zijn persoonlijkheid en o m s t a n d i g h e d e n redelijkerwijs kan w o r d e n o p g e d r a g e n , weigert te aanvaarden; b in de gelegenheid is o m op een manier die voor hem passend kan w o r d e n geacht inkomsten te verkrijgen, maar d a a r g e e n gebruik van maakt; c inkomsten als bedoeld in artikel 6 z o n d e r v o l d o e n d e reden prijs geeft, of door eigen schuld of t o e d o e n verloren laat g a a n ; dan wordt het w a c h t g e l d verminderd met het bedrag w a a r m e e het w a c h t g e l d , vermeerderd met d e verzuimde, dan w e l de prijsgegeven of verloren g e g a n e inkomsten, d e berekeningsgrondslag zou hebben overschreden. 2 Het wachtgeld w o r d t niet uitbetaald voor d e duur dat de rechthebbende: a d e hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt; b in het buitenland een vaste w o o n - of verblijfplaats heeft, tenzij h e m op zijn verzoek hiervoor door de voormalige w e r k g e v e r toestemming is verleend; c zich niet of onvoldoende houdt aan de voorschriften van het b e v o e g d e uitvoeringsorgaan van d e sociale verzekeringswetten en daardoor zijn aanspraken op een uitkering als bedoeld in artikel 8 verloren heeft laten g a a n . 11 (Vacant) 12
A a n de rechthebbende die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of bedrijf te g a a n v e r w e r v e n en die o m die reden moet verhuizen, kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten w o r d e n t o e g e k e n d o v e r e e n k o m s t i g de verhuiskostenvergoeding als bedoeld in artikel 7 . 1 van de CAO. 13
1 Het wachtgeld wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen. Met t o e s t e m m i n g van de rechthebbende kan uitbetaling in langere termijnen plaatsvinden. 2 Z o spoedig mogelijk na het overlijden van de rechthebbende wordt aan b e l a n g h e b b e n d e n in de zin van artikel 7 : 6 7 4 B W een bedrag uitgekeerd gelijk aan de berekeningsgrondslag o v e r e e n tijdvak van d e eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de t w e e d e m a a n d volgend op die waarin het overlijden plaatsvond.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
08/28
W o r d t op het w a c h t g e l d een vermindering toegepast volgens artikel 6 , 7 , 8 of 1 0 of wordt artikel 9 lid 2 toegepast, dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld dat de rechthebbende op d e dag van het overlijden ontving over een tijdvak v a n d e eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de t w e e d e m a a n d volgend op die waarin het overlijden plaatsvond. 3 Laat de rechthebbende geen belanghebbenden als bedoeld in het t w e e d e lid na, dan kan het daar bedoelde bedrag geheel of gedeeltelijk w o r d e n uitgekeerd voor d e betaling van de kosten van de laatste ziekte e n van de lijkbezorging, w a n n e e r zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten onvoldoende is. 14
1 G e d u r e n d e de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld heeft hij - in geval van vrijwillige voortzetting (voor minstens de helft) van de deelneming in de pensioenregeling die o p hem van toepassing w a s - recht op de helft van het w e r k g e v e r s a a n d e e l in d e pensioenpremie dat de werkgever voor d e rechthebbende over d e volle m a a n d v o o r a f g a a n d e aan het ontslag verschuldigd w a s , of bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn g e w e e s t als deze wijziging al in d e bedoelde m a a n d van kracht w a s geweest. 2 Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing w a n n e e r de rechthebbende zelf met betrekking tot d e in lid 1 bedoelde voortzetting minstens d e helft v a n het w e r k n e m e r s a a n d e e l in de pensioenpremie dat d e rechthebbende over de volle m a a n d voorafgaande aan het ontslag verschuldigd w a s , of bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd z o u zijn g e w e e s t als deze wijziging al in de bedoelde m a a n d van kracht w a s geweest, voor zijn rekening neemt. 3 De rechthebbende die, g e d u r e n d e de periode waarin aanspraak op w a c h t g e l d bestaat, op welk m o m e n t dan ook in aanmerking zou k o m e n voor de Overbruggingsregeling van het P G G M heeft, in geval van volledige vrijwillige voortzetting van d e d e e l n e m i n g in de PGGM-pensioenregeling, recht op het werkgeversaandeel in de p e n s i o e n p r e m i e dat de w e r k g e v e r voor de rechthebbende over de volle m a a n d v o o r a f g a a n d e aan het ontslag verschuldigd w a s of bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest als deze wijziging al in de bedoelde m a a n d van kracht w a s geweest. 4 Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing w a n n e e r de rechthebbende zelf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde voortzetting het w e r k n e m e r s a a n d e e l in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle m a a n d v o o r a f g a a n d e aan het ontslag verschuldigd w a s of bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd z o u zijn geweest als d e z e wijziging reeds in de bedoelde m a a n d van kracht w a s geweest, voor zijn rekening neemt.
onderwérp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 daium 2 4
april
2013
09/28
1.2.
CAO-bepalingen Openbare Bibliotheken
R e o r g a n i s a t i e en/of f u s i e ; R e g e l i n g S o c i a a l Plan Artikel 49 1. De w e r k g e v e r vraagt over een v o o r n e m e n tot reorganisatie en/of fusie dan w e l afsplitsing tijdig tevoren advies aan de o n d e r n e m i n g s r a a d , zodat zijn standpunten bij het n e m e n van het besluit d o o r de w e r k g e v e r m e d e k u n n e n w o r d e n o v e r w o g e n . Over een v o o r n e m e n tot reorganisatie w o r d e n de vakorganisaties schriftelijk ingelicht. Bij fusie van een (deel van de) organisatie gelden de fusiegedragsregels van de S E R . 2 . Op een reorganisatie/fusie/afsplitsing, inclusief inkrimping van de organisatie, die leidt tot wijziging van functie(s), en/of herplaatsing van w e r k n e m e r s en/of boventallig verklaring van w e r k n e m e r s , met gevolgen voor de rechtspositie van de w e r k n e m e r als bedoeld in artikel 2 5 van de W e t op de o n d e r n e m i n g s r a d e n , is vanaf 1 november 2 0 1 0 de in Bijlage D van de C A O neergelegde Regeling Sociaal Plan bij reorganisatie van toepassing. 3 . Indien voor 1 november 2 0 1 0 een reorganisatie in g a n g is gezet op basis van de Regeling Sociaal Plan zoals die gold tot 1 april 2 0 0 9 , of een eigen sociaal plan, dan blijft v o o r g e n o e m d e Regeling of sociaal plan van kracht op het gehele proces en vindt de regeling in de Bijlage D geen toepassing. BIJLAGE D R e g e l i n g S o c i a a l P l a n (geldig per 1 n o v e m b e r 2010) (Ex artikel 4 9 ) Uitgangspunten 1 Het doel van de Regeling Sociaal Plan is het o p v a n g e n van de sociale gevolgen door een ondernemingbeslissing waaruit een reorganisatie, fusie dan w e l afsplitsing voortvloeit. 2 De maatregelen in de Regeling Sociaal Plan zijn erop gericht dat w e r k n e m e r s , op wie het plan van toepassing is, een nieuwe werkkring vinden (binnen of buiten de branche O p e n b a r e Bibliotheken) en stelt de verantwoordelijkheid van de individuele werkgever en individuele w e r k n e m e r centraal. 3 V a n w e r k g e v e r en w e r k n e m e r wordt ten aanzien van d e uitvoering van de Regeling Sociaal Plan een actieve houding verwacht. 4 De Regeling Sociaal Plan leidt tot afspraken die de individuele w e r k n e m e r en de individuele w e r k g e v e r stimuleren te investeren in het zoeken naar nieuw werk, omdat de Regeling erop gericht is mensen van w e r k naar werk te helpen, ter v o o r k o m i n g van g e d w o n g e n ontslag. 5 De Regeling Sociaal Plan gaat uit van d e doorlopende ontwikkeling van w e r k n e m e r s , waarbij investeren in ontwikkeling e e n verantwoordelijkheid is van de individuele w e r k g e v e r en de individuele w e r k n e m e r . 6 De Regeling Sociaal Plan krijgt invulling door de w e r k g e v e r en individuele w e r k n e m e r , w a a r d o o r individuele keuzes mogelijk zijn en er rekening kan w o r d e n g e h o u d e n met de individuele en locale o m s t a n d i g h e d e n . Dit geeft mogelijkheden tot diversiteit z o n d e r dat sprake is van een als onrechtvaardig ervaren ongelijkheid. 7 Een w e r k n e m e r dient zo veel mogelijk te w e r k e n in e e n functie die qua inhoud, vereiste kennis e n vaardigheden e n competenties bij hem past. 8 Bij de (her)plaatsing van w e r k n e m e r s wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de individuele capaciteiten e n w e n s e n en huidige w e r k - en w o o n p l a a t s o m verhuizing en/of langere reistijden zoveel mogelijk te beperken.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
10/28
Hoofdstuk 1 a l g e m e n e bepalingen Artikel 1 Definities a Reorganisatie (inclusief fusie, of afsplitsing) E e n reorganisatie, w a a r o n d e r ook zijn begrepen fusie of afsplitsing, is iedere belangrijke wijziging in de organisatie, zoals bedoeld in artikel 2 5 van de Wet op de o n d e r n e m i n g s r a d e n , die leidt tot inkrimpen, of verplaatsen, dan wel beëindigen v a n activiteiten, wijziging,of vermindering van functie(s), herplaatsing van w e r k n e m e r s en/of boventallig verklaring. b De Regeling De Regeling Sociaal Plan c Formatieplaatsenplan Het overzicht van functies na reorganisatie. d Reorganisatieplan Beschrijving, volgens art. 4 van deze Regeling, van de huidige e n d e nieuwe organisatie/organisatieonderdelen en de huidige bezetting, a l s m e d e de planning van uitvoering en o v e r l e g m o m e n t e n met de o n d e r n e m i n g s r a a d of personeelsvertegenwoordiging, e Herplaatsingskandidaat De w e r k n e m e r van w i e de functie komt te vervallen, f Oude functie De functie die de boventallige w e r k n e m e r voor het besluit tot reorganisatie vervulde e n door de reorganisatie is k o m e n te vervallen, g Nieuwe functie Een functie die vóór de reorganisatie niet v o o r k w a m , h Uitwisselbare functies Functies met verschillende benamingen die naar inhoud, vereiste kennis en vaardigheden e n vereiste competenties vergelijkbaar zijn en naar functieniveau e n beloning gelijkwaardig zijn. i Passende functie Een functie die naar het oordeel van de w e r k g e v e r voor wat betreft inhoud, benodigde kennis en vaardigheden v o l d o e n d e verwant is aan d e o u d e functie van de werknemer, of een functie w a a r v o o r de w e r k n e m e r binnen redelijke tijd geschikt te m a k e n is. Een functie is slechts passend als de functie m a x i m a a l één salarisschaal lager is g e w a a r d e e r d dan de o u d e functie van de werknemer. E e n functie die voor het overige passend is, zal niet als zodanig w o r d e n beschouwd indien z w a a r w e g e n d e persoonlijke omstandigheden van sociale en/of medische aard zich a a n t o o n b a a r daartegen verzetten, of leidt tot een reistijd die in redelijkheid niet aanvaardbaar is. j Plaatsingsplan Het document w a a r i n d e procedure, werkwijze en het tijdpad van de plaatsing van w e r k n e m e r s in de nieuwe organisatie zijn vastgelegd, m Boventallige werknemer De w e r k n e m e r van wie de functie en de arbeidsplaats is k o m e n te vervallen als direct gevolg van e e n besluit tot reorganisatie, n Persoonlijk budget Het budget dat d e boventallige w e r k n e m e r met de w e r k g e v e r o v e r e e n k o m t voor maatregelen gericht op ondersteuning naar werk bij een a n d e r e w e r k g e v e r zoals beschreven in artikel 1 2 . 0 Commissie De b e z w a r e n c o m m i s s i e als bedoeld in artikel 1 7 . Artikel 2 A l g e m e n e bepalingen e n v o o r w a a r d e n 1 De w e r k g e v e r voert iedere onder deze Regeling vallende organisatiewijziging op een correcte, zorgvuldige en o p e n wijze uit. Informatie wordt steeds z o tijdig en volledig mogelijk aan w e r k n e m e r s , o n d e r n e m i n g s r a a d of personeelsvertegenwoordiging en de vakorganisaties verstrekt. 2 Zowel in de voorbereiding van de reorganisatie als in de totstandkoming ervan wordt voor zover mogelijk uitgegaan van " m e n s volgt functie" e n zal d e w e r k g e v e r streven naar plaatsing van
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
11/28
w e r k n e m e r in eenzelfde, een uitwisselbare, of p a s s e n d e functie. Hierbij zal rekening gehouden w o r d e n met de voorkeuren, de mogelijkheden, de omstandigheden en de bestaande rechten van betrokken w e r k n e m e r s . V a n d e individuele w e r k n e m e r wordt verwacht dat hij meewerkt aan de veranderingen en zich volledig inzet en zich blijft ontwikkelen. 3 De werkgever realiseert personele besparingen zoveel mogelijk door a r b e i d s o v e r e e n k o m s t e n voor bepaalde tijd niet te verlengen en de met externe arbeidskrachten gesloten overeenkomsten (tussentijds) te beëindigen. Daarnaast kan de w e r k g e v e r een w e r k n e m e r tijdelijk detacheren bij een andere werkgever. 4 . De w e r k n e m e r is g e h o u d e n volledige m e d e w e r k i n g te geven aan de uitvoering van de Regeling. De w e r k g e v e r kan h e m als sanctie op onvoldoende inzet uitsluiten v a n d e voorzieningen in het kader van deze Regeling. 5 De w e r k n e m e r dient zich flexibel op te stellen, o p e n te staan voor een beschikbaar k o m e n d e passende functie en m e e te w e r k e n aan het maximaliseren van zijn inzetbaarheid. Z o nodig dient de w e r k n e m e r m e e te w e r k e n aan zijn her-, o m - of bijscholing w a a r m e e hij geschikt wordt voor een beschikbare passende functie. 6 De w e r k n e m e r die een beroep doet op de (financiële) aanspraken en faciliteiten van de Regeling, is verplicht zich te houden aan de Regeling. Het geven van onjuiste en/of onvolledige inlichtingen alsmede oneigenlijk gebruik of misbruik van de g e b o d e n voorzieningen, dan wel zich niet houden aan een termijn, heeft uitsluiting van de Regeling tot gevolg en zal leiden tot terugvordering van het inmiddels betaalbaar gestelde. Dit kan tevens aanleiding voor de w e r k g e v e r zijn o m over te g a a n tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De Regeling is dan niet m e e r op deze w e r k n e m e r van toepassing. 7 De w e r k n e m e r die van m e n i n g is dat d e Regeling niet juist op h e m wordt toegepast, k a n , indien overleg met w e r k g e v e r hierover niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, zijn b e z w a a r schriftelijk en gemotiveerd indienen bij d e daartoe ingestelde bezwarencommissie. Het b e z w a a r dient te w o r d e n ingediend uiterlijk op de tiende w e r k d a g nadat de w e r k n e m e r kennis heeft kunnen n e m e n van d e beslissing w a a r t e g e n hij bezwaar wil m a k e n . Het maken v a n b e z w a a r heeft g e e n opschortende werking. 8 De werkgever dient de w e r k n e m e r te wijzen op een beschikbaar k o m e n d e passende functie en m e e te w e r k e n aan het maximaliseren van de inzetbaarheid van de werknemer. Z o nodig biedt de w e r k g e v e r d e w e r k n e m e r her-, o m - of bijscholing aan , w a a r m e e hij geschikt wordt voor een passende functie. 9 De w e r k g e v e r stelt zich proactief op bij de toepassing van de Regeling Sociaal Plan o m de kans op het vinden van een functie v a n de w e r k n e m e r s t e vergroten. 1 0 De w e r k g e v e r kan ook v ó ó r het besluit tot reorganisatie is g e n o m e n met w e r k n e m e r s afspraken m a k e n over de v o l g e n d e faciliteiten: - e e n loopbaanscan; - loopbaaninstrumenten; - outplacement; - scholing; - stage/detachering/tijdelijke indiensttreding Artikel 3 W e r k i n g s d u u r De in de Regeling o p g e n o m e n bepalingen w o r d e n toegepast vanaf het m o m e n t dat de w e r k g e v e r het besluit heeft g e n o m e n over te gaan tot reorganisatie. De toepassing van de Regeling eindigt een halfjaar na de feitelijke effectuering v a n de reorganisatie. Onder feitelijke effectuering wordt hier verstaan het m o m e n t w a a r o p aan de w e r k n e m e r s is meegedeeld in w e l k e functies z e zijn geplaatst of dat herplaatsing niet mogelijk is. Artikel 4 R e o r g a n i s a t i e p l a n De w e r k g e v e r stelt een reorganisatieplan op. Het reorganisatieplan geeft minimaal inzicht in: a de reden van de reorganisatie;
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
12/28
b de tijdsplanning en de wijze van de uitvoering van de reorganisatie; c d e planning van de m o m e n t e n w a a r o p met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging overleg wordt gevoerd e n w a a r o p de betrokken w e r k n e m e r s w o r d e n geïnformeerd; d d e huidige organisatie/organisatieonderdelen, met de daarin o p g e n o m e n functies e n de bijbehorende formatie; e inventarisatie lopende arbeidsovereenkomsten voor o n b e p a a l d e en bepaalde tijd e n o v e r e e n k o m s t e n met externe arbeidskrachten. f d e bezetting van d e huidige organisatie/organisatieonderdeel; g het formatieplaatsenplan van de nieuwe organisatie/organisatieonderdelen, met de daarin o p g e n o m e n functies en de bijbehorende formatie; Artikel 5 Vertrekpremie 1 De w e r k n e m e r die aangeeft niet voor herplaatsing in aanmerking te willen k o m e n o m zo plaats te m a k e n voor een boventallige werknemer, treedt in overleg met de w e r k g e v e r over een mogelijke vertrekpremie. 2 Indien de w e r k g e v e r e n de w e r k n e m e r o v e r e e n s t e m m i n g hebben over de o m v a n g van de vertrekpremie, sluiten w e r k g e v e r en w e r k n e m e r een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van het dienstverband, waarin tevens de vertrekpremie is vermeld. Hoofdstuk 2 Maatregelen g e r i c h t o p o n d e r s t e u n i n g naar a n d e r werk bij d e w e r k g e v e r Artikel 6 A a n w i j z i n g h e r p l a a t s i n g k a n d i d a t e n 1 De w e r k g e v e r stelt het formatieplaatsenplan vast na advies van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging conform artikel 2 5 lid 1 W O R . 2 De w e r k g e v e r maakt het formatieplaatsenplan b e k e n d aan de w e r k n e m e r s . 3 De w e r k g e v e r stelt vast w e l k e w e r k n e m e r s hun functie behouden en van welke w e r k n e m e r s de functie komt te vervallen. De w e r k n e m e r van wie de functie vervalt of wijzigt wordt a a n g e m e r k t als herplaatsingskandidaat. Bij de aanwijzing van w e r k n e m e r s v a n wie de functie vervalt wordt rekening g e h o u d e n met de criteria van het Ontslagbesluit. 4 De w e r k g e v e r deelt m e e aan de w e r k n e m e r of hij zijn functie behoudt, dan w e l of hij a a n g e m e r k t wordt als herplaatsingskandidaat. D e z e mededeling wordt binnen een w e e k na het gesprek schriftelijk aan de betreffende w e r k n e m e r bevestigd. Artikel 7 B e l a n g s t e l l i n g s p e i l i n g interne v a c a n t e f u n c t i e s 1 . De binnen het formatieplaatsenplan vacante functies w o r d e n bekend gemaakt aan herplaatsingkandidaten. 2 . De w e r k n e m e r maakt zijn belangstelling voor v a c a n t e functies binnen twee w e k e n na b e k e n d m a k i n g van de v a c a n t e functies aan de w e r k g e v e r kenbaar. Hierbij kan hij tevens voorstellen d o e n voor scholing of loopbaanbegeleiding o m zijn kansen op de vacante functie te vergroten. Voorstellen voor scholing of loopbaanbegeleiding k u n n e n zijn: - een loopbaanscan; - de inzet v a n loopbaaninstrumenten; - scholing. 57 3 . De w e r k g e v e r kan de voorstellen van de w e r k n e m e r honoreren voor scholing of loopbaanbegeleiding gedaan bij de belangstellingpeiling. De kosten komen voor rekening van de werkgever. Artikel 8 P l a a t s i n g s p l a n 1 De w e r k g e v e r maakt uiterlijk vier w e k e n na de belangstellingpeiling het plaatsingsplan b e k e n d . 2 De w e r k g e v e r zal na de bekendmaking van het plaatsingsplan in een z o vroeg mogelijk stadium
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
13/28
met de herplaatsingkandidaten overleg plegen over herplaatsing in een uitwisselbare, dan w e l p a s s e n d e functie en de hieraan v e r b o n d e n consequenties. De w e r k g e v e r biedt de vacante functies a a n , waarbij rekening wordt g e h o u d e n met de uitkomsten van d e belangstellingpeiling e n de v o l g e n d e volgorde in acht wordt g e n o m e n : 1. Een uitwisselbare functie; 2. Een passende functie; 3 De w e r k n e m e r beslist binnen t w e e w e k e n of hij de a a n g e b o d e n functie accepteert. In geval de w e r k n e m e r het aanbod niet accepteert, vindt overleg plaats tussen de werkgever en de w e r k n e m e r , w a a r n a de werkgever een definitief a a n b o d doet. 4 W a n n e e r er een vacante functie is die niet is ingevuld na de procedure beschreven in de leden 3 en 4, kunnen herplaatsingkandidaten voor wie de vacature door de w e r k g e v e r niet als passende functie is aangemerkt, maar die m e n e n w e l geschikt te zijn voor die functie, hun belangstelling kenbaar m a k e n aan de werkgever, 5 De werkgever bevestigt de plaatsingen schriftelijk a a n de betrokken w e r k n e m e r s . Artikel 9 Salariëring bij h e r p l a a t s i n g in e e n functie op e e n lager s c h a a l n i v e a u 1 Het salaris van de w e r k n e m e r die herplaatst is in een passende functie op een lager schaalniveau, blijft g e d u r e n d e twee jaar op het schaalniveau (volgnummer) van voor d e herplaatsing. De w e r k n e m e r b e h o u d t daarnaast de aanspraak op a l g e m e n e salarisverhogingen, a l s m e d e de aanspraak op eventuele resterende periodieke verhogingen uit de schaal van zijn functie van voor de herplaatsing. 2 W e r k g e v e r en de w e r k n e m e r s p a n n e n zich in binnen v o o r n o e m d e t w e e jaar voor de w e r k n e m e r een functie in d e schaal van voor de herplaatsing te verwerven. 3 A l s een w e r k n e m e r na herplaatsing een a a n g e b o d e n functie in de schaal van vóór zijn herplaatsing niet aanvaardt, wordt zijn salaris per d a t u m van het aanbod vastgesteld op het schaalniveau dat op het m o m e n t v a n d e herplaatsing gold voor de functie waarin hij is herplaatst ('de nieuwe functie'), zonder d e garantie van lid 1. Tevens vervalt voor de w e r k g e v e r op dat m o m e n t de inspanningsverplichting g e n o e m d in lid 2. 4 Onder het schaalniveau dat op het m o m e n t van de herplaatsing gold voor de nieuwe functie, wordt verstaan het salaris dat in de schaal van de nieuwe functie overeenkomt - met het laatgenoten salaris in de o u d e functie, - als dat niet voorkomt, met het naast hogere bedrag, - als ook dat niet voorkomt, met het naast lagere bedrag in de schaal van de nieuwe functie. 5 Het salaris van de w e r k n e m e r aan wie g e e n functie op het schaalniveau van vóór zijn herplaatsing is a a n g e b o d e n , wordt t w e e jaar na d e herplaatsing vastgesteld op het schaalniveau dat op het m o m e n t van de herplaatsing gold voor de nieuwe functie, vermeerderd met eventuele a l g e m e n e en periodieke verhogingen die in die twee jaar z o u d e n zijn t o e g e k e n d . Artikel 10 Wijziging plaats v a n tewerkstelling 1. A l s d e enkele reistijd van het w o o n - w e r k v e r k e e r naar een nieuwe plaats van tewerkstelling meer bedraagt dan de enkele reistijd van het w o o n - w e r k v e r k e e r voorafgaand aan de plaats van tewerkstelling dan ontvangt d e w e r k n e m e r een compensatie voor die meerdere reistijd. 2. De w e r k n e m e r e n werkgever k o m e n de compensatie o v e r e e n , waarbij g e k o z e n w o r d t uit c o m p e n s a t i e in tijd, of voor de duur van de extra reistijd e e n bedrag in geld gelijk aan het voor de w e r k n e m e r g e l d e n d e uurloon. 3. De c o m p e n s a t i e wordt g e g e v e n tot t w e e jaar na de wijziging van de plaats van tewerkstelling in het kader van de reorganisatie of tot de plaats van tewerkstelling opnieuw wijzigt.
Hoofdstuk 3 Maatregelen gericht op o n d e r s t e u n i n g n a a r werk bij e e n a n d e r e w e r k g e v e r
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
14/28
Artikel 11 Mededeling verlies v a n arbeid v o o r d e w e r k n e m e r 1. Indien een herplaatsingskandidaat niet in e e n andere functie kan w o r d e n geplaatst, deelt de w e r k g e v e r h e m in een persoonlijk gesprek m e e dat hij boventallig is. Bij de vaststelling welke w e r k n e m e r s boventallig zijn, wordt rekening g e h o u d e n met het Ontslagbesluit. T e v e n s wordt meegedeeld met ingang van welke d a t u m zijn werk feitelijk vervalt en w a t de vervolgprocedure is. V a n a f deze d a t u m is de w e r k n e m e r vrijgesteld van w e r k z a a m h e d e n o m zich te kunnen richten op het verwerven v a n een functie buiten de organisatie. De w e r k g e v e r bevestigt deze mededeling binnen een w e e k na het gesprek schriftelijk aan de werknemer. 2 . De boventallige w e r k n e m e r krijgt bij de mededeling e n bevestiging van zijn boventalligheid de k e u z e tussen: - bemiddeling v a n w e r k naar werk als bedoeld in artikel 1 2 - uitdiensttreding als bedoeld in artikel 1 4 3 . De boventallige w e r k n e m e r deelt binnen t w e e w e k e n na de ontvangst van de schriftelijke bevestiging zijn k e u z e uit de mogelijkheden g e n o e m d in lid 2 m e e aan de werkgever. Daarna m a k e n w e r k g e v e r en w e r k n e m e r binnen twee w e k e n afspraken over d e verdere aanpak o m te k o m e n tot het v i n d e n van ander werk buiten de organisatie, d a n w e l de uitdiensttreding. Artikel 12 O n d e r s t e u n i n g n a a r w e r k bij e e n a n d e r e w e r k g e v e r 1 . De w e r k n e m e r die als boventallige w e r k n e m e r is a a n g e w e z e n maakt in overleg met de w e r k g e v e r een mobiliteitsplan. 2 . Het mobiliteitsplan bevat individuele afspraken over begeleiding naar een andere b a a n buiten d e organisatie, en/of voor scholing, en of het starten van een eigen bedrijf. Mogelijke onderdelen van het mobiliteitsplan zijn: a een loopbaanscan; b de looptijd v a n het mobiliteitsplan c een persoonlijk te besteden budget als bedoeld in artikel 1 3 ; d afspraken g e d u r e n d e de bemiddelingstermijn; e welke loopbaaninstrumenten w o r d e n ingezet; f outplacement voor d e duur van werk naar werk, g afspraken over scholing; h afspraken over stage/detachering/tijdelijke indiensttreding i de planning v a n acties door de w e r k g e v e r en de werknemer; j d e beëindiging van d e arbeidsovereenkomst; k evaluatiemoment; 5 9 3 . Het mobiliteitsplan wordt schriftelijk vastgelegd. 4 . W e r k g e v e r e n w e r k n e m e r v o e r e n het proces van begeleiding van werk naar werk zorgvuldig m a a r voortvarend uit e n met volledige inzet. 5 . Gedurende d e looptijd van het sociaal plan als bedoeld in artikel 3 lid 1 blijft de a r b e i d s o v e r e e n k o m s t in stand. 6. Vanaf 6 m a a n d e n na de mededeling dat w e r k n e m e r boventallig is e n de w e r k n e m e r vrijgesteld is van w e r k z a a m h e d e n o m zich geheel te kunnen richten op het v e r w e r v e n van een functie buiten d e organisatie, heeft de w e r k n e m e r g e e n recht meer op loon. 7 De individuele rechten en de financiële rechten en faciliteiten die in het mobiliteitsplan zijn afgesproken, blijven ook na de beëindigingsdatum van het sociaal plan van kracht tot het einde v a n d e looptijd van het mobiliteitsplan. Artikel 13 B u d g e t Voor het vaststellen van het persoonlijk budget van de boventallige w e r k n e m e r wordt rekening g e h o u d e n met d e financiële mogelijkheden van de w e r k g e v e r en met het salaris van de werknemer, de d u u r en omvang van zijn dienstverband en zijn persoonlijke omstandigheden, w a a r o n d e r leeftijd en de mogelijkheden o m elders een p a s s e n d e functie te vinden. T e v e n s wordt hierbij betrokken in hoeverre w e r k g e v e r en w e r k n e m e r vóór d e reorganisatie hebben
onderwerp
indexering e n wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 daium 2 4
april
2013
15/28
geïnvesteerd in de ontwikkeling van de w e r k n e m e r als bedoeld in de artikelen 46 e n 50 van de CAO.1 1 Toelichting bij artikel 13 F a c t o r e n te betrekken bij d e v a s t s t e l l i n g v a n e e n mobiliteitsbudget: - dienstjaren (gewogen naar leeftijd) - het laatst verdiende bruto m a a n d i n k o m e n E e r d e r e inspanningen van de w e r k g e v e r en w e r k n e m e r op het gebied v a n scholing en ontwikkeling kunnen invloed hebben op de hoogte van het mobiliteitsbudget. Het mobiliteitsbudget is lager dan de redelijkerwijs te verwachten inkomstenderving tot aan de pensioenleeftijd. Het mobiliteitsbudget kan bestaan uit twee delen: - het e n e deel bestaat uit een beëindigingvergoeding. - het a n d e r e deel bestaat uit een bemiddelingsbudget. W e r k g e v e r en w e r k n e m e r kunnen onderling afspraken m a k e n over de verdeling. V o o r t s kunnen w e r k g e v e r en w e r k n e m e r afspreken dat, als de w e r k n e m e r nieuw werk vindt op het o u d e inkomensniveau, het (resterende) bemiddelingsbudget voor e e n bepaald percentage w o r d t afgekocht. Z o w e l w e r k g e v e r als w e r k n e m e r hebben dan een prikkel o m z o snel mogelijk w e r k te vinden. Hoofdstuk 4 P r o c e d u r e en v o o r z i e n i n g e n bij uitdiensttreding Artikel 14 E i n d e d i e n s t v e r b a n d Indien de w e r k n e m e r binnen de termijn van artikel 11 lid 3 te kennen heeft g e g e v e n dat hij g e e n gebruik wil m a k e n van een mobiliteitsplan, w o r d t direct een vaststellingsovereenkomst gesloten. Artikel 15 Interne v a c a t u r e s t e l l i n g Indien zich bij de ex-werkgever tot 6 m a a n d e n na d e d a t u m van beëindiging van de arbeidsovereenkomst passende vacatures v o o r d o e n , k u n n e n ex-werknemers hierop met voorrang solliciteren. Deze aanspraak wordt in d e vaststellingsovereenkomst vastgelegd. Bij herindiensttreding van de ex-werknemer, wordt d e e e r d e r gegeven ontslagvergoeding terugbetaald. De terug te betalen ontslagvergoeding wordt verminderd met het salaris behorend bij zijn oude functie, vermenigvuldigd met het aantal m a a n d e n dat is verstreken sinds de d a t u m van ontslag. Artikel 16 K w i j t s c h e l d i n g terugbetalingsverplichtingen Indien d e boventallige w e r k n e m e r intern niet te herplaatsen is en een terugbetalingsverplichting op grond van de Regeling Studiefaciliteiten op g r o n d v a n artikel 5 Bijlage E op h e m van toepassing is, komt d e z e verplichting bij het einde v a n het dienstverband te vervallen Hoofdstuk 5 B e z w a r e n c o m m i s s ie Artikel 17 Instelling c o m m i s s i e W e r k g e v e r en o n d e r n e m i n g s r a a d of personeelsvertegenwoordiging stellen een b e z w a r e n c o m m i s s i e in, bestaande uit drie personen. De c o m m i s s i e is ingesteld o m te adviseren over d e juiste toepassing van de Regeling Sociaal Plan bij de w e r k g e v e r Artikel 18 S a m e n s t e l l i n g De samenstelling van de commissie geschiedt als volgt: a. De leden van de c o m m i s s i e w o r d e n b e n o e m d als is besloten tot een reorganisatie. b. een lid wordt b e n o e m d door de werkgever. Dit lid komt bij voorkeur uit bestuur c.q. raad van toezicht en is g e e n w e r k n e m e r w e r k z a a m bij de reorganisatie betrokken stichting c. e e n lid wordt b e n o e m d door de werknemersorganisaties en/of de o n d e r n e m i n g s r a a d of
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn e n cultuur 2012-2014
datum
24 april 2013
16/28
personeelsvertegenwoordiging. Dit lid is g e e n w e r k n e m e r w e r k z a a m bij de reorganisatie betrokken stichting; d. de t w e e leden, b e n o e m d volgens a en b van de bezwarencommissie, wijzen gezamenlijk een derde onafhankelijk lid, tevens voorzitter van de b e z w a r e n c o m m i s s i e aan. e. Het secretariaat van de c o m m i s s i e wordt gevoerd door de werkgever. Artikel 19 A a n h a n g i g m a k e n v a n het b e z w a a r 1. De individuele w e r k n e m e r kan zich schriftelijk w e n d e n tot d e b e z w a r e n c o m m i s s i e inzake: a. de a a n g e b o d e n functie; b. de individuele toepassing van dit sociaal plan. 2. Het bezwaar moet binnen 10 w e r k d a g e n na een ter zake g e n o m e n besluit v a n de werkgever w o r d e n ingediend. Het m a k e n van b e z w a a r heeft g e e n opschortende w e r k i n g . 3. Een bezwaar wordt aanhangig g e m a a k t door toezending van een met redenen o m k l e e d schriftelijk bezwaarschrift a a n de b e z w a r e n c o m m i s s i e . 4. De w e r k n e m e r die het b e z w a a r aanhangig maakt doet hiervan onverwijld schriftelijk mededeling aan de w e r k g e v e r onder bijvoeging van een afschrift van het bezwaarschrift. 5. De w e r k g e v e r dient na ontvangst van het bezwaarschrift uiterlijk binnen 10 w e r k d a g e n een met redenen omkleed verweerschrift in bij de b e z w a r e n c o m m i s s i e . Een afschrift van het ven/veerschrift wordt door de w e r k g e v e r onverwijld verzonden aan de w e r k n e m e r die het bezwaar aanhangig heeft gemaakt. 6. De voorzitter kan (indien h e m dat wenselijk voorkomt) w e r k g e v e r en/of w e r k n e m e r opdragen stukken in te dienen. Artikel 20 B e h a n d e l i n g b e z w a a r 1. De behandeling van het b e z w a a r vindt plaats binnen 20 w e r k d a g e n na indiening van het bezwaarschrift. 2. V o o r e e n eventuele mondelinge toelichting van het bezwaar w o r d e n w e r k g e v e r en w e r k n e m e r tenminste vijf w e r k d a g e n tevoren schriftelijk uitgenodigd. 3. De beraadslagingen g e s c h i e d e n in een voltallige vergadering die niet openbaar is. De tijdens deze zitting g e d a n e mededelingen zijn geheim. 4. De b e z w a r e n c o m m i s s i e n e e m t een beslissing bij meerderheid van s t e m m e n . D e s t e m m i n g geschiedt mondeling. G e e n der leden mag zich van s t e m m i n g onthouden. 5. De w e r k n e m e r die zich tot d e b e z w a r e n c o m m i s s i e heeft g e w e n d , wordt in zijn b e z w a a r nietontvankelijk verklaard, indien het b e z w a a r vóór de aanmelding bij de b e z w a r e n c o m m i s s i e bij de rechter aanhangig is gemaakt. 6. D e w e r k n e m e r die zich tot d e b e z w a r e n c o m m i s s i e heeft g e w e n d , wordt in zijn b e z w a a r nietontvankelijk verklaard, indien de bezwaartermijn is overschreden 7. Indien tijdens de behandeling van het bezwaar door de w e r k g e v e r en/of de w e r k n e m e r het b e z w a a r aanhangig wordt g e m a a k t bij de rechter, ziet de b e z w a r e n c o m m i s s i e af van verdere behandeling. 8. De B e z w a r e n c o m m i s s i e doet binnen 10 w e r k d a g e n een uitspraak over het al dan niet gegrond zijn van het ingediende bezwaar. De uitspraak is met redenen omkleed en wordt per a a n g e t e k e n d schrijven aan d e betrokken w e r k n e m e r en aan de w e r k g e v e r m e d e g e d e e l d . 9. De uitspraak van de B e z w a r e n c o m m i s s i e is voor de werkgever niet bindend. Indien de w e r k g e v e r besluit af te wijken van het advies, zal d e w e r k g e v e r dit beargumenteren. De w e r k g e v e r is verplicht o m - indien het bezwaar gegrond is - binnen 10 w e r k d a g e n e e n nieuw besluit te n e m e n . 10. Eventuele kosten die de c o m m i s s i e maakt in verband met de uitoefening van haar taak, k o m e n voor rekening van d e werkgever. 1 1 . Eventuele kosten die de b e z w a a r d e maakt inzake rechtsbijstand komen voor rekening van de bezwaarde.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2 0 1 3
17/28
Hoofdstuk 6 S l o t b e p a l i n g e n Artikel 21 H a r d h e i d s c l a u s u l e 1 Als toepassing van de Regeling in een individueel geval zou leiden tot een onbillijke, onvoorziene situatie, kan de w e r k g e v e r van de Regeling afwijken ten gunste van de werknemer. In die gevallen waarin de Regeling niet voorziet, zal w e r k g e v e r als goed w e r k g e v e r handelen in de geest van d e z e Regeling. 2 Als de integrale uitvoering van het sociaal plan leidt tot onoverkomelijke financiële problemen kan de w e r k g e v e r in overleg treden met een van de werknemersorganisaties over aanpassing van onderdelen van dit sociaal plan.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
18/28
B i j l a g e 1.3. C a o - b e p a l i n g e n private K u n s t e d u c a t i e Hoofdstuk 13 O n t s l a g en R e o r g a n i s a t i e Inhoud A B C D
Suppletie en bovenwettelijke uitkering Afvloeiingsvolgorde Standaard sociaal plan Kunsteducatie Bezwaren a d v i e s c o m m i s s i e
A S u p p l e t i e en bovenwettelijke uitkering Artikel 1 - S u p p l e t i e r e g e l i n g 1 . O n d e r w i j s g e v e n d of docerend personeel m e t e e n contract voor o n b e p a a l d e tijd, aan wie o m bedrijfseconomische redenen (niet zijnde e e n subsidievermindering) geheel of gedeeltelijk ontslag is a a n g e z e g d , heeft aanspraak op een salarisgarantie van de werkgever. 2 . Vanaf het m o m e n t van ontslagaanzegging rust op de instelling én de w e r k n e m e r g e d u r e n d e een periode van 4 m a a n d e n de inspanningsverplichting o m p a s s e n d e w e r k z a a m h e d e n te z o e k e n . W e l k e inspanning de w e r k g e v e r en de w e r k n e m e r zullen d o e n dient in de eerste 2 w e k e n van de inspanningsverplichting schriftelijk te w o r d e n o v e r e e n g e k o m e n in een door w e r k g e v e r en w e r k n e m e r o n d e r t e k e n d document. Indien de inspanning geheel of gedeeltelijk tot resultaat heeft dat binnen de instelling passende w e r k z a a m h e d e n w o r d e n g e v o n d e n , zal het v o o r g e n o m e n geheel of gedeeltelijk ontslag niet w o r d e n geëffectueerd voor het aantal uren passende w e r k z a a m h e d e n . Indien de zomervakantieperiode valt in de hier bedoelde periode van 4 m a a n d e n , dan wordt de termijn verlengd met één m a a n d . 3 . De opzegtermijn voor w e r k g e v e r is 2 m a a n d e n . O p z e g g i n g geschiedt niet eerder dan na afloop van d e periode als bedoeld in lid 2 . 4 . Indien en voor z o v e r de inspanningen als bedoeld in lid 2 geen resultaat hebben opgeleverd, heeft de w e r k n e m e r op het m o m e n t dat het ontslag ingaat recht op e e n suppletieregeling w a a r v a n d e lengte afhankelijk is van de lengte van het dienstverband van het contract voor o n b e p a a l d e tijd volgens d e v o l g e n d e staffel: r Tot 2 jaar vast dienstverband: g e d u r e n d e 3 m a a n d e n 1 0 0 % doorbetaling, r Tot 4 jaar vast dienstverband: g e d u r e n d e 4 m a a n d e n 1 0 0 % doorbetaling. L Tot 6 jaar vast dienstverband: gedurende 5 m a a n d e n 1 0 0 % doorbetaling. (_ Langer dan 6 jaar vast dienstverband: g e d u r e n d e 6 m a a n d e n 1 0 0 % doorbetaling. 5 . Indien de w e r k n e m e r in d e periode als bedoeld in lid 4 aanspraak kan m a k e n op een W W uitkering, wordt de WW-uitkering in mindering gebracht op d e doorbetaling krachtens de suppletieregeling. D e artikelen 2 t/m 16 van hoofdstuk 13 inzake de bovenwettelijke uitkering zijn van toepassing op ontslagen zoals bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk13 die plaatsvinden na 1 november 2012.
op of
Artikel 2 R e c h t op bovenwettelijke uitkering 1 . Indien de bedrijfseconomische reden voor ontslag uitsluitend veroorzaakt wordt door een subsidiemaatregel of w e g e n s reorganisatie dan w e l fusie ten gevolge van de vaststelling of wijziging van een plan of p r o g r a m m a van d e gemeentelijke of provinciale overheid, heeft d e w e r k n e m e r met een dienstverband voor o n b e p a a l d e tijd, aan wie geheel of gedeeltelijk ontslag wordt verleend w e g e n s bedrijfseconomische r e d e n e n aanspraak op een bovenwettelijke uitkering zoals vastgelegd in de bepalingen omtrent d e bovenwettelijke uitkeringen in dit hoofdstuk. Dit recht bestaat met ingang van de dag van zijn ontslag door de instelling die h e m heeft ontslagen. 2 . De berekeningsgrondslag voor de bovenwettelijke uitkering is het laatst genoten salaris van de rechthebbende, v e r m e e r d e r d met het bedrag der vakantietoeslag en eindejaarsuitkering,
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn e n cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
19/28
b e r e k e n d over een m a a n d , w a a r o p de rechthebbende op de dag voorafgaande aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij w a a r n e m i n g van zijn functie. De berekeningsgrondslag wordt telkens aangepast a a n de in deze C A O o v e r e e n g e k o m e n algemene wijzigingen van het salaris. 3. Indien in het laatst genoten salaris, bedoeld in het t w e e d e lid, anders dan door het v e r w e r v e n v a n salarisanciënniteit, wijziging zou zijn g e k o m e n , in het geval de rechthebbende in dienst z o u zijn g e b l e v e n op dat salaris, geldt, te rekenen v a n a f het in werking treden van de wijziging, het aldus gewijzigde salaris als laatstgenoten salaris. 4. In geval van (deeltijd)ontslag voor minder dan 5 uren per w e e k of minder dan de helft van de a r b e i d s o m v a n g wordt de bovenwettelijke uitkeringsduur berekend als w a r e er voor deze uren wel recht op een WW-uitkering. Artikel 3 1, D e rechthebbende is verplicht o m zich minimaal een m a a n d voor de d a t u m van zijn ontslag in te laten schrijven bij het U W V als w e r k z o e k e n d e en d e z e inschrijving te handhaven. V e r d e r is hij verplicht o m zo spoedig mogelijk na de ontslagdatum een WW-uitkering aan te vragen en d e z e inschrijving te h a n d h a v e n . W e r k g e v e r wijst de w e r k n e m e r op deze verplichting voorafgaand op de d a t u m van het ontslag. 2. Het recht op bovenwettelijke uitkering vervalt indien d e rechthebbende aan wie ontslag is a a n g e z e g d na die mededeling heeft geweigerd een h e m aangeboden betrekking te a a n v a a r d e n , w e l k e in v e r b a n d met zijn persoonlijkheid en o m s t a n d i g h e d e n voor hem passend is te a c h t e n . Artikel 4 Voor de berekening van de aanspraak op bovenwettelijke uitkering wordt onder diensttijd verstaan: de diensttijd op basis van een arbeidsovereenkomst voor o n b e p a a l d e tijd bij d e w e r k g e v e r die de rechthebbende heeft ontslagen met uitzondering van de tijd: r: Die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van langer dan e e n jaar, tenzij voor de toepassing v a n artikel 5, leden 2 en 3; L Die in aanmerking is g e n o m e n bij de berekening van de duur van een bovenwettelijke uitkering of van e e n wachtgeld als bedoeld in bijlage 5 van de C A O Kunsteducatie of van een uitkering inzake onvrijwillige werkloosheid, tenzij voor de toepassing van artikel 5b, leden 2 en 3. Artikel 5 a Met ingang van 1 november 2012 van toepassing De d u u r van de bovenwettelijke uitkering is gekoppeld aan de duur van de WW-uitkering van de w e r k n e m e r , vermeerderd met een nawettelijk deel v a n 2 5 % van de uitkeringsduur v a n de W W . In geval van ontslag voor minder dan 5 uur of minder d a n d e helft van de aanstelling wordt d e bovenwettelijke uitkeringsduur berekend alsof betrokkene recht heeft op W W . Artikel 5b Vóór 1 november 2012 van toepassing 1. De d u u r van de bovenwettelijke uitkering bedraagt 3 m a a n d e n , a) v e r m e e r d e r d voor de rechthebbende die op de d a g van het ontslag de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt met een d u u r gelijk aan 1 8 % van zijn diensttijd, b) voorts voor de rechthebbende die op de dag van het ontslag 21 jaar oud is met een duur gelijk a a n 1 9 , 5 % van zijn diensttijd, c) en z o vervolgens per leeftijdjaar o p k l i m m e n d e met 1,5% tot 7 8 % voor de rechthebbende die op de d a g van het ontslag 60 jaar of ouder is. 2. De duur van bovenwettelijke uitkering voor rechthebbenden die geboren zijn voor 1 januari 1949 bedraagt maximaal 8 jaar, mits zij voor het aantal uren waarvoor ontslag wordt verleend gebruik m a k e n van O B U of F P U . G e d u r e n d e de periode waarin gebruik wordt g e m a a k t van O B U of F P U vindt een aanvulling op deze vroegpensioenregeling plaats tot 70 procent van het laatstverdiende salaris. 3. De d u u r van bovenwettelijke uitkering voor rechthebbenden die geboren zijn op of na 1 januari 1949 m a a r voor 1 januari 1955, wordt vastgesteld op het op 1 januari 2007 conform artikel 5 lid 1
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2013
20/28
van d e C A O K E 2006-2008 o p g e b o u w d e recht op uitkeringsduur indien het o p g e b o u w d e recht m e e r dan 4 jaar bedraagt, m a a r bedraagt ten hoogste 8 jaar. Er vindt n a 1 j a n u a r i 2 0 0 7 g e e n verdere o p b o u w van rechten plaats boven de 4 jaar. 4. T e n aanzien van de rechthebbende die bij de aanvang van de in het eerste lid bedoelde diensttijd in het genot w a s van een bovenwettelijke uitkering, als in d e z e regeling bedoeld, wordt bij berekening van de duur van de bovenwettelijke uitkering m e d e in a a n m e r k i n g g e n o m e n de diensttijd die bij de berekening van de eerder t o e g e k e n d e bovenwettelijke uitkering in aanmerking is g e n o m e n . Op de aldus berekende duur van de bovenwettelijke uitkering wordt de duur van de eerder t o e g e k e n d e bovenwettelijke uitkering, met uitzondering van de verlenging als bedoeld in lid 3, in mindering gebracht. Artikel 6 1. Het bedrag van de bovenwettelijke uitkering zoals omschreven in artikel 5a is als volgt: l G e d u r e n d e de eerste 3 m a a n d e n 9 3 % van de berekeningsgrondslag. ! G e d u r e n d e d e daarop volgende 9 m a a n d e n 8 3 % van de berekeningsgrondslag. E G e d u r e n d e d e daarop volgende periode van de W W - d u u r 7 3 % van d e berekeningsgrondslag. i V e r v o l g e n s , na afloop van het recht op W W , 7 0 % van de berekeningsgrondslag. 2. Het bedrag van de bovenwettelijk uitkering zoals o m s c h r e v e n in artikel 5b is als volgt: L G e d u r e n d e d e eerste 3 m a a n d e n 9 3 % van de berekeningsgrondslag. I G e d u r e n d e d e daarop volgende 9 m a a n d e n 8 3 % van de berekeningsgrondslag, r G e d u r e n d e d e daarop volgende 3 jaar 7 3 % van de berekeningsgrondslag. L V e r v o l g e n s 7 0 % van de berekeningsgrondslag. Artikel 7 1. De bovenwettelijke uitkering wordt verminderd met: a) Hetgeen de rechthebbende ingevolge e e n pensioenregeling kan o n t v a n g e n . b) De inkomsten uit of in verband m e t arbeid of bedrijf door de rechthebbende ter hand g e n o m e n met ingang van of na de dag w a a r o p het ontslag, ter z a k e waarvan de bovenwettelijke uitkering is t o e g e k e n d , h e m is a a n g e z e g d of d o o r h e m is a a n g e v r a a g d , en wel over de m a a n d w a a r o p d e z e inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen w o r d e n betrekking te h e b b e n . 2. De in lid 1 bedoelde vermindering geschiedt aldus dat van de bovenwettelijke uitkering wordt afgetrokken het bedrag w a a r m e e de bovenwettelijke uitkering, vermeerderd met de inkomsten, de berekeningsgrondslag overschrijdt. 3. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand g e n o m e n g e d u r e n d e non-activiteit, vakantie o f verlof, onmiddellijk v o o r a f g a a n d e aan het ontslag, ter z a k e w a a r v a n de bovenwettelijke uitkering is t o e g e k e n d . 4. W a n n e e r de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft g e n o m e n voor d e dag van het ontslag, a n d e r s dan bedoeld in lid 1 of lid 3, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of m e e r inkomsten gaat genieten, is het bepaalde in lid 1 van toepassing, tenzij d e rechthebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of e e n gedeelte daarvan, noch het gevolg zijn van een v e r h o o g d e w e r k z a a m h e i d , noch verband houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking w o r d e n g e n o m e n voor d e toepassing van lid 1. 5. Inkomsten die zijn genoten uit hoofde van o v e r w e r k w o r d e n niet als inkomsten in d e zin van dit artikel aangemerkt. Artikel 8 1. De rechthebbende is verplicht de w e r k g e v e r v a n het ter hand nemen van e n i g e arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen onder o p g a v e , voor z o v e r mogelijk, van de inkomsten die hij uit die
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
2 4 april 2 0 1 3
21/28
w e r k z a a m h e d e n zal genieten, dan w e l van de hem g e d a n e uitkeringen ingevolge sociale verzekeringen. 2. Brengt de aard van de w e r k z a a m h e d e n of van de inkomsten mee dat de inkomsten over een langere termijn moeten w o r d e n berekend, dan geschiedt de o p g a v e dienovereenkomstig e n wordt op de bovenwettelijke uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder v o o r b e h o u d v a n verrekening aan het einde van de e v e n b e d o e l d e termijn. 3. T e n aanzien van de in lid 2 bedoelde verrekening is artikel 7 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in lid 2 bedoelde langere termijn in plaats van over iedere m a a n d afzonderlijk. 4. Het bepaalde in de v o o r g a a n d e leden vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of het bedrijf e n de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 7 leden 3 en 4. Artikel 9 1. Indien de rechthebbende aanspraak heeft op een uitkering krachtens de W e t op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de W e t W e r k en Inkomen naar A r b e i d s v e r m o g e n , die minder bedraagt dan 7 0 % van de berekeningsgrondslag, wordt de bovenwettelijke uitkering slechts uitbetaald voor zover zij even bedoelde uitkering te boven gaat. 2. Indien de rechthebbende a a n wie een bovenwettelijke uitkering is t o e g e k e n d , uit hoofde van de betrekking w a a r a a n deze bovenwettelijke uitkering wordt ontleend, aanspraak heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de W e r k l o o s h e i d s w e t ( W W ) , de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ( W A O ) , de Wet W e r k en Inkomen naar A r b e i d s v e r m o g e n (WIA) of de W e t inkomens voorziening o u d e r e en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze w e r k n e m e r s ( I O A W ) , wordt g e d u r e n d e d e termijn w a a r o v e r die aanspraak bestaat de bovenwettelijke uitkering slechts uitbetaald voor zover het e v e n bedoelde uitkeringen te b o v e n gaat. Artikel 10 1. Het recht op bovenwettelijke uitkering eindigt: a) Met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden van de rechthebbende. b) Met ingang van de eerste dag v a n de m a a n d , volgend op die waarin de rechthebbende zijn of haar pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. c) Met ingang van de datum w a a r o p de rechthebbende aanspraak maakt op invaliditeitspensioen uit hoofde van de betrekking waaruit hij met recht op bovenwettelijke uitkering w e r d ontslagen. d) Indien het recht op bovenwettelijke uitkering geheel wordt afgekocht. 2. Het recht op bovenwettelijke uitkering kan geheel o f t e n dele vervallen w o r d e n verklaard indien de rechthebbende: a) Zich zodanig gedraagt dat hij, w a r e hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen. b) De g e g e v e n s die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van d e bovenwettelijke uitkering niet, niet volledig of onjuist verstrekt. Artikel 11 1. Indien rechthebbende a) E e n hem a a n g e b o d e n functie of betrekking , die hem in v e r b a n d met zijn persoonlijkheid en o m s t a n d i g h e d e n redelijkerwijs kan w o r d e n o p g e d r a g e n , weigert te aanvaarden; b) In de gelegenheid is o m op een wijze die voor h e m kan w o r d e n geacht, inkomsten te verkrijgen, d o c h daarvan g e e n gebruik maakt; c) Inkomsten als bedoeld in artikel 7en 9 z o n d e r voldoende reden prijsgeeft aan de w e r k g e v e r of zijn rechtsopvolger dan w e l door eigen schuld of toedoen verloren doet g a a n ; Wordt de bovenwettelijke uitkering verminderd met het bedrag w a a r m e e de bovenwettelijke uitkering, vermeerderd met de v e r z u i m d e dan w e l de prijsgegeven of verloren g e g a n e inkomsten, de berekeningsgrondslag zou hebben overschreden.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2 0 1 2 - 2 0 1 4
datum
24 april 2 0 1 3
22/28
2 . De bovenwettelijke uitkering wordt niet uitbetaald voor de duur dat de rechthebbende: a) De hem o p g e l e g d e verplichtingen niet of niet volledig nakomt. b) Metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij h e m op zijn verzoek hiervoor door de instelling die h e m heeft ontslagen t o e s t e m m i n g is verleend. c) Zich onvoldoende houdt a a n de voorschriften van het bevoegde uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten. Artikel 12 Het recht op bovenwettelijke uitkering wordt opgeschort voor de duur dat de rechthebbende zich ingevolge wettelijke verplichting als militair of als noodwachter in werkelijke dienst bevindt, dan wel aanspraak maakt op g e h e l e of gedeeltelijke doorbetaling van salaris. Artikel 13 O p verzoek van de rechthebbende kan de bovenwettelijke uitkering geheel of ten dele w o r d e n afgekocht. Artikel 14 A a n de rechthebbende die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of bedrijf te g a a n v e r w e r v e n e n die daartoe genoodzaakt is te verhuizen, kan een tegemoetkoming in d e verhuiskosten w o r d e n t o e g e k e n d overeenkomstig de voor burgerlijke rijksambtenaren ter zake g e l d e regelingen, tenzij hij ter zake van zijn verhuizing aanspraak kan maken op een verhuiskostenregeling v a n zijn nieuwe werkgever. Artikel 15 1. De bovenwettelijke uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen. Met t o e s t e m m i n g van de rechthebbende kan uitbetaling in langere termijnen plaatsvinden. 2 . Z o spoedig mogelijk na het overlijden v a n de rechthebbende wordt aan de echtgenoot van w i e d e rechthebbende niet d u u r z a a m gescheiden leefde, of bij ontstentenis van d e z e aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, een bedrag uitgekeerd gelijk aan d e berekeningsgrondslag over een tijdvak van 3 m a a n d e n . Wordt op de bovenwettelijke uitkering e e n vermindering t o e g e p a s t krachtens artikel 7 , 8 , 9 of 11 of wordt artikel 1 0 lid 2 toegepast, dan is d e uitkering gelijk a a n het bedrag van de bovenwettelijke uitkering dat de b e l a n g h e b b e n d e op de dag van overlijden ontving over een tijdvak van drie m a a n d e n . 3 . Laat de rechthebbende g e e n betrekkingen na als bedoeld in lid 2 , dan kan het daar bedoelde bedrag geheel o f t e n dele w o r d e n uitgekeerd voor d e betaling van de kosten van de laatste ziekte e n van de lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is. Artikel 16 G e d u r e n d e de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op bovenwettelijke uitkering, heeft hij bovendien recht op een uitkering van de w e r k g e v e r van ten hoogste de helft van het w e r k g e v e r s a a n d e e l in d e kosten van d e volledige of gedeeltelijke voortzetting van de d e e l n e m i n g in d e pensioenregeling die o p h e m van toepassing is, mits de rechthebbende zelf e v e n e e n s tenminste de helft van het w e r k n e m e r s a a n d e e l van d e voortzetting van d e v o o r n o e m d e pensioenregeling voor zijn rekening neemt. Een en ander met een m a x i m u m van 6 % van het laatstgenoten salaris. B R a n g o r d e bij u r e n v e r m i n d e r i n g e n afvloeiing Artikel 1 - R a n g o r d e bij u r e n v e r m i n d e r i n g e n afvloeiing 1 . Met ingang van 1 n o v e m b e r 2 0 1 2 is de afvloeiingsregeling uit deze C A O van toepassing op de rangorde waarin aan de w e r k n e m e r s in dienst voor o n b e p a a l d e tijd bij overtolligheid v a n personeel ontslag wordt v e r l e e n d , voor z o v e r de overtolligheid niet kan w o r d e n o p g e h e v e n door het niet verlengen van a r b e i d s o v e r e e n k o m s t e n voor bepaalde tijd.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
23/28
2 . Er wordt in deze regeling een onderscheid g e m a a k t tussen afvloeiing ten gevolge van bedrijfseconomische redenen e n afvloeiing ten gevolge van a u t o n o m e daling. 3. De afvloeiingsregeling geldt tenzij de w e r k g e v e r een afwijkende regeling is o v e r e e n g e k o m e n met de vakorganisaties. 4 . De afvloeiingsregeling als bedoeld in lid 1 wordt voor zover de C A O niet anders bepaalt opgesteld conform de daarvoor g e l d e n d e wettelijke uitgangspunten. De afvloeiingsregeling bevat een bepaling op grond w a a r v a n in het belang van de instelling kan w o r d e n a f g e w e k e n van de uitgangspunten, voor z o v e r niet wettelijk bepaald. Als belang van de instelling wordt in ieder geval b e s c h o u w d het niet schuiven met zittende leerlingen indien dit leidt tot het door cursisten daadwerkelijk o p z e g g e n van de lesovereenkomst. A n d e r e afwijkingen in het belang van de instelling dienen in o v e r e e n s t e m m i n g te zijn met het vastgestelde beleid van de instelling en dienen te w o r d e n o v e r e e n g e k o m e n met de v a k b o n d e n . 5. De afvloeiingsregeling gaat allereerst uit v a n de in de instelling geldende compartimenteringen. 6. Indien de w e r k g e v e r aannemelijk maakt dat een w e r k n e m e r over zodanig bijzondere kennis en/of vaardigheid beschikt dat zijn ontslag voor het functioneren van de o n d e r n e m i n g te bezwaarlijk kan zijn, kan gemotiveerd w o r d e n afgeweken van de afvloeiingsvolgorde. De Vaste C o m m i s s i e behandelt g e e n geschillen inzake de interpretatie van dit lid. Artikel 2 - U i t g a n g s p u n t e n v o o r het v a s t s t e l l e n v a n de a f v l o e i i n g s v o l g o r d e bij a u t o n o m e daling 1. Bij v e r m i n d e r d e belangstelling zal de afvloeiing bij die docent plaatsvinden w a a r de leegstand zich voordoet. Afvloeiing als gevolg van verminderde belangstelling geeft recht op d e suppletieregeling. 2 . W a n n e e r de inspanningsverplichting conform de suppletieregeling onderdeel a artikel 1 lid 2 bij de d o c e n t leidt tot reductie v a n de leegstand zal dit resulteren in evenredige vermindering van de o m v a n g van het (deeltijd)ontslag van deze docent. Nieuwe werkgelegenheid die de docent zelf in overleg met de w e r k g e v e r bewerkstelligd komt ten goede aan de desbetreffende docent. Artikel 3 - U i t g a n g s p u n t e n v o o r het v a s t s t e l l e n v a n a f v l o e i i n g s v o l g o r d e bij bedrijfseconomische redenen 1 . Afvloeiing in het kader van reorganisatie zal daar plaatsvinden w a a r boventalligheid ontstaat (bijvoorbeeld in e e n bepaalde g e m e e n t e die d e subsidie vermindert c.q. stopt of e e n bepaalde discipline/sectie/bedrijfsvestiging/compartiment die g e e n of verminderde subsidie ontvangt). 2 . Als eerste k o m e n voor (deeltijd)ontslag in aanmerking d e g e n e n die vrijwillig a a n g e v e n v o o r urenvermindering/afvloeiing in a a n m e r k i n g te willen k o m e n . Daarbij dient d e w e r k n e m e r erop te w o r d e n g e w e z e n dat door de vrijwilligheid het recht op een WW-uitkering mogelijk in gevaar kan komen. 3. V e r v o l g e n s w o r d e n tijdelijke c o n t r a c t e n niet verlengd. 4 . Daarna k o m e n de uren b o v e n e e n b e t r e k k i n g s o m v a n g v a n 100% door middel van deeltijdontslag te vervallen, v o o r z o v e r het gaat o m dienstverbanden voor o n b e p a a l d e tijd bij andere w e r k g e v e r s binnen de sector onderwijs e n de sector kunst en cultuur. 5. W e r k n e m e r s van 60 of o u d e r kunnen w o r d e n benaderd of zij als eerste af willen vloeien. Met hen kan een maatwerkregeling w o r d e n o v e r e e n g e k o m e n .
o m w e r p indexering e n wijziging subsidies welzijn e n cultuur 2 0 1 2 - 2 0 1 4 da m 2 4 april 2 0 1 3 lU
24/28
V o o r d o c e n t e n e n o n d e r w i j s g e v e n d e n geldt dat het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1 9 4 5 niet op hen van toepassing is. Er hoeft ook geen ontslagvergunning bij het U W V voor hen te w o r d e n a a n g e v r a a g d . V o o r niet-onderwijzend p e r s o n e e l moet wel een ontslagvergunning a a n g e v r a a g d w o r d e n bij het U W V . Bij het bepalen v a n d e afvloeiingsvolgorde wordt uitgegaan van vijf leeftijdsgroepen (cohorten), namelijk: L 1 5 tot en met 2 4 jaar [ 2 5 tot en met 3 4 jaar r 3 5 tot en met 4 4 jaar L 4 5 tot en met 5 4 jaar L 5 5 jaar en ouder. 6. V a n het afspïegelingsbeginsel kan w o r d e n a f g e w e k e n in het belang v a n d e instelling. Indien de w e r k g e v e r aannemelijk m a a k t dat een w e r k n e m e r over zodanig bijzondere kennis en/of vaardigheid beschikt dat zijn ontslag voor het functioneren v a n de onderneming te bezwaarlijk kan zijn, kan gemotiveerd w o r d e n a f g e w e k e n van de afvloeiingsvolgorde. De V a s t e C o m m i s s i e doet g e e n uitspraken over d e toepassing van deze regeling. Artikel 4 O r g a n i s a t i e e n w e r k w i j z e 1. Jaarlijks w o r d e n de c o m p a r t i m e n t e n vóór 1 september vastgesteld na overleg met de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging. O m v a n g en aantal van de compartimenten zijn sterk afhankelijk v a n d e w e r k z a a m h e d e n en grootte v a n de instelling. 2 . De afvloeiingsvolgorde per compartiment wordt met inachtneming van de uitgangspunten in de artikelen 1 , 2 en 3 vastgesteld op het m o m e n t dat het definitieve besluit tot reorganisatie is g e n o m e n (peildatum). 3 . A a n g e g e v e n wordt in welke leeftijdscohorten de w e r k n e m e r s vallen op het m o m e n t dat de afvloeiingsvolgorde wordt opgesteld. 4 . Binnen de leeftijdscohorten w o r d e n de w e r k n e m e r s volgens anciënniteit (=dienstjaren) geplaatst (lifo). C S t a n d a a r d s o c i a a l plan K u n s t e d u c a t i e Artikel 1 B e g r i p s b e p a l i n g e n In dit Sociaal Plan wordt verstaan onder: a) Werkgever: e e n instelling als bedoeld in artikel 1 : 2 lid 1 van deze C A O . b) W e r k n e m e r : de m e d e w e r k e r die voor onbepaalde tijd in dienst is bij de instelling e n op wie de C A O Kunsteducatie van toepassing is. c) V a k b o n d e n : d e v a k b o n d e n , betrokken bij de totstandkoming van de C A O Kunsteducatie. d) R e c h t s p o s i t i e r e g e l i n g : C A O Kunsteducatie. e) S a l a r i s : het v o o r d e w e r k n e m e r geldende bruto bedrag op g r o n d van de voor d e w e r k n e m e r van toepassing zijnde salarisschaal en regelnummer in de C A O Kunsteducatie, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering f) F u n c t i e : het geheel aan w e r k z a a m h e d e n dat aan de w e r k n e m e r is o p g e d r a g e n . Zie hiervoor ook bijlage 3 van de C A O K E , functiebeschrijvingen. g) F u n c t i e n i v e a u : de t o e g e k e n d e functieschaal, zie bijlage 2 van de C A O Kunsteducatie. h) P a s s e n d e functie: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de w e r k n e m e r redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, o m s t a n d i g h e d e n en de voor h e m bestaande vooruitzichten kan w o r d e n o p g e d r a g e n door de werkgever. Een passende functie is d o o r g a a n s van hetzelfde functieniveau als de o u d e functie, maar kan ook van een hoger niveau of één niveau lager zijn d a n d e o u d e functie. i) T o e s l a g e n : vakantiegeld en eindejaarsuitkering conform C A O Kunsteducatie (artikelen 4 : 3 en 4:4).
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
25/28
j) V e r v a n g e n d werk: hieronder wordt verstaan gelijkwaardige w e r k z a a m h e d e n in het kader van e e n p a s s e n d e of geschikte functie (zie artikel 1 lid g en h). k) C o m p a r t i m e n t : een vak of vakgebied met min of m e e r uitwisselbare functies. I) A f v l o e i i n g s v o l g o r d e : d e wijze van afvloeien binnen het compartiment(en) waartoe de w e r k n e m e r behoort, zoals omschreven in onderdeel b van hoofdstuk 13. m) Reorganisatie(inclusief fusie, of afsplitsing): Een reorganisatie is iedere belangrijke wijziging in de organisatie, zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet op de o n d e r n e m i n g s r a d e n , die leidt tot inkrimpen, of verplaatsen, dan wel beëindigen v a n activiteiten, wijziging, of vermindering van functie(s), herplaatsing van w e r k n e m e r s en/of boventallig verklaring. n) S a l a r i s : h e t voor de w e r k n e m e r conform een r e g e l n u m m e r van de op zijn functie toepasselijke salarisschaal g e l d e n d e bruto m a a n d b e d r a g . o) B e r e k e n i n g s g r o n d s l a g : de berekeningsgrondslag voor de bovenwettelijke uitkering is het laatst genoten salaris van de rechthebbende, v e r m e e r d e r d met het bedrag der vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, berekend over een m a a n d , w a a r o p de rechthebbende op de dag v o o r a f g a a n d e a a n zijn ontslag aanspraak had of z o u hebben g e h a d bij w a a r n e m i n g van zijn functie. De berekeningsgrondslag wordt telkens a a n g e p a s t aan de in d e z e C A O o v e r e e n g e k o m e n a l g e m e n e salariswijzigingen. p) A f s p i e g e l i n g b e g i n s e k a f s p i e g e l i n g s b e g i n s e l zoals door het U W V c o n f o r m haar beleidsregels wordt toegepast. Artikel 2 W e r k i n g s s f e e r s t a n d a a r d S o c i a a l plan 1. De bepalingen uit dit standaard Sociaal Plan zijn van toepassing op d e w e r k n e m e r die voor onbepaalde tijd in dienst is bij de w e r k g e v e r en die als gevolg van bedrijfseconomische redenen geheel of gedeeltelijk wordt ontslagen. 2. Indien voor 1 n o v e m b e r 2012 binnen d e instelling reeds e e n reorganisatie in gang is gezet op basis van een eigen sociaal plan, dan blijft v o o r n o e m d eigen sociaal plan van kracht en vindt hier beschreven Standaard Sociaal Plan C A O Kunsteducatie g e e n toepassing totdat het eigen sociaal plan is beëindigd. Artikel 3 P l i c h t e n v a n w e r k g e v e r en w e r k n e m e r s 1. De w e r k g e v e r e n w e r k n e m e r ( s ) zijn g e h o u d e n volledig medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit Sociaal Plan. 2. De w e r k g e v e r is verplicht o m het O A K tijdig te informeren over een v o o r g e n o m e n reorganisatie. 3. De w e r k g e v e r geeft in geval van reorganisatie de w e r k n e m e r s die voor (deeltijd)ontslag in aanmerking k o m e n de aanleiding v a n , en de o v e r w e g i n g e n bij deze reorganisatie. 4. In geval van geschillen over de toepassing van dit Sociaal Plan kan d e w e r k n e m e r een beroep doen op de B e z w a r e n a d v i e s c o m m i s s i e Sociaal Plan als beschreven in onderdeel D van dit hoofdstuk. Artikel 4 Melding (gedeeltelijk) v e r v a l l e n v a n d e functie, o n t s l a g Indien vaststaat dat de w e r k n e m e r zijn functie geheel of gedeeltelijk verliest, zal de w e r k g e v e r de w e r k n e m e r dit in e e n persoonlijk gesprek m e e d e l e n . De w e r k g e v e r zal d e z e mededeling zo spoedig mogelijk na het gesprek schriftelijk aan d e w e r k n e m e r bevestigen. De mededeling omvat de o n t s l a g d a t u m rekening houdend met de wettelijke opzegtermijn. Artikel 5 U i t g a n g s p u n t e n bij de o n t s l a g v o l g o r d e Voor de bepalingen ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde bij reorganisatie wordt verwezen naar onderdeel B van dit hoofdstuk.
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2 0 1 2 - 2 0 1 4
datum
24 april 2013
26/28
Artikel 6 P a s s e n d e w e r k z a a m h e d e n 1. W e r k g e v e r en w e r k n e m e r hebben een inspanningsverplichting o m passend werkte z o e k e n . 2. De w e r k g e v e r dient de w e r k n e m e r te wijzen op een beschikbaar k o m e n d e passende functie en m e e te w e r k e n a a n het maximaliseren van d e inzetbaarheid v a n de w e r k n e m e r . 3. De w e r k n e m e r dient zich flexibel op te stellen, o p e n te staan vooreen beschikbaar k o m e n d e p a s s e n d e functie en mee te w e r k e n aan het maximaliseren van zijn inzetbaarheid. Zo nodig dient de w e r k n e m e r m e e te w e r k e n aan zijn her-, o m - of bijscholing w a a r m e e hij geschikt wordt v o o r een beschikbare passende functie. a) Het salaris van de w e r k n e m e r die herplaatst is in een passende functie op een lager schaalniveau, wordt vastgesteld op hetzelfde salarisbedrag dat hij genoot op het m o m e n t voor de herplaatsing. De w e r k n e m e r behoudt het eerste jaar van herplaatsing zijn salaris, alsmede de a a n s p r a a k op a l g e m e n e salarisverhogingen, a l s m e d e de aanspraak op eventuele resterende periodieke verhogingen uit d e schaal van zijn o u d e functie. b) W e r k g e v e r en de w e r k n e m e r ais bedoeld in lid 1 s p a n n e n zich in o m binnen v o o r n o e m d e jaar van herplaatsing de w e r k n e m e r te herplaatsen in een functie op zijn o u d e functieniveau. Wordt h e m g e d u r e n d e dat jaar een functie a a n g e b o d e n op zijn oude functieniveau e n accepteert de w e r k n e m e r deze niet, dan verliest hij na het jaar de aanspraak op eventuele resterende periodieke verhogingen uit d e schaal van zijn o u d e functie. c) V o o r w e r k n e m e r s die op het m o m e n t van boventallig verklaring vijftig jaar of ouder zijn geldt in afwijking van lid 3 sub a en b van dit artikel een salarisbehoud van twee jaar. Artikel 7 B e v o r d e r i n g in- en externe mobiliteit 1. De w e r k n e m e r die (gedeeltelijk) ontslag is a a n g e z e g d in het kader van reorganisatie stelt in overleg met de w e r k g e v e r een mobiliteitsplan op. 2. Het mobiliteitsplan bevat individuele afspraken over begeleidingnaar een andere baan binnen of buiten de organisatie, en/of over scholing, en/of op het op een andere wijze verwerven van v e r v a n g e n d e inkomsten. 3. Mogelijke onderdelen van het mobiliteitsplan zijn: a) een l o o p b a a n s c a n ; b) de looptijd van het mobiliteitsplan; c) een persoonlijk te besteden budget als bedoeld in lid 6; d) afspraken g e d u r e n d e de bemiddelingstermijn; e) loopbaaninstrumenten w e l k e k u n n e n w o r d e n ingezet; f) outplacement; g) begeleiding in het traject van werk naar werk; h) afspraken over scholing; i) afspraken over stage/detachering/tijdelijke indiensttreding; j) de planning van acties door de w e r k g e v e r en d e werknemer; k) de beëindiging van d e arbeidsovereenkomst; I) evaluatiemoment; 4. Het mobiliteitsplan wordt schriftelijk vastgelegd. 5. De individuele rechten en de financiële rechten e n faciliteiten die in het mobiliteitsplan zijn a f g e s p r o k e n , blijven ook na de beëindigingsdatum van het sociaal plan van kracht tot het einde van de looptijd van het mobiliteitsplan. 6. V o o r het vaststellen van het persoonlijk budget van d e w e r k n e m e r wordt rekening g e h o u d e n met de financiële mogelijkheden van d e w e r k g e v e r en met het salaris van de werknemer, d e duur e n o m v a n g van zijn dienstverband en zijn persoonlijke o m s t a n d i g h e d e n , w a a r o n d e r leeftijd en de mogelijkheden o m elders een passende functie te vinden. Tevens wordt hierbij betrokken in hoeverre w e r k g e v e r e n w e r k n e m e r vóór de reorganisatie hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van d e w e r k n e m e r als bedoeld in hoofdstuk 6 van de C A O .
onderwerp
indexering en wijziging subsidies welzijn en cultuur 2012-2014
datum
24 april 2013
27/28
7 . De kosten voor werk-naar-werk-begeleiding en scholing k o m e n conform de bepalingen van hoofdstuk 1 2 betreffende De Stichting O A K voor 5 0 % ten laste van de werkgever. De resterende 5 0 % k o m t ten laste van het mobiliteitsfonds voor zover w e r k g e v e r voldoet aan de v o o r w a a r d e n die het mobiliteitsfonds stelt. Artikel 8 A a n v u l l i n g r e i s k o s t e n De w e r k n e m e r die een functie of w e r k z a a m h e d e n elders accepteert waarvan de reistijd 1 , 5 uur enkele reis op grond van de OV-reisplanner overschrijdt, ontvangt gedurende het eerste jaar van reizen de reiskosten op basis van openbaar vervoer, t w e e d e klas, per reisdag voor z o v e r deze de 1 , 5 uur overschrijden en v o o r zover de nieuwe w e r k g e v e r hier niet al in voorziet. Dit bedrag wordt na afloop van de periode dat de w e r k n e m e r d e z e functie of w e r k z a a m h e d e n elders vervult, met een m a x i m u m van een jaar, voor de hele periode berekend en achteraf in één bedrag betaald. Artikel 9 Relatiebeding Op w e r k n e m e r s die onder dit Sociaal Plan vallen is het relatiebeding, zoals g e n o e m d in artikel 8 : 7 van d e C A O Kunsteducatie niet van toepassing. Artikel 10 T e r u g k e e r g a r a n t i e Indien zich bij de w e r k g e v e r binnen 2 6 w e k e n na de d a t u m van beëindiging van de a r b e i d s o v e r e e n k o m s t p a s s e n d e vacatures v o o r d o e n , w o r d e n ex-werknemers hiervoor benaderd voordat de vacature extern wordt open gesteld. Artikel 11 A f k o o p bovenwettelijke uitkering Op verzoek van de rechthebbende kan de bovenwettelijke uitkering geheel of ten dele w o r d e n afgekocht. Artikel 12 H a r d h e i d s c l a u s u l e 1. A l s t o e p a s s i n g van het standaard sociaal plan Kunsteducatie in een individueel geval zou leiden tot e e n onbillijke, o n v o o r z i e n e situatie, kan de w e r k g e v e r , na t o e s t e m m i n g van het O A K ten gunste van de w e r k n e m e r van de regeling afwijken. De afwijkende regeling wordt nadat er o v e r e e n s t e m m i n g is bereikt tussen de w e r k n e m e r en de w e r k g e v e r voorgelegd aan het O A K . 2 . Op grond van artikel 1 : 5 v a n deze C A O kan d e w e r k g e v e r in aanmerking k o m e n voor gehele of gedeeltelijke ontheffing van het Standaard Sociaal P l a n , indien naar het oordeel van het O A K de arbeidsvoorwaarden voor d e w e r k n e m e r s v o l d o e n d e zijn gewaarborgd e n de arbeidsvoorwaarden over het a l g e m e e n g e e n mindere aanspraken a a n die w e r k n e m e r s verlenen dan voor hen z o u d e n voortvloeien uit het t o e p a s s e n v a n de C A O Kunsteducatie. 3 . In die gevallen waarin het sociaal plan niet voorziet, zal w e r k g e v e r als goed w e r k g e v e r h a n d e l e n in de geest van d e z e regeling. 4 . De bij dit Sociaal Plan b e h o r e n d e b e z w a r e n a d v i e s c o m m i s s i e zal in kennis w o r d e n gesteld w a n n e e r door de w e r k n e m e r een beroep wordt g e d a a n o p de hardheidsclausule. Artikel 13 B e z w a r e n a d v i e s c o m m i s s i e S o c i a a l P l a n T e g e n een beslissing v a n d e w e r k g e v e r met betrekking tot de toepassing van dit Sociaal Plan kan d e w e r k n e m e r schriftelijk b e z w a a r indienen bij de werkgever. De w e r k g e v e r is verplicht over het ingediende b e z w a a r advies in te winnen bij de B e z w a r e n a d v i e s c o m m i s s i e als b e s c h r e v e n in o n d e r d e e l D van dit hoofdstuk.
onderwerp
indexering e n wijziging subsidies welzijn en cultuur
2 0 1 2 - 2 0 1 4 datum 2 4
april
2013
28/28