Studiewijzer Frans
Moderne vreemde talen zijn belangrijk In onze maatschappij is vreemde-talenkennis zeer belangrijk. Ze komt van pas tijdens studies, maar ook in het privé- en beroepsleven. In ons drietalig land, scoort talenkennis zeer hoog. Het is ook aangenaam iemand in zijn taal te kunnen aanspreken, een boek of krant in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen, een film of Tv-programma te kunnen volgen zonder gebruik te maken van onderschriften. We denken dus dat je graag vreemde talen wilt leren. Hoe kan je dat op een efficiënte manier aanpakken: zo vlug mogelijk, met een goed resultaat? Dit is de bedoeling van deze studiewijzer. Er volgen dus tips en raadgevingen. Maar laat de moed niet zakken. Je moet ze niet allemaal samen gebruiken. Je krijgt verschillende opdrachten: nu eens moet je een tekst lezen, dan woordenschat studeren. Lees dan alleen dat bepaalde stukje na. Aarzel ook niet raad te vragen als het niet onmiddellijk wil lukken. Sommige tips werken dubbel: als je oefent om een tekst na te vertellen, oefen je tegelijk woordenschat. Soms worden verschillende tips aangereikt die éénzelfde doel hebben. Probeer en experimenteer, en zie wat jou het best helpt. Wat telt, is dat je uiteenlopende opdrachten op de juiste manier aanpakt en vooral, dat je ook BEGRIJPT WAAROM je het ZO moet doen. Dan verwerf je een eigen efficiënte studiemethode. Een vreemde taal leren verloopt over twee sporen: 'studeren' en 'oefenen'. Kennis van woordenschat en grammatica is zeer belangrijk, maar kan alleen niet volstaan. Het is natuurlijk noodzakelijk dat men dingen studeert. Maar in dit geval is die studie enkel doeltreffend als ze uitmondt in communicatieve vaardigheden: luisteren, lezen, spreken, gesprekken voeren en schrijven. Voor de communicatieve vaardigheden moet je veel oefenen. Beide activiteiten, 'leerstof leren' en 'communicatieve vaardigheden' inoefenen zijn altijd noodzakelijk met elkaar verbonden. Zij vinden plaats in de lessen en verdienen je volle aandacht. Automatismen kweken Wat nu volgt is van belang als we het straks hebben over het ontwikkelen van kennis (woordenschat en grammatica) en communicatieve vaardigheden. Een vreemde taal leren heeft alles te maken met de werking van ons geheugen. - Alles wat via je zintuigen (dus ook via luisteren en lezen) 'binnenkomt' wordt zeer voorlopig opgeslagen in het kortetermijngeheugen. Als je een les diezelfde avond niet heel even herneemt, gaat er veel van de uitleg van de leraar verloren. - Wetenschappelijk is aangetoond dat de informatie enkel kan opgenomen worden in het langetermijngeheugen indien men er aandacht, motivatie en interesse voor opbrengt. - Hoe meer de informatie georganiseerd en gestructureerd wordt, des te meer is er kans dat ze naar het langetermijngeheugen wordt overgedragen. Dat kan men
-
zien als een complex netwerk van woorden en ideeën die onderling op verschillende wijzen verbonden zijn. Men kan aannemen dat, wat eenmaal werd opgenomen in het langetermijngeheugen, erin aanwezig blijft. 'Vergeten' is dan eerder een mislukte poging om iets op te roepen. Hoe beter de geheugeninhouden gestructureerd zijn en hoe vaker een beroep gedaan wordt op specifieke 'schakelingen' of 'paden', des te groter worden dan ook de kansen op een blijvende taalkennis en taalautomatismen, m.a.w. op taalbeheersing.
Woordenschat Woorden leven in een eigen organisatie en structuur, met name deze van de tekst. Ze hangen samen met het verhaal en de context waarin ze voorkomen. Als we het nu hebben over 'woorden leren', vertaalt zich dat als volgt: de tekst is de meest natuurlijke 'kapstok', waar ons geheugen woorden en specifieke betekenissen aan hangt. Of nog: we maken het meeste kans dat woorden en uitdrukkingen opgenomen worden in het geheugen indien ze met een zo ruim mogelijke context verbonden zijn. Ook moeten we er voortdurend al doende mee blijven omgaan. 1) Een zo ruim mogelijke context Met dat begrip bedoelen we niet alleen een zinscontext, maar ook de algehele context van het artikel of verhaal waarin de bewuste woorden voorkomen. Buiten de natuurlijke context, kan jijzelf ook context maken. In die zin dragen ook allerlei middeltjes om iets te onthouden (bv. de gelijkenis of het verschil met een woord in een andere taal, een bijbehorende betekenis, een 'woordspin', een mindmap e.d.) bij om je geheugen te ondersteunen. Concreet : Lees eerst de tekst grondig na voor je de woordenschat studeert. Tracht de tekst of een tekstdeel na te vertellen met behulp van de nieuwe woorden. Studeer de woorden in voorbeeldzinnen, met of zonder hulp van Nederlandse vertalingen. Gebruik invulteksten. Breng de nieuwe woorden in verband met reeds gekende woorden van dezelfde familie. Breng ze in verband met woorden van een andere taal. Breng ze in verband met synoniemen (woorden met gelijke betekenis) en antoniemen (woorden met tegengestelde betekenis). Maak zelf spinnen, woordrozen of mindmaps en memoriseer ze. Maak een persoonlijk lijstje van voor jou moeilijke woorden. … 2) Ermee blijven omgaan Probeer zoveel mogelijk het vergeten tegen te gaan, indachtig de Engelse zegswijze 'do it or lose it' :
door regelmatig de vroeger behandelde teksten met aandacht te herlezen, door regelmatig je woordenlijsten te herhalen, door oefeningen opnieuw te maken,
-2-
…
3) Er al doende mee omgaan Je kan merken dat we met bovenstaande tips ver staan van het passief vanbuiten blokken van woordenlijsten. In die zin geven we je nog twee tips mee : Grijp, als je een tekst leest, niet meteen naar het woordenboek. Tracht eerst de betekenis van een woord op logische wijze af te leiden uit de context. Verifieer daarna. Je zal dat woord nadien ook gemakkelijker onthouden. Verlies geen tijd met wat je reeds kent. Kruis in de woordenlijsten de niet gekende woorden aan, en concentreer je daar een tijdje op. Of beter: stel een lijst op van deze woorden op je PC. Je kan gemakkelijk niet gekende woorden toevoegen en gekende verwijderen. 4) Belangstelling en inzicht Vermits de context een zo belangrijke rol vervult om ons geheugen te ondersteunen, is het essentieel dat je belangstelling toont voor en inzicht verwerft in de materie die in luister- en leesteksten aan de orde komt. Uitspraken als "Die tekst interesseert me niet", zijn dus contraproductief. Aarzel ook zeker niet om zelf eens iets te lezen ook al is het geen verplichte lectuur of les. Grammatica Een aantal reeds genoemde principes liggen ook aan de basis van een doeltreffende studie van de grammatica. 1) Gebruik maken van de context als kapstok Leer de voorbeeldzinnen vanbuiten en oefen om er de regel uit af te leiden. Gebruik het liefst voorbeeldzinnen uit geziene teksten. … 2) Er al doende mee omgaan Werk actief mee tijdens de lessen: tracht regels te begrijpend toe te passen en stel niet uit om uitleg te vragen als iets je niet duidelijk is. Begin thuis met de regels terug voor ogen te halen, gebruik je grammatica-overzicht: "Hoe zat de vork ook weer in de steel?" Hermaak dan enkele oefeningen of fragmenten ervan en toets ze aan de regels. Enkele oefeningen grondig herhalen heeft meer effect dan een waslijst ervan nalezen. Bereid al eens iets voor. Neem zelf het initiatief om naar de leerkracht toe te stappen voor extra begeleiding of uitleg. … 3) Overzicht Ons geheugen wil ons wel eens in de steek laten voor essentiële morfologische vormen (telwoorden, voornaamwoorden, vervoegingen e.d.). Raadpleeg bij twijfel op regelmatige wijze de overzichtstabellen in je leerboek of grammatica.
-3-
Maak zelf een planning om de essentiële tabellen regelmatig te herhalen.
De communicatieve vaardigheden De communicatieve vaardigheden primeren. Als je uiteindelijk een gesproken of geschreven boodschap niet begrijpt, jezelf mondeling of schriftelijk niet verstaanbaar kan maken, dient alle moeite voor niets. 1) Zelfactiviteit Van 'taalvaardigheid' kan enkel sprake zijn als men in staat is ZELFSTANDIG iets te volbrengen, m.a.w. zonder hulp van derden. Dat is dan ook de weg die je moet gaan. Communicatieve vaardigheden kan je niet 'studeren': je kan ze enkel ontwikkelen of 'oefenen'. Je zal merken dat dit gevolgen heeft voor de organisatie van de lessen, maar ook voor de manier waarop je thuis met opdrachten omgaat. Het gaat er in hoofdzaak om dat je, in groeiende mate bewust en zelfstandig, onder begeleiding, welomschreven opdrachten en taken gaat uitvoeren. 2) Organisatie van de lessen In de meeste lessen kan je twee fasen onderscheiden: een instructie- en een toepassingsfase. De instructiefase Tijdens deze cruciale fase wordt jou informatie verstrekt om de voornoemde opdrachten of taken (iets beluisteren, lezen, vertellen, een gesprek voeren, schrijven) met succes te kunnen volbrengen: nodige voorkennis als woordenschat, personen, situaties, technische inzichten e.d.; de middelen (woordenboek, internet …) waarover je beschikt; de omstandigheden waarin je de opdracht of taak moet volbrengen: individueel, met twee, in groep …; de omschrijving en het specifieke doel van deze concrete trainingsopdracht (je zal immers slechts doeltreffend functioneren als je weet wat je doet en waarom je het zo doet); richtlijnen of suggesties met betrekking tot een aantal deelactiviteiten, de aanpak van voorspelbare moeilijkheden, de tijd waarover je beschikt enz.; het eindproduct; … Je houding moet er dan een zijn van aandachtig toehoren, om verheldering of bijkomende uitleg vragen…. De toepassingsfase Je krijgt nu de kans om het onder begeleiding uit te proberen. Als je die kans niet grijpt, niet actief meedoet, valt dit moeilijk door zelfstudie thuis te compenseren.
-4-
Je inzet tijdens de lessen is dus van essentieel belang. Wat niet belet dat je soms ook thuis kan en moet oefenen. Daarbij staan we onder andere stil als we nu de afzonderlijke communicatieve vaardigheden bespreken.
A. Luisteren Een veel voorkomend misverstand is dat je ieder woord moet verstaan om een boodschap te begrijpen. Zeker in een vreemde taal is dit voor een leerder meestal niet haalbaar. Waar je naar moet streven is, in de klankstroom voldoende betekenisvolle woorden op te vangen om er de voor jou belangrijke informatie uit af te leiden. Het komt er dus op aan voldoende ontspannen te luisteren, belangrijke flarden op te pikken (dat valt doorgaans wel mee: een kenmerk van de spreektaal is dat men veel herhaalt) en dan met die brokken informatie te werken om er een maximum aan inzicht mee op te bouwen. Beelden kunnen je helpen de tekst beter te begrijpen. Indien je al iets weet over het onderwerp van de luistertekst, kan je hypothesen formuleren, die je dan slechts moet toetsen aan de tekst. Je leerkracht zal trouwens de inspanning doseren: de tekst herhaaldelijk laten beluisteren, je telkens met aangepaste opdrachten dieper laten graven, de pauzetoets gebruiken om je toe te laten notities te nemen (bijvoorbeeld op invulbladen). In feite bieden onze lessenroosters onvoldoende ruimte om vaak genoeg te trainen. Je zou, om goed te doen, nu en dan ook thuis moeten oefenen. Internet, radio en TV bieden heel wat mogelijkheden. Je kan herhaaldelijk en op eigen tempo beluisteren/bekijken. Er zijn dikwijls luisteropdrachten ter beschikking die onmiddellijk verbeterd worden. B. Lezen De problemen bij het lezen vertonen een zekere analogie met het luisteren. Ook hier kan je je in de realiteit niet altijd veroorloven je woordenboek er bij te halen voor ieder ongekend woord of onbegrepen zinsdeel. Vaak zal je slechts over een beperkte tijd beschikken om een tekst door te nemen … . Daarbij kan men enkel spreken van 'inzicht' in een tekst, indien de lezer, naast 1) detailinzichten, ook 2) de lijn van het verhaal of de gedachtegang van het betoog d.i. de structuur van de tekst - klaar voor ogen ziet. In die zin ondersteunt de leesvaardigheid de studievaardigheid, en die is onontbeerlijk om hogere studies aan te vatten. De meeste leesactiviteiten in de les hebben als belangrijke bedoeling : te oefenen om, ondanks 'blinde' passages (omdat je een woord niet kent of een zinsdeel niet begrijpt), toch de belangrijke informatie te achterhalen uit een (stuk) tekst, bv.: door je logisch denkvermogen aan te wenden en rekening te houden met de globale context. je progressief een aantal technieken te laten verwerven om snel inzicht te krijgen in het precieze onderwerp en de structuur van de tekst, bv. door hypothesen te formuleren over de inhoud aan de hand van titel, onder- en tussentitels, beeldmateriaal e.d., te scannen en te skimmen, concentrisch te lezen, gebruik te maken van structuurmarkeerders enz. daarnaast, uiteraard, je woordenschat en grammaticale inzichten te verruimen.
-5-
Je studie-activiteit thuis bestaat erin de in de les gelezen teksten te hernemen, de gevolgde methode opnieuw voor jezelf te activeren en toe te passen. Je moet het ook af en toe helemaal zelf proberen aan de hand van nieuwe teksten, bijvoorbeeld als voorbereiding op een spreekoefening, een gesprek of een leestoets. Het is belangrijk dat je veel leest en hiervoor is er ook onvoldoende tijd tijdens de lessen.
C. Spreken en gesprekken voeren Technisch gezien maken we een onderscheid tussen gespreksvaardigheid en spreekvaardigheid. De eerste term spreekt voor zichzelf. Van de tweede is er sprake als je een tijdje het woord aan jezelf houdt voor een (korte) toelichting, een uiteenzetting …. Waarschijnlijk heb je in je moedertaal al meegemaakt (bv. tijdens een telefoongesprek) dat men je niet begreep, hetzij omdat je de gepaste woorden niet meteen bij de hand had, hetzij omdat je uitleg verward overkwam: er zat geen structuur in. In feite had je op voorhand niet voldoende nagedacht over wat je ging zeggen en over de volgorde waarin dit het best kon gebeuren. Of, erger nog: je begreep het zelf niet precies. Vandaar de volgende tips. Bereid je zorgvuldig voor. Houd je eerst bezig met wat je gaat zeggen (de inhoud). Zorg vooral dat alles voor jezelf duidelijk is. Bepaal de volgorde waarin diverse punten het best aan bod komen voor de grootste duidelijkheid. Maak eventueel een spiekbriefje met enkele kernwoorden en gedachtestreepjes als kapstok. Begin slechts daarna gepaste formuleringen te zoeken. Soms lopen leerlingen hopeloos vast terwijl ze spreken. Dat heeft dikwijls te maken met het feit dat ze, tegen beter weten in, het gesprek of de spreekbeurt volledig uitschreven en daarna uit het hoofd leerden. Dat is contraproductief. Zo leer je niet spreken. Anderzijds volstaat het dat 1 woord je niet te binnen schiet … . Tenslotte stuur je je groeiend taalgevoelen in de war door soms met fouten doorspekte taal te memoriseren. Beperk je spiekbriefje tot de hierboven genoemde kernwoorden en gedachtestreepjes. Vertik het je tekst van buiten te leren. Oefen vanuit het spiekbriefje om steeds opnieuw te formuleren, eventueel met andere woorden. Spieren ontwikkel je door ze te stretchen. Dat geldt ook voor de spreekvaardigheid. En loop je vast in een zin, dan begin je gewoon opnieuw. Ontwikkel je spreekdurf. Aanvaard dat je onvermijdelijk fouten maakt, maar span je in om zo correct mogelijk te formuleren. Oefen om de geziene lees- en luisterteksten kort na te vertellen. Tracht gewoon een gedachte die door je hoofd speelt in de vreemde taal te formuleren. 'Vaak oefenen' hoeft niet veel tijd in beslag te nemen. Een gesprek oefen je mondeling in met je gesprekspartner. Je luistert goed naar je gesprekspartner en reageert gepast op wat hij zegt. Je moet het gesprek ook kunnen voeren met een andere gesprekspartner of als de inhoud gewijzigd wordt. Na een korte voorbereiding zou je een spontaan gesprek over een min of meer bekend onderwerp moeten kunnen voeren.
-6-
D. Schrijven Een aantal tips lopen gelijk met de spreekvaardigheid, aangezien de structuur en de taalcorrectheid ook hier centraal staan. Eerst de inhoud, dan de formulering. Bezin je eerst over wat je gaat schrijven en, indien het om méér dan 1 zin gaat, over de volgorde waarin dit best gebeurt. Maak een summier uitgeschreven plan voor een samenvatting, een bericht, een brief … . Slechts als de inhoud volledig 'op zijn poten staat', heeft het zin dat je ermee verder gaat. Eens je zover bent, moet je ook WILLEN goed formuleren en correct schrijven. Raadpleeg zo nodig een woordenlijst of een (digitaal) woordenboek, je grammaticaoverzicht, een voorbeeldtekst …. Wees zorgvuldig bij gebruik van het woordenboek: een woord kan verschillende betekenissen hebben, een vaste zinsconstructie vereisen. Let dus op de voorbeeldzinnen die een bepaald woordgebruik illustreren. In de mate van het mogelijke vermijd je volledig onbekende woorden te gebruiken. Als je de tekst op computer kan schrijven, maak je gebruik van de spellingcorrector. Fouten maken is een noodzakelijke tussenstap. Men leert niet fietsen zonder te vallen. Maar je zal slechts van je fouten leren als je ze zorgvuldig verbetert. De verbetering is even belangrijk als de taak.
Besluit : de bal ligt bij jou. 1) Zich op de juiste manier inzetten vergt tijd. Te veel tijd, denk je misschien. Laat dit geen argument om er niet mee te beginnen. Je zal merken dat je door een goede studiemethode sneller greep krijgt op de leerstof, progressief minder moet investeren voor meer resultaat. En ook: gepaste werktuigen maken handenarbeid licht en helpen om er de motivatie in te houden. Dat geldt ook voor je studie. De motivatie die je opbouwt als je studietechnieken steeds beter gaat beheersen, wordt instrumentele motivatie genoemd. 2) ‘Leren' heeft steeds meer aanleiding gegeven tot wetenschappelijke studie en daardoor is de visie erop ook grondig gewijzigd. Waar men vroeger misschien de klemtoon legde op de rol van de leerkracht als verstrekker van kennis, beseft men nu dat de hoofdrol in handen is van de leerling. Leren is een deels zelfgestuurd en actief proces dat de leerder in hoge mate zelfstandig doormaakt. Of, zoals het wel eens geformuleerd wordt: "Hijzelf is architect van zijn kunnen". De leraar heeft dikwijls de rol van een coach. Hij staat aan de lijn terwijl de bal op het veld gespeeld wordt. Hij kan alleen maar wegwijs maken, ondersteunen, motiveren en toekijken.
-7-
Bijlage 1 : Leesstrategieën 1. Globaal herkennen van reeds gekende woorden Waarom? Woorden letter per letter ontcijferen maakt het begrijpen van een tekst haast onmogelijk. Wat de lezer al begrepen had, vervaagt hierdoor stilaan in z’n geheugen en zo verliest hij de draad doorheen het verhaal en gaat de betekenis ervan verloren. Hoe? Zich trainen in het snel herkennen van bekende woorden tussen de andere (onbekende) woorden. 2. Hypotheses opstellen over de betekenis van nieuwe woorden Waarom? Te vaak grijpt men naar een woordenboek of vraagt men aan iemand wat een woord betekent, wanneer men het niet onmiddellijk begrijpt. Men moet hiervoor de lectuur van een tekst onderbreken, zodat het risico bestaat dat men de draad kwijtraakt. Hoe? a) Hypotheses opstellen over de betekenis van het woord: * vanuit de onmiddellijke en de algemene context * vanuit de woordvorming (samengestelde woorden, afleidingen, …) * vanuit de overeenkomsten tussen woorden in verschillende talen * vanuit algemene kennis; b) Controleren of de hypothese klopt bij verdere lectuur; c) Bij sleutelwoorden die geen hypotheses toelaten, de woorden inderdaad opzoeken. 3. Het onderwerp en de tekstsoort achterhalen vanuit de tekstomgeving Waarom? Bepaling van onderwerp en tekstsoort biedt een goede voorbereiding op de lectuur van een tekst. Het laat toe z’n kennis hieromtrent te activeren en op de inhoud te anticiperen. Hoe? Oog hebben voor alles wat de tekst omgeeft (illustraties, tabellen, grafieken, …); Oog hebben voor typografische elementen (titels, ondertitels, bladschikking, gebruik van drukletters, …). 4. Voorkennis activeren Waarom? Wie helemaal niets weet over bepaalde karakteristieken van een tekstsoort, over het onderwerp is eigenlijk niet in staat een tekst te begrijpen. Deze kennis bouwt men op vanuit algemene voorkennis en lectuur van gevarieerde teksten in verschillende talen en rond verschillende onderwerpen. Hoe? Kennis die men heeft effectief gebruiken, z’n kennis activeren!
-8-
5. Alinea’s lezen om structuur en informatie te achterhalen Waarom? Het geheugen is niet in staat om op korte tijd meer dan 7 nieuwe betekenisgehelen per keer op te slaan. Het is dus belangrijk om de tekstinformatie te groeperen. Hoe? Alinea’s in hun geheel lezen en niet woord per woord. Oog hebben voor verwijs- en verbindingswoorden. 6. Essentiële informatie selecteren in functie van het leesdoel Waarom? Het menselijk geheugen is beperkt: tekstinformatie moet zoveel mogelijk worden gegroepeerd, belangrijke informatie moet er worden uitgehaald. Hoe? * tekstelementen onderstrepen * notities maken * alinea’s samenvatten 7. Anticiperen Waarom? Anticiperen op een tekst vergemakkelijkt het begrijpen en het memoriseren ervan. Een lezer die anticipeert, ziet zijn mening bevestigd of soms ontkracht, wanneer de anticipatie fout was. Een lezer die anticipeert, is geïnteresseerd in wat hij leest en zal daardoor ook gemakkelijker onthouden wat hij gelezen heeft. Hoe? Hypotheses opstellen over wat kan volgen, gebaseerd op wat men al heeft gelezen: het vervolg van een zin op basis van de eerste woorden of sleutelwoorden, het vervolg van een alinea op basis van de eerste zinnen, het vervolg van een tekst op basis van de inleiding, enz. 8. Afleiden Waarom? Een tekst geeft meestal duidelijke en expliciete informatie, maar niet alles kan even expliciet worden gezegd. Daarom wordt soms gerekend op wat de lezer uit de tekst kan afleiden, op de interpretatie van de tekst, op het ‘tussen de regels’ kunnen lezen. Hoe? Zich ervan bewust zijn dat men soms tussen de regels door moet lezen; Algemene kennis van wereld, talen en teksten gebruiken om te interpreteren. _______________________________________________________________________ Bron: Lisons futé - Stratégies de lecture, George Adams, Jean Davister, Monique Denyer, Editions Duculot, 1998.
-9-
Bijage 2 : zelfevaluatie leesstrategieën Voici des stratégies de lecture. Est-ce que tu les appliques pour lire ? Combien de points est-ce que tu te donnes ? Stratégies de lecture 1. J'ai d'abord essayé de comprendre les idées générales du texte.
Points 12345
Commentaires et conseils C'est une bonne stratégie. Tu peux utiliser un surligneur pour indiquer les idées importantes ou les mots les plus importants. Essaie toujours de comprendre les idées générales avant de passer aux détails. 2.J'utilise le "contexte" ou le 1 2 3 4 5 Stratégie très efficace. Avant de lire un "paratexte" (photos, diagrammes, texte, il vaut mieux le parcourir des titres, mise en page, le découpage yeux pour rechercher tous les éléments du texte…) pour mieux comprendre. qui aideront à mieux comprendre (images, titres etc…). 3.Je lis pour retrouver des 1 2 3 4 5 Stratégie efficace si la tâche le informations spécifiques. demande. Tout dépend du texte et des questions. 4.Avant de lire le texte, je réfléchis 1 2 3 4 5 Bonne stratégie. En lisant, tu peux pour savoir si je sais déjà quelque comparer ce que tu sais déjà aux chose du sujet. J'essaie également nouvelles informations et de cette de deviner de quoi il s'agira. façon tu comprendras plus facilement. 5.En lisant, je me pose des 1 2 3 4 5 En lisant tu essaieras de poser de questions sur ce qui va suivre. bonnes questions sur les faits, les opinions, les gens … . Tu formuleras des réponses avant de continuer à lire. 6.Je n'essaie pas de comprendre 1 2 3 4 5 Très bien. Même si tu ne comprends chaque mot du texte. pas chaque mot, tu continues à lire et tu essaies de comprendre les grandes lignes du texte. 7.J'essaie de deviner le sens de mots 1 2 3 4 5 Bien, si tu arrêtes la lecture pour nouveaux quand je pense qu'ils sont rechercher un mot nouveau dans le importants dans le texte. dictionnaire tu perds le fil du sens. Tu peux essayer de deviner le sens de mots nouveaux par le contexte, par leur ressemblance avec des mots d'autres langues etc. 8.J'utilise les termes d'articulation 1 2 3 4 5 Excellent. Ces termes sont importants (d'abord, parce que, donc, par parce qu'ils établissent des relations exemple …) pour mieux comprendre logiques entre les phrases et entre les le texte. parties du texte. 9. Je prends des notes en lisant. 1 2 3 4 5 C'est une bonne méthode, mais il faut éviter de noter trop de détails. Ne note que les idées importantes. 10.Un texte, un passage difficile, je 1 2 3 4 5 Il est parfois bien de relire plus d'une le lis plusieurs fois. fois. … 12345 … Bron : Rosie Tanner, Jan Mulder : Engels in het studiehuis. Uitgeverij Thieme, Zutphen. (nascholing TABASCO)
- 10 -
Bijlage 3 : zelfevaluatie luisterstrategieën Voici des stratégies d'écoute. Est-ce que tu les appliques pour mieux comprendre en écoutant ? Combien de points est-ce que tu te donnes ? Stratégies d’écoute 1. J’essaie d’abord de comprendre les idées générales.
Points 12345
2. J’écoute pour noter des informations spécifiques.
12345
3. Je n’essaie pas de comprendre chaque mot.
12345
4. Quand je ne comprends pas tout, j’essaie de deviner (raden). 5. Je suis frustré(e) en écoutant.
12345
6. Avant d’écouter j’essaie de prédire de quoi on va parler.
12345
7. En écoutant j'essaie de repérer les termes d'articulation (d'abord, ensuite, c'est pourquoi, voyons quelques exemples…). 8.Pendant que j’écoute, je prends des notes.
12345
12345
Bien. Ne note pas trop, parce que cela t’empêche de bien écouter.
9.Je sais si le ton du document est positif ou négatif.
12345
10. J'écoute plusieurs fois le même document.
12345
…
12345
Félicitations! Comprendre les opinions avec leurs nuances est difficile. Ecoute plusieurs fois le même document si tu penses que c'est nécessaire. …
12345
Commentaires et conseils Une très bonne stratégie. Essaie toujours de comprendre d’abord les idées générales avant de te concentrer sur les détails. Pas toujours efficace. Tout dépend de la tâche ou des questions. Si tu te concentres trop sur les détails, tu ne comprends pas les idées générales du document. Une bonne stratégie. Il est normal que tu ne comprennes pas tout. Un francophone ne comprend pas tout non plus. Très bien. Utilise le « contexte » : le sujet, les mots-clés, les images … C’est normal. Il n’y a pas grandchose à faire. Choisis pour t’entraîner des sujets qui t’intéressent et fais les exercices difficiles à deux. Très bien. Même si c’est un sujet dont tu ne sais pas beaucoup, essaie toujours de répondre aux questions : qui ?, quoi ?, où ?, quand ?, comment ?, pourquoi ?. Bien. De cette façon tu comprends mieux la phrase suivante ou la suite du document.
Bron : Rosie Tanner, Jan Mulder : Engels in het studiehuis. Uitgeverij Thieme, Zutphen. (nascholing TABASCO)
- 11 -