LD Verbreding –Verdieping Projectplan van Nadine Mies
DOORSTROMING VAN ONDER NAAR BOVENBOUW BIJ DE MODERNE VREEMDE TALEN ENGELS, DUITS EN FRANS
Datum: 2 februari 2010 Onderzoeker: Nadine Mies School: Pius X-college te Bladel
2
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
3
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
4
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
1
INHOUD
2
Voorwoord ..................................................................................................................................................... 9
3
Inleiding........................................................................................................................................................ 10
4
5
3.1
De probleemstelling................................................................................................................................ 11
3.2
Opzet rapportage.................................................................................................................................... 13
Literatuur en Achtergronden ....................................................................................................................... 14 4.1
Situatie op het Pius X‐College. ................................................................................................................ 14
4.2
De Vernieuwde basisvorming ................................................................................................................. 16
4.3
De “Tweede fase” en de “Vernieuwde Tweede Fase”....................................................................... 17
4.4
Het ERK. .................................................................................................................................................. 17
4.5
Een moderne vreemde taal leren: Taalvaardigheden en strategieën. ................................................... 19
4.6
Samenvatting literatuurstudie................................................................................................................ 20
Empirisch onderzoek .................................................................................................................................... 22 5.1 5.2 5.3
6
Samenvatting .......................................................................................................................................... 22 enquête.............................................................................................................................................. 24 Statistische weergave aantal doubleurs binnen het Pius X – College over de periode 2002‐2010........ 28
Conclusies..................................................................................................................................................... 30 6.1
Aanbevelingen. ....................................................................................................................................... 34
6.2
Managementsamenvatting..................................................................................................................... 37
7
Literatuurlijst ................................................................................................................................................ 41
8
Bijlage ........................................................................................................................................................... 42 8.1
Bijlage leerlingenenquête Engels........................................................................................................... 43
8.2
Bijlage leerlingenenquête Duits ............................................................................................................ 45
8.3
Bijlage leerlingenenquête Frans ............................................................................................................ 47
8.4
Bijlage Interview docenten moderne vreemde talen. ........................................................................... 48
8.5
Bijlage Volledige Uitwerking enquête leerlingen Engels, Duits en Frans.............................................. 56
8.6
Bijlage Europees Taalportfolio............................................................................................................... 60
5
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
6
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
7
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
2
VOORWOORD
Dit onderzoek had niet plaats kunnen vinden zonder de medewerking van mijn collega’s moderne vreemde talen: Toon van Overdijk, Carla Bosma, Anja Groenen, Lot van den Hurk, Renier Meuwissen, Truke van Gompel, Mariet Koppe, Jurgen Kuijken en Marieke Hendriks. Daarnaast dank ik mijn begeleider Marion de Bie van het Ruud de Moor Centrum en de directie van het Pius X-college die het mij mogelijk maakte het professionaliseringtraject in te gaan.
9
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
3
INLEIDING
Het Pius X-College in Bladel is een brede scholengemeenschap met opleidingen van vmbo tot en met Gymnasium. De organisatie is opgedeeld in kernteams. Het onderzoek heeft plaatsgevonden met behulp van de leerlingen uit de klassen 4 havo en vwo en de docenten moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans die lesgeven aan bovenstaande groepen. Spaans is bij dit onderzoek niet betrokken omdat het pas sinds dit schooljaar 2009/2010 voor alle havo/vwo leerlingen te kiezen is. De opvatting leeft dat de bovenbouw van de middelbare school slecht aansluit bij haar onderbouw. Vandaar dat er vaak gesproken wordt van ‘overgangsproblematiek’. De afstroming en het hoge aantal doubleurs is een van de redenen geweest om een onderzoek te starten naar de doorstroming van klas 3 naar 4 havo/vwo. Ik was benieuwd of de leerlingen dit ook zo ervaren. Met andere woorden: is er wel een overgangsprobleem? En wat is dan het probleem? Ik heb de vraag minder breed gemaakt door me te richten op de moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans. In dit onderzoek heb ik getracht antwoorden te vinden op deze vragen. De onderzoeksvraag luidt als volgt: •
Hoe verloopt voor de moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans de overgang van onderbouw naar bovenbouw?
•
Wat zijn de mogelijkheden om deze overgang beter te laten verlopen?
Dit onderzoeksverslag begint met het hoofdstuk Probleemstelling. Hierin wordt uitgelegd waarom ik dit onderzoek ben gestart en welke problemen leerlingen en docenten tegenkomen bij de overgang van klas 3 naar klas 4. Bij het hoofdstuk Literatuur en achtergronden schets ik een beeld van de plaats van de moderne vreemde talen in het voortgezet onderwijs en op het Pius Xcollege. De Vernieuwde basisvorming en de Vernieuwde Tweede fase vormen de randvoorwaarden voor het volgen van het talenonderwijs. Daarna volgt een korte uitleg over de taalvaardigheden die de leerlingen tegenkomen bij het leren van een moderne vreemde taal en waarna wordt gevraagd in de vragenlijst van de leerlingen (deze volgt op dit hoofdstuk). Om tot een zo goed mogelijk beeld te komen van de overgang van klas 3 naar klas 4 bij de moderne vreemde talen zijn de talendocenten Engels, Duits en 10
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Frans geïnterviewd en hebben de leerlingen van deze vakken een vragenlijst ingevuld over dit onderwerp. De verslaglegging en resultaten hiervan staan in het hoofdstuk Empirisch onderzoek. In het hoofdstuk Conclusie en aanbevelingen worden de resultaten besproken en worden hieruit conclusies getrokken. Tot slot eindigt het verslag met Aanbevelingen en suggesties voor eventueel vervolgonderzoek.
3.1
DE PROBLEEMSTELLING
De overgang van onder naar bovenbouw heeft al vele jaren de aandacht van menig docent. In klas 4 komt het regelmatig voor dat de resultaten van de leerling tegen vallen, leerlingen moeite hebben het tempo bij te benen en de juiste studiehouding te ontwikkelen. Afstroming, doubleren, wisseling van vakken of profielkeuze kan dan een gevolg zijn. Uit onderzoek in 2002 van het Tweede Fase adviespunt [i] komt naar voren dat 76% van de scholen met havo en vwo erg ontevreden is over de aansluiting tussen onder- en bovenbouw havo en vwo. We kunnen dus wel spreken van aansluitingsproblematiek. Sinds 2007 is de ‘Vernieuwde Tweede fase’ van start gegaan. Ondanks de verbeteringen blijven scholen zoeken naar oplossingen voor de aansluitingsproblemen om zo de overgang van 3 naar 4 voor leerlingen en docenten soepeler te laten verlopen. Docenten en leidinggevenden zien de volgende problemen bij leerlingen: •
•
• •
Het werk in de tweede fase is veel en moeilijk. De stof heeft meer diepgang en de toetsen beslaan grotere eenheden stof dan de leerlingen gewend zijn. Er wordt druk en stress ervaren omdat de meeste toetsen al meteen meetellen voor het eindexamen. De vrijheid is veel groter in de bovenbouw en veel leerlingen hebben niet genoeg zelfdiscipline om hiermee om te gaan. In het begin doen ze te weinig en al gauw ontstaan er achterstanden. Het aantal leerlingen dat doubleert (vooral in havo 4) en zakt voor het eindexamen is te groot. Er is geen goede niveauselectie in de onderbouw doordat de stof in klas 3 te weinig diepgang heeft en de leerlingen relatief hoge cijfers halen. Vaak vindt de feitelijke niveauselectie pas plaats in klas 4.
i
. Ministerie van Onderwijs (2005). Zeven jaar Tweede fase, een balans door Tweede fase adviespunt.
11
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
•
•
•
•
•
De aanpak in de onderbouw is te vrijblijvend. Onderbouwdocenten weten vaak onvoldoende wat er in de bovenbouw van leerlingen verwacht wordt, zijn weinig creatief en anderzijds hebben docenten in de tweede fase hoge verwachtingen van leerlingen. Het ontbreekt de leerlingen aan studievaardigheden: sommige leerlingen in de 4e klas zijn niet zelfstandig, niet in staat zelfstandig hun werk te plannen, hebben moeite met het leren van grotere stukken stof ineens en tonen weinig discipline. Er is een gebrek aan motivatie en interesse van leerlingen: een oorzaak hiervoor wordt gezocht in de grote concurrentie van de buitenschoolse wereld. Verschillen in leerstof, zoals de methoden die worden aangeboden, tussen klas 3 en 4. Daarbij is er vaak onvoldoende contact of overleg tussen docenten onder- en bovenbouw over het leerstofaanbod en doorlopende leerlijnen. Leerlingbegeleiding in de tweede fase schiet tekort, de docenten zijn teveel vakgericht en te weinig leerlinggericht.
Heel globaal tekenen zich hier twee hoofdproblemen af: 1. In de 4e klas wordt duidelijk dat leerlingen moeite hebben met zelfstandig werken, zelfdiscipline en motivatie. Dit zijn allemaal aspecten van het zelfregulerend (of zelfsturend) leren, zoals omschreven door Anita Woolfolkii. De leerlingen, die niet van nature zelfregulerend zijn, zullen hiertoe strategieën aan moeten leren. Blijkbaar komt een gebrek aan zelfregulatie in de onderbouw nog niet duidelijk naar voren; de lesstof is relatief eenvoudig en de hoeveelheden stof nog niet erg groot. Echter, als in de bovenbouw van leerlingen een grotere zelfstandigheid wordt verwacht en als daarnaast de lesstof gecompliceerder wordt, komen de leerlingen die weinig zelfregulatie hebben in de problemen.
2. Er is met betrekking tot de inhoud van de lesstof vaak een (te) groot verschil tussen onderbouw en bovenbouw, waarbij de stof in de bovenbouw ‘ineens’ meer diepgang krijgt, ingewikkelder en omvangrijker wordt. Bovendien zijn het vaak verschillende docenten die in onder- en bovenbouw lesgeven.
ii
Woolfolk, A. (2006, hoofdstuk 13). Educational Psychology. Pearson Education Inc.
12
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
3.2
OPZET RAPPORTAGE
In dit verslag komen de volgende onderwerpen aan bod: de structuur van de onder- en bovenbouw havo en vwo op het Pius X-College. Hierin wordt uitgelegd hoe de verschillende leerjaren eruit zien en op welke wijze ze worden ingevuld. Daarna een kort terugblik op de Vernieuwde basisvorming en Vernieuwde Tweede fase. De laatste jaren kwamen de ‘Vernieuwde basisvorming 2006’ en de ‘Vernieuwde Tweede fase 2007’ tot stand. Deze resulteerden in wijzigingen in het lessenprogramma die van belang waren bij het aanbod van de moderne vreemde talen. De deelvakken bij de talen Duits en Frans zijn verdwenen en het ERK is geïntroduceerd. Wat houdt het ERK in en wat zijn de voordelen van ERK voor docenten, leerlingen en bedrijven? Naast bovenstaande ontwikkelingen wordt er in dit verslag ook uitleg gegeven over de verschillende vaardigheden en taalstrategieën omdat deze bij het leren van een moderne vreemde taal onmisbaar zijn. Na de verschillende bovenstaande onderwerpen zijn de docenten en leerlingen aan het woord. De docenten moderne vreemde talen zijn geïnterviewd en de leerlingen van de vakken Engels, Duits en Frans hebben een enquête ingevuld over de doorstroming van klas 3 naar klas 4 op de afdelingen havo en vwo. Tot slot eindigt het project met een aantal conclusies en aanbevelingen.
13
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
4
LITERATUUR EN ACHTERGRONDEN
4.1
SITUATIE OP HET PIUS X‐COLLEGE.
4.1.1.1 DE ONDERBOUW Het Pius X-College kent een 2 jarige brugperiode. Deze is bedoeld om vast te stellen welke richting na leerjaar 3 het meest geschikt is. De brugklassen havoen vwo leerlingen volgen hetzelfde lesprogramma. Het vakkenaanbod wordt in klas 2 uitgebreid met de vakken Duits en Latijn. In de loop van 2 havo/vwo wordt bepaald of een leerling zal overgaan naar 3 havo of naar 3 vwo. TTO. Het Pius X-college biedt vwo-leerlingen het tweetalige gymnasium of het tweetalige atheneum aan. De instructies en communicatie bij een aantal vakken gaan in het Engels. Daarnaast hebben de leerlingen ook meer lesuren Engels. Ook lezen, praten, toetsen maken, presentaties en werkstukken zijn in het Engels. De vakken Engels en Frans worden gegeven vanaf leerjaar 1. De leerlingen volgen 3 keer per week de lessen Engels en Frans. Aan het eind van leerjaar 1 kan de leerling kiezen voor Spaans en of Latijn. Wanneer de leerling voor het vak Latijn kiest zal hij i.p.v. 3 keer per week 2 keer per week Engels of Frans gaan volgen. Het vak Duits wordt vanaf leerjaar 2 aan alle havo/vwo leerlingen aangeboden. De lessen vinden 3 keer per week plaats. Klas 3 havo. In dit leerjaar sluiten de leerlingen de onderbouw af. Aan het einde van de tweede periode kiezen zij één van de vier profielen voor de bovenbouw. Klas 3 vwo. Latijn en Grieks zijn keuzevakken. Leerlingen van 3 gymnasium volgen deze vakken. Net als de havoleerling kiest de vwo-leerling aan het eind van het jaar een profiel. 4.1.1.2 DE BOVENBOUW Vanaf de vierde klas werken de leerlingen aan hun schoolexamendossier (SE). Daarbij ligt een groter accent op zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid. De leerling kiest voor één van de volgende vier profielen: 1 2 3 4
Cultuur en Maatschappij (CM) Economie en Maatschappij (EM) Natuur en Gezondheid (NG) Natuur en Techniek (NT)
Alle profielen hebben een gemeenschappelijk deel, dit zijn vakken die in alle profielen terug komen. Daarnaast zijn er verplichte vakken die kenmerkend zijn 14
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
voor het gekozen profiel, dit noemen we een profieldeel. Één of meer vakken naar keuze in het vrije deel. Levensbeschouwing is een verplicht vak op het Pius X-College. Dit geeft een studielast van 3200 klokuren op 4 en 5 havo en 4800 klokuren op 4,5 en 6 vwo. De leerlingen zijn 30 lesuren per week verplicht op school aangevuld met studie-uren in de mediatheek. Moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans in de profielen: Havo Onderbouw Verplicht: (vanaf 2006Engels+ Duits+ Frans 2007) Mogelijk:
Vwo Verplicht: Engels+ Duits+ Frans Mogelijk:
Duits of Frans als vierde MVT Duits of Frans als vierde MVT bijvoorbeeld in het derde bijvoorbeeld in het derde leerjaar. leerjaar. Bovenbouw
Verplicht (vanaf 2007-2008)
Verplicht (vanaf 2007-2008)
In het gemeenschappelijke In het gemeenschappelijke deel: Engels deel: Engels + tweede moderne vreemde taal (kan Duits of Frans zijn). Profiel Cultuur & Profiel: Cultuur en Maatschappij en Economie & Maatschappij: Duits of Frans Maatschappij: Duits of Frans als tweede moderne vreemde als derde moderne vreemde taal. taal.
Mogelijk: Profiel C&M: Duits Mogelijk: Profiel C& M: Duits Frans als moderne of Frans als derde moderne of vreemde taal als profielvak. vreemde taal als profielvak. Profiel Economie & Maatschappij: Duits of Frans als tweede moderne vreemde taal als profielvak. Andere profielen: Frans als derde 15
Duits of moderne
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Andere profielen: Duits of vreemde taal als examenvak Frans als examenvak in de in de (geheel) vrije ruimte. (geheel) vrije ruimte.
Literatuuronderwijs bij de moderne vreemde talen. Voor de Moderne Vreemde Talen geldt dat er drie literaire werken gelezen moeten worden en alleen de leerlingen op het VWO moeten de literaire termen in de doeltaal kunnen hanteren en kennis hebben van de literatuurgeschiedenis. 4.2
DE VERNIEUWDE BASISVORMING
De Vernieuwde basisvorming ging 1 augustus 2006 van start. De achterliggende gedachte is de versnippering van al die schoolvakken terug te dringen. Leerlingen moeten verbanden tussen vakken ontdekken en minder verschillende vakken krijgen aangeboden. De hoeveelheid kerndoelen wordt flink teruggebracht tot een overzichtelijk aantal. De school krijgt de mogelijkheid om de onderbouw anders in te richten. De Vier Scenario's: Naast de kerndoelen beschrijft de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming vier scenario’s op basis waarvan scholen de nieuwe onderbouw kunnen invullen om te komen tot vernieuwing. Scholen kunnen kiezen voor één of voor meerdere scenario’s. De scenario’s zijn: 1. De school blijft dicht bij het bestaande. Het programma bestaat uit de vertrouwde schoolvakken. Het lerarenteam dat dit programma uitvoert, maakt werk van een goede afstemming op de relevante onderdelen. 2. Een deel van het programma wordt flexibel ingevuld in projectvorm. Het lerarenteam dat dit programma uitvoert, werkt een deel van de tijd apart met het eigen vak, een ander deel samen in vakoverstijgende projecten. 3. Verschillende onderdelen van het programma worden met elkaar geïntegreerd tot grotere gehelen, bijvoorbeeld leergebieden. 4. Alles gaat op de schop. Hier is geen sprake meer van een traditioneel rooster. De leerlingen kiezen zelf een arrangement uit een groot aantal mogelijkheden. Het lerarenteam geeft geen les meer, maar coacht de leerlingen. Het Pius X-College heeft op sectorschool havo/vwo gekozen voor scenario 1. Dit houdt in dat er weinig tot geen veranderingen waren bij de moderne vreemde talen. Sinds schooljaar 2009-2010 volgt iedere brugklasser havo/vwo een half jaar het vak Spaans, na het eerste jaar kan de leerling kiezen om met het vak Spaans verder te gaan.
16
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
4.3
DE “TWEEDE FASE” EN DE “VERNIEUWDE TWEEDE FASE”.
4.3.1.1 VERNIEUWDE TWEEDE FASE VANAF 2007 “EEN TERUGBLIK”. Er zijn veel veranderingen doorgevoerd bij de Vernieuwde Tweede fase. Voor de moderne vreemde talen Duits en Frans is de belangrijkste verandering het afschaffen van de deelvakken. Voorheen was er de keuze uit Duits 1,2 en Frans 1,2. Sinds schooljaar 2008/2009 kiest de leerling weer voor het volledige vak dus niet voor afzonderlijke vaardigheden. Tot tevredenheid van alle betrokkenen zijn de deelvakken afgeschaft, waarbij in het vwo het aantal uren voor het vreemdetalenonderwijs (één gehele vreemde taal naast Engels) toeneemt. Het komt er nu op aan het vreemdetalenonderwijs zo aantrekkelijk te maken dat leerlingen het graag volgen en scholen er een eer in stellen het aan te bieden. En het is wenselijk om in de beschikbare tijd een zo hoog mogelijk rendement te behalen. Daarvoor zijn zowel het ministerie als het onderwijsveld verantwoordelijk. In samenwerking met instellingen, docenten en leerlingen moet het mogelijk zijn meer elan in het vreemdetalenonderwijs te brengen. 4.4
HET ERK.
Het Europees Referentiekader voor het leren van talen beschrijft niveaus van vaardigheden:spreken, luisteren, lezen, schrijven en gesprekken voeren. Het beschrijft die vaardigheden op zes niveaus, van beginnend taalgebruiker tot vaardig gebruiker. De Raad van Europa publiceerde het ERK om een internationale vergelijking van taalvaardigheid mogelijk te maken. Universiteiten en bedrijven kunnen met het kader makkelijker bepalen of hun buitenlandse werknemers of studenten de taal op het gewenste niveau beheersen. Het ERK onderscheidt 3 typen taalgebruiker: A (beginnend), B (onafhankelijk), C (vaardig). Elk niveau is onderverdeeld in 2 subniveaus. Voor elke vaardigheid –van luisteren en gesprekken voeren tot schrijven- zijn doelen beschreven en daaronder hangen de taalniveaus. Voor elk niveau zijn zogenaamde ‘can-do-statements’ geformuleerd. Met ERK-niveaus kan van kerndoelen tot eindtermen een lijn worden getrokken, die oploopt in moeilijkheidsgraad. Dit referentiekader is de laatste jaren uitgegroeid tot een belangrijk raamwerk voor het vreemdetalenonderwijs in Europa. Voor de ontwikkeling van een Europese talenindicatoriii ,waarop de Europese Raad in het voorjaar van 2002 aandrong, wordt nu op aangesloten. iii
Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (2005). De Europese indicator van het taalvermogen. Brussel, COM (2005) 356 definitief. 17
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Het referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ vormt hier het richtsnoer. Daarmee zijn de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven verplicht om wanneer een of meer vreemde talen vereist zijn, een taalcompetentieprofiel op te stellen conform genoemd referentiekader. Ook in het hoger onderwijs vormt dit raamwerk meer en meer het kader voor het beschrijven van taalvaardigheden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de projecten die de afgelopen jaren een Europees Labeliv voor innovatief vreemdetalenonderwijs wonnen. Verder is een commissie ingesteld met vertegenwoordigers van alle Letterenfaculteiten, die als opdracht krijgen om voor alle talenopleidingen die door meer dan één universiteit worden aangeboden, doelen voor taalvaardigheden te formuleren in termen van ‘A Common European Framework of Reference’ (CEF).v In het verlengde van deze ontwikkelingen en in vervolg op de aanbevelingen van het oriënterend onderzoek van SLO en Citogroepvi worden de examenprogramma’s en examens voor de vreemde talen in het voortgezet onderwijs gekoppeld aan het Europees Referentiekader. Hiermee worden de Nederlandse doelstellingen voor en resultaten met het vreemdetalenonderwijs eenduidiger en op internationaal transparante wijze weergegeven. Om meerdere redenen werkt dat voordelig uit. Het bevordert het competentiegerichte leren en maakt het gemakkelijker te komen tot doorlopende leerlijnen. Kort samengevat heeft het ERK de volgende voordelen: 1. Internationaal vergelijkbare taalniveaus: de taalprestaties van leerlingen worden in het buitenland herkend en erkend. 2. Vervolgstudie of werk in het buitenland: aantoonbare taalcompetentieniveaus. 3. Mogelijkheid tot zelfbeoordeling: leerlingen kunnen met behulp van de CAN DO-STATEMENTS hun eigen taalbeheersing beoordelen. 4. Mogelijkheid tot zelfplanning: leerlingen kunnen niet alleen bepalen wat zij kunnen, maar ook wat ze moeten leren om hun taalcompetentie verder te ontwikkelen in de verschillende vaardigheden en domeinen. 5. Levensecht leren: de CAN DO-STATEMENTS beschrijven situaties waarvan leerlingen zich kunnen voorstellen dat zij zich in een vreemde taal zullen moeten redden; hierdoor wordt het leerproces een stuk realistischer. 6. Inzicht in beheersingsniveaus van deelcompetenties: een taal kan worden geleerd voor specifieke doelstellingen (zoals het lezen van publicaties over iv
Ministerie OCW, verkregen op 12 januari 2010 via www.europeestalenlabel.nl.
v
Edelenbos, dr. P. en Jong, dr. J.H.A.L. (2004). Vreemdetalenonderwijs in Nederland, een situatieschets. Uitgave Nationaal Bureau Moderne Vreemde talen, blz.30-31.
vi
Hest, E. van, Jong, J.H.A.L. de, en Stoks, G. (2001). Nederlandse taalkwalificaties in Europees verband. SLO/Citogroep, Enschede/Arnhem. 18
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
bepaalde onderwerpen, het werken of studeren in het buitenland); om te kunnen handelen in bepaalde domeinen (zoals vakantie, werk, school of universiteit); of om teksten te produceren bestemd voor een specifiek publiek (van leeftijdgenoten tot officiële instanties). Het ERK maakt dit inzichtelijk. 7. Doorlopende leerlijnen: met de CAN DO-STATEMENTS zijn deze gemakkelijker te realiseren. De competentieprofielen in het mbo zijn al geijkt aan het ERK. De SLO heeft een aanbodsleerlijn beschreven voor de verschillende talen en leerjaren vmbo, havo en vwo. 8. Mogelijkheid om te differentiëren: leerlingen kunnen werken aan die aspecten van taal waar zij (meer) training in nodig hebben. 9. Internationale examens: de school kan ervoor kiezen om een internationaal erkend certificaat te laten behalen (zoals Cambridge, Goethe, DELF, DELE), dat ook gekoppeld is aan het ERK. 4.5
EEN MODERNE VREEMDE TAAL LEREN: TAALVAARDIGHEDEN EN STRATEGIEËN.
4.5.1.1 TAALVAARDIGHEDEN. Om zicht te krijgen op het zeer complexe geheel dat “taalvaardigheid” heet is het handig een onderverdeling te hebben. Een verdeling is die bekende vier vaardigheden: luisteren, spreken, lezen, schrijven. Ze zijn op 2 manieren in groepen te verdelen: -
Naar communicatiekanaal: vaardigheden. Naar communicatierichting: vaardigheden.
mondelinge
tegenover
schriftelijke
receptieve
tegenover
productieve
Als andere vaardigheden bedoeld worden, spreekt me bijvoorbeeld over: opzoekvaardigheid, woordraadvaardigheid of andere hulpvaardigheden bij het omgaan met een vreemde taal. In het Gemeenschappelijke Europees Referentiekader voor Talen (ERK) van de Raad van Europa (2001) is sprake van vijf taalvaardigheden, doordat ‘spreken’ opgedeeld wordt in ‘oral production’(monologisch spreken) en ‘oral interaction’(dialogisch spreken). In de examenprogramma’s havo en vwo van 2007 wordt de term ‘spreken’ voor monologisch spreken (presenteren) en ‘gesprekken voeren’ voor dialogisch spreken 4.5.1.2 STRATEGIEËN. Strategieën zijn manieren waarop de leerling taken oppakt. In dit geval gaat het om taken in de vreemde taal, die receptief of productief van aard kunnen zijn,
19
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
mondeling of schriftelijk. Er zijn talloze strategieën te noemen , maar ik beperk me hier tot strategieën die: -
Bijzonder nuttig zijn voor vreemdetaalleerders. Niet vanzelf door iedere vreemde taalleerder gebruikt kan worden. In het vreemde talen onderwijs geoefend kunnen worden.
Je kunt onderscheid maken in: -
Taalleerstrategieën. Taalgebruikstrategieën, onderverdeeld in taalreceptiestrategieën (dus bij luisteren en lezen) en taalproductiestrategieën (spreken en schrijven).
Taalleerstrategieën bevorderen het leren van een vreemde taal. Voorbeelden zijn: situatie opzoeken waarin de vreemde taal gebruikt wordt (zoals tijdschriften kopen en lezen, films zonder ondertiteling bekijken, contact zoeken met sprekers van de vreemde taal), in contacten met vreemdetaalsprekers naar woordbetekenissen en om herhaling vragen, eigen woordenlijsten aanleggen, taalleerdagboeken bijhouden als je in het buitenland bent, enzovoort. Taalgebruikerstrategieën, zijn onder te verdelen in taalreceptietaalproductiestrategieën. Belangrijke taalreceptiestrategieën zijn: -
en
Anticiperend lezen en luisteren. Concentrisch lezen. Woordbetekenissen raden uit de context en met behulp van woordanalyse. Woordbetekenissen opzoeken.
Belangrijke taalproductiestrategieën zijn: -
Omschrijven en herformuleren. Plannen en reviseren. Woorden, uitdrukkingen en grammaticale structuren opzoeken.
Sommige leerlingen passen dit soort strategieën uit zichzelf al toe. Voor hen is gericht onderwijs erin in feite overbodig, al kunnen ook zij vaak profiteren van bewustmaking ervan, voor een nog effectievere toepassing. Heel wat anderen komen uit zichzelf niet of pas na heel veel getob af van naïeve en inefficiënte strategieën, bijvoorbeeld altijd alleen maar woord voor woord en zin voor zin lineair door leesteksten heen gaan en stoppen bij elk onbekend woord, of steeds eerst in het Nederlands een zin formuleren en die vervolgens letterlijk vertalen in de vreemde taal.
4.6
SAMENVATTING LITERATUURSTUDIE
20
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Vanaf schooljaar 2009/2010 wordt er een nieuwe taal aan alle leerlingen van havo/vwo aangeboden, namelijk het vak Spaans. Een extra keuze zal automatisch zorgen voor minder leerlingen die Duits of Frans kiezen in het profiel. In de onderbouw zijn er voor de vakken Engels, Duits en Frans geen wijzigingen in het lessenprogramma sinds de invoering van de Vernieuwde onderbouw. De Vernieuwde Tweede fase bracht echter een grote verbetering voor de talen Duits en Frans. Tot grote opluchting van de docenten zijn de deelvakken opgeheven en wordt er door de leerlingen weer gekozen voor het volledige vak met al zijn vaardigheden. De eisen die worden gesteld aan het literatuuronderwijs bij de moderne vreemde talen vind ik persoonlijk minimaal. Aan ons, docenten moderne vreemde talen om hierin eenduidigheid te scheppen naar leerlingen, door de hoeveelheid te lezen boeken op elkaar af te stemmen. Het ERK biedt de leerling en docent de mogelijkheid om doelstellingen en resultaten eenduidig weer te geven in een portfolio. Door middel van het taalportfolio kan de leerling zijn ontwikkeling volgen en het portfolio kan tevens dienen als een prachtig document om leerontwikkelingen en niveaubeheersing te tonen bij vervolgopleidingen of bedrijven. Door te beginnen met het portfolio in de brugklas kunnen leerling en docent zien of er sprake is van een doorlopende leerlijn, hetgeen de doorstroming van onder naar bovenbouw kan bevorderen. Bij het leren van een taal zijn taalvaardigheden en strategieën onmisbaar. Wanneer de leerling van zichzelf weet in welke vaardigheden en strategieën hij nog niet zo sterk is, kan de leerling hier aan werken. Voor zelfregulatie is het noodzakelijk dat leerlingen zich specifieke leer- en denkvaardigheden verwerven. Omdat niet alle leerlingen beschikken over voldoende zelfregulatie is het aan de docenten ze hierin te ondersteunen en te begeleiden.
21
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
5
EMPIRISCH ONDERZOEK
5.1
SAMENVATTING
5.1.1.1 SAMENVATTING INTERVIEWS MET DE DOCENTEN MODERNE VREEMDE TALEN ENGELS, DUITS EN FRANS. Om er achter te komen in welke mate er sprake is van overgangsproblematiek zijn de moderne vreemde talendocenten Engels, Duits en Frans geïnterviewd. Hieronder volgt een samenvatting van de interviews met de docenten. Voor een volledig beeld verwijs ik u naar bijlage 8.4. De doorstroming van klas 3 naar klas 4 havo of vwo kan volgens de meeste ondervraagde docenten beter. De werkgroep 3/4 havo in schooljaar 2007/2008 kwam tot de conclusie dat het veel leerlingen nog ontbreekt aan: plannen van huiswerk, plannen van toetsen en pta’s, op de juiste manier omgaan met agenda. Een aantal leerlingen is gewend stof uit het hoofd te leren en heeft moeite om creatief met het lesaanbod om te gaan. Docenten gaan er van uit dat de studievaardigheden goed zijn ontwikkeld, dit is nog niet altijd het geval. De werkgroep kwam met een aantal voorstellen, o.a: -
De docenten zouden in klas 3 al moeten beginnen met het aanbieden van grotere stofgeheelheden. Het invoeren van een speciale agenda voor iedere leerling met daarin ruimte voor toetsen, plannen, studiewijzers en tips etc. Binding met school stimuleren door: iedere periode een leuke activiteit te organiseren zodat de leerlingen weer meer binding met school krijgen.
De betreffende docent uit de werkgroep betreurt het ten zeerste dat de werkgroep haar ideeën niet verder heeft kunnen uitwerken omdat er op het Pius X-College te weinig draagvlak was. Op de vraag of de docent anders les geeft in de onderbouw dan in de bovenbouw geven de docenten aan dat ze verwachten dat: -
De leerlingen zelfstandig kunnen werken, ze moeten kunnen plannen en zijn verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. De leerlingen moeten gedurende een langere tijd zich kunnen concentreren op één leertaak. Leerlingen moeten creatief kunnen omgaan met een taal. In plaats van reproductie mag de leerling nu al zijn kennis van een taal tonen in de opdrachten en toetsen.
22
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Over de verschillende lesmethodes zijn de docenten tevreden. De vakgroep Engels heeft als enige in vwo een Engelstalige methode. De leerlingen moeten hier in het begin aan wennen. Het vakgroep Duits en Frans zijn op zoek naar een nieuwe methode voor de bovenbouw. De docenten moderne vreemde talen zijn er allen over eens dat de basis van een taal grammatica en woordkennis is. Wanneer beiden of een van beiden ontbreekt wordt het voor de leerling moeilijk om de verschillende vaardigheden succesvol af te sluiten. Het is een feit dat de leerling de laatste jaren steeds minder is gaan lezen. Daarom zouden de docenten moderne vreemde talen ´boeken lezen´ moeten stimuleren. Ook het aantal te lezen boeken door de leerling zou bij voorkeur gelijk moeten zijn bij de vakken Duits en Frans. Nu is dit nog niet het geval. Over het niveau van luistervaardigheid en schrijfvaardigheid zijn de docenten redelijk tevreden. Spreekvaardigheid verdient bij alle drie de vakgroepen nog extra aandacht. Ook het principe doeltaal is voertaal is bij geen van de drie talen 100 % haalbaar. Wanneer het gaat om grammatica uitleg valt de docent terug in het Nederlands. Dit is soms ook noodzakelijk om juist het verschil aan te geven tussen het Nederlands en de vreemde taal. Leerlingen zouden volgens de docenten meer tijd aan hun huiswerk moeten besteden. Vooral op havo maken de leerlingen minder goed hun huiswerk dan op het vwo. Daarom blijft huiswerkcontrole essentieel. Ook op het Pius X-College zien docenten een zesjesmentaliteit bij sommige leerlingen. Ze zijn heel erg goed in het berekenen van een voldoende. Wat toetsing betreft geeft de vakgroep Engels aan dat ze in de onderbouw 1 keer per jaar de vaardigheden afzonderlijk toetst. De secties Duits en Frans toetsen de vaardigheden in de onderbouw nog niet afzonderlijk maar integreert lezen, luisteren en schrijven in een kennistoets. Hierdoor is het vaak moeilijk te zeggen in klas 3 of een leerling goed is in een bepaalde vaardigheid. Het proefwerkcijfer bestaat immers uit verschillende onderdelen. ERK. De sectie Engels werkt al vele jaren met een schrift waarin verschillende onderdelen aan bod komen, o.a aantekeningen, leesvaardigheid, opdrachten en essays. Het ERK moet geen doel zijn op zich, het moet gezien worden als een meetlat. De sectie Duits laat weten dat het ERK verwerkt zit in de methode. De sectie Frans is dit schooljaar 2009-2010 in de onderbouw begonnen met een nieuwe methode waarin het ERK zit verwerkt. Daarnaast is er gestart met een taalportfolio waarin de leerlingen hun opdrachten kunnen verzamelen en hun niveau kunnen volgen. Cambridge, Goethe en Delf-scolaire certificaten. Bij het vak Engels kent men IB (International Baccalaureate), een vervolg van tto dat afsluit met een certificaat. Een deel van de sectie Engels geeft aan dat ze liever andere activiteiten onderneemt of lesstof aanbied dan een extra certificaat. De sectie Duits is 23
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
wisselend enthousiast over het Goethe certificaat. De sectie Frans denkt dat het slechts voor een select groepje leerlingen haalbaar is en vraagt zich af wat Delfscolaire precies voor eisen stelt. De secties zien met enthousiasme het talenlab tegemoet. Positieve punten:het talenlab biedt veel mogelijkheden om de verschillende vaardigheden te oefenen, kansen om te differentiëren, een bron van kennis en opdrachten voor leerlingen en docenten. De docenten zijn echter wel teleurgesteld over het feit dat het talenlab nog niet in werking is, daarnaast denken docenten dat het lastig is het talenlab te vullen in verband met de techniek die erbij komt kijken. De docenten hopen dat ict daarbij zal ondersteunen. Tot slot werd de vraag gesteld: Op welke punten kunnen de secties moderne vreemde talen winst behalen? De verschillende secties geven aan dat het prettig zou zijn meer overleg te hebben over hele praktische zaken. Hier volgen een aantal voorbeelden: -
-
Meer samenwerking op het gebied van literatuur (afspraken maken over het aantal te lezen boeken en vakoverstijgend samenwerken door bijvoorbeeld samen te werken bij het behandelen van een bepaalde literatuurstroming). Meer één lijn trekken in de toetsing (idioom, proefwerken, schriftelijke overhoringen, mondelinge examens etc). Het uitgangspunt hanteren: Doeltaal = voertaal. Meer visitaties: elkaar uitnodigen om bij elkaar in de les te komen kijken. Het samen promoten van het talenlab voor leerlingen door bijvoorbeeld een extra inloopuur voor leerlingen die een vreemde taal (een bepaalde vaardigheid) wil oefenen te organiseren.
5.2 ENQUÊTE 5.2.1.1 SAMENVATTING LEERLINGENENQUÊTE ENGELS. Voor de volledige enquête verwijs ik u naar bijlage 8.1 en 8.5. Over het algemeen zijn de leerlingen redelijk tevreden over de aansluiting van klas 3 naar 4 wat betreft de verschillende vaardigheden: grammatica, leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid. (schaal 1 op 4 geeft een gemiddelde score van 2,8). Meer dan de helft van de leerlingen geeft aan 1 tot 3 uur per week aan het huiswerk voor het vak Engels te besteden. 32 % besteedt minder dan 1 uur aan het vak en 11 % 3 tot 6 uur per week.
24
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
De stof wordt vaak klassikaal uitgelegd. De leerlingen werken vaker zelfstandig dan in groepsverband. In klas 4 kijken de leerlingen minder films dan toen ze in klas 3 zaten (misschien heeft dit ook te maken met het feit dat de leerlingen van klas 4 pas een half jaar in dit leerjaar zitten). In klas 3 maakten de leerlingen bijna nooit opdrachten en webquests op de computer. In klas 4 gebeurt dit vaker en de leerlingen geven in de open vragen aan dat ze dit als plezierig ervaren. Er worden in beide leerjaren weinig mondelinge presentaties gegeven. Dit zou mijn inziens kunnen komen omdat het organisatorisch nogal wat van de docent en leerlingen vraagt. Volgens de uitslagen van de enquête spreekt de docent redelijk vaak Engels tijdens het lesuur. Er wordt niet gewerkt met studiewijzers voor de leerlingen. Wel is er voor de docenten een format met een getailleerd jaaroverzicht per leerjaar. De leerlingen vinden dat de methode die gebruikt wordt in klas 3 redelijk goed aansluit bij de methode in klas 4. Wel geven de vwo leerlingen aan dat ze het lastig vinden om vanuit het tekstboek naar het werkboek te gaan en van de ene bladzijde weer een hele sprong te maken naar de andere bladzijde. De leerlingen durven vragen te stellen en vinden dat er een open en vriendelijke sfeer heerst in de klas. Op een schaal van 1 t/m 4 geven de leerlingen “de tevredenheid over het cijfer van het Engels”een gemiddelde van 2,4. Op de vraag: “wat zou je aan de invulling van de lessen Engels willen veranderen” kwamen de volgende reacties (een selectie). • • • •
“Ik zou graag begeleiding willen bij het leren van woordjes”. “Minder Engels spreken, dan snap ik het beter”. “Meer tijd voor het leren van follow-up” “Meer duidelijkheid in het boek. In het tekstboek van pagina 1 naar 112 en dan weer terug naar 21”.
5.2.1.2 SAMENVATTING LEERLINGENENQUÊTE DUITS. Voor de volledige enquête verwijs ik u naar bijlage 8.2 en 8.5. Over het algemeen zijn de leerlingen redelijk tevreden over de aansluiting van klas 3 naar 4 wat betreft de verschillende vaardigheden: grammatica, leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid. (schaal 1 op 4 geeft een gemiddelde score van 2,9). De leerlingen zijn het meest tevreden over hun niveau van luistervaardigheid hoewel deze score niet veel verschilt met de andere vaardigheden. Meer dan de helft van de leerlingen (53 %) geeft aan minder dan 1 uur per week aan het huiswerk van het vak Duits te besteden. Iets minder dan de helft (43 %) geeft aan dat dit 1 à 3 uur per week is en 4 % besteed 3 à 6 uur per week aan het huiswerk voor het vak Duits. 25
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
De stof wordt vaker klassikaal uitgelegd in klas 4 dan in klas 3. De leerlingen werken vaker zelfstandig dan in groepsverband. In de klassen 3 en 4 worden er soms films bekeken. De leerlingen werken bijna nooit aan webquests of aan opdrachten op de computer, daarnaast worden in klas 3 nooit en in klas 4 bijna nooit mondelinge presentaties gegeven. Er wordt vaker Duits gesproken tijdens de les in klas 4 (score van 2 op een schaal van 1 t/m 4) dan in klas 3. Er worden geen studiewijzers gebruikt. De leerlingen zijn tevreden over de aansluiting van toetsen van klas 3 naar 4. De leerlingen durven vragen te stellen en zijn tevreden over het antwoord van de docent. In de klas heerst er een open en vriendelijke sfeer. Op een schaal van 1t/m 4 geven de leerlingen “de tevredenheid over het cijfer Duits” een gemiddelde van 3,0. Op de vraag: “Wat zou je aan de invulling van de lessen Duits willen veranderen kwamen de volgende reacties (een selecties). • • • •
“Nog meer uitleg over de grammatica”. “Meer werken op de computer”. “Niet veel veranderen, we krijgen veel afwisseling in lesmateriaal”. “Minder vaak een leestekst of luistertekst in het proefwerk want dan haal ik een hoger punt”.
5.2.1.3 SAMENVATTING LEERLINGENENQUÊTE FRANS. Voor de volledige enquête verwijs ik u naar bijlage 8.3 en 8.5. Over de aansluiting van klas 3 naar 4 zijn de leerlingen bij het vak Frans het meest tevreden over de kennis van het grammatica (3,3) en het minst tevreden over de leesvaardigheid (2,4) en spreekvaardigheid (2,7). Meer dan de helft van de leerlingen (61 %) besteedt minder dan 1 uur per week aan het huiswerk voor het vak Frans. 39 % van de leerlingen geeft aan dat ze er 1 à 3 uur per week mee bezig zijn. De leraar legt de stof bijna altijd klassikaal uit en de leerlingen werken vaker zelfstandig in de klas aan de opdrachten dan in groepsverband. De leerlingen keken in klas 3 aanzienlijk vaker films dan in klas 4 ze werken in beide leerjaren bijna nooit aan webquests of op de computer. Er worden in beide leerjaren weinig mondelinge presentaties gegeven. Wel meer in klas 4 dan in klas 3. Er wordt nooit een studiewijzer gebruikt. De gemiddelde score betreffende aansluiting niveau toetsen in klas 3 en 4 is 2,6. De leerlingen durven vragen te stellen en geven aan dat er in de klas een open en vriendelijke sfeer heerst. Op een schaal van 1t/m 4 geven de leerlingen “de tevredenheid over het cijfer Frans” een gemiddelde van 3,0.
26
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Op de vraag: “Wat zou je aan de invulling van de lessen Frans willen veranderen kwamen aanzienlijk meer uitgebreide reacties dan op deze vraag bij de vakken Engels en Duits. Hier volgt een selectie: • • • • •
• •
“In klas 4 meer uitleg over de grammatica en meer luistervaardigheid oefenen”. “Meer les in het Nederlands zodat ik het begrijp”. “Ik vind het goed dat we in de vierde klas Frans spreken, dat mag nog wel meer vind ik”. “De grammatica van andere jaren uitleggen en er niet vanuit gaan dat we die nog kennen”. “Meer variatie, het boek is heel saai. Je kan het leuker maken, door het zelf op te leuken. Niet jezelf aan het boek houden, ook zelf als leraar dingen bedenken”. “Een methode waarbij je toch meer leert te spreken. Nu leer je voor de toets en ben je het een half jaar later toch groot deels vergeten”. “Meer variatie, we maken zelfstandig heel veel opdrachten in de les, en in een andere les weer veel luisteropgaven. Misschien moet dit meer worden afgewisseld”.
5.2.1.4 SAMENVATTING LEERLINGENENQUÊTES BIJ DE VAKKEN ENGELS, DUITS EN FRANS De populatie jongens meisjes is bij het vak Engels gelijk. Bij het vak Duits kiest 1/3 van de jongens het vak en bij het vak Frans zelfs slechts 1/5 van de jongens. Aan het vak Engels besteden de leerlingen de meeste tijd hun huiswerk en het vak Frans het minste. Over het algemeen zijn de leerlingen tevreden over het niveau dat ze hebben opgedaan in klas 3 en de aansluiting naar klas 4. Er zijn maar minimale verschillen te vinden tussen de verschillende vaardigheden wat betreft de kennis van: grammatica, leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid. Bij het vak Frans geven de leerlingen enerzijds aan dat ze het lastig vinden om de docent die Frans spreekt te verstaan, anderzijds willen ze graag dat de docent dit doet zodat ze veel kunnen leren. De hoeveelheid stof wordt ook diverse malen als struikelblok aangegeven. Grote stofhoeveelheden plannen en bestuderen vinden de leerlingen lastig. De leerling vindt het prettig wanneer er veel variatie in de les is (terwijl hij juist moet leren zich langer met een onderdeel bezig te houden ter voor bereiding van de pta’s). De leerling vraagt om structuur in de methode en daarnaast naar afwisseling in opdrachten (iets anders dan het boek). Tevens hechten de leerlingen belang aan het onderdeel grammatica, niet alleen docenten maar ook leerlingen zien de kennis van grammatica als de basis van een taal. Dit komt bij de verschillende talen terug.
27
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Tot slot mag geconcludeerd worden dat de leerlingen op het Pius X-college kunnen werken in een veilige leeromgeving, waarin de leerlingen vragen mogen stellen en er een open en vriendelijke sfeer heerst. 5.3
STATISTISCHE WEERGAVE AANTAL DOUBLEURS BINNEN HET PIUS X – COLLEGE OVER DE PERIODE 2002‐2010
Om de empirische onderzoeken juist af te kunnen zetten ten opzichte van probleemstelling is onderstaand over een periode van 8 jaar weergegeven hoe het aantal doubleurs zich ontwikkelt. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal doubleurs in klas 4 havo en 4 vwo op het Pius X- College sterk afwijkt ten opzichte van elkaar maar dat beide schooltypes een duidelijke daling laten zien. Doubleurs Pius X-College afdeling havo Leerjaar
Leerlingen
Doubleurs
Percentage doubleurs
02-03
87
23
26%
03-04
131
9
6%
04-05
108
28
25%
05-06
112
13
11%
06-07
107
19
17%
07-08
124
25
20%
08-09
101
11
10%
09-10
105
13
12%
28
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Doubleurs Pius X-College afdeling vwo Leerjaar
Leerlingen
Doubleurs
Percentage doubleurs
02-03
85
8
9%
03-04
85
15
17%
04-05
82
8
9%
05-06
75
4
5%
06-07
95
13
13%
07-08
98
10
10%
08-09
94
1
1%
09-10
66
2
3%
29
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
6
CONCLUSIES.
In hoofdstuk 3 De probleemstelling hebben we gezien dat leerlingen in de 4e klas moeite hebben met zelfstandig werken, zelfdiscipline en motivatie, ofwel met zelfregulerend leren. De leerlingen, die niet van nature zelfregulerend zijn, zullen hiertoe strategieën aan moeten leren. Blijkbaar komt een gebrek aan zelfregulatie in de onderbouw nog niet duidelijk naar voren; de lesstof is relatief eenvoudig en de hoeveelheden stof nog niet erg groot. Echter, als in de bovenbouw van leerlingen een grotere zelfstandigheid wordt verwacht en als daarnaast de lesstof gecompliceerder wordt, komen de leerlingen die weinig zelfregulatie hebben in de problemen. Daarnaast is er met betrekking tot de inhoud van de lesstof vaak een (te) groot verschil tussen onderbouw en bovenbouw, waarbij de stof in de bovenbouw “ineens” meer diepgang krijgt, ingewikkelder en omvangrijker wordt. Bovendien zijn het vaak verschillende docenten die in onder- en bovenbouw lesgeven. Het merendeel van de docenten moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans is van mening dat de doorstroming van onder naar bovenbouw beter kan. Als verbeterpunten worden gegeven: de studievaardigheden beter aanleren (plannen van huiswerk, toetsen en het goed omgaan met agenda), de leerling voorbereiden in de onderbouw op de hoeveelheid leerstof en het aangeboden materiaal en opdrachten in de bovenbouw. De leerlingen gaan weinig creatief met de stof om. Er wordt nog te veel letterlijk van buiten geleerd door de leerlingen terwijl de docent in de bovenbouw hogere verwachtingen van de leerling heeft. De docent is van mening dat zijn vakinhoud voldoende aansluit bij de bovenbouw (een aantal verbeterpunten daar gelaten). De docent zou graag willen zien dat de leerling de studievaardigheden beter zou beheersen. In de brugklas wordt er gestart met de methode: ‘Leren op maat’ om de leerling zich de studievaardigheden eigen te laten maken. In klas 2 krijgt de methode een vervolg. Je zou je kunnen afvragen of deze methode voldoende rendement geeft aangezien de docenten constateren dat het nog al eens aan de studievaardigheden van de leerling schort. In de bovenbouw verwacht de docent dat de leerling zelfstandiger kan werken. Maar kan deze dit ook? Heeft de leerling voldoende bagage om zelf de verantwoording te nemen bij het plannen van huiswerk, toetsen en het maken van opdrachten? Waarschijnlijk ligt het antwoord ergens in het midden. Sommige leerlingen kunnen die verantwoordelijkheid goed aan (vooral vwo-leerlingen) en andere leerlingen minder. Wat betreft de verschillende taalvaardigheden, te weten: lezen, schrijven, luisteren en spreken bereidt de onderbouw docent de leerling zo goed mogelijk 30
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
voor op de bovenbouw. Wel geven docenten bovenbouw aan dat de collega’s in de onderbouw niet altijd goed weten wat er van de leerling in de bovenbouw wordt verwacht. De leerlingen geven aan dat ze tevreden zijn over kennis betreffende de verschillende vaardigheden: lezen, schrijven, luisteren, spreken en grammatica die ze hebben opgedaan in klas 3. Deze sluit voldoende aan bij wat er van ze wordt verwacht in klas 4. Alle talendocenten geven aan dat spreekvaardigheid het ondergeschoven kindje is. Er worden presentaties gegeven maar niet veel. Dit heeft vooral praktisch en organisatorisch oorzaken. Ook is er geen enkele taal die 100% doeltaal=voertaal in de lessen toepast (uitzondering IB daargelaten). De meeste docenten geven aan te streven naar zoveel mogelijk de doeltaal tijdens de lessen te spreken. Dit is helaas niet altijd mogelijk. Vooral bij grammatica uitleg vervalt men snel terug in het Nederlands. Sommige onderdelen van de grammatica zijn zo wezenlijk anders dat het noodzakelijk wordt gevonden om uit te gaan van de moedertaal. De methodes Engels havo, Duits havo/vwo en Frans havo/vwo zijn geschreven in het Nederlands. Alleen op vwo bij het vak Engels wordt een internationale methode gebruikt. Wat betreft de doeltaal spreken tijdens de lessen zou er naar mijn inziens sprake moeten zijn van een goede mix. Niet de goede mix of de beste mix, want die bestaat niet, alleen al omdat er verschillende taal-leertypes onder de leerlingen zijn. Maar je kunt je wel voortdurend op bedacht zijn dat je aan het mixen bent. Enkele leerlingen beantwoorden de vraag: “Wat zou je aan de invulling van het vak willen veranderen?” op de volgende wijze. Leerlingen zouden graag meer Frans leren spreken. Tegelijkertijd geven ze aan dat ze moeite hebben de docent te kunnen volgen en dat ze het lastig vinden om antwoord te geven in de doeltaal (zowel bij het vak Engels en als bij het vak Frans). De toetsen zijn volgens de vakwerkplannen en docenten redelijk tot goed op elkaar afgestemd. Wel is het zo dat er in de onderbouw nog weinig afzonderlijke vaardigheidstoetsen zijn. De vaardigheden zoals lezen en luisteren worden geïntegreerd in een toets waarin ook vocabulaire en grammatica aan bod komen. Hierdoor is het nog lastig te bepalen wat de capaciteiten zijn van een leerling voor een bepaalde vaardigheid in de onderbouw. Een vraag die hieruit voortvloeit zou kunnen zijn: Op basis van welke argumenten geeft een docent aan het einde van de tweede klas advies voor het niveau havo of vwo? Door de komst van ERK wordt het in de toekomst makkelijker het niveau van de leerling te bepalen. De kerndoelen en de eindtermen voor de moderne vreemde talen zijn gekoppeld aan het ERK. Het grootste verschil is dat er een meer uitgebreide beschrijving is geïntroduceerd van wat een leerling moet kunnen bij de verschillende niveaus A tot en met C. 31
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Hiermee worden de Nederlandse doelstellingen voor en resultaten met het vreemdetalenonderwijs eenduidiger en op internationaal transparante wijze weergegeven De nieuwe methodes zijn op het ERK afgestemd evenals de nieuwe toetsen van bijvoorbeeld het CITO. Naast de nieuwe methodes waarin het ERK is verwerkt kan het taalportfolio een mooie manier zijn om taalontwikkeling bij te houden en leerdoelen door leerlingen te laten formuleren. Bij de sectie Engels kennen ze al langer het essayschrift en de sectie Frans is dit jaar met het taalportfolio begonnen in de brugkas (zie bijlage). Waarom niet een portfolio waarin Engels, Duits en Frans de opdrachten voor hun rekening nemen? Zo kan de docent precies zien wat de leerling al heeft gepresteerd bij een andere taal en zo de leerdoelen blijven bijstellen. Wat betreft het aanbieden van een Goethe-certificaat of een Delf-scolaire certificaat is duidelijk dat de docenten van de vakgroepen Duits en Frans hier niet op korte termijn mee zullen starten. Er is nog veel onwetendheid over de precieze inhoud en hoe de docent de lessen zou moeten of kunnen organiseren. Wel zijn de docenten het er over eens dat het voor de “excellente” leerling een mooi extra certificaat kan zijn, dat van pas komt bij een vervolgopleiding en goed staat op een cv. Er wordt verwachtingsvol naar het talenlab uitgekeken. Wel is menig docent teleurgesteld over de vertraging die de implementatie met zich meebrengt. Men hoopt dat ict mee kan helpen bij invoeren van materiaal het systeem. Samenwerking tussen de verschillende talen is ook bij het gebruik van het talenlab onontbeerlijk. Ook geven de docenten aan dat ze vaker met computers zouden willen werken maar dat dit organisatorisch niet altijd te realiseren is. Met name in gang 00 zijn te weinig computers en beschikt men niet over een rijdende laptopkar. Jammer omdat ook vooral in dit deel van het gebouw vaak vreemde taallessen worden gegeven. Over de laptops in gang 50 is men tevreden. De leerlingen geven aan dat ze het prettig vinden wanneer er variatie is in lesstof en werkvormen. De komst van het talenlab zou de leerling in deze wens tegemoet treden.
32
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Uit interne cijfers blijkt dat het aantal doubleurs in klas 4 havo en 4 vwo op het Pius X- College sterk afwijkt ten opzichte van elkaar maar dat beide schooltypes een duidelijke daling laten zien. Zie tabel volgende bladzijde.
Tabel 1 procentuele weergave doubleurs in tijdsverloop 2002 -2010 binnen Pius X - College
Op basis van de trendlijn kunnen we concluderen dat het aantal doubleurs duidelijk daalt over de periode 2002-2010. Deze neergaande trend staaft de beleving van het docentkorps niet. Uit onderzoek blijkt dat de docenten kritischer en minder tevreden zijn over de doorstroming van onder naar bovenbouw dan de leerlingen. De docenten geven aan dat er nog diverse verbeterpunten zijn. Een aantal voorbeelden zijn: het aanleren van studievaardigheden, het hanteren van doeltaal=voertaal, het samenwerken met de verschillende talen door onder andere de programma’s beter op elkaar af te stemmen. Het algemene beeld dat door de leerlingen wordt geschetst na invulling van de leerlingenquête is overwegend positief. Tot slot mag worden geconcludeerd dat de leerlingen op het Pius X-college kunnen werken in een veilige leeromgeving, waarin de leerlingen vragen mogen stellen en er een open en vriendelijke sfeer in de klas heerst.
33
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
6.1
AANBEVELINGEN.
6.1.1.1.1 KENNIS ALS BASIS VOOR VISIE. Als afsluiting van het onderzoek worden een aantal aanbevelingen aangeboden. Deze betreffen: een visie op moderne vreemde talenonderwijs, trends in het vreemde talen onderwijs, docentenvaardigheden, doorlopende leerlijnen en het belang van moderne vreemde talen onderwijs op het Pius X-college. Binnen de onderwijsvisie en het daarop aansluitende schoolplan zou elke school ook een visie op taalonderwijs moeten formuleren. Zo'n visie geeft aan hoe de school aankijkt tegen modern vreemdetalenonderwijs en geeft richting aan de ontwikkelingen die de school in het kader van (modern vreemde) taalbeleid onderneemt. Een visie op modern vreemde talenonderwijs is gebaseerd op de beschikbare kennis over het leren van moderne vreemde talen. De docenten moderne vreemde talen zouden samen kunnen werken aan het ontwikkelen van een schooleigen visie op modern vreemdetalenonderwijs. Vanuit die visie kan een mvt-beleidsplan opgesteld worden en kunnen ontwikkelingen in mvtdidactiek en onderwijs in vaardigheden aangepakt worden om tot (nog) betere leerling-resultaten te komen. Hierin ligt een grote taak bij het alfacluster. 6.1.1.1.2 TRENDS IN VREEMDETALENONDERWIJS
• • • •
In het vreemde talenonderwijs zijn diverse trends waar te nemen die voor schoolleiding en docenten waardevol zijn, onder andere: Invoering van het Europees ReferentieKader (ERK). Aandacht voor de positie, professionalisering en rollen van de docent moderne vreemde talen. Aandacht voor doorlopende leerlijnen: van onderbouw naar bovenbouw voortgezet onderwijs. Aandacht voor taaldidactiek en flexibilisering van leermiddelen en leeromgeving (internationalisering, competentiegericht taalonderwijs).
6.1.1.1.3 DOCENTVAARDIGHEDEN Wanneer we leerlingen het maximale uit zich zelf willen laten halen spelen docenten een cruciale rol. Hun gedrag heeft zelfs meer invloed dan bijvoorbeeld medeleerlingen, schoolomgeving of thuissituatie. Daarom is het belangrijk dat de docent er naar streeft: •
•
Aan te sluiten bij het niveau en de belevingswereld van leerlingen. Maar ook bij de alledaagse situaties waarin een leerling een moderne vreemde taal zou kunnen gaan gebruiken. Uiteenlopende en geschikte werkvormen te gebruiken (variatie en creativiteit, niet alleen de methode maar ook andere input). 34
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
• •
Kennis en ervaring delen met collega’s (ervaren docenten kennis uit laten wisselen met nieuwe docenten) en goed met hen samenwerken. Mee te gaan met nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van ict en nieuwe media (scholing over de invulling van talenlab).
6.1.1.1.4 DOORLOPENDE LEERLIJNEN Om te spreken over doorlopende randvoorwaarden worden voldaan, o.a •
•
•
•
moet
aan
een
aantal
De juiste determinatie/plaatsing: wordt de leerling op het juiste niveau geplaatst? Op basis van welke argumenten wordt een leerling een havo of vwo advies gegeven. Pedagogisch-didactisch handelen afstemmen op de bovenbouw (dit houdt in dat de docenten zich af moeten blijven vragen: “Waar werken we naar toe met de leerlingen?”. Leerstoflijnen: de leerstoflijnen zijn voor zowel de docent als de leerling duidelijk. Vooral een leerling moet weten naar welk niveau hij toe werkt en op welke manier hij dit gaat doen. Het blijven ontwikkelen van vaardigheden. Hiermee worden de vaardigheden en strategieën bedoeld die een leerling gedurende zijn opleiding ontwikkelt om tot een zo goed mogelijk resultaat bij het vervullen van een taak te komen. Hierin ligt een grote taak bij mentoren en vakdocenten. De vaardigheden beslaan enerzijds de “studievaardigheden” (plannen van huiswerk etc.) en anderzijds de taalgebruikerstrategieën die een docent moderne vreemde talen zijn leerling aanleert . Nu blijkt dat veel leerlingen nog moeite hebben met het plannen van huiswerk, toetsen en het op een juiste manier gebruiken van de agenda. Men zou de huidige methode “Leren op maat” ter discussie kunnen stellen. Zijn we op dit moment op een juiste manier bezig de vaardigheden aan te leren? Nu ligt dit pakket grotendeels bij de mentor, zou het niet beter zijn het aanleren van de verschillende vaardigheden nog meer door de vakdocenten te laten plaatsvinden? Dit pleit voor meer integratie van studievaardigheden in de vakken zelf.
•
Streven naar doeltaal = voertaal. Meer aandacht voor de vreemde taal in de klas. Wat betreft de doeltaal spreken tijdens de lessen zou er naar mijn inziens sprake moeten zijn van een goede mix. Niet de goede mix of de beste mix, want die bestaat niet, alleen al omdat er verschillende taalleertypes onder de leerlingen zijn. Maar je kunt je wel voortdurend op bedacht zijn dat je aan het mixen bent.
•
Het vormgeven van gespreksvaardigheid: de secties maken afspraken over de plaats die deze productieve vaardigheid inneemt in het
35
leerlijnen
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
•
•
programma en op welke manier deze tot uiting komt in de spreektoetsen beter onderbouwen in het schoolexamen. Intervisie docenten moderne vreemde talen. Planmatige intervisies, met het uitgangspunt dat we ontzettend veel van elkaar kunnen leren, ervaren en nieuwe docenten. Invoering van het Moderne vreemde talenportfolio van de vakken Engels, Duits en Frans: leerlingen kunnen hierin taken op eigen niveau maken; het eindresultaat van leerlingen wordt kwalitatief beoordeeld met zogenaamde 'beoordelingsrubrieken' (deze geven aan wat een leerling wél kan, in plaats van wat hij/zij niet kan). De resultaten (en competenties) van leerlingen zijn te bekijken via een (digitaal) leerlingportfolio, zodat de ontwikkeling zichtbaar is voor de leerling zelf en degenen die daarvoor toestemming hebben (ouders, verzorgers, mentoren, docenten). Een voorbeeld hiervan is opgenomen in bijlage 8.6.
6.1.1.1.5 BELANG VAN MODERNE VREEMDE TALENONDERWIJS ENGELS, DUITS EN FRANS. Internationalisering is onmogelijk zonder vaardigheden in vreemde talen. Nederland heeft de afgelopen eeuwen nooit geïsoleerd kunnen opereren. Duidelijk is dat ons land zich de komende jaren nog actiever op het buitenland moet gaan richten. Scholen zijn verantwoordelijk voor een goede toerusting van de huidige generatie wereldburgers in het Nederlandse onderwijs. Dat betekent investeren in hun kennis en vaardigheden, zodat de jongeren van nu hun bijdrage kunnen leveren aan de wereld van morgen. Talenkennis is daarbij onontbeerlijk. Het Europese streven dat iedere jongere naast de eigen taal vanaf jonge leeftijd twee andere talen leert, is daarbij een richtsnoer. Hiermee is nog niet bepaald om welke talen het moet gaan. Nu is het belang van Engels als internationale communicatietaal onomstreden. Bij het stellen van verdere prioriteiten spelen zowel economische, geografische als culturele overwegingen een rol. Alle drie wijzen in de richting van versterkte, zij het niet exclusieve, aandacht voor de talen van onze directe buren, het Duits en Frans.
36
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
6.2
MANAGEMENTSAMENVATTING
De opvatting leeft dat de bovenbouw van de middelbare school slecht aansluit bij haar onderbouw. Vandaar dat er vaak gesproken wordt van‘overgangsproblematiek’. De afstroming en het hoge aantal doubleurs is een van de redenen geweest om een onderzoek te starten naar de doorstroming van klas 3 naar 4 havo/vwo. Ik was benieuwd of de leerlingen dit ook zo ervaren. Met andere woorden: is er wel een overgangsprobleem? En wat is dan het probleem? Ik heb de vraag minder breed gemaakt door me te richten op de moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans. In dit onderzoek heb ik getracht antwoorden te vinden op deze vragen. •
Hoe verloopt voor de moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans de overgang van onderbouw naar bovenbouw?
•
Wat zijn de mogelijkheden om deze overgang beter te laten verlopen?
Allereerst komt de situatie op het Pius X-college in de onderbouw en de bovenbouw aan bod, hierin wordt uitgelegd hoe de school het moderne vreemde talenonderwijs vorm heeft gegeven. De Vernieuwde Tweede fase bracht als belangrijkste verandering met zich mee het afschaffen van de deelvakken. Tot grote tevredenheid van docenten kiest de leerling sinds schooljaar 2008/2009 weer het hele vak Duits of Frans. De introductie van het ERK zorgde voor verduidelijking van de kerndoelen. Tevens worden de Nederlandse doelstellingen voor en resultaten met het vreemdetalenonderwijs eenduidiger en op internationaal transparante wijze weergegeven. Bij het leren van een taal zijn taalvaardigheden en strategieën onmisbaar. Wanneer de leerling van zichzelf weet in welke vaardigheden en strategieën hij nog niet zo sterk is, kan de leerling hier aan werken. Voor zelfregulatie is het noodzakelijk dat leerlingen zich specifieke leer- en denkvaardigheden verwerven. Omdat niet alle leerlingen beschikken over voldoende zelfregulatie is het aan de docenten ze hierin te ondersteunen en te begeleiden. Om na te gaan hoe de docenten het talenonderwijs vormgeven en tegen welke problemen ze oplopen, zijn de docenten moderne vreemde talen geïnterviewd. De leerlingen hebben een vragenlijst op VOspiegel ingevuld waarin zij werden ondervraagd over hoe zij de overgang van onder naar bovenbouw bij de vakken Engels, Duits en Frans hebben ervaren. Uit onderzoek blijkt dat de docenten kritischer en minder tevreden zijn over de doorstroming van onder naar bovenbouw dan de leerlingen. De docenten geven aan dat er nog diverse verbeterpunten zijn. Uit interne cijfers blijkt dat het aantal doubleurs in klas 4 havo en 4 vwo op het Pius X- College sterk afwijkt ten opzichte van elkaar maar dat beide schooltypes een duidelijke daling laten zien . Op basis van de trendlijn kunnen we concluderen dat het aantal doubleurs duidelijk daalt over de periode 2002-2010. Deze neergaande trend staaft de beleving van het docentkorps niet. Tot slot worden er nog een aantal aanbevelingen gedaan op het gebied van: visie op moderne 37
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
vreemde talenonderwijs, trends in vreemde talen onderwijs, docenten vaardigheden, doorlopende leerlijnen en het belang van moderne vreemde talen onderwijs op het Pius X-college.
38
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
39
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
40
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
7
LITERATUURLIJST •
•
•
• • • • • • •
• •
•
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Januari 2006). Nederlands activiteitenprogramma van de moderne vreemde talen. Verkregen op 20 december, 2009 via http://www.minocw.nl/documenten/Vreemde_talen_OCW.pdf. Cevo (2010). Moderne vreemde talen havo, Syllabus centraal examen 2010. Verkregen op 20 december 2009 via http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57glrndzx 7/vhnqmqy0cqzm/f=/mvt_havo_2010.pdf. Oostdam, R., & Peetsma, T. & Blok (2007). Het nieuwe leren in basisonderwijs en voortgezet onderwijs nader beschouwd. Verkregen op 20 december, 2009 via http://www.minocw.nl/documenten/SCO_studie_nieuwe_leren_def_15020 7.pdf. Kwakernaak, Erik (2009). Didactiek van het vreemde talenonderwijs. Bussum, uitgeverij Coutinho. Gille, Erna (2009). Het ERK-niveau in het voortgezet onderwijs in Europa. Levende talen, nr 6, p 46 t/m48. Kwakernaak, Erik (2009). Vernieuwing die pakt. Levende talen, nr 7, p 12 t/m 15. Kwakernaak, Erik (2009). Leerplanontwikkeling voor schools vreemde talenonderwijs. Levende talen, nr 8, p 12 t/m 15. Ministerie van Onderwijs (2005). Zeven jaar Tweede fase, een balans door Tweede Fase adviespunt. Woolfolk, A. (2006, hoofdstuk 13). Educational Psychology. Pearson Education Inc. Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (2005). De Europese indicator van het taalvermogen. Brussel, COM (2005) 356 definitief. Ministerie van OCW (2010), Verkregen op 12 januari 2010 via www.europeestalenlabel.nl Edelenbos, dr. P. en Jong, dr. J.H.A.L. (2004). Vreemdetalenonderwijs in Nederland, een situatieschets. Uitgave Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen, blz.30-31. Hest, E. van, Jong, J.H.A.L. de, en Stoks, G. (2001). Nederlandse taalkwalificaties in Europees verband. SLO/Citogroep, Enschede/Arnhem.
41
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8
BIJLAGE
Bijlage 8.1
Pius X-College Moderne vreemde taal Engels enquête leerlingen.
Bijlage 8.2
Pius X-College Moderne vreemde taal Duits enquête leerlingen.
Bijlage 8.3
Pius X-College Moderne vreemde taal Frans enquête leerlingen.
Bijlage 8.4
Interview docenten moderne vreemde talen.
Bijlage 8.5
Enquête leerlingen Engels, Duits en Frans.
Bijlage 8.6
Europees taalportfolio.
42
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8.1
BIJLAGE
LEERLINGENENQUÊTE ENGELS
Pius X-College Moderne vreemde talen (Engels) januari 2010 Algemeen
Leeswijzer Weergave Items
Weergave Kenmerken
Vragen
43
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
44
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8.2
BIJLAGE
LEERLINGENENQUÊTE DUITS
Pius X-College Moderne vreemde talen (Duits) januari 2010 Algemeen
Leeswijzer Weergave Items
Weergave Kenmerken
Vragen
45
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
46
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8.3
BIJLAGE
LEERLINGENENQUÊTE FRANS
Pius X-College Moderne vreemde talen (Frans) januari 2010
Algemeen
Leeswijzer Weergave Items
Weergave Kenmerken
Vragen
47
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
8.4
BIJLAGE
48
INTERVIEW DOCENTEN MODERNE VREEMDE TALEN.
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
1. Vind je dat er een goede doorstroming van klas 3 naar 4 is bij de mvt? De sectie Engels en Frans zijn het er over eens dat er grote verschillen zijn tussen leerlingen. Een leerling uit 4tg die overstapt naar 4 havo wil graag precies letterlijk weten wat hij moet kennen en leren. Een docent meldt dat leerlingen gewend zijn vooral kennis uit het hoofd te leren. Reproduceren lukt nog wel (als de leerling wil) maar vooral kennis toe passen blijft voor de leerling lastig. Schooljaar 2007/2008 zijn een aantal docenten op het Pius X-college gestart met een werkgroep 3/4havo. Hierin kwam naar voren dat het nog veel leerlingen in de bovenbouw aan studievaardigheden ontbreekt. Het plannen van huiswerk en toetsen/pta’s, het gebruik van studiewijzers , gebruik van agenda is voor veel leerlingen nog erg lastig. Docenten gaan er van uit dat een leerling in klas 4 deze vaardigheden beheerst, dit is nog niet altijd het geval. De werkgroep kwam met een aantal voorstelllen: • • •
Het invoeren van een speciale agenda voor iedere leerling met daarin ruimte voor toetsen, plannen, studiewijzers etc. Leerlingen bijspijkeren in 4 lessen voor de herfstvakantie, zodat ze een goede basis hebben om de stof te vervolgen gedurende het schooljaar. Binding met school stimuleren door: iedere periode een leuke activiteit organiseren zodat de leerlingen weer meer binding met school krijgen.
Ook zou de docent in klas 3 al moeten beginnen met het aanbieden en toetsen van grotere stofgeheelheden. De betreffende docent betreurt het ten zeerste dat de werkgroep haar ideeën niet verder heeft kunnen uitwerken, als reden geeft de docent aan dat er op het Pius X-College te weinig draagvlak was. De sectie Duits geeft aan dat ze tevreden is over de doorstroming van klas 3 naar klas 4. In de onderbouw wordt een degelijk en pittige methode gebruikt, hierdoor is het voor de leerlingen in klas 4 gemakkelijker het leerproces succesvol te vervolgen. 2. Geef je anders les in de onderbouw dan in de Tweede fase? Waar leg je de accenten? In de onderbouw worden de leerlingen meer aan de hand meegenomen. Meer frontaal lesgeven, de theorie wordt klassikaal uitgelegd, er is veel afwisseling in werkvormen. In de Tweede fase wordt er meer zelfstandigheid van de leerling verwacht en moet de leerling zich voor een langere tijd kunnen concentreren omdat er bijvoorbeeld maar 1 à 2 vaardigheden per les aan bod komen. Sommige leerlingen zijn bang om fouten te maken: “Ik kan dat niet”. Dit is vooral bij havoleerlingen het geval. In sommige gevallen wil de leerling in klas 3 de stof nog heel goed bijhouden maar ebt deze zelfdiscipline in klas 4 weg en 49
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
buitenschoolse activiteiten worden door de leerlingen belangrijker gevonden dat het schoolwerk. Een andere docent geeft aan dat er inhoudelijk nogal wat verschil zit in de lessen onder- en bovenbouw. De leerlingen zijn in de eerste jaren nog weinig creatief bezig met een taal. 3. Ben je tevreden over de methode die in de onder- en bovenbouw wordt gebruikt? Hoe ervaren de leerlingen de methode volgens jou? Engels havo Basisvorming: klas 1,2,3 “Go for it”. Idioom: Build up (3h). Bovenbouw: 4/5 havo Unicom Finals. Docenten zijn tevreden over de methode, deze biedt veel structuur. Als minpunt wordt genoemd dat er te weinig grammaticale oefenstof wordt aangeboden. Hier zorgt de docent daarom zelf voor. Engels vwo •
Basisvorming: klas 1,2,3 “Go for it”, Follow up (3v). 4,5,6 vwo New Headway.
In tegenstelling tot wat de leerlingen gewend zijn in de onderbouw is deze methode in het Engels (internationale methode). Dit vinden de leerlingen, vooral in het begin erg lastig. Vooral bij het leren van grammatica vinden de leerlingen het toch prettig terug te grijpen naar de moedertaal om de verschillen te kunnen begrijpen. Frans 4 havo/vwo • •
Basisvorming: klas 1 Grandes lignes, klas 2 en 3 D’accord. Bovenbouw: libre Service.
Libre Service: Docenten zijn wisselend tevreden over de methode. Het wordt als positief ervaren dat de vaardigheden gescheiden worden aangeboden. Volgens de docenten wordt de methode door de leerlingen in het begin niet zo positief ervaren. Ze moeten er erg aan wennen. Dit jaar is er in de onderbouw eerste jaar gestart met een nieuwe methode “Grandes lignes”, de eerste reacties zijn van zowel docenten als leerlingen positief. In de bovenbouw worden er op dit moment verschillende methodes bekeken om volgend schooljaar of het schooljaar daarop een nieuwe aan te schaffen. Duits 4 havo/vwo • •
Basisvorming: Salzgitter. Bovenbouw: Na klar.
50
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Zoals al eerder vermeld zijn de docenten tevreden over de methode onderbouw omdat deze alle grammatica zeer grondig behandelt. Voor de bovenbouw wordt er dit jaar een nieuwe methode gekozen. De docenten merken dat leerlingen vooral “teksten lezen” erg saai vinden. De leerlingen houden van afwisseling in werkvormen en materiaal. 4 Vaardigheden: Sluit de kennis van grammatica die de leerlingen in klas 3 hebben geleerd goed aan bij wat er van ze verwacht wordt in klas 4? Engels: Alle grammatica is behandeld in klas 1 t/m 3. Klas 4 wordt gebruikt om de grammatica grondig te herhalen. Soms vallen de resultaten bij het proefwerk toch weer tegen (vooral op havo). De leerlingen halen dan de verschillende onderwerpen door elkaar. Frans: De leerlingen hebben in klas 4 nog niet alle grammatica van het Frans gehad. De basiskennis wordt met verschillende onderwerpen uitgebreid. Een van de docenten geeft aan dat de leerlingen naast de lessen Frans te weinig met de Franse taal in contact komen waardoor de stof niet gemakkelijk geautomatiseerd wordt. Naast tv5 is er geen andere Franstalige tv zender voor handen (op enkele programma’s op de Belgische zender na). Naar Franse radio wordt door de leerlingen niet geluisterd. Duits: De leerlingen hebben in klas 4 alle grammatica gehad (op een enkel onderwerp na). Hierdoor zijn ze goed voorbereid op de vierde klas. Sluit de kennis van leesvaardigheid die de leerlingen in klas 3 hebben geleerd goed aan bij wat er van ze verwacht wordt in klas 4? Engels: De meningen over de aansluiting leesvaardigheid onderbouw/bovenbouw lopen uit een. Een docent geeft aan dat de leesvaardigheid van klas 3 sluit goed aan bij de leesvaardigheid in klas 4. De leerlingen lezen regelmatig boeken, tijdschriften en artikelen. Een andere docent vindt juist dat er nog meer aandacht besteed mag worden aan het lezen en dat er meer toetsstof mag worden aangeboden. Frans: De docenten geven aan dat het leesniveau van zowel havo als vwo leerlingen in de bovenbouw niet zo hoog is. “Leerlingen blokkeren bij een woord dat ze niet kennen”. Met het lezen van literatuur in 5 vwo hebben de leerlingen moeite. In de praktijk komt het er dan vaak op neer dat de docent een stuk voorleest en dit met de leerlingen samenvat. Gebrek aan woordkennis maakt het lezen van teksten door leerlingen lastig. Duits: De leerlingen hebben een te geringe woordenschat. Vaak worden de woorden kort van te voren geleerd en daardoor zijn de leerlingen de woorden
51
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
ook weer snel vergeten. De leerlingen zijn op de leesvaardigheidstrategieën maar toch blijft het niveau gelijk.
hoogte
van
de
Sluit de kennis van luistervaardigheid in klas 3 hebben geleerd goed aan bij wat er van ze wordt verwacht in klas 4? Engels: de kennis sluit nog wat te weinig aan bij wat er van de leerling wordt verwacht in klas 4. Er wordt wel veel geoefend met “radioplays, internetopdrachten”. Leerlingen hebben moeite zich voor een langere tijd te concentreren (vooral havo). De leerlingen op het vwo hebben minder moeite met het luisterniveau. Frans: Hoewel er veel oefening wordt aangeboden gaan de toetsen voor de leerlingen vaak te snel (althans, de moeilijkheid zit in het feit dat de leerlingen niet goed kunnen horen wanneer een woord eindigt). Ook bij deze vaardigheid is het belangrijk voor de leerlingen om het idioom goed bij te houden en zou het goed zijn als ze nog meer met de taal in contact kwamen naast de lessen Frans. Duits: De docenten Duits zijn tevreden over het niveau luistervaardigheid van de leerlingen dat ze laten zien bij proefwerken. Sluit de kennis van schrijfvaardigheid die de leerlingen in klas 3 hebben geleerd goed aan bij wat er van ze wordt verwacht in klas 4? Engels: De leerlingen werken met een Essay schrift waarin alle schrijfwerken worden bewaard. Dit is een goede methode. Frans: In de onderbouw zijn de schrijfopdrachten nog vrij klein en naar mate de jaren vorderen worden de opdrachten langer. Docenten zijn redelijk tevreden. Duits: De leerlingen trainen zich in de voorbereiding op een pta en zijn erg resultaatgericht. Wanneer er gepresteerd moet worden voor een cijfer kan de leerling zich goed concentreren. Om vervolgens weer in de volgende les foutjes te maken tijdens het maken van een oefening, die hij tijdens de toets niet maakte.
Sluit de kennis van spreekvaardigheid/uitspraak die de leerlingen in klas 3 hebben geleerd goed aan bij wat er van ze wordt verwacht in klas 4? Engels: De kennis van spreekvaardigheid en uitspraak is over het algemeen voldoende tot goed. Hoewel er door een docent wel wordt opgemerkt dat “de uitspraak” een ondergeschoven onderdeel is. Frans: De kennis van spreekvaardigheid is in het algemeen minimaal wanneer de leerlingen in de bovenbouw komen. Een aantal standaard dialogen is voor de leerlingen goed te bestuderen en over te dragen maar iets vertellen over een vrij
52
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
onderwerp is erg moeilijk voor de leerlingen. Docenten geven aan dat er nog meer Frans gesproken zou kunnen worden in de lessen. “Je valt vaak terug in het Nederlands wanneer de leerlingen het niet begrijpen”. Duits: Naar mate de leerjaren vorderen lijkt het soms of de leerlingen juist minder goed Duits gaan spreken. “Het lijkt er soms op dat naar mate de jaren volgen de leerlingen angstiger zijn om te spreken”. “Alsof ze zich schamen om fouten te maken”. 5 Besteden de leerlingen voldoende tijd aan hun huiswerk? Engels: Sommige leerlingen kunnen veel serieuzer werken in klas 4. Een van de docenten Engels geeft aan dat de leerlingen in klas 3 vwo nog voldoende tijd aan hun huiswerk besteden en dat er in klas 4 een soort omschakelpunt lijkt te zijn. Het blijft dus belangrijk dat de docent het huiswerk blijft controleren en het gebruik van het studieschrift stimuleert. Frans: In het algemeen besteden de leerlingen onvoldoende tijd aan het vak Frans. De leerlingen maken de opdrachten (mits intensieve controle van de docent) maar vergeten daarbij de stof te herhalen en te bestuderen. Dit doen zij alleen vlak voor een toets. Duits: De leerlingen besteden te weinig tijd aan hun huiswerk. Veel leerlingen werken berekenend en gaan voor de voldoende (6). Vooral de 4 havo-leerling zou meer tijd aan zijn huiswerk mogen besteden. De vwo-leerling zorgt er vaker voor dat zijn werk in orde is. 6 Is er een verschil in toetsing in onder en- bovenbouw? Engels: In de eerste 3 lesjaren worden de vaardigheden 1 keer per jaar afzonderlijk getoetst. In de onderbouw hebben de leerlingen schriftelijke overhoringen (tellen 1 x mee) en proefwerken (tellen 3 x mee). In de onderbouw krijgen de leerlingen alleen proefwerken, essays en iedere periode een proefwerk vocabulaire. De vakgroep Engels benadrukt dat ze het belangrijk vinden om iedere 2 jaar nieuwe toetsen te maken. Frans: In de onderbouw krijgen de leerlingen schriftelijke overhoringen (tellen mee) en proefwerken (tellen 2 x mee). In de eerste 3 leerjaren ligt de nadruk de toetsen op de kennis van de leerlingen. In de bovenbouw worden vaardigheden pas afzonderlijk getoetst. Alle docenten Frans geven aan dat een verbeterpunt zou kunnen zijn in het vakwerkplan.
1x bij de dit
Duits: In de onderbouw krijgen de leerlingen schriftelijke overhoringen (tellen 1x mee) en proefwerken (tellen 3x mee). De verschillende vaardigheden worden geïntegreerd in een toets. In de bovenbouw is er het pta-programma. Bij vwo is 70% goed = cijfer 6. Bij havo is 65 % goed = cijfer 6. 7 Op welke wijze verwerkt de sectie het ERK in de lessen? 53
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Engels: De sectie Engels heeft voor verschillende onderdelen een schrift: aantekeningenschrift, leesschrift, werkschrift en een essayschrift. De leerlingen zijn daarom gewend hun leervorderingen vast te leggen en bij te houden. Het ERK moet geen doel zijn op zich, het moet gezien worden als een meetlat. Een docent geeft aan dat het nog best lastig is de verschillende niveaus van het ERK in te schatten. Daarom is het overleg met ervaren collega’s en het uitwisselen van ervaringen zeer waardevol. Frans: Diverse collega’s Frans zijn naar bijeenkomsten geweest over het ERK. In het algemeen wordt opgemerkt dat de “CAN DO STATEMENTS “ een verdere uitwerking zijn van de kerndoelen. Bij het vak Frans is op dit moment de start gemaakt met een Portfolio ERK in de brugklas(zie bijlage 5). De nieuwe methode “Grandes lignes” geeft bij de verschillende oefeningen expliciet aan om welk niveau het van het ERK gaat. De docenten Frans werken op dit moment met verschillende schriften maar willen hierin toch meer een eenheid creëren. Duits: Bij de Duitse methode is ook het ERK verwerkt. Daarnaast geen extra materiaal. De sectie is nog niet zo tevreden over de aangeboden toetsen door andere Cito, zij vinden het niveau eigenlijk te laag. 8 Hoe sta je tegenover een certificaat: Cambridge, Delf-scolaire, Goethe. Een korte uitleg over de certificaten: In de Tweede fase havo en vwo is er voor de leerlingen de mogelijkheid hun taalvaardigheid te verhogen door deel te nemen aan Cambridge, Delf-scolaire en Goethe. Deze certificaten zijn bedoeld voor leerlingen die streven naar een bovengemiddeld niveau in één van beide talen. Als extra kunnen deze leerlingen bovenop hun gewone diploma nog een examen Duits afleggen bij het Goethe Institut of deelnemen aan het Delf Scolaire examen Frans, uitgegeven door het Franse Ministerie van Onderwijs. Beide examens dwingen tot een activerende manier van talen leren doordat de productieve vaardigheden van groot belang zijn (beide zijn ook gekoppeld aan het Europees Referentiekader). Engels: Enkele docenten geven aan dat ze het huidige programma liever uitbreiden dan nog een extra certificaat aanbieden. “Gewoon goed Engels leren is voldoende, ik bied liever een aantal extra onderdelen aan zoals materiaal van de BBC of iets anders”. Een andere docent geeft aan dat het voor de vwo-leerling een pré kan zijn wanneer je een IB certificaat (In leerjaar 5 en 6 bereiden de leerlingen zich in de Engelse lessen, naast het VWO examen, voor op het afsluitende examen English A2 van de International Baccalaureate Organisation (IBO). Dit internationaal erkende certificaat maakt het mogelijk een hoog beheersingsniveau van het Engels aan te tonen, zodat het volgen van colleges aan universiteiten en hoge
54
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
scholen in het buitenland, die het Engels als voertaal hebben, makkelijker te realiseren is). Wel moet de school er niet te veel geld en middelen in steken omdat het wel in verhouding moet blijven met de leerlingen die geen IB volgen. Frans: De docenten Frans geven aan dat het aanbieden van Delf-scolaire veel extra tijd en energie kost. Je hebt te maken met een select groepje. Ook zijn ze nog niet allemaal op de hoogte van de precieze eisen die Delf-scolaire stelt. Een docent geeft aan dat hij liever een andere activiteit zou willen aanbieden (zoals theatervoorstelling of film) dan het certificaat. Duits: De meningen wisselen nog over het eventueel aanbieden van een Goethe -certificaat. Een collega is positief. Wanneer het certificaat zou worden aangeboden kun je een plus-klas creëren voor de leerling die met gemak dit vak doorloopt. 9 Hoe gaat de sectie gebruik maken van het talenlab. Engels: De sectie Engels wil het talenlab Engels vullen met: leuke sites, luistermateriaal, filmpjes, uitschrijvingen, BBC materiaal, citomateriaal. Tot op heden is het talenlab in eerste instantie bedoeld voor de bovenbouwdocenten, het zou ook goed zijn de onderbouwdocenten er bij te betrekken omdat ook zij goede ideeën hebben. De sectie Engels is enthousiast over het talenlab maar vraagt zich daarnaast ook af waar ze de tijd vandaan moeten halen om al het materiaal in het systeem te kunnen plaatsen. Frans: De docenten Frans zien mogelijkheden om het talenlab te vullen met methodemateriaal, citomateriaal, opdrachten van tv5 of andere diverse sites. Wel ziet ook de sectie Frans belemmeringen om het “digitaal’ op orde te krijgen. Duits: Een eerst vereiste is dat de organisatie rond het talenlab rond moet zijn. Daarna kan er gewerkt worden aan het opzetten van een databank met materiaal voor de leerlingen. De sectie Duits is al eens op de Mencia de Mendoza school in Breda gaan kijken en ziet zeker de meerwaarde in van het talenlab. Er zijn veel mogelijkheden met het systeem en de leerlingen kunnen er goed zelfstandig mee werken.
10 Op welke punten kunnen de secties moderne vreemde talen winst behalen?
55
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
De verschillende secties geven aan dat het prettig zou zijn meer overleg te hebben over hele praktische zaken. Hier volgen een aantal voorbeelden: -
-
-
8.5
Meer samenwerking op het gebied van literatuur (afspraken maken over het aantal te lezen boeken en vakoverstijgend samenwerken door bijvoorbeeld samen te werken bij het behandelen van een bepaalde literatuurstroming). Meer één lijn trekken in de toetsing (idioom, proefwerken, schriftelijke overhoringen, mondelinge examens etc). Het uitgangspunt hanteren: Doeltaal = voertaal. Meer visitaties: elkaar uitnodigen om bij elkaar in de les te komen kijken. Het samen promoten van het talenlab voor leerlingen door bijvoorbeeld een extra inloopuur voor leerlingen die een vreemde taal (een bepaalde vaardigheid) wil oefenen te organiseren. Een lijn trekken in het aanbieden van de studievaardigheden die horen bij het leren van een vreemde taal.
BIJLAGE FRANS.
VOLLEDIGE UITWERKING ENQUÊTE LEERLINGEN ENGELS, DUITS EN
In het kader van het onderzoek is er bij de leerlingen Engels, Duits en Frans een enquête afgenomen in de periode 23-11-2009 tot 05-01-2010. De vragen zijn er op gericht om er achter te komen hoe de leerlingen de overgang van klas 3 naar klas 4 hebben ervaren. De enquête kon door de leerlingen worden ingevuld via de site VOspiegel. Bij het vak Engels hebben 99 leerlingen de enquête compleet ingevuld, bij Duits 49 en bij Frans 58 leerlingen. Vraag 1. Bent u een man of een vrouw?
Engels Duits Frans
Jongens
Meisjes
51% 33% 21%
49% 67% 79%
Vraag 2. Welke opleiding heb je vorig schooljaar gevolgd (2008-2009)? Uitkomsten van deze vraag zijn onjuist en onvolledig en daarom is het resultaat van deze vraag volledigheidshalve niet opgenomen. Dit zou een onjuist beeld veroorzaken. Vraag 3. Kennis die ik in klas 3 heb opgedaan sluit goed aan bij wat er van mij verwacht wordt in klas 4 wat betreft: grammatica,
56
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid, spreekvaardigheid. De leerlingen kunnen op een schaal 1 t/m 4 (slecht-onvoldoende-voldoendegoed) aangeven hoe zij vinden dat ze de bovenstaande vaardigheden beheersen. Engels scoort een gemiddelde van 2.8 op alle vaardigheden. Duits heeft een gemiddelde van 2.9 en ook de Frans scoort een 2.8. De leerlingen geven aan dat er minimale verschillen zijn tussen het beheersingsniveau van de vaardigheden bij de 3 talen. Vraag 4. Hoeveel tijd besteed je thuis aan het vak Engels, Duits of Frans. De leerlingen kunnen kiezen tussen: a) minder dan 1 uur per week, b)1-3 uur per week, c) 3-6 uur per week, d) meer dan 6 uur per week. Bij het vak Engels geeft meer dan de helft van leerlingen aan dat ze 1 tot 3 uur per week besteden aan het huiswerk. Bij Duits en Frans geeft meer dan de helft van de leerlingen aan dat ze minder dan 1 uur per week aan het huiswerk besteden. Aan het huiswerk van het vak Frans wordt de minste tijd besteed en aan het vak Engels het meest. Vraag 5. De leraar legt de stof klassikaal uit en stelt ons vragen. De leerlingen kunnen op een schaal van 1 t/m 4 (nooit – vaak ) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de lessen van klas 3 en 4. Bij het vak Engels zit er weinig verschil tussen klas 3 en 4 (een gemiddelde van 3.2). Bij het vak Duits daarentegen wel. In klas 3 werd de stof aanzienlijk minder vaak klassikaal uitgelegd en stelde de docent minder vragen dan in klas 4 (klas 3 een gemiddelde van 2,6 en in klas 4 een gemiddelde van 3,4). Bij het vak Frans is er een minimaal verschil tussen de klassen 3 en 4 met een gemiddelde van 3.0. Vraag 6. Ik werk zelfstandig aan de opdrachten in de klas. Bij zelfstandig werken is er tijdens de taakuitvoering wellicht geen sprake van directe sturing door een docent/begeleider, maar de leerdoelen, leeractiviteiten en leerprocessen worden door een docent wel intensief gevolgd en geobserveerd. Vraag 7. Ik werk in groepsverband aan de opdrachten in de klas. De leerlingen kunnen bij bovenstaande vragen op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4. Bij alle vakken Engels, Duits en Frans komt het zelfde beeld naar voren. De leerlingen werken vaker zelfstandig dan in groepsverband. Daarnaast is er weinig verschil tussen de leerjaren 3 en 4. 57
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Vraag 8. In de klas bekijken we films en video’s. De leerlingen kunnen bij bovenstaande vragen op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4. Bij alle vakken komt naar voren dat er in klas meer films en video’s worden bekeken dan in klas 4. Het zou kunnen dat het dit resultaat afhankelijk is van het feit dat de enquête is afgenomen halverwege het schooljaar 2009/2010. Opvallend is dat er bij de vakgroep Frans in klas 3 aanzienlijk meer tijd aan deze vaardigheid werd besteed (gemiddelde 2.8) dan in klas 4 (gemiddelde 1.8). Bij Engels is dit verschil kleiner en bij de vakgroep Duits het kleinst. Vraag 9. In de klas maak ik opdrachten en webquests op de computer. De leerlingen kunnen bij bovenstaande vragen op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4. Bij de vakgroep Engels wordt er het meest gewerkt in deze werkvorm en bij de secties Duits en Frans het minste. Vraag 10. Ik heb mondelinge presentaties gegeven. De leerlingen kunnen bij bovenstaande vragen op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4. In de resultaten van de vragenlijst komt naar voren dat dit bij alle drie de talen Engels, Duits en Frans dit bijna nooit gebeurt. Engels (gemiddelde 1.5), Duits (gemiddelde 1.2) en bij Frans (gemiddelde 1.9). Vraag 11. De leraar spreekt bijna de hele les de doeltaal (Engels, Duits of Frans). De leerlingen kunnen bij bovenstaande vragen op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4. Bij het vak Engels vinden de leerlingen dat er weinig verschil is tussen leerjaar 3 (gemiddelde 2.2) en leerjaar 4 (gemiddelde 2.5) in de mate waarin de docent Engels spreekt. Bij het vak Duits is er ook slechts een klein verschil (klas 3 gemiddelde 1.8 en klas 4 gemiddelde 2.0). Bij de sectie Frans is het verschil tussen klas 3 en 4 het grootst (klas 3 een gemiddelde van 1.9 en in klas 4 een gemiddelde van 3.1). Vraag 12. Ik gebruik bij het vak Frans een studiewijzer. De leerlingen kunnen bij bovenstaande vraag op een schaal van 1 t/m 4 (nooitvaak) aangeven hoe dit tot uiting kwam in de klassen 3 en 4.
58
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Bij alle talen worden volgens de leerlingen zelden tot nooit studiewijzers gebruikt. Vraag 13. De toetsen bij het vak Engels, Duits en Frans in klas 3 waren van een vergelijkbaar niveau met de toetsen van vak in klas 4. De leerlingen kunnen bij de bovenstaande vraag op een schaal van 1 t/m 4 (oneens-eens) aangeven in welke mate ze het met bovenstaande stelling eens waren. Engels, Duits en Frans behaalden opeenvolgend de volgende gemiddelde scores: 2.3, 2.7 en 2.6. Vraag 14. De methode uit klas 3 sluit goed aan op de methode van klas 4. De leerlingen kunnen bij de bovenstaande vraag op een schaal van 1 t/m 4 (oneens-eens) aangeven in welke mate ze het met bovenstaande stelling eens waren. Engels, Duits en Frans behaalden opeenvolgend de volgende gemiddelde scores: 2.5, 2.8 en 2.3. De leerlingen bij het vak Frans vinden dat de methode in klas 4 het minste aansluit bij leerjaar 3. Vraag 15 t/m 17 hebben betrekking op de sfeer in de klas en het welbevinden van de leerlingen tijdens het deelnemen aan de lessen in leerjaar 4. De leerlingen kunnen bij de bovenstaande vraag op een schaal van 1 t/m 4 (oneens-eens) aangeven in welke mate ze het met bovenstaande stelling eens waren. Vraag 15. Wanneer ik iets niet begrijp, durf ik het gerust aan mijn leraar te vragen. Vraag 16. Indien ik vragen heb geeft de docent duidelijk antwoord. Vraag 17. In de klas heerst een en vriendelijke sfeer. Op de bovenstaande vragen 15 t/m 17 geven de leerlingen alle talen Engels, Duits en Frans een gemiddelde score van 3.0 en hoger. Vraag 18. Ben je tevreden over je cijfer van het vak Engels? De leerlingen kunnen bij de bovenstaande vraag op een schaal van 1 t/m 4 (oneens-eens) aangeven in welke mate ze het met bovenstaande stelling eens waren. 59
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
De leerlingen zijn bij het vak Engels het minst tevreden (gemiddelde van 2.4) en bij het vak Frans het meeste (gemiddelde van 3.3). Het vak Duits heeft een gemiddelde van 3.0. De laatste vraag is een open vraag. Vraag 19. Wat zou je aan de invulling van de lessen Engels, Duits en Frans willen veranderen? Leg uit.
8.6
BIJLAGE
EUROPEES TAALPORTFOLIO vii
vii
Europees taalportfolio door B. de Zeeuw 60
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio Europees Referentie Kader (ERK)
Naam: ________________ Adres: ________________ ________________
Language Portfolio Portfolio des Langues Sprachenportfolio Portfolio de Lenguas
Pius-X-College
61
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Het Europees Taalportoflio
Voor je ligt het Europees Taalportfolio, het portfolio is ontwikkeld om overal in Europa te laten zien hoe goed je bent in talen. Aangezien een 8 voor Frans in Nederland heel iets anders betekent dan in België, is er een systeem gemaakt dat voor alle landen hetzelfde is. Dit systeem heet het Europees Referentie Kader (ERK). Het ERK is verdeeld in zes niveaus: -A1 en A2 (basisgebruiker) ; -B1 en B2 (onafhankelijke gebruiker); -C1 en C2 (vaard ige gebru iker). Deze zes niveaus zijn er voor de vier vaardigheden: -luisteren/kijken -lezen -spreken/gesprekken voeren -schrijven. Met het Europees Taalportfolio kun je laten zien wat je allemaal al kunt en wat je bijgeleerd hebt. Je verzamelt in het portfolio bewijsmateriaal waarmee je later voor je studie en op je werk kunt laten zien hoe goed je bent in een taal. Dit doe je aan de hand van ik-kanformuleringen, bijvoorbeeld: Lezen, niveau A1:
Ik kan korte teksten op ansichtkaarten begrijpen.
Als je over een aantal jaar examen doet, zijn de examens ook voorzien van ERK-niveaus, het is belangrijk dat je probeert de komende jaren een zo hoog mogelijk taalniveau te halen. Zorg dat je goed omgaat met het taalportfolio, je hebt het alle jaren dat je op het Pius-XCollege zit nodig. Daarnaast bewaar je het taalportfolio ook nadat je van school bent. Je vult het taalportfolio aan tijdens je vervo lgopleid ing of laat het zien aan je toekomstige werkgever.
62
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Je gaat dit jaar proberen om alle ik-kan-formuleringen die bij taalvaardigheidsniveau A1 halen te behalen, zodat je volgend jaar door kunt met A2. Je stopt de Taalportfolio tabbladen in een map. De komende tijd zorg je ervoor dat je voor elke vaardigheid (luisteren/kijken, lezen, spreken/gesprekken voeren en schrijven) een aantal opdrachten bewaart die je in de les hebt gemaakt. Deze stop je zolang achter het tabblad van de vaardigheid waar je opdracht bij hoort. Uit al je bewijsmateriaal maak je voor het einde van periode twee en vier een selectie van je ’beste’ opdrachten. Je stopt dan bij elke vaardigheid één opdracht in je portfolio (4 x 2 = 8 opdrachten per jaar). Elke opdracht koppel je vervolgens aan een ‘ik-kanformulering’ die op je tabblad staat. Vervolgens lever je het portfolio in bij je docent, hij/zij kijkt dit na en vult vervolgens in of de opdracht goed of extra goed is gemaakt. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van opdrachten die geschikt zijn voor je portfolio: -een uitwerking van de tâches aan het einde van ieder hoofdstuk; -een uitwerking van de opdrachten bij de i-clips (bron I: de filmpjes bij ieder hoofdstuk); -een uitwerking van de werkboekopdrachten die horen bij een bepaalde bron: (luistervaardigheid: bron A/B/F/la chanson, leesvaardigheid: bron C/H/Francofolies/ Lecture, spreekvaardigheid: bron E/G/K en de schrijfopdrachten uit je werkboek). -een uitwerking van enkele opdrachten uit het ERK-hoofdstuk ‘C’est fini!’ -een uitwerking van de vaardigheidstoetsen die je na Chapitre 3, 6 en 8 kunt maken. -een uitwerking van extra opdrachten die je met de docent gemaakt hebt en die geschikt zijn voor het portfolio zoals teksten, boekjes, filmverslagen en liedjes. Let op: overleg goed met je docent of de opdracht die je gekozen hebt geschikt is voor je taalportfolio.
Voor elke opdracht geldt: 1 Elke opdracht moet netjes (het liefst op de computer) uitgewerkt worden. 2 Bij elke opdracht vul je het ‘table des matières’ in op je tabblad. 3 Elke opdracht moet worden voorzien van een beschrijving van wat je moest doen, dit kun je bijvoorbeeld doen door een kopie te maken van de vragen die bij de opdracht horen. 4 Elke opdracht moet horen bij het niveau waar je aan werkt (A1), daarnaast koppel je elke opdracht die je maakt aan minimaal één ik-kan-formulering. 5 De uitwerking van de opdracht vormt je bewijsmateriaal, zorg er dus voor dat je docent overtuigd is dat je een bepaalde ik-kan-formulering beheerst. Foto’s, filmpjes en opnames kunnen je bewijsmateriaal ondersteunen.
63
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Passeport de Langues: Kijk– en luistervaardigheid A1 Hieronder vind je het taalpaspoort dat hoort bij niveau A1. Gebruik deze vellen als tabbladen en bewaar deze goed, ze vormen je bewijsmateriaal voor het behalen van niveau A1 en je hebt ze volgend schooljaar weer nodig. Bij elke ik-kan-formulering die dit jaar aan bod is gekomen, vult je docent in of je deze goed of extra goed beheerst. Als je bij 18 van de 22 ikkan-formuleringen ‘goed’ hebt staan (en waarbij tenminste van iedere vaardigheid één ikkan-formulering is behaald), heb je taalvaardigheidsniveau A1 gehaald.
Table des matières Nom: __________________________
Numéro:
Nom/Titre:
Classe: _______
Date:
numéro du descripteur Paraphe (‘ik-kan-formulering’): du prof:
1 fin période 2
2 fin période 4
A1 Luisteren/kijken 1 Ik kan iemand begrijpen als hij langzaam en duidelijk spreekt en ik genoeg tijd heb om bij mezelf na te gaan wat hij bedoelt. 2 Ik kan korte, eenvoudige, duidelijke instructies die voor mij bedoeld zijn begrijpen.
G O E D
EG XO TE RD
O
O
O
O
64
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Passeport de Langues: Leesvaardigheid A1 Table des matières Nom: __________________________
Numéro:
Nom/Titre:
Classe: _______
Date:
numéro du descripteur Paraphe (‘ik-kan-formulering’): du prof:
3 fin période 2
4 fin période 4
A1 Lezen 3 Ik kan korte teksten met korte zinnetjes begrijpen, waarin veel bekende namen, woorden en uitdrukkingen voorkomen. 4 Ik kan korte teksten op ansichtkaarten begrijpen. 5 Ik kan eenvoudige borden, aanplakbiljetten, posters etc. in alledaagse situaties begrijpen. 6 Ik kan m.b.v. plaatjes de inhoud van eenvoudige folders en brochures begrijpen. 7 Ik kan korte, eenvoudig geschreven instructies begrijpen.
65
G O E D
EG XO TE RD
O
O
O O
O O
O
O
O
O
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Passeport de Langues: Spreekvaardigheid A1 Table des matières Nom: __________________________
Numéro:
Nom/Titre:
Classe: _______
Date:
numéro du descripteur Paraphe (‘ik-kan-formulering’): du prof:
5 fin période 2
6 fin période 4
A1 Gesprekken voeren/spreken: 8 Ik kan eenvoudige vragen stellen en antwoord geven op vragen over bekende onderwerpen. 9 Ik kan groeten en afscheid nemen. 10 Ik kan vragen hoe het met iemand gaat en daarop reageren. 11 Ik kan alledaagse uitdrukkingen begrijpen als ze langzaam en duidelijk worden gesproken door iemand die er rekening mee houdt dat ik de taal niet zo goed versta. 12 Ik kan mensen iets vragen en mensen iets aanbieden. 13 Ik kan korte, eenvoudige, duidelijk geformuleerde vragen en aanwijzingen die voor mij bedoeld zijn begrijpen en uitvoeren. 14 Ik kan een tijdstip noemen m.b.v. uitdrukkingen als volgende week, afgelopen vrijdag, in november, om drie uur. 15 Ik kan vragen stellen en beantwoorden over mezelf en andere mensen, over waar ze wonen, hun vrienden en de dingen die ze bezitten . 16 Ik kan in een interview antwoord geven op vragen over persoonlijke dingen als ze langzaam, duidelijk en in eenvoudige taal gesteld zijn. 17 Ik kan op eenvoudige vragen antwoorden door iets of iemand aan te wijzen (GV). 18 Ik kan in eenvoudige, losse zinnen iets vertellen over mensen en plaatsen. 19 Ik kan beschrijven wie ik ben, wat ik doe en waar ik woon (S). 66
G O E D
EG XO TE RD
O
O
O O O
O O O
O O
O O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Passeport de Langues: Schrijfvaardigheid A1 Table des matières Nom: __________________________
Numéro:
Nom/Titre:
Classe: _______
Date:
numéro du descripteur Paraphe (‘ik-kan-formulering’): du prof:
7 fin période 2
8 fin période 4
A1 Schrijven: 20 Ik kan een korte, eenvoudige briefkaart schrijven. 21 Ik kan persoonlijke gegevens invullen op formulieren, bijvoorbeeld als ik in een hotel overnacht. 22 Ik kan eenvoudige zinnen schrijven over mezelf en denkbeeldige mensen, over waar ze wonen en wat ze doen.
67
G O E D
EG XO TE RD
O O
O O
O
O
A1 niveau behaald:
ja
/
nee
Paraaf en afk. docent:
___________
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Taalbiografie In deze taalbiografie breng je de belangrijkste leerervaringen met andere talen en culturen in kaart. Je vertelt welke talen je spreekt, welke talen je op school hebt gehad en welke andere ervaringen je met bepaalde talen en culturen hebt gehad.
1.1 Persoonlijke gegevens Deze taalbiografie is van:
...............................................................................................
Geboortejaar:
...............................................................................................
Land en plaats van geboorte: ...............................................................................................
Adres:
...............................................................................................
Woonplaats:
...............................................................................................
Huidige opleiding:
...............................................................................................
School:
...............................................................................................
Thuis spreken wij:
...............................................................................................
Ik ben:
eentalig / tweetalig / meertalig opgegroeid.
Ingevuld op (datum):
68
taal:
van...tot...:
waar:
…………………... ..
…………………….... ………………………..
……………………..
……………………...
………………………..
...............................................................................................
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Taalbiografie (vervolg) 1.2 Taal– en dialectportret Welke taal of welk dialect spreek je met wie? Vermeld hierbij alleen de ervaringen die belangrijk zijn. Bijvoorbeeld: -ik spreek Limburgs met mijn ouders, thuis van mijn geboorte tot nu. -ik spreek Nederlands met de meeste andere mensen, overal van mijn geboorte tot nu. -ik lees kranten in het Engels, thuis van mijn tiende tot nu.. Taal/ bron:
Met wie/ in welke taal?
Waar?
Van...tot...
Ik spreek Ik spreek Ik spreek Ik spreek Ik spreek Ik spreek Ik spreek Ik spreek
………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ……………….
met met met met met met met met
………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ……………….
van ………………. van ………………. van ………………. van ………………. van ………………. van ………………. van ………………. van ……………….
Ik lees Ik lees Ik lees
………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ……………….
Ik schrijf Ik schrijf Ik schrijf
………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ……………….
Ik luister Ik luister Ik luister
………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ………………. ………………. in het ………………. ………………. van ……………….
………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ………………. ……………….
Eventuele toelichting/opmerkingen: …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… 69
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Taalbiografie (vervolg)
1.3 Talen die ik op school heb gehad. Hieronder noteer je de talen die je tot nu toe op school hebt gehad. Bijvoorbeeld: -Engels op de basisschool ‘De Kievit’ , in groep zes tot acht. -Arabisch op de basisschool ‘Dick Bruna’, in groep drie tot acht. Taal:
Waar:
Van...tot…:
…………………….. …………………….. …………………….. ……………………..
…………………….. …………………….. …………………….. ……………………..
…………………….. …………………….. …………………….. ……………………..
Eventueel: Misschien heb je al taaldiploma’s behaald, deze kun je hieronder vermelden. Voeg van elk diploma een kopie toe als bewijsmateriaal. Welke?
Waar?
Wanneer?
…………………….. ……………………..
…………………….. ……………………..
…………………….. ……………………..
1.4 Andere taalervaringen Misschien heb je nog meer ervaringen met andere talen en culturen opgedaan in je leven. Denk hierbij aan vakanties, uitwisselingen, contacten via het internet et cetera. Deze noteer je hieronder. Bijvoorbeeld: -Ik ben al vier keer in Frankrijk op vakantie geweest, waar ik Frans sprak. -Ik heb een Duitse penvriendin gehad, met wie ik in het Duits schreef. *…………………………………………………………………………………………………………………… *…………………………………………………………………………………………………………………… *…………………………………………………………………………………………………………………… *…………………………………………………………………………………………………………………… *…………………………………………………………………………………………………………………… *……………………………………………………………………………………………………………………
70
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
Europees Taalportfolio volgens het Europees Referentie Kader (ERK) - Pius-X-College
Frans: Évaluation 1 Het afgelopen schooljaar heb je voor het eerst gewerkt met het Europese Taalportfolio. Je hebt ongetwijfeld een aantal ervaringen opgedaan. Hieronder beschrijf je hoe het werken met het Taalportfolio dit jaar gegaan is. Je beschrijft welke vaardigheden goed gingen en welke vaardigheden iets moeilijker waren. Ook beschrijf je je ervaringen met het Taalportfolio: welke dingen vond je goed en welke dingen zou je graag anders zien? Neem deze evaluatie op in je Taalportfolio, je docent zal deze lezen.
Naam en datum eindverslag:
……………………………...
Schooljaar en niveau:
……………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………
71
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College
72
Doorstroming moderne vreemde talen. Nadine Mies, Pius X‐College