SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING
Wegwijzer Supervisie Let op: Het opleidingsonderdeel Supervisie kun je slechts volgen na of gelijktijdig met het uitvoeren van een groeistage of liobaan. Het tijdstip van inschrijven voor deelname aan de sessies supervisie wordt hierdoor bepaald. Inschrijven voor een supervisiegroep kan alleen in de 3de week van het academiejaar (als je groeistage loopt in het 1ste semester) of in de 3de week na de kerstvakantie (als je groeistage loopt in het 2de semester) via e-mail met het SLO-studentensecretariaat. Daags voordien krijg je hiervoor de aankondiging via Blackboard. Studenten SLO met een liobaan maken voor zichzelf uit of ze in het 1ste dan wel in het 2de semester het opleidingsonderdeel Supervisie uitvoeren.
1. Situering Supervisie is een opleidingsonderdeel van 3 studiepunten en is verplicht voor alle studenten. Reguliere en lio-studenten volgen samen hetzelfde traject. De supervisie is onlosmakelijk verbonden met de onderwijspraktijk. Voor de meeste studenten is de stage de belangrijkste bron van onderwijservaring. De supervisie is vooral verbonden met deze stage, maar ook andere onderwijservaringen kunnen aan bod komen. De begeleiding is in de eerste plaats leerbegeleiding.
2. Supervisie Regelmatig verlopen onderwijsactiviteiten niet zoals je verwacht of zou willen. Je voelt je bij momenten ongemakkelijk, komt in conflict met jezelf of met anderen, breekt potten, of voelt je energie naar een dieptepunt wegzinken. Theoretische inzichten en getrainde vaardigheden wapenen je niet altijd voldoende om dergelijke situaties het hoofd te bieden of in de toekomst te vermijden. Je leert niet automatisch van wat er misloopt in de onderwijspraktijk. Leren van de onderwijspraktijk vergt een vorm van diepgaand reflectief leren waarbij je jouw handelen, denken, willen en voelen in onderwijssituaties zorgvuldig analyseert om te achterhalen welke automatismen, welke juiste of foute cognities aan de basis liggen van je onderwijsgedrag. Een voorbeeldje: een leerkracht die van mening is dat leerlingen automatisch respect hebben voor de leerkracht omdat dit ingebakken is in de verhoudingen tussen leerlingen en leerkrachten zal heel anders reageren op de leerlingen dan een leerkracht die van mening is dat je zelf respect moet verwerven bij de leerlingen. Onderwijsgedrag wordt gestuurd door een onbewust geheel van gedachten en gevoelens, overtuigingen en waarden, behoeften en voorervaringen, rollen en gewoonten. Dikwijls is de leraar zich niet bewust van de invloed van deze innerlijke wereld op zijn onderwijsgedrag. In de supervisie worden de essentiële aspecten van je onderwijsgedrag gethematiseerd en besproken. In groep zoek je naar de achterliggende oorzaken. Op die manier kun je als student bouwen aan een professionele onderwijsstijl en een persoonlijke onderwijsvisie. Centraal staat de bewustwording van je eigen subjectieve onderwijsvisie en je professioneel zelfverstaan in confrontatie met de eisen van de beroepscontext. Het is quasi onmogelijk om binnen een opleiding van één jaar alle vaardigheden te verwerven nodig om een goede leerkracht te zijn. Wel is het realistisch om met voldoende vaardigheden aan de startmeet te staan en jezelf bij te sturen om zo verder te groeien in je opdracht. Het kunnen bijsturen van je onderwijsgedrag op basis van reflectie, is bovendien een door de overheid voorgeschreven basiscompetentie voor de beginnende leraar (20 april 2007). Eens je de kunst van het leren op basis van ervaring onder de knie hebt, ben je in staat om tijdens je onderwijsloopbaan
zelfstandig je professionaliseringsproces verder te zetten. Het verwerven van die competentie tot levenslang leren, is meteen het doel van supervisie op langere termijn.
3. Inhouden In de supervisie werken we met onderwijservaringen. Het is essentieel dat je tijdens de supervisieperiode ervaring opdoet in de onderwijspraktijk. Deze ervaringen zijn een rijke bron van leermateriaal. In de supervisie neem je de tijd om daarvan te leren. Je kiest zelf de ervaringen waarvan je in de supervisie wil leren. Problemen, onzekerheden, frustraties en dilemma’s kunnen aan bod komen, maar ook positieve ervaringen en successen. Vertrekpunt is een concrete ervaring die tijdens de supervisie gethematiseerd wordt. Thema’s die aan bod kunnen komen, zijn:
moeilijke leerstof aanbrengen; motiveren van de leerlingen; de afstand leraar-leerling; hanteren van emoties van leerlingen; orde handhaven; materiële beperkingen van de werksituatie; omgaan met ouders van leerlingen; samenwerken met collega’s; de relatie met de directie; feedback geven aan of krijgen van leerlingen, collega’s, je mentor; …
Op deze ervaringen en thema’s wordt doorgewerkt op het instrumenteel niveau van je onderwijsgedrag en een meer fundamenteel niveau van je persoonlijk interpretatiekader. Belangrijke vragen bij het fundamenteel niveau zijn: Wat zegt deze ervaring over mezelf? Hoe zie ik mezelf als leraar? Hoe zou ik als leraar willen zijn? Hoe kijk ik aan tegen onderwijs? Is deze visie congruent met de realiteit? In groep gaan we op zoek naar antwoorden op deze vragen zodat elk lid van de supervisiegroep gesterkt wordt om de problemen die hij ervaart aan te pakken vanuit zijn eigen persoonlijkheid. Een dergelijke zoektocht leidt niet tot kant-en-klare oplossingen maar tot middelen om telkens opnieuw naar oplossingen te zoeken. De link met het beroep van leraar is wezenlijk. De supervisies zijn erop gericht een evenwicht te vinden tussen de beroepssocialisatie en de persoonlijke identiteit. Problemen uit de persoonlijke levenssfeer zijn hier niet aan de orde.
4. Groepssupervisie Elke supervisiegroep bestaat uit één supervisor en ongeveer zes studenten, bij voorkeur uit verschillende opleidingen. Groepssupervisies geven de mogelijkheid om te leren van elkaar. Het rapporteren van je ervaringen aan medestudenten bevordert je inzicht in de situatie. De reacties van de supervisor en de medestudenten kunnen het perspectief op je ervaring verruimen. Ze dwingen je tot het toelichten en concretiseren van je persoonlijke interpretatiekader. Hun bijdrage zet aan tot verdieping en duiding. De supervisie is gericht op het leren zelfstandig te leren. Je kiest de praktijkervaring die jij wil bespreken, je formuleert je eigen leervragen, je zoekt zelf naar antwoorden en tracht een evenwicht te vinden tussen de professionele eisen en je persoonlijke onderwijsstijl. De bedoeling is immers dat je op eigen kracht leert omgaan met je leervragen. De groep kan je daarbij helpen. De supervisor is er niet om je een pasklaar antwoord te geven op je leervragen, wel om jouw leerproces en dat van de groep te stimuleren en te bewaken. In groep reflecteren op je onderwijsgedrag, met alle gevoelsmatige aspecten die daarbij aan de orde zijn, houdt in dat je je kwetsbaar durft opstellen. Het is niet vanzelfsprekend om de moeilijkheden die je in je onderwijspraktijk ondervindt, met medestudenten te delen. Het vergt eveneens moed om jezelf in vraag te stellen. Daarom is het van belang dat er binnen de supervisiegroep een veilig klimaat heerst, waarbij er respect is voor de eigenheid van elk groepslid.
Om in een vertrouwelijke sfeer te kunnen werken, moeten de volgende afspraken in acht genomen worden:
De supervisor heeft geen enkele rol in het beoordelen van je onderwijspraktijk op zich. De supervisor is er niet om te oordelen of je goed kunt lesgeven of niet. De supervisor zal wel oordelen over je reflectiebekwaamheid, maar los van de concrete inhoud die je in de supervisie aanbrengt. De informatie die in de supervisie uitgewisseld wordt, blijft vertrouwelijk. Zowel de supervisor als de studenten onthouden zich van het doorspelen van verslagen of informatie uit de besprekingen aan personen buiten de groep. Er wordt gewerkt in een gesloten groep. Bij intekening in de supervisie verbindt de student er zich toe aan alle supervisies deel te nemen. In de loop van het supervisieproces worden geen nieuwe studenten aan een bestaande groep toegevoegd. Dit zou het groepsproces te veel verstoren. Studenten die tot een zelfde academische discipline behoren, of die bevriend zijn in het dagelijks leven, maken bij voorkeur geen deel uit van eenzelfde supervisiegroep. Bij groepen met studenten uit dezelfde discipline is de kans zeer groot dat de vakinhouden te veel op de voorgrond treden. Bij groepen met bevriende studenten is de kans groot dat de relationele geschiedenis van de studenten de openheid en de bereidheid om zich kwetsbaar op te stellen hypothekeert.
Een functionele werkrelatie betekent ook dat de supervisor en de studenten hun verwachtingen ten opzichte van elkaar inlossen. Aanwezigheid, stipte inbreng van werkmateriaal, wederzijdse hulp bij het werken aan leervragen, actieve deelname, empathie, echtheid in het geven van feedback, en respect voor de eigenheid en integriteit van de anderen zijn daaraan inherent.
5. Het supervisieproces In de planning overlappen stage en supervisie mekaar zo maximaal mogelijk. De supervisie verloopt in een reeks van acht bijeenkomsten van anderhalf uur tijdens min of meer opeenvolgende opleidingsweken. Een concrete planning wordt samen met de supervisor opgemaakt. Er zijn groepen geprogrammeerd in het eerste en het tweede semester. In het supervisieproces onderscheiden we vier elementen: 1. 2. 3. 4.
De opstart Het leren reflecteren Een supervisiesessie De metareflectie
5.1 De opstart De eerste supervisie staat in het teken van het kennismaken en het informeren. De wensen, doelen en verwachtingen van de supervisor en de studenten worden op elkaar afgestemd. Tijdens de eerste sessie zal je bondig vertellen: wie je bent, voor welke vakken je de lerarenopleiding volgt; vanuit welke motivatie jij de opleiding tot leraar volgt; welk beeld je van jezelf als leraar hebt; wat je voor jezelf van de supervisie verwacht; eventueel andere zaken die jij belangrijk vindt.
5.2 Het leren reflecteren Het leren reflecteren gebeurt gaandeweg aan de hand van de persoonlijke verhalen van de studenten, uitgeschreven in werkverslagen. Je leert hoe je elkaar kunt helpen om ervaringen te concretiseren en te thematiseren. De reflecties op de supervisies en de besproken thema’s vinden hun neerslag in de reflectieverslagen, die net zoals de werkverslagen aandachtig en kritisch
doorgenomen worden door alle studenten van de groep en door de begeleider. Je leert het werkmateriaal kritisch te benaderen en mekaar met respect te bevragen.
5.3 Een supervisiesessie Bij het begin van een doorsnee supervisie wordt er, indien nodig, ruimte gemaakt om acute kwesties te bespreken. Verder komen de reflectieverslagen n.a.v. de vorige supervisie aan bod. De meeste supervisietijd gaat naar de reflectie over een nieuw werkverslag. De supervisie wordt afgesloten met een uitnodiging om daadwerkelijk iets te doen met de verworven inzichten.
5.4 De metareflectie Om het reflectieproces te verdiepen, nemen we regelmatig even de tijd om kritisch terug te blikken op het supervisieproces en het effect daarvan op het functioneren in je onderwijspraktijk, op de samenwerking tijdens de supervisies en op de kwaliteit van de verslagen. Op basis hiervan worden doelen, afspraken en werkwijze van de supervisies eventueel bijgesteld. Enkele voorbeelden van vragen die bij de tussentijdse evaluatie aan de orde zijn:
Wat heb ik tot dusver geleerd? Wat wil ik nog leren tijdens de resterende supervisies? Waarover reflecteren we en op welke manier? Voel ik me goed bij onze manier van samenwerken? Wat zou ik willen veranderen? Lever ik zelf een belangrijke bijdrage tot de leerprocessen en doen anderen dat ook?
6. Verslagen Elke supervisie brengt één student een werkverslag in. Het werkverslag maak je ter voorbereiding van de supervisie en beslaat gemiddeld 3 pagina’s. In een werkverslag beschrijf je een concrete werkervaring die gerelateerd is aan de leervragen die je wil bewerken. Het bevat de volgende onderdelen:
Situering
van de praktijkervaring: wie, waar, wanneer, hoe lang, omstandigheden, voorgeschiedenis, aanleiding, bedoeling,… Inhoudelijke en procesmatige beschrijving van het gebeurde: wat gebeurde er precies, wat werd er gezegd of gedaan, hoe werd er gereageerd? Dit gedeelte kan woordelijk uitgeschreven worden. Indien je dat wenst kunnen videofragmenten of geluidsbanden de schriftelijke werkinbreng gedeeltelijk vervangen of verduidelijken. Beschrijving van de eigen betrokkenheid in het gebeurde: verwachtingen en gevoelens die aan deze ervaring voorafgingen, gedachten en gevoelens tijdens je ervaring, motieven voor je reacties. Je geeft tevens aan hoe deze ervaring je als mens geraakt heeft. Beschrijving van wat je al geleerd hebt door bij de ervaring stil te staan en erover te schrijven. Je gaat hierbij op zoek naar je eigen automatismen, cognities, gedachten en gevoelens en overtuigingen en waarden die aan de basis liggen van je reacties. Je probeert het geheel te schetsen binnen je persoonlijk referentiekader en je eigen onderwijsvisie. Problemen of vragen waar je nog mee zit n.a.v. de praktijkervaring: je werkvraag.
De werkverslagen moeten minimum drie dagen voor de supervisiebijeenkomst voor de supervisor en de medestudenten beschikbaar zijn. Zij nemen het werkverslag grondig door voor de supervisiebijeenkomst en noteren voor zichzelf alle vragen en opmerkingen. Na iedere supervisie schrijven alle studenten een reflectie van maximum 1 pagina. Het reflectieverslag is geen beschrijving van de bijeenkomst maar vormt een vervolg erop. In het reflectieverslag herhaal je niet wat tijdens de supervisie aan bod kwam maar verwoord je:
wat je voor jezelf geleerd hebt tijdens de supervisie; met welke vragen of bekommernissen je nog bent blijven zitten na de supervisie; wat je van plan bent concreet te doen met het geleerde.
Ook hier ga je weer op zoek naar je eigen subjectieve onderwijsvisie en is er ruimte om in te zoomen op de leerkracht die je zou willen zijn, de leerkracht die je bent, de persoon die je bent en die met deze eigenheid leerkracht wordt. De reflectieverslagen moeten minimum drie dagen voor de volgende supervisiebijeenkomst voor de supervisor en de medestudenten beschikbaar zijn. De supervisor en de student over wiens werkverslag het gaat, lezen deze reflectieverslagen en bereiden reacties en vragen voor. Het uitwisselen van de verslagen verloopt via Blackboard. Je maakt je verslag in een Word- of pdfdocument en post het op de website van ‘Supervisie’ onder
, < Groepspagina’s >, < Supervisiegroep ... >, < Bestandsuitwisseling >. De Naam van je document is steeds: Voornaam / spatie / de hoofdletter W (werkverslag) of R (reflectieverslag) / spatie / maand en dag van de bijeenkomst waarop het verslag besproken wordt (4 cijfers zonder spatie). Bijvoorbeeld: Marijke W 0219 (Het werkverslag wordt besproken op 19 februari) Marijke R 0226 (Het reflectieverslag wordt besproken op 26 februari)
7. Beoordeling Laten we voor alle duidelijkheid nog eens benadrukken: het gaat bij de beoordeling niet om een beoordeling van je onderwijskwaliteiten. Het gaat wel om een oordeel over je reflectiebekwaamheid en je leerproces tijdens de supervisiesessies. De volgende criteria worden gehanteerd:
7.2 Formele criteria De student heeft
alle supervisiezittingen stipt bijgewoond; de eigen werk- en reflectieverslagen tijdig ingediend; de werk- en reflectieverslagen van medestudenten vooraf bestudeerd.
7.2 Inhoudelijke criteria De student kan:
praktijkervaringen concreet en schriftelijk rapporteren; de eigen ervaringen en die van medestudenten analyseren in de breedte en de diepte; de eigen ervaringen en die van medestudenten duiden in de specifieke onderwijssituatie, maar ook in de ruimere school- en maatschappelijke context; de eigen sterke en zwakke punten en die van medestudenten (h)erkennen op het instrumentele niveau zowel als op het niveau van het persoonlijk interpretatiekader; zelf ervaren zwakke punten en die van medestudenten omzetten in leerpunten; voor zichzelf en voor medestudenten alternatieven ontwikkelen; de theoretische kennisbasis als hulpbron benutten; de leerervaringen generaliseren naar andere (vergelijkbare) situaties; zijn eigen professionele doen, denken, willen en voelen bevragen.
7.3 Groepsdynamische criteria De student kan en wil:
zich openstellen voor bevraging door anderen; de eigen opvattingen kritisch toetsen op hun houdbaarheid aan de hand van deze bevraging;
een constructieve bijdrage leveren aan het leerproces van anderen en daaruit voor zichzelf leerervaringen putten; zich empathisch en steunend opstellen ten aanzien van de medestudenten; verantwoordelijkheid nemen voor het groepsleerproces; zijn oprechte mening verwoorden over de interactie in de supervisiegroep en de werkervaringen van anderen, met respect voor de anderen als persoon.