jaargang 3, nummer 3 - augustus 2006
Studenten helpen Suriname...
Is jou geen: weg te lang, geen brug te ver? Gaat jou geen zee te hoog? Bovendien hebben onze vier regiobedrijven de handen vol aan minder grote, maar niet minder interessante projecten. Zoals de verbreding van de N440, de bouw van een reinwaterkelder of de aanleg van een ondergrondse parkeergarage.
Bij BAM Civiel zijn wij altijd op zoek naar gemotiveerde medewerkers. Mensen die – net als wij – graag hun steentje bijdragen aan projecten op het gebied van infrastructuur, waterbouw en industriebouw. Mensen die niet terugschrikken voor ‘het grote werk’ als de aanleg van de Euromaxzeekade of de Hubertustunnel en die - net als wij - ervan uitgaan dat geen zee te hoog en geen weg te lang is.
In elk werk zien wij een uitdaging, want het meedenken met onze opdrachtgevers en het zoeken naar innovatieve oplossingen zit ons nu eenmaal in het bloed. Bij ons kun je letterlijk alle kanten op. Met bijna 1000 medewerkers bruist BAM Civiel van activiteiten. Bovendien zijn wij onderdeel van Koninklijke BAM Groep die met 27.000 medewerkers tot de grootste bouwondernemingen van Europa behoort.
Wil je meer over ons weten, kijk dan op www.bamciviel.nl. Onder de button ‘werken bij BAM’ zie je onze vacatures en stagemogelijkheden en lees je alles over ons jobrotationprogramma.
vo o r wo o r d inhoud Delftse waterstudenten gaan helpen in Suriname 4 Een initiatief van civiele studenten
Opleiding Civiele Techniek en Technische Aardwetenschappen starten met gezamenlijke MSc-specialisatie
8
Offshore windturbines 10 Jan van der Tempel vertelt over zijn rekenmethode Mijnbouwers verlaten na bijna honderd jaar hun geliefde stek 20 Groot afscheidsfeest georganiseerd voor medewerkers, oud-medewerkers, studenten en alumni Verder Mijnbouwkundige Vereeniging Samenwerking vol- en deeltijdstudenten bij Watermanagement Niets mis met kwaliteit inlands hout Het Gezelschap ‘Practische Studie’ Veel praten over samenwerking op eerste Customer Day Slimme enquêtes brengen reizigersgedrag nauwkeurig in kaart Wereldwijde kolenbranden bedreigen leven op aarde
7 12 14 16 17 18 22
colofon contact Jaargang 3, nummer 3, augustus 2006, verschijnt vier maal
D
it nummer van ConTACT komt uit in de maand augustus, een maand waarin de faculteit zich voorbereidt op het nieuwe collegejaar. Sinds twee jaar is er in de aanmeldingen bij beide opleidingen een stijgende lijn te ontdekken. Op dit moment zien we echter een lichte daling in het aantal vooraanmeldingen van studenten Technische Aardwetenschappen. Het is belangrijk om een stijging te blijven vasthouden. Medewerking van de alumni kan hier zeker tot bijdragen, want alumni zijn de beste ambassadeurs van de studie. Zij zijn degenen die kunnen wijzen op de veelzijdigheid van het vakgebied en de studie. De veelzijdigheid van het vakgebied en de faculteit komt dit nummer weer aan bod. Uit de thema’s: Aarde, Water, Transport en Bouw zijn verschillende onderwerpen benadrukt. De nieuwe mastervariant Geo-Engineering, die van start gaat in september 2006, richt zich op het gedrag van grond. Essentieel als je gaat bouwen op of in de grond. Deze gezamenlijke mastervariant van Civiele Techniek en Technische Aardwetenschappen is praktijkgericht en wordt ondersteund door het bedrijfsleven. Een niet meer zo nieuw initiatief is de deeltijdopleiding Watermanagement. Sinds oktober 2005 is het mogelijk voor werknemers in het ‘watermanagementveld’ om hun kennis te verbreden en te verdiepen. In deze ConTACT vertellen studenten over hun ervaringen. Uit de hoek van Transport en Planning is een artikel geschreven over reizigersgedrag. Het laat zien dat menselijk gedrag een belanrijke rol speelt in de verkeerskunde.
per jaar en informeert de relaties van de faculteit. uitgever:
GHS uitgeverij bv, postbus 1023, 2430 AA Noorden (zh),
telefoon 0172 408558, fax 0172 407015, e-mail
[email protected] redactie-adres:
TU Delft, Faculteit Civiele Techniek en
Geowetenschappen, Dienst Communicatie en Marketing, Postbus 5048, 2600 GA Delft, telefoon 015 2784023, telefax 015 2787966, e-mail :
[email protected], www.citg.tudelft.nl Bij adreswijzigingen graag ook uw oude adres vermelden. Alumni wordt verzocht ook hun gevolgde opleiding te vermelden. oplage:
8.000 exemplaren
coördinatie en realisatie: advertentieverkoop: fotografie: coverfoto:
GHS uitgeverij bv
GHS uitgeverij bv
Jaap Oldenkamp Fotografie, Delft, e.a. SJOERD HILCKMANN /AVDD, ANP PHOTO,
Lynx helikopter van de Koninklijke Marine met hulpgoederen vormgeving: druk:
Onze studenten zijn en blijven actief. Een groep studenten reist binnenkort af naar Suriname om de slachtoffers van de ramp te helpen. Deze ‘projectgroep Suriname’ heeft op eigen initiatief dit project in het leven geroepen. Ook kijken onze beide studieverenigingen terug op het afgelopen collegejaar. Vanuit TA is er aandacht voor het afscheidsfeest van de Mijnbouwstraat. Dit is georganiseerd voor de alumni ter ere van de verhuizing naar de Stevinweg. Op onderzoeksgebied wordt aandacht besteedt aan de kolenbranden. Karl-Heinz Wolf doet onderzoek naar het ontstaan en bekijkt hoe deze branden nuttig gebruikt kunnen worden. Deze uitgave zal u zeker aansporen om het vak met gepaste trots uit te dragen.
Grafisch Team Digipage, www.grafischteam.nl
Printbest, Kerkdriel
Prof. ir. Louis de Quelerij Decaan faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Technische Universiteit Delft
Auteursrechten voorbehouden. Artikelen uit contact mogen voor publicatie worden overgenomen, mits met bronvermelding en met toestemming van de uitgever.
conta |ct nr 3, augustus 2006
Delftse waterstudenten gaan helpen in Suriname Raheena Doekhie en Ivo Miltenburg, vierdejaars studenten watermanagement bij de TU-Delft, gaan binnenkort met een groep collega-studenten van de ‘Projectgroep Suriname’ ter plekke onderzoek doen naar de mogelijkheden om de gevolgen van een volgende grote overstroming zoveel mogelijk te beperken. Of zoals de in Paramaribo geboren Raheena Doekhie het zegt: “Samen met de mensen, die in het binnenland langs de rivieren wonen, willen wij een manier vinden om hen te leren omgaan met het gevaar van overstromingen, zodat ze tijdig maatregelen kunnen nemen.”
O
p de vraag of het niet beter is te onderzoeken hoe overstromingen kunnen worden voorkomen, antwoordt Ivo Miltenburg: ”Dat zou een onmogelijke opgave zijn. Tachtig procent van Suriname bestaat uit tropisch regenwoud en grote rivieren. Overstromingen zijn er een wetmatigheid van de natuur en je praat bovendien over een enorm uitgestrekt gebied. Het is
binnenland in om met de getroffen bewoners en vooral ook met de dorpshoofden aan de slag te gaan. In januari volgend jaar willen we de resultaten in een eindverslag presenteren. Bij hun onderzoek worden de studenten begeleid door een stevig Comité van Aanbeveling, waaronder enkele hoogleraren van de TU Delft en andere deskundigen. Er is ook veel ondersteuning van het Institute for Water
onmogelijk om met technische middelen als dijken en dergelijke iets uit te richten. Daarom willen we de mensen leren hoe ze een dreigende overstroming kunnen herkennen en hoe ze moeten handelen bij overstromingen.“ De studenten, deels met een Surinaamse achtergrond, gaan de komende maanden in groepjes het
Education van UNESCO-IHE, terwijl er op financieel gebied contacten zijn met diverse sponsors uit het bedrijfsleven.
Belangrijke doelen De recente grote overstroming, waardoor dik 37.000 mensen uit de binnenlanden zwaar werden getroffen, heeft
t e k s t Laurent Chevalier | f o t o Jaap Oldenkamp
Foto: Koos Dekkers (Waternet)
Handboek De opgave waarvoor de studenten zich gesteld zien, is niet gering. Doekhie weet dat als geen ander. “Je praat over verschillende bevolkingsgroepen met vaak eigen lokale talen, die verspreid over het binnenland langs de rivieren wonen. Communicatiemiddelen als telefoon en internet zijn er nauwelijks, terwijl communicatie bij een overstroming heel belangrijk is. Zo kan
Drijvende schoolbanken in Djoemoe (Djumu)
”Bedrijven of anderen, die ons daaraan kunnen helpen of die het project financieel willen ondersteunen, ontvangen we met open armen.”
de Surinaamse studenten en de hele Surinaamse gemeenschap in Nederland diep aangegrepen, vertelt Doekhie. “Die beelden sneden ons door hart en ziel. Uiteindelijk zijn we als Surinamers one big family, iedereen kent elkaar bij wijze van spreken. De klap kwam ook
de oudere generatie over het algemeen niet lezen en schrijven. Daarom willen we elementaire methoden ontwikkelen, die voor alle generaties begrijpelijk zijn. Belangrijk is ook dat wij met de bevolking samenwerken. Zij moeten onze voorstellen immers als
extra hard aan, omdat er in Suriname wel met enige regelmaat overstromingen zijn, maar zelden zijn die zo rampzalig als de laatste keer. Dit hebben we in minstens dertig jaar niet meegemaakt. Daarom heeft niemand ooit stilgestaan bij de gevaren van overstromingen en zijn er ook geen passende veiligheidsmaatregelen. Er zijn geen gedocumenteerde harde gegevens beschikbaar over regendata, het gedrag van de rivieren, waterstanden en dergelijke. Niemand was zich van de risico’s bewust. De mensen gingen dan ook zonder angst steeds dichter bij het water wonen. “Dat is met de overstromingen veranderd. De bevolking zal moeten leren om met natuurrampen om te gaan.” Miltenburg en Doekhie stellen dat het nu het uitgelezen moment is voor maatregelen op het gebied van damage-control. “Het onderwerp leeft nu bij iedereen. We hebben met dit project een paar belangrijke doelen voor ogen: we willen een op hydrologische inzichten gebaseerd waarschuwingssysteem tussen de verschillende bovenstroomse en benedenstroomse dorpen ontwikkelen. Voorts willen we een noodplan en een nazorgplan opstellen. Het waarschuwingssysteem moet de bewoners langs de rivieren in staat stellen elkaar tijdig te waarschuwen. Onderdeel van het waarschuwingssysteem is een inventarisatie van de waterproblematiek. We willen de mensen ook leren hoe ze makkelijk schoon water kunnen maken.”
logisch en uitvoerbaar accepteren.” Miltenburg benadrukt dat de projectgroep zich richt op een relatief klein gebied. “Het land is te groot om alles te willen of te kunnen doen. Wij willen daarom een soort handboek maken, waarmee mensen in andere gebieden vervolgens aan de slag kunnen. Dit moet een voorbeeldproject voor heel Suriname worden. Een probleem is overigens wel dat
Foto: Koos Dekkers (Waternet)
Stoelmans eiland tijdens de overstroming
School in Djoemoe (Djumu)
conta |ct nr 3, augustus 2006
de mensen, die door de overstroming zijn getroffen, nu vooral nog bezig zijn met het verwerken van alle ellende. Er zijn ziektes en er is nog lang niet overal huisvesting of schoon water. Maar het bewustzijn, dat dit niet nog eens mag gebeuren, is er wel.” Het lijkt voor de hand te liggen de bewoners allereerst te adviseren om in hoger gelegen gebieden langs de rivieren te gaan wonen. Volgens Doekhie is dit simpeler gezegd dan gedaan. De binnenlandbewoners zijn voor hun dagelijkse leven bijna volledig afhankelijk van de rivieren. De rivier is hun levensader, waar ze al van generatie op generatie wonen. Het is de belangrijkste route door het oerwoud, levert vruchtbare slib voor de landbouw en levert vis voor de dagelijkse voeding. Wassen en baden doen ze ook in de rivier.”
Foto: Hans Nieuwstraten (politie Rijnmond)
Bovenloop Surinamerivier Heilig geloof Naast de grote maatschappelijke relevantie van hun werk in de komende zes maanden is dit project ook zinvol voor hun studie. “Tot nu toe zijn we vooral theoretisch-wetenschappelijk bezig geweest. Met dit project kunnen we in het veld de theorie toetsen aan de praktijk. Het maakt inzichtelijk wat je allemaal met je theoretische kennis kunt doen. Verder leren we hoe we alles moeten organiseren en regelen en hoe we op een slimme manier gebruik moeten maken van allerlei organisaties en regeltjes. Vooral hier in Nederland, want in Suriname gaat alles veel soepeler.” Ondanks de vele problemen, die moeten worden overwonnen, overheerst bij Doekhie en Miltenburg het heilig geloof dat het projectteam de missie succesvol zal afronden. “We realiseren ons dat dit geen snoepreisje wordt. Het gaat veel tijd en energie kosten en wat dacht je van alle prikken en bijvoorbeeld de pillen tegen malaria. Het wordt niet makkelijk. Dat is ook de uitdaging. Het voordeel is wel dat we min of meer vanaf het nulpunt starten. Alles wat we boven water krijgen is daardoor winst.” Voor de teams in het veld is de Projectgroep nog dringend op zoek naar laptops. Met haar allervriendelijkste glimlach zegt Raheena Doekhie: ”Bedrijven of anderen, die ons daaraan kunnen helpen of die het project financieel willen ondersteunen, ontvangen we met open armen.” Omdat zij zelf eind juli al naar Suriname vertrekt, kunnen belangstellenden zich melden bij Ivo Miltenburg, die begin september vertrekt. (
[email protected] of 06 439 848 83). ■
Comité van Aanbeveling •P rof.dr.ir. H.H.G. Savenije, hoogleraar Hydrologie aan de Faculteit Civiele Techniek, TU Delft. Professor of Water Resources Management at the department of Management And Institutions at the Unesco-IHE. • Prof.dr.ir. Th.N. Olsthoorn, hoogleraar Geohydrology aan de Faculteit Civiele Techniek, TU Delft. • Prof.ir. J.C. van Dijk, hoogleraar Gezondheidstechniek aan de Faculteit Civiele Techniek, TU Delft. • Dr.ir. Bas Heijman, Drinkwatertechnoloog aan de Faculteit Civiele Techniek, TU Delft. • Drs. J. Botterweg, senior adviseur internationale betrekkingen en hoofdwatersystemen van de Staf Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat. • Ir. Tanja Lieuw, hydroloog in Suriname, werkzaam bij het CDFS. • Ir. S. Naipal, hydroloog aan de Anton de Kom universiteit in Suriname (Adek) • Dr. Wilfried ten Brinke, waterexpert en werkzaam bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA).
conta |ct nr 3, augustus 2006
t e k s t Roeland Jan Dijkhuis | f o t o Sanne Thunnissen
Het wordt… 2-0!
Geachte Lezer,
D
e laatste tijd werd onze bestuurskamer overspoeld met mensen die alleen maar over voetbal konden praten, ruiken en denken. De faculteit was onderhevig aan een oranje invasie en iedereen zat zenuwachtig naar de klok te kijken of het stiekem al tijd was om naar huis te kunnen om daar samen met maten op de bank te gaan zitten, bier te drinken en te gaan schreeuwen! Ik heb daar helemaal niets mee. Nu las ik in de Delta dat zulke grote sportevenementen, waar iedereen liters bier achterover slaat, uitgerekend in de vakkenperiode worden uitgezonden. Tja dilemma, studeren, vertier, studeren, vertier, studeren…. die keuze is gauw gemaakt. Zo komt de gemiddelde studietijd van een Delftenaar natuurlijk gemakkelijk op die 7.5 jaar. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het goed dat er lang wordt gestudeerd in Delft. Ik ben dan ook tegen elke maatregel die de kans beperkt je op enige andere manier te ontwikkelen. Alleen ben ik dan wel van mening dat je niet je tijd moet verdoen met het deelnemen aan een landelijke IQ verlaging. Maar ja, om toch maar de leden tegemoet te komen praat je gezellig mee en zorg je ervoor dat voetbal ook in “Het Noorden” gekeken kon worden. Een feestelijke Noordenavond in de vakkentijd is natuurlijk fantastisch omdat het normaal in een dergelijke periode bij een studiepilsje blijft. Ik moet dus eigenlijk zeggen dat de voetbalgekte ook mij voorzag van vertier, al die mensen bij elkaar, wat natuurlijk verdamte gezellig was! Denk echter niet dat er een luxe sofa in onze mooie sociëteit kwam
conta |ct nr 3, augustus 2006
te staan of dat er een nieuwe flatscreen gecombineerd met Beertender werd aangeschaft met hulp van lenen.nl. We zorgden dat men naar de wedstrijd kon kijken, maar verder moest het toch echt gewoon gezellig worden door met andere mijnbouwers in “Het Noorden” een drankje te drinken en te zingen. Tsja, uiteindelijk heb ook ik mijn oranje pak aangedaan en lustig op mijn fluitje geblazen. Ik heb nog wat op mijn lever. En wel over de verhuizing en natuurlijk over dat dit mijn laatste kans is mijn hersenspinsels de wondere wereld van CiTG in te helpen. Volgend jaar komt mijnbouw op de Stevinweg. Eindelijk komt dan de lang verwachte invasie van rauw volk in Pungel, zwart gezicht en met 114 jaar traditie achter zich! De volgende wedstrijd gaat dan los! De voorzitter van PS en ik zijn het roerend met elkaar eens dat ondanks dat we het goed met elkaar kunnen vinden dat er toch een cultuurverschil is waar we onmogelijk door heen zullen kunnen prikken. Net zoals Ajax en Feijenoord, je bent voor de een of de ander. Ik ben blij dat mijn opvolger deze wedstrijd mag gaan spelen en ik zal echt mijn best doen hem genoeg te ‘trainen’ om goed voorbereid de strijd in te gaan. Zonder gekkigheid, er komt een hele hechte gezellige maar ook sociale groep naar de Stevinweg, het wordt fantastisch! Dus mensen van Civiel, het is voor iedereen misschien even wennen maar het komt zeker goed, die mijnbouwers zijn niet zo rauw als iedereen denkt! Glück Auf!! Roeland Jan E. Dijkhuis President der Mijnbouwkundige Vereeniging
t e k s t Peter Juijn | f o t o’s Dienst M&C
Opleidingen Civiele Techniek en Technische Aardwetenschappen starten met gezamenlijke MSc-specialisatie Geo-Engineering September 2006 begint de eerste jaargang MScstudenten aan de nieuwe masterspecialisatie GeoEngineering. Afhankelijk van hun afstudeerrichting krijgen afgestudeerden een masterdiploma Civiele Techniek of Technische Aardwetenschappen.
D
e MSc-coördinatoren Dominique Ngan-Tillard en Sjaak Oostveen, van respectievelijk Technische Aardwetenschappen en Civiele Techniek, zijn enthousiast over de nieuwe gezamenlijk masterspecialisatie. Ngan: “We hebben nu een volwaardige opleiding die zich richt op het gedrag van grond. Inzicht in dat gedrag is van essentieel belang als je bouwt in, op of met grond. Immers, als je op een veilige manier een boortunnel wilt aanleggen, wilt dat dijken ons ook in de toekomst blijven beschermen tegen hoge waterstanden en wilt dat gebouwen, bruggen en andere constructies goed zijn gefundeerd, dan kun je niet zonder gedegen kennis van de grond.” Zichtbaar Oostveen vult aan: “Wat ik zelf erg aantrekkelijk vind, is dat de opleiding veel zichtbaarder is geworden. Tot nu toe was Geo-Engineering nogal weggestopt. Binnen Civiele Techniek was het ondergebracht bij Waterbouw en Geotechniek en bij Ondergronds Bouwen onder Infrastructuur en Planning. Dat betekende onder andere dat studenten die geïnteresseerd waren in Geotechniek altijd waterbouwkundige vakken moesten volgen, terwijl de relaties met andere belangrijke disciplines zoals Bouw en Wegenbouw nagenoeg verborgen waren. Daarnaast had je dan nog het onderdeel ingenieursgeologie bij Technische Aardwetenschappen. De nieuwe masterspecialisatie maakt alles veel duidelijker: voor studenten die zich willen specialiseren in het materiaal grond en het bouwen in, op en met dit materiaal, is deze specialisatie dé opleiding.” Ruimte ingebouwd Een eigen masteropleiding is volgens Oostveen ook om een andere reden aantrekkelijk: “Nu het een zelfstandige specialisatie is, wordt er in het derde jaar van het bachelorprogramma Civiele Techniek ook meer ruimte ingebouwd voor vakken die goed aansluiten op de MSc-specialisatie Geo-Engineering. Denk aan vakken als Ondergronds ruimtegebruik, Geologie voor civiele
Vier afstudeerrichtingen Binnen de MSc-specialisatie Geo-Engineering kunnen studenten kiezen voor de volgende vier afstudeerrichtingen: • Grondmechanica • Funderingstechniek • Ondergronds bouwen • Ingenieursgeologie De eerste drie leiden tot het masterdiploma Civiele Techniek en de vierde tot het masterdiploma Technische Aardwetenschappen.
conta |ct nr 3, augustus 2006
Excursie in een tunnel (Groene Hart)
“Deze vakken zijn niet nieuw”, vertelt Ngan, “maar we hebben ze voor een deel wel aangepast. Zo hebben we meer nadruk gelegd op de risico’s waarmee je te maken hebt als je met grond werkt en op het belang van risicobeheersing. Zo leren we studenten met deze vakken bijvoorbeeld hoe je onzekerheden over de eigenschappen van de ondergrond kunt verkleinen met geologische kennis, hoe je constructierisico’s kunt minimaliseren en hoe je kunt bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van deltagebieden, inclusief de aangrenzende kust- en offshorezone.”
Beroepspraktijk Het MSc-programma staat open voor studenten met een bachelordiploma Civiele Techniek, Technische Aardwetenschappen of een vergelijkbare opleiding. Het is opgebouwd rond
Unieke expertise Ngan en Oostveen verwachten dat de nieuwe MSc-specialisatie goed aansluit bij de behoeften van studenten. “Het programma is sterk praktijkgericht, maar biedt ook de mogelijkheid om je te verdiepen in meer fundamentele vraagstukken. De unieke expertise die je opdoet is onmisbaar bij vrijwel alle civiele werken. Zoals we al zeiden, je kunt zonder deze expertise geen boortunnels aanleggen, geen optimale funderingen ontwerpen, geen veilige waterkeringen bouwen of stabiele bouwputten maken. Dat betekent dat je als geotechnisch ingenieur of ingenieursgeoloog eigenlijk altijd betrokken wordt bij civiele werken en als specialist participeert
een gemeenschappelijke kern die uit vijf vakken bestaat, te weten probabilistisch ontwerpen, materiaalmodellen voor grond en rots, numeriek modelleren van geotechnische problemen, geo-risicomanagement en terreinkarakterisering, testen en fysisch modelleren.
in een groter team. En aangezien steeds meer partijen zich realiseren dat de inbreng van geotechnisch ingenieurs of ingenieursgeologen vaak van cruciaal belang is voor het slagen van een project, zijn de perspectieven op een baan uitstekend.” ■
ingenieurs, Beheer van de ondiepe ondergrond, Grondconstructies en grondkerende constructies en Grondwatermechanica, -stroming en -transport.”
Dosign (182 x 130 mm)
02-06-2006
15:52
Pagina 1 ADVERTENTIE
Dosign heeft vestigingen in Rotterdam, Amsterdam en Tilburg.
conta |ct nr 3, augustus 2006
ÂOB4997
Interesse in jouw carrièremogelijkheden? Wij brengen jouw ontwikkelingswens samen met de juiste functiemogelijkheden. Stuur of e-mail je curriculum vitae en je motivatie naar Dosign Engineering - Marconiplein 20 - 3025 AV Rotterdam - E-mail:
[email protected]
t e k s t Peter Juijn | f o t o’s Jan van der Tempel
Offshore windturbines
Snelle rekenmethode bevordert ondersteuningsconstructies Eind april behaalde Jan van der Tempel zijn doctorstitel. Hij ontwikkelde een rekenmethode waarmee de vermoeiingsverschijnselen van offshore windturbines eenvoudig en snel zijn te berekenen. Tussendoor ontwierp hij ook nog een zichzelf stabiliserend onderhoudsplatform. Zijn promotie werd gesponsord door de Cornelis Lely Stichting.
V
an der Tempel studeerde in 2000 af op windturbines op zee. Een wetenschappelijke carrière leek niet in het verschiet. Hij ging aan de slag bij Boskalis, waar hij werkte aan de aanbesteding van een Deens offshore windpark. Na een jaar werd hij benaderd door professor Vugts van Offshore Engineering met de vraag of hij wilde solliciteren naar een promotieplaats. “Na enig nadenken besloot ik het te doen”, vertelt Van der Tempel. “Er lag een brede probleemstelling en dat sprak me wel aan.” Sterk genoeg De sollicitatieprocedure verliep goed en Van der Tempel kon beginnen met zijn promotieonderzoek naar het optimaliseren van het ontwerp van ondersteuningsconstructies van offshore windturbines. Van der Tempel: “De bouw van windturbines op zee is aanmerkelijk duurder dan op land. Om de kosten zoveel mogelijk te beperken, wordt op allerlei terreinen gekeken waar besparingen mogelijk zijn. Eén van de opties is het optimaliseren van de ondersteuningsconstructie die de gondel en de wieken draagt. Bij offshore windturbines bestaat die constructie uit drie hoofdonderdelen. Het eerste is een grote buispaal die in de zeebodem wordt geheid. Op deze paal wordt een tussenstuk geplaatst, waarop vervolgens de toren, het derde onderdeel, wordt gemonteerd. Waar je naartoe wil is dat deze ondersteuningsconstructie zodanig wordt uitgevoerd, dat je zo min mogelijk materiaal nodig hebt en je tegelijkertijd de zekerheid hebt dat de constructie sterk genoeg is om de wind- en golfbelasting te weerstaan gedurende de geplande levensduur.” Theelepeltje Van der Tempel vervolgt: “Om te zien hoe je tot een optimaal ontwerp van de ondersteuningsconstructie kunt komen, heb ik eerst naar vier bestaande offshore windparken gekeken en van deze parken de ontwerpgegevens verzameld. Hieruit blijkt dat voor het berekenen van de maximale belastingen van de ondersteuningsconstructie een goede methode bestaat die algemeen wordt gebruikt. Voor het berekenen van vermoeiingsverschijnselen is dat echter niet het geval. Inzicht in deze verschijnselen is van groot belang bij het optimaliseren van het ontwerp. Door de belasting van de golven en de wind zwabbert de constructie voortdurend. Dat leidt net als bij een theelepeltje dat je
10
Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) steeds heen en weer buigt, tot materiaalvermoeiing en uiteindelijk tot breuk.” Suboptimale ontwerpen “Als je nauwkeurig wilt vaststellen hoe sterk je de constructie moet maken om dat te voorkomen – dus hoe lang de buispaal moet zijn en welke diameter en wanddikten de verschillende onderdelen moeten hebben - moet je een model hebben van de gehele constructie, inclusief de wind- en golfbelasting. In de praktijk bleek dat echter niet te gebeuren. Reden is dat bij de bouw van offshore windparken de offshore- en de windindustrie min of meer tot elkaar zijn veroordeeld en nog niet gewend zijn om goed samen te werken. Zo is bij de meeste parken sprake van een contractuele splitsing: tot tien meter boven de waterlijn is het offshorebedrijf verantwoordelijk voor de constructie en daarboven de windturbinefabrikant. Dat leidt tot suboptimale ontwerpen, zeker als de informatieoverdracht tussen de twee partijen niet soepel verloopt, wat tot nu toe meestal het geval is. Zo hebben de offshorebedrijven voor het ontwerp van de constructie veel informatie nodig over het turbinegedrag, maar turbinefabrikanten willen dit meestal niet geven.” Rekentijd Van der Tempel wijst ook op een ander knelpunt: “Beide partijen gebruiken een andere rekenmethode. De offshorebedrijven berekenen vermoeiingsschade in het zogeheten frequentiedomein. Ze meten met boeien de golfintensiteit en de snelheid waarmee golven elkaar opvolgen en maken aan de hand van deze gegevens een golfspectrum. Vervolgens hoeven ze de waarden uit het spectrum alleen te
conta |ct nr 3, augustus 2006
optimalisaties Jan van der Tempel geeft een radio interview tijdens Technostarterdag van YES!DELFT vermenigvuldigen met een overdrachtsfunctie om het effect te bepalen van de verschillende golven op de spanning in de constructie. Een belangrijk voordeel van deze methode is de relatieve eenvoud van de berekeningen. Binnen de windindustrie is het gebruikelijk om vermoeiingsberekeningen in het tijddomein te bepalen. Dit komt erop neer dat je voor elk tijdstip gedurende de levensduur de krachten berekent die op de constructie worden uitgeoefend. Bij een levensduur van twintig jaar, vergt dit enorm veel rekentijd. Bovendien is de berekening uiterst
Het effect van deze demping is dat er minder spanning ontstaat en dus minder vermoeiingsschade.“
ingewikkeld en voor offshorebedrijven ondoorzichtig. En blijkt de constructie niet te voldoen, dan moet je de hele berekening opnieuw doen. Daarom heb ik gezocht naar een rekenmethode die eenvoudiger en sneller is én geschikt om in één keer de vermoeiingsschade van de hele ondersteuningsconstructie te berekenen.”
drie minuten. Die tijdwinst biedt volgens Van der Tempel tal van mogelijkheden: “Door de geringe rekentijd kun je je ontwerp heel snel optimaliseren. Immers, rekentijd is nu geen belemmering meer om je ontwerp nog eens aan te passen. Ook is het nu een reële optie om voor iedere turbine in een windpark een apart ontwerp te maken, wat tot forse materiaalbesparingen kan leiden. Verder biedt de korte rekentijd de mogelijkheid om na te gaan wat de invloed is van parametervariatie. Wat betekent het bijvoorbeeld voor het ontwerp als je uitgaat van golven die tien procent groter zijn?”
Trucs Voor zijn rekenmethode is Van der Tempel uitgegaan van het frequentiedomein. Daarvoor moest hij wel een aantal trucs uithalen. Zo is er bij wind geen lineair verband tussen de belasting en de optredende spanning. Om dat probleem op te lossen heeft hij voor de verschillende windsnelheden aparte overdrachtsfuncties berekend. Dat kost per type turbine eenmalig een dag rekentijd, waarna de waarden voortaan kunnen worden gebruikt. Verder heeft hij eerst gekeken welke kracht de wind zet op de top van de toren, waarbij hij ervan uitging dat de toren volledig stijf was. Vervolgens heeft hij de spanningen in de ondersteuningsconstructie berekend. Een belangrijk aspect daarbij is de aërodynamische demping. Doordat de toren beweegt, ondervinden de wieken afwisselend meer en minder wind. Buigt de toren bijvoorbeeld naar voren dan vangt de rotor meer wind, waardoor hij meer druk op de toren uitoefent en de voorwaartse beweging van de toren wordt beperkt.
Testen van de Ampelmann in de golfbak bij Civiele Techniek
conta |ct nr 3, augustus 2006
Tijdwinst De nieuwe rekenmethode is gevalideerd aan de hand van metingen aan een Brits offshore windpark en is inmiddels met succes gebruikt voor het ontwerp van de ondersteuningsconstructies van het windpark dat voor de kust van Egmond wordt gebouwd. Met de methode is de rekentijd van minimaal vele uren teruggebracht tot twee à
Positief De markt reageert positief op de nieuwe rekenmethode. Niet alleen zijn enkele offshorebedrijven enthousiast, waaronder Ballast Nedam en Mammoet - van Oord, ook de Germanische Lloyd toont veel interesse. Dit bedrijf moet het ontwerp van offshore windparken controleren en is blij met de nieuwe ontwerpmethode. Niet alleen omdat deze snel is, maar ook omdat de methode is ontwikkeld door een onafhankelijke partij. Brainstormen Het bedrijfsleven heeft niet alleen belangstelling voor de nieuwe rekenmethode die Van der Tempel ontwikkelde. Veel belangstelling is er ook voor het Ampelmann onderhoudsplatform. Hij ontwierp dit platform tijdens zijn promotieonderzoek. “Op een bepaald moment had ik een congres in Berlijn over windenergie. Daar verzorgde iemand een presentatie over een boot om onderhoudspersoneel naar offshore windturbines te brengen. Na afloop dacht ik ‘dat kan beter’. Op een terrasje ben ik toen met een collega gaan brainstormen. Al snel bedachten we dat je de hydraulische techniek van een vluchtsimulator wellicht ook kon gebruiken voor een zichzelf stabiliserend platform, als je gebruik zou kunnen maken van meetapparatuur die razendsnel de bewegingen doorgeeft van het schip. Terug in Delft hebben we dit idee samen met een aantal studenten van meet- en regeltechniek, werktuigbouwkunde en lucht- en ruimtevaarttechniek uitgewerkt. Vervolgens hebben we een schaalmodel gebouwd en getest. Dit bleek goed te werken. Inmiddels werken we aan een prototype op ware grootte dat we samen met Shell, Heerema en Smit in het najaar op zee gaan testen. Bij deze bedrijven onderzoeken drie afstudeerders ondertussen welke toepassingsmogelijkheden er allemaal zijn voor de Ampelmann.” ■
11
t e k s t Wilma Straathof | f o t o’s Jaap Oldenkamp
Samenwerking volen deeltijdstudenten bij Watermanagement Deeltijd Master of Science Watermanagement Voor HBO-ers die minstens vijf jaar in het watervak bezig zijn, heeft CiTG sinds vorig jaar een deeltijdvariant van de masteropleiding Watermanagement. Eén dag per week zitten volen deeltijdstudenten samen in de collegebanken. Voltijdstudent Karin Teunissen is een jaar na de start halverwege, deeltijdstudent Ton Knol is op een kwart van de masteropleiding.
T
erwijl de mussen van de hitte bijna van het dak vallen en de colleges al lang zijn afgelopen, zijn Ton Knol en Karin Teunissen nog gewoon aanwezig op de TU Delft. Zoals gebruikelijk voor de studenten Watermanagement spreken we af op de vierde etage, het epicentrum van Watermanagement. Karin was hier het afgelopen jaar zo’n beetje iedere werkdag te vinden. Ze werkt nu aan haar stageopdracht. Voor Ton is het zijn vaste TU-dag. De rest van de werkweek is hij te vinden bij Duinwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH), waar hij werkt als consultant zuiveringstechnologie. Tot vorig jaar, voor de reorganisatie van DZH, was hij zuiveringstechnoloog. Om in aanmerking te komen voor zijn nieuwe functie moest hij kunnen aantonen over de vereiste kennis en het niveau te beschikken. Via via hoorde hij van de nieuwe opleiding Watermanagement bij de TU Delft en scheef zich in. Vrees dat hij het niet zou kunnen opbrengen om op zijn leeftijd - vijftig jaar - te studeren naast zijn werk, had hij eigenlijk niet. Hij heeft ook Chemische Technologie in de avonduren gedaan. Ton werkt al ruim 25 jaar bij DZH. Een dag in de week heeft hij studieverlof. Zo’n acht tot tien uur per week leert hij in eigen tijd. Hij vindt het erg interessant om meer over zijn vakgebied te weten te komen. De nieuwsgierigheid stimuleert enorm. Gebrek aan motivatie is er niet. Hij geniet van het leren. Kennisuitwisseling Bij verschillende opdrachten werkten Ton en Karin samen. Karin heeft vorig jaar, na drie jaar, de bacheloropleiding afgerond. En begon direct daarop, in september 2005, aan de
12
“Ik had een berekening gemaakt. Toen ik dat getal noemde, vertelde Ton me direct dat dat niet kon kloppen. Voor mij was het maar een getal.” masteropleiding. Ze heeft bewust gekozen voor watermanagement. “Drinkwater is en blijft een eerste levensbehoefte.” De groep eerstejaars masterstudenten gezondheidstechniek bestond dit jaar uit zo’n acht voltijd- en tien deeltijdstudenten. Een dag in de week volgen ze samen de lessen. ’s Morgens is dat vaak een college, ’s middags meestal opdrachten. Om het voor de deeltijdstudenten makkelijker te maken, zijn de vakken in thematische blokken opgedeeld. In het ene blok wordt stilgestaan bij drinkwater, dan weer bij afvalwater en riolering. Karin is blij met deze dagindeling: “Het is veel actiever dan alleen maar hoorcolleges.” Ton: “We worden niet alleen overstelpt met droge stof, maar wisselen in colloquia kennis en ervaring uit. Vaak zijn experts als toehoorder aanwezig. Promovendi presenteren in lezingen hun onderzoeksresultaten. Als je een probleem hebt, of een idee, krijg je dikwijls de kans dat aan deskundigen voor te leggen. Dat maakt het heel boeiend. Ik zit ineens midden tussen de kennis.” Frisse blik De samenwerking tussen vol- en deeltijdstudenten vinden ze een voltreffer. Voltijdstudenten leren van de deeltijdstuden-
conta |ct nr 3, augustus 2006
Ton Knol en Karin Teunissen
ten over de praktijk. Karin: “Ik had een berekening gemaakt. Toen ik dat getal noemde, vertelde Ton me direct dat dat niet kon kloppen. Voor mij was het maar een getal.” Dankzij de kennis van de deeltijders gaan getallen leven. Jonge voltijders stellen de in het vak ervaren deeltijders veel vragen, die zij zichzelf niet meer stelden. Deze frisse blik vindt Ton heel stimulerend. Hij noemt ook het ontwerpproces waarin ze samenwerkten. Voor DZH onderzochten ze – met nog twee andere studenten – wat er komt kijken bij het realiseren van geavanceerde oxidatie, met de combinatie UV en H2O2. Trots tonen ze het rapport waarin mogelijke plekken en consequenties van de implementatie in beeld zijn gebracht. Het rooster (een vak per dag) heeft alleen maar voordelen. Excursies zijn makkelijker te plannen. Enig nadeel is voor studenten watermanagement. Die kunnen hun opleiding minder makkelijk combineren met keuzevakken van bijvoorbeeld waterbouwkunde. Ton vindt het jammer dat de schakelvakken, die hij verplicht moet volgen, nog niet op eenzelfde geconcentreerde manier worden aangeboden.
“Je rolt er vanzelf in; komt zo makkelijker in contact met de praktijk. Leert gelijk veel achtergronden. Het is gelijk veel ‘echter’.” conta |ct nr 3, augustus 2006
Makkelijk entree TU Delft en bedrijven profiteren allebei van de samenwerking. Ton: “DZH heeft veel kosten uitgespaard met onze ontwerpopdracht. Een nog groter voordeel is dat we de kennis nu ook zelf in huis hebben. Over onderwerpen die bij DZH spelen, kan ik makkelijk informatie inwinnen bij docenten. En heb korte lijnen om die te vergaren. Dat is natuurlijk prachtig.” Karin: “Als een waterleidingbedrijf een mailtje met een vraag stuurt naar een docent, belandt dat meestal onderaan de lijst. Voor studenten maken docenten altijd tijd.” Door de deeltijders heeft de TU ook een makkelijk entree tot de waterbedrijven. Als vervolg op de ontwerpopdracht loopt Karin nu stage bij DZH. Na onderzoek met een opstelling in het laboratorium op de TU is ze ter plekke aan de slag gegaan in de zuivering. Ze toetst de laboratoriumresultaten op praktijkschaal. “Je rolt er vanzelf in; komt zo makkelijker in contact met de praktijk. Leert gelijk veel achtergronden. Het is gelijk veel ‘echter’.” Docenten concludeerden tijdens haar mondeling examen over de ontwerpopdracht dat Karin in korte tijd heel veel heeft geleerd. Kennis Voor Ton is een wereld aan kennis opengegaan. Hij onderzoekt nu monsters die hij mee heeft genomen van een waterbedrijf in Roemenië, waar DZH een project mee heeft. De bron van dit bedrijf is verontreinigd. Dit waterkwaliteitprobleem heeft hij voorgelegd aan de professoren Hans van Dijk en Hubert Savenije. Besloten is dat de TU aan dit project gaat meewerken. Zo heeft niet alleen DZH profijt van zijn opleiding, maar ook het waterbedrijf in Roemenië. Ook over hun waterkwaliteitsproblemen denkt de TU Delft nu via Ton Knol mee. ■
13
t e k s t Peter Juijn
Niets mis met kwaliteit inlands hout Foto: Project Inlands FSC-Hout
krijg je een tien tot vijftien procent hogere prijs. Het Nederlandse hout wordt tot nu toe echter vooral verkocht in de laagste klasse. Hierdoor levert het relatief weinig op en is er voor boseigenaren nauwelijks of geen stimulans om hun bos goed te onderhouden.”
Tapse parketdelen van inlands Douglas uit de bossen van Staatsbosbeheer
Het hout uit de Nederlandse bossen heeft een goede kwaliteit en kan voor hoogwaardiger toepassingen worden gebruikt dan tot nu toe gebeurt. Dat blijkt uit onderzoek dat de TU uitvoert samen met enkele marktpartijen. Volgens houtspecialist Jan Willem van de Kuilen van de sectie Gebouwen en Civieltechnische Constructies is deze uitkomst gunstig voor het bosbeheer: “Als boseigenaren een hogere prijs voor hun hout kunnen vragen, hebben ze meer geld om het bos te onderhouden.”
U
it de Nederlandse bossen komt jaarlijks ongeveer 500.000 m3 hout. Een groot deel hiervan gaat naar de pallet-, pulp- en vezelindustrie. Voor hoogwaardiger toepassingen wordt het inlandse hout nauwelijks gebruikt. Volgens Van de Kuilen is dat jammer. “Een duurzaam bos vraagt om goed onderhoud en dat kost geld. Het is dus zaak om een bos niet alleen te gebruiken voor recreatie - daarmee houd je het niet gezond - maar het ook op een economische manier te exploiteren. Vandaag de dag gebeurt dat nog onvoldoende. Hout kent verschillende sterkteklassen en voor iedere klasse hoger
14
Onterecht beeld “Om daarin verandering te brengen doen we, samen met Staatsbosbeheer, het innovatiebureau ID-L Inspired Innovations en vier eindgebruikers van hout, onderzoek naar de kwaliteit van het inlandse hout en brengen we verschillende hoogwaardige toepassingen in kaart. Onze rol is vooral het vaststellen van de kwaliteiten van inlands hout. Zo kijken wij naar de sterkte en stijfheid en het zwel- en krimpgedrag van de verschillende houtsoorten. Welk effect hebben kwasten in het hout bijvoorbeeld op de sterkte en in hoeverre is de locatie van de kwasten hierbij van belang? Hoewel het onderzoek nog niet is afgerond, is nu al duidelijk dat het Nederlandse hout niet onder doet voor hout uit andere Europese landen. Dit betekent dat we met inlandse hout in feite alles kunnen maken wat we willen. Probleem is dat marktpartijen onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden en kwaliteiten van inlands hout. Zo hoorde ik naar aanleiding van plannen voor een grote houten brug in ’s-Hertogenbosch een architect verbaasd reageren, toen hij vernam dat er voldoende Nederlands hout aanwezig is voor het maken van die brug. Het beeld overheerst dat we zo weinig bos hebben, dat het onmogelijk is dat dit voldoende hout opbrengt van goede kwaliteit. Ons onderzoek maakt duidelijk dat dit beeld onterecht is.” Keten “Eén van de manieren om te zorgen dat kwalitatief goed hout gebruikt gaat worden voor hoogwaardige toepassingen, is de invoering van een kwaliteitsbeoordelingssysteem en het aangeven van de kwaliteitsklasse van elk stuk hout. Daarnaast is het goed om de markt te wijzen op de verschillende toepassingsmogelijkheden. Binnen het onderzoeksproject werken we vier verschillende toepassingen uit, te weten het gebruik van inlands hout voor hoogwaardig parket, doodskisten, damwanden en bruggen. Daarbij kijken we steeds naar de hele keten. We bepalen welke eigenschappen van het hout belangrijk zijn voor een specifieke toepassing – een doodskist moet er bijvoorbeeld mooi uitzien, terwijl voor een brug vooral de sterkte van het hout van belang is – maar gaan ook na hoe het hout bewerkt moet worden. Neem de vloer van inlands Douglas die in
conta |ct nr 3, augustus 2006
Nieuwe verbinding Binnen de sectie wordt niet alleen onderzoek gedaan naar hout zelf, er wordt ook gestudeerd op houtverbindingen. Efficiënte verbindingen vergroten namelijk de toepassingsmogelijkheden van hout en zijn heel belangrijk voor constructies. Zo bedacht een collega van Van de Kuilen, Peter de Vries, recent een oplossing om larikstammetjes met een diameter van tien tot veertien centimeter als constructief materiaal te kunnen gebruiken. De Vries: “Dergelijk stammetjes, die vrijkomen bij dunningswerkzaamheden, zijn te dun om er planken van te zagen en gaan tot nu toe naar de papier- en vezelindustrie. Voor constructies zijn deze stammetjes weliswaar sterk genoeg, maar door de lage sterkte van het hart ontstaan er vaak over de hele lengte krimpscheuren. Daardoor kun je er lastig houtverbindingen mee maken. Om dat probleem op te lossen, hebben we een nieuwe verbinding ontwikkeld, de zogeheten ankerblokverbinding. De meeste mensen die meubels van IKEA hebben, kennen deze soort verbinding wel. In het stammetje boren we twee gaten, één in de zijkant van het stammetje en één haaks
Foto: Peter de Vries
de winkel van Floortje Dessing in Amsterdam is gelegd. Deze vloer bestaat uit lange taps toelopende planken. Voor deze vorm is gekozen, omdat je dan zo min mogelijk houtverlies hebt. Bij een dergelijk vloer wil je dat de planken na het leggen zo min mogelijk vervormen en scheuren. Daarvoor is het nodig dat de planken zorgvuldig worden gedroogd. We hebben onderzocht hoe dat het beste kan.”
Ankerblokverbindingen van lariks rondhout in uitkijktoren in Drenthe hierop in het kopse hout. In het eerste gat stoppen we een stalen blokje waarin schroefdraad is getapt. Daarna bevestigen we in het blokje een stuk draadeind. Op die manier krijg je een stuk hout met aan beide uiteinden een stuk draadeind, waardoor je heel eenvoudig verbindingen kunt maken. Voor deze vinding hebben we de Houtinnovatieprijs 2006 gewonnen.” ■
ADVERTENTIE
conta |ct nr 3, augustus 2006
15
t e k s t Wout van Rossum
De activiteiten van ‘Practische Studie’
Geachte lezer,
M
ij is gevraagd om nog eenmaal een stuk te schrijven voor dit blad, de Contact. Dit stuk zou moeten gaan over alle mooie activiteiten die Het Gezelschap “Practische Studie” heeft georganiseerd dit jaar. Al zittend achter mijn bureau rees bij mij toch een andere gedachte op over de inhoud van dit verhaal. Niet dat ik u de verhalen over PS wilt onthouden, integendeel. Ik besef dat u als lezer van dit blad het volste recht ertoe heeft om te horen over de ontwikkelingen binnen de mooiste studievereniging uit Delft, maar het is eigenlijk zo dat ik erop vertrouw dat u als goed geïnformeerde lezer van het blad ‘Contact’ uiteraard volledig op de hoogte bent van het reilen en zeilen van Het Gezelschap “Practische Studie”. Zo zult u bijvoorbeeld ongetwijfeld vernomen hebben dat wij sinds de vorige Contact natuurlijk onze dies groots gevierd hebben met een excursie naar station Bijlmer, karaoke, cabaret, een lezing over de Superbus en een afsluitend Cillusionfeest. En uiteraard weet u dat we hierna een excursie hebben gehad naar Ranstadrail, een voorlichting over studeren en stage in het buitenland hebben georganiseerd en een week met het thema ‘Risico’, welke lezingen bevatte van onder andere Prof Pols, een ‘blundercollege’ van prof. De Ridder en een afsluitende discussie, hebben gehouden. Daarnaast is het u vast niet ontgaan dat we op sportief gebied naast de organisatie van een dartstoernooi, voetbaltoernooi en een tafelvoetbaltoernooi, een team hebben uitgezonden naar de batavierenrace. Verder wil ik u niet lastig vallen met het feit dat wij op 17 juni een bedrijvendag hebben georganiseerd die erg succesvol was en werd aangekondigd door een 3-tal lezingen in de weken voorafgaand. Daarnaast was er ook een workshop en een excursie met Engelstalige studenten naar de Oosterscheldekering. Nee, ik hoef u al helemaal niet te vertellen dat de door ons georganiseerde ouderdag alle ouders van eerste- en tweedejaarsstudenten een blik in de studentenwereld van hun zoon of dochter gunde. En dat wij het collegejaar afsloten met een geweldig Gala kan u onmogelijk ontgaan zijn. En dat een
16
studievereniging geen studievereniging is als zij zich niet primair bezig houdt met onderwijszaken hoef ik u ook niet uit te leggen. Ook begrijpt u dat bovenstaande, wat u uiteraard al wist, alleen te realiseren is met de hulp en de inzet van een honderdtal commissieleden en dat deze op passende wijze bedankt zijn met een excursie naar de Hubertustunnel en het strand is voor u dan ook niet nieuw. Nee, in plaats van u lastig te vallen met feitjes die u toch al kent wil ik een andere ontwikkeling aan de kaak stellen. Sinds jaar en dag zwaait PS de scepter op de faculteit Civiele Techniek. Deze alleenheerschappij is volkomen rechtmatig, en vindt haar wortels in de 112jarige geschiedenis van onze vereniging. Echter, als een soort Opta van het verenigingswezen in Delft, heeft de TU besloten dat de Mijnbouwkundige Vereeniging zich dan eindelijk in de prominentste faculteit van Delft mag gaan huisvesten. Nu zijn wij niet vies van een goede borrel met de heeren van MV, echter zullen zij zich wel de gebruiken op onze faculteit eigen moeten maken. De soms toch wat primitief ogende communicatie van deze mijnbouwers zal hier toch wat bijgeschaafd dienen te worden, willen zij zich in deze ‘geCiviliseerde’ faculteit kunnen manifesteren. Samen met de president van MV heb ik daarom al gesproken over deze ontwikkeling en gezien het tijdsbeeld leek het ons een prima idee om deze strijd door onze opvolgers te laten beslechten. Mijn opvolger zal daarvoor uiteraard de nodige instructies meekrijgen om de hegemonie te laten handhaven. Met u kijk ik dan ook uit naar de eerstvolgende Contact waar deze tweestrijd ongetwijfeld zal losbarsten. Was getekend, W.F. van Rossem Voorzitter Het Gezelschap “Practische Studie”
conta |ct nr 3, augustus 2006
t e k s t Natalie Hanssen | f o t o’s Sanne Thunnissen
Veel praten over samenwerking op eerste Customer Day Afgelopen 19 juni werd een eerste Customer Day georganiseerd door de TU Delft in samenwerking met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Doel is de nauwe samenwerking die al bestaat, verder uit te werken en te concretiseren.
O
p dit moment wordt er met Rijkswaterstaat samengewerkt in onderzoek en onderwijs, in de vorm van leerstoelen, gastcolleges, stageplaatsen en werkplekken in de praktijk. Veel relaties zijn echter persoonlijk en er wordt naar gestreefd deze op een meer strategisch niveau te tillen. Actiever Bert Keijts, Directeur Generaal van Rijkswaterstaat, juichte het voorstel van de Customer Day toe. ‘Ik had ook het gevoel dat de relatie een beetje dun werd, ook vanuit Rijkswaterstaat richting TU Delft.’ Ook hij noemt de kwetsbare een-op-een relaties. Zijn beeld van de dag is dat TU Delft en Rijkswaterstaat inhoudelijk de goede thema’s Bouw en Water met elkaar te pakken hebben. Al denkt hij dat het van de kant van VWS soms actiever kan. ‘Bijvoorbeeld in de participatie in de onderzoeksagenda. Niet alleen met het stellen van vragen, maar ook met een grotere commitment - financieel of met menskracht. We moeten ook kijken naar de kwaliteit van het onderwijs – klopt het nog wat we doen met de leerstoelen, moeten er misschien meer mensen geleverd worden of is financiering nodig. Studenten kunnen ook een actievere rol krijgen bij Rijkswaterstaat.’ De opkomst van RWS op de dag noemt hij ‘iets te mager’. ‘We hadden wel breed uitgenodigd, maar er moet kennelijk meer leven in geblazen worden. We moeten onze blik meer naar buiten houden.’
conta |ct nr 3, augustus 2006
Energie In zijn toespraak benaderde Keijts de veranderende rol van Rijkswaterstaat als opdrachtgever, nu zij zich voor de toegepaste (technische) kennis meer op de markt richt. Dat betekent dat TU Delft ook naar relaties met bijvoorbeeld ingenieursbureaus en aannemers moet kijken, naast die met Rijkswaterstaat. Natuurlijk heeft Rijkswaterstaat de kennis van TU Delft hard nodig voor haar netwerken, en is er bij TU Delft behoefte aan de praktische kennis van Rijkswaterstaat. In dat verband werd de opmerking geplaatst dat de directeur generaal meer in collegezaal moet komen. ‘Dat heb ik als leuk ervaren, en ik denk ook dat het terecht is. We zouden uit de praktijk ook af en toe een college moeten geven. Studenten kijken dan even in de keuken van de werkelijkheid. Daarnaast kun je daarmee de theorie spannender en leuker maken voor studenten: niet pas in het afstudeerjaar maar vanaf dag één. Je ziet de belangstelling afnemen voor deze studie. Heeft te maken dat we minder bouwen, maar je kunt ook energie stoppen om het nog levendiger te maken.’ Vervolg Na deze verkennende dag wordt er een nieuwe agenda opgesteld, waarin concreet vorm aan de relatie tussen TU Delft en Rijkswaterstaat gegeven wordt. Gericht op doen, en niet alleen op papier. ■
17
t e k s t Peter Juijn f o t o Universiteit van Sydney
Slimme enquêtes brengen reizigersgedrag nauwkeurig in kaart Michiel Bliemer van de afdeling Transport & Planning werkt vier maanden per jaar in het Australische Sydney. Daar werkt hij aan efficiënte methodes voor het ontwerpen van vragenlijsten. Dit soort lijsten wordt onder meer gebruikt om reizigersgedrag vast te stellen. Inzicht in dit gedrag is nodig voor zijn werkzaamheden in Delft: het doorrekenen van de effecten van verkeerskundige scenario’s, zoals het invoeren van een kilometerheffing.
E
en baan in Australië was enquêtes waarbij respondenten eigenlijk niet gepland. hypothetische situaties met verBliemer werkte als unischillende alternatieven krijgen versitair docent bij Transport & voorgelegd en voor elke situatie Planning maar voor een promomoeten aangeven welk alternatief tie tot universitair hoofddocent hun voorkeur heeft. In feite komt is het gewenst om buitenlanddit erop neer dat we waarnemingen ervaring op te doen. Hij keek ‘genereren’. Het ontwerpen van dit wat rond en maakte een korte soort surveys is ingewikkeld, zeker lijst van instituten waar hij een als er veel variabelen zijn. Bij onpaar maanden zou kunnen werderzoek naar kilometerheffingen ken. Hij besloot naar Sydney heb je bijvoorbeeld al gauw te te gaan, naar het Institute of maken met tien variabelen, waarTransport & Logistics Studies onder de hoogte van de heffing, de dat onderdeel is van de faculteit vervoerssoort, de reistijd, de route Business and Economics. Blie- Michel Bliemer (links) met Prof. David Hensher en het tijdstip van vertrek.“ mer: “Het instituut bestaat uit Domme vragen een kleine, actieve groep die heel goed is op het vakgebied. Toen ik daar begon, waren ze druk bezig met vervoersenquêtes. “In Sydney zijn we gaan onderzoeken hoe je dit soort surveys Ik heb er vijf maanden gezeten en na die periode boden ze me op een slimme manier kunt maken, zodat je met zo min mogelijk een baan aan. Ik heb dat toen afgewezen, maar aangegeven respondenten zo betrouwbaar mogelijke uitkomsten krijgt. We zadat ik wel belangstelling had voor een deeltijdbaan. Dat bleek gen namelijk dat vragenlijsten heel vaak niet efficiënt waren. Zo mogelijk en nu werk ik ieder jaar vier maanden in Australië.” bevatten enquêtes vaak ‘domme vragen’, vragen waarmee je geen nieuwe informatie krijgt. Als je bijvoorbeeld wilt vaststellen hoeveel Simulatiemodellen geld mensen over hebben voor een kortere reistijd, dan heeft het “Het werk dat ik daar doe, is totaal anders dan mijn werkzaamgeen zin ze de keuze voor te leggen waarbij de reis in het ene geval heden hier in Delft. Hier ontwikkel ik simulatiemodellen, waarmee tien minuten duurt en één euro kost en in het andere geval vijftien je allerlei scenario’s kunt doorrekenen op hun effecten. Welk effect minuten duurt en twee euro kost. Iedereen zal dan kiezen voor de heeft de invoering van een kilometerheffing bijvoorbeeld op de files eerste optie. Anders wordt het als de reis in het eerste geval vijftien in de ochtend- en avondspits. Om dat te kunnen voorspellen, moet minuten duurt en één euro kost en de reistijd in het tweede geval je weten welke keuzen mensen maken en vervolgens hun gedrag tien minuten is en de kosten twee euro bedragen. Bij deze alternainvoeren in je simulatiemodellen. Hoe hoog moet die heffing bijvoortieven zullen er respondenten zijn die de kortere reistijd belangrijk beeld zijn om mensen te bewegen op een ander tijdstip te reizen, vinden en bereid zijn daar meer voor te betalen, terwijl anderen de een andere route te kiezen of de auto te laten staan en met het langere reistijd voor lief zullen nemen, omdat ze het bedrag dat ze openbaar vervoer te gaan? Het antwoord op dit soort vragen is lastig voor de tijdwinst zouden moeten betalen te hoog vinden.” te bepalen, niet alleen omdat je het gedrag van mensen wilt bepalen Marketingtheorie in situaties die zich nog niet voordoen, maar ook omdat iedereen andere keuzen maakt. Ik kan bijvoorbeeld kiezen hoe laat ik begin “Op zoek naar betere ontwerpmethoden van surveys hebben we met werken, maar heb je een winkel die om negen uur opent, dan een marketingtheorie gevonden. Deze hebben we doorontwikkeld is later vertrekken geen optie. Dit gegeven, dat mensen nooit stanen ingebouwd in software waarmee we efficiënte enquêtes kunnen daard reageren, betekent dat we relaties niet kunnen meten zoals bij maken. Het mooie van deze methode is dat we vooraf kunnen bepanatuurkundige experimenten.” len of het ontwerp van een enquête goed is. Zo bepaalt de software niet alleen wat slimme vragen zijn, maar ook welke combinatie van Hypothetische situaties vragen de meest betrouwbare parameterschattingen oplevert. En “Om toch het effect van bepaalde maatregelen te kunnen inhet aantrekkelijke is dat je kunt volstaan met minder respondenten, schatten, werken we veel met zogeheten ‘stated preference surveys’, waardoor je fors op de kosten kunt besparen.”
18
conta |ct nr 3, augustus 2006
Goede resultaten Bliemer vervolgt: “Onze methode is nog niet in de praktijk toegepast. Op dit moment zoeken we budget om drie verschillende enquêtes te ontwerpen en deze vervolgens te testen. Op heel kleine schaal hebben we dit al een keer gedaan en dat leverde goede resultaten op. Voor deze kleinschalige proef hebben we studenten op drie achtereenvolgende dagen elke dag een ander type vragenlijst laten invullen, waarbij we hebben gekeken welke invloed zaken als het aantal sterren, de prijs, het tijdstip van uitchecken en de ligging hebben op de keuze voor een hotel. De eerste dag moesten ze een lijst invullen waarbij de variabelen ‘at random’ waren bepaald, waardoor je ook allerlei domme vragen krijgt, de tweede dag een lijst die gemaakt was met een orthogonaal ontwerp, een methode die zorgt voor ongecorreleerde relaties tussen de verschillende variabelen, en de derde dag een efficiënte vragenlijst. Vervolgens hebben we de uitkomsten bekeken. Daaruit bleek dat we met de eerste vragenlijst geen enkele parameter konden schatten. De orthogonale vragenlijst leverde redelijke parameterschattingen op, maar deze waren niet altijd logisch. Zo werden meer sterren bij eenzelfde prijs negatief beoordeeld evenals een later tijdstip van uitchecken. Bovendien vertoonden de antwoorden een grote spreiding. De efficiënte vragenlijst scoorde het beste: logische uitkomsten en een geringe spreiding.”
Vraag in een computer-aided enquête Horizon Bliemer verwacht dat de nieuwe methode voor het ontwikkelen van surveys uiterst zinvol zal zijn voor verkeerskundige simulaties die bij Transport & Planning worden gedaan. Los daarvan is hij zeer tevreden over zijn twee verschillende banen. “Voltijds in Australië werken zou ik niet willen, maar elk jaar een aantal maanden op een andere universiteit bevalt me uitstekend. Daar heb ik minder te maken met de dagelijkse sores, word ik niet voortdurend gestoord en kan ik me meer concentreren op mijn onderzoek. Nadeel is natuurlijk dat ik tijdens mijn verblijf daar minder contact heb met promovendi en afstudeerders. Daar staat weer tegenover dat ze in Sydney een heel andere invalshoek hebben, wat mijn horizon verbreedt.”
ADVERTENTIE
Niet het makkelijkste werkterrein Ballast Nedam Infra richt zich op verkeer en vervoer, telecommunicatie en nutsbedrijven. Wij zijn betrokken bij infrastructurele werken zoals bruggen, waterwegen, wegen, viaducten, tunnels, steigers, vliegvelden en havens. Wij beheersen de complete cyclus van het proces en lopen daarin voorop. Ballast Nedam Infra biedt creatieve oplossingen voor infrastructurele problemen. Voor opdrachtgevers overal in het land. Wij hebben de kennis en ervaring om zowel kleine, grote en complexe projecten uit te voeren.
Ringwade 71 3439 LM Nieuwegein Postbus 1505 3430 BM Nieuwegein
conta |ct nr 3, augustus 2006
Telefoon Telefax E-mail Internet
(030) 285 30 30 (030) 285 48 00
[email protected] www.infra.ballast-nedam.nl
19
t e k s t Peter Juijn | f o t o’s Sanne Thunnissen
Mijnbouwers verlaten na bijna Het gerucht ging al jaren dat Technische Aardwetenschappen op termijn het pand aan de Mijnbouwstraat zou verlaten. Inmiddels is het bijna zover, eind september wordt het nieuwe Kopgebouw opgeleverd en in januari 2007 trekken studenten en staf erin. Met pijn in het hart om het aanstaande vertrek organiseerden ze op 3 juni een groot afscheidsfeest voor medewerkers, oud-medewerkers, studenten en alumni.
D
e opleiding Mijnbouwkunde - die later de naam Mijnbouwkunde en Petroleumwinning kreeg en inmiddels Technische Aardwetenschappen heet – verhuisde in 1912 naar het Instituut voor Mijnbouwkunde aan de Mijnbouwstraat. Het pand was speciaal voor de opleiding ontworpen. Zo zijn onder het deel waar het Geologisch museum is gevestigd twee maal zo veel heipalen aangebracht als onder de rest van het gebouw. Ook zijn in dit deel van het pand alle verdiepingvloeren uitgerust met zware stalen gebinten. “Die keuze is toentertijd gemaakt omdat de architecten wisten dat er in dit deel een enorme stenencollectie zou komen”, vertelt Roeland Jan Dijkhuis, president van de Mijnbouwkundige Vereeniging. Prettige sfeer “Als je dit gebouw binnenkomt denk je al snel ‘wat een monumentaal pand’, loop je er week rond, dan voel je je helemaal thuis en ga je het enorm waarderen. Het pand is bijvoorbeeld enorm ruim. Zo hebben we twee binnentuinen en beschikken de meeste medewerkers over ruime kamers. Ook voor studenten is er veel plek. Op de zolder zat een tekenkamer die nu is ingericht als studeerruimte en intensief wordt gebruikt. Anders dan bij veel andere opleidingen, studeren de meeste TA-studenten namelijk niet thuis of in de bibliotheek, maar hier in ons eigen gebouw. Iets anders dat al snel opvalt in dit gebouw is de prettige sfeer en de uitstekende contacten tussen de studenten en docenten. De staf staat altijd voor je klaar en ze doen ook veel mee met activiteiten die we als Mijnbouwkundige Vereeniging organiseren. Ik hoop dat dit niet gaat veranderen als we straks in het nieuwe gebouw zitten.” Gehecht “Ik denk dat ik wel kan stellen dat iedereen die gebruik maakt of gebruik heeft gemaakt van dit pand er enorm aan gehecht is. De huidige gebruikers zullen deze plek dan ook met pijn in het
20
‘Als het in de zomer een periode erg warm is, verandert het hier namelijk in een soort broedstoof’ hart verlaten. Daar staat tegenover dat het natuurlijk ook wel prettig is om naar een modern gebouw te gaan dat onder andere is voorzien van airco. Als het in de zomer een periode erg warm is, verandert het hier namelijk in een soort broedstoof. De reden dat de opleiding van de Mijnbouwstraat vertrekt is overigens een economische. Dit gebouw is erg duur. We hebben bijvoorbeeld erg hoge stookkosten en ook het onderhoud kost veel geld.” Afscheidsfeest “Aangezien zowel de studenten als de docenten het jammer vinden om hier weg te gaan, hebben we dit voorjaar besloten een groot afscheidsfeest te organiseren en daarvoor ook alle mensen uit te nodigen die in het verleden hebben gestudeerd of gewerkt. Het leek ons namelijk fantastisch om iedereen hier bij elkaar te krijgen en oud-studenten en -medewerkers de kans te bieden om nog één keer in dit pand te komen.” Het uitnodigen van al die mensen was vrij eenvoudig, omdat vrijwel alle studenten en oud-studenten lid zijn van de Mijnbouwkundige Vereeniging en de meesten na hun afstuderen ook lid blijven. Zo beschikt de vereniging over contactgegevens van ruim 1.200 mensen. Glück auf Dijkhuis: “De opkomst was geweldig. Uiteindelijk zijn er ongeveer 400 mensen geweest, met deelnemers uit vrijwel alle jaar-
conta |ct nr 3, augustus 2006
honderd jaar hun geliefde stek
gangen. Zo bleek de oudste bezoeker in 1942 in Delft te zijn begonnen. De deur ging om twaalf uur open en het feest is tot in de vroege uurtjes doorgegaan. Omdat het gebouw nog in gebruik is, hadden we in de binnentuin een aantal tenten opgesteld. Naast bijpraten met oud-studiegenoten, konden bezoekers onder meer oude foto’s bekijken. We hadden bijvoorbeeld zo’n 13.000 foto’s gedigitaliseerd, waarvan we een deel doorlopend hebben gepresenteerd. Verder lagen er oude fotoboeken om te bekijken en vertoonden we de film ‘Untertage’ over het werken in mijnen. Aan het einde van de middag hebben we ons verzameld op de Markt in Delft, waar we om vijf uur, begeleidt door het carillon, gezamenlijk het mijnwerkerslied ‘Glück auf’ hebben gezongen. Tegelijkertijd vloog er een vliegtuigje over het centrum van Delft met de tekst ‘1912 Glück auf 2006’. Na het lied zijn we achter de fanfare van de DSK - het Duitse mijnbouwbedrijf waar studenten in het eerste jaar stage kunnen doen - naar de Mijnbouwstraat gewandeld. Daar was er een lopend buffet en speelde een jazzband met enkele mijnbouwmusici. ’s Avonds om tien uur hebben we vervolgens enthousiast nog een keer met de hele groep ‘Glück auf’ gezongen. Daarna was er een band en hebben we gefeest tot in de vroege ochtend.” Mijnbouwersfamilie Terugkijkend op het afscheidsfeest is Dijkhuis er weer helemaal vol van: “Het was fantastisch om te zien hoe
conta |ct nr 3, augustus 2006
ontroerd sommige mensen waren, toen ze oud-studiegenoten tegenkwamen die ze twintig tot dertig jaar niet hadden gezien. De hele dag zag je groepjes gebroederlijk rondlopen. Mooi vond ik ook dat mensen die vooraf zeiden dat ze alleen overdag konden komen, vrijwel allemaal ook ’s avonds bleven. Leuk was ook dat de leden van de ‘Mining Dixie Stompers’ een bandje dat vroeger speelde, stiekem hun instrumenten hadden meegenomen en met een aantal andere musicerende mijnbouwers zijn gaan spelen. Hoogtepunt voor mezelf was overigens het gezamenlijk zingen van ‘Glück auf’ op de Mijnbouwstraat. Ik vond het prachtig om daar met z’n allen te staan als één grote mijnbouwersfamilie.” Gedenkraam Uit de vele mailtjes die de Mijnbouwkundige Vereeniging inmiddels heeft ontvangen, blijkt dat de deelnemers aan het feest ook erg hebben genoten. Dijkhuis: “We hebben van allerlei mensen enthousiaste reacties gekregen. Ook zijn er tal van vragen binnengekomen. Vragen over de toekomst van het gebouw, verzoeken om adresgegevens van oud-leden en vragen wat er met het gedenkraam gaat gebeuren, dat zich boven de trap in het pand aan de Mijnbouwstraat bevindt. Net als wij hopen veel oud-leden dat dit glas-in-loodraam met de namen van een aantal mijnbouwers uit het verzet die de oorlog niet overleefden, behouden blijft en een plaatsje zal krijgen in het Kopgebouw.” ■
21
t e k s t Laurent Chevalier f o t o Karl-Heinz Wolf
Promotie-onderzoek vergroot kennis over kolenbranden
Wereldwijde kolenbranden
Voor de meeste mensen zijn kolenbranden een ver-van-mijn-bed-show. Wetenschappers over de hele wereld houden zich daarentegen met dit fenomeen bezig. “Dat is ook nodig” zegt drs. Karl-Heinz Wolf (48), docent petrofysika en geoloog aan de TU Delft. “Kolenbranden vormen een groot economisch, gezondheids en milieutechnisch probleem. Dit ondergronds vuur vreet zich een weg door de aarde. Dorpen worden vernield doordat ze verzakken en mensen verstikken door giftige gassen vanuit de scheuren in de bodem. Ruw geschat dragen kolenbranden wereldwijd voor 1% bij aan de totale uitstoot van het schadelijke CO2. Voorts zijn ze verantwoordelijk voor verontreiniging van grondwater, waardoor mens en dier ernstig ziek kunnen worden.” Wolf heeft de afgelopen jaren intensief onderzoek gedaan naar kolenbranden. Na bezoeken aan diverse plaatsen op aarde waar kolenbranden woeden, besloot Wolf in 1999 om nader onderzoek te doen naar kolenbranden en naar de mogelijkheden om de vrijkomende warmte nuttig te gebruiken voor bijvoorbeeld de productie van stoom. Op 18 september van dit jaar hoopt Wolf op het onderwerp kolenbranden te promoveren met zijn proefschrift: “The interaction between underground coalfires and their roof rocks”. Door zijn onderzoek is de kennis over kolenbranden fors uitgebreid. “De grote stap voorwaarts is met name dat ik tal van verschijnselen heb
22
gekwantificeerd, gekwalificeerd en in een model heb gestopt. Daardoor weten we nu ook meer over het thermo-mechanisch gedrag en de petrologische kenmerken van het bovenliggend gesteente, de roof rocks. De materie is veel inzichtelijker geworden, waardoor het mogelijk is om verder onderzoek te doen naar de nuttige toepassing van de warmte die bij kolenbranden vrijkomt. De temperatuur bij een kolenbrand kan oplopen tot wel 1600-1700 graden Celsius.” Bestrijding is onbetaalbaar Kolenbranden komen overal ter wereld voor in vaak dunbevolkte gebieden waar steenkool wordt ont-
conta |ct nr 3, augustus 2006
bedreigen leven op aarde gonnen of waar steenkoollagen in combinatie met een lage grondwaterstand gaan oxideren doordat ze in aanraking komen met lucht. Broei door mineraal-oxidatie of blikseminslag kunnen dan voor het begin van een brand zorgen. Doordat het grondwater vervuilt en de infrastructuur aan de oppervlakte ernstig wordt beschadigd door verzakking, trekken mensen weg uit de gebieden, die door kolenbranden worden geteisterd. Ondergrondse kolenbranden komen op verschillende dieptes voor. Dat varieert van enkele meters tot meer dan 100 meter. Ze kunnen tientallen jaren, zelfs honderden jaren blijven branden. Het bestrijden van de kolenbranden is volgens Wolf namelijk praktisch onmogelijk. “Het is zeer kostbaar, omdat er vaak onvoldoende water beschikbaar is en de locaties veelal slecht bereikbaar zijn. Door een speling van de natuur komen ze voor in dunbevolkte gebieden als China, India, Kalimantan (het vroegere Borneo), Amerika en Australië, hoewel het fenomeen overigens ook voorkomt in Engeland (nu) en België (circa 300 miljoen jaar geleden). Een kolenbrand is eigenlijk alleen effectief te bestrijden door de grondwaterstand te verhogen of door zo’n gebied volledig af te graven. Dat is echter onbetaalbaar. Daarom is het beter om te onderzoeken of we kolenbranden kunnen utiliseren. Bijvoorbeeld voor de productie van stoom en warmte. Het is bekend dat in China badhuizen op een primitieve manier al gebruik maken van deze warmtebron.” Model ontwikkeld Door het onderzoek van Wolf is de bestaande kennis over kolenbranden fors uitgebreid. Na uitvoerige literatuurstudies, veelvuldige veldobservaties, onderzoek van diverse gesteenten en laboratoriumexperimenten, waarbij delen van een kolenbrand werden nagebootst, heeft hij een model kunnen ontwikkelen. “Je zou kunnen zeggen dat ik kolenbranden heb gedimensioneerd. Ze zijn nu gekwalificeerd en gekwantificeerd. Hierdoor weten we veel meer over het karakter van kolenbranden en over het gedrag van gesteenten. Bij mijn onderzoek heb ik onder andere gebruik gemaakt van thermomechanische experimenten op Karboon- en Krijtgesteenten. Ik heb ook gekeken naar veranderende volumes van diverse lagen als gevolg van drogen, krimpen, zwellen en samendrukken onder invloed van diverse temperaturen. Voor het meten van deze parameters zijn ovens gebruikt, alsmede intern ontwikkelde apparatuur voor metingen onder hoge druk en hoge temperatuur. Door dit onderzoek is een betere beschrijving verkregen van de thermomechanische kenmerken van de deklaag, van de ondergrondse warmteverdeling en daarmee van de ondergrondse kolenbranden. Hierdoor kunnen we nu ook concreter verder onderzoeken of kolenbranden nuttig kunnen worden gebruikt als een semi-duurzame hittebron. Belangrijk is voorts dat we nu meer weten over het effect van bovenliggende lagen op het continu blijven branden van de kolen. Tot nu toe was namelijk weinig bekend over alle aanjaagmechanismen, waardoor de kolenlaag blijft branden. Algemeen werd
conta |ct nr 3, augustus 2006
aangenomen dat grote oppervlaktescheuren, die voor toevoer van zuurstof zorgen daarbij de hoofdrol spelen. Er is nu gebleken, dat dit niet helemaal klopt. In sommige gebieden ontstaan branden en blijven ze ook doorgaan, terwijl er geen zichtbare scheuren zijn. Toen ik daar verder naar ging rondneuzen, ontdekte ik dat het krimpen van gesteente door de grote hitte ook zorgt voor toevoer van lucht naar de ondergrondse kolenlagen. Dat was een belangrijke eye-opener.” Wolf betreurt het dat er met name in de Westerse wereld zo weinig aandacht is voor problemen als kolenbranden, ontbossing, verdroging. “We zijn in Den Haag, maar ook elders, veel te veel met de waan van de dag bezig. Kolenbranden, ontbossing en zo zijn er nog een paar problemen te noemen, zullen vele leefgebieden vernielen.” Wolf hoopt nog eens de middelen te krijgen om het onderzoek naar kolenbranden driedimensionaal uit te bouwen om zo nog beter zicht te krijgen op de mogelijkheden van nuttige (warmte)toepassing van dit fenomeen. “Naar mijn inschatting hoeft dat geen miljoenen slurpend project te worden, en de maatschappelijke relevantie is aanzienlijk.” ■
23
24
conta |ct nr 3, augustus 2006