Stressincontinentie (ongewild urineverlies) Operatie door de uroloog
Albert Schweitzer ziekenhuis Urologie oktober 2013 pavo 0225
1 van 8
Inleiding Binnenkort wordt u in het ziekenhuis opgenomen voor een operatie om uw urineverlies (incontinentie) te verhelpen. In deze folder vindt u meer informatie over de opname en de nazorg.
Stressincontinentie Bij stressincontinentie verliest u per ongeluk urine bij plotselinge drukverhoging in de buik, zoals bij het opstaan, bukken, tillen, hoesten, lachen of sporten. De sluitspier van uw blaas kan de verhoogde druk in de buik (en daarmee ook de druk op uw blaas) niet goed opvangen. Hierdoor verliest u ongewild urine.
Onderzoek De diagnose stressincontinentie wordt gesteld op basis van uw klachten en een lichamelijk onderzoek. Hiernaast kan soms aanvullend onderzoek nodig zijn waarbij de uroloog de functie van uw blaas en het sluitingsmechanisme onderzoekt. Dit heet een urodynamisch onderzoek. Ook is het mogelijk dat de uroloog uw blaas met een speciaal instrument (cystoscoop) bekijkt. Vaak wordt u gevraagd een dagboek bij te houden, waarin u aangeeft wanneer u plast en onder welke omstandigheden u urine verliest. Dit wordt een mictielijst genoemd.
2 van 8
Behandelmogelijkheden Stressincontinentie gaat meestal samen met een verzwakking van de bekkenbodemspieren. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan door overgewicht, na een bevalling of na buikoperaties. De klachten worden meestal eerst behandeld met fysiotherapie, oefentherapie, elektrostimulatie en biofeedback. Hierbij wordt geprobeerd de bekkenbodem te verstevigen. In de overgang ontstaat een tekort aan vrouwelijke hormonen (oestrogenen). Hierdoor kunnen de sluitspieren van uw blaas minder goed gaan werken. Meestal krijgt u dan eerst een hormoontherapie. Bij een verzakking van de baarmoeder is het mogelijk een pessarium (ring) te plaatsen. Wanneer bovengenoemde behandelingen voor u niet geschikt zijn of niet geholpen hebben, is een operatie een goed alternatief.
Operatiemethoden Bij een operatieve behandeling van stressincontinentie wordt de plaats van uw blaas en de overgang van uw blaas naar de plasbuis (blaashals) binnen uw buikholte hersteld. Deze nieuwe plaats zorgt ervoor dat de verhoogde druk ook wordt overgebracht op de blaashals, zodat u geen urine meer verliest. De operatie kan op twee manieren worden gedaan: via uw buik (zoals de operatie volgens Burch) of via uw vagina (schede). Bij een operatie via de vagina, zijn meerdere technieken mogelijk maar meestal wordt een TVT-operatie toegepast (Transvaginal Tensionsfree Tape) of een TOT-operatie (Trans Obturatorius Tape). Bij deze operatie brengt de uroloog via de vagina een soort hangmatje onder de plasbuis in. Hierdoor wordt drukverhoging in de buik (bijvoorbeeld bij lachen of hoesten) beter opgevangen.
3 van 8
Het matje wordt vaginaal via twee kleine sneden ingebracht en vastgemaakt onder de blaas.
De voorbereiding Een aantal weken voor de operatie krijgt u verschillende onderzoeken om te beoordelen of u de operatie lichamelijk aan kunt. Dit heet de pré-operatieve screening. U heeft hiervoor een afspraak bij de anesthesioloog. De anesthesioloog bespreekt met u de mogelijkheden van anesthesie (verdoving) en pijnbestrijding. U kunt voor deze operatie op twee manieren worden verdoofd: met algehele anesthesie (narcose) of met regionale anesthesie (ruggenprik). Tijdens de pre-operatieve screening wordt er ook bloed afgenomen en zo nodig een longfoto en een e.c.g. (hartfilmpje) gemaakt. De anesthesioloog beoordeelt de uitslagen van de onderzoeken. Soms kan het nodig zijn dat ook andere specialisten u onderzoeken, bijvoorbeeld een internist, longarts of cardioloog. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, bespreekt de uroloog of anesthesioloog met u hoeveel dagen voor de operatie u moet stoppen met deze medicijnen. Als de uroloog of internist dit niet met u heeft besproken belt u dan met de polikliniek urologie om dit aan te geven.
De opname U wordt één dag voor de operatie in het ziekenhuis opgenomen. U heeft een opnamegesprek met een verpleegkundige. De verpleegkundige schrijft de gegevens op die belangrijk zijn voor uw behandeling. Daarna wordt u voorbereid op de operatie.
4 van 8
Nuchter zijn Voor deze operatie moet u nuchter zijn. De regels over nuchter zijn leest u in de folder “Anesthesie en pré-operatieve screening”.
De operatie ’s Morgens kunt u nog douchen. Ongeveer een half uur voor de operatie vraagt de verpleegkundige u om uit te plassen. U krijgt een operatiejasje aan. Hierna krijgt u een tablet of injectie waar u rustig of slaperig van wordt. De verpleegkundige brengt u naar de operatiekamer. Op de operatiekamer krijgt u een infuus in uw arm. Hierna geeft de anesthesioloog u de narcose of ruggenprik. De uroloog voert de operatie uit, die van te voren met u besproken is. Na de operatie gaat u naar de verkoeverkamer (uitslaapkamer). Hier wordt uw hartslag, bloeddruk en wond regelmatig gecontroleerd. Als alle controles goed zijn, wordt u naar de verpleegafdeling gebracht. De catheter Als de operatie via de buik is uitgevoerd, heeft u een catheter in uw blaas. Dit is een slangetje dat uw urine afvoert naar een opvangzak. De catheter blijft een paar dagen zitten om de wond tot rust te laten komen en goed te laten genezen. Als u een TVT-operatie heeft gehad, heeft u geen catheter. Na het plassen controleert de verpleegkundige met een echo-apparaat of uw blaas helemaal leeg is. Wanneer de blaas na het plassen niet leeg is, wordt uw blaas een paar keer per dag met een catheter geleegd, totdat uw blaas zelf in staat is zich volledig te ledigen.
5 van 8
Operatie via de buik De buikwond is gehecht. Deze hechtingen worden na ongeveer een week verwijderd. Zodra de wond droog is, mag u weer douchen. De wond kan pijnlijk zijn. Soms is er een bloeduitstorting rondom de wond zichtbaar. U heeft een drain (slangetje) in de wond. Door dit slangetje kan het vocht uit de wond lopen. Het slangetje wordt er meestal na twee dagen uit gehaald. Zodra u genoeg drinkt wordt ook het infuus verwijderd. Operatie via de vagina De inwendige wond wordt gehecht met oplosbare hechtingen. Zodra u zich goed voelt, kunt u weer douchen. Uw schaamstreek kan de eerste dagen wat pijnlijk en/of gezwollen zijn. U kunt wat bloedverlies hebben via de vagina. Dit is normaal en wordt geleidelijk minder. Zodra u genoeg drinkt wordt het infuus verwijderd. Bloedverdunnende injectie U krijgt tijdens de opname iedere dag een injectie met bloedverdunnende medicijnen om de kans op trombose te verminderen.
Naar huis Als u een catheter heeft, wordt deze op de afgesproken dag eruit gehaald. Nadat u geplast heeft, wordt meestal onderzocht of er nog urine in uw blaas is achtergebleven. Dit gebeurt met een catheter of met een echo-apparaat (geluidsgolven). Als het plassen goed gaat en er niet teveel urine in uw blaas achterblijft, spreekt de uroloog met u af wanneer u naar huis mag. U krijgt een afspraak mee voor controle op de polikliniek urologie. U krijgt ook een recept voor een korte antibioticakuur mee.
6 van 8
Leefregels Uw lichaam moet nog verder herstellen van de operatie. Om de kans op complicaties te verminderen adviseren wij u het volgende: De eerste twee weken houdt u rust. Na ongeveer twee weken kunt u beginnen met licht werk. U neemt hierbij wel genoeg rust. De volgende weken mag u langzaam aan meer gaan doen. Na ongeveer zes weken kunt u uw normale werkzaamheden weer hervatten. Uw blaas is vastgezet aan bindweefselbanden. Daarom mag u gedurende zes weken na de operatie niet zwaar tillen. U mag ook geen dingen doen waardoor de druk in uw buik verhoogd wordt, zoals bijvoorbeeld zwaar huishoudelijk werk. U mag de eerste zes weken niet sporten. Als de wond niet meer lekt, mag u na twee weken rustig zwemmen. De eerste zes weken mag u geen geslachtsgemeenschap hebben.
Mogelijke complicaties Bij elke operatie en dus ook bij deze operatie is er een klein risico op een nabloeding of trombose. Verder zijn de volgende complicaties mogelijk:
Een urineweginfectie. Deze kan met antibiotica behandeld worden. Soms komt het spontane plassen na het verwijderen van de blaascatheter niet meteen op gang. Dit komt omdat uw blaas zich moet aanpassen aan de nieuwe situatie. Meestal komt het plassen na enkele dagen vanzelf op gang. Soms moet uw blaas tijdelijk telkens met een catheter worden leeggemaakt. Een heel enkele keer kunt u na de operatie pijnklachten hebben die het noodzakelijk maken één of beide hechtbanden te verwijderen.
7 van 8
Tot slot In deze folder heeft u gelezen hoe een opname in het algemeen verloopt. Het verloop van uw opname kan anders zijn. Uw situatie zal steeds individueel bekeken worden. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u die tijdens uw opname in het ziekenhuis stellen aan de verpleegkundige. Als u na ontslag uit het ziekenhuis nog vragen heeft, kunt u tijdens kantooruren bellen met de polikliniek urologie. Polikliniek urologie:
Locatie Dordwijk Locatie Sliedrecht Locatie Zwijndrecht
(078) 652 32 80 (0184) 43 42 56 (078) 654 19 90
Voor het maken of verzetten van een afspraak bij de polikliniek Urologie belt u voor alle locaties naar tel. (078) 652 32 80.
8 van 8