STREEKFOTO
MAASLAND Socio-economische analyse van de streek Maasland en haar 5 gemeenten
-
-
JULI 2014
-2-
VOORWOORD Deze streekfoto omvat een sociaal-economische analyse van het Maasland en haar 5 gemeenten (Dilsen-Stokkem, Kinrooi, Lanaken, Maaseik, Maasmechelen). Een 50-tal indicatoren worden in dit rapport geanalyseerd met doorgaans als referentiejaar 2003. De indicatoren kunnen ingedeeld worden in de domeinen demografie, arbeidsmarktaanbod, ondernemerschap, tewerkstelling, werkgelegenheid, werkenden en gemeentelijke pendelarbeid. Telkens worden de resultaten van het Maasland vergeleken met de resultaten van de andere vier Limburgse streken, met Limburg en met Vlaanderen. Bovendien worden de 5 gemeenten van het Maasland ook onderling met elkaar vergeleken. Alle verwerkte gegevens in dit rapport zijn de meest recente data die op de verwerkingsdatum (junijuli 2014) beschikbaar waren tot op gemeentelijk niveau. Al deze data zijn gedetailleerd terug te vinden op de website www.ersvlimburg.be in de rubriek ‘Statistieken’. Op dezelfde website vindt u ook de algemene ‘Socio-economische analyse van Limburg en haar 5 streken’ die POM-ERSV Limburg eerder dit jaar publiceerde (rubriek ‘Publicaties’). Voor een specifieke analyse van de recente economische toestand in Limburg, verwijzen wij graag naar de Limburgradar van POM-ERSV Limburg. Op kwartaalbasis worden in deze Limburgradar een tiental indicatoren opgevolgd die de economische ontwikkeling in Limburg op de voet volgen. U kan de Limburgradar raadplegen via de website www.ersvlimburg.be of www.pomlimburg.be. Met deze streekfoto en de andere hierboven vermelde publicaties wil POM-ERSV Limburg de werking van de Limburgse gemeenten en socio-economische actoren binnen en buiten de provincie ondersteunen en bijdragen aan de uitwerking van strategische beleidsvisies en -planningen.
Marc Vandeput Voorzitter POM-ERSV Limburg
-3-
-4-
INHOUD blz
GEOGRAFISCHE SITUERING MAASLAND EN HAAR GEMEENTEN
7
A. MENSELIJK POTENTIEEL
9
A.1. DEMOGRAFIE
9
Bevolkingsaantal en -spreiding
9
Bevolkingsdichtheid
10
Evolutie van de bevolking
10
Loop van de bevolking: natuurlijk accres en migratiesaldo
11
Bevolking per nationaliteit
13
Leeftijdsopbouw
15
Ouderdomscoëfficiënt
16
Particuliere huishoudens
17
A.2. ARBEIDSMARKTAANBOD
19
Doorstromingscoëfficiënt
19
Afhankelijkheidsratio
21
Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische positie
21
Evolutie van de beroepsbevolking
23
Activiteitsgraad
24
Werkloosheid
26
Niet-werkende werkzoekenden
26
Werkloosheidsgraad
29
B. ECONOMISCH WEEFSEL B.1. ONDERNEMERSCHAP
30 30
Zelfstandigen
30
Evolutie
30
Sectoraandeel
30
Aanwezigheidsindexen
31
Vestigingen met personeel
32
Evolutie
32
Sectoraandeel
33
Aanwezigheidsindexen
33
KMO-aandeel
34
-5-
B.2. TEWERKSTELLING (Jobs in loondienst)
35
Evolutie
35
Sectoraandeel
35
Aanwezigheidsindexen
36
Tewerkstelling in kennisintensieve sectoren
39
Hoogtechnologische en mediumhoogtechnologische industriële sectoren
41
Kennisintensieve dienstensectoren
42
Tewerkstelling in KMO’s
44
Vacatures en spanningsgraad
44
B.3. WERKGELEGENHEID
46
Totale werkgelegenheid
46
Werkgelegenheidsgraad
46
B.4. WERKENDEN
48
Aantal werkenden
48
Werkzaamheidsgraad
49
Tijdelijke werkloosheid
51
B.5. GEMEENTELIJKE PENDELARBEID
53
Uitgaande pendelarbeid
53
Inkomende pendelarbeid
54
-6-
GEOGRAFISCHE SITUERING MAASLAND EN HAAR GEMEENTEN Figuur 1 laat de verdeling van de 44 Limburgse gemeenten over de 5 Limburgse streken zien. Figuur 1 : Kaart van de 5 Limburgse streken met hun respectievelijke gemeenten
Figuur 2 illustreert de streekverdeling van de Limburgse oppervlakte van 242.214 hectaren. Figuur 2 : Verdeling van de Limburgse oppervlakte (in ha.) over de 5 Limburgse streken
-7-
Het Maasland heeft aldus een oppervlakte van 33.256 hectaren, waarvan figuur 3 de spreiding over de 5 Maaslandse gemeenten toont. Figuur 3 : Verdeling van de Maaslandse oppervlakte (in ha.) over haar 5 gemeenten
7.628 23%
6.561 20%
5.476 16%
Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken
7.691 23%
Maaseik 5.900 18%
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische informatie Verwerking : ERSV-Limburg
-8-
Maasmechelen
A. MENSELIJK POTENTIEEL A.1. DEMOGRAFIE Bevolkingsaantal en -spreiding De provincie Limburg telt 853.239 inwoners op 1 januari 2013 : 425.231 mannen en 428.008 vrouwen. Vlaanderen heeft 6.381.859 inwoners, waarmee het aandeel van Limburg in de Vlaamse bevolking 13,4% bedraagt. De Limburgse bevolking wordt als in figuur 4 gespreid over de 5 Limburgse streken. Figuur 4 : Verdeling van de Limburgse bevolking over de 5 Limburgse streken op 01/01/2013
Figuur 5 laat dan weer de verdeling van de Maaslandse bevolking (120.257) over haar 5 gemeenten zien. Figuur 5 : Verdeling van de Maaslandse bevolking over haar 5 gemeenten op 01/01/2013
-9-
Bevolkingsdichtheid De bevolkingsdichtheid (figuur 6) van Limburg (352 inwoners per km²) ligt begin 2013 beneden het Vlaamse gemiddelde (472). Binnen de provincie is de dichtst bevolkte streek Midden-Limburg met 552 inwoners per km². Noord-Limburg is het dunst bevolkt (244). De bevolkingsdichtheid van het Maasland ligt met 362 inwoners per km² rond het Limburgs gemiddelde. De dichtst bevolkte gemeenten in het Maasland zijn Maasmechelen (491) en Lanaken (435). In de andere drie gemeenten ligt de dichtheid opmerkelijk lager: Kinrooi (225), Dilsen-Stokkem (304) en Maaseik (324). Figuur 6 : Bevolkingsdichtheid (inwoners per km²) op 01/01/2013
Evolutie van de bevolking In tabel 1 blijkt dat Zuid-Limburg (+4,8%), het Maasland (+4,9%) en Midden-Limburg (+5,8%) de Limburgse regio’s met de geringste bevolkingstoename zijn tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2013. Zij blijven hiermee onder het provinciaal (+5,9%) en Vlaams gemiddelde (+6,1%). De grootste bevolkingsaangroei doet zich voor in West-Limburg met +7,9%. De Maaslandse gemeenten die hun inwonersaantal het sterkst zien groeien zijn Dilsen-Stokkem (+6,5%), Maaseik (+5,9%) en Lanaken (+5,2%). Maasmechelen (+3,9%) en Kinrooi (+3,4%) kennen een lagere groei dan gemiddeld in het Maasland.
-10-
Tabel 1 : Evolutie van het aantal inwoners tussen 1/01/2004 en 1/01/2013 1/01/2004 M Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
1/01/2013 V
T
M
V
T Abs.
%
140.158 74.935 73.809 223.120 116.948 119.216 144.744 77.852 78.323 114.587 60.257 60.000 18.705 9.967 9.962 11.928 6.295 6.043 24.418 12.949 12.729 23.504 12.445 12.446 36.032 18.601 18.820 183.177 95.239 96.660 805.786 425.231 428.008 6.016.024 3.151.466 3.230.393
148.744 236.164 156.175 120.257 19.929 12.338 25.678 24.891 37.421 191.899 853.239 6.381.859
4.175 6.291 5.471 2.690 592 167 596 654 681 4.251 22.878 184.826
4.411 6.753 5.960 2.980 632 243 664 733 708 4.471 24.575 181.009
8.586 13.044 11.431 5.670 1.224 410 1.260 1.387 1.389 8.722 47.453 365.835
6,1 5,8 7,9 4,9 6,5 3,4 5,2 5,9 3,9 4,8 5,9 6,1
V
70.760 69.398 110.657 112.463 72.381 72.363 57.567 57.020 9.375 9.330 6.128 5.800 12.353 12.065 11.791 11.713 17.920 18.112 90.988 92.189 402.353 403.433 2.966.640 3.049.384
Evolutie 2004-2013
T
M
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Verwerking : ERSV-Limburg
Loop van de bevolking: natuurlijk accres en migratiesaldo Vergeleken met 2003 is in alle beschouwde regio’s in 2012 (tabel 2 en figuur 7) het aantal geboorten per 1.000 inwoners gestegen. Het aantal sterften per 1.000 inwoners is licht gedaald in Vlaanderen (-0,2 sterften per 1.000 inwoners), terwijl dit in Limburg (+0,2) iets is toegenomen. In de Limburgse Tabel 2 : Loop van de bevolking 2003-2012 2003
Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
Geboorten Sterften 1.217 970 2.292 1.751 1.383 1.150 1.113 944 199 125 109 83 203 215 209 215 393 306 1.633 1.838 7.638 6.653 59.964 58.910
NatuurIntern lijk MigratieAkkres saldo 247 -579 541 35 233 -22 169 -452 74 -65 26 -117 -12 -112 -6 21 87 -179 -205 177 985 -841 1.054 4.187
2012 Internationaal Totaal Migratie- Migratiesaldo saldo 1.039 460 598 633 297 275 814 362 90 25 103 -14 266 154 140 161 215 36 504 681 3.252 2.411 17.148 21.335
Totaal GeboorAkkres ten Sterften 707 1.490 1.158 1.174 2.510 1.927 508 1.687 1.281 531 1.236 961 99 205 170 12 118 80 142 247 244 155 260 191 123 406 276 476 1.871 1.878 3.396 8.794 7.205 22.389 68.549 61.124
InternaNatuurIntern tionaal Totaal lijk Migratie- Migratie- MigratieAkkres saldo saldo saldo 332 169 308 477 583 154 718 872 406 276 126 402 275 -289 260 -29 35 -90 36 -54 38 13 33 46 3 -47 110 63 69 -45 37 -8 130 -120 44 -76 -7 131 349 480 1.589 441 1.761 2.202 7.425 6.791 16.864 23.655
Totaal Akkres 809 1.455 808 246 -19 84 66 61 54 473 3.791 31.080
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie; Studiedienst Vlaamse Regering SVR Verwerking : ERSV-Limburg Interne migraties = a) gemeentegrenso verschrijdende in- en uitwijkingen binnen B elgië (1990-2010); b) de betreffende geo grafische eenheid (excl. Limburgse streken) o verschrijdende migraties binnen B elgië (2011e.v.) Internatio nale migraties = Externe migratiebeweging = in- en uitwijkingen van en naar het buitenland + aanvullende co rrecties B uitenlandse inwijking = Inwijkingen Externe migratiebeweging + Veranderd van register (binnen-buiten) + Heringeschrevenen na schrappingen (2010 e.v.) B uitenlandse uitwijking = Uitwijkingen Externe migratiebewegingen + A mbtshalve geschrapten (2010 e.v.)
streken is het aantal sterften verminderd in het Maasland (-0,2) en Zuid-Limburg (-0,2), terwijl elders in Limburg een stijging is opgetekend, gaande van +0,3 in West- en Midden-Limburg tot +0,9 in Noord-Limburg. Binnen het Maasland wordt per 1.000 inwoners het hoogste stijgingscijfer inzake geboorten opgetekend in Maaseik (+1,6). Geboortedalingen doen zich voor in Dilsen-Stokkem (-0,4) en Maasmechelen (-0,1). Het aantal sterften per 1.000 inwoners neemt het sterkst toe in DilsenStokkem (+1,8). De grootste dalingscijfers qua sterften zijn voor Maaseik (-1,5) en Maasmechelen (-1,1). -11-
Figuur 7 : Evolutie geboorten en sterften per 1.000 inwoners 2003-2012
De aangroei van de Limburgse en Vlaamse populatie zowel in 2003 als in 2012 blijkt hoofdzakelijk te danken aan het positieve totale migratiesaldo of inwijkingsoverschot (tabel 2). Niettemin daalt het belang hiervan in 2012 (figuur 8) ten voordele van de natuurlijke aangroei, wat vooral veroorzaakt wordt door een stijging van het aantal geboorten de laatste jaren. Enkel in Midden-Limburg neemt sinds 2003 het belang van het inwijkingsoverschot nog toe, aangezien dit de enige regio is waar de evolutie van het natuurlijk accres (+0,0 per 1.000 inwoners) minder gunstig is verlopen dan het totaal migratiesaldo (+0,9). De enige gemeente in het Maasland met een ongunstiger verloop sinds 2003 van het natuurlijk accres t.o.v. het totaal migratiesaldo is Kinrooi. Figuur 8 : Evolutie natuurlijk accres en totaal migratiesaldo per 1.000 inwoners 2003-2012
-12-
Het totale migratiesaldo is de som van het interne en het internationale migratiesaldo. De laatste component van deze som is in 2012 in elk gebied, behalve in West-Limburg en het Maasland, het meest bepalend (tabel 2 en figuur 9). Dit betekent dat het inwijkingsoverschot voor het merendeel bestaat uit buitenlandse inwijkelingen. Per saldo in 2012 zijn er per 1.000 Limburgers 2,1 buitenlanders naar Limburg geïmmigreerd. Slechts 0,5 inwijkelingen per 1.000 inwoners in Limburg komen van elders in België. Voor Vlaanderen bedragen deze cijfers respectievelijk 2,6 en 1,1. Binnen Limburg kent Midden-Limburg (3,0) het hoogste internationale migratiesaldo per 1.000 inwoners en West-Limburg (0,8) het laagste. Figuur 9 : Natuurlijk accres, intern migratiesaldo, internationaal migratiesaldo en totaal accres per 1.000 inwoners in 2012
Van alle beschouwde gebieden heeft enkel het Maasland (-2,4) in 2012 een negatief intern migratiesaldo, wat wil zeggen dat er meer Maaslanders elders in België zijn gaan wonen dan omgekeerd en zelfs in grotere getale dan dat er buitenlanders (+2,2) bijgekomen zijn. Het Maasland kent in 2012 een totaal accres van +2,0 personen per 1.000 inwoners, bestaande uit een natuurlijk accres van +2,3, een intern migratiesaldo van -2,4 en een internationaal migratiesaldo van +2,2. Het hoogste totaal accres in het Maasland doet zich in 2012 voor in Kinrooi (+6,8), waar ook met +1,1 het meest gunstige intern migratiesaldo voorkomt. Het hoogste internationaal migratiesaldo is voor Lanaken (+4,3). Maasmechelen (+3,5) scoort het meest gunstige natuurlijk accres en Lanaken (+0,1) het minst gunstige. De kleinste score inzake het internationaal migratiesaldo is voor Maasmechelen (+1,2). Het meest negatieve intern migratiesaldo situeert zich in Dilsen-Stokkem (-4,5), waar tevens met -1,0 het kleinste totaal accres wordt opgetekend.
Bevolking per nationaliteit Op 1 januari 2013 telt Limburg 80.760 inwoners met een niet-Belgische nationaliteit (tabel 3 en figuur 10), of 9,5% van de totale Limburgse bevolking. Voor Vlaanderen is dit 467.882 of 7,3%. WestLimburg met 7.313 niet-Belgen of 4,7% en het Maasland met 22.808 of 19,0% kennen binnen -13-
Limburg respectievelijk het kleinste en het grootste aandeel allochtonen onder hun bevolking. In nagenoeg elke beschouwde regio groeit het aandeel van de vreemde bevolking sinds 2004, uitgezonderd in Midden-Limburg. Van alle gemeenten in het Maasland heeft Lanaken zowel in absolute (7.662, op korte afstand gevolgd door Maasmechelen met 7.086) als relatieve (29,8%) termen de meeste vreemdelingen onder haar bevolking. Sinds 2004 ziet elke Maaslandse gemeente het aandeel van de buitenlanders in haar bevolking stijgen. Tabel 3 : Evolutie niet-Belgen 01/01/2004-01/01/2013 1/01/2004 1/01/2011 1/01/2013 Evolutie 2004-2013 Abs. % Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
13.945 17.826 6.185 18.721 1.872 1.632 6.041 2.519 6.657 7.767 64.444 288.375
19.304 18.487 6.908 22.486 2.276 2.158 7.490 3.493 7.069 11.176 78.361 427.986
19.960 18.696 7.313 22.808 2.271 2.263 7.662 3.526 7.086 11.983 80.760 467.882
6.015 870 1.128 4.087 399 631 1.621 1.007 429 4.216 16.316 179.507
43,1 4,9 18,2 21,8 21,3 38,7 26,8 40,0 6,4 54,3 25,3 62,2
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Verwerking : ERSV-Limburg
In de periode 01/01/2004-01/01/2013 (tabel 3) neemt het aantal niet-Belgen in Limburg toe met 16.316 personen of +25,3%, tegenover +62,2% (+179.507) in Vlaanderen. Dit varieert in de Limburgse streken van +4,9% in Midden-Limburg tot +54,3% in Zuid-Limburg. Het Maasland heeft een vreemdelingenaangroei van +21,8%. De Maaslandse gemeenten kennen een stijging gaande van +6,4% in Maasmechelen tot +40,0% in Maaseik. Figuur 10 : %-aandeel Niet-Belgen in de totale bevolking
-14-
De meest recent beschikbare cijfers over de buitenlandse bevolking per nationaliteit (tabel 4) dateren van 01/01/2011. Opmerkelijk is dat de Polen (1.870 of 2,4%) in Limburg reeds de 5 de plaats bezetten binnen de buitenlandse bevolking. Van deze buitenlandse bevolking in Limburg zijn begin 2011 meer dan de helft Nederlanders (55,2%). In Noord-Limburg vertegenwoordigen zij 84,3% van alle niet-Belgen. In het Maasland is dit 69,8%, in Zuid-Limburg 55,4% en in West-Limburg 23,6%. Hiermee hebben de Nederlanders de Turken (22,4%) in West-Limburg, die daar traditioneel het belangrijkst in aantal waren, naar de tweede plaats verwezen. In Midden-Limburg hebben de Italianen met 31,8% nog steeds het grootste aandeel van de niet-Belgische bevolking. Tabel 4 : Niet-Belgen per nationaliteit op 01/01/2011 Nederlanders Italianen Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
16.277 3.438 1.630 15.706 1.453 1.928 6.680 2.828 2.817 6.195 43.246 121.861
197 5.875 1.066 2.979 304 4 87 50 2.534 439 10.556 22.861
Turken 212 2.020 1.547 678 55 5 25 11 582 190 4.639 19.587
MarokSpankanen Duitsers jaarden 156 1.111 166 509 84 31 68 142 184 217 2.154 28.198
295 500 246 399 53 42 99 84 121 335 1.775 12.503
109 826 352 149 33 7 21 18 70 129 1.561 12.616
Polen Grieken Overige 304 504 356 352 55 50 77 71 99 354 1.870 21.982
32 548 81 237 52 0 15 6 164 47 929 3.503
1.722 3.665 1.464 1.477 187 91 418 283 498 3.270 11.631 184.875
Totaal 19.304 18.487 6.908 22.486 2.276 2.158 7.490 3.493 7.069 11.176 78.361 427.986
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Verwerking : ERSV-Limburg
Van de 43.246 Nederlanders in Limburg, wonen er 15.706 of 36,3% in het Maasland, meer bepaald vooral in Lanaken (6.680 of 15,4% van het aantal Nederlandse Limburgers), Maaseik (2.828 of 6,5%) en Maasmechelen (2.817 of 6,5%). In Lanaken en Kinrooi bestaat de buitenlandse bevolking zelfs bijna uitsluitend (ca. 89%) uit Nederlanders. In Maasmechelen maken de Nederlanders “slechts” 39,9% van de buitenlandse bevolking uit. Italianen maken de 2de grootste groep uit in Maasmechelen (2.534 of 35,8% van de buitenlandse bevolking in de gemeente). Ook in Dilsen-Stokkem kennen de Italianen een redelijke vertegenwoordiging (304 of 13,4%). Opvallend is daarnaast ook dat 85,8% van alle Turken in het Maasland in Maasmechelen woont (582 van 678).
Leeftijdsopbouw Tabel 5 over de leeftijdsopbouw laat duidelijk zien dat tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2013 de vergrijzing in alle regio’s toeneemt, of m.a.w. het aandeel van de bevolking jonger dan 40 jaar is afgenomen ten voordele van het aandeel vanaf 40 jaar. In Zuid-Limburg blijkt dit verouderingsfenomeen het meest uitgesproken, met vooral een grotere groep 60-plussers dan de rest van Limburg. Het Maasland kent in een vergelijkbare leeftijdsopbouw als de provincie. Binnen het Maasland wordt Lanaken geconfronteerd met de oudste bevolkingspiramide.
-15-
Tabel 5 : Procentuele leeftijdsopbouw
0-19 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
23,7 22,8 22,9 22,7 22,9 24,0 21,1 22,5 23,5 20,9 22,5 22,3
1/01/2004 20-39 40-59 27,2 28,3 28,4 27,8 28,5 26,8 27,1 27,2 28,7 27,0 27,8 26,7
60 en +
Totaal
0-19
19,5 19,8 19,8 19,3 18,2 17,6 20,8 20,3 18,7 21,9 20,2 22,5
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
21,2 21,1 22,0 21,2 21,9 21,6 19,6 20,8 21,9 20,0 21,1 21,8
29,5 29,1 28,9 30,2 30,4 31,6 31,0 30,0 29,1 30,2 29,5 28,4
1/01/2013 20-39 40-59 24,3 25,9 25,6 24,4 24,4 23,0 23,2 24,1 25,9 24,0 24,9 24,6
30,6 29,4 29,4 31,1 31,4 33,2 31,7 30,9 30,0 30,6 30,1 28,8
60 en +
Totaal
23,9 23,6 22,9 23,3 22,3 22,2 25,5 24,2 22,2 25,4 23,9 24,8
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Verwerking : ERSV-Limburg
Ouderdomscoëfficiënt Figuur 11 illustreert de vergrijzing sinds 2004 nog beter aan de hand van de ouderdomscoëfficiënt. De ouderdomscoëfficiënt is de verhouding van de bevolking van 60 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking jonger dan 20 jaar. Bovendien worden de verschillen in vergrijzing meer zichtbaar tussen de beschouwde gebieden. De ouderdomscoëfficiënt neemt forser toe in Limburg dan in Vlaanderen. De vergrijzing in Limburg (113,4%) situeert zich globaal in 2013 voorlopig nog onder het Vlaamse peil van 114,0%. Opvallend is dat in één Limburgse streek, nl. in Zuid-Limburg met een ouderdomscoëfficiënt van 126,8%, de vergrijzing niet alleen verder gevorderd is dan in overig Limburg maar zelfs verder dan in Vlaanderen. Een ouderdomscoëfficiënt van boven de 100 betekent dat er meer 60-plussers dan jongeren zijn. Sedert enkele jaren is dit dus niet alleen zo in Vlaanderen Figuur 11 : Ouderdomscoëfficiënt (bevolking 60j. en meer in % van de bevolking 0-19j.)
-16-
maar zelfs in nog grotere mate in Zuid-Limburg. In 2013 zijn er nu eveneens in de overige streken meer 60-plussers dan jongeren, ook in het Maasland met een ouderdomscoëfficiënt van 110,3%. De hoogste score in het Maasland is voor Lanaken (129,8%). De laagste coëfficiënt wordt opgetekend in Maasmechelen (101,5%).
Particuliere huishoudens Onder huishouden verstaat men alle personen die gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samen leven. Een huishouden bestaat ofwel uit een persoon die gewoonlijk alleen leeft, ofwel uit twee of meer personen die al dan niet door verwantschap aan elkaar verbonden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de particuliere en collectieve huishoudens. Onder collectief huishouden wordt verstaan: religieuze gemeenschappen, rusthuizen, weeshuizen, studenten- en werkliedenhuizen, ziekenhuizen en gevangenissen. In collectieve huishoudens is er geen referentiepersoon, wat wel noodzakelijk is bij de particuliere huishoudens (PHH). De bepaling van een referentiepersoon binnen het particulier of privaat huishouden maakt het mogelijk om elk lid binnen het huishouden te situeren (verwantschapsband). Tabel 6 : Aantal particuliere huishoudens (PHH) volgens grootte en aantal personen in de PHH 1/01/2004
1/01/2012
ALLEEN ALLEEN 4 WONENDE WONENDE 2 3 PERSONEN MANNEN VROUWEN PERSONEN PERSONEN EN MEER
TOTAAL PHH
AANTAL ALLEEN ALLEEN 4 PERSONEN WONENDE WONENDE 2 3 PERSONEN IN PHH MANNEN VROUWEN PERSONEN PERSONEN EN MEER
TOTAAL PHH
AANTAL PERSONEN IN PHH
Noord-Limburg
5.319
5.751
17.765
9.513
14.504
52.852
139.192
6.894
7.213
21.565
9.551
13.831
59.054
146.747
Midden-Limburg
9.937
11.951
27.441
15.541
21.671
86.541
221.373
12.505
14.536
31.848
15.566
21.053
95.508
232.403
West-Limburg
5.505
6.297
18.500
10.610
14.155
55.067
143.985
6.870
7.591
21.494
10.876
14.389
61.220
154.390
Maasland
4.710
5.132
14.191
8.549
11.169
43.751
113.575
5.778
6.163
16.486
8.646
10.867
47.940
119.071
Dilsen-Stokkem
697
724
2.285
1.495
1.842
7.043
18.617
862
929
2.742
1.494
1.817
7.844
19.832
Kinrooi
377
360
1.388
828
1.350
4.303
11.845
476
456
1.661
887
1.206
4.686
12.195
Lanaken
1.181
1.238
3.328
1.843
2.124
9.714
23.892
1.370
1.435
3.832
1.830
2.101
10.568
25.170
Maaseik
993
1.170
3.014
1.727
2.260
9.164
23.302
1.256
1.435
3.532
1.763
2.195
10.181
24.655
Maasmechelen
1.462
1.640
4.176
2.656
3.593
13.527
35.919
1.814
1.908
4.719
2.672
3.548
14.661
37.219
Zuid-Limburg
8.190
9.589
24.257
14.525
16.197
72.758
181.176
9.823
11.241
27.349
14.172
16.047
78.632
189.286
33.661
38.720
102.154
58.738
77.696
310.969
799.301
41.870
46.744
118.742
58.811
76.187
342.354
841.897
325.635
388.163
835.093
409.738
521.479 2.480.108
5.944.228
381.932
433.206
913.424
405.211
539.225 2.672.998
6.275.037
LIMBURG VLAANDEREN
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Verwerking : ERSV-Limburg
Het aantal PHH (tabel 6) bedraagt op 01/01/2012 in Limburg 342.354, waarmee het Limburgs aandeel 12,8% is in Vlaanderen (2.672.998). Het aandeel van het Maasland in Limburg beloopt 14,0%. Sinds begin 2004 (figuur 12) stijgt het aantal PHH in Limburg (+10,1%) betrekkelijk meer dan in Vlaanderen (+7,8%). De sterkste stijging op streekniveau wordt in Limburg opgetekend in NoordLimburg (+11,7%) en de zwakste in Zuid-Limburg (+8,1%). De Maaslandse stijging bedraagt +9,6%. Bij de kleinste PHH (alleenwonenden en PHH van 2 personen) worden overal in de beschouwde periode de omvangrijkste relatieve toenames vastgesteld. De evolutie bij de PHH van minstens 3 personen laat in Limburg, met uitzondering van West-Limburg, een afwijkend beeld (van +2,0% in WestLimburg tot -2,6% in Noord-Limburg) zien t.o.v. Vlaanderen (+1,4%).
-17-
Figuur 12 : %-evolutie van het aantal PHH volgens grootte 01/01/2004-01/01/2012
Binnen het Maasland groeit het aantal PHH het snelst in Dilsen-Stokkem (+11,4%) en het traagst in Maasmechelen (+8,4%). Dilsen-Stokkem (+22,3%) en Kinrooi (+22,0%) kennen de hoogste stijging bij de PHH van hoogstens 2 personen, terwijl in Lanaken (+15,5%) de laagste toename wordt opgetekend. Bij de PHH van minstens 3 personen wordt overal een afname genoteerd, gaande van -0,5% in Maasmechelen tot -3,9% in Kinrooi. Dit alles resulteert begin 2012 in de grootteverdeling van de PHH zoals getoond in figuur 13. Figuur 13 : %-verdeling van de PHH volgens grootte op 01/01/2012
Door deze ontwikkeling sinds 2004 is de gemiddelde PHH-grootte (figuur 14) overal in Limburg sneller gedaald dan in Vlaanderen met als resultaat een gemiddelde PHH-grootte begin 2012 van 2,46 personen in Limburg. Binnen Limburg variëren deze waarden dan van 2,52 in West-Limburg tot -18-
2,41 in Zuid-Limburg, waarmee alle Limburgse streken nog altijd boven de Vlaamse (2,35) gemiddelde grootte van de PHH blijven. Van de Maaslandse gemeenten heeft Lanaken (2,38) de kleinste gemiddelde PHH-grootte, die nog net boven het Vlaamse gemiddelde blijft. Figuur 14 : Gemiddelde grootte van de PHH
A.2. ARBEIDSMARKTAANBOD Doorstromingscoëfficiënt De structuur van de bevolking is ook van belang voor het aanbod en de vervanging van arbeidskrachten. De doorstromingscoëfficiënt geeft belangrijke aanwijzingen over de mate waarin uittreders uit de arbeidsmarkt vervangen kunnen worden door intredende starters. De doorstromingscoëfficiënt is de verhouding van de bevolking 15-24 jaar ten opzichte van de bevolking 55-64 jaar. Deze indicator houdt wel enkel rekening met de leeftijd en zegt niets over de bereidheid om te werken en de competenties van de in- en uittreders. Op 01/01/2013 heeft Limburg een doorstromingscoëfficiënt (figuur 15) van 85,9%. Dat wil zeggen dat per 100 personen die in de leeftijdsklasse van de laatste fase van hun carrière zitten, er afgerond nog 86 personen klaarstaan om hun plaats in het arbeidsleven in te nemen. Vanuit demografisch oogpunt is de vervanging op de arbeidsmarkt in Limburg dus niet meer gegarandeerd. Op 01/01/2004 bedroeg deze indicator nog 115,0%. In alle beschouwde regio’s is de doorstromingscoëfficiënt de laatste jaren gedaald tot onder de 100%. Hierdoor is de vervanging op de arbeidsmarkt nergens meer verzekerd, wat binnen Limburg al enkele jaren en nog meer uitgesproken het geval is voor ZuidLimburg (97,9% in 2004 en 78,9% in 2013). In het Maasland bedraagt de doorstromingscoëfficiënt globaal gezien nog 84,7%.
-19-
Figuur 15 : Doorstromingscoëfficiënt (bevolking 15-24j. in % van de bevolking 55-64j.)
De laagste doorstromingscoëfficiënt doet zich binnen het Maasland voor in Lanaken (79,6%), terwijl de hoogste opgetekend wordt in Maasmechelen (89,9%). Ook in geen enkele Maaslandse gemeente is hiermee de vervanging op de arbeidsmarkt nog gewaarborgd. Op basis van de bevolkingsvooruitzichten van 2013 tot 2060 zal deze doorstromingscoëfficiënt (figuur 16) in Vlaanderen en bij uitstek in Limburg in de nabije toekomst zeer snel blijven dalen. Figuur 16 : Doorstromingscoëfficiënt op basis van waarnemingen 2004-2013 en prognose 2014-2061 (telkens op 1 januari berekening van de bevolking 15-24j. in % van de bevolking 55-64j.)
-20-
Afhankelijkheidsratio Zoals blijkt uit figuur 17 kennen Limburg (81,7%) en haar 5 streken (van 80,1% in het Maasland tot 83,4% in Zuid-Limburg) op 01/01/2013 nog relatieve lage afhankelijkheidsratio’s vergeleken met Vlaanderen (87,1%). Dat wil zeggen dat er relatief minder inwoners op inactieve leeftijd zijn t.o.v. de potentieel beroepsactieven dan in Vlaanderen. De afhankelijkheidsratio is immers de verhouding van de bevolking jonger dan 20 jaar plus 60 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 20-59 jaar. Maar volgens de prognoses zullen de gebieden met de laagste waarden vandaag, de sterkste aangroei kennen zodat de druk van de inactieve bevolking op de potentiële beroepsbevolking overal hoog zal worden. Het Maasland heeft met 80,1% de geringste afhankelijkheidsratio van alle Limburgse streken. De hoogste afhankelijkheidsratio van het Maasland wordt opgetekend in Lanaken (82,1%) en de laagste in Kinrooi (78,1%). Figuur 17 : Afhankelijkheidsratio (bevolking 0-19j. plus 60j. en meer in % van de bevolking 20-59j.)
Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische positie Tabel 7 en figuur 18 laten de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) naar socioeconomische positie in 2012 zien. Hieruit blijkt dat Limburg en haar streken overal relatief gezien minder werkenden (loontrekkenden, zelfstandigen, helpers en uitgaande grensarbeid) behalve in Zuid-Limburg, meer of evenveel werklozen (niet-werkende werkzoekenden) met uitzondering van Noord- en Zuid-Limburg en meer niet-beroepsactieven uitgenomen in Zuid-Limburg heeft dan Vlaanderen. Zuid-Limburg (66,8%, 4,7% en 28,5%) heeft een iets betere procentuele verdeling dan deze op Vlaams niveau (66,2%, 4,9% en 28,9%). Voor wat betreft de werklozen heeft Noord-Limburg -21-
(4,2%) de meest gunstige situatie. Het Maasland (61,5%, 5,9% en 32,6%) en Midden-Limburg (62,6%, 6,0% en 31,4%) scoren het slechtst inzake deze socio-economische constellatie. Binnen het Maasland kent Maaseik relatief gezien de meeste werkenden (65,2%) en de minste nietberoepsactieven (30,4%). Kinrooi telt het laagste aantal nwwz (4,0%). Maasmechelen scoort het minst goed van alle Maaslandse gemeenten met het laagste aantal werkenden (57,2%), de meeste nwwz (8,0%) en de meeste niet-beroepsactieven (34,8%). Tabel 7 : Bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) naar socio-economische positie in 2012 (jaargemiddelde) Absoluut
Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
Bevolking (15-64 jaar)
Werkend
Procentueel
Werkzoekend Niet(nwwz) beroepsactief
Bevolking (15-64 jaar)
Werkend
Werkzoekend Niet(nwwz) beroepsactief
99.827
65.699
4.153
29.974
100,0
65,8
4,2
30,0
158.197
99.108
9.435
49.653
100,0
62,6
6,0
31,4
103.825
66.399
5.084
32.342
100,0
64,0
4,9
31,2
81.293 13.575 8.509 17.268 16.634 25.309 127.579 570.720 4.146.127
49.990 8.609 5.472 10.582 10.838 14.488 85.239 366.435 2.744.755
4.827 774 344 952 744 2.014 5.993 29.493 204.396
26.476 4.192 2.693 5.734 5.052 8.806 36.347 174.791 1.196.976
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
61,5 63,4 64,3 61,3 65,2 57,2 66,8 64,2 66,2
5,9 5,7 4,0 5,5 4,5 8,0 4,7 5,2 4,9
32,6 30,9 31,6 33,2 30,4 34,8 28,5 30,6 28,9
Bron : Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg
Figuur 18 : %-verdeling bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) naar socio-economische positie in 2012 (jaargemiddelde)
-22-
Evolutie van de beroepsbevolking De beroepsbevolking is het gedeelte van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) dat daadwerkelijk actief is op de arbeidsmarkt, hetzij als werkenden (loontrekkenden, zelfstandigen, helpers en uitgaande grensarbeid), hetzij als niet-werkende werkzoekenden. Tabel 8 : Evolutie van de beroepsbevolking (15-64 jaar) 2003-2012 (jaargemiddelden) 2003
Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
2012
M
V
T
M
V
T
37.240
28.145
65.385
38.130
31.722
69.853
58.500
45.422
103.923
58.718
49.826
37.614
28.642
66.256
39.081
32.402
29.378 4.999 3.256 6.099 6.083 8.942 48.514 211.247 1.537.238
22.279 3.732 2.421 4.589 4.727 6.811 37.391 161.879 1.215.018
51.658 8.731 5.677 10.688 10.810 15.753 85.905 373.126 2.752.256
30.100 5.110 3.266 6.275 6.319 9.130 49.098 215.128 1.584.146
24.717 4.272 2.550 5.259 5.263 7.373 42.134 180.801 1.365.004
54.817 9.383 5.816 11.534 11.582 16.503 91.232 395.929 2.949.151
Evolutie 2003-2012 T M V Abs.
%
891
3.578
4.468
6,8
108.544
217
4.404
4.621
4,4
71.483
1.467
3.760
5.228
7,9
722 2.438 3.159 112 540 652 10 129 139 176 670 846 236 537 772 188 562 750 584 4.742 5.326 3.881 18.921 22.803 46.909 149.987 196.895
6,1 7,5 2,5 7,9 7,1 4,8 6,2 6,1 7,2
Bron : Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg
In de periode 2003-2012 (tabel 8 en figuur 19) stijgt de Limburgse beroepsbevolking met +6,1% aan een trager tempo dan in Vlaanderen (+7,2%). Met +7,9% is West-Limburg de Limburgse streek met relatief de meest positieve evolutie. In Midden-Limburg bedraagt de groei slechts +4,4%. Het Maasland groeit met +6,1%. Op gemeentelijk vlak worden in het Maasland de sterkste stijgingspercentages opgetekend in Lanaken (+7,9%), Dilsen-Stokkem (+7,5%) en Maaseik (+7,1%). Kinrooi (+2,5%) kent de zwakste evolutie van haar beroepsbevolking. Figuur 19 : Groei-% van de beroepsbevolking (15-64 jaar) 2003-2012
-23-
Goed zichtbaar in figuur 19 is dat de mannelijke beroepsbevolking in alle regio’s maar weinig meer toeneemt en dat dit het meest uitgesproken is in Midden-Limburg, waar zelfs nauwelijks nog groei is. De vrouwelijke beroepsbevolking kent globaal in Limburg (+11,7%) ook een lager groeicijfer dan Vlaanderen (+12,3%). Het laagste groeiritme bij de vrouwen wordt opgetekend in Midden-Limburg (+9,7%) en het hoogste in West-Limburg (+13,1%). In het Maasland is dit +10,9%. Lanaken (+14,6%) en Dilsen-Stokkem (+14,5%) kennen de grootste groei bij de vrouwelijke beroepsbevolking. Kinrooi kent duidelijk de laagste groei bij de vrouwen met +5,3%. Bij de mannelijke beroepsbevolking valt het nog redelijke groeicijfer op in Maaseik (+3,9%).
Activiteitsgraad De activiteitsgraad (tabel 9) geeft een idee van de mate waarin de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) actief is op de arbeidsmarkt, d.w.z. een job heeft of een job zoekt. De activiteitsgraad is namelijk de verhouding tussen de beroepsbevolking en de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Tabel 9 : Evolutie van de activiteitsgraad (jaargemiddelden 15-64 jaar) 2003-2012 (de beroepsbevolking/bevolking op arbeidsleeftijd)
2003 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
2012
M
V
T
M
V
T
76,2 75,9 75,0 72,7 75,0 75,9 70,1 74,1 71,2 76,8 75,5 76,7
60,4 60,5 59,1 57,7 58,6 61,3 56,2 60,2 55,5 61,2 60,0 62,2
68,5 68,3 67,2 65,4 67,0 68,9 63,3 67,3 63,5 69,1 67,9 69,6
74,9 73,4 74,6 72,6 74,3 74,1 70,7 74,5 71,3 75,9 74,3 75,6
64,9 63,7 63,0 62,0 63,8 62,2 62,7 64,6 58,9 67,0 64,3 66,5
70,0 68,6 68,8 67,4 69,1 68,4 66,8 69,6 65,2 71,5 69,4 71,1
Evolutie 2003-2012 M V T -1,3 -2,5 -0,4 -0,1 -0,7 -1,8 0,6 0,4 0,1 -0,9 -1,2 -1,1
4,4 3,2 3,9 4,3 5,2 0,8 6,5 4,3 3,4 5,8 4,3 4,3
1,5 0,3 1,6 2,1 2,1 -0,5 3,4 2,3 1,7 2,4 1,5 1,6
Bron : Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg
Limburg (67,9%) heeft niet alleen een lagere activiteitsgraad dan Vlaanderen (69,6%) in 2003 maar, zoals figuur 20 illustreert, is de discrepantie in 2012, met voor Limburg en Vlaanderen respectievelijk een activiteitsgraad van 69,4% en 71,1%, nog iets toegenomen. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan Midden-Limburg (68,6%), met een groei van haar activiteitsgraad van slechts +0,3%. Zuid-Limburg (71,5%) daarentegen heeft in de betrokken periode haar achterstand t.o.v. Vlaanderen weten om te buigen in een voorsprong. De activiteitsgraad in het Maasland bedraagt 67,4%. Binnen het Maasland scoren 4 van 5 gemeenten beter dan het Vlaams gemiddelde van +1,6% qua groei van de actviteitsgraad. Enkel Kinrooi valt uit de toon en ziet haar activiteitsgraad zelfs dalen (-0,5%). Aangezien de mannelijke beroepsbevolking maar weinig meer aangroeit, vindt de toename van de activiteitsgraad in de beschouwde regio’s nog uitsluitend plaats bij de vrouwen. In het Maasland wijken Lanaken, Maaseik en Maasmechelen hier van af en kennen ook een aangroei, zij het zeer beperkt, bij de mannelijke activiteitsgraad van respectievelijk +0,6%, 0,4% en 0,1%.
-24-
Figuur 20 : Groei activiteitsgraad (jaargemiddelden 15-64 jaar) 2003-2012 (beroepsbevolking in % van de bevolking op arbeidsleeftijd)
Opvallend is ook dat de Maaslandse activiteitsgraad achterop en de Zuid-Limburgse voorop blijft bij de rest van Limburg, zowel bij de mannen als de vrouwen. Figuur 21 laat duidelijk zien dat van de Limburgse regio’s in 2012, het Maasland (67,4%) de laagste activiteitsgraad heeft en Zuid-Limburg (71,5%) de hoogste. Dit was in 2003 ook al zo. Figuur 21 : Activiteitsgraad (jaargemiddelden 15-64 jaar) per geslacht in 2012 (beroepsbevolking in % van de bevolking op arbeidsleeftijd)
De Maaseikse bevolking (69,6%) toont zich het meest actief op de arbeidsmarkt en dat geldt daar voor zowel de mannen (74,5%) als de vrouwen (64,6%). Globaal met 65,2% en bij de vrouwen met 58,9% heeft Maasmechelen de laagste activiteitsgraden. Bij de mannen is dit Lanaken met 70,7%.
-25-
Werkloosheid Niet-werkende werkzoekenden In de periode 31/12/2003-31/12/2013 (tabel 10 en figuur 22) daalt het aantal niet-werkende werkzoekenden (nwwz) in Limburg van 34.138 tot 33.113 of met -3,0%, dat hiermee beter presteert dan Vlaanderen (+7,7%). Enkel de Noord-Limburgse (+10,3%) werkloosheidsevolutie verloopt slechter dan de Vlaamse. West-Limburg (-14,9%) en Midden-Limburg (-8,0%) scoren het best. Het Maasland kent een toename met +5,0% of +262 nwwz. In de Maaslandse gemeenten daalt het aantal nwwz in Maasmechelen (-4,9%) en Kinrooi (-2,2%). De nwwz-toenames bedragen +36,7% in Lanaken, +7,2% in Maaseik en +3,5% in Dilsen-Stokkem. Tabel 10 : Evolutie van de niet-werkende werkzoekenden 2003-2013 31/12/2003 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
31/12/2013
M
V
T
M
V
1.815 4.961 2.777 2.316 379 145 336 355 1.101 2.857 14.726 101.107
2.689 6.385 3.679 2.946 489 258 470 480 1.249 3.713 19.412 112.081
4.504 11.346 6.456 5.262 868 403 806 835 2.350 6.570 34.138 213.188
2.485 5.605 2.792 2.922 457 207 578 483 1.197 3.604 17.408 123.963
2.484 4.835 2.705 2.602 441 187 524 412 1.038 3.079 15.705 105.607
T
Evolutie 2003-2013 T M V Abs.
%
4.969 670 -205 465 10,3 10.440 644 -1.550 -906 -8,0 5.497 15 -974 -959 -14,9 5.524 606 -344 262 5,0 898 78 -48 30 3,5 394 62 -71 -9 -2,2 1.102 242 54 296 36,7 895 128 -68 60 7,2 2.235 96 -211 -115 -4,9 6.683 747 -634 113 1,7 33.113 2.682 -3.707 -1.025 -3,0 229.570 22.856 -6.474 16.382 7,7
Bron : VDAB Verwerking: ERSV-Limburg
Opmerkelijk is dat in de beschouwde periode in alle regio’s de werkloosheid bij de vrouwen is gedaald en bij de mannen gestegen. West-Limburg kent met -26,5% de grootste afname bij de vrouwen en Noord-Limburg met -7,6% de kleinste, wat wel nog gunstiger is dan de Vlaamse daling met -5,8%. De mannelijke werkloosheid stijgt het meest in Noord-Limburg (+36,9%) en het minst in West-Limburg (+0,5%). In het Maasland is er een werkloosheidsdaling met -11,7% bij de vrouwen en een stijging met +26,2% bij de mannen. Figuur 22 : %-evolutie van de niet-werkende werkzoekenden 2003-2013
-26-
Behalve in Lanaken waar de vrouwelijke werkloosheid is gestegen met +11,5%, zien we binnen het Maasland ook hetzelfde genderbeeld in de gemeenten. Bij de vrouwen daalt de werkloosheid het snelst in Kinrooi (-27,5%) en het langzaamst in Dilsen-Stokkem (-9,8%). De sterkste stijging bij de mannen wordt genoteerd in Lanaken (+72,0%) en de geringste in Maasmechelen (+8,7%). Eind 2003 zijn vrouwen duidelijk vaker terug te vinden in de werkloosheidsstatistieken dan mannen. Dit patroon wordt dan op alle geografische niveaus vastgesteld (figuur 23). Eind 2013 bestaat deze oververtegenwoordiging van de vrouwen in de werkloosheid niet meer en is dit patroon nagenoeg overal omgekeerd. In het Maasland bedraagt het aandeel vrouwelijke nwwz nog 47,1%. Op gemeentelijk vlak zijn nu ook in alle gemeenten van het Maasland minder vrouwen dan mannen werkloos. Maaseik (46,0%) heeft het kleinste aandeel vrouwen in de nwwz en Dilsen-Stokkem (49,1%) het grootste. Figuur 23 : Evolutie %-aandeel vrouwen in niet-werkende werkzoekenden 2003-2013
Van de 33.113 nwwz in Limburg op 31/12/2013 is (figuur 24):
16,7% arbeidsgehandicapt; 21,6% jonger dan 25 jaar en 24,2% 50 jaar of ouder; 23,7% 2 jaar of langer werkloos; 45,9% laaggeschoold; 22,8% allochtonen.
In de Limburgse streken worden hiervan de grootste aandelen nwwz opgetekend in:
Zuid-Limburg met 19,9% arbeidsgehandicapten; West-Limburg met 23,6% jonger dan 25 jaar en Zuid-Limburg met 26,7% 50 jaar of ouder; Midden-Limburg met 24,3% 2 jaar of langer werkloos; Maasland met 47,9% laaggeschoold; Midden-Limburg met 29,9% allochtonen.
-27-
Figuur 24 : %-aandeel van de kansengroepen in niet-werkende werkzoekenden op 31/12/2013
-28-
De Maaslandse gemeenten met de omvangrijkste kansengroepen onder hun werklozenpopulatie zijn voor wat betreft:
Arbeidsgehandicapten: Kinrooi (20,3%); Jonger dan 25 jaar: Maasmechelen (22,0%); 50 jaar of ouder: Kinrooi (31,5%); 2 jaar of langer werkloos: Dilsen-Stokkem (25,2%), Kinrooi (25,1%) en Lanaken (25,1%); Laaggeschoolden: Maasmechelen (50,5%); Allochtonen: Maasmechelen (32,6%).
Werkloosheidsgraad Figuur 25 toont dat de werkloosheidsgraad, of het aandeel van de niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking, tussen december 2003 en december 2013 niet alleen globaal in Limburg maar ook in al haar streken meer is verminderd dan in Vlaanderen. Eind december 2003 ligt de werkloosheidsdruk enkel in Noord-Limburg (7,5%) onder het Vlaamse niveau van 7,9%, terwijl overig Limburg slechter scoort. Tien jaar later zit zowel Noord-Limburg (7,1%) als Zuid-Limburg (7,3%) en West-Limburg (7,6%) onder de Vlaamse werkloosheidsdruk van 7,8%. Zowel in 2003 als 2013 kennen Midden-Limburg (11,5% in 2003 en 9,6% in 2013) en het Maasland (11,0% en 10,0%) het hoogste aantal werklozen t.o.v. hun beroepsbevolking. Nagenoeg alle Maaslandse gemeenten zien hun werkloosheidsdruk tussen 2003 en 2013 verminderen, uitgezonderd Lanaken waar de werkloosheidsgraad stijgt van 8,6% tot 9,5%. De laagste werkloosheidsdruk van het Maasland wordt eind 2013 opgetekend in Kinrooi (6,8%), terwijl in Maasmechelen (13,4%) de hoogste wordt genoteerd. Figuur 25 : Evolutie werkloosheidsgraad 2003-2013 (niet-werkende werkzoekenden in % van beroepsbevolking)
-29-
B. ECONOMISCH WEEFSEL B.1. ONDERNEMERSCHAP Zelfstandigen Evolutie Volgens de statistieken van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (tabel 11) telt Limburg op 31 december 2012 in totaal 56.871 zelfstandigen (exclusief bijberoepen), onder wie 37.215 mannen en 19.656 vrouwen. Hiermee vertegenwoordigt Limburg een aandeel van 12,2% in Vlaanderen (467.740). In vergelijking met eind 2003 neemt het aantal zelfstandigen in Limburg (+10,7%) relatief meer toe dan in Vlaanderen (+7,7%). Opvallend is dat het sindsdien overal hoofdzakelijk de mannen zijn die zorgen voor de zelfstandigenaangroei. Binnen Limburg kent WestLimburg (+20,4%) de beste evolutie en Zuid-Limburg (+2,1%) de minst goede. Het Maasland groeit met +7,5%. Van alle Maaslandse gemeenten kan Dilsen-Stokkem (+15,0%) tussen 2003 en 2012 de meest gunstige ontwikkeling voorleggen en Maaseik (+3,0%) de minst gunstige. Tabel 11 : Evolutie van het aantal zelfstandigen, exclusief bijberoepen, per geslacht 31/12/2003
31/12/2012
Evolutie 2003-2012 T M V Abs.
M
V
T
M
V
T
Noord-Limburg
5.866
3.285
9.151
6.682
3.405
10.087
816
120
936
10,2
Midden-Limburg
8.036
4.858
12.894
9.861
5.107
14.968
1.825
249
2.074
16,1
West-Limburg
4.979
3.321
8.300
6.524
3.472
9.996
1.545
151
1.696
20,4
Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg
4.190 664 546 882 1.049 1.049 9.045
2.505 389 287 549 600 680 5.282
6.695 1.053 833 1.431 1.649 1.729 14.327
4.680 783 553 954 1.101 1.289 9.468
2.515 428 311 530 597 649 5.157
7.195 1.211 864 1.484 1.698 1.938 14.625
490 119 7 72 52 240 423
10 39 24 -19 -3 -31 -125
500 158 31 53 49 209 298
7,5 15,0 3,7 3,7 3,0 12,1 2,1
LIMBURG VLAANDEREN
%
32.116
19.251
51.367
37.215
19.656
56.871
5.099
405
5.504
10,7
276.631
157.743
434.374
307.471
160.269
467.740
30.840
2.526
33.366
7,7
Bron : RSVZ Verwerking : ERSV-Limburg
Sectoraandeel Uit figuur 26 blijkt dat in 2012 qua zelfstandigen (exclusief bijberoepen) in Midden-Limburg (3,5%) het sectoraandeel van de primaire sector het kleinst is van alle regio’s, en in Zuid-Limburg (15,0%) het grootst. In het Maasland bedraagt dit aandeel 7,8%. De zelfstandigenbijdrage van de secundaire sector in het totaal aantal zelfstandigen is het geringste in Zuid-Limburg (13,9%) en het omvangrijkste in Noord-Limburg (17,9%), gevolgd door West-Limburg (17,5%) en het Maasland (17,2%). De tertiaire sector (commerciële diensten) levert relatief gezien het grootst aantal zelfstandigen op in Midden-Limburg (59,6%). Zuid-Limburg (52,7%) laat in deze sector het minste aantal zelfstandigen optekenen. Het Maasland kent hier een sectoraandeel van 57,0%.
-30-
Het aandeel van de quartaire sector (niet-commerciële diensten) blijkt dan weer betrekkelijk het omvangrijkst in Midden-Limburg (18,8%). In deze sector bedraagt het aandeel in het Maasland 15,0% en sluit Noord-Limburg de rij met 14,9%. Binnen het Maasland valt vooral de gemeente Kinrooi op met een groot sectoraandeel voor de primaire sector en met een eerder bescheiden aanwezigheid van de tertiaire sector. Figuur 26 : Sectoraandeel van de zelfstandigen, excl. bijberoepen, op 31/12/2012
Aanwezigheidsindexen De relatieve omvang van het aantal zelfstandigen (exclusief bijberoepen) in de beschouwde gebieden wordt het duidelijkst uitgedrukt aan de hand van de aanwezigheidsindex. Deze index geeft per gebied weer in hoeverre de zelfstandigen er sterk of minder sterk aanwezig zijn in vergelijking met gemiddeld in Vlaanderen. Daartoe wordt de verhouding tussen enerzijds het aantal zelfstandigen in een gebied en anderzijds het totale aantal personen op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) in dat gebied vergeleken met dezelfde verhouding voor Vlaanderen. Een aanwezigheidsindex met waarde 1 betekent dat het betreffende gebied even sterk staat dan gemiddeld in Vlaanderen. Een waarde hoger dan 1 wijst erop dat het gebied sterker staat dan gemiddeld in Vlaanderen. Een waarde lager dan 1 wijst op het omgekeerde. Figuur 27 illustreert dat in 2012 de zelfstandigen (exclusief bijberoepen) minder sterk aanwezig zijn in Limburg (0,88) in vergelijking met gemiddeld in Vlaanderen. De zelfstandige werkgelegenheid staat in vergelijking met Vlaanderen ook in bijna alle Limburgse streken minder sterk. Enkel in Zuid-Limburg (1,02) staat de zelfstandige werkgelegenheid ongeveer even sterk als in Vlaanderen. In het Maasland bedraagt deze index 0,78. Binnen het Maasland kent Maasmechelen (0,68) de laagste aanwezigheidsindex en Maaseik (0,90) en Kinrooi (0,90) de hoogste.
-31-
Figuur 27 : Aanwezigheidsindexen t.o.v. Vlaanderen in 2012 inzake de zelfstandigen, excl. bijberoepen
Vestigingen met personeel Evolutie Het aantal vestigingen met personeel (tabel 12) vermeerdert tussen 31/12/2003 en 31/12/2012 in Limburg van 19.476 tot 20.726 of met +6,4%, tegenover een toename met +4,6% in Vlaanderen. Hiermee komt eind 2012 het aandeel van Limburg in Vlaanderen op 13,1%. West-Limburg (+11,2%) groeit het snelst en Noord-Limburg (+1,8%) en Zuid-Limburg (+1,8%) het traagst. De stijging in het Maasland bedraagt +5,8%. De evolutie in het Maasland op gemeentelijk niveau varieert van -2,6% in Kinrooi tot +12,4% in Maasmechelen. Tabel 12 : Evolutie van het aantal vestigingen met personeel 31/12/2003-31/12/2012 31/12/2003 31/12/2012 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
3.192 6.197 3.071 2.453 374 235 551 543 750 4.563 19.476 151.116
Bron : R.S.Z. Verwerking: ERSV-Limburg
-32-
3.250 6.820 3.414 2.595 410 229 551 562 843 4.647 20.726 158.016
Evolutie 2003-2012 Abs. % 58 623 343 142 36 -6 0 19 93 84 1.250 6.900
1,8 10,1 11,2 5,8 9,6 -2,6 0,0 3,5 12,4 1,8 6,4 4,6
Sectoraandeel Voor wat betreft het aantal vestigingen met personeel blijkt dat eind 2012 (figuur 28) in Zuid-Limburg (9,5%) het sectoraandeel van de primaire sector het grootst is van alle regio’s en in Midden-Limburg (0,5%) het kleinst, voorafgegaan door het Maasland met 1,6%. Het sectoraandeel van de secundaire sector scoort het hoogst in West-Limburg (25,7%) en het laagst in Midden-Limburg (18,8%). In het Maasland is dit 23,4%. De tertiaire sector (commerciële diensten) heeft relatief gezien het grootst aantal vestigingen in Midden-Limburg (57,4%) en Vlaanderen (57,3%) en het minst in Zuid-Limburg (50,1%). In het Maasland bedraagt dit sectoraandeel 52,5%. Noord-Limburg (20,1%) blijkt binnen Limburg het geringste aandeel van de quartaire sector (nietcommerciële diensten) te hebben. De beste score in deze sector wordt opgetekend in MiddenLimburg met 23,3%, gevolgd door het Maasland met 22,4%. De Maaslandse gemeenten met de hoogste sectoraandelen eind 2012 zijn voor:
de primaire sector: Kinrooi (4,8%);
de secundaire sector: Dilsen-Stokkem (33,7%) en Kinrooi (27,5%);
de tertiaire sector: Maasmechelen (56,9%) en Lanaken (55,5%);
de quartaire sector: Maaseik (24,6%). Figuur 28 : Sectoraandeel van het aantal vestigingen met personeel op 31/12/2012
Aanwezigheidsindexen Uit een aanwezigheidsindex van 0,95 voor Limburg t.o.v. Vlaanderen in 2012 (figuur 29), blijkt dat er in Limburg in vergelijking met gemiddeld in Vlaanderen iets minder vestigingen met personeel actief zijn. Van de Limburgse streken kent enkel Midden-Limburg (1,13) een sterkere aanwezigheid van bedrijfsvestigingen dan Vlaanderen. De Maaslandse aanwezigheidsindex is met 0,84 de laagste van de provincie Limburg. -33-
Binnen het Maasland kent Kinrooi (0,71) de laagste vestigingenaanwezigheid in vergelijking met Vlaanderen. Bij de overige gemeenten varieert dit van 0,79 in Dilsen-Stokkem tot 0,89 in Maaseik. Figuur 29 : Aanwezigheidsindexen t.o.v. Vlaanderen in 2012 inzake de vestigingen met personeel
KMO-aandeel Het aandeel van de KMO’s, gedefinieerd als bedrijven met minder dan 50 werknemers, in het totaal aantal vestigingen met personeel bedraagt op 31/12/2012 (figuur 30) in Limburg 95,0% en in Vlaanderen 94,8%. Midden-Limburg (94,1%) heeft het minst hoge aandeel en Zuid-Limburg (96,1%) het hoogste. Sinds eind 2003 is dit KMO-aandeel in alle regio’s licht gedaald. Het Maasland heeft eind 2012 met 95,4% een iets grotere KMO-aanwezigheid dan Limburg en Vlaanderen en deze is naar verhouding het grootst in Kinrooi (96,5%) en het kleinst in DilsenStokkem (94,4%). Figuur 30 : %-aandeel KMO’s (< 50 wns) in het totaal aantal vestigingen met personeel 2003-2012
-34-
B.2. TEWERKSTELLING (Jobs in loondienst) Evolutie Volgens de RSZ-statistieken (tabel 13) verhoogt tijdens de periode 31 december 2003 - 31 december 2012 in Vlaanderen de werkgelegenheid in dienstverband met +9,9%, van 1.989.638 arbeidsplaatsen naar 2.186.590 (+196.952). Het leeuwenaandeel van de nieuwe banen in Vlaanderen wordt ingenomen door vrouwen (167.693 of ruim 85% van de totale groei). De aangroei van de bezoldigde werkgelegenheid in de periode 2003-2012 bedraagt in Limburg +23.273 banen of +9,3%. Het aandeel van Limburg in de Vlaamse groei bedraagt hiermee 11,8%. Bovendien is in de beschouwde periode in Limburg de jobtoename een louter vrouwelijke (+25.952) aangelegenheid. Bij de mannen zijn er immers 2.679 banen verloren gegaan. Van de 5 Limburgse streken realiseert West-Limburg met +14,9% (+5.683) relatief de grootste toename qua jobs in loondienst en het Maasland met +6,6% (+1.709 waarvan -760 mannen en +2.469 vrouwen) de geringste. Binnen het Maasland ziet Maasmechelen haar tewerkstelling met +13,8% toenemen. Kinrooi (-0,4%) kent een lichte daling. Tabel 13 : Evolutie aantal jobs in loondienst (R.S.Z.-tewerkstelling) per geslacht 31/12/2003-31/12/2012 31/12/2003 M Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
23.272 59.196 23.546 14.036 3.202 979 3.548 2.568 3.739 24.637 144.687 1.109.578
V
31/12/2012 T
M
V
T
Evolutie 2003-2012 T M V Abs.
%
17.137 40.409 23.026 20.554 43.580 -246 3.417 3.171 7,8 43.425 102.621 57.931 53.255 111.186 -1.265 9.830 8.565 8,3 14.696 38.242 23.812 20.113 43.925 266 5.417 5.683 14,9 11.693 25.729 13.276 14.162 27.438 -760 2.469 1.709 6,6 1.589 4.791 2.956 2.048 5.004 -246 459 213 4,4 819 1.798 956 835 1.791 -23 16 -7 -0,4 2.608 6.156 3.133 3.217 6.350 -415 609 194 3,2 2.835 5.403 2.287 3.377 5.664 -281 542 261 4,8 3.842 7.581 3.944 4.685 8.629 205 843 1.048 13,8 19.592 44.229 23.963 24.411 48.374 -674 4.819 4.145 9,4 106.543 251.230 142.008 132.495 274.503 -2.679 25.952 23.273 9,3 880.060 1.989.638 1.138.837 1.047.753 2.186.590 29.259 167.693 196.952 9,9
Bron : R.S.Z. Verwerking: ERSV-Limburg
Sectoraandeel Inzake loontrekkende banen in 2012 (figuur 31) blijkt dat in Zuid-Limburg (2,0%) het sectoraandeel van de primaire sector het grootst is van alle regio’s en in Midden-Limburg (0,1%) het kleinst. Dit aandeel bedraagt in het Maasland 0,7%. De jobcontributie van de secundaire sector in het totaal aantal jobs is het hoogste in Noord-Limburg (32,7%) en het geringste in Zuid-Limburg (21,8%). In het Maasland is dit 27,6%. De tertiaire sector (commerciële diensten) verschaft relatief gezien het grootst aantal arbeidsplaatsen in Vlaanderen (41,1%), Midden-Limburg (38,3%) en Zuid-Limburg (36,6%). In de overige Limburgse streken schommelt dit percentage rond de 32%. De bijdrage van de quartaire sector (niet-commerciële diensten) blijkt dan weer betrekkelijk het hoogst in het Maasland (39,6%) en Zuid-Limburg (39,6%). Noord-Limburg sluit de rij met 33,8% in deze sector.
-35-
Figuur 31 : Sectoraandeel van de jobs in loondienst op 31/12/2012
De Maaslandse gemeenten laten een zeer divers beeld zien. Gemeenten met de hoogste sectoraandelen eind 2012 zijn voor:
de primaire sector: Maaseik (1,8%);
de secundaire sector: Dilsen-Stokkem (46,9%);
de tertiaire sector: Maasmechelen (42,8%);
de quartaire sector: Maaseik (57,7%).
Aanwezigheidsindexen De aanwezigheidsindex (figuur 32) drukt per gebied uit in hoeverre de loontrekkende werkgelegenheid er sterk of minder sterk aanwezig is in vergelijking met gemiddeld in Vlaanderen. Een verfijning naar sector (tabel 14) laat tevens zien hoe de tewerkstelling in de betrokken sector van het gebied aanwezig is t.o.v. dezelfde sector in Vlaanderen. Globaal gezien telt Limburg in 2012 in verhouding, met een aanwezigheidsindex van 0,91, iets minder arbeidsplaatsen dan Vlaanderen. Midden-Limburg (1,33) is de enige Limburgse streek waar de loontrekkende werkgelegenheid sterker aanwezig is dan in Vlaanderen. De aanwezigheidsindex in het Maasland bedraagt slechts 0,64. Geen enkele Maaslandse gemeente benadert het Vlaamse niveau qua relatieve omvang van het aantal loontrekkende jobs. In Kinrooi bedraagt deze index 0,40. De hoogste waarde van 0,70 in de streek wordt opgetekend in Dilsen-Stokkem en Lanaken.
-36-
Figuur 32 : Aanwezigheidsindexen t.o.v. Vlaanderen in 2012 inzake de jobs in loondienst
De primaire sector staat in Limburg wat sterker dan gemiddeld in Vlaanderen, met een index van 1,17. Dit geldt echter niet voor alle Limburgse streken. Vooral in Midden-Limburg (0,17) en WestLimburg (0,47), maar ook in het Maasland (0,89) staat de primaire sector zwakker dan gemiddeld in Vlaanderen. In de andere 2 streken staat de primaire sector daarentegen sterker met als koploper Zuid-Limburg, waar de aanwezigheidsindex voor de primaire sector zelfs 2,83 bedraagt. Binnen het Maasland heeft Maaseik (2,34) een beduidend sterkere vertegenwoordiging van de primaire sector dan Vlaanderen. Tabel 14 : De aanwezigheidsindexen t.o.v. Vlaanderen per sector in 2012 inzake de jobs in loondienst Primair Secundair Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
1,58 0,17 0,47 0,89 0,28 0,83 0,45 2,34 0,58 2,83 1,17 1,00
1,16 1,41 1,07 0,76 1,41 0,59 0,79 0,47 0,63 0,67 1,05 1,00
Tertiair
Quartair
Totaal
0,65 1,24 0,65 0,50 0,41 0,30 0,54 0,37 0,67 0,64 0,79 1,00
0,80 1,40 0,81 0,72 0,57 0,38 0,82 1,06 0,63 0,81 0,96 1,00
0,83 1,33 0,80 0,64 0,70 0,40 0,70 0,65 0,65 0,72 0,91 1,00
Bron : RSZ, Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg De aanwezigheidsindex wordt berekend als de verhouding tussen enerzijds het aantal arbeidsplaatsen in een bepaald gebied in een bepaalde sector en anderzijds het totaal aantal personen op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) in datzelfde gebied vergeleken met dezelfde verhouding voor het Vlaams Gewest
-37-
In bijna elke Limburgse regio is de aanwezigheidsindex in de quartaire sector lager dan in Vlaanderen. Enkel in Midden-Limburg (1,40) is de betrekkelijke grootte van het aantal arbeidsplaatsen omvangrijker dan in Vlaanderen. Hiermee blijft het provinciaal gemiddelde (0,96) toch maar net onder het Vlaamse. Het Maasland scoort 0,72 op deze index. Maaseik (1,06) scoort als enige gemeente binnen haar streek in de quartaire sector hoger dan het Vlaams gemiddelde. Kinrooi (0,38) kent de laagste aanwezigheidsindex. De secundaire en tertiaire sector worden visueel voorgesteld in figuur 33 voor Limburg en haar streken en in figuur 34 voor het Maasland en haar gemeenten. Op de horizontale as valt de aanwezigheidsindex van de secundaire sector af te lezen, op de verticale as de aanwezigheidsindex van de tertiaire sector. Het rode kruis doorheen de aanwezigheidsindex 1,0 geeft de gemiddelde Vlaamse verhouding tussen het aantal jobs en de bevolking op arbeidsleeftijd. Een streekniveau rechts van de verticale lijn, telt dus meer dan gemiddeld jobs t.o.v Vlaanderen in industrie en bouw, een streekniveau boven de horizontale lijn, omvat meer dan gemiddeld commerciële dienstenjobs. De grootte van de circel staat voor het totaal aantal loontrekkende jobs. Figuur 33 : Belang van de secundaire en tertiaire sector voor Limburg en haar 5 streken in 2012 inzake de jobs in loondienst
In Limburg (figuur 33) stellen we een iets sterkere vertegenwoordiging vast in de secundaire sector (1,05). In de tertiaire sector zien we dat Limburg minder sterk staat (0,79). Het Maasland (0,76 en 0,50) en Zuid-Limburg (0,67 en 0,64) zijn de enige twee streken waarin zowel de industrie & bouw als de commerciële dienstensectoren minder sterk vertegenwoordigd zijn dan gemiddeld in Vlaanderen. In de secundaire sector heeft binnen het Maasland (figuur 34) enkel de gemeente Dilsen-Stokkem (1,41) verhoudingsgewijs meer jobs in loondienst dan gemiddeld in Vlaanderen. In de tertiaire sector komt er geen enkele gemeente boven de Vlaamse norm uit. -38-
Figuur 34 : Belang van de secundaire en tertiaire sector voor het Maasland en haar 5 gemeenten in 2012 inzake de jobs in loondienst
Tewerkstelling in kennisintensieve sectoren Innovatie dringt zich steeds harder op als een strategie voor economische groei, die bijdraagt aan de creatie van een kenniseconomie. De kenniseconomie is niet zomaar eenduidig te omschrijven. Vele definities gaan in de richting van het al dan niet intensief gebruik van onderzoek en ontwikkeling in het productieproces. Eurostat onderscheidt voor de industrie vier categorieën :
hoogtechnologische (farmacie / computers, electronische en optische producten / vliegtuigbouw),
mediumhoogtechnologische (chemie / wapens en munitie / elektrische apparatuur / machines, apparaten en werktuigen / motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers / overige transportmiddelen minus scheeps- en vliegtuigbouw/ medische en tandheelkundige instrumenten),
mediumlaagtechnologische (reproductie van opgenomen media / cokes en geraffineerde aardolieproducten / rubber en kunststof / overige niet-metaalhoudende minerale producten / metalen in primaire vorm / producten van metaal minus wapens en munitie / scheepsbouw / reparatie en installatie van machines en apparaten) en
laagtechnologische industriële sectoren (voedingsmiddelen / dranken / tabaksproducten / textiel / kleding / leer en producten van leer / hout / papier / drukkerijen / meubelen / overige industrie minus medische en tandheelkundige instrumenten).
-39-
Voor de dienstensectoren bestaan er ook classificaties die de kennisintensiteit weergeven. Eurostat definieert ze als :
kennisintensieve high-techdiensten (films en video- en tv-programma's, geluidsopnamen en uitgev. van muziek / programmeren en uitzenden van radio- en televisieprogramma's / telecommunicatie / ontw. en progr. van computerprogramma's, computerconsultancy / dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie / speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied),
kennisintensieve financiële diensten (financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen / verzekeringen, herverzek. en pensioenfondsen, excl. verplichte soc. verzek. / ondersteunende activiteiten voor verzekeringen en pensioenfondsen),
kennisintensieve marktdiensten (vervoer over water / luchtvaart / rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening / act. van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeh. / architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen / reclamewezen en marktonderzoek / overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten / terbeschikkingstelling van personeel / beveiligings- en opsporingsdiensten) en
overige kennisintensieve diensten (uitgeverijen / veterinaire diensten / openbaar best. en defensie, verpl. sociale verzek., onderwijs / menselijke gezondheidszorg / maatschappelijke dienstverlening / kunst, amusement, sport, recreatie). Tabel 15 : Evolutie van het aantal jobs in loondienst in de kennisintensieve sectoren 31/12/2007-31/12/2012
Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
31/12/2007 31/12/2012 Evolutie 2007-2012 Hoogtechnologische en Hoogtechnologische en Hoogtechnologische en mediumhoogtechnologische Kennisintensieve mediumhoogtechnologische Kennisintensieve mediumhoogtechnologische Kennisintensieve industriële sectoren dienstensectoren industriële sectoren dienstensectoren industriële sectoren dienstensectoren Abs. % Abs. % 2.784 17.739 2.708 18.034 -76 -2,7 295 1,7 9.868 51.353 8.129 52.174 -1.739 -17,6 821 1,6 4.577 17.907 4.297 18.703 -280 -6,1 796 4,4 781 12.571 609 12.956 -172 -22,0 385 3,1 5 1.606 15 1.762 10 200,0 156 9,7 13 704 23 701 10 76,9 -3 -0,4 289 2.708 296 3.018 7 2,4 310 11,4 145 3.480 59 3.451 -86 -59,3 -29 -0,8 329 4.073 216 4.024 -113 -34,3 -49 -1,2 2.759 21.280 2.275 22.402 -484 -17,5 1.122 5,3 20.769 120.850 18.018 124.269 -2.751 -13,2 3.419 2,8 141.862 980.830 121.675 1.021.660 -20.187 -14,2 40.830 4,2
Bron : RSZ Verwerking: ERSV-Limburg
Op basis van de RSZ-tewerkstellingsdata kunnen al deze sectoren geanalyseerd worden. Echter door de invoering van de nieuwe Europese activiteitennomenclatuur nace 2008, waardoor de vorige gehanteerde sectorcode nace 2003 ingrijpend werd veranderd, is het vanuit statistisch oogpunt aangewezen om als referentiejaar 2007 te gebruiken aangezien dit het eerst beschikbare jaar is waarvan de RSZ-cijfers verwerkt zijn volgens deze nieuwe nace-code 2008. Uiteraard heeft dit ook zijn weerslag op de definities van de kennisintensieve sectoren en bovendien heeft men van de gelegenheid gebruik gemaakt om sommige definities hiervan te verruimen, vooral dan voor wat betreft de dienstensectoren. In wat volgt wordt aan de hand van deze RSZ-gegevens dieper ingegaan op de capaciteit van Limburg en het Maasland met haar 5 gemeenten om toekomstige uitdagingen aan te gaan in het kader van de globalisering van handels- en industriële processen. Een belangrijke kanttekening is de schaal van de gebieden in kwestie. Het kan zinvol zijn om te analyseren of een -40-
grote regio of een land relatief meer of minder sectoren telt die toekomstgericht zijn. Op een laag geografisch niveau is dit anders: sommige industriële en dienstenactiviteiten zullen zich clusteren in de nabijheid van grote steden (vb. nieuwe dienstenbedrijven rond de as Brussel-Antwerpen) of zijn omwille van historische redenen tot bloei gekomen in een gebied (vb. textielindustrie in het westen van Vlaanderen). Delen van het Vlaamse buitengebied lenen zich misschien beter voor de vestiging van activiteiten in traditionele sectoren die ruimtebehoevend (vb. fruitsector in Zuid-Limburg) zijn. Dit wil zeggen dat elke regio niet zomaar eenzelfde aandeel van deze of gene sectoren moet tellen. Diversiteit is tot op zekere hoogte troef. Onderstaande is dan ook louter descriptief bedoeld. Hoogtechnologische en mediumhoogtechnologische industriële sectoren Indien de hoogtechnologische en mediumhoogtechnologische sectoren (HT-MHT) samengenomen worden, maken de arbeidsplaatsen in de betrokken sectoren eind 2012 in Limburg 3,2% uit van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar). Tussen 31 december 2007 en 31 december 2012 (tabel 15) is er in Limburg een daling met -13,2%, tegenover een stijging met +1,7% van de totale provinciale bezoldigde tewerkstelling in dezelfde periode. Zoals uit figuur 35 blijkt, scoort Limburg hiermee zowel qua tewerkstellingsgraad als banenevolutie iets beter dan Vlaanderen (2,9% en -14,2%). West-Limburg is de enige Limburgse streek waar eveneens de HT-MHT sectoren sterker vertegenwoordigd zijn (4,1%) en beter evolueren (-6,1%) dan gemiddeld in Vlaanderen. In MiddenLimburg komen de HT-MHT sectoren het best aan bod (5,1%), maar is de achteruitgang van het aantal arbeidsplaatsen in deze sectoren met -17,6% toch aanzienlijk. De Noord-Limburgse situatie (2,7% als tewerkstellingsgraad en -2,7% als jobontwikkeling) evolueert stilaan naar de Vlaamse. In het Maasland en Zuid-Limburg is er een eerder zwakke vertegenwoordiging van de HT-MHT bedrijfstakken. Eind 2012 houdt het Maasland nog 609 jobs over in de HT-MHT sectoren wat overeenkomt met een zeer bescheiden tewerkstellingsgraad van 0,7%. Figuur 35 : Tewerkstellingsgraad in de hoog- en mediumhoogtechnologische industriële sectoren op 31/12/2012 en %-evolutie van deze sectoren 2007-2012 voor Limburg en haar 5 streken
-41-
Van deze 609 HT-MHT banen in het Maasland bevinden zich er 296 (48,6%) in Lanaken en 216 (35,5%) in Maasmechelen . De corresponderende tewerkstellingsgraden (figuur 36) liggen met respectievelijk 1,7% en 0,9% echter nog altijd ruim onder het Vlaams gemiddelde. In de rest van het Maasland is er een heel geringe aanwezigheid van de HT-MHT bedrijfstakken, met tewerkstellingsgraden onder het streekgemiddelde. Figuur 36 : Tewerkstellingsgraad in de hoog- en mediumhoogtechnologische industriële sectoren op 31/12/2012 en %-evolutie van deze sectoren 2007-2012 voor het Maasland en haar 5 gemeenten
Kennisintensieve dienstensectoren De bezoldigde tewerkstelling in het geheel van de kennisintensieve diensten is eind 2012 in Limburg goed voor 21,8% van de bevolking tussen 15 en 64 jaar. Het aantal arbeidsplaatsen in deze sectoren vermeerdert sedert december 2007 met +2,8%, wat 1,1% hoger is dan de aangroei van de totale Limburgse bezoldigde tewerkstelling. Tabel 15 en figuur 37 laten niettemin zien dat Limburg met deze cijfers sinds 2007 haar achterstand inzake kennisintensieve dienstenjobs t.o.v. Vlaanderen (+4,2%) iets groter ziet worden en hiermee haar tewerkstellingsgraad niet heeft verbeterd t.o.v. de Vlaamse (24,6%). Midden-Limburg bewijst dat deze categorie van diensten beter gedijt in een regionaalstedelijk gebied zoals de bi-pool Hasselt-Genk, door een meer prominente aanwezigheid (33,0%) van de betrokken bedrijfstakken dan in Vlaanderen. Met een banengroei van +5,3% komt Zuid-Limburg uit op een tewerkstellingsgraad van 17,6% en situeert zich hiermee in de buurt van West- Limburg (18,0%) en Noord-Limburg (18,1%). In het Maasland komen de kennisintensieve diensten blijkbaar minder van de grond. Het aantal arbeidsplaatsen in de kennisintensieve dienstensectoren bedraagt eind 2012 in het Maasland 12.956. Ondanks een toch behoorlijke stijging (+3,1% of +385 jobs) sinds eind 2007, blijft de tewerkstellingsgraad van 15,9% in het Maasland de laagste van de Limburgse streken in 2012.
-42-
Figuur 37 : Tewerkstellingsgraad in de kennisintensieve dienstensectoren op 31/12/2012 en %-evolutie van deze sectoren 2007-2012 voor Limburg en haar 5 streken
Binnen het Maasland behalen in 2012 (figuur 38) Maaseik (20,7%; 3.451 jobs), Lanaken (17,5%; 3.018) en Maasmechelen (15,9%; 4.024) een even hoge of hogere tewerkstellingsgraad in de kennisintensieve dienstensectoren dan hun streekgemiddelde. Met 310 bijkomende jobs in Lanaken (+11,4%) en 156 in Dilsen-Stokkem (+9,7%), zijn deze 2 gemeenten sinds 2007 de enige jobcreators in het Maasland in deze dienstensectoren. Jobverlies doet zich voor in Maasmechelen (-49 banen of -1,2%), Maaseik (-29 of -0,8%) en Kinrooi (-3 of -0,4%). Figuur 38 : Tewerkstellingsgraad in de kennisintensieve dienstensectoren op 31/12/2012 en %-evolutie van deze sectoren 2007-2012 voor het Maasland en haar 5 gemeenten
-43-
Tewerkstelling in KMO’s Uit figuur 39 wordt duidelijk dat eind 2012 het aandeel van de KMO’s, gedefinieerd als bedrijven met minder dan 50 werknemers, in de bezoldigde werkgelegenheid in Limburg (45,1%) en haar streken (van 45,3% in Noord-Limburg tot 52,1% in Zuid-Limburg) hoger is dan in Vlaanderen (42,8%), met uitzondering van Midden-Limburg (38,9%). Sinds eind 2003 is dit KMO-aandeel in de loontrekkende Figuur 39 : %-aandeel van de KMO’s (<50 wns) in het totaal aantal jobs in loondienst 2003-2012
tewerkstelling in alle beschouwde regio’s gestegen. Alleen in Noord-Limburg (+3,0%) is sindsdien het belang van de KMO’s minder snel toegenomen dan het Vlaamse (+3,7%) gemiddelde. In Kinrooi (59,1%) en Maasmechelen (57,4%) blijken eind 2012 de KMO’s te zorgen voor het merendeel van de tewerkstelling. In de andere drie gemeenten van het Maasland ligt het KMOaandeel onder de 50%: 48,9% in Dilsen-Stokkem, 47,4% in Maaseik en 46,1% in Lanaken. Dit KMOaandeel in de RSZ-tewerkstelling is sinds eind 2003 het meest gegroeid in Dilsen-Stokkem (+7,2%). Slechts in 1 gemeente is het KMO-gewicht sedertdien verminderd, te weten in Kinrooi (-6,3%).
Vacatures en spanningsgraad Het betreft hier de openstaande vacatures uit het normaal economisch circuit (NEC) zonder uitzendopdrachten. Door de uitzendopdrachten niet mee te tellen worden o.a. dubbeltellingen vermeden, zodat dit volgens de VDAB de beste indicator is om de toestand en evolutie op de vraagzijde van de arbeidsmarkt weer te geven. De verhouding tussen het maandgemiddelde van de niet-werkende werkzoekenden (nwwz) en het gemiddeld aantal openstaande vacatures per maand noemt men de spanningsgraad. Deze spanningsgraad, of m.a.w. het aantal nwwz per openstaande vacature, is een maatstaf voor het al of niet makkelijk invullen van vacatures binnen een gebied, want hoe hoger de spanningsgraad, hoe gemakkelijker een vacature zal ingevuld worden door het groter aanbod aan werkzoekenden. Een hoge spanningsgraad wordt vanuit werkgeversperspectief -44-
als gunstig beschouwd; dit impliceert nl. minder knelpunten. Een heel krappe arbeidsmarkt wordt ervaren bij een spanningsgraad kleiner dan 4. Deze indicator moet evenwel met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden. De vacatures worden geregistreerd volgens de vestigingsplaats van het bedrijf, wat niet altijd overeenkomt met de plaats van tewerkstelling. In kleine gebieden kan dit tot een vertekend beeld leiden. Figuur 40 : Evolutie van de spanningsgraden 2003-2013 (jaargemiddelden) (aantal NWWZ per openstaande vacature)
In Limburg registreerde de VDAB in de loop van 2013 gemiddeld 3.560 openstaande vacatures per maand. Afgezet tegen het gemiddeld aantal van 32.266 nwwz per maand geeft dit in 2013 voor Limburg een spanningsgraad van 9,1 nwwz per openstaande vacature (figuur 40 en tabel 16). Ten opzichte van Vlaanderen (5,6) is dit een betere score. Het Maasland (25,4) kent de hoogste spanningsgraad van de 5 Limburgse streken. Hekkensluiter is Midden-Limburg met 6,0 werkzoekenden per vacature, wat nog steeds iets beter is dan het Vlaams gemiddelde. In de meeste Tabel 16 : Evolutie van de niet-werkende werkzoekenden, openstaande vacatures en spanningsgraden 2003-2013 (jaargemiddelden) 2003 Openstaande NWWZ vacatures Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Di l s en-Stokkem Ki nrooi La na ken Ma a s ei k Ma a s mechel en
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
4.336 11.082 6.382 5.256 842 414 780 863 2.357 6.254 33.310 207.806
316 639 271 311 34 8 164 34 72 705 2.242 20.422
Spanningsgraad 13,7 17,4 23,6 16,9 24,8 49,2 4,8 25,6 32,9 8,9 14,9 10,2
2013 Openstaande NWWZ vacatures 4.764 10.285 5.326 5.400 881 373 1.092 857 2.197 6.491 32.266 221.901
493 1.718 633 212 25 5 67 19 97 504 3.560 39.696
Evolutie 2003-2013 Spanningsgraad 9,7 6,0 8,4 25,4 35,8 78,5 16,3 44,5 22,7 12,9 9,1 5,6
NWWZ Abs. 428 -797 -1.056 144 39 -41 312 -6 -160 237 -1.044 14.095
Openstaande vacatures % Abs. %
9,9 -7,2 -16,5 2,7 4,6 -9,9 40,0 -0,7 -6,8 3,8 -3,1 6,8
177 1.079 362 -99 -9 -4 -96 -14 25 -201 1.318 19.273
55,9 169,0 133,6 -31,8 -27,7 -43,6 -59,0 -42,8 34,7 -28,5 58,8 94,4
Bron : VDAB Verwerking: ERSV-Limburg Spanningsgraad = de verhouding tussen het maandgemiddelde van de NWWZ en het gemiddeld aantal openstaande vacatures per maand
-45-
Spanningsgraad -4,0 -11,4 -15,2 8,5 11,1 29,3 11,5 18,9 -10,1 4,0 -5,8 -4,6
beschouwde regio’s is de spanningsgraad sinds 2003 gedaald. Enkel het Maasland (+8,5) en ZuidLimburg (+4,0) zien hun spanningsgraad verbeteren. Het grootste aanbod aan werkzoekenden per vacature op het niveau van de Maaslandse gemeenten wordt in 2013 opgetekend in Kinrooi (78,5). De laagste spanningsgraden komen voor in Lanaken (16,3) en Maasmechelen (22,7). Sinds 2003 ziet alleen Maasmechelen (-10,1) haar spanningsgraad afnemen. De felste stijging doet zich voor in Kinrooi (+29,3).
B.3. WERKGELEGENHEID Totale werkgelegenheid De totale werkgelegenheid (tabel 17) omvat de jobs in loondienst en de zelfstandigen exclusief de bijberoepen. Tussen 31/12/2003 en 31/12/2012 vermeerdert de totale werkgelegenheid in Limburg van 302.597 tot 331.374 jobs of met +9,5%, wat hetzelfde groeiritme is als in Vlaanderen. Het aandeel van Limburg (+28.777 jobs) in de Vlaamse groei (+230.318) bedraagt 12,5%. West-Limburg (+15,9%) groeit inzake werkgelegenheid het snelst. Het Maasland (+6,8%) laat de kleinste stijging zien van alle Limburgse streken. Het overgrote deel van de sinds eind 2003 gecreëerde werkgelegenheid wordt in alle regio’s ingenomen door de vrouwen. Binnen het Maasland kent Maasmechelen (+13,5%) in de beschouwde periode relatief de meest gunstige werkgelegenheidsevolutie en Kinrooi (+0,9%) de minst gunstige. Tabel 17 : Evolutie van de werkgelegenheid 2003-2012 (jobs in loondienst + jobs voor zelfstandigen, excl. bijberoepen)
31/12/2003 Mannen Vrouwen Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
31/12/2012 Totaal Mannen Vrouwen
Evolutie 2003-2012 Totaal Totaal Mannen Vrouwen Abs.
29.138 20.422 49.560 29.708 23.959 53.667 67.232 48.283 115.515 67.792 58.362 126.154 28.525 18.017 46.542 30.336 23.585 53.921 18.226 14.198 32.424 17.956 16.677 34.633 3.866 1.978 5.844 3.739 2.476 6.215 1.525 1.106 2.631 1.509 1.146 2.655 4.430 3.157 7.587 4.087 3.747 7.834 3.617 3.435 7.052 3.388 3.974 7.362 4.788 4.522 9.310 5.233 5.334 10.567 33.682 24.874 58.556 33.431 29.568 62.999 176.803 125.794 302.597 179.223 152.151 331.374 1.386.209 1.037.803 2.424.012 1.446.308 1.208.022 2.654.330
570 560 1.811 -270 -127 -16 -343 -229 445 -251 2.420 60.099
3.537 10.079 5.568 2.479 498 40 590 539 812 4.694 26.357 170.219
4.107 10.639 7.379 2.209 371 24 247 310 1.257 4.443 28.777 230.318
% 8,3 9,2 15,9 6,8 6,3 0,9 3,3 4,4 13,5 7,6 9,5 9,5
Bron : RSZ, RSVZ Verwerking: ERSV-Limburg
Werkgelegenheidsgraad Figuur 41 illustreert dat de werkgelegenheidsgraad, of de verhouding tussen het aantal jobs en het aantal inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar), tussen 2003 en 2012 overal in de regio’s is gestegen, wat wijst op een verbetering van de globale arbeidsmarktsituatie. Tegelijkertijd blijft de werkgelegenheidsgraad vrij veel ruimtelijke spreiding vertonen. Dit laatste komt doordat in deze ratio, die betrekking heeft op de vraagzijde van de arbeidsmarkt, demografische karakteristieken minder een rol spelen. De aanwezigheid van nijverheidstakken en van stedelijke centra zijn bepalend -46-
Figuur 41 : Evolutie van de werkgelegenheidsgraad 2003-2012 (aantal jobs in % van de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 j.))
of een streek een werkgelegenheidspool is of niet. Dit komt tot uiting in de hoge ratio van 79,7% eind 2012 voor Midden-Limburg waar de bipool Hasselt-Genk is gelegen. De overige Limburgse streken (allen duidelijk minder dan 60%) kunnen onvoldoende arbeidsplaatsen creëren voor hun beroepsbevolking. Eind 2012 kent het Maasland een werkgelegenheidsgraad van 42,6%. Ten opzichte van 2003 betekent dit een stijging met +1,6%. Hiermee realiseert het Maasland de kleinste groei qua werkgelegenheidsgraad van alle beschouwde regio’s. Tabel 18 : Evolutie van de werkgelegenheidsgraad per geslacht 2003-2012 (aantal jobs in % van de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 j.))
31/12/2003 Mannen Vrouwen Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
59,6 87,3 56,9 45,1 58,0 35,5 50,9 44,1 38,1 53,3 63,2 69,2
43,8 64,3 37,2 36,8 31,0 28,0 38,6 43,8 36,9 40,7 46,6 53,1
31/12/2012 Totaal Mannen Vrouwen 51,9 75,9 47,2 41,0 44,8 31,9 45,0 43,9 37,5 47,1 55,1 61,3
58,4 84,7 57,9 43,3 54,4 34,2 46,0 39,9 40,9 51,7 61,9 69,1
49,0 74,6 45,8 41,8 36,9 27,9 44,7 48,7 42,6 47,0 54,1 58,9
Evolutie 2003-2012 Totaal Mannen Vrouwen Totaal 53,8 79,7 51,9 42,6 45,8 31,2 45,4 44,3 41,8 49,4 58,1 64,0
-1,3 -2,5 1,0 -1,8 -3,6 -1,3 -4,9 -4,1 2,7 -1,6 -1,3 -0,1
5,1 10,3 8,7 5,1 5,9 -0,1 6,0 5,0 5,8 6,3 7,5 5,7
1,8 3,8 4,7 1,6 1,0 -0,7 0,4 0,3 4,2 2,3 3,0 2,8
Bron : RSZ, RSVZ, Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg
De hoogste gemeentelijke werkgelegenheidsgraad eind 2012 wordt in het Maasland opgetekend in Dilsen-Stokkem (45,8%) en de laagste in Kinrooi (31,2%). In tabel 18 wordt tevens de inhaalbeweging van de vrouwen inzake werkgelegenheid ook via deze indicator duidelijk zichtbaar, aangezien sinds 2003 de evolutie van de werkgelegenheidsgraden bij de vrouwen praktisch overal gunstiger verloopt dan bij de mannen.
-47-
B.4. WERKENDEN Aantal werkenden De groep werkenden tussen 15 en 64 jaar (tabel 19) is samengesteld uit de loontrekkenden, de zelfstandigen en de uitgaande grensarbeid. In de periode 2003-2012 is het aantal werkenden die in Limburg wonen, toegenomen met 26.619 (van 339.816 in 2003 tot 366.435 in 2012) of met +7,8%, vrijwel hetzelfde groeiritme als de werkenden woonachtig in Vlaanderen (+7,9%). West- Limburg (+10,9%) is de Limburgse streek met relatief de meest gunstige evolutie en Midden-Limburg (+6,7%) met de minst gunstige. Het Maasland ziet haar aantal werkenden stijgen met +7,7%. Dilsen-Stokkem (+9,1%) en Maaseik (+9,0%) realiseren binnen het Maasland procentueel de hoogste groei. In Kinrooi (+4,0%) wordt het laagste groeicijfer opgetekend. Tabel 19 : Evolutie van het aantal werkenden (15-64 jaar) 2003-2012 (jaargemiddelden) 2003
Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
2012
M
V
T
M
V
T
35.468
25.581
61.050
36.185
29.515
65.699
53.640
39.201
92.842
53.846
45.263
34.883
24.991
59.874
36.600
29.800
27.051 4.624 3.108 5.763 5.717 7.839 45.854 196.896 1.439.606
19.351 3.265 2.155 4.146 4.229 5.557 33.796 142.920 1.104.844
46.402 7.889 5.263 9.908 9.946 13.396 79.649 339.816 2.544.450
27.642 4.727 3.107 5.792 5.925 8.090 45.990 200.262 1.476.441
22.348 3.881 2.366 4.790 4.913 6.398 39.249 166.174 1.268.314
Evolutie 2003-2012 T M V Abs.
%
717
3.933
4.650
7,6
99.108
206
6.061
6.267
6,7
66.399
1.717
4.809
6.526 10,9
49.990 591 2.997 3.587 8.609 103 617 720 5.472 -1 211 210 10.582 29 645 674 10.838 208 684 892 14.488 252 841 1.092 85.239 137 5.453 5.589 366.435 3.366 23.253 26.619 2.744.755 36.835 163.470 200.305
7,7 9,1 4,0 6,8 9,0 8,2 7,0 7,8 7,9
Bron : Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg Werkenden = l oontrekkenden + zel fs tandi gen + ui tga a nde grens a rbei d
Figuur 42 illustreert duidelijk dat de stijging van het aantal werkenden overal voor het merendeel door de vrouwen wordt gerealiseerd. Figuur 42 : Groei-% werkenden (15-64 jaar) 2003-2012
-48-
Werkzaamheidsgraad De verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) noemt men de werkzaamheidsgraad (tabel 20). Deze indicator verwijst naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt en laat zien welk gedeelte van de bevolking op beroepsactieve leeftijd aan het werk is. Verschillen zijn te verklaren door de aanwezige, beschikbare arbeidsplaatsen, maar ook door de pendelbereidheid, de wens tot arbeidsdeelname en de mogelijkheid daartoe. Tabel 20 : Evolutie van de werkzaamheidsgraad (15-64 jaar) 2003-2012 (jaargemiddelden) (de werkenden/bevolking op arbeidsleeftijd)
2003 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
2012
Evolutie 2003-2012
M
V
T
M
V
T
M
V
T
72,6 69,6 69,6 66,9 69,4 72,4 66,2 69,7 62,5 72,6 70,4 71,9
54,9 52,2 51,6 50,1 51,2 54,6 50,7 53,9 45,3 55,3 53,0 56,6
64,0 61,0 60,7 58,7 60,5 63,9 58,7 62,0 54,0 64,1 61,8 64,3
71,1 67,3 69,9 66,7 68,8 70,5 65,2 69,9 63,2 71,1 69,2 70,5
60,3 57,9 57,9 56,1 57,9 57,7 57,1 60,3 51,1 62,4 59,1 61,8
65,8 62,6 64,0 61,5 63,4 64,3 61,3 65,2 57,2 66,8 64,2 66,2
-1,5 -2,3 0,3 -0,2 -0,6 -1,9 -1,0 0,2 0,8 -1,4 -1,2 -1,4
5,4 5,7 6,3 5,9 6,7 3,1 6,3 6,4 5,8 7,1 6,1 5,2
1,9 1,6 3,2 2,8 2,9 0,4 2,6 3,2 3,3 2,7 2,4 1,9
Bron : Steunpunt WSE Verwerking: ERSV-Limburg Werkenden = loontrekkenden + zelfstandigen + uitgaande grensarbeid
Figuur 43 : Groei van de werkzaamheidsgraad (15-64 jaar) 2003-2012 (jaargemiddelden) (de werkenden/bevolking op arbeidsleeftijd)
De werkzaamheidsgraad in Limburg in 2012 van 64,2% is met +2,4% gestegen t.o.v. 2003. Hierdoor is de achterstand met Vlaanderen (64,3% in 2003 en 66,2% in 2012) iets kleiner geworden, zoals eveneens uit figuur 43 blijkt. Van de Limburgse streken ziet enkel Midden-Limburg (+1,6%) haar achterstand t.o.v. Vlaanderen nog oplopen. De overige Limburgse streken weten hun positie t.o.v. -49-
Vlaanderen te behouden of te verbeteren. Met een werkzaamheidsgraad van 66,8% doet ZuidLimburg het nu zelfs beter dan Vlaanderen. Aangezien de vermeerdering van de werkenden voornamelijk een vrouwelijke aangelegenheid is geworden, wordt dit uiteraard ook weerspiegeld in de evolutie van de werkzaamheidsgraad. Dit beeld wordt nog uitvergroot door de in het najaar van 2008 uitgebroken en nog steeds voortdurende economische crisis, aangezien er veel meer mannen dan vrouwen aan de slag zijn in conjunctuur- en crisisgevoelige sectoren, zoals de industrie en de bouw. In figuur 44 wordt duidelijk geïllustreerd dat in 2012, zowel bij de mannen als de vrouwen, het Maasland (mannen: 66,7%, vrouwen: 56,1%, totaal: 61,5%) binnen Limburg de laagste werkzaamheidsgraad heeft en Zuid-Limburg (71,1%, 62,4%, 66,8%) de hoogste. In 2003 was dit ook al zo. In de Maaslandse gemeenten schommelt de werkzaamheidsgraad in 2012 van 57,2% in Maasmechelen tot 65,2% in Maaseik. De grootste groei ten opzichte van 2003 wordt gerealiseerd in Maasmechelen (+3,3%) en Maaseik (+3,2%). Kinrooi kent met +0,4% de kleinste toename van deze indicator. Figuur 44 : Werkzaamheidsgraad (15-64 jaar) per geslacht in 2012 (jaargemiddelden) (de werkenden/bevolking op arbeidsleeftijd)
Tot 2010 werd de afbakening 15-64 jaar gehanteerd in het kader van de opvolging van de 70%doelstelling die geformuleerd werd in de Lissabonstrategie. In de Europa 2020-strategie, opvolger van de Lissabonstrategie die 2010 als eindmeet had, wordt meer belang gehecht aan de scholing van jongeren alvorens zij de arbeidsmarkt betreden. Dit uit zich onder meer in de verenging van de leeftijdsafbakening in de nieuwe werkzaamheidsdoelstelling. Tegen 2020 moet minstens 75% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar aan het werk zijn. Figuur 45 laat de werkzaamheidsgraden per geslacht in 2012 zien van de 20-64-jarigen.
-50-
Figuur 45 : Werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) per geslacht in 2012 (jaargemiddelden) (de werkenden/bevolking op arbeidsleeftijd)
Tijdelijke werkloosheid Een tijdelijk werkloze is een werkloze die verbonden is door een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst is. Een werknemer kan tijdelijk werkloos gesteld worden wegens economische oorzaken, technische stoornis, slecht weer, overmacht, collectieve jaarlijkse vakantie, staking of lock-out. Vanaf 25 juni 2009 is de tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken ook voor de bedienden van kracht en aldus sindsdien niet meer beperkt tot de arbeiders alleen. Figuur 46 : %-evolutie van de tijdelijk werklozen 31/12/2003-31/12/2013
-51-
Tussen 31/12/2003 en 31/12/2013 (figuur 46 en tabel 21) neemt het aantal tijdelijk werklozen in Limburg toe van 12.788 tot 19.391 of met +51,6%, wat een hoger stijgingspercentage is dan in Vlaanderen (+12,2%). Hiermee vertegenwoordigt Limburg eind 2013 een aandeel van 23,0% in de tijdelijke werkloosheid van Vlaanderen (84.445). Van de 5 Limburgse streken kent het Maasland (+77,6%) sinds eind 2003 de grootste procentuele aangroei van tijdelijk werklozen en Noord-Limburg (+33,1%) de kleinste. In het Maasland evolueert relatief gezien de tijdelijke werkloosheid het meest gunstig in Kinrooi (+13,9%) en het minst gunstig in Lanaken (+107,4%). Tabel 21 : Evolutie van de tijdelijk werklozen per geslacht 31/12/2003-31/12/2013 31/12/2003 Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Dilsen-Stokkem Kinrooi Lanaken Maaseik Maasmechelen Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
31/12/2013
Evolutie 31/12/2003-31/12/2013
M
V
T
M
V
T
M
V
T Abs.
%
1.784 3.079 1.987 1.469 247 173 213 313 523 2.429 10.748 59.101
333 631 405 255 43 14 44 41 113 416 2.040 16.151
2.117 3.710 2.392 1.724 290 187 257 354 636 2.845 12.788 75.252
2.283 4.836 2.626 2.616 449 190 448 492 1.037 3.524 15.885 65.738
534 1.202 602 446 85 23 85 88 165 722 3.506 18.707
2.817 6.038 3.228 3.062 534 213 533 580 1.202 4.246 19.391 84.445
499 1.757 639 1.147 202 17 235 179 514 1.095 5.137 6.637
201 571 197 191 42 9 41 47 52 306 1.466 2.556
700 2.328 836 1.338 244 26 276 226 566 1.401 6.603 9.193
33,1 62,7 34,9 77,6 84,1 13,9 107,4 63,8 89,0 49,2 51,6 12,2
Bron : RVA Verwerking : ERSV-Limburg
Aangezien er veel meer mannen dan vrouwen aan de slag zijn in conjunctuur- en crisisgevoelige sectoren, zoals de industrie en de bouw, reflecteert zich dit overal door een permanent veel groter aandeel van de mannen in de tijdelijke werkloosheid (figuur 47). Doorgaans blijken nu nog 4 op de 5 tijdelijk werklozen mannen te zijn. Figuur 47 : Evolutie %-aandeel van de mannen in de tijdelijk werklozen 31/12/2003-31/12/2013
-52-
B.5. GEMEENTELIJKE PENDELARBEID De binnenlandse werkgelegenheid op gemeentelijk niveau of kortweg de gemeentelijke werkgelegenheid heeft betrekking op de arbeid die wordt ingezet in de vestigingen van een gemeente, uitgedrukt in personen of arbeidsvolume. Het verschil tussen de werkende beroepsbevolking en de werkgelegenheid van een gemeente kunnen we verklaren door de intergemeentelijke en internationale (grensarbeid) pendelstromen. Werkende personen die in een gemeente wonen, maar elders werken dragen wel bij tot de werkzaamheid van die gemeente, maar niet tot de economische activiteit van die gemeente (uitgaande pendel). Het omgekeerde geldt voor personen die niet in die gemeente wonen, maar er wel een job uitoefenen (inkomende pendel). Aangezien bij zelfstandigen de werkplaats wordt gelijkgesteld met de woonplaats worden voor de pendelstatistieken enkel de loontrekkenden weerhouden. Deze pendelstromen geven een aanduiding van de mate waarin gemeenten onderling arbeidskrachten uitwisselen.
Uitgaande pendelarbeid In 2012 zijn er 226.990 loontrekkende Limburgers (tabel 22 en figuur 48) die niet werken in de gemeente waar ze wonen. In verhouding tot het totaal aantal Limburgse loontrekkenden (312.405) zorgt dit voor een uitgaande gemeentelijke pendelintensiteit in Limburg van 72,7%. Vlaanderen (72,5%) kent nagenoeg hetzelfde gemeentelijke mobiliteitsniveau. Van de Limburgse streken heeft Midden-Limburg (64,9%) de laagste uitgaande gemeentelijke pendelintensiteit. De hoogste wordt opgetekend in West-Limburg (78,7%). In het Maasland bedraagt deze 73,6%. Tabel 22 : Uitgaande gemeentelijke pendel bij de loontrekkende beroepsbevolking in 2012 (jaargemiddelde – 15-64 jaar) Loontrekkende beroepsbevolking (15-64 j.) Uitgaande Totaal pendelaars (A) (B) Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Di l s en-Stokkem Ki nrooi La na ken Ma a s ei k Ma a s mechel en
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
55.992 84.902 56.718 42.959 7.436 4.639 9.099 9.174 12.613 71.834 312.405 2.311.619
41.735 55.106 44.628 31.635 5.571 3.748 6.824 6.808 8.685 53.886 226.990 1.675.814
Uitgaande pendelintensiteit (B)/(A)*100 74,5 64,9 78,7 73,6 74,9 80,8 75,0 74,2 68,9 75,0 72,7 72,5
Bron: Steunpunt WSE/Departement WSE Verwerking: ERSV-Limburg
De Maaslandse gemeente (figuur 48 en tabel 22) met de laagste uitgaande pendelintensiteit is Maasmechelen (68,9%). De hoogste waarde in dit verband wordt opgetekend in Kinrooi (80,8%). De andere drie gemeenten kennen waarden van 74,2% in Maaseik, over 74,9% in Dilsen-Stokkem, tot 75,0% in Lanaken. -53-
Figuur 48 : Uitgaande gemeentelijke pendelintensiteit bij de loontrekkende beroepsbevolking in 2012 (jaargemiddelde – 15-64 jaar)
Inkomende pendelarbeid Ruim 2 op de 3 werknemers wonen in 2012 niet in de Limburgse gemeente waar ze werken. Er zijn immers 184.838 loontrekkenden (tabel 23 en figuur 49) die niet gehuisvest zijn in de Limburgse gemeente waar ze professioneel actief zijn. In verhouding tot de totale loontrekkende werkgelegenheid in Limburg (270.254) zorgt dit voor een inkomende gemeentelijke pendelintensiteit in Limburg van 68,4%. In Vlaanderen loopt deze verhouding op tot 70,3%. Van de Limburgse streken heeft Midden-Limburg (72,8%) de hoogste inkomende gemeentelijke pendelintensiteit. De laagste wordt opgetekend in het Maasland (58,0%). Tabel 23 : Inkomende gemeentelijke pendel bij de loontrekkende binnenlandse werkgelegenheid in 2012 (jaargemiddelde - >= 15 jaar) Jobs in loondienst, uitgedrukt in personen (>= 15 j.) Inkomende Totaal pendelaars (A) (B) Noord-Limburg Midden-Limburg West-Limburg Maasland Di l s en-Stokkem Ki nrooi La na ken Ma a s ei k Ma a s mechel en
Zuid-Limburg LIMBURG VLAANDEREN
42.816 109.511 43.014 26.993 4.953 1.851 6.043 5.612 8.534 47.920 270.254 2.138.669
Bron: Steunpunt WSE/Departement WSE Verwerking: ERSV-Limburg
-54-
28.559 79.715 30.924 15.669 3.088 960 3.768 3.246 4.607 29.971 184.838 1.502.864
Inkomende pendelintensiteit (B)/(A)*100 66,7 72,8 71,9 58,0 62,3 51,9 62,4 57,8 54,0 62,5 68,4 70,3
De volgende gemeenten in het Maasland (figuur 49 en tabel 23) kennen de laagste inkomende pendelintensiteiten in 2012: Kinrooi (51,9%) en Maasmechelen (54,0%). De grootste scores in deze context zijn voor Lanaken (62,4%) en Dilsen-Stokkem (62,3%). Figuur 49 : Inkomende gemeentelijke pendelintensiteit bij de loontrekkende binnenlandse werkgelegenheid in 2012 (jaargemiddelde - >= 15 jaar)
-55-
POM-ERSV Limburg Kunstlaan 18 3500 Hasselt Tel. 011 300 100 Fax 011 300 101
[email protected] –
[email protected] www.ersvlimburg.be – www.pomlimburg.be
-56-