Hein Schaeffer
Stilte die weerklank zoekt Meditaties over poëzie en religie Samengesteld door Ruth van der Waall, Sifra en Rachel Schaeffer
relibris
“Nihil homini amicum sine homine amico” Niets is de mens bevriend zonder een geliefd mens Augustinus Voor mijn dierbare Ruth, Sifra en Rachel
isbn 978 90 5302 005 0 Productie: uitgeverij relibris, Gorinchem/Utrecht www.relibris.nl Foto’s: omslag: Ruth van der Waall Niets uit deze uitgave mag verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, Internet of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
Inhoud Voorwoord Zijn en hebben Ed. Hoornik 1910-1970 Ontspannen leven Wislawa Szymborska (1923) Diep gedoken Guido Gezelle (1830-1899) Kwartier maken voor de ziel Martinus Nijhoff (1894-1953) De troost van dingen Judith Herzberg (1934) Zwijgend Willem Jan Otten (1951) Uitgedaagd Paul Valéry (1871-1945) Zorg M. Vasalis (1909-1998) Ontvankelijkheid Marjoleine de Vos (1957) Met kalme moed Jacqueline E. van der Waals (1868-1922) Hooglied Leo Vroman (1915) Worm Annie M.G. Schmidt (1911 - 1995) Danser voor de Majesteit Czeslaw Milosz (1911-2004) Grazige weiden, stille wateren Rutger Kopland (1934) Psalmen zoals ze zijn Ida Gerhardt (1905–1997) Regen Jan Willem Schulte Nordholt (1920 –1994) Verstekeling in de stilte Van der Graft (Willem Barnard) (1920) Intelligente mensen J.H. Leopold (1865-1925) Hinderlijke goden Hans Faverey (1933-1990) Zucht Eva Gerlach (1948)
5 7 10 13 15 17 20 23 26 29 32 35 38 41 44 47 50 53 56 59 62
Gelijk de wind Gerrit Achterberg (1905-1962) Bijna heilig zwemmen Paul Snoek (1933-1981) Dichtbij Willem Wilmink (1936-2003) Kiezen Ben Okri (1959) Even eenzaam Gerard (Kornelis van het) Reve (1923-2006) Vaarwel Konstantinos Kaváfis (1863-1933) Ziels-taal Gabriël Smit (1910-1981) Aan kinderen verteld Anton van Duinkerken (1903-1968) Resten heiligdom Hester Knibbe (1946) Laten schrikken Gerrit Kouwenaar (1923) Alles hoort bij elkaar Huub Oosterhuis (1933) Al Galidi Asiel vragen aan de schelpen Lichtend voorbeeld Hans Andreus (1926-1977) D’Eenge kracht Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869–1952) Aarzelend dichterbij Toon Tellegen (1941) De grond van mynen grond Jan Luyken (1649-1712) Geschonken schoonheid Gerard Manley Hopkins (1844-1889) Dit beschaamde slepen Menno Wigman (1966) Toch, of altijd, vaker soms Kees Ouwens (1944 – 2004) De ster Joseph Brodsky (1940-1996) Bezield verband H. Marsman (1899-1940) Stilte leerde je mij Maria de Groot (1937) Bidden en het goede doen Dietrich Bonhoeffer (1906-1945)
65 68 71 74 77 79 81 84 87 90 93 96 99 102 105 108 111 114 117 120 123 126 129
Voorwoord Op 20 april 2007 overleed op 67-jarige leeftijd in zijn woonplaats Prades-sur-Vernazobre, Zuid-Frankrijk, de theoloog en pastor Hein Schaeffer. Zijn vrouw Ruth van der Waall en hun beider dochters Sifra en Rachel staan aan de wieg van deze uitgave, een bundeling van teksten over poëzie en religie, die Hein Schaeffer tussen oktober 2003 en zijn overlijden publiceerde in het oecumenische opinieblad VolZin. Wat is een gedicht? Een verstekeling in de stilte op woorden betrapt. Stilte hoort volgens de dichter Guillaume van der Graft (Willem Barnard) tot de definitie van poëzie. Zoals, zo laat Hein Schaeffer zien, zij ook behoort tot de definitie van religie. Alleen in de stilte immers kan onze ontvankelijkheid voor het Geheim en voor elkaar groeien. Het gedicht, God, de medemens, zij vragen van ons dat wij stil en behoedzaam luisteren. Luisteren naar hun woorden, maar ook naar het wit dat hun woorden omgeeft. Belangeloos luisteren, opdat de stilte in ons stem krijgt en weerklank vindt. Tegen alle systeemdenkers en –bouwers behoedde Hein Schaeffer de kwetsbare menselijke ervaring. Midden jaren ’80 raakte hij zelf door ‘het systeem’ in de knel. Vanwege zijn relatie en huwelijk zag de dominicaan, priester en voormalige KRO-omroeppastor binnen de rooms-katholieke kerk geen mogelijkheid meer om zinvol verder te werken. In 1992 werd hij predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk. Van dan af was hij priester en predikant, dominicaan en dominee ineen. Een man van bevinding, wetend van de ‘verborgen omgang’ met God (Psalm 25,14), tegelijkertijd iemand die ‘wat hij heeft in overweging heeft ontvangen, aan anderen doorgeeft’ (het dominicaanse ordesdevies).
Deze bundel is niet alleen een hommage aan een te vroeg gestorven geliefde en vader. Zij is bovenal een geschenk voor wie, zoals Hein Schaeffer, zich wil laten raken door het Geheim dat wij God noemen: Stilte die weerklank zoekt. Jan van Hooydonk hoofdredacteur VolZin
Zijn en hebben Ed. Hoornik 1910-1970 Even werd ik afgeleid toen de film begon. De titel verscheen op het scherm: “Etre et avoir”. Onderaan in kleine letters: “Hebben en zijn”. Waarom was in de vertaling de volgorde van de woorden omgekeerd? Waarom niet: “Zijn en hebben”? Zo is het nu eenmaal: in het Nederlands staat ‘hebben’ voorop! Om welke reden dan ook...! De film speelt in een dorpje in de Auvergne op een eenmansschool en laat zien hoe de onderwijzer daar te werk gaat. Op mijn persoonlijke beeldscherm verschenen de eerste regels van het gedicht van Ed. Hoornik: “Op school stonden ze op het bord geschreven,/ het werkwoord hebben en het werkwoord zijn”. De film had naar dit gedicht genoemd kunnen zijn! Van jongsaf aan wordt ons leven beslissend bepaald door de manier waarop wij omgaan met ‘hebben’ en ‘zijn’. Zoals het gedicht verdergaat: “hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,/ de ene werkelijkheid, de andre schijn”. ‘Hebben’ sluit ons op in de tijd en in een schijnwereld. Zijn opent ons voor de eeuwigheid, de werkelijkheid. Hebben is een valstrik in het leven. Zijn houdt een grenzeloze belofte in. Hebben is niets Is oorlog. Is niet leven. Is van de wereld en haar goden zijn. Zijn is, boven de dingen uitgeheven, vervuld worden van goddelijke pijn. Hebben is hard. Is Lichaam. Is twee borsten. Is naar de aarde hongeren en dorsten. Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken, is kind worden en naar de sterren kijken, en daarheen langzaam worden opgelicht. De lokkende beweging naar boven in dit gedicht: het ‘uitgeheven’, ‘opgelicht’ worden, zou ons bijna het terneerdrukkende geweld van het ‘hebben’ doen vergeten. Maar Hoornik zag het ongetwijfeld voor zich: onze wereld vol grijpgrage mensen, met de dingen en elkaar als prooi. Mensen, zich vergrijpend aan mensen - om hen te gebruiken of hen uit de weg te ruimen. Hoornik was een overlevende van Dachau, en dichtte ooit: “Ik weet zeker, dat het geen verschil maakt,/ of ik Dachau of de wereld zeg…” En toch houdt hij zijn pleidooi voor ‘zijn’ overeind. ‘Zijn’ als belangeloos verwijlen bij de dingen en bij elkaar, in afstand houden, luisteren en kijken zonder te willen be-grijpen. Hij houdt eraan vast dat aan deze levenshouding een belofte is verbonden: vervuld worden van een goddelijke pijn, langzaam naar de sterren worden opgelicht. Als het gaat om de wezenlijke dingen van het leven, valt er niets te hebben. Er valt dan niets meer te grijpen, ook niet te be-grijpen. We kunnen slechts ‘zijn’, in openheid en ontvankelijkheid. De poëzie van Hoornik blijft ons herinneren aan de vraag naar die andere werkelijkheid (Werkelijkheid) - voorbij het ‘hebben’. Misschien is dit het ‘nut’ van alle poezie: de weg voorbij het ‘hebben’ openhouden. Een enkele keer brengt deze weg Hoornik tot een gebed. Een wanhopig gebed, waarin het ‘luisteren’ en ‘wijken’ een smartelijk wachten is geworden: Onmachtig ben ik, God, u te belijden. Poolstilte waart Gij toen ik om U schreide, wanhopig wachtend het gestelde uur. Gij hebt mij lief achter een blinde muur. Gij laat mij hongren zonder rust of duur; hoe haat ik U, hoe blijf ik U verbeiden.
God is niet te ‘hebben’. Hij/Zij trekt zich terug van ons ‘hebben’, is maar aanwezig in ons niet-hebben, in ons gemis. Onze enige toegang tot God is ons zijn. Hoe overschrijden wij de drempel van ‘hebben’ naar ‘zijn’? Eerste aflevering in een serie over beeldende kunst en poëzie.