JA ARVERSL AG 2 007
Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen
Jaarverslag 2007
Inhoud Kerngegevens
4
Voorwoord
6
Bestuur Bestuurssamenstelling per 31 december 2007 Actuaris Accountant Administrateur
7 7 7 7 7
Prepensioenregeling Inhoud van de regeling Bestuur Ontwikkelingen na afloop van het verslagjaar Omvang van het fonds
8 8 9 11 12
Ontwikkelingen op pensioengebied in 2007
13
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
14
Risicoparagraaf
15
Beleggingen
23
Resultaat verslagjaar
26
Stand van de voorzieningen en reserves
27
Jaarrekening Balans Rekening van baten en lasten Waarderingsgrondslagen en resultaatbepaling Toelichting op de balans Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de rekening van baten en lasten Kasstroomoverzicht
28 28 29 31 34 37 38 42
Verklaring van de actuaris
43
Accountantsverklaring
44
Slotwoord
45
3
Kerngegevens Aantallen per 31 december Werkgevers
2007
2006
2005
7.703 214 1
7.730 212 1
7.884 166 0
7.022 177.960
8.892 177.550
113.558 70.270
1.043
85
64
8.787
867
498
133.218
137.796
258.710
4
0
605
185
832
1.858
Gemiddelde rentetermijnstructuur
773.270 0 328.780 138.134 191.757 26.378 - 4,87
705.644 3.175 303.181 290.979 - 20.429 4,0 -
649.215 1.948 180.077 270.550 67.827 3,78 -
Dekkingsgraad 2
129,9%
129,2%
132,9%
Totaal belegd vermogen (actuele waarde)
1.424.613
1.268.306
1 1.084.749
38.892 82.301 254.473 792.345 13.151 0,55 %
50.238 77.777 321.502 775.958 70.025 6,7 %
62.017 71.676 297.510 654.123 88.016 10,0 %
werkgevers verplicht tot premiebetaling vrijwillig aangesloten ondernemingen Gedispenseerde ondernemingen
Deelnemers
actieve deelnemers
gewezen deelnemers met premievrije rechten
Geprepensioneerden aantal uitkeringen
Bedragen per 31 december (x € 1.000) Uitkeringen
Premie
Koopsommen
Waardeoverdrachten
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening langlevenrisico
Voorziening overgangsregeling Algemene reserve
4
Solvabiliteitsreserve Resultaat boekjaar
Gehanteerde rekenrente 1
waarvan:
Onroerende goederen
Hypothecaire leningen Aandelen
Obligaties
Opbrengst uit vermogen 3 Performance percentage
1 De gehanteerde rekenrente 2007 is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank. 2 Dekkingsgraad 2007 gebaseerd op de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde. 3 Inclusief ongerealiseerde waarde mutaties en andere resultaten op beleggingen en inclusief beleggingskosten.
Verbeteringen van prepensioenen en aanspraken Verhoging aanspraken Het bestuur beoordeelt jaarlijks óf, per wanneer én met welk percentage de volgende aanspraken en uitkeringen worden verhoogd:
• de premievrije prepensioenaanspraken, en • de aanspraken op grond van de
prepensioengrondslag die wordt vastgesteld over overuren, en • de ingegane prepensioenuitkeringen Er wordt dus niet doelgericht geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. De basis voor een eventuele toeslag is in principe de loonontwikkeling in de bedrijfstak Goederenvervoer gedurende de periode van 1 juli tot 1 juli voorafgaand aan het kalenderjaar waarin mogelijk een verhoging wordt toegekend. Voor bovenstaande aanspraken/uitkeringen zijn de volgende procentuele verhogingen per 1 januari doorgevoerd: Jaar 2005 2006 2007 2008
Procentuele verhoging 0,00 0,00 2,00 3,20
Toekennen overgangsrecht 2008 Jaarlijks beoordeelt het bestuur of overgangsrecht wordt toegekend aan degenen die in het volgende kalenderjaar de reglementaire datum voor ingang van het overgangsrecht bereiken en aan degenen die in het volgende kalenderjaar het prepensioen na deze datum willen laten ingaan. Eventuele toekenning is ondermeer afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Het bestuur besloot voor het jaar 2008 over te gaan tot het volledig toekennen van overgangsrecht aan deelnemers die in 2008 op de leeftijd van 60 jaar en 2 maanden en de leeftijd van 60 jaar en 4 maanden met prepensioen gaan.
5
Voorwoord Graag bieden wij u aan het jaarverslag 2007 van de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen, hierna Prepensioenfonds Goederenvervoer genoemd. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer is opgericht op 1 januari 2002 en geldt voor werkgevers en werknemers in het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Het uitgangspunt van de regeling is stoppen met werken op een leeftijd die gerelateerd is aan de volgende staffel. Geboortedatum (in de periode)
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd met uitkering ter hoogte van 85% van de prepensioengrondslag
Van 1 april 1947 t/m 31 maart 1948 Van 1 april 1948 t/m 31 maart 1949 Van 1 april 1949 t/m 31 december 1949
60 jaar en 2 maanden 60 jaar en 4 maanden 60 jaar en 6 maanden
Het verslagjaar 2007 stond voor een belangrijk deel in het teken van de nieuwe Pensioenwet die dit jaar van kracht werd. Een wet die de rechten en plichten van alle bij het pensioen betrokken partijen nog scherper vastlegt dan de inmiddels oude Pensioen- en Spaarfondsenwet. Dit heeft geresulteerd in een grote hoeveelheid notities en veel discussies over de vraag welke gevolgen de nieuwe wet heeft voor de bestaande reglementen. Vragen die telkens opnieuw aan de orde kwamen waren ‘wat wordt nu precies met dit specifieke wetsartikel beoogd?’ en ‘hoe werkt dit concreet door in onze pensioenregeling?’ Een groot aantal reglementswijzigingen is per saldo het gevolg geweest. Het jaarverslag is verdeeld in een bestuursverslag en een jaarrekening. In het bestuursverslag informeren wij u over de beleidsmatige zaken die in het verslagjaar hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het pensioenvermogen. In de toelichting vindt u onder meer de grondslagen voor de waardering, de mutaties in de beleggingsportefeuille en natuurlijk de verklaring van de actuaris en de accountantsverklaring. Het publicitair verslag is op verzoek verkrijgbaar bij de administrateur, Syntrus Achmea Pensioenbeheer te Amsterdam.
6
Amsterdam, 23 juni 2008, Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen Het bestuur: De heer L.J.H. Ceelen, voorzitter De heer J. Heilig, plv. secretaris
Bestuur Bestuurssamenstelling per 31 december 2007 Het bestuur van de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur per 31 december 2007 is als volgt: Werkgeversleden: L.J.H. Ceelen, plv. voorzitter (1) Mw. S. Kraaijenoord (1) Vacature (2)
Plaatsvervangers: Mw. I. Stomp L.G.A.M. Verhagen P.W. Kievit
Werknemersleden: J.T. van Egmond, secretaris (4) J. Heilig, voorzitter (3) J. Wit (3)
Plaatsvervangers: Vacature Vacature Vacature
(1) (5) (2) (4) (3) (3)
respectievelijk aangewezen door: 1) Transport en Logistiek Nederland 2) Koninklijk Nederlands Vervoer 3) FNV Bondgenoten 4) CNV Bedrijvenbond 5) Vereniging Verticaal Transport Per 1 juni 2007 trad de heer A. Klug af als bestuurslid. Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Het Prepensioenfonds Goederenvervoer is lid van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Adviserend actuaris Mercer (Nederland) B.V. De heer drs. W. Brugman AAG Startbaan 6 1185 XR Amstelveen Certificerend actuaris Towers Perrin De heer drs. M.R. Nadels AAG Hullenbergweg 425 1100 AB Amsterdam Zuidoost Accountant KPMG Accountants N.V. De heer M.J. Vredenduin RA Burgemeester Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen Compliance officer KPMG Integrity & Investigation Services Burgemeester Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen Administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer Bezoekadres: Molenwerf 2-8 1014 AG Amsterdam Postadres: Postbus 9251 1006 AG Amsterdam Telefoonnummer: 0900-1964 Website: www.devervoerssite.nl
7
Prepensioenregeling Inhoud van de regeling Wie doet mee aan de prepensioenregeling De prepensioenregeling geldt per 1 januari 2002. De prepensioenregeling voorziet in een uitkering van 60 (richtleeftijd) tot 65 jaar. De prepensioenregeling is vanaf 1 januari 2006 met name van belang voor werknemers geboren tussen 1 april 1947 en 1 januari 1950. Zij bouwen na 1 januari 2006 nog prepensioen op. Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 april 1947, en op 31 maart 2001 en 1 april 2001 in dienst waren bij een bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen aangesloten werkgever, blijft de VUT-regeling van kracht. Hierop is echter één uitzondering: werknemers die geboren zijn vóór 1 april 1947 en die op 31 maart 2001 en 1 april 2001 nog niet in de bedrijfstak werkten, doen mee aan de prepensioenregeling. De prepensioenpremie De premie voor de prepensioenregeling wordt geheven over de som van de bruto lonen Sociale Verzekeringen van alle werknemers in dienst van de werkgever. De premie voor de prepensioenregeling is in 2007 een volledige werkgeverspremie. Vanaf 2006 is de hoogte van de premie afhankelijk van de leeftijd van de werknemer:
• Voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 bedraagt de premie 6,58% van het heffingsloon; • Voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 bedraagt de premie 2,8% van het heffingsloon. Onder het heffingsloon wordt verstaan het brutoloon Sociale Verzekeringen over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2007: € 45.018,=).
8
Hoeveel bedraagt het prepensioen Een volledig prepensioen, dat voorziet in een uitkering van circa 85% van de prepensioengrondslag, wordt opgebouwd in 39 jaar (van 21 tot 60 jaar). Omdat niet iedere werknemer in staat is voldoende prepensioen op te bouwen is door CAO-partijen een overgangsregeling in het leven geroepen. Deze overgangsregeling heeft tot doel een aanvulling te geven op het prepensioen. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangsregeling zijn: a) zowel op 31 maart 2001 als op 1 april 2001 als werknemer in dienstverband werkzaam zijn bij een werkgever die op die data is aangesloten bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen, en b) vanaf 1 januari 2002 onafgebroken deelnemen aan de prepensioenregeling, en c) uiterlijk op de prepensioendatum voldoen aan het 10-dienstjaren criterium als bedoeld in het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen. De overgangsregeling is een voorwaardelijke regeling: het bestuur beslist jaarlijks, gegeven de financiële positie van het fonds, of de aanvulling kan worden toegekend aan de deelnemers die in het volgende kalenderjaar de reglementaire datum voor ingang van het overgangsrecht bereiken. Met ingang van 1 januari 2006 is de leeftijd waarop de overgangsregeling wordt toegekend, verhoogd: Geboortedatum ( in de periode)
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd met uitkering ter hoogte van 85% van de prepensioengrondslag
Van 1 april 1947 t/m 31 maart 1948 Van 1 april 1948 t/m 31 maart 1949 Van 1 april 1949 t/m 31 december 1949
60 jaar en 2 maanden 60 jaar en 4 maanden 60 jaar en 6 maanden
De hoogte van de prepensioenuitkering is afhankelijk van hetgeen aan prepensioen opgebouwd is. Per jaar wordt 2,179% aan prepensioen opgebouwd. Het prepensioen wordt opgebouwd over het vaste jaarsalaris en over het loon uit een aantal overuren en/of over de uren van het structureel verrichten van arbeid als gevolg van werken in een rouleersysteem volgens een rooster
(hierna samengevat onder de noemer “overuren”). Er worden twee prepensioengrondslagen vastgesteld: één voor het vaste jaarsalaris en één voor de overuren. Bij het vaststellen van de prepensioengrondslagen wordt gekeken naar de volgende elementen: • vast jaarsalaris: deze prepensioengrondslag bestaat uit het vaste bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld op 1 januari van het jaar waarin wordt deelgenomen. De opbouw van het prepensioen over deze grondslag vindt plaats op basis van een eindloonregeling. • overuren: deze prepensioengrondslag bestaat uit het loon uit overuren met een maximum van tien overuren per week tegen een overwerktoeslag van 30%. De overuren over het voorgaande jaar zijn bepalend voor de prepensioengrondslag in het lopende jaar. De opbouw over deze prepensioengrondslag vindt plaats op basis van een middelloonregeling. Bestuur In het verslagjaar kwam het bestuur achtmaal in vergadering bijeen. Deze vergaderingen vonden plaats op 22 februari, 19 april, 30 mei, 21 juni, 26 juni, 12 september, 18 oktober en 6 december 2007. In deze paragraaf treft u een samenvatting aan van de belangrijkste onderwerpen die tijdens de vergaderingen zijn besproken. Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad. Dit is de verhouding tussen de marktwaarde van het belegd vermogen en de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Met andere woorden: is het pensioenfonds in staat om op een willekeurig moment aan alle lopende pensioenverplichtingen te voldoen? Ultimo 2007 bedroeg de dekkingsgraad 129,9%. Verhoging pensioenaanspraken Het bestuur besluit jaarlijks - indien en voor zover de financiële toestand van het fonds dit toelaat en gehoord de actuaris - of de prepensioenaanspraken en uitkeringen worden verhoogd. Dit wordt ook wel toeslag of indexatie genoemd. Er wordt niet doelgericht geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Gelet op de ontwikkelingen in de bedrijfstak en de financiële positie van het fonds heeft het bestuur besloten tot een toeslag op basis van de algemene loonsverhoging vastgesteld in de sector. Dit houdt in dat de toeslag per 1 januari 2008 3,2% bedraagt. De volgende aanspraken en uitkeringen zijn verhoogd: • De premievrije prepensioenaanspraken, en • de aanspraken op grond van de prepensioengrondslag die wordt vastgesteld op basis van een middelloonregeling, en • de ingegane prepensioenuitkeringen. Pension Fund Governance (PFG) De door de Stichting van de Arbeid (STAR) ontwikkelde principes voor goed pensioenfondsbestuur (PFG) hebben
een wettelijke verankering gekregen in de nieuwe Pensioenwet. Met de invoering van de wet werden in 2007 dus ook deze principes van kracht. Net als andere pensioenfondsen moest het Prepensioenfonds Goederenvervoer in het verslagjaar hieraan verdere invulling geven. Allereerst heeft het bestuur gekeken naar de inrichting van het interne toezicht op het functioneren van het bestuur. Het bestuur heeft ervoor gekozen om hiervoor een Visitatiecommissie op te richten die bestaat uit een drietal onafhankelijke deskundigen en jaarlijks (vanaf 2008) de gevolgde beleids- en bestuurprocessen beoordeelt en daarover rapporteert. Daarnaast is er een Verantwoordingsorgaan in het leven geroepen, waaraan het bestuur verantwoording af moet leggen over het beleid en de wijze waarop dat is uitgevoerd. Kernpunt hierbij is dat het bestuur de dialoog aangaat met het Verantwoordingsorgaan. Het oordeel van dit orgaan over het handelen van het bestuur wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Het bestuur heeft gekozen voor een compact en slagvaardig verantwoordingsorgaan, waarin namens alle bij het fonds betrokken geledingen – te weten actieve deelnemers, gepensioneerden en aangesloten werkgevers – een vertegenwoordiger is afgevaardigd. Naar verwachting zijn alle vacatures in 2008 ingevuld. Tevens heeft het bestuur ervoor gekozen om een Deelnemersraad op te richten. De Deelnemersraad is ervoor om de belangen van deelnemers en gepensioneerden te behartigen bij het bestuur van het fonds. Er zitten werknemers en gepensioneerden in de Deelnemersraad. Zij geven adviezen aan het bestuur, gevraagd en ongevraagd. De adviezen kunnen over uiteenlopende zaken gaan. Vermogensbeheeractiviteiten In 2006 besloot het bestuur een samenwerkingsverband met het Pensioenfonds Vervoer, het Prepensioenfonds Personenvervoer, de VUT Goederenvervoer en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Goederenvervoer aan gaan met betrekking tot het onderbrengen van het vermogen in een Fonds voor Gemene Rekening (FGR). De transitie van het vermogen van het Prepensioenfonds Goederenvervoervervoer naar het FGR is afgerond in begin 2007. Het bestuur heeft in de vergadering van 6 december 2006 het beleggingsbeleid voor 2007 en de beheersafspraken voor 2007 goedgekeurd. Besloten is om de normverdeling tussen zakelijke en vastrentende waarden ook in 2007 te handhaven op 70% vastrentende waarden en 30% zakelijke waarden. Binnen de zakelijke waarden is voor hedgefondsen een allocatie van 5% opgenomen. Voorts zijn zowel binnen de vastrentende als de zakelijke waarden een aantal verschuivingen tussen beleggingscategorieën doorgevoerd.
9
10
Vanaf 2007 werd het valutarisico niet langer op mandaatniveau afgedekt maar op fondsniveau. Binnen de normportefeuille werd de US dollar, de Japanse yen en het Britse pond volledig afgedekt en de overige valuta niet. Besloten is om een groot aantal benchmarks te wijzigen. Voor 2007 werd gebruik gemaakt van alom gebruikte transparante benchmarks die algemeen beschikbaar zijn. Dat maakte een veel betere controle mogelijk op de resultaten die door de vermogensbeheerders worden behaald.
in de verwerking van de aangeleverde gegevens en het notaverkeer. Deelnemers aan de verschillende regelingen krijgen direct inzicht in hun pensioensituatie en kunnen met behulp van de pensioenplanner zelf diverse prepensioenscenario’s doorrekenen.
In de vergadering van 6 december 2007 heeft het bestuur het beleggingsbeleid voor 2008 vastgesteld. Het bestuur besloot het volgende: • Het verlagen van het percentage vastrentende waarden van 70% naar 62,5%. • Het opnemen van de categorie GTAA met een allocatie van 5%. • Het per 1 maart 2008 opnemen van de categorie grondstoffen met een allocatie van 2,5%. • De voorgetelde systematiek voor het beheersen van het valutarisico: 100% afdekken van US dollar, Japanse yen en Britse pond. • De voorgestelde normportefeuille met bijbehorende benchmarks zoals weergegeven op de laatste twee bladzijdes van het beleggingsplan.
Jaarverslag 2006 In de vergadering van 26 juni 2007 ging het bestuur akkoord met het jaarverslag 2006, het statenverslag 2006 en het actuarieel rapport.
Communicatie Het Prepensioenfonds Goederenvervoer heeft ook in 2007 werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden op verschillende momenten geïnformeerd over de regeling en de uitvoering daarvan. Werknemers konden voor informatie over de regeling terecht op de website of contact opnemen met de servicedesk. Zij ontvingen bovendien het prepensioenoverzicht. Bij verschillende werkgevers zijn voorlichtingsbijeenkomsten voor werknemers georganiseerd waarin de pensioenconsulenten uitleg gaven over de prepensioenregeling en uiteraard zijn er diverse circulaires met informatie naar de werkgevers verzonden. Voorts hebben alle pensioengerechtigden in januari 2007 zoals gewoonlijk een jaaropgave van hun prepensioen ontvangen. Digitaal Pensioenfonds In het lopende verslagjaar zijn de eerste voorbereidingen getroffen voor de introductie van het zogeheten Digitaal Pensioenfonds. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de richting van een sterk verbeterde online dienstverlening aan alle klanten van het Prepensioenfonds Goederenvervoer, Pensioenfonds Vervoer, Prepensioenfonds Personenvervoer en de VUT Goederenvervoer. Het Digitaal Pensioenfonds beoogt de pensioeninformatie van genoemde fondsen toegankelijker en daarmee laagdrempeliger te maken voor werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. Werkgevers krijgen een volledig en actueel inzicht
Uitbesteding en serviceafspraken De administratie van het Prepensioenfonds Goederenvervoer is in zijn geheel uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
Afrekening administratiekosten 2006 en tarieven 2008 In de vergadering van 21 juni 2007 ging het bestuur akkoord met de afrekening van de administratiekosten voor het jaar 2006. In de vergadering van 6 december 2007 is het bestuur akkoord gegaan met de tarieven voor de uitvoering van de regeling in het jaar 2008. Toekennen overgangsregeling in 2008 Op grond van artikel 37 van het reglement bepaalt het bestuur jaarlijks of de overgangsregeling wordt toegekend aan degenen die in het volgend kalenderjaar de reglementaire datum voor ingang van het overgangsrecht bereiken en aan degenen die in het volgend kalenderjaar het prepensioen na deze datum willen laten ingaan. Met ingang van 1 januari 2006 is de leeftijd waarop de overgangsregeling wordt toegekend volgens een staffel per leeftijdsschaal verhoogd. Het bestuur heeft voor het jaar 2008 het volgende besloten:
• Bereiken leeftijd van 60 jaar en 2 maanden in 2008 Het bestuur besluit de overgangsregeling toe te kennen aan degenen die in 2008 de leeftijd van 60 jaar en 2 maanden bereiken. • Bereiken leeftijd van 60 jaar en 4 maanden in 2008 Het bestuur besluit de overgangsregeling toe te kennen aan degenen die in 2008 de leeftijd van 60 jaar en 4 maanden bereiken. Wijziging reglement In het verslagjaar besloot het bestuur tot een aantal wijzigingen in het reglement. Deze wijzigingen vloeien grotendeels voort uit de Pensioenwet en hebben onder meer betrekking op: - waardeoverdracht; - verjaringstermijn van niet opgevraagd prepensioen; - vrijwillige aansluiting; - informatievoorschriften; - verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht; - karakter prepensioenovereenkomst; - algemene en gesplitste kortingsregel; - de staffel met uittredingsleeftijden waarop de overgangsregeling wordt toegekend;
- de bevoegdheid om bij vervroeging van het prepensioen overgangsrecht tevens de overgangsregeling toe te kennen te schrappen; - premievrije deelneming te verlenen over een periode van arbeidsongeschiktheid bij een reïntegratie in de bedrijfstak uiterlijk drie maanden voor de prepensioengerechtigde leeftijd; - opnemen van de gewerkte uren op zaterdag en zondag in het pensioengevend loon. Aanvragen om vrijwillige aansluiting bij de stichting Op 20 december 2007 heeft de rechter bepaald dat aan werkgevers in bepaalde gevallen de premie, die is voldaan over de periode dat de regeling niet verplicht was gesteld (1 januari 2002 tot 20 februari 2003), gerestitueerd moet worden. Het bestuur heeft besloten om zich bij deze uitspraak neer te leggen en heeft zijn beleid hierover heroverwogen en aangepast. Aanvragen om vrijwillige aansluiting bij de stichting In vrijwel iedere vergadering zijn verzoeken om vrijwillige aansluiting besproken van ondernemingen die niet vallen onder de verplichtstelling van het Prepensioenfonds Goederenvervoer. Criteria voor het al of niet toekennen van een verzoek zijn de volgende: • er dient verwantschap met de bedrijfstak te worden aangetoond. De verwantschap moet bestaan door bedrijfsuitoefening of door een band tussen de werkgever en een bedrijf dat al verplicht is aangesloten; • er dient een financieel evenwicht te zijn tussen de te verwachten baten en lasten; • bij het ontbreken van financieel evenwicht kan een inkoopsom worden gevraagd. Bij een aansluiting per 1 januari 2002 is geen inkoopsom verschuldigd. • de vrijwillige aansluiting geldt in principe voor het gehele personeel. Een vrijwillige aansluiting wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de stichting. Aanvragen om machtiging voor de aanvraag van een faillissement In gevallen waarbij de invordering van de verschuldigde bijdrage niet naar wens verliep heeft het bestuur Syntrus Achmea Pensioenbeheer gemachtigd het faillissement van een werkgever aan te vragen, om zodoende alsnog te proberen de bijdrage te incasseren. Ontwikkelingen na afloop van het verslagjaar In 2007 stond onder andere het onderwerp toeslagen voor het jaar 2008 op de agenda van het bestuur. Een andere ontwikkeling betreft het verloop van de marktrente en de gevolgen hiervan voor het renterisico. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer heeft in het verslagjaar geanalyseerd welke effecten bewegingen in de marktrente hebben op de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds. Het bestuur heeft in 2008 gesproken over een fusie van het fonds met het Pensioenfonds Vervoer, het Prepensioenfonds Personenvervoer en de VUT
Goederenvervoer. Er zijn een groot aantal overwegingen om tot fusie over te gaan. De belangrijkste zijn: - Het creëren van een breder draagvlak voor de te dragen risico’s; - eenvoudiger bestuur en vereenvoudiging op het gebied van Pension Fund Governance; - vereenvoudiging van de procedures voor werkgevers, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden (één loket); - administratieve lastenverlichting voor de werkgevers; - het behalen van kostenvoordelen in de uitvoering van de regeling. Waar mogelijk kunnen administratieve processen en beleidsondersteuning van het bestuur worden geïntegreerd en gecombineerd. Ook het aantal externe dienstverleners kan worden beperkt. Het bestuur besloot op 28 april 2008 tot een fusie over te gaan. Na de fusie zal de prepensioenregeling voor het goederenvervoer worden uitgevoerd door het Pensioenfonds Vervoer. De streefdatum voor de fusie is 1 januari 2009.
11
Omvang van het fonds In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang van het fonds weergegeven. De gegevens bij de afsluiting van het verslagjaar, zoals het aantal werkgevers en deelnemers, de vastgestelde prepensioenpremie en de prepensioenuitkeringen, worden ter vergelijking afgezet tegen de cijfers uit het verleden. Aantal werkgevers per 31 december Werkgevers verplicht tot premiebetaling Werkgevers die opgaven in het boekjaar geen tot deelneming verplicht personeel in dienst te hebben 1 Vrijwillig aangesloten werkgevers
Aantal deelnemers per 31 december Actieve deelnemers
2007
2006
2005
7.703
7.730
7.884
4.750 214
1.406 212
1.383 166
7.022 177.960
8.892 177.550
113.558 70.270
Nog niet geprepensioneerde gewezen deelnemers met premievrije rechten
Voortgezette deelneming van de verplichte regeling Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden en vóór het ingaan van het prepensioen, kent het fonds de mogelijkheid om de verplichte verzekering voor bepaalde tijd op vrijwillige basis voor eigen rekening voort te zetten. Hieraan zijn reglementair diverse voorwaarden verbonden. Een verzoek tot vrijwillige voortzetting van de deelneming dient binnen drie maanden na het einde van de deelneming te worden ingediend bij het fonds. Overzicht aantal vrijwillige voortzettingen aantal toekenningen in 2004 : 6 aantal toekenningen in 2005 : 4 aantal toekenningen in 2006 : 1 aantal toekenningen in 2007 : 1
12
Premie opgaven en -betalingen In 2007 is vastgesteld aan premie € 133.218.000. Ultimo 2007 was over 2007 en voorgaande jaren nog te voldoen een bedrag van € 13.049.000. Bij het incasseren van de premie deden zich geen bijzondere moeilijkheden voor. Het aantal werkgevers vallende onder de verplichtstelling van het fonds, dat in staat van faillissement werd verklaard, steeg in 2007. Er werden in 2007 236 werkgevers failliet verklaard ten opzichte van 152 in 2006. De ten gunste van het boekjaar vastgestelde premie kan als volgt worden gespecificeerd: 2007 (x € 1.000,=)
2006 (x € 1.000)
2005 (x € 1.000)
Premie
Koopsommen
133.218 4
137.796 -
258.710 605
Totaal
133.222
137.796
259.315
Prepensioenuitkeringen Over 2007 is uitbetaald aan prepensioenen € 8.787.000,00 tegen het vorige jaar € 867.000,00. Dit bedrag is exclusief éénmalige uitkeringen. Op het einde van het boekjaar waren de aantallen ingegane pensioenen en de totale jaarbedragen als volgt:
2007
2006
2005
Aantallen prepensioenen
1.043
85
64
Totaal jaarbedrag (x € 1.000,=)
25.302
909
554
Eénmalige uitkeringen In 2007 werd aan éénmalige uitkeringen (afkoopsom in plaats van klein prepensioen ineens en afkoopsom bij emigratie) € 3.000 uitbetaald. 1 Onder deze categorie vallen ook de werkgevers die uitsluitend personeel in dienst hebben, geboren op of na 1 januari 1950.
Ontwikkelingen op pensioengebied in 2007 Gevolgen Pensioenwet De nieuwe Pensioenwet had in 2007 veel invloed op het fonds. De pensioenregeling, de administratie en de verslaglegging zijn aan de nieuwe eisen aangepast. Het fonds rapporteert nu elk kwartaal over de financiële positie aan De Nederlandsche Bank (DNB). Indexatielabel Pensioenfondsen moeten vanaf 1 januari 2008 een indexatielabel gaan gebruiken als ze informatie geven over het toeslagbeleid. Dat staat in de Pensioenwet. De pensioensector ontwikkelt het indexatielabel. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Stichting van de Arbeid (STAR), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), DNB en de pensioenkoepels doen mee. Halverwege 2007 bleek dat het indexatielabel niet op tijd klaar zou zijn. De grote lijnen van het label zijn al zichtbaar, maar er is nog veel te doen. Het ministerie van SZW heeft nu 1 juli 2008 als nieuwe ingangsdatum genoemd. Het label verschijnt voor het eerst in het pensioenoverzicht van 2009. Belastingplan 2008 Prinsjesdag was voor de pensioenwereld weinig spectaculair. Het kabinet wilde de omkeerregel aftoppen voor hoge inkomens. De omkeerregel betekent: premies aftrekbaar, uitkering belast. Volgens het voorstel zou de pensioenpremie voor salarissen boven € 185.000 euro niet meer aftrekbaar zijn. Er kwam veel weerstand tegen dit voorstel. De regering heeft het plan ingetrokken na lang aandringen van de Tweede Kamer. De regering heeft wel andere maatregelen aangekondigd. De regering gaat onderzoeken of zij de pensioeninkoop voor topinkomens kan belasten. Het belastingplan bevat (nog) geen uitwerking van de ‘Bosbelasting’. Uit de stukken blijkt dat de regering de plannen wil doorvoeren. De begroting van SZW meldt het volgende: “Om de AOW ook in de toekomst welvaartsvast te houden, wordt van ouderen met een relatief hoog inkomen een bijdrage gevraagd. Dit geldt alleen voor mensen die zijn geboren ná 1945 (en dus vanaf 2011 65 jaar oud worden). Dit kan door langer door te werken of door het betalen van een extra heffing. Keuzevrijheid staat hierbij voorop. De systematiek heeft daarom twee componenten: een positieve prikkel voor mensen om langer door te werken en een heffing naar draagkracht.”
Verbetering deskundigheid pensioenfondsbesturen De Pensioenkoepels (VB, Opf en UvB) hebben op 16 april 2007 een plan gepresenteerd om de deskundigheid bij pensioenfondsen te stimuleren. Het plan is een reactie op een verklaring van de Stichting van de Arbeid (STAR) en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De STAR en het CSO verzochten eind 2006 de pensioenkoepels om de deskundigheid bij pensioenfondsen te verbeteren. Het gaat om deskundigheid van bestuursleden, maar ook van leden van deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Het plan van aanpak noemt eindtermen waarmee de deskundigheid getoetst kan worden. Er zijn normen voor de individuele bestuurders en voor besturen als geheel. Er zijn aangepaste normen voor leden van deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Het plan stelt ook eisen aan pensioenopleidingen en cursussen. Het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION) gaat certificaten verstrekken. Een commissie van vertegenwoordigers van de koepels zal het aanspreekpunt zijn. De commissie heet de Permanente Commissie Deskundigheidsbevordering (PCD). De PCD zal de ontwikkelingen op het gebied van deskundigheidsbevordering in de gaten houden. De koepels hopen zo hun leden de gelegenheid te bieden om hun deskundigheid te verbeteren. De koepels roepen hun leden op om gebruik te maken van de hulp. Het bestuur besloot in het verslagjaar om de deskundigheidsplan van het fonds aan te passen aan de eisen van de Pensioenwet en Pension Fund Governance. 13
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken “bestuursbesluiten” en “ontwikkelingen op pensioengebied”. In dit laatste hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In het hoofdstuk “beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Richtlijn 400 beoogt overigens niet aan pensioenfondsen voor te schrijven dat zij (meer) maatschappelijk moeten beleggen, de nadruk ligt op de informatieverschaffing.
14
Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden. Op verschillende plaatsen in dit verslag wordt aandacht besteed aan deze onderwerpen. In het hoofdstuk met betrekking tot de beleggingen wordt ook ingegaan op maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Risicoparagraaf Het Prepensioenfonds Goederenvervoer hecht veel waarde aan een gedegen risicomanagementbeleid. Het speelt daarmee in op de toenemende complexiteit van de bedrijfsvoering, de wet- en regelgeving en de zwaardere eisen die de toezichthouders in dat verband stellen. Er is een beleid ontwikkeld waarin bewust bepaalde financiele risico’s worden geaccepteerd omdat die passen binnen het kader van de financiële opzet van het fonds. Hieronder volgt een opsomming van en toelichting op de belangrijkste risico’s. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in de marktprijzen. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van de actieve weging van de diverse beleggingscategorieën en derivaten. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. Het Britse pond en de Japanse yen worden volledig afgedekt, terwijl voor de Amerikaanse dollar een dynamische strategie wordt gevolgd waarbij het afdekkingspercentage kan fluctueren tussen de 50% en 100%. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de marktewaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. Voor de beheersing van het renterisico wordt thans alleen nog gebruik gemaakt van langlopende Euro overheidsleningen. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering
van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitord door de fiduciair vermogensbeheerder. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer, de vermogensbeheerders en het fonds. Syntrus Achmea Pensioenbeheer heeft een SAS 70-verklaring (type II). Door het overleggen van deze verklaring toont Syntrus Achmea Pensioenbeheer aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de SAS 70-verklaring komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse grote nettoinstroom. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het fonds ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds, waarbij rekening wordt gehouden met de te verrichten betalingen. Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden bij het fonds, reputatie, ondernemingsklimaat en aantal
15
deelnemers. Het ondernemingsklimaatrisico en een afname van het aantal deelnemers zijn de belangrijkste omgevingsrisico’s. Voor wat betreft het ondernemingsklimaatrisico geldt dat het huidige bestand van verzekerden voor het grootste deel bestaat uit slapers. Daarnaast blijft het aantal actieve deelnemers van het fonds als gevolg van de stabiele markt zelf ook redelijk stabiel. De waarschijnlijkheid van het ondernemingsklimaatrisico is middelgroot en de impact is relatief gering. Met betrekking tot het risico dat het aantal deelnemers fors zal dalen door politieke en/of wettelijke ontwikkelingen wordt opgemerkt dat de kans dat deze ontwikkeling zich voordoet aanwezig is en de impact daarvan groot zal zijn. Het is voor het bestuur niet mogelijk beheersmaatregelen te treffen om deze ontwikkelingen te voorkomen.
16
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan. Deze gegevens zijn bepaald op basis van het doorkijk principe. Waar dit niet het geval is, wordt het aangegeven. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt: 31 dec. 2007 EUR Technische voorzieningen volgens jaarrekening 1.102.050
(a)
1.102.050
S6 Verzekeringstechnisch risico
94.216 106.189 55.224 7.295 57.700
Totaal S (vereiste buffers)
(b)
191.757
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden)
Surplus
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering))
Buffers:
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico
(a+b) 1.293.807 1.431.941
138.134
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie.
17
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in de ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen exclusief onroerende zaken, inclusief de onder de passiva verantwoorde derivaten naar sector weergegeven:
2007 EUR
Andere instellingen
550.672 265.740 116.223 166.534 286.552
1.385.721
2007 EUR
Overheidsinstellingen
Financiële instellingen
Handel- en industriële bedrijven Service organisaties
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Emerging markets Andere
1.300.719 104.181 19.713
1.424.613
Mature markets
18 Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van onroerende zaken naar sectoren is als volgt:
31 december 2007 EUR %
Participaties in vastgoedmaatschappijen
38.892
100
38.892
100
Valutarisico Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De nettopositie is gelijk aan het saldo van de onder de activa verantwoorde beleggingen en de onder de passiva verantwoorde derivaten. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2007 Voor Discretionaire Nettopositie Valuta- (na) derivaten EUR EUR
Overige
590.201 100.005 137.213 511.346 85.846
549.108 (105.993) (132.462) (346.956) 36.303
1.139.309 (5.988) 4.751 164.390 122.151
1.424.613
0
1.424.613
EUR
GBP JPY
USD
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vasttrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balans- 31 december waarde 2007 EUR 874.646 874.646 773.270
7,0 5,8 12,3
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 december 2007 EUR %
Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
53.302 259.301 562.043
6,1 29,6 64,3
874.646
100
Resterende looptijd < 1 jaar
19
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
Geen rating
492.419 14.737 42.956 87.811 82.246 30.556 100.121
56,3 1,7 4,9 10,0 9,4 6,2 11,5
874.646
100
Staat AAA AA A
BBB
< BBB
20
31 december 2007 EUR %
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 (fondsspecifiek) met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Indexatierisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2007 waren er geen posten die aan dit criterium voldeden. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
• Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd.
Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
• Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het fonds het neerwaartse
koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties.
• Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt
aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
21
• Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
De posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren: Valutatermijncontracten
Banksaldi tbv het aanhouden van future posities
22
31 december 2007
2.811 114.032 116.843
Beleggingen Beleggingen De beleggingsportefeuille leverde over 2007 een rendement op van 0,55% (2006: 6,7%). Hiermee kwam het rendement 1,04 procentpunt lager uit dan het rendement van de benchmark. De hoogste rendementen werden behaald op aandelen emerging markets (24,06%) en Azië exclusief Japan (18,81%). Het volgende staafdiagram presenteert de rendementen van de normportefeuille en de feitelijke beleggingsportefeuille van het fonds over de afgelopen 6 jaar. &EITELIJK