Concept-stichtingsakte
STICHTING DE BERGSCHE MAASVEREN Naam,zetel en duur Artikel 1. 1. De stichting draagt de naam: STICHTING DE BERGSCHE MAASVEREN. 1. Zij heeft haar zetel in de gemeente……….. 1. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd. Doel Artikel 2. 1. De stichting heeft ten doel om ten behoeve van de gemeenten Aalburg, Heusden, Waalwijk, Werkendam en Zaltbommel te zorgen voor de instandhouding van de drie veerverbindingen Capelleseveer, Drongelenseveer, en Herptseveer, zulks speciaal in het belang van die gemeenschappen, die in belangrijke mate afhankelijk zijn van genoemde veren voor het functioneren van de aldaar gevestigde bedrijven en van het vervoer van de aldaar woonachtige personen, en voorts te zorgen voor al hetgeen daarmee rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. 1. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het beheer en de exploitatie van de drie genoemde veren en de daarmee verband houdende infrastructurele voorzieningen en werken minstens op de voet van het huidige voorzieningenniveau en dienstverlening. 1. Voor het vervoer van voertuigen en personen met de veren zullen onvoorziene omstandigheden uitgesloten - geen tarieven worden geheven. Alternatieve redactie: Voor het vervoer van voertuigen en personen worden geen tarieven geheven zolang niet door de raden van de in het eerste lid genoemde gemeenten anders wordt beslist. Financiën Artikel 3. De financiële middelen van de stichting bestaan uit: 1. de opbrengsten van een door het Rijk aan de in artikel 2, 1e lid, genoemde gemeenten gezamenlijk eenmalig ter beschikking gesteld vermogen; 1. de resultaten van de exploitatie van de veren; 1. eventuele bijdragen van de in artikel 2, 1e lid genoemde gemeenten; 1. andere ontvangsten, verwervingen en baten. Organen
Artikel 4. De stichting kent de volgende organen: 1. het bestuur; 1. de raad van toezicht.
Het bestuur Artikel 5. 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit vijf leden. 1. De bestuursleden worden benoemd door de colleges van burgemeester en wethouders van de vijf in artikel 2, 1e lid, genoemde gemeenten. 1. Lid van het bestuur kunnen niet zijn leden van de raad van toezicht, personen in dienst van de stichting of personen die direct of indirect op enigerlei wijze goederen of diensten leveren aan de stichting. 1. Een bestuurslid wordt benoemd voor een periode van vier jaar. 1. Een bestuurslid treedt af na verloop van zijn zittingsperiode van vier jaar. Het aftredende bestuurslid blijft functioneren als lid van het bestuur totdat in de vacature is voorzien. Is door benoeming casu quo herbenoeming niet binnen drie maanden in de vacature voorzien, dan wordt het aftredende bestuurslid geacht te zijn herbenoemd voor een periode van vier jaar. 1. Bij tussentijdse vacatures wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien. 1. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. De functies van secretaris en penningmeester kunnen door een en dezelfde persoon worden vervuld. 1. De leden van het bestuur hebben recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte onkosten. Artikel 6. 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en neemt dientengevolge alle besluiten die het in het belang van de stichting wenselijk vindt. 1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. 1. Het bestuur is belast met het beheer van het vermogen van de stichting, waaronder het eenmalige door het Rijk ter beschikking gestelde vermogen genoemd in artikel 3, 1e lid. Het bestuur is verplicht het door het Rijk ter beschikking gestelde vermogen op een risicomijdende wijze te beheren c.q. te doen beheren. 1. Het bestuur is bevoegd zich te doen bijstaan door adviseurs. 1. Het bestuur stelt die commissies in, die het noodzakelijk acht voor het technisch, organisatorisch of financieel goed functioneren van de stichting. Artikel 7. 1. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het gehele bestuur alsook door de voorzitter en de secretaris samen.
1. De voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht is vereist voor besluiten strekkende tot: a) wijziging van de wijze van beheer van het in artikel 3, 1e lid, genoemde vermogen; a) opheffing van een veer; a) wijziging van de statuten van de stichting; a) ontbinding van de stichting; a) de vaststelling van de begroting en de jaarrekening; a) de vaststelling en wijziging van beleidsplannen; a) wijziging van de vaartijden van een veer; a) de benoeming van een externe accountant; a) het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 8. 1. De bestuursvergaderingen worden zoveel mogelijk gehouden ten kantore van de stichting. 2. Per kalenderjaar worden ten minste zes vergaderingen van het bestuur gehouden. 3. Vergaderingen zullen voorts worden gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien ten minste twee andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege dat de vergadering binnen drie weken kan worden gehouden, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten. 4. De oproeping tot de vergadering geschiedt, behouden het bepaalde in lid 3, door of namens de voorzitter ten minste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend, door middel van oproepingsbrieven, gezonden aan het door de bestuursleden daarvoor aan de secretaris opgegeven adres. 5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijd van de vergadering, de te behandelen onderwerpen. 6. Ter vergadering kunnen alleen geldige besluiten worden genomen ten aanzien van onderwerpen die op de oproepingsbrieven zijn vermeld, tenzij het bestuur voltallig is en met algemeenheid van stemmen anders wordt besloten. 7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan. 8. Van het verhandelde in de vergadering worden notulen gehouden door of namens de secretaris of een ander door de voorzitter aan te wijzen bestuurslid. In een volgende bestuursvergadering worden de notulen door het bestuur vastgesteld en ondertekend door diegenen, die in de betreffende vergadering als voorzitter en secretaris hebben gefunctioneerd. De notulen vermelden welke leden van het bestuur de vergadering hebben bijgewoond. 9. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid zijner in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. 10. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuur ook buiten vergadering besluiten
nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of anderszins hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt, onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden, door de secretaris een relaas opgemaakt dat, na mede-ondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd. 11. Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Alle bestuursbesluiten worden genomen met eenvoudige meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen. 12. Alle stemmingen ter vergadering geschieden mondeling, tenzij de voorzitter eens schriftelijke stemming gewenst acht of een der stemgerechtigden dit voor de stemming verlangt. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende gesloten briefjes. 13. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. 14. Bij staken van stemmen wordt een besluit tot een volgen de vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. In deze vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. 15. in alle geschillen omtrent stemmingen, waarin de statuten niet voorzien, beslist de voorzitter. De Raad van Toezicht Artikel 9. 1. De raad van toezicht van de stichting bestaat uit maximaal elf leden. 1. De gemeenteraden van de in artikel 2, 1e lid, genoemde gemeenten benoemen elk twee leden van de raad van toezicht. Die leden hebben zitting gedurende de raadsperiode, waarin zij benoemd zijn. Zij blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien. 1. Het bestuur van de stichting benoemt voorts tot lid een persoon, die op grond van zijn kwaliteiten op het gebied van verkeer en waterstaat geacht kan worden een goede bijdrage te leveren aan het werk van de raad van toezicht. 1. De benoeming van een lid van de raad van toezicht, als bedoeld in lid 2, komt tot stand binnen drie maanden na het begin van een nieuwe raadsperiode. 1. Het op grond van het bepaalde in lid 3 benoemde lid heeft een zittingsduur van vier jaren en is herbenoembaar. 1. Bij tussentijdse vacatures wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien. 1. Lid van de raad van toezicht kunnen niet zijn leden van het bestuur, personen die in dienst zijn van de stichting, of personen die direct of indirect op enigerlei wijze goederen of diensten leveren aan de stichting. Artikel 10. 1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. 1. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde en dient het bestuur, gevraagd en ongevraagd, van advies.
1. De besluiten, genoemd in artikel 7, 2e lid, treden niet in werking dan nadat de raad van toezicht daaraan zijn goedkeuring heeft gehecht. 1. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting. 1. De raad van toezicht of een of meer door hem aan te wijzen leden hebben toegang tot alle lokaliteiten van de stichting en het recht om te allen tijde inzage te nemen in de bescheiden en boeken van de stichting. De raad van toezicht kan zich daarbij na overleg met het bestuur doen bijstaan door de externe accountant van de stichting aan wie inzage van de volledige administratie dient te worden verleend. 1. De raad van toezicht is bevoegd zich te doen bijstaan door adviseurs. 1. Het bestuur verschaft de raad van toezicht, gevraagd en ongevraagd, tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens. Artikel 11. 1. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter, een vicevoorzitter en een secretaris. 1. De raad van toezicht vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee leden van de raad of het bestuur het noodzakelijk achten, doch minstens tweemaal per jaar. De oproepingen voor de vergadering geschieden door of namens de secretaris met inachtneming van een termijn van minstens tien werkdagen, de dag van de verzending en van de vergadering niet meegerekend. In spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan met een kortere termijn worden volstaan. 1. De vergaderingen van de raad van toezicht worden geleid door de voorzitter en bij diens verhindering door de vicevoorzitter. 1. Hetgeen in de leden 1, 5, 6, 8, 9 en 11 tot en met 15 van artikel 8 is bepaald ten opzichte van het bestuur van de stichting is van overeenkomstige toepassing op de raad van toezicht. Artikel 12. De leden van de raad van toezicht hebben recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte onkosten. Personeel Artikel 13. Het bestuur is bevoegd, gehoord de raad van toezicht, om personeel te benoemen in dienst van de stichting. Jaarstukken Artikel 14. 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. 1. Vóór 1 augustus van ieder boekjaar wordt door de penningmeester van het bestuur een begroting opgemaakt voor het volgende boekjaar en aan het bestuur aangeboden.
1. Per einde van ieder boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, vergezeld van een rapport van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent, binnen vier maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden. 1. Begroting en jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. 1. Voor het geval dat de kosten van de stichting niet uit de baten, vermeld in artikel 3, 1e en 2e lid, kunnen worden bestreden, dragen de in artikel 2, 1e lid genoemde gemeenten bij naar rato van het belang dat elke gemeente heeft bij de instandhouding van de eigen veerverbinding, welk belang wordt bepaald aan de hand van de exploitatiecijfers per 1 januari van het boekjaar waarvoor de bijdrage noodzakelijk wordt geacht. Statutenwijziging Artikel 15. 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, 2e lid, is het bestuur bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe moet genomen worden met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle zitting hebbende bestuursleden aanwezig zijn. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. 1. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het Openbaar Stichtingenregister, gehouden door de Kamer van Koophandel binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft. Ontbinding en vereffening Artikel 16. 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, 2e lid, is het bestuur bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle zitting hebbende bestuursleden aanwezig zijn. 1. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zolang dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. 1. De vereffening geschiedt door het bestuur. 1. De vereffenaars dragen er zorg voor dat van de ontbinding van de stichting inschrijving wordt gedaan in het register, bedoeld in artikel 15, 2e lid. 1. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. 1. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt ter beschikking gesteld van de in artikel 2, 1e lid genoemde gemeenten naar de maatstaf van artikel 14, 5e lid. 1. Een eventueel nadelig saldo wordt verrekend tussen de in lid 6 genoemde gemeenten naar de maatstaf van artikel 14, 5e lid.
1. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende dertig jaren bij de gemeente waar de stichting haar zetel heeft. 1. Van het besluit tot ontbinding, van de stukken betreffende de vereffening, van de besteding van een eventueel batig saldo en de verrekening van een eventueel nadelig saldo wordt kennis gegeven aan de besturen van de in artikel 2, 1e lid genoemde gemeenten. Slotbepaling Artikel 17. In alle gevallen, waarin de wet en deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.