STEUNPUNT BELEIDSRELEVAN T ONDERZOEK SPORT
Leeftijdsgerelateerde veranderingen en stabiliteit van gezondheidsgerelateerd gedrag en fysieke fitheid bij Vlaamse volwassenen
Evelien Mertens, Ruben Charlier, Sara Knaeps, Peter Clarys, Benedicte Deforche, Martine Thomis, Prof. Jan G. Bourgois & Johan Lefevre
2016
Deze publicatie is beschikbaar via www.steunpuntsport.be. Voor meer informatie over deze publicatie kan u contact opnemen met
[email protected] Betrokken onderzoeksgroepen Lichamelijke opvoeding, fysieke activiteit en voeding Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan, 2 1050 Brussel Maatschappelijke Gezondheidkunde Inspanningsfysiologie en Sportvoeding Universiteit Gent Watersportlaan 2 9000 Gent Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid KU Leuven Tervuursevest 101 -‐ bus 1500 3001 Leuven Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport 2012-‐2015 Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport (samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit Brussel, de KU Leuven en de Universiteit Gent) met steun van de Vlaamse overheid. In de teksten komt de mening van de auteurs naar voor en niet die van de Vlaamse overheid. Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport Pa. Onderzoeksgroep SASO Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan, 2 1050 Brussel
[email protected]
INHOUDSOPGAVE 1 Management-‐samenvatting ............................................................................................................. 3 1.1 Rationale van het onderzoek ..................................................................................................... 3 1.2 Hoe is het onderzoek aangepakt? ............................................................................................. 3 1.2.1 Methodologie ..................................................................................................................... 3 1.2.2 Resultaten ........................................................................................................................... 4 1.2.3 Beleidsaanbevelingen ......................................................................................................... 4 2 Engelstalige samenvatting ................................................................................................................ 5 3 Inleiding ............................................................................................................................................ 6 4 Literatuurstudie ................................................................................................................................ 7 4.1 Definiëring ................................................................................................................................. 7 4.1.1 Hieronder worden kort de gebruikte begrippen gedefinieerd en gesitueerd. ................... 7 4.1.2 Levensstijl factoren – Fysieke activiteit en sedentair gedrag ............................................. 7 4.1.3 Levensstijl factoren – Roken en voeding ............................................................................ 7 4.1.4 Fysieke fitheid ..................................................................................................................... 8 4.2 Probleem & relevantie ............................................................................................................... 9 5 Methodiekomschrijving .................................................................................................................. 11 5.1 Deelnemers studie ................................................................................................................... 11 5.2 Morfologische fitheid .............................................................................................................. 11 5.3 Metabole fitheid ...................................................................................................................... 11 5.4 Musculaire fitheid .................................................................................................................... 12 5.5 Cardiorespiratoire fitheid ........................................................................................................ 12 5.6 Fysieke activiteit en sedentair gedrag ..................................................................................... 12 5.7 Voedingsgewoonten en rookgedrag ........................................................................................ 13 6 Beschrijving van data en analyse .................................................................................................... 15 6.1 Evolutie in fysieke fitheid bij Vlaamse volwassenen ................................................................ 16 6.2 Evolutie in fysieke activiteit en sedentair gedrag bij Vlaamse volwassenen ........................... 19 6.3 Evolutie in sportbeoefening bij Vlaamse volwassenen ............................................................ 21 6.4 Evolutie in voedingsgewoonten en rookgedrag bij Vlaamse volwassenen ............................. 23 6.5 Stabiliteit van fysieke fitheid bij Vlaamse volwassenen ........................................................... 26 6.6 Stabiliteit van fysieke activiteit en sedentair gedrag bij Vlaamse volwassenen ...................... 27 6.7 Stabiliteit van voedingsgewoonten bij Vlaamse volwassenen ................................................ 28 6.8 Beweegnorm ............................................................................................................................ 29 6.9 Aantal stappen per dag ............................................................................................................ 31 7 Beleidsaanbevelingen en -‐relevantie .............................................................................................. 33 8 Slot .................................................................................................................................................. 36 9 Literatuurlijst .................................................................................................................................. 37
1
2
1 Management-‐samenvatting 1.1 Rationale van het onderzoek Het is reeds veelvuldig aangetoond dat fysieke inactiviteit, sedentair gedrag en een lage fitheid risicofactoren zijn voor tal van aandoeningen, zoals een hoge bloeddruk, diabetes type 2 of obesitas (Strasser 2013, Lavie, McAuley et al. 2014, Brocklebank, Falconer et al. 2015). Over het algemeen is de fysieke activiteit te laag en het sedentair gedrag te hoog, met vaak een te lage fysieke fitheid tot gevolg. Dit heeft tal van negatieve gevolgen voor de levenskwaliteit van volwassenen en ouderen, zoals bijvoorbeeld afhankelijkheid van anderen. Binnen het huidige werkpakket (WP3/4) zijn daarom de longitudinale veranderingen in fysieke fitheid, fysieke (in)activiteit en sedentair gedrag van een groep Vlaamse volwassenen in kaart gebracht. Verder zijn ook de voedingsgewoonten en een aantal gezondheidsgerelateerde parameters gemeten of bevraagd. Tot slot is nagegaan welk aandeel van de onderzochte populatie de beweegnorm haalt (30 minuten bewegen per dag), alsook de stappennorm. Het doel is om na te gaan hoe fysieke activiteit en fitheid veranderen met het ouder worden. We verwachten dat de meeste gezondheidsgerelateerde parameters een negatieve evolutie zullen vertonen en dat we een matige tot hoge stabiliteit zullen observeren, wat er op wijst dat fitte personen dat na 10 jaar waarschijnlijk ook zullen zijn en andersom de minder fitte zich ook na 10 jaar eerder onderin de groep zullen bevinden. Er zijn in de literatuur slechts weinig studies die longitudinale data hebben van dergelijke uitgebreide testbatterij, wat WP3/4 toch wel uniek maakt.
1.2 Hoe is het onderzoek aangepakt? 1.2.1 METHODOLOGIE
Aan de deelnemers werd gevraagd om het onderzoekscentrum van het Steunpunt Sport te bezoeken om een medisch onderzoek, antropometrische tests en fysieke tests te voltooien en een aantal fysieke activiteits-‐ en gezondheidsgerelateerde vragenlijsten in te vullen. Op deze manier werden er in totaal 652 van de oorspronkelijke 1569 proefpersonen getest: 420 mannen en 232 vrouwen. Zij werden voor het eerst getest in de periode 2002-‐2004 en nadien opnieuw in 2012-‐2014. De proefpersonen werden op basis van hun leeftijd op het eerste meetmoment ingedeeld in drie leeftijdscategorieën, namelijk de jongvolwassenen (18-‐45 jaar), de volwassenen (45-‐60 jaar) en de oudere volwassenen (60+). Morfologische fitheid werd gemeten op basis van de lendenomtrek, de body mass index en het vetpercentage. Cardiovasculaire fitheid (VO2piek) werd bepaald op basis van een maximale inspanningstest op een fietsergometer. Metabole fitheid werd gemeten aan de hand van een nuchter bloedstaal ter bepaling van bloedlipiden en glucose. Tot slot werd musculaire fitheid vastgesteld aan de hand van een handdynamometer en een Biodex toestel. Fysieke activiteit en sedentair gedrag werden bevraagd aan de hand van de Flemish Physical Activity Computerized Questionnaire (FPACQ) en voedingsgewoonten werden bevraagd aan de hand van een voedingsdagboek dat op voorhand naar de proefpersonen werd opgestuurd en nadien geanalyseerd werd met de Becel voedingssoftware. Het nadeel van longitudinaal onderzoek is dat bij de vervolgmeting telkens dezelfde tests en metingen moeten uitgevoerd worden als bij de eerste meting. Dit maakt dat relatief nieuwe technieken zoals Bodpod en SenseWear geïntegreerd werden bij de vervolgmeting, maar nog niet bestonden of te nieuw waren bij de eerste meting. Om die reden is er helaas enkel cross-‐sectionele en geen longitudinale data beschikbaar over deze relatief nieuwe metingen. 3
1.2.2 RESULTATEN
•
•
•
•
• • • •
Fysieke fitheid daalt na een opvolgingsperiode van 10 jaar. Wat betreft musculaire fitheid zien we echter geen verandering in krachtuithouding (beide geslachten) en handknijpkracht (enkel bij vrouwen). Alle componenten van fysieke fitheid dalen bij volwassenen en oudere volwassenen, op ballistische en isokinetische kracht na, zij dalen op oudere leeftijd. Wat betreft fysieke activiteit en sedentair gedrag zagen we een daling in de actieve vrije tijd na 10 jaar. Actief transport steeg bij jongvolwassenen en volwassenen. Bij oudere volwassenen werd er geen verandering waargenomen in sedentair gedrag. Bij jongvolwassenen en volwassenen werd er een stijging in de fruitinname en de kwaliteit van voedingsinname waargenomen. Bij ouderen zagen we echter enkel bij vrouwen een stijging in de kwaliteit van de voedingsinname, terwijl er bij mannen een daling hierin werd waargenomen. Cardiorespiratoire fitheid en morfologische fitheid waren hoog stabiel in alle leeftijdsgroepen. Metabole fitheid en musculaire fitheid waren matig tot hoog stabiel in alle leeftijdsgroepen Een lage tot matige stabiliteit werd waargenomen voor fysieke activiteit en sedentair gedrag en voor voedingsinname in alle leeftijdsgroepen. Een daling in sportbeoefening werd waargenomen in alle leeftijdsgroepen. Over alle leeftijfsgroepen heen, haalt ongeveer twee op vijf de beweegnorm elke dag van de week. In elke leeftijdsgroep haalde het merendeel van de subjecten de stappennorm wel.
1.2.3 BELEIDSAANBEVELINGEN
Belangrijk is dat er rekening gehouden wordt met het feit dat de deelnemers van WP3/4 over het algemeen heel gezonde en geïnteresseerde mensen zijn. Deze resultaten weerspiegelen dus niet echt de gemiddelde Vlaamse man of vrouw, aangezien we mogen verwachten dat gezondheidsgerelateerde parameters beter zullen zijn bij de gemeten proefgroep. De gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit, waaronder sport, zijn legio, daarom moet de overheid blijven inzetten om haar bevolking aan het bewegen te zetten via een verdere uitwerking van het ‘sport-‐voor-‐allen’ beleid (slechts 65,4% van de mannen en 68,8% van de vrouwen in de ondervraagde populatie deed in 2012-‐2014 aan sport). Op basis van de overige bevindingen binnen dit onderzoek kunnen we concluderen dat de campagnes van de overheid best gericht kunnen worden tot mensen met een lage tot matige fitheid, aangezien fitheidsparameters een hoge stabiliteit vertonen en het net deze personen zijn die nood hebben aan verandering. Ook de stijging in sedentair gedrag (schermtijd) is alarmerend. Er is nood aan sensibilisering van de bevolking om hen bewust te maken dat meer sedentair gedrag negatieve gezondheidsgevolgen heeft, onafhankelijk van fysieke activiteit. Hoewel de stabiliteit van voedingsinname matig is, kunnen de voedingsgewoonten best aangepakt worden op jongere leeftijd, omdat de stabiliteit van deze parameters toeneemt met veroudering. Tot slot kunnen we de overheid nog aanbevelen om te investeren in longitudinaal onderzoek, aangezien dit soort onderzoeksdesign het meest geschikt is om de langetermijneffecten van haar campagnes te evalueren.
4
2 Engelstalige samenvatting Physical activity, sedentary behavior and diet quality are important parameters for an individual’s health, which is reflected in various health-‐related fitness parameters. The separate associations between physical activity, sedentary behavior, diet quality and fitness has been described in previous research, though information about the age-‐related evolution in and the stability of these parameters is scarce. Therefore, a longitudinal study was initiated in 2002 by the Policy Research Centre Sport, Physical Activity and Health. A total of 1569 men and women were measured and tested on health-‐related parameters and behavior. In 2012, 10 years later, a second set of tests and measurements was performed and a total of 652 men and women returned for retesting. The overall trend indicated a decrease in physical activity parameters. However, activities with lower intensities, such as active transportation and walking increased. In general, participants had a better diet quality at follow-‐up compared to baseline. Nevertheless health-‐related fitness parameters decreased, indicating a decline in health. From baseline to follow-‐up, fitness parameters showed the highest stability over time compared to physical activity and diet quality. A low stability implies that it is easier to change your physical activity behavior and diet quality. This longitudinal study provides important insights in the evolution and stability of health-‐related parameters of a group of Flemish adults. The government should aim to promote sufficient physical activity and a healthy diet and to decrease sedentary time, with a special focus on those people with a low health-‐related fitness. Therefore physical activity promotion programs should be developed to increase physical activity in those specific target groups, as those groups are at risk for a higher decline in health.
5
3 Inleiding Meer dan 10 jaar geleden peilde het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid (eerste generatie steunpunten) naar de levensstijl van de Vlaamse volwassen bevolking en hun gezondheid (Steunpunt Sport 2006). Verschillende parameters, zoals fysieke activiteit, sportparticipatie, fysieke fitheid, sedentair gedrag, roken en voedingsgewoonten werden in kaart gebracht. Verder werden enkele gezondheidsgerelateerde parameters gemeten en bevraagd. In 2012-‐2015 peilde het Steunpunt Sport (derde generatie steunpunten) naar de veranderingen en evoluties bij diezelfde doelgroep. Door vele promotie-‐ en bewustmakingscampagnes is het belang van een gezonde levensstijl reeds bekend. Toch moeten we vaststellen dat het in onze moderne samenleving steeds moeilijker wordt om voldoende fysiek actief te zijn, sedentair gedrag te beperken en gezond te eten. In het licht van voorgaande vaststelling bespreken we in dit rapport de veranderingen over een periode van 10 jaar (2002-‐2004 → 2012-‐2014) in fysieke activiteit, sedentair gedrag, roken en voedingsgewoonten bij een groep Vlaamse volwassenen. Om een idee van de veranderingen in gezondheid te krijgen over deze periode wordt er ook gekeken naar de gezondheidsgerelateerde fitheid, meer bepaald, vier specifieke componenten van fysieke fitheid, namelijk cardiorespiratoire fitheid, morfologische fitheid, metabole fitheid en musculaire fitheid. Er werden analyses uitgevoerd om een idee te krijgen van de stabiliteit in de groep. Hadden de mensen die nu een gezonde levensstijl hebben 10 jaar geleden ook een gezonde levensstijl? Hoe gemakkelijk veranderen mensen van levensstijl? Ten slotte worden op basis van de resultaten enkele beleidsadviezen uitgewerkt. Welke conclusies kunnen er getrokken worden uit de gevonden resultaten en hoe kan het beleid hier op inspelen? Op welk gebied is er nood aan nieuwe promotiecampagnes?
6
4 Literatuurstudie 4.1 Definiëring 4.1.1 HIERONDER WORDEN KORT DE GEBRUIKTE BEGRIPPEN GEDEFINIEERD EN GESITUEERD. 4.1.2 LEVENSSTIJL FACTOREN – FYSIEKE ACTIVITEIT EN SEDENTAIR GEDRAG
Fysieke activiteit wordt gedefinieerd als “bodily movement via skeletel muscles resulting in energy expenditure” (Caspersen, Powell et al. 1985). Fysieke activiteit is positief geassocieerd met een hogere fysieke fitheid. In tegenstelling tot sport hoeft fysieke activiteit niet gepland of gestructureerd hoeft te zijn en het uiteindelijke doel is ook niet de verbetering van (prestatiegerelateerde) fysieke fitheid. Tijdens fysieke activiteit is het energieverbruik minimum anderhalve keer het energieverbruik in rust. Sedentair gedrag omvat alle zittende en liggende activiteiten met een zeer laag energieverbruik zoals passief transport, TV kijken, computeren, zitten op school, het werk of tijdens de maaltijd (Pate, O'Neill et al. 2008). Het energieverbruik ligt tussen het energieverbruik in rust en anderhalve keer het energieverbruik in rust. Slapen wordt niet als sedentair gedrag beschouwd. Belangrijk om op te merken is dat sedentair gedrag en fysieke inactiviteit geen synoniemen zijn. Iemand kan de beweegnorm van een half uur per dag matige fysieke activiteit halen, maar langdurig zitten gedurende de rest van de dag. Aanbevelingen voor volwassenen (18-‐65 jaar) zijn: • Minstens 30 minuten matig intensief bewegen per dag (beweegnorm) • OF 10.000 stappen per dag (stappennorm) • OF minstens 3 keer 20 minuten intensief bewegen per week (fitheids-‐ of sportnorm) • EN bijkomend minstens 2 maal per week specifieke activiteiten om de spieren en botten te versterken • EN langdurige periodes van sedentair gedrag beperken en regelmatig onderbreken (om de 20 à 30 minuten). Aanbevelingen voor ouderen (65+) zijn: • Minstens 30 minuten matig intensief bewegen per dag (beweegnorm) • OF 8.000 stappen per dag (stappennorm) • OF minstens 3 keer 20 minuten intensief bewegen per week (fitheids-‐ of sportnorm) • EN bijkomend minstens 2 maal per week specifieke activiteiten om de spieren en botten te versterken • EN langdurige periodes van sedentair gedrag beperken en regelmatig onderbreken (om de 20 à 30 minuten). Bij ouderen is dit extra belangrijk voor de preventie van spierafbraak. 4.1.3 LEVENSSTIJL FACTOREN – ROKEN EN VOEDING
Behalve fysieke activiteit en sedentair gedrag, geven ook rookgedrag en voeding een beeld van de levensstijl van een persoon. Gezonde voeding is niet enkel een kwestie van caloriearme voeding, maar het is ook belangrijk dat de voeding nuttige voedingsstoffen bevat zoals vitaminen, mineralen en vezels. Daarom kunnen voedingsgewoonten worden opgesplitst in enkele belangrijke parameters (ViGeZ 2015). Een eerste factor die inzicht verschaft in voedingsgewoontes is de totale calorie-‐opname. Wanneer men meer calorieën opneemt dan men verbruikt kan dit leiden tot overgewicht en obesitas. Een tweede factor is de getrouwheid aan de Belgische actieve voedingsdriehoek. De actieve voedingsdriehoek is opgedeeld in acht voedingsgroepen en één deel lichaamsbeweging. Hoe lager voedingsgroepen zich in de driehoek bevinden, hoe gezonder en hoe meer men hiervan moet opnemen. Van onder naar boven in de driehoek zijn de voedingsgroepen water; graanproducten en 7
aardappelen; groenten; fruit; melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten; vlees, vis, eieren en vervangproducten; smeer-‐ en bereidingsvetten en ten slotte de restgroep waaronder onder andere snoepgoed, gefrituurde bereidingen en sauzen vallen. Ten slotte kan een algemene maat van voedingskwaliteit (de Healthy Eating Index-‐2010, de Diet Quality Index, de Mediterranean Diet Score) ook een inzicht verschaffen in voedingsgewoontes. Hoe hoger de score op deze index, hoe hoger de gemeten voedingskwaliteit. 4.1.4 FYSIEKE FITHEID
Fysieke fitheid wordt gedefinieerd als “the ability to carry out daily tasks with vigor and alertness, without undue fatigue and with ample energy to enjoy leisure-‐time pursuits and to meet unforeseen emergencies” (Caspersen, Powell et al. 1985). Fysieke fitheid bestaat uit verschillende factoren of componenten (bijvoorbeeld lenigheid, kracht, ...). In dit rapport wordt de focus geplaatst op vier componenten, namelijk cardiorespiratoire fitheid, morfologische fitheid, metabole fitheid en musculaire fitheid. Deze vier componenten zijn elk geassocieerd met gezondheid en levenskwaliteit (American College of Sports Medicine 2014). 4.1.4.1 Cardiorespiratoire fitheid
Cardiorespiratoire fitheid wordt gemeten met een maximale uithoudingstest. Hieruit kan de VO2piek berekend worden, die het vermogen om zuurstof op te nemen weergeeft. Verder beschrijft deze parameter het geïntegreerde uithoudingsvermogen van hart, longen, vaatstelsel en spieren. Het is een belangrijke predictor voor cardiorespiratoire aandoeningen zoals atherosclerose, een hartaanval of een hersenbloeding. 4.1.4.2 Morfologische fitheid
Met morfologische fitheid wordt verwezen naar de lichaamssamenstelling en -‐vorm van een persoon. Parameters die hiervoor gebruikt worden zijn de Body Mass Index (BMI), het vetpercentage en de lendenomtrek. De BMI geeft een beeld van hoe zwaar iemand is voor zijn grootte. Over het algemeen wordt een BMI hoger dan 25 gezien als overgewicht en hoger dan 30 als obesitas. De BMI is een goede parameter wanneer we grote groepen gaan bestuderen. Het is echter zo dat mensen met een grote spiermassa ook een hoger gewicht zullen hebben en bijgevolg een hogere BMI. Daarom dient ook het vetpercentage bekeken te worden. Deze parameter geeft weer hoeveel vetweefsel er is ten opzichte van het totale lichaam. Ten slotte geeft de lendenomtrek weer waar het vet in het lichaam is gelokaliseerd. Deze parameter geeft weer waar het vet zich voornamelijk bevindt. Zo is abdominaal vet sterker gelinkt met cardiovasculaire aandoeningen, diabetes mellitus type 2 en mortaliteit dan onderhuids vet (Lee, Sui et al. 2012, Kaess, Jozwiak et al. 2014). 4.1.4.3 Metabole fitheid
Bloeddruk en bloedwaarden vallen onder metabole fitheid. Een systolische bloeddruk hoger dan 135 en een diastolische bloeddruk hoger dan 85 worden aanzien als (lichte) hypertensie en gaat reeds gepaard met een verhoogd gezondheidsrisico. De bloedparameters zijn glucose, totale cholesterol, high-‐density lipoprotein (HDL) cholesterol, low-‐density lipoprotein (LDL) cholesterol en triglyceriden. Een combinatie van verlaagde morfologische en metabole fitheid noemt met het metabool syndroom. Indien iemand gediagnosticeerd wordt met het metabool syndroom dan heeft deze persoon een dubbel zo groot risico op een hartaanval en vijf keer meer risico op diabetes mellitus type 2. 4.1.4.4 Musculaire fitheid
Musculaire fitheid bestaat uit verschillende componenten. Ten eerste is er statische of isometrische kracht, waar er kracht wordt geleverd zonder beweging. Verder is er ballistische kracht, isokinetische kracht en krachtuithouding. Ballistische kracht is de kracht bij een maximale bewegingsnelheid, 8
isokinetische kracht is het leveren van kracht aan een vastgelegde snelheid en ten slotte is krachtuithouding het vermogen om krachtlevering lang vol te houden.
4.2 Probleem & relevantie De vier componenten van fysieke fitheid hebben een sterke associatie met gezondheid en levenskwaliteit (American College of Sports Medicine 2014). In het algemeen daalt de fitheid wanneer we ouder worden. Om deze leeftijd gerelateerde daling tegen te gaan is het belangrijk dat we voldoende fysieke actief zijn, sedentair gedrag beperken, niet roken en gezond eten. Het probleem is vaak dat mensen, ondanks het feit dat er informatie beschikbaar is over wat al dan niet gezond is, er niet echt in slagen om er een gezonde levensstijl op na te houden. Technologie wordt steeds goedkoper en toegankelijker voor alle lagen van de bevolking. Zo zijn een auto, televisie en computer gebruiksvoorwerpen die we niet meer kunnen wegdenken uit onze moderne maatschappij. Door de beschikbaarheid van veel van deze gebruiksvoorwerpen wordt de bevolking steeds minder actief. Verschillende studies toonden aan dat zowel het aantal uren fysieke activiteit, waaronder het aantal uren sport daalde ten opzichte van midden vorige eeuw. Bovendien stijgt het sedentair gedrag van kinderen, volwassenen en senioren (Nelson, Neumark-‐Stzainer et al. 2006). Daarenboven neemt met het ouder worden meestal de fysieke activiteit af en het sedentair gedrag toe. Bijgevolg haalt nog slechts één derde van de volwassenpopulatie 150 minuten fysieke activiteit per week, de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie (Tucker, Welk et al. 2011). Niet enkel de keuze voor een inactieve en sedentaire levensstijl wordt ons steeds gemakkelijker gemaakt, ook ongezonde voeding is vaak de gemakkelijkste keuze (Booth, Sallis et al. 2001). Suikerrijke koeken en vettige snacks zijn vaak een goedkoper alternatief dan hun gezonde tegenpool. Behalve de prijs speelt ook gemak een grote rol. In de winkels is er steeds een grotere variëteit aan kant-‐en-‐klare maaltijden. Hier zitten vaak grote hoeveelheden suiker, vet en zout in om de smaak en textuur te kunnen garanderen. Ook de media promoot deze ongezonde voedingsmiddelen nog te vaak, zodat mensen geneigd zijn deze te kopen en te consumeren. Meer fysieke activiteit en minder sedentair gedrag, maar waarom is dit belangrijk? Dat matig en intensief bewegen (vb.: sport) gezond is, wordt algemeen aanvaard. Meer en meer wordt door recente studies aangetoond dat ook lichte fysieke activiteit al verschillende positieve effecten met zich mee brengt. De grootste gezondheidseffecten worden steeds gevonden bij de overgang van fysieke inactiviteit, naar lichte fysieke activiteit (Woodcock, Franco et al. 2011). Zo is een tekort aan fysieke activiteit reeds geassocieerd met een hoger risico voor bepaalde kankers, diabetes mellitus type 2, obesitas en osteoporose (Warburton, Nicol et al. 2006). Ook een teveel aan sedentair gedrag werd reeds met meerdere niet-‐overdraagbare ziektes geassocieerd onafhankelijk van de mate van fysieke activiteit (Rezende, Rodrigues Lopes et al. 2014). Mensen motiveren om lichte en matige fysieke activiteit te beoefenen is gemakkelijker dan hen aan te porren tot meer intensieve activiteiten. Meer nog, bij lichte en matige fysieke activiteit blijven mensen ook langer fysiek actief en geven ze hun beweegprogramma minder snel op (Wen, Wai et al. 2014). Een belangrijke vaststelling is dat de seniorenpopulatie zeer snel groeit, er is zelfs sprake van een dubbele vergrijzing. Zo neemt niet enkel het aantal 60-‐plussers toe door de babyboom van de jaren vijftig. Ook de huidige seniorenpopulatie leeft steeds langer. De afgelopen 25 jaar is de gemiddelde levensverwachting met bijna vijf jaar toegenomen. Wereldwijd verwachten studies een stijging van 45% in het aantal 60-‐plussers. In België zou tegen 2060 één vierde van de populatie bestaan uit 65-‐ plussers (Federaal Planbureau 2008). Het is dus belangrijk deze populatie gezond te houden op een goedkope manier en met niet-‐invasieve methoden. Dit kan onder andere door voldoende te bewegen, minder lang stil te zitten, niet te roken en gezond te eten, aangezien deze factoren zowel 9
preventief als therapeutisch kunnen worden voorgeschreven. Op die manier kan men volwassenen en ouderen zo lang mogelijk gezond en onafhankelijk houden. Dit leidt tot een aantal onderzoeksvragen die in dit rapport aan bod zullen komen en die met de verzamelde data beantwoord kunnen worden. Een eerste onderzoeksvraag luidt als volgt: hoe veranderen hierboven beschreven gezondheidsgerelateerde parameters met het ouder worden? Met andere woorden, wat is de evolutie in deze gezondheidsgerelateerde parameters na een periode van 10 jaar? We stellen ons ook de vraag hoe stabiel deze gezondheidsgerelateerde parameters blijven. Wat betreft de beweegnorm vragen we ons af hoeveel mensen effectief deze norm behalen. Als hypothese kunnen we vooropstellen dat het merendeel van de gezondheidsgerelateerde parameters negatief zullen evolueren na een periode van 10 jaar tijd.
10
5 Methodiekomschrijving 5.1 Deelnemers studie Data voor de huidige studie werden verzameld in het kader van de eerste (2002-‐2004) en derde (2012-‐2015) generatie van het Steunpunt Sport. Het doel van deze longitudinale studie was om de relaties tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en verscheidene gezondheidsgerelateerde parameters te onderzoeken in een at random geselecteerde steekproef van gezonde, Vlaamse volwassenen. Bij de eerste meting (2002-‐2004) werden door het Nationaal Instituut voor Statistiek 46 Vlaamse steden en gemeenten geselecteerd. Binnen de steden en gemeenten werd een at random geselecteerde steekproef van mannen en vrouwen tussen de 18 en de 75 jaar getrokken. Hoewel er kleine verschillen waren, kan de steekproef beschouwd worden als voldoende representatief voor geografische spreiding, leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Aan de deelnemers werd gevraagd om tijdens 2012-‐2014 opnieuw het onderzoekscentrum van het Steunpunt Sport te bezoeken om ongeveer dezelfde tests en metingen te voltooien (medisch onderzoek, antropometrische tests, fysieke tests, fysieke activiteits-‐ en gezondheidsgerelateerde vragenlijsten). Het voedingsdagboek met een informatieve brief werd vooraf opgestuurd. In totaal werden er 652 van de oorspronkelijke 1569 personen getest, gemeten en bevraagd: 420 mannen en 232 vrouwen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de deelnemers over het algemeen een hoge sociaal-‐ economische status hadden. Voorafgaand aan hun deelname werden het doel en de procedures van deze studie aan de participanten uitgelegd, waarna de participanten een schriftelijke goedkeuring gaven. Ethische goedkeuring voor deze studie werd gegeven door het medische, ethische committee van de KU Leuven. Alle onderzoek werd gevoerd in consensus met de verklaring van Helsinki.
5.2 Morfologische fitheid Antropometrische metingen werden uitgevoerd door opgeleide testleiders die gebruik maakten van standaard materiaal en -‐technieken. Alle subjecten werden blootvoets gemeten en droegen minimale kleding. Gewicht werd gemeten tot op 0,1 kg aan de hand van een digitale weegschaal (Seca 841, Seca GmbH, Hamburg, Duitsland) en lengte werd gemeten tot op 1 mm nauwkeurig met een Holtain stadiometer (Holtain, Crymych, VK). Lendenomtrek werd bepaald op het smalste punt tussen de onderste ribben en de bekkenkammen aan de hand van een lintmeter (Rosscraft, Surrey, BC, Canada) tot op 1 mm precies. Achteraf werd ook de body mass index (BMI) als volgt berekend: [gewicht (kg)/ (lengte (m))²]. Lichaamssamenstelling werd bepaald aan de hand van bio-‐elektrische impedantie (BIA) volgens standaardprocedures. Uit deze informatie werd het vetpercentage berekend.
5.3 Metabole fitheid Aan de participanten werd gevraagd om zich nuchter aan te melden in het laboratorium. Een nuchter bloedstaal werd vervolgens door een dokter of verpleegster afgenomen om totaal cholesterol, HDL cholesterol, LDL cholesterol en triglyceriden te bepalen. Triglyceriden werden geanalyseerd aan de hand van de lipase/glycerol kinase/glycerol fosfataat oxidase enzymatische methode. HDL cholesterol werd geanalyseerd met de homogene polyanion/cholesterol esterase/oxidase enzymatische methode. Nuchter glucose werd geanalyseerd aan de hand van de hexokinase methode. Triglyceriden, HDL cholesterol en glucose werden gemeten op een Olympus AU5400 analyzer (Olympus Diagnostica, Hamburg, Duitsland). LDL cholesterol werd berekend volgens de formule: LDL cholesterol = totaal cholesterol – HDL cholesterol – triglyceriden/5. Systolische en diastolische bloeddruk (mmHg) werden drie keer gemeten aan beide armen met een elektronische bloeddrukmeter (Omron, Nederland) terwijl de subjecten neerzaten. Het gemiddelde van de drie metingen werd vervolgens gebruikt voor de statistische analyses. 11
5.4 Musculaire fitheid Handgrijpkracht. Handgrijpkracht werd bepaald aan de hand van een hydraulische handgrip dynamometer (Jamar, Sammons Preston Rolyan, Bolingbrook, IL). Aan de participanten werd gevraagd om zo hard mogelijk te knijpen nadat de dynamometer aangepast was aan de dominante hand van elk subject. Elke poging duurde ongeveer drie seconden. De beste prestatie van twee maximale pogingen werd gebruikt voor verdere analyse. Kracht van de knie-‐extensoren. Kracht-‐snelheidskarakteristieken van de knie-‐extensoren werd gemeten met een Biodex Medical System 3® dynamometer (Biodex Medical Systems, Shirley, New York, VS) waarbij de deelnemers in een gestandaardiseerde positie zaten. Tenzij er een medische contra-‐indicatie was, werden alle metingen unilateraal aan de rechterzijde uitgevoerd. Drie gestandaardiseerde metingen werden uitgevoerd: isometrische tests, tests die de snelheid van beweging meten en isokinetische tests. Elke test werd tweemaal uitgevoerd en de beste prestatie werd gebruikt voor verdere analyse. Isometrische tests: Statische kracht van de knie extensoren werd onderzocht in een kniehoek van 120° en 90°. Subjecten voerden 2 maximale statische knie-‐extensies uit in elke kniehoek. Piekkracht (Nm) werd geregistreerd. De hoogste score van de test in 120° werd gebruikt voor de verdere analyse om maximale isometrische knie extensie kracht te beoordelen. Isotone tests: Drie maximale ballistische knie-‐extensies werden uitgevoerd tegen een constante belasting van 20% van de maximale isometrische kracht in een kniehoek van 90°. Aan de deelnemers werd gevraagd om hun been zo snel mogelijk te strekken van een kniehoek van 90° tot 160° en dan het been passief terug te brengen naar de startpositie (90°). De beste prestatie van 3 herhalingen werd gedefinieerd als de maximale snelheid van beweging (°/s) aan 20% en werd gebruikt voor de verdere analyses. Isokinetische tests: Dynamische knie extensie kracht werd gemeten door 4 maximale knie extensie-‐flexie bewegingen uit te voeren aan een lage (60°/s) of hoge (240°/s) snelheid. Piekkracht (Nm) van beide knie extensies werd geregistreerd voor verdere analyses. Musculaire uithouding: Ten slotte moesten de subjecten 25 knie extensie-‐flexie bewegingen uitvoeren aan een snelheid van 180°/s. Totaal geleverde arbeid (J) werd genoteerd als een maat voor weerstand tegen vermoeidheid van de knie extensor en flexor spieren.
5.5 Cardiorespiratoire fitheid Cardiorespiratoire fitheid werd gemeten aan de hand van een maximale inspanningstest op een Lode Excalibur fietsergometer (Lode, Groningen, Nederland). Een gestandaardiseerd inspanningsprotocol werd gebruikt. De test startte aan een belasting van 20 Watt, waarna er elke minuut 20 Watt bijkwam. Er werd de participanten gevraagd om te fietsen aan 70 omwentelingen per minuut. De testleider moedigde hen aan om tot het uiterste te gaan. Een Cortex Metalyser 3B (Cortex Biophysic GmbH, Leipzig, Duitsland) werd gebruikt om zuurstofconsumptie te meten met een respiratoire gasuitwisselingsanalyse. Cardiorespiratoire fitheid werd bepaald als piek-‐zuurstofopname genormaliseerd voor lichaamsgewicht (VO2piek in ml/kg/min).
5.6 Fysieke activiteit en sedentair gedrag Fysieke activiteit. Fysieke activiteitsvariabelen werden beoordeeld op basis van de Flemish Physical Activity Computerized Questionnaire (FPACQ) en de Sensewear Pro 3 armband. De FPACQ is een vragenlijst die betrouwbaar en valide werd bevonden voor het beoordelen van verschillende dimensies van fysieke activiteit gedurende een gemiddelde week in werkende/werkloze en gepensioneerde volwassenen (Matton et al., 2007). In de huidige studie werden er op basis hiervan zeven variabelen berekend: Physical Activity Level (PAL), sport (uren/week), gezondheidsgerelateerde sport (uren/week), actieve vrije tijd (uren/week), actief transport (uren/week), wandelen (uren/week) en totaal energieverbruik (kcal/dag). PAL is een indicator van 12
het algemene activiteitsniveau en wordt uitgedrukt in Metabole equivalent waarden (METs (MET – Metabool equivalent: 1 MET staat voor de waarde van het rustmetabolisme, namelijk 1 kcal/kg/uur)). De PAL wordt berekend door het volledige energieverbruik gedurende een doorsnee week te delen door 168 (aantal uren in een week) en door het lichaamsgewicht. Het aantal uren sport per week werd bevraagd met behulp van een lijst van sporttakken, waar zowel fysiek actieve sporten zoals lopen, fietsen, zwemmen op vermeld staan, maar ook sporten zoals vissen, petanque en darts die minder fysieke activiteit vergen. De gezondheidsgerelateerde sport per week werd berekend door alle activiteiten op te tellen die een MET-‐waarde van 4,5 hebben voor mensen jonger dan 35 jaar, van 4 voor mensen tussen de 35 en de 50 jaar en van 3,5 voor mensen ouder dan 50 jaar. De actieve vrije tijd omvat alle sportactiviteiten, alle vormen van verplaatsingen en lichte, matige en zware huis-‐ en tuinactiviteiten. Actief transport omvat alle vormen van transport waarbij men fysiek actief is, zoals wandelen, fietsen, ... Onder wandelen vallen alle vormen van wandelen, zowel sportgericht/vrije tijd als om zich te verplaatsen. Het totaal energieverbruik werd berekend door alle activiteiten op te tellen, rekening houdend met het lichaamsgewicht. Het totaal energieverbruik werd berekend door alle dagelijkse activiteiten op te tellen rekening houdend met het calorieverbruik dat met een bepaalde activiteit gepaard gaat. De Sensewear Pro 3 armband (BodyMedia, Inc., Pittsburgh, PA, USA) is een multisensor lichaamsmonitor die over de triceps van de rechterarm gedragen wordt. De Sensewear meet vanuit vijf sensoren een aantal fysiologische lichaamssignalen en berekent het energieverbruik (in kcal en MET’s) en de intensiteit en duur van de fysieke activiteit. Ook geeft het toestel informatie over sedentair gedrag en het aantal stappen. Deze monitor werd gebruikt om het aantal stappen per dag te meten en na te gaan wie dagelijks de beweegnorm haalt. Voor deze laatste norm werd nagegaan hoeveel minuten (in blokken van minstens 10 minuten) subjecten matig tot zwaar fysiek actief waren. Sedentair gedrag. Sedentair gedrag werd eveneens geëvalueerd op basis van de FPACQ. Hiervoor werden er twee variabelen berekend: schermtijd (uren/week) en passief transport (uren/week). Schermtijd omvat activiteiten zoals televisie kijken, PC-‐gebruik en console spelletjes. Auto, metro, bus en trein zijn voorbeelden van passief transport.
5.7 Voedingsgewoonten en rookgedrag Voedingsgewoonten. Voedingsgewoonten werden bevraagd aan de hand van een voedingsdagboek waarin participanten alle voeding en drank noteerden gedurende twee weekdagen en één weekenddag. Er werd de subjecten gevraagd om de hoeveelheden drank en voeding te wegen indien mogelijk. Anders moesten ze de hoeveelheden schatten door standaard huismaten (bv. lepel, glas) te gebruiken. Informatie omtrent het voedingsdagboek werd bijgevoegd in het drie-‐dagen dagboek. Nadien werden de voedingsdagboeken geanalyseerd aan de hand van de Becel Voedingssoftware (Unilever Co.; Rotterdam, Nederland). Totale energie-‐inname (in kcal/dag), consumptie van voedselgroepen (in g/dag), macronutriënten (in g/dag) en micronutriënten (in mg/dag of µg/dag) werden berekend. Uit deze data werd de consumptie binnen de voedingsgroepen van de actieve voedingsdriehoek gehaald, alsook voedingsindexen berekend. De actieve voedingsdriehoek is opgedeeld in acht voedingsgroepen en één deel lichaamsbeweging. Van onder naar boven in de driehoek zijn de voedingsgroepen water; graanproducten en aardappelen; groenten; fruit; melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten; vlees, vis, eieren en vervangproducten; smeer-‐ en bereidingsvet en de restgroep waaronder onder andere snoepgoed, gefrituurde bereidingen en sauzen vallen. Ten slotte kunnen voedingsgewoonten ook nog worden geëvalueerd in verschillende indexen. Hoe hoger de score op deze index, hoe hoger de gemeten voedingskwaliteit. De Healthy Eating Index-‐2010 is een index die gebaseerd is op Amerikaanse voedingsrichtlijnen, maar die redelijk goed aansluit bij onze Belgische voedingsdriehoek. Deze index is gebaseerd op 12 voedingsgroepen en nutriënten (fruit-‐ en vruchtensappen, fruit, groenten, peulvruchten, granen, zuivel, totale eiwitrijke producten, eiwitten uit vis en schaaldieren, eiwitten uit vruchten, vetzuren, verfijnde granen, natrium en lege calorieën) waarbij de persoon afhankelijk van de component een 13
score op 5 of een score op 10 krijgt. De totale score is een percentage. De Diet Quality Index is gebaseerd op de Belgische voedingsdriehoek en bestaat uit vijf componenten (kwaliteit, variatie, evenwicht, maaltijdindex en fysieke activiteitsindex) die samengeteld worden tot een percentage. De Mediterranean Diet Score evalueert de getrouwheid aan de Mediterraanse voeding aan de hand van negen componenten (fruit en noten, groenten, peulvruchten, granen, vis, vlees, gevogelte, zuivel en alcohol). Deze laatste index wordt berekend op basis van de geslachtsspecifieke mediaan van inname. Als men voor gezonde componenten een inname onder de mediaan heeft, dan krijgt de persoon score 0. Als men voor gezonde componenten een inname boven de mediaan heeft, dan krijgt de persoon score 1. Het omgekeerde geldt voor de ongezonde componenten. Rookgedrag. Rookgedrag werd geëvalueerd op basis van de WHO Monica Smoking vragenlijst. De participanten werden ingedeeld in twee categorieën op basis van hun antwoorden: huidige rokers en niet-‐rokers.
14
6 Beschrijving van data en analyse Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werden een aantal analyses uitgevoerd. De evolutie tussen de twee meetmomenten (2002-‐2004 → 2012-‐2014) werd bekeken, de verschillen tussen de leeftijdsgroepen (jongvolwassenen: 18-‐45 jaar, volwassenen: 45-‐60 jaar, oudere volwassenen: 60+), alsook de stabiliteit van gezondheidsgerelateerde parameters. Tot slot werd ook nog nagegaan of de proefpersonen tijdens het tweede meetmoment aan de beweegnorm en stappennorm voldoen. Een belangrijke opmerking hierbij is dat we rekening moeten houden met het feit dat de proefpersonen vrijwillig hebben deelgenomen aan de tests en metingen en dat dus voornamelijk de meest gezonde en geïnteresseerde deelnemers zijn teruggekomen. In tabel 1 worden de resultaten van de drop-‐out analyse weergegeven. Uit deze resultaten blijkt dat bij de mannen diegenen die zijn teruggekomen een lagere ratio totale/HDL cholesterol en een lager triglyceriden niveau hebben in vergelijking met diegenen die niet zijn teruggekomen. Bij de vrouwen scoren diegenen die zijn teruggekomen beter wat betreft BMI, lendenomtrek, PAL, VO2piek, HDL cholesterol en ratio totale/HDL cholesterol. Voornamelijk bij de vrouwen zijn de meest gezonde en geïnteresseerde deelnemers dus teruggekomen. Tabel 1. Drop-‐out analyse Mannen
Drop-‐out (N = 503)
Follow-‐up (N = 420)
Drop-‐out (N = 414)
Follow-‐up (N = 232)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Body Mass Index (kg/m²)
25.7 (3.4)
25.4 (2.8)
24.6 (4.2)
23.5 (3.2)*
Lendenomtrek (cm)
89.5 (10.4)
89.2 (8.8)
77.9 (10.0)
75.7 (7.6)*
Physical Activity Level (PAL)
1.8 (0.3)
1.8 (0.2)
1.7 (0.2)
1.7 (0.2)*
Schermtijd (uren/dag)
2.1 (1.3)
2.0 (1.1)
1.8 (1.2)
1.8 (1.1)
VO2piek (ml/kg/min)
36.9 (9.0)
37.5 (8.1)
27.2 (6.3)
29.3 (6.1)*
Totale cholesterol (mg/dl)
209.1 (41.4)
206.0 (37.5)
203.3 (36.4)
205.2 (38.8)
HDL cholesterol (mg/dl)
54.4 (12.5)
55.5 (11.7)
65.7 (14.8)
70.0 (15.4)*
LDL cholesterol (mg/dl)
130.3 (36.5)
128.0 (33.8)
118.5 (32.0)
116.1 (35.0)
4.0 (1.1)
3.9 (1.0)*
3.2 (0.8)
3.1 (0.9)*
122.4 (84.1)
111.8 (66.4)*
93.9 (43.1)
93.3 (42.1)
Ratio totale/HDL cholesterol Triglyceriden (mg/dl) *p<0.05
Vrouwen
15
Tabel 2. Beschrijvende data van de deelnemers
Vrouwen Jongvolwassenen (18-‐44,99 jaar) (N = 134)
Volwassenen (45-‐59,99 jaar) (N = 94)
Oudere volwassenen (60+) (N = 14)
2002-‐2004
2012-‐2014
2002-‐2004
2012-‐2014
2002-‐2004
2012-‐2014
Leeftijd (jaar)
38.81 (5.86)
48.72 (5.72)
51.85 (5.21)
60.74 (5.70)
66.48 (0.83)
77.46 (2.49)
Gestalte (cm)
165.76 (5.34)
166.03(5.23)
163.74 (6.35)
163.47 (6.24)
166.20 (2.47)
166.08 (2.37)
Gewicht (kg)
63.08 (7.83)
65.99 (9.56)
65.11 (10.41)
66.21 (11.20)
64.13 (5.71)
65.14 (7.03)
63%
67%
45%
48%
0%
0%
Educatieniveau
Mannen Jongvolwassenen (18-‐44,99 jaar) (N = 156)
Volwassenen (45-‐59,99 jaar) (N = 242)
Oudere volwassenen (60+) (N = 22)
2002-‐2004
2012-‐2014
2002-‐2004
2012-‐2014
2002-‐2004
2012-‐2014
Leeftijd (jaar)
36.81 (6.27)
48.72 (6.20)
51.19 (5.71)
61.74 (5.19)
67.91 (2.60)
75.84 (1.22)
Gestalte (cm)
178.64 (6.69)
178.92 (6.74)
176.15 (5.91)
175.95 (5.96)
172.96 (7.70)
172.21 (7.49)
Gewicht (kg)
79.07 (11.422)
81.65 (11.55)
79.86 (9.73)
80.40 (10.87)
78.05 (10.35)
76.13 (10.86)
49%
45%
47%
59%
16%
27%
Educatieniveau
Educatieniveau = percentage met een diploma hoger onderwijs (hogeschool en/of universitair niveau) De gemiddelde (SD) leeftijd bij het eerste meetmoment (2002-‐2004) was bij de mannen 46.7 (10.3) jaar en bij de vrouwen 44.6 (8.9) jaar. Bij de tweede meetmoment (2012-‐2014) waren de mannen gemiddeld 57.3 (10.3) jaar oud en de vrouwen 55.2 (8.9) jaar oud. Tabel 2 geeft de karakteristieken van de proefgroep per leeftijdscategorie weer.
6.1 Evolutie in fysieke fitheid bij Vlaamse volwassenen De fysieke fitheid is onderverdeeld in verschillende componenten die zowel in 2002-‐2004 als in 2012-‐ 2014 werden gemeten, namelijk cardiorespiratoire fitheid, morfologische fitheid, metabole fitheid en musculaire fitheid. Tabel 3. Leeftijdsgebonden evolutie in fysieke fitheid
Groep 1: jongvolwassenen (18-‐45 jaar)
Mannen (N = 156) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 134) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
40.41(7.22)
40.40 (8.90)
31.07 (5.84)
29.29 (6.01)*
86.72 (9.03)
88.52 (9.17)*
74.42 (6.09)
76.81 (7.62)*
24.72 (2.85)
25.48 (3.08)*
22.95 (2.62)
23.94 (3.34)*
18.67 (4.66)
20.56 (4.70)*
29.05 (4.48)
31.69 (5.55)*
126.63 (13.17)
133.19 (13.36)*
116.60 (11.41)
124.68 (15.99)*
fitheid Cardiorespiratoire
VO2piek (ml/kg/min) Morfologische f itheid Lendenomtrek (cm)
Body Mass Index (kg/m²) Lichaamsvetpercentage (%) Metabole fitheid Systolische bloeddruk (mm Hg) Diastolische bloeddruk (mm Hg)
80.72 (7.93)
85.11 (9.72)*
74.75 (7.33)
81.59 (10.55)*
16
91.78 (7.57)
Glucose (mg/dl)
123.05 (34.44)
LDL cholesterol (mg/dl) Ratio Totale/HDL cholesterol Triglyceriden (mg/dl)
Statisch 120° (Nm) Ballistisch 20°/s (Nm) Isokinetisch 60°/s (Nm) Isokinetisch 240°/s (Nm) Uithouding (J)
112.59 (96.40)
53.31 (10.45)
HDL cholesterol (mg/dl)
Handgrijpkracht (kg)
102.17 (60.91)
197.00 (38.65)
Totale cholesterol (mg/dl)
Musculaire fitheid
3.81 (0.95)
92.59 (11.52) 209.67 (38.37)* 53.38 (11.58) 133.71 (32.95)* 4.11 (1.27)*
51.76 (10.17)
55.45 (9.18)* 174.89 188.26 (41.76) (41.63)* 373.06 414.16 (40.53) (46.36)* 169.27 176.26 (39.25) (39.84)* 102.17 (22.21) 98.47 (22.77)* 3201.7 3184.3 (705.27) (706.12)
87.16 (6.99)
2.92 (0.64)
86.05 (7.36) 218.48 (34.20)* 68.31 (14.13) 132.05 (29.81)* 3.33 (0.85)*
86.50 (37.61)
93.40 (58.15)
195.14 (31.65) 68.81 (13.60) 108.63 (28.99)
32.25 (7.25)
33.72 (6.41) 111.89 122.21 (26.51) (25.95)* 335.00 367.82 (42.66) (52.01)* 108.73 117.29 (22.88) (22.64)* 65.48 (13.13) 62.24 (13.84)* 1980.9 1970.1 (439.75) (433.65)
Groep 2: volwassenen (45-‐60 jaar)
Mannen (N = 242) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 94) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
36.51 (7.93)†
35.54 (7.77)*
26.89 (5.40)†
26.10 (5.20)
Lendenomtrek (cm)
89.99 (8.12)†
90.92 (8.74)*
77.03 (8.78)†
79.47 (9.70)*
Body Mass Index (kg/m²)
25.65 (2.78)†
25.93 (3.13)*
24.26 (3.66)†
24.80 (3.97)*
22.09 (3.73)†
23.11 (3.79)*
33.65 (5.64)†
35.92 (5.47)*
128.86 (13.94)
143.08 (17.91)*
fitheid Cardiorespiratoire VO2piek (ml/kg/min) Morfologische f itheid
Lichaamsvetpercentage (%) Metabole fitheid Systolische bloeddruk (mm Hg) Diastolische bloeddruk (mm Hg) Glucose (mg/dl) Totale cholesterol (mg/dl) HDL cholesterol (mg/dl) LDL cholesterol (mg/dl) Ratio Totale/HDL cholesterol Triglyceriden (mg/dl) Musculaire fitheid Handgrijpkracht (kg) Statisch 120° (Nm) Ballistisch 20°/s (Nm) Isokinetisch 60°/s (Nm)
81.57 (8.53) 94.43 (10.54)
124.53 (16.60)†
88.27 (10.63)*
76.49 (7.35)
136.10 (19.71)* 84.84 (11.29)*
96.65 (17.93)* 91.43 (10.93)* 88.53 (7.68) 227.20 209.85 (36.29)† 205.57 (37.80) 215.76 (42.29)† (38.61)* 56.44 (12.19)† 53.55 (11.38)* 72.24 (17.92) 69.18 (16.67) 138.43 129.29 (33.78) 129.80 (34.03) 123.12 (39.03)† (33.75)* 3.89 (1.11) 4.01 (1.15) 3.17 (1.11) 3.43 (0.87)* 111.27 120.44 (73.54)† 100.17 (43.15)† 98.22 (46.36) (58.07)* 48.07 (9.96)† 177.10 (39.29)† 402.18 (41.85)† 173.16 (40.65)
50.23 (8.26)* 154.90 (30.58)* 334.99 (49.14)* 153.34 (32.11)*
30.63 (7.35)
30.37 (5.21)
123.03 (25.65)† 99.22 (22.75)* 358.46 (37.59) 113.31 (23.34)
313.82 (39.66)* 101.83 (21.04)*
17
97.80 (22.69)† 2995.6 (709.65)†
Isokinetisch 240°/s (Nm) Uithouding (J)
84.36 (18.27)* 2697.2 (684.43)*
60.43 (12.96)† 1719.1 (408.73)†
54.16 (11.60)* 1654.2 (388.53)
Groep 3: oudere volwassenen (60+)
Mannen (N = 22) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 14) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
24.77 (6.24)†
20.00 (3.54)*
79.34 (10.22)
81.11 (10.31)
24.20 (4.06)
24.26 (4.00)
36.96 (6.68)†
39.79 (6.11)*
fitheid Cardiorespiratoire
Gem. (SD) $
31.24 (7.03)†
28.26 (5.08)*
93.33 (8.43)†$
92.57 (8.80)
Body Mass Index (kg/m²)
26.23 (2.70)†
25.91 (2.98)
Lichaamsvetpercentage (%)
25.56 (3.41)†$
26.39 (3.29)*
137.84 (18.49)†$
152.77 (21.31)*
81.48 (6.03)
88.29 (10.19)*
VO2piek (ml/kg/min) Morfologische f itheid Lendenomtrek (cm)
Metabole fitheid Systolische bloeddruk (mm Hg) Diastolische bloeddruk (mm Hg)
Ratio Totale/HDL cholesterol
99.90 (12.08)* 195.74 217.35 (33.86)† (38.14)* 58.23 (12.00)† 55.69 (12.61)* 122.27 137.92 (29.21)† (34.68)* 3.84 (0.81) 3.63 (0.82)
Triglyceriden (mg/dl)
104.12 (40.59)
Glucose (mg/dl) Totale cholesterol (mg/dl) HDL cholesterol (mg/dl) LDL cholesterol (mg/dl)
Musculaire fitheid
96.37 (10.29)
92.18 (29.96)
128.82 (15.68)†
146.18 (16.60)*
80.00 (8.45)†
87.21 (10.57)*
93.36 (12.91)†
94.62 (10.15)
238.79 (45.54)† 232.31 (34.41) 68.93 (15.00)
72.54 (13.82)
145.79 (39.99)† 139.62 (31.34) 3.59 (0.95)†
3.29 (0.65)
118.29 (61.15)† 100.23 (23.81)
39.31 (7.16)* 28.08 (4.25) 26.86 (5.04)* 134.26 165.30 (41.66)† 92.83 (20.78)† 77.91 (10.45)* Statisch 120° (Nm) (31.37)* 373.84 306.36 323.76 274.51 Ballistisch 20°/s (Nm) (40.65)†$ (43.26)* (45.62)†$ (28.20)* 152.54 130.74 87.62 (25.80)†$ 75.39 (17.94)* Isokinetisch 60°/s (Nm) (37.01)†$ (27.11)* 80.90 (19.41)$ 69.80 (14.82)* 45.61 (12.96)†$ 37.53 (11.16)* Isokinetisch 240°/s (Nm) 2200.2 1741.5 1301.1 1081.9 Uithouding (J) (614.59)†$ (508.05)* (347.87)†$ (241.82)* * = significant (p<0.05) verschil tussen 2002-‐2004 en 2012-‐2014. † = significant (p<0.05) verschil met jongvolwassenen. $ = significant (p<0.05) verschil met volwassenen. Handgrijpkracht (kg)
43.04 (8.01)†$
Tabel 3 geeft de evolutie weer in fysieke fitheid met toenemende leeftijd tussen 2002-‐2004 en 2012-‐ 2014 in Vlaamse volwassen mannen en vrouwen per leeftijdscategorie (jongvolwassenen: 18-‐45 jaar, volwassenen: 45-‐60 jaar, oudere volwassenen: >60 jaar). Gemiddelden en standaarddeviaties worden gerapporteerd, alsook p-‐waarden die aantonen of er al dan niet een significant verschil is tussen beide meetmomenten. Bij jongvolwassen vrouwen (18-‐45 jaar) is er, gemiddeld gezien, een daling in VO2piek. Dit betekent dat het piekvolume zuurstofgas dat het lichaam kan transporteren en metaboliseren bij lichamelijke inspanning, gemeten op zeeniveau, gedaald is bij toename in leeftijd van 10 jaar. Dit leidt tot een verminderde sportprestatie en maakt dat een fysieke inspanning minder intensief zal kunnen volgehouden worden. De VO2piek is voor een deel erfelijk bepaald, maar het is ook voor een groot 18
deel trainbaar. Bij mannen wordt deze daling pas waargenomen op middelbare leeftijd (45-‐60 jaar). De vergelijking van parameters tijdens de eerste meting tussen de leeftijdsgroepen toont aan dat baseline cardiorespiratoire fitheid lager ligt bij de volwassenen in vergelijking met jongvolwassenen en bij oudere volwassenen in vergelijking met jongvolwassenen, en dit zowel bij mannen als vrouwen. Zowel bij mannen als bij vrouwen in de jongvolwassen en de volwassen groep is er een daling vast te stellen van de morfologische fitheid. Zowel de lendenomtrek, de BMI en het lichaamsvetpercentage zijn gestegen bij toename in leeftijd van 10 jaar. Lendenomtrek geeft meer informatie over de plaatselijke vetverdeling; buikvet is meer gerelateerd met gezondheidsrisico’s in vergelijking met onderhuids vet. De BMI geeft informatie over de algemene vetverdeling, maar houdt geen rekening met lichaamssamenstelling, daar waar het lichaamsvetpercentage wel rekening mee houdt. Bij de oudere volwassenen is er geen verandering in lendenomtrek of BMI meer waargenomen. Wanneer leeftijdscategorieën vergeleken worden zien we dat zowel bij mannen als vrouwen er een lagere baseline morfologische fitheid is vastgesteld vanaf volwassen leeftijd (45+). Wat betreft metabole fitheid is er bij jongvolwassen mannen en vrouwen een stijging van de systolische bloeddruk, diastolische bloeddruk, totale cholesterol, LDL cholesterol en de ratio totale/HDL cholesterol, maar er is geen verandering in glucose, HDL cholesterol en triglyceriden met toenemende leeftijd. In de volwassen groep zien we dat er bij vrouwen geen stijging is in HDL cholesterol en triglyceriden, terwijl er bij de mannen geen verandering is in LDL cholesterol en ratio totale/HDL cholesterol. Bij oudere vrouwen stijgt enkel de systolische en diastolische bloeddruk significant. Bij oudere mannen blijven enkel de ratio totale/HDL cholesterol en de triglyceriden gelijk, terwijl totale, HDL en LDL zijn gedaald en de systolische bloeddruk, diastolische bloeddruk en glucose zijn gestegen. Een vergelijking tussen leeftijdsgroepen wijst uit dat de baseline systolische bloeddruk bij mannen hoger ligt vanaf volwassen leeftijd en diastolische bloeddruk vanaf oudere leeftijd. Enkel baseline systolische bloeddruk is hoger bij vrouwen vanaf oudere leeftijd (65+). Baseline totaal cholesterol is hoger bij mannen en vrouwen vanaf volwassen leeftijd, terwijl baseline HDL cholesterol enkel bij mannen hoger is vanaf volwassen leeftijd. Baseline ratio totale/HDL cholesterol is hoger enkel bij vrouwen vanaf 65-‐jarige leeftijd. De musculaire fitheid is gemeten aan de hand van handgrijpkracht en Biodex test, waarbij verschillende vormen van kracht in het bovenbeen bepaald worden. Bij mannen en vrouwen zien we in elke leeftijdscategorie een daling met toenemende leeftijd in de gemeten Biodex krachtparameters, namelijk de statische kracht, de ballistische kracht en de isokinetische kracht. De enige krachtparameters die niet significant dalen bij jongvolwassenen waren de krachtuithouding (bij mannen en vrouwen) en de handknijpkracht (bij vrouwen). Bij volwassen vrouwen zien we dezelfde resultaten, maar bij de mannen kan een lichte stijging in handgrijpkracht en een daling in krachtuithouding waargenomen worden. Wanneer de leeftijdsgroepen vergeleken worden zien we dat baseline handknijpkracht daalt bij mannen vanaf volwassen leeftijd, maar dat dit bij vrouwen niet zo is. De overige baseline krachtparameters kennen een daling vanaf volwassen leeftijd bij zowel mannen als vrouwen. Uitzonderingen hierop zijn baseline ballistische kracht bij vrouwen en isokinetische kracht aan 60°/s bij mannen en vrouwen. Deze parameters dalen vanaf oudere leeftijd.
6.2 Evolutie in fysieke activiteit en sedentair gedrag bij Vlaamse volwassenen Om gezond te blijven en de fysieke fitheid op peil te houden moet er aandacht besteed worden aan de fysieke activiteit, maar ook aan het sedentair gedrag, aangezien ook te lang stilzitten aan één stuk beschouwd wordt als een risico voor allerlei gezondheidsproblemen. Tabel 4. Leeftijdsgebonden evolutie in fysieke activiteit en sedentair gedrag
Groep 1: jongvolwassenen (18-‐45 jaar) Mannen (N = 156)
Vrouwen (N = 134)
19
2002-‐2004
2012-‐2014
2002-‐2004
2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
1.85 (0.24)
1.83 (0.30)
1.72 (0.20)
1.75 (0.25)
Uren sport (uren/week)
3.93 (3.85)
3.60 (4.12)
2.75 (3.19)
2.54 (3.67)
Gezondheidsgerelateerde sport (uren/week)
3.35 (3.53)
3.37 (4.06)
2.17 (2.82)
2.40 (3.65)
Actieve vrije tijd (uren/week)
17.24 (8.97)
14.16 (9.66)*
22.51 (8.49)
19.85 (9.16)*
Actief transport (uren/week)
3.07 (3.29)
4.06 (5.01)*
3.08 (3.03)
4.40 (4.22)*
Fysieke activiteit
PAL (MET)
Wandelen (uren/week)
1.32 (1.61)
1.49 (2.39)
Totaal energieverbuik (kcal/dag)
3495 (698)
3577 (745)
13.92 (7.52)
14.84 (6.96)
6.07 (3.88)
4.07 (5.01)*
Sedentair gedrag
Schermtijd (uren/week)
Passief transport (uren/week)
1.49 (1.66)
1.88 (2.15)
2599 (476)
2754 (531)*
11.25 (6.70)
12.61 (7.00)*
5.00 (3.46)
4.40 (4.22)
Groep 2: volwassenen (45-‐60 jaar)
Mannen (N = 215) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 84) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
1.75 (0.20)
1.70 (0.19)*
1.70 (0.16)
1.64 (0.19)*
Uren sport (uren/week)
3.89 (4.17)
3.09 (3.82)*
3.77 (4.63)
3.06 (4.71)
Gezondheidsgerelateerde sport (uren/week)
3.35 (3.96)
2.94 (3.73)
3.09 (3.60)
2.70 (3.60)
Actieve vrije tijd (uren/week)
17.91 (10.90)
10.08 (7.86)*
24.17 (11.91)
12.41 (11.38)*
Actief transport (uren/week)
3.44 ((3.17)
4.44 (4.23)*
3.96 (3.28)
4.18 (3.81)
Wandelen (uren/week)
1.79 (1.97)
2.14 (2.38)
1.89 (1.91)
1.95 (2.51)
Totaal energieverbuik (kcal/dag)
3334 (511)
3285 (532)
2629 (450)
2592 (485)
13.07 (7.33)
15.84 (8.57)*
14.89 (8.44)
18.10 (8.75)*
5.70 (4.26)
3.34 (3.14)*
3.93 (3.66)
3.37 (3.05)
Fysieke activiteit
PAL (MET)
Sedentair gedrag
Schermtijd (uren/week)
Passief transport (uren/week)
Groep 3: oudere volwassenen (60+)
Mannen (N = 49) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 14) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
1.69 (0.22)†$
1.67 (0.23)
1.59 (0.10)†
1.57 (0.11)
Uren sport (uren/week)
6.32 (6.0)†$
2.96 (5.24)
Gezondheidsgerelateerde sport (uren/week)
5.98 (5.96)†$
2.73 (4.81)
Actieve vrije tijd (uren/week)
26.22 (11.91)†$
2.62 (3.53)
Actief transport (uren/week)
4.61 (3.68)†
7.23 (5.80)
Wandelen (uren/week)
2.41 (2.18)†
3.84 (3.01)
Totaal energieverbuik (kcal/dag)
3156 (533)†$
3084 (609)
Fysieke activiteit
PAL (MET)
Sedentair gedrag
5.18 (3.31)
4.20 (4.18)
4.95 (2.96)†
3.39 (4.17)
28.02 (8.04)
3.24 (1.70)
4.32 (3.52)
5.12 (3.81)
2.73 (2.30)†
3.06 (2.09)
2385 (377)
2360 (445)
19.64 (8.92) 16.60 (11.30)†$ 18.46 (10.22) 2.92 ( 2.58)†$ 3.88 ( 3.08) 2.06 (1.78)† 2.00 (2.16) Passief transport (uren/week) * = significant (p<0.05) verschil tussen 2002-‐2004 en 2012-‐2014. † = significant (p<0.05) verschil met jongvolwassenen. $ = significant (p<0.05) verschil met volwassenen. Schermtijd (uren/week)
17.80 (7.81)†$
20
Tabel 4 geeft de evolutie bij toenemende leeftijd in fysieke activiteit en sedentair gedrag weer tussen 2002-‐2004 en 2012-‐2014 bij Vlaamse mannen en vrouwen. Bij de jongvolwassenen daalt de actieve vrije tijd met iets meer dan drie uur per week, zowel bij mannen als bij vrouwen. In tegenstelling tot deze daling, stijgt het actief transport met ongeveer een uur. Bij de jongvolwassen vrouwen stijgt het totaal energieverbruik, maar stijgt ook de schermtijd over een periode van 10 jaar. Bij jongvolwassen mannen daalde het passief transport. Bij de andere parameters van fysieke activiteit en sedentair gedrag zijn er geen significante veranderingen over de periode van 10 jaar tijd bij deze leeftijdsgroep. Ook bij de volwassenen zijn er veranderingen waar te nemen in fysieke activiteit en sedentair gedrag. Zo daalt zowel bij mannen als bij vrouwen het PAL en de actieve vrije tijd. In tegenstelling tot deze daling, stijgt bij de vrouwen het actief transport met één uur per week. Bij volwassenen stijgt de schermtijd met bijna drie uur bij mannen en bijna vier uur bij vrouwen. Net zoals bij de jongvolwassen mannen daalt ook bij de 45-‐ tot 60-‐jarigen het passief transport. Bij de andere parameters van fysieke activiteit en sedentair gedrag zijn er geen significante veranderingen over de periode van 10 jaar tijd. Bij de oudere volwassenen zijn er grotere veranderingen in fysieke activiteit over de periode van 10 jaar. Zo daalt zowel het aantal uren sport per week, als de gezondheidsgerelateerde sport en de actieve vrije tijd. In tegenstelling tot deze daling, stijgt het actief transport en het aantal uren wandelen per week. Bij oudere vrouwen is er enkel een daling in actieve vrije tijd waar te nemen. Bij de ouderen zijn er geen veranderingen waar te nemen voor sedentair gedrag. Bij de mannen zijn er voor alle baseline parameters van fysieke activiteit en sedentair gedrag verschillen tussen de jongvolwassenen en de oudere volwassenen. De mannelijke 60-‐plussers scoren gemiddeld hoger op zowel het baseline aantal uren sport per week als de schermtijd. Dit komt waarschijnlijk door het hoog aantal gepensioneerden in deze groep. Ook het baseline passief transport is lager en het baseline actief transport hoger dan bij de jongere groepen volwassenen. Bij de vrouwen zijn er minder verschillen tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Over het algemeen zijn deze verschillen enkel merkbaar tussen de jongvolwassenen en de oudere volwassenen. De oudere volwassen vrouwen doen meer sport per week en wandelen meer dan de jongvolwassenen, maar ook hun baseline schermtijd is hoger dan bij de jongvolwassenen.
6.3 Evolutie in sportbeoefening bij Vlaamse volwassenen Grafieken 1, 2 en 3 stellen het percentage individuen voor per leeftijdscategorie dat al dan niet een sport beoefende in 2002-‐2004 en in 2012-‐2014. Met sportbeoefening verstaat men alle sporten zoals wandelen, fietsen, zwemmen, lopen, enz. in de vrije tijd, die los staan van de functionele en algemene fysieke activiteit zoals werkgerelateerde fysieke activiteit, het huishouden, tuinieren, enz. Hier zitten echter ook minder actieve sporten zoals petanque, vissen, enz. in.
21
Jongvolwassenen (18-‐45 jaar) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
81.7 71.2
28.8 18.3
75.2
71.8
28.2
24.8
Percentage dat geen sport beoefent Percentage dat wel sport beoefent
2002-‐2004 2012-‐2014 2002-‐2004 2012-‐2014 Mannen
Vrouwen
Grafiek 1. Sportbeoefening bij de jongvolwassenen (18-‐45 jaar)
Volwassenen (45-‐60 jaar) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
83.5
78.8 65.4
62.5 37.5
34.6 21.2
Percentage dat geen sport beoefent Percentage dat wel sport beoefent
16.5
2002-‐2004 2012-‐2014 2002-‐2004 2012-‐2014 Mannen
Vrouwen
Grafiek 2. Sportbeoefening bij de volwassenen (45-‐60 jaar)
22
Oudere volwassenen (>60 jaar) 92.3
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
81.8
78.6 54.2 45.8
Percentage dat geen sport beoefent 21.4
18.2
Percentage dat wel sport beoefent
7.7 2002-‐2004 2012-‐2014 2002-‐2004 2012-‐2014 Mannen
Vrouwen
Grafiek 3. Sportbeoefening bij de oudere volwassenen (>60 jaar)
Ondanks het feit dat we hier met een proefgroep te maken hebben waar heel wat mensen een sport beoefenen, zien we dat het percentage toch daalt over een periode van 10 jaar. Fysieke ongemakken, sociale invloeden, verminderde motivatie of een gebrek aan tijd kunnen maken dat er minder mensen een sport gaan beoefenen met toenemende leeftijd.
6.4 Evolutie in voedingsgewoonten en rookgedrag bij Vlaamse volwassenen Voedingsgewoonten en rookgedrag geven tevens een beeld van de levensstijl van een persoon. De voedingsgewoonten kunnen opgesplitst worden in (1) calorieopname en de inname van de meest gekende nutriënten, (2) inname binnen de voedingsgroepen van de Belgische voedingsdriehoek en (3) voedingsindexen die een beeld geven van de voedingskwaliteit. Hoe hoger de voedingsindex, hoe hoger de voedingskwaliteit gemeten door die bepaalde voedingsindex. Tabel 5. Leeftijdsgebonden evolutie in voedingsgewoonten en rookgedrag
Groep 1: jongvolwassenen (18-‐45 jaar)
Mannen (N = 156) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 134) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
2038.47 (502.07) 8.64 (10.44)
1966.31 (517.66) 9.14 (11.23)
67.39 (32.02)
61.42 (28.92)
80.83 (31.22)
79.05 (28.67)
32.47 (13.25)
30.80 (12.42)
30.17 (12.51)
29.96 (11.75)
13.07 (6.05) 2793.05 (850.49)
13.21 (6.02) 3058.50 (2712.96)
Calorieopname en nutriënten
2617.58 (685.90)
Alcohol (g/dag)
12.89 (13.92)
2481.22 (634.67)* 14.25 (14.34)
Suikers (g/dag)
97.05 (49.03)
90.39 (46.87)
Vetten (g/dag)
99.84 (38.19)
95.50 (36.34)
Verzadigde vetten (g/dag)
39.34 (16.38)
36.59 (13.43)*
Enkelvoudig onverzadigde vetten (g/dag)
38.48 (15.51)
36.72 (15.67)
Meervoudig onverzadigde vetten (g/dag)
16.67 (7.41) 3767.28 (1183.08)
17.01 (8.05) 3317.65 (941.01)*
Calorieopname (kcal/dag)
Natrium (mg/dag) Voedingsgroepen voedingsdriehoek
23
1277.63 (662.41) 1244.00 (672.70)
Dranken (g/dag)
385.02 (156.04) 350.02 (154.76)*
Aardappelen en graanproducten (g/dag)
73.73 (72.39)
68.68 (74.00)
144.55 (121.51)
150.90 (121.84)
232.91 (207.12)
199.49 (167.08)
167.46 (92.36)
166.16 (88.87)
Smeer-‐ en bereidingsvet (g/dag)
23.61 (27.37)
21.61 (21.62)
Restgroep (g/dag)
74.86 (61.84)
79.00 (62.52)
44.01 (10.67)
45.68 (9.80)
59.17 (12.13)
58.70 (11.90)
3.84 (1.64)
3.88 (1.54)
Groenten (g/dag) Fruit (g/dag) Melkproducten, sojaproducten, kaas (g/dag) Vlees, vis, eieren, vervangproducten (g/dag)
Voedingskwaliteit
Healthy Eating Index-‐2010 (%)
Diet Quality Index (%) Mediterranean Diet Score (score op 9) Aantal rokers (%)
1118.84 (623.31) 274.80 (106.65)
1053.61 (560.62) 254.83 (107.51)
78.94 (78.42)
90.14 (87.21) 190.79 (151.91)*
157.14 (130.60) 205.65 (162.14)
188.48 (143.49)
126.43 (69.69)
141.63 (89.27)
21.27 (18.16)
21.39 (19.20)
65.04 (50.36)
72.30 (50.21)
48.27 (10.18)
50.91 (12.06)*
61.02 (10.26)
61.27 (9.68)
3.69 (1.44)
3.90 (1.39)
%
%
%
%
12.9
7.7*
14.3
9.0*
Groep 2: volwassenen (45-‐60 jaar)
Mannen (N = 215) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 84) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
2042.08 (554.90) 11.93 (13.30)
1945.99 (591.84) 10.29 (9.98)
73.85 (38.43)
66.57 (37.18)
81.00 (28.73)
78.58 (33.13)
31.91 (12.55)
30.04 (14.65)
30.20 (11.87)
29.21 (13.23)
13.75 (6.53) 2719.92 (879.55)
14.43 (6.87) 2604.34 (701.44)
Calorieopname en nutriënten
2571.60 (665.58)
Alcohol (g/dag)
18.09 (16.62)
2444.27 (609.14)* 18.99 (17.92)
Suikers (g/dag)
82.12 (42.49)†
75.45 (36.77)*
Vetten (g/dag)
101.62 (37.12)
94.93 (34.89)*
Verzadigde vetten (g/dag)
40.16 (15.13)
37.54 (16.17)*
Enkelvoudig onverzadigde vetten (g/dag)
38.77 (15.40)
36.05 (14.47)*
Meervoudig onverzadigde vetten (g/dag)
17.31 (7.77)
16.16 (6.35) 3476.38 (1139.99)
Calorieopname (kcal/dag)
3514.89 (999.95)
Natrium (mg/dag) Voedingsgroepen voedingsdriehoek
Dranken (g/dag) Aardappelen en graanproducten (g/dag) Groenten (g/dag) Fruit (g/dag) Melkproducten, sojaproducten, kaas (g/dag) Vlees, vis, eieren, vervangproducten (g/dag)
193.65 (188.11) 165.07 (122.83)* 183.26 (102.29)
Smeer-‐ en bereidingsvet (g/dag)
23.67 (23.07)
22.74 (24.35)
Restgroep (g/dag)
82.75 (61.54)
76.83 (56.70)
44.75 (10.31)
47.12 (9.48)*
58.15 (9.83)
57.94 (9.85)
Healthy Eating Index-‐2010 (%) Diet Quality Index (%)
1121.58 1073.99 (585.03) 983.06 (538.26) (553.82)† 383.17 (135.96) 357.44 (140.25)* 258.61 (106.20) 75.84 (75.71) 81.17 (84.31) 98.70 (84.34) 212.21 167.04 (158.39) 191.92 (155.81)* (151.14)†
175.67 (81.94)
Voedingskwaliteit
932.40 (556.81) 245.93 (89.53) 88.05 (78.84) 241.24 (153.00)
207.93 (198.04)
166.96 (128.31)*
148.50 (63.45)
146.62 (82.23)
19.41 (18.77)
22.06 (27.43)
69.07 (48.09)
71.96 (48.50)
51.14 (10.20)
52.86 (8.96)
59.10 (9.45)
59.67 (8.43)
24
Mediterranean Diet Score (score op 9) Aantal rokers (%)
4.02 (1.56)
3.81 (1.46)
%
%
17.7
11.2*
4.14 (1.53)
%
%
11.9
7.4*
Groep 3: oudere volwassenen (60+)
Mannen (N = 49) 2002-‐2004 2012-‐2014
Vrouwen (N = 14) 2002-‐2004 2012-‐2014
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
Gem. (SD)
2000.06 (306.90) 11.60 (14.72)
2024.30 (444.76) 10.19 (12.65)
65.06 (29.12)
77.36 (66.12)
79.58 (17.12)
80.18 (26.53)
32.23 (7.38)
31.22 (12.98)
31.49 (13.27)
31.01 (10.53)
11.31 (3.65) 2937.59 (1172.09)
13.34 (7.62) 2567.92 (928.18)
Calorieopname en nutriënten
2589.12 (675.35)
Alcohol (g/dag)
18.77 (18.94)
2150.97 (581.62)* 17.66 (14.85)
Suikers (g/dag)
83.01 (38.58)
65.83 (39.84)*
Vetten (g/dag)
93.83 (35.63)
82.06 (32.48)*
Verzadigde vetten (g/dag)
37.37 (14.61)
33.24 (13.30)*
Enkelvoudig onverzadigde vetten (g/dag)
35.36 (15.21)
31.10 (14.90)
Meervoudig onverzadigde vetten (g/dag)
15.89 (7.55) 3733.37 (1098.01)
13.68 (6.33) 3189.46 (860.44)*
Calorieopname (kcal/dag)
Natrium (mg/dag) Voedingsgroepen voedingsdriehoek Dranken (g/dag) Aardappelen en graanproducten (g/dag) Groenten (g/dag) Fruit (g/dag) Melkproducten, sojaproducten, kaas (g/dag) Vlees, vis, eieren, vervangproducten (g/dag) Smeer-‐ en bereidingsvet (g/dag)
21.76 (3.13)
19.14 (16.85)
Restgroep (g/dag)
89.05 (65.45)
72.69 (47.69)
47.86 (12.88)
47.78 (10.40)
Diet Quality Index (%)
57.35 (9.29)
54.53 (8.00)*
Mediterranean Diet Score (score op 9)
4.09 (1.41)
3.78 (1.46)
%
%
Healthy Eating Index-‐2010 (%)
1001.25 665.97 851.38 (428.79)* (518.43)† (288.82)† 412.09 (141.65) 336.96 (137.12)* 272.03 (140.43) 82.62 (77.52) 66.95 (64.70) 104.93 (74.06) 210.45 (154.05)† 193.29 (176.97) 243.85 (152.05) 234.48 (191.41) 168.79 (157.10)* 246.78 (323.21) 157.92 (66.65)
181.14 (85.85)
Voedingskwaliteit
3.99 (1.54)
940.14 (499.50) 264.39 (141.09) 81.53 (66.67) 231.58 (104.59) 129.86 (85.92)
150.31 (57.57)
146.47 (63.66)
30.14 (18.98)
24.03 (18.17)
67.93 (44.96)
68.28 (56.29)
49.48 (11.46)
57.28 (8.35)*
59.08 (8.15)
58.72 (5.84)
3.67 (1.87)
4.08 (1.73)
%
%
4.2 4.2* 14.3 7.1* Aantal rokers (%) $ * = significant (p<0.05) verschil tussen 2002-‐2004 en 2012-‐2014. † = significant (p<0.05) verschil met jongvolwassenen. = significant (p<0.05) verschil met volwassenen.
Tabel 5 toont de evolutie bij toenemende leeftijd in voedingsgewoonten en rookgedrag per leeftijdscategorie. Bij de jongvolwassen mannen is de totale energie-‐opname, de inname van verzadigde vetten, natrium, aardappelen en graanproducten gedaald over 10 jaar tijd. Bij de jongvolwassen vrouwen stijgt de inname van fruit en de voedingskwaliteit gemeten door de Healthy Eating Index-‐2010 ten opzichte van 10 jaar geleden. De andere voedingscomponenten veranderen niet significant bij deze leeftijdsgroep. Bij de volwassen mannen is de totale energie-‐opname, de inname van suikers, vetten, verzadigde vetten, enkelvoudig onverzadigde vetten, aardappelen en graanproducten, en melkproducten, 25
sojaproducten en kaas gedaald. De inname van fruit en de voedingskwaliteit gemeten door de Healthy Eating Index-‐2010 is gestegen over een periode van 10 jaar. Bij de volwassen vrouwen is er enkel een daling wat betreft de inname van melkproducten, sojaproducten en kaas. De andere voedingscomponenten veranderen niet significant bij deze leeftijdsgroep. Bij de oudere volwassen mannen is de totale energie-‐opname, de inname van suikers, vetten, verzadigde vetten, natrium, dranken, aardappelen en graanproducten, en de voedingskwaliteit gemeten door de Diet Quality Index gedaald. Bij de oudere volwassen vrouwen is de voedingskwaliteit gemeten door de Healthy Eating Index-‐2010 gestegen. De andere voedingscomponenten veranderen niet significant bij deze leeftijdsgroep. Over het algemeen daalt het aantal rokers met toenemende leeftijd in elke leeftijdscategorie over een periode van 10 jaar. De jongvolwassen mannen hebben een hogere baseline inname van suikers vergeleken met de volwassen mannen. De jongvolwassen mannen hebben een hogere baseline inname van dranken in vergelijking met de volwassen mannen en de oudere volwassen mannen. Bij de vrouwen hebben de jongvolwassenen een hogere baseline inname van dranken in vergelijking met oudere volwassenen. Wat betreft inname van fruit hebben de oudere volwassenen mannen een hogere baseline inname vergeleken met de jongvolwassen mannen en hebben de volwassen vrouwen een hogere baseline inname dan de jongvolwassen vrouwen. Over het algemeen zijn er niet echt veel verschillen in baseline voedingsgewoonten tussen de drie leeftijdsgroepen.
6.5 Stabiliteit van fysieke fitheid bij Vlaamse volwassenen Het grote voordeel van longitudinale gegevens is dat naast het bestuderen van de evolutie, ook de stabiliteit (ook tracking genoemd) van bepaalde gezondheidsparameters kan nagegaan worden. Diegenen die bij de eerste meting (relatief) hoog (laag) scoorden op een bepaalde parameter, scoren zij ook bij de tweede meting opnieuw (relatief) hoog (laag). Vanaf een correlatiecoëfficiënt van 0.50 kan men stellen dat een parameter stabiel blijft. Indien de correlatiecoëfficiënt lager is dan 0.50, dan is de parameter niet stabiel wat impliceert dat er veel verschuivingen plaats vinden binnen de distributie van scores. Tabel 6. Stabiliteit van fysieke fitheid Groep 1 Groep 2 Groep 3 fitheid Cardiorespiratoire VO2piek (ml/kg/min)
Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen r r r r r r 0.64* 0.58* 0.69* 0.66* 0.81* 0.78*
Morfologische fitheid Lendenomtrek (cm)
0.86*
0.75*
0.83*
Body Mass Index (kg/m²)
0.82*
0.86*
Lichaamsvetpercentage (%)
0.76*
0.72*
0.88* 0.68*
0.88*
0.83*
0.91*
0.90*
0.90*
0.92*
0.82*
0.79*
0.91*
0.53*
0.26 0.21
Metabole fitheid Systolische bloeddruk (mm Hg) Diastolische bloeddruk (mm Hg) Glucose (mg/dl) Totale cholesterol (mg/dl)
0.38*
0.53*
0.32* 0.45*
0.33*
0.52*
0.50*
0.69*
0.41*
HDL cholesterol (mg/dl)
0.74*
0.59*
LDL cholesterol (mg/dl)
0.69*
0.52*
0.69*
Ratio Totale/HDL cholesterol
0.65*
0.37* 0.38*
0.38*
0.35* 0.56*
0.49*
0.40*
0.15
0.76*
0.68*
0.70*
0.72*
0.51*
0.50*
0.40*
-‐0.35
0.62*
0.50*
0.29
0.41* 0.62* 0.48*
0.63*
0.38
26
Triglyceriden (mg/dl)
0.31*
0.49*
0.65*
0.50*
Musculaire fitheid Handgrijpkracht (kg)
0.53*
0.47*
0.30
-‐0.61
0.52*
0.35*
0.44*
0.94
0.70*
0.75*
0.63
0.50*
0.15
0.20
Statisch 120° (Nm)
0.69*
0.57*
Ballistisch 20% (°/s)
0.34*
0.48*
0.52*
0.53*
0.65*
0.62
0.63*
0.59*
0.48*
0.64
0.64*
0.15
0.83*
Isokinetisch 60°/s (Nm)
0.42*
0.40*
Isokinetisch 240°/s (Nm)
0.47*
0.47*
0.58*
Uithouding (J)
0.56*
0.57* 0.45*
0.60*
*p<0.05
In tabel 6 wordt de stabiliteit van de verschillende gemeten fitheidscomponenten van Vlaamse mannen en vrouwen weergegeven. De cardiorespiratoire fitheid, gemeten door de parameter VO2piek, blijft zowel bij de mannen als bij de vrouwen stabiel met toenemende leeftijd over alle leeftijdscategorieën. Alle drie de componenten van morfologische fitheid blijven zowel bij de mannen als bij de vrouwen stabiel. Bij deze fitheidsparameter zijn heel hoge waarden vast te stellen. Dit wil zeggen dat diegenen die in 2002-‐2004 hoog scoorden binnen de groep op lendenomtrek, BMI en lichaamsvetpercentage in 2012-‐2014 ook hoog scoren binnen de groep. Wat betreft metabole fitheid zien we bij de oudere volwassenen dat de systolische bloeddruk stabiel blijft bij mannen, maar niet bij vrouwen en dat diastolische bloeddruk noch bij mannen, noch bij vrouwen stabiel blijft. Er zijn dus heel wat inter-‐individuele verschuivingen in bloeddruk na de opvolgperiode van 10 jaar. Verder blijft ook HDL cholesterol stabiel bij beide geslachten. Bij mannen blijven ook glucose en de ratio totale/HDL cholesterol stabiel. Bij de musculaire fitheid zijn de handgrijpkracht, de statische kracht, de isokinetische kracht en de krachtuithouding bij jongvolwassenen en volwassenen stabiel. Bij oudere volwassen mannen blijven enkel de statische en isokinetische (60°/s) kracht stabiel en bij vrouwen enkel de krachtuithouding. Over het algemeen kunnen we dus stellen dat parameters van fysieke fitheid tot 60-‐jarige leeftijd stabiel blijven over een periode van 10 jaar. Volwassenen die reeds hoog binnen de groep scoren voor fitheid op het eerste meetmoment zullen over het algemeen ook hoog binnen de groep scoren op het tweede meetmoment. Dit betekent ook dat laag-‐fitte individuen over het algemeen laag-‐fit blijven na 10 jaar.
6.6 Stabiliteit van fysieke activiteit en sedentair gedrag bij Vlaamse volwassenen De stabiliteit van fysieke activiteit en sedentair gedrag kan heel nuttige informatie opleveren om eventuele campagnes of interventies te voorzien om het gezondheidsgerelateerd gedrag van de bevolking te sturen. Tabel 7. Stabiliteit van fysieke activiteit en sedentair gedrag Groep 1
Fysieke activiteit
PAL (MET) Uren sport (uren/week) Gezondheidsgerelateerde sport (uren/week)
Groep 2 Groep 3 Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen r r r r r r 0.58* 0.70* 0.41* 0.38* 0.28 0.12 0.55* 0.51* 0.42* 0.61* 0.55* 0.76* 0.55*
0.53*
Actieve vrije tijd (uren/week)
0.37*
0.42*
Actief transport (uren/week)
0.42*
0.36*
0.41*
0.19
0.17
0.34*
0.19*
0.54*
0.37
0.40*
0.46*
0.55*
0.58
0.38*
27
Wandelen (uren/week)
0.31*
0.367*
Totaal energieverbuik (kcal)
0.73*
0.79*
0.30*
0.41*
0.68*
0.77*
Voedingsgroepen voedingsdriehoek
Schermtijd (uren/week)
0.51* -‐0.31*
Passief transport (uren/week)
0.62* -‐0.18*
0.53*
0.28
0.31*
0.58*
0.50*
0.48
0.33*
0.87*
0.59*
0.66*
-‐0.08
-‐0.07
*p<0.05 Tabel 7 geeft de stabiliteit van fysieke activiteit en sedentair gedrag weer. De stabiliteit van parameters voor fysieke activiteit en sedentair gedrag daalt met de leeftijd. Zo is de stabiliteit relatief hoog bij jongvolwassenen. Zowel voor PAL, uren sport, gezondheid gerelateerde sport, totaal energieverbruik en schermtijd is er een correlatie hoger dan 0.50 waar te nemen. Dat wil zeggen dat wanneer men hoog binnen de groep scoorde op deze parameters, men 10 jaar later ook nog hoog binnen de groep scoort op deze parameters. Bij de volwassenen zijn er al minder parameters die een goede stabiliteit vertonen. Enkel totaal energieverbruik en schermtijd zijn stabiel. Bij de oudere volwassenen is de stabiliteit duidelijk lager. Hier vertonen enkel totaal energieverbruik en schermtijd een goede stabiliteit. Ook bij de oudere vrouwen is de actieve vrije tijd stabiel. Over alle leeftijdsgroepen heen vertonen zowel schermtijd als totaal energieverbruik een goede stabiliteit.
6.7 Stabiliteit van voedingsgewoonten bij Vlaamse volwassenen Tabel 8. Stabiliteit van voedingsgewoonten
Groep 1
Calorieopname en nutriënten Calorieopname (kcal/dag) Alcohol (g/dag)
Groep 2 Groep 3 Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen r r r r r r 0.41* 0.32* 0.40* 0.56* 0.41* 0.56 0.48* 0.79* 0.62* 0.52* 0.55* 0.76*
Suikers (g/dag)
0.49*
0.12
0.52*
0.60*
0.19
0.17
Vetten (g/dag)
0.40*
0.32*
0.38*
0.40*
0.54*
0.37
0.45*
0.35*
0.55*
0.58
0.34*
0.30*
0.53*
0.28
0.31*
0.58*
0.40*
0.70*
Verzadigde vetten (g/dag)
0.44*
0.34*
Enkelvoudig onverzadigde vetten (g/dag)
0.36*
0.25*
0.34*
0.56*
0.43*
0.26*
Meervoudig onverzadigde vetten (g/dag)
0.30*
0.16
Natrium (mg/dag)
0.39*
0.21*
Voedingsgroepen voedingsdriehoek Dranken (g/dag)
0.48*
0.60*
0.58*
0.48*
0.50*
0.48
Aardappelen en graanproducten (g/dag)
0.50*
0.25*
0.54*
0.44*
0.33*
0.87*
Groenten (g/dag)
0.35*
0.12
0.32*
0.33*
0.25
0.33
Fruit (g/dag)
0.44*
0.56*
0.60*
0.32*
0.34*
0.58
0.49*
0.48*
0.49**
0.50
0.34*
0.29*
0.05
0.39
0.14
-‐0.06
0.18
-‐0.24
0.42*
0.65*
Melkproducten, sojaproducten, kaas (g/dag)
0.35*
0.26*
Vlees, vis, eieren, vervangproducten (g/dag)
0.41*
0.20*
0.31*
0.25*
0.31*
0.47*
Smeer-‐ en bereidingsvet (g/dag)
0.29*
0.13
Restgroep (g/dag)
0.26*
0.50*
Voedingskwaliteit
Healthy Eating Index-‐2010 (%)
0.29*
0.41*
0.47*
0.40*
28
Diet Quality Index (%) Mediterranean Diet Score (score op 9)
0.39* 0.16
0.39* 0.26*
0.61*
0.11
0.57* 0.22
0.55*
0.71*
0.17
0.32
*p<0.05
Tabel 8 rapporteert de stabiliteit van de voedingsgewoonten. Bij de jongvolwassen mannen blijft enkel de inname van de voedingsgroep aardappelen en graanproducten stabiel over een periode van 10 jaar. Bij de jongvolwassen vrouwen is de inname van de voedingscomponenten alcohol, dranken, fruit en de restgroep stabiel. De andere voedingscomponenten zijn niet stabiel bij deze leeftijdsgroep Bij de volwassen mannen is de inname van alcohol, suikers, dranken, aardappelen en graanproducten, fruit en de voedingskwaliteit gemeten door de Diet Quality Index stabiel over een periode van 10 jaar. Bij de volwassen vrouwen zijn de totale calorieopname, de inname van alcohol, suikers, meervoudig onverzadigde vetten en de voedingskwaliteit gemeten door de Diet Quality Index stabiel over een periode van 10 jaar. De inname van andere voedingscomponenten zijn niet stabiel bij deze leeftijdsgroep. Bij de oudere mannen zijn de inname van alcohol, vetten, verzadigde vetten, enkelvoudig onverzadigde vetten, dranken en de voedingskwaliteit gemeten door de Diet Quality Index stabiel over een periode van 10 jaar. Bij oudere vrouwen zijn de totale calorieopname, de inname van alcohol, verzadigde vetten, meervoudig onverzadigde vetten, natrium, aardappelen en graanproducten, en de voedingskwaliteit gemeten door de Healthy Eating Index-‐2010 en de Diet Quality Index stabiel over een periode van 10 jaar. De inname van andere voedingscomponenten zijn niet stabiel bij deze leeftijdsgroep. Over het algemeen zien we dat de component alcohol de meest stabiele component is, gevolgd door de Diet Quality Index. We kunnen stellen dat voedingsgewoonten stabieler zijn bij volwassenen in vergelijking met jongvolwassenen, alsook bij oudere volwassenen in vergelijking met volwassenen.
6.8 Beweegnorm Door middel van de beweegnorm (30 min beweging per dag aan min. matige intensiteit) krijgen we een beeld van de personen die wel voldoende bewegen en diegenen die niet voldoende bewegen om gezondheidsvoordelen te hebben. Deze informatie is verkregen uit SenseWear data verzameld in 2012-‐2014.
29
Beweegnorm jongvolwassenen 0%
Beweegnorm gehaald op alle dagen
5%
Beweegnorm gehaald op 6 dagen
9% 7% 44%
Beweegnorm gehaald op 5 dagen Beweegnorm gehaald op 4 dagen
12%
Begweegnorm gehaald op 3 dagen 7%
Beweegnorm gehaald op 2 dagen
16%
Beweegnorm gehaald op 1 dag
Grafiek 4. Beweegnorm bij jongvolwassenen
Beweegnorm volwassenen 1%
Beweegnorm gehaald op alle dagen
5%
Beweegnorm gehaald op 6 dagen
7% 10%
38%
Beweegnorm gehaald op 5 dagen Beweegnorm gehaald op 4 dagen
13%
Begweegnorm gehaald op 3 dagen 11%
15%
Beweegnorm gehaald op 2 dagen Beweegnorm gehaald op 1 dag
Grafiek 5. Beweegnorm bij volwassenen
30
Beweegnorm oudere volwassenen 1%
Beweegnorm gehaald op alle dagen
5%
Beweegnorm gehaald op 6 dagen
8% 38%
10%
Beweegnorm gehaald op 5 dagen Beweegnorm gehaald op 4 dagen
12%
Begweegnorm gehaald op 3 dagen 11%
Beweegnorm gehaald op 2 dagen
15%
Beweegnorm gehaald op 1 dag
Grafiek 6. Beweegnorm bij oudere volwassenen Grafieken 4, 5 en 6 tonen het percentage dat de beweegnorm haalt, en dit gedurende op alle of enkele dagen per week. Globaal kunnen we stellen dat iets meer dan één derde van de deelnemers (44% bij de jongvolwassenen en 38% bij de volwassenen en de oudere volwassenen) de beweegnorm haalt op alle dagen.
6.9 Aantal stappen per dag Om voldoende in beweging te blijven wordt aan volwassenen aangeraden om minstens 10.000 stappen per dag te zetten. Dit wordt 8.000 stappen per dag indien men 65 jaar of ouder is.
Stappennorm jongvolwassenen
48% 51%
Grafiek 7. Stappennorm bij jongvolwassenen
Stappennorm niet gehaald Stappennorm gehaald
31
Stappennorm volwassenen
39%
Stappennorm niet gehaald Stappennorm gehaald
61%
Grafiek 8. Stappennorm bij volwassenen
Stappennorm oudere volwassenen
39%
61%
Stappennorm niet gehaald Stappennorm gehaald
Grafiek 9. Stappennorm bij oudere volwassenen Grafieken 7, 8 en 9 tonen het percentage dat de stappennorm al dan niet haalt, gemeten in 2012-‐ 2014 door de SenseWear armband. Globaal kunnen we stellen dat bij elke leeftijdcategorie het merendeel van de deelnemers (51% bij de jongvolwassenen en 61% bij de volwassenen en de oudere volwassenen) de stappennorm wel haalt, hoewel er toch een veel kleiner aantal zijn zijn die wel de beweegnorm wel dagelijks halen. Dit is te wijten aan het feit dat er twee verschillende richtlijnen gehanteerd worden.
32
7 Beleidsaanbevelingen en -‐relevantie Ø Het is belangrijk op te merken dat de huidige studie niet in staat was om alle lagen van de Vlaamse bevolking te onderzoeken. Er moet daarom geprobeerd worden om kwetsbare groepen te betrekken in onderzoek. Zij zijn namelijk moeilijk te bereiken en onderzoek zal daarom niet altijd een volledig beeld geven van de werkelijke toestand van bepaalde parameters binnen de bevolking. Als je naar de resultaten van ons onderzoek gaat kijken, valt op dat we voornamelijk hoger opgeleide subjecten getest hebben. De drop-‐out analyse wees ook uit dat subjecten die afhaakten voor de opvolgingsmetingen minder fitte subjecten waren. Het is dus belangrijk dat er inspanningen geleverd worden om deze groepen betrokken te krijgen in haar onderzoek, zodat de bevindingen steeds gebaseerd zijn op een representatieve weergave van de Vlaamse bevolking. Ook promotiecampagnes kunnen best tot deze kwetsbare groepen gericht worden, aangezien hun toestand in werkelijkheid waarschijnlijk minder positief zal zijn dan wat er in dit rapport vermeld wordt. De resultaten wijzen uit dat fysieke fitheid hoog stabiel is en dat fysieke activiteit en voedingsinname stabieler worden met verouderen. Dit wijst er dus op dat campagnes dus best gericht kunnen worden naar de jongere bevolking aangezien de kans groter is dat men op deze manier levenslange aanpassingen teweeg brengt. Verder is de basis voor het sport-‐voor-‐allen beleid reeds enkele jaren geleden gelegd, maar toch doen er nog te weinig mensen aan sport. Dat aantal daalt drastisch met de leeftijd. De drempel om aan sport te doen is voor veel mensen blijkbaar vrij hoog, vooral voor ouderen. Recreatief sporten zou nog meer onder de aandacht moeten gebracht worden. Vanuit de gemeenten en het lokaal sportbeleid kan er gekeken worden wat de mogelijkheden zijn om aan sport te doen. De drempel om aan sport te doen moet voor iedereen in de bevolking verlaagd worden. Er moet echter extra aandacht geschonken worden aan bepaalde bevolkingsgroepen, zoals oudere mensen. Dit zou kunnen door de kostprijs laag te houden en sporten in groep aan te moedigen. Zo kunnen mensen worden samen gebracht met weinig ervaring in sport of mensen met dezelfde leeftijd. Met ‘sportelen’ zet de overheid reeds in op de sportieve 50-‐plusser, maar extra campagnes moeten nog gevoerd worden om ook de inactieve 50-‐plussers te bereiken. Op de overheidswebsite over gezond sporten staat reeds informatie over sporten bij kinderen met obesitas. Desalniettemin zal er nog veel moeten worden ingezet op sport en beweging bij mensen met overgewicht en obesitas met het oog op de groeiende obesitasepidemie, aangezien ook in dit rapport beschreven werd dat de morfologische fitheid daalt met de leeftijd. Ø De huidige studie is een longitudinaal onderzoek. Een dergelijk design is veel geschikter om stabiliteit en leeftijdsgebonden evoluties in fysieke fitheid, fysieke activiteit en levensstijl na te gaan ten opzichte van cross-‐sectionele studies, aangezien het toelaat om werkelijke veranderingen te meten. Jammer genoeg zijn dergelijke studies erg kostelijk en brengt uitval van de studiegroep tal van uitdagingen met zich mee. Het is daarom belangrijk dat de overheid blijft investeren in zulke onderzoeksdesigns, omdat zij als enige de werkelijke effecten van veroudering, bewegingscampagnes en dergelijke kunnen nagaan over een langere tijd. Verder moet er worden gestreefd naar een facettenbeleid (beleid dat buiten het domein van de gezondheidszorg valt en bijdraagt tot het bevorderen, beschermen of behouden van gezondheid). Op die manier kan expertise van de diverse sectoren (zoals onderwijs, gezondheid, sport, transport) eenvoudiger worden gedeeld tussen de beleidsdomeinen en kan een gemeenschappelijke aanpak sneller leiden tot een (beter) resultaat. Verder kan het draagvlak van deze resultaten verhoogd worden door het oprichten van Vlaamse werkgroepen rond deze beleidsthema’s. Opnieuw kunnen we hier het belang van longitudinaal onderzoek benadrukken. Aangezien het toelaat om binnen eenzelfde meetmoment een grote hoeveelheid aan metingen uit
33
verschillende onderzoeksdomeinen te verrichten en op die manier de interactie tussen deze parameters na te gaan over de tijd. Ø Hoewel veel mensen de beweegnorm op meerdere dagen van de week halen, haalt slechts twee vijfde de beweegnorm elke dag. Het is dus belangrijk dat we blijven inzetten op fysieke activiteit, en zorgen dat mensen dagelijks voldoende bewegen en niet slechts op enkele dagen van de week. Er zouden verschillende manieren kunnen voorgesteld worden die maken dat er meer kans is dat de beweegnorm gehaald wordt. Zo zou men in openbare plaatsen kunnen aangeven op welke manier mensen dit kunnen bereiken, zoals de trap nemen in plaats van de lift of de roltrap, te voet of met de fiets naar de winkel gaan. Met ‘elke stap telt’ werd er reeds een goede start gezet naar promotie van fysieke activiteit. Mensen duidelijk maken dat ze niet meteen naar de fitness moeten gaan om deze beweegnorm te bereiken, maar dat ze door middel van kleine wijzigingen in het dagelijks leven deze norm kunnen bereiken, is zeer belangrijk. Zoals eerder gezegd moet niet alleen sport maar ook fysieke activiteit en beweging aangemoedigd worden, en dit kan op verschillende manieren. Enkele voorbeelden hiervan zijn onder andere de fietspaden verbeteren en het verkeer veiliger maken om actief transport te verhogen, promoten van de trap boven de lift of roltrap en meer groen op wandelafstand. We zien dat bij het ouder worden de intensievere vormen van fysieke activiteit, zoals sport, verminderen, maar actief transport en lichtere fysieke activiteit, zoals wandelen, stijgen. Dit zou kunnen duiden op het feit dat oudere mensen gemakkelijker gemotiveerd kunnen worden voor lichtere vormen van fysieke activiteit. Daar zou moeten op ingespeeld worden om deze vormen van fysieke activiteit aan te moedigen, aangezien er veel gezondheidsvoordelen mee samenhangen. Ø Het sedentair gedrag stijgt, ondanks het feit dat het bij het eerste meetmoment al veel te hoog was. De afgelopen jaren heeft de overheid ingezet op campagnes voor fysieke activiteit en sport, maar niet alleen voor fysieke activiteit zijn grote gezonheidscampagnes nodig, ook voor sedentair gedrag is dat nuttig. Mensen weten dat ze meer moeten gaan bewegen, maar kennen vaak nog niet de onafhankelijke gezondheidsproblemen van een teveel aan sedentair gedrag. Waar we bij fysieke activiteit reeds in de motivatiefase zitten, zitten we voor sedentair gedrag nog in de educatieve fase. Mensen denken nog te vaak dat sedentair gedrag en fysieke activiteit complementen zijn. Hierbij veronderstelt men dat wanneer men fysiek actief is, het sedentair gedrag niet te hoog kan zijn. Uit onderzoek blijkt dat sedentaire gedrag een negatief effect heeft op onze gezondheid, onafhankelijk van fysieke activiteit. Aangezien het meeste sedentair gedrag geaccumuleerd wordt op het werk en voor televisie, is het nuttig om eerst op deze twee domeinen van sedentair gedrag te focussen. Uit onze resultaten blijkt dat voornamelijk de schermtijd enorm is toegenomen de afgelopen jaren en dit zowel bij jongvolwassenen, volwassenen en ouderen. Hoewel het passief transport licht gedaald is, is dus de totale sedentaire tijd gestegen. Het belang van het verminderen van de sedentaire tijd is nog niet zo lang gekend en voor zover de onderzoekers van deze studie weten zijn er nog geen overheidscampagnes opgezet om de sedentaire tijd te beperken. Midden 2015 schreef het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie een synthese rapport ter duiding van de huidige kennis en prevalentie van sedentair gedrag in Vlaanderen (Van Acker and De Meester 2015). Dit kan een aanzet geven voor de opstart van bewustmakingscampagnes en interventies om de toename van sedentaire tijd tegen te gaan. Ø In de huidige studie werd vastgesteld dat totale cholesterolwaarden te hoog liggen op beide meetmomenten, hoewel er enkel een stijging kon waargenomen worden bij vrouwen. Indien cholesterolwaarden boven 200 mg/dl liggen is er een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen. Deze cholesterolemie is een gevolg van een Westerse levensstijl, belangrijk is dus om mensen bewust te maken van de gevaren ervan en veranderingen in hun levensstijl teweeg te brengen. Ook een stijging in bloeddruk kon waargenomen worden binnen de populatie 34
opgenomen in deze studie. De combinatie van deze twee verhoogt het risico op cardiovasculaire aandoeningen nog meer. Dit onderlijnt dat het belangrijk is om dit probleem aan te pakken en de bevolking in te lichten over de gezondheidseffecten van fysieke activiteit en een gezonde en evenwichtige voeding. Er werd vastgesteld dat voedingsinname matig stabiel is gedurende een periode van 10 jaar, maar dat het inname patroon stabieler wordt met toenemende leeftijd. Dit betekent dus dat voedingsinname best kan beïnvloed worden op jongere leeftijd, aangezien dit gedrag later stabieler zal worden. Het hoeft echter niet te betekenen dat interventies niet gedaan kunnen worden op latere leeftijd omdat voedingsinname ‘slechts’ matig stabiel is en dus nog steeds veranderingen ondergaat gedurende een verouderingsperiode van 10 jaar. Ø Zowel bij mannen als bij vrouwen is er een daling in morfologische fitheid (lendenomtrek, BMI, vetpercentage) na 10 jaar en dit in elke leeftijdsgroep. Aangezien deze parameters een hoge stabiliteit vertonen over deze periode is het belangrijk om in campagnes te focussen op mensen met een lage morfologische fitheid en hen aan te sporen tot aanpassingen in hun fysieke activiteits-‐ en voedingspatroon. Op die manier kunnen er veranderingen teweeg gebracht worden die stabiel blijven gedurende een langere periode en die hun effect zullen hebben op tal van vlakken (vb. gezondheidszorg, absenteïsme, presenteïsme, ...). Hoogstwaarschijnlijk zullen intensieve campagnes of interventies hier beter werken dan lichte boodschappen naar de mensen toe.
35
8 Slot Als conclusie kunnen we stellen dat zowel fysieke fitheid als fysieke activiteit en sedentair gedrag negatief veranderen met de leeftijd over een periode van 10 jaar, terwijl de voedingsgewoonten er op vooruit zijn gegaan. De stabiliteit van fysieke fitheidsparameters is hoog en matig bij de parameters van fysieke activiteit en sedentair gedrag. Wat betreft de stappennorm haalt iets meer dan de helft van de proefpersonen het voorgeschreven aantal (in elke leeftijdscategorie), maar slechts twee op vijf haalt de beweegnorm. Toekomstige studies kunnen best een longitudinaal ontwerp hebben, waarbij er zoveel mogelijk parameters gemeten worden. Dit onderzoek wordt best ook gericht op kwetsbare groepen om een realistischer beeld te krijgen van de algemene bevolking. Parameters als sedentair gedrag en lichte fysieke activiteit worden best grondiger onderzocht aan de hand van objectieve meettoestellen. Op basis van de huidige resultaten kunnen we concluderen dat nieuwe overheidsinterventies en – campagnes zich best kunnen richten op kwetsbare groepen, dat sedentair gedrag en lichte fysieke activiteit meer aandacht nodig hebben en dat campagnes rond voeding hun effect tot hiertoe niet gemist hebben. Campagnes kunnen zich best richten tot jongvolwassenen omdat deze parameters stabiel blijven over de leeftijdsgroepen heen. Tot slot willen we het Steunpunt Sport, de betrokken universiteiten (KU Leuven, VUB, UGent), de promotoren van deze werkpakketten, alle personen die geholpen hebben bij het afnemen van alle tests en alle proefpersonen die vrijwillig hebben deelgenomen te bedanken.
36
9 Literatuurlijst American College of Sports Medicine (2014). ACSM's Guidelines for Exercise Testing and Prescription. Philadelphia, USA, Wolters Kluwer/Lippincott Williams & Wilkins Health. Booth, S. L., J. F. Sallis, C. Ritenbaugh, J. O. Hill, L. L. Birch, L. D. Frank, K. Glanz, D. A. Himmelgreen, M. Mudd, B. M. Popkin, K. A. Rickard, S. St Jeor and N. P. Hays (2001). "Environmental and societal factors affect food choice and physical activity: rationale, influences, and leverage points." Nutr Rev 59(3 Pt 2): S21-‐39; discussion S57-‐65. Brocklebank, L. A., C. L. Falconer, A. S. Page, R. Perry and A. R. Cooper (2015). "Accelerometer-‐measured sedentary time and cardiometabolic biomarkers: A systematic review." Preventive medicine 76: 92-‐102. Caspersen, C. J., K. E. Powell and G. M. Christenson (1985). "Physical-‐activity, exercise, and physical-‐fitness -‐ definitions and distinctions for health-‐related research." Public Health Reports 100(2): 126-‐131. Federaal Planbureau. (2008). Kaess, B. M., J. Jozwiak, C. P. Nelson, W. Lukas, M. Mastej, A. Windak, T. Tomasik, W. Grzeszczak, A. Tykarski, J. Gasowski, I. Slezak-‐Prochazka, A. Slezak, F. J. Charchar, N. Sattar, J. R. Thompson, N. J. Samani and M. Tomaszewski (2014). "The relation of rapid changes in obesity measures to lipid profile -‐ insights from a nationwide metabolic health survey in 444 Polish cities." PloS one 9(1): e86837. Lavie, C. J., P. A. McAuley, T. S. Church, R. V. Milani and S. N. Blair (2014). "Obesity and cardiovascular diseases: implications regarding fitness, fatness, and severity in the obesity paradox." Journal of the American College of Cardiology 63(14): 1345-‐1354. Lee, D. C., X. Sui, T. S. Church, C. J. Lavie, A. S. Jackson and S. N. Blair (2012). "Changes in fitness and fatness on the development of cardiovascular disease risk factors hypertension, metabolic syndrome, and hypercholesterolemia." Journal of the American College of Cardiology 59(7): 665-‐672. Nelson, M. C., D. Neumark-‐Stzainer, P. J. Hannan, J. R. Sirard and M. Story (2006). "Longitudinal and secular trends in physical activity and sedentary behavior during adolescence." Pediatrics 118(6): e1627-‐1634. Pate, R. R., J. R. O'Neill and F. Lobelo (2008). "The evolving definition of "sedentary"." Exercise and Sport Sciences Reviews 36(4): 173-‐178. Rezende, L. F., M. Rodrigues Lopes, J. P. Rey-‐Lopez, V. K. Matsudo and C. Luiz Odo (2014). "Sedentary behavior and health outcomes: an overview of systematic reviews." PLoS One 9(8): e105620. Steunpunt Sport, B. e. G. (2006). Moet er nog sport zijn? -‐ Sport, beweging en gezondheid in Vlaanderen 2002-‐2006. Strasser, B. (2013). "Physical activity in obesity and metabolic syndrome." Annals of the New York Academy of Sciences 1281: 141-‐159. Tucker, J. M., G. J. Welk and N. K. Beyler (2011). "Physical activity in U.S.: adults compliance with the Physical Activity Guidelines for Americans." American Journal of Preventive Medicine 40(4): 454-‐461. Van Acker, R. and F. De Meester (2015). Langdurig zitten: dé uitdaging van de 21ste eeuw -‐ Syntheserapport als actuele onderbouw voor de factsheet sedentair gedrag. . Brussel, Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. ViGeZ. (2015).
37
Warburton, D. E. R., C. W. Nicol and S. S. D. Bredin (2006). "Health benefits of physical activity: the evidence." Canadian Medical Association Journal 174(6): 801-‐809. Wen, C. P., J. P. Wai, M. K. Tsai and C. H. Chen (2014). "Minimal amount of exercise to prolong life: to walk, to run, or just mix it up?" Journal of American College of Cardiology 64(5): 482-‐484. Woodcock, J., O. H. Franco, N. Orsini and I. Roberts (2011). "Non-‐vigorous physical activity and all-‐cause mortality: systematic review and meta-‐analysis of cohort studies." Int J Epidemiol 40(1): 121-‐138.
38