5
Inhoud
Zoenoffer
7
Sterrenbeeld
35
Stilte
61
Ballenjongen
81
Briefgeheim
99
Troefkaart
133
Fatsoen
157
Vensters
181
Schoolslag
201
Broederliefde
229
Stappen
255
Zonde
289
6
Zoenoffer
De bel ging. Het was begonnen. Na vanavond zou niets meer hetzelfde zijn. Arthur voelde zijn snelle hartslag door zijn hele lichaam en veegde zijn zweterige handen af aan zijn broek. Hij was nog nooit zenuwachtig geweest voor zijn eigen verjaardagsfeestje, maar hij had ook nog nooit een meisje uitgenodigd dat hij leuk vond. Hij stond op om open te doen. Rechts van hem klonk gegrinnik en hij wierp een snelle blik op zijn broer. Jelmer was zes jaar ouder en hield vanavond een oogje in het zeil. Het lepe lachje dat zich in het smalle gezicht had geëtst, maakte Arthur opstandig, al waakte hij ervoor dat te laten merken. Hij wilde zijn broer niet nog meer reden geven om hem dwars te zitten. “Doe je niet open? Meisjes moet je niet laten wachten, weet je.” Het lachje verbreedde zich tot een zelfingenomen grijns. Jelmer wist alles van meisjes. Arthur kende niet eens de naam van Jelmers huidige vriendin, zo snel wisselden ze elkaar af. Zouden ze het niet langer met hem uithouden of was hij zo snel op die meisjes uitgekeken? Over een paar jaar, als Jelmer klaar was met zijn studie en een goede baan had, zou het definitief afgelopen zijn met het gescharrel. Dan zou hij trouwen, kinderen krijgen, zijn ouders nog gelukkiger maken dan ze al waren met hun succesvolle en getalenteerde oudste zoon. Arthur moest nog maar zien of hem dat ook lukte, later. Bij meisjes voelde hij zich nooit echt op zijn gemak en briljant was hij ook niet. Hij was niet blind voor de zorgelijke trek om zijn moeders mond, maar wilde zich niet schuldig voelen. Hij deed toch zijn best op school? En vandaag zou hij zijn best doen met een meisje. Zonder in te gaan op de opmerking van zijn broer liep Arthur naar de voordeur. Een knalrode muts schemerde door het geribbelde glas en nerveus glimlachend deed hij de deur open.
7
“Hoi Suus, leuk dat je er bent.” Ze was zichtbaar verrast geweest toen hij haar uitnodigde voor zijn verjaardag. Eigenlijk spraken ze elkaar niet zo vaak, en het zag er even naar uit dat ze “niet kon”. Pas toen ze hoorde dat haar beste vriendin Tessa er ook zou zijn, wilde ze wel. “Gefeliciteerd met je veertiende verjaardag, Arthur,” zei ze schuchter. Onhandig drukte ze een kus op zijn wang. Hij bloosde en ook haar huid kleurde ineens een stuk beter bij haar muts. Ze duwde hem een plat pakje in zijn handen en trok haar winterjas uit. Haar rok met franje en het bijpassende bloesje was heel wat anders, veel chiquer, dan wat ze normaal op school droeg. Arthur wist niet zeker of hij het mooi vond, maar het paste wel bij haar. “Is er al iemand?” Het klonk ongerust, alsof het een teleurstelling zou zijn als het andere bezoek eerder was gearriveerd dan zijzelf. Arthur sloot de deur en schudde zijn hoofd. “Je bent de eerste. Nou ja, mijn broer.” “Jelmer?” Haar groenbruine ogen lichtten op. Arthur zuchtte onhoorbaar. “Ja, Jelmer. Kom, binnen is het warmer.” Hij ging haar voor naar de kamer. “Wil je wat drinken? Er is cola en seven-up en sinaasappelsap.” Hij legde het pakje op de eikenhouten secretaire voor later en liet zijn vinger even over het satijnzachte hout glijden. “Dag schoonheid.” Jelmer maakte galant een buiging. Suus giechelde en liet haar hand kussen. Arthur keek het schouwspel met opeengeklemde kaken aan. Wat was het ook een gladde aal, en Suus trapte er met open ogen in. Alsof Jelmer enige echte interesse in haar had. “Wat zie je er stralend uit. Is dat speciaal voor mijn kleine broertje?” “Ja...” Verlegen veegde ze een lok donkerblond haar uit haar gezicht. “Voor zijn verjaardag.” “Tjonge. Arthur boft maar met zo’n mooie... vriendin.” Suus keek even verbaasd naar Arthur. Die rolde met zijn ogen en schudde zijn hoofd. “Cola, seven-up of sinaasappelsap dus.” “Oh, ja. Doe maar eh...” “Bier voor mij, broertje, als je toch naar de keuken gaat.”
8
Arthur negeerde Jelmer en keek Suus aan, geduldig. “...cola,” besloot ze en ze ging zitten. Arthur had weinig zin om zijn broer te bedienen, maar als hij met alleen een cola terugkwam, zou Jelmer hem de rest van de avond niet met rust laten en dat zou z’n plannen in de war schoppen. Hij verwenste de bijdehante praatjes die zijn ouders voor zoete koek hadden geslikt, waardoor Jelmer nu straffeloos zijn verjaardagsfeestje kon dirigeren. Zij verdienden ook wel eens een avondje uit, vond Jelmer, hij zou wel op zijn kleine broertje passen. Hij had zelfs de filmkaartjes betaald om hun ouders het huis uit te krijgen. Het ergste vond Arthur nog wel dat hij zijn broer dankbaar moest zijn. Met zijn ouders erbij zou bier nooit zijn toegestaan. Waarom Jelmer had aangeboden om een krat te halen, mocht Joost weten, maar het zou alles makkelijker maken. Het bierflesje siste en schuimde toen hij de dop eraf wipte. De cola schuimde ook, ruim over het glas. Hij vloekte binnensmonds. Vanuit de kamer klonk Jelmers lijzige, zelfverzekerde stemgeluid en het gegiechel van Suus. Dat klaterende lachje had voor hem moeten zijn. Arthur beloofde zichzelf nogmaals dat hij vandaag, vanavond, de stap zou wagen. De drankjes stonden net op tafel toen de bel opnieuw ging: zijn klasgenoten Tessa, Hans en Maartje, afgezet door de vader van Hans. Het gezelschap was nu bijna compleet, hij miste alleen zijn beste vriend Tim nog. Meer felicitaties, meer cadeautjes en meer drankjes. Arthur zette een van Jelmers platen op, Boston, en draaide het volume laag. Zelf had Arthur bijna alleen maar jazzplaten, een muzieksmaak die geen van zijn klasgenoten deelde. Jelmer hield zich bezig met het complimenteren van de meisjes, dus om hen hoefde Arthur zich gelukkig nog niet te bekommeren. Hij zou niet weten wat hij moest zeggen, niet zonder Tim erbij. Liever besprak hij met Hans de film die ze vorige week samen hadden gezien, Silent Movie. Het was niet helemaal Arthurs soort humor geweest, maar hij had het best naar zijn zin gehad en zich misselijk gegeten aan de zoete popcorn. Hans sprak al een week over de prachtige rode krullen van Bernadette Peters, de vrouwelijke held, en hij had een
9
plaatje uit een filmblad geknipt en in zijn agenda geplakt. Arthur begreep er niets van. Zo mooi was ze helemaal niet geweest. Naarmate de tijd verstreek en de gesprekken gemakkelijker gingen, dwaalde Arthurs blik steeds vaker af naar de klok. Waar bleef Tim? Vanmiddag op school had hij het nog over het partijtje gehad, dat hij zo uitkeek naar het dansen, hij met Tessa en Arthur met Suus. En naar hoe ze hen zouden kussen, later op de avond. Tim was populair op school, met zijn halflange haar en dure kleren. Veel jongens wilden met hem optrekken, maar alleen Arthur en Hans mochten zich onder zijn vrienden rekenen. Arthur had hem wel eens gevraagd wat zo’n toffe gast met een vriend als Arthur moest en van het antwoord had hij een week met zijn hoofd in de wolken gelopen. “Jij bent te vertrouwen, Tuur. Bij jou kan ik alles kwijt.” Om half negen hield hij het niet meer. Hij verontschuldigde zich en liep naar de deur om buiten te kijken of hij er misschien aankwam. “Oh, Arthur!” riep Hans hem na. “Ik moest van Tim zeggen dat hij pas om negen uur kon komen, hij moest met zijn ouders mee. Sorry, ik was het vergeten.” Arthur draaide zich op zijn hielen om en de opluchting moest duidelijk op zijn gezicht te lezen staan want Jelmer schoot in de lach. “Broertje toch, was je zo bang dat vriendje Tim niet zou komen?” “Ach, stik,” mompelde Arthur en hij ging weer zitten. “Nou, als je erop staat.” Jelmer greep dramatisch naar zijn keel en maakte rochelende geluiden. De meisjes slaakten geschrokken gilletjes en Hans klapte dubbel van het lachen. Arthur klemde zijn kaken zo hard op elkaar dat zijn kiezen pijn deden. Hij haatte het dat Jelmer slimmer was, manipulatiever, achterbakser. Dat hij altijd zijn zin kreeg. Dat zijn ouders altijd met zoveel trots over hem spraken. Jelmer ging het helemaal maken met zijn economische studie. Door zijn bijbaan bij een boekhoudkantoor kon hij nu al een leuk huisje huren, dus over een paar jaar had hij vast een geweldige baan, een geweldig huis en een geweldig mooie vrouw. Arthur moest nog maar zien of hij de middelbare school in één keer zou halen.
10
Jelmer leek tevreden met het effect en stond op. “Bier?” vroeg hij aan Hans. Die knikte gretig, maar keek beschaamd Arthurs kant op toen bleek dat Jelmer zijn broertje niets aanbood. “Of nee, laten we maar even op Tim wachten.” Daarom waren ze vrienden, dacht Arthur. Jelmer of geen Jelmer, op Hans en Tim kon hij altijd rekenen. Hij grijnsde even naar Hans en kreeg een vette knipoog terug. Jelmer haalde zijn schouders op. “Wat jij wil.” Al snel was de goede sfeer weer terug met gelach, grappen, leuke gesprekken. Arthur begon zich eindelijk te ontspannen. Zelfs Jelmer hield zich op de achtergrond en vuurde slechts sporadisch een sarcastische opmerking af. Alleen de afwezigheid van zijn vriend zat Arthur nog dwars. Om kwart over negen ging eindelijk de bel en Arthur sprong zo snel op om de deur open te doen dat het zelfs Tessa opviel. “Tim heeft vast een heel tof cadeau,” zei ze verbaasd. “Eindelijk!” Arthur gaf zijn vriend een mep op de schouder. “Waar bleef je nou?!” Tim sloeg zijn vrije arm om Arthur heen. “M’n pa weer. Ik moest per se mee kijken naar een nieuwe kar. Ik snap die gozer niet, het is je verjaardag!” Tim kwam uit Amsterdam en dat was vaak duidelijk te horen. Zonder dat Arthur er ooit geweest was, had de Mokumer hem een liefde voor de hoofdstad bij weten te brengen. Arthur wist zeker dat hij na het middelbaar in Amsterdam wilde studeren, weg uit de provincie, weg uit het harnas van tradities en verwachtingen. “Aan de andere kant,” ging Tim grijnzend verder, “ik mag tot één uur blijven.” Hij duwde Arthur een pakje in zijn handen. “Pas openmaken als je alleen bent.” Fluitend liep hij door naar de woonkamer, waar hij uitbundig begroet werd. Arthur bleef enigszins verbaasd achter en probeerde door het papier heen te voelen wat het was. Zwaar en rechthoekig: vast een boek, maar hij kon geen titel bedenken die Tim voor hem zou kopen. Het cadeau belandde naast de andere pakjes op de secretaire en Arthur ging naast Tim zitten. “Bier!” riep Hans blij. Jelmer stond op en speelde bij wijze van uitzondering de
11
perfecte gastheer. Al snel was het weer heel gezellig en Arthur vermaakte zich uitstekend nu hij zich nergens meer zorgen over hoefde te maken. Tim was er en Jelmer kon niet op tegen die rappe tong uit de Jordaan. Na Tims relaas over wel zes verschillende autoverkopers en evenzoveel proefritten ging de salontafel aan de kant. Met de lichten gedimd en het volume zo hoog als de buren toelieten, was het dansen een aangename variatie op kletsen en chips eten. Jelmer speelde voor platendraaier. Queen volgde op Boston en na de Bee Gees kreeg Donna Summer vrij spel. Erg veel verstand van muziek had Jelmer blijkbaar niet, maar niemand leek het erg te vinden. In het halfdonker was iedereen vrijer, minder bang om een flater te slaan. Ze dansten, praatten en dronken sneeuwwitjes en bier. Dat ze slechts met z’n zessen waren, mocht de pret niet drukken. Arthur had na lang overleg met Tim zijn gasten met zorg uitgekozen. De muziek werd intiemer en als vanzelf vormden zich drie koppels. Aarzelend legde Arthur zijn handen op Suus’ heupen. Zij was net zo verlegen als hij en ze schuifelden houterig, vermeden zorgvuldig elk ander lichaamscontact. Als dit al zo stroef ging, zag Arthur het somber in voor de klapper van de avond. Tim wist wel hoe het moest en trok Tessa dicht tegen zich aan. Zij legde haar hoofd op zijn schouder en hij zijn handen op haar achterwerk. Met zijn hart bonkend in z’n keel volgde Arthur Tims voorbeeld. Heel voorzichtig schoof hij zijn hand over Suus’ heup, tot de rand van haar rok en toen, met ingehouden adem, verder naar beneden. Suus verstrakte even, nestelde zich toen beter tegen zijn knokige lijf aan. Het voelde lekker, spannend, lief. Zoals het hoorde. Tim ving Arthurs blik en knipoogde. Arthur wist wat die knipoog betekende: vanavond ging het gebeuren. Zijn buik kriebelde van de zenuwen. Ineens merkte hij de warme rondingen tegen zijn borst en de geur van haar haren, maar het gevoel van haar billen onder zijn handen fascineerde hem het meest. Hij zou graag willen kneden en strelen, voelen hoe stevig ze waren of dat ze meegaven onder zijn vingers, maar
12
dat durfde hij allemaal niet. Ook Hans scheen zich prima te vermaken met Maartje. Ze dansten niet meer, maar zaten op de bank te praten, hun gezichten dicht bij elkaar. Hans had zijn arm om haar schouders gelegd en speelde met een plukje van haar haren. Arthur glimlachte tevreden. Tot zover was zijn feestje in ieder geval geslaagd. Nu de finale nog. Ze hadden niet veel tijd meer. Jelmer kennende ging stipt om twaalf uur het licht weer aan. Nog één liedje om moed te verzamelen. Nog eentje dan. Hij blikte opnieuw naar Tim en knikte bijna onmerkbaar. Woorden hadden ze niet nodig. Hij keek naar Suus, die haar hoofd van zijn schouder haalde om vragend terug te kijken. Arthur likte over zijn lippen en tuitte ze een beetje. Toen boog hij zijn hoofd en drukte zijn mond op de hare. Ze schrok terug, eindigde de kus nog voor die goed en wel begonnen was, ontsnapte aan zijn armen. “Wat doe je?” siste ze. Zijn ongeloof was sterker en hield zijn gekwetste trots onder de duim. Ze wees hem af? Waarom had Tim niet verteld dat zoiets ook kon gebeuren? Dit mocht niet, zo was het niet gepland. Hij voelde zich verraden zonder dat hij wist door wie. Vertraagd besef brak door als de zon door een wolkendek en hij vergat zijn gebutste ego. Hij had een meisje gekust! Al was het kort en moest hij toegeven dat het hem weinig deed, het was hem wel gelukt. Hij keek opzij naar Tim om zijn triomf te delen en zijn adem stokte. Tim was verwikkeld in een spel met tong en lippen en Tessa speelde maar al te graag mee. Plotselinge jaloezie overviel hem. Hij liet Suus in de steek en vluchtte naar de keuken. Daar greep hij een flesje bier dat hij in een paar slokken leegde. Het was zijn vierde al en de giechelige rozigheid was omgeslagen in een somberheid die hij niet kende. Langzaam kalmeerde hij. Natuurlijk had Tim meer succes, die was lang niet zo saai als hijzelf. In Amsterdam had hij dingen meegemaakt waarvan ze hier in de provincie alleen maar konden dromen en hij had al eerder meisjes gekust. Zijn eigen moment kwam nog wel, hield Arthur zich
13
vertwijfeld voor. Suus was gewoon geschrokken. Hij ook, eigenlijk. De keukendeur ging open en hij draaide zich om, klaar voor een verbale aanval van zijn broer, maar het was Jelmer niet. “Ik... ik wist niet dat je...” stamelde Suus. “Je overviel me nogal.” Arthur veinsde nonchalance. “Geeft niet.” Hij nam stoer nog een slok bier en merkte te laat dat het flesje leeg was. Suus giechelde en hij ging door de grond van schaamte. Wat was hij toch een lulletje rozenwater. Hij vond zijn klasgenote niet eens echt leuk, het ging hem meer om de ervaring. En ze was Tessa’s vriendin, zoals hij Tims vriend was. “Je bent aardig. Je zegt nooit iets vervelends over iemand. Maar je bent zo... stil. Je kijkt alleen maar. Saai.” Ze realiseerde zich wat ze allemaal uitkraamde. “Sorry, zo bedoelde ik het niet!” Arthur maakte een afwerend gebaar. “Ja ja. Ik snap het wel. Saaie sukkel, leuk voor feestjes maar meer niet.” Hij speelde met het dopje van zijn flesje bier en probeerde zijn teleurstelling te verbergen. Een zachte hand pakte zijn kin vast en hij keek in twee groenbruine ogen. “Alleen als je het tegen niemand zegt, dan...” zei ze en ze drukte haar lippen op de zijne. Overdonderd kuste hij terug. Warm, vochtig, ze rook en smaakte vreemd. Naarmate de kus duurde, begreep hij steeds minder waar al die ophef nu voor nodig was. Zo bijzonder was het nou ook weer niet. Ze liet hem los op het moment dat de bel ging. “Suus!” riep Maartje. “Je vader is er.” “Sorry,” zei Suus nogmaals. “Ik moet gaan. Tot maandag.” Ze verdween zo snel uit de keuken dat het een vlucht leek. Arthur kon het haar niet kwalijk nemen. Zo had hij het zich ook niet voorgesteld. Hij raapte zichzelf bij elkaar en liep naar de deur om zijn gast uit te zwaaien. Ook Hans’ vader arriveerde net en lachend om iets dat Jelmer had gezegd trokken Hans en Maartje hun jas aan. Tessa gaf Tim nog een zoen en klom toen snel bij haar klasgenoten in de auto. Ineens was zijn verjaardag voorbij. Gelukkig kon Tim nog
14
even blijven, want hij stond op springen. Hij móest erover praten. “Zullen we naar mijn kamer gaan?” vroeg hij, met een schuin oog op Jelmer. “Mijn broer ruimt wel op.” Jelmer keek hem vals aan, maar begon zwijgend de glazen en flesjes te verzamelen. Tim knikte gretig en griste nog twee biertjes mee voor hij de trap oprende. Arthur volgde met zijn cadeautjes. Hij was nieuwsgierig naar wat Tim voor hem had meegebracht, maar dat kon wachten. De pakjes belandden op zijn bureau en hij liet zich naast Tim op bed vallen. “Missie volbracht!” zeiden ze tegelijkertijd en ze lachten. “Op je verjaardag, Tuur,” zei Tim en hij hief zijn flesje. “Nu ben je een man.” Arthur proostte, harder dan de bedoeling was, en nam een slok. “Is veertien genoeg om een man te zijn?” “Je hebt Suus gekust toch?” Suus had hem gekust. Telde dat wel? Hij begon hoe langer hoe meer te twijfelen of het allemaal wel was gegaan zoals het hoorde. Tims verhalen gaven altijd een heel ander beeld. Vuurwerk, de vlammen die je uitsloegen, kriebels in je buik. “Zo’n beetje.” “Nou, dan ben je een man. Of eigenlijk... bijna.” Hij trok veelbetekenend zijn wenkbrauwen op. “Hoezo, bijna?” vroeg Arthur onnozel. Het bier maakte nadenken lastig. “Nou...” Tim nam nog een slok bier. “Je bent pas écht een man als je met een meisje naar bed bent geweest, natuurlijk.” “Oh, bedoel je dat. Ja, natuurlijk. Laat maar komen!” zei hij stoer. Tim keek hem onderzoekend aan en grinnikte. “Voor mij hoef je je niet groot te houden, Tuur. Eén stap tegelijk. Wat vond je ervan?” Arthur probeerde na te denken. “Ja, wel lekker... Moet het vaker doen, denk ik. Het voelde niet echt...” Hij zweeg, de woorden die hij wilde zeggen speelden verstoppertje met hem. Tim lachte, hard, alsof hij Arthur uitlachte. “Geen natuurtalentje dus. Veel oefenen, dan gaat het vast beter.”
15
“Kun jij me niet...” Arthur staarde naar zijn flesje. Hij had hier al eerder aan liggen denken, ’s avonds in bed, maar het nooit durven vragen. “Kan ik wat?” Zijn vriend keek hem nieuwsgierig aan. “Wat tips geven, me dingen leren? Jij hebt meer ervaring enzo.” “Tuur, ik heb je alles verteld wat ik weet. Zelf verder uitzoeken hoor, anders is de lol er zo vanaf.” Arthur dronk zich nog wat moed in, hoewel die meteen doorstroomde naar zijn schoenen. “Niet vertéllen... Voordoen...” Hij durfde Tim niet aan te kijken. De stilte voorspelde niet veel goeds en hij had spijt, heel veel spijt, van zijn vraag. Hij wist niet eens meer waarom hij het gevraagd had. Ergens wilde hij helemaal niet opnieuw zoenen met Suus, of met een ander meisje. Misschien was hij er gewoon nog niet klaar voor. “Ach, waarom ook niet. Een vriend wil ik altijd helpen.” Arthur keek verrast op uit zijn overpeinzingen en zag hoe Tim zijn flesje wegzette en opstond. Hij volgde haastig. “Goed. Je legt je handen hier.” Tim pakte Arthurs handen en legde er eentje in zijn nek en eentje op zijn onderrug. Toen sloeg hij zijn eigen armen om Arthur heen en trok hem dichterbij. Arthur voelde hoe het bloed naar zijn hoofd gestuwd werd. Zijn vingers tintelden bij de aanraking van Tims huid. De geur van Tims haar, vermengd met de bierwalm, was veel lekkerder, veel prikkelender dan die van Suus’ haar. Behoedzaam liet hij zijn ene hand wat lager zakken. Tim trok hem wat dichter tegen zich aan. “De tieten moet je er maar even bij denken. Opletten nu.” Hij drukte zijn lippen tegen die van Arthur. Overdonderd, niet door de kus zelf maar door wat die in hem losmaakte, kuste Arthur terug. De blauwe ogen van Tim waren dichterbij dan ooit. Het vuurwerk, de vlammen en de kriebels kwamen in golven zo heftig dat hij er bijna bang van werd. Een tongpunt gleed langs zijn lippen en alleen omdat Tim hem hier alles over verteld had, sloeg hij geen modderfiguur. “Mond open en teruglebberen!” hoorde hij Tim in zijn herinnering roepen. De schuine grijns stond hem nog helder voor de geest.
16
“Iets geilers is er niet.” Er liep een rilling over zijn rug en een eindeloos moment lang zat hij gevangen in zijn eigen gevoelens en herinneringen. Toen gaf zijn brein het denken op en beantwoordde hij de kus, vurig, spelend met tong en lippen. Hij trok Tims hoofd nog dichterbij en verplaatste zijn andere hand van zijn onderrug naar zijn achterwerk. Stevig en rond, oneindig opwindender dan Suus. Blijkbaar merkte Tim dat ook, want hij trok abrupt zijn hoofd weg en duwde Arthur van zich af. “Kolere...” Arthur keek hem hijgend aan, zijn ogen groot en donker. Zijn hart bonkte in een razend tempo, niet in zijn borst maar een stuk lager, tussen zijn benen, en overstemde elke gedachte. Wat er net gebeurd was ontging hem nog, hij wist alleen dat hij het ongehoord fijn had gevonden en dat het veel te snel voorbij was. Tim hoestte en wist zich duidelijk geen houding te geven. “Ik wist niet...” Langzaam kwam Arthur tot zichzelf. Puzzelstukjes klikten op hun plaats nu het bloed terugstroomde naar zijn hoofd. Hij kreunde van schaamte en wendde zich af, verborg zijn gezicht in zijn handen. “Toch een natuurtalent, het lag vast aan Suus,” zei Tim met een falend lachje. “Nu niet liegen, Arthur. Ben je...” Hij liet het woord in de lucht hangen en Arthur probeerde het zo onschuldig mogelijk te interpreteren. “Ja, ik ben dronken,” stootte hij uit. “Te veel bier. Je bent mijn vriend, Tim! Alleen dat! Ik ben geen... geen... ” Hij viel stil. Wilde hij het echt zeggen? Mietje? Hij was geen mietje. Niemand zou hem ooit een mietje noemen. Hij jankte niet bij zielige films, hij droeg geen jurken en er was niks mis met zijn handen of stem. “Goed, goed, ik geloof je. Ik ben zelf ook niet helemaal nuchter...” Tim giechelde. “Dan zijn we gewoon vrienden. Maar we hoeven echt niet meer te oefenen.” In zijn stem klonk een waarschuwing die Arthur niet kon negeren. “Ik kan maar beter naar huis gaan, voor ik van mijn fiets val. Ik zie je maandag.” Arthur mompelde afwezig een groet terug en Tim was verdwenen voor hij er erg in had. Hij plofte neer op zijn bureaustoel en staarde miserabel naar zijn cadeautjes. Van
17
de feestvreugde was geen spoor meer. Zijn rusteloze vingers speelden met het inpakpapier terwijl de gedachten door zijn hoofd maalden. Telkens weer speelde hij de afgelopen minuten af. Bij elke herhaling herinnerde hij zich iets nieuws, iets dat hem op het juiste spoor had moeten zetten, zodat hij deze ramp had kunnen voorkomen. Die keer dat hij bij Tim logeerde en zó graag bij hem in bed wilde liggen, in plaats van op het luchtbed op de grond, dat hij de hele nacht niet had geslapen. Of toen ze samen zwommen en hij zijn ogen niet van Tims atletische lijf kon afhouden, jaloers en tegelijk vol bewondering. Het geluid van scheurend papier bracht hem terug naar het heden. Hij trok de rest van het papier ook van Suus’ pakje en zag groen en zwart gewolkt karton. Een nieuw schrift. Zonder er bij na te denken pakte hij een pen. De punt gleed als een levend wezen met een eigen wil over het papier. Hij schreef. 19 februari 1977 Ik ben veertien. En ik vind jongens leuker dan meisjes. Hij staarde naar de woorden en wist dat ze waar waren. Het was niet alleen wat hij voor Tim voelde. Nog nooit had hij een plaatje van een filmster uitgeknipt en in zijn agenda geplakt. Weelderige rode krullen deden hem niks. Sean Connery’s donkere ogen, díe boeiden hem. Dat hem dat nu pas duidelijk was geworden, veel te laat, hoe kon dat? Hoe had hij zo blind kunnen zijn voor zijn eigen gevoelens? Trouwen met een lieve vrouw, twee of drie kinderen, en natuurlijk een goede baan; dat was altijd het plan geweest en het was nooit bij hem opgekomen dat het anders zou kunnen gaan. Moest hij dat toekomstbeeld nu helemaal opgeven? Omdat hij liever zijn beste vriend zoende dan een meisje? Hij balde zijn vuisten. Wat een onzin. Hij was niet verliefd op Tim. Het was de spanning, en het bier. Hij kende Suus amper en Tim was zijn beste vriend, natuurlijk voelde hij meer voor hem. Zijn schrijfhand liet zich niet zo makkelijk overtuigen en uit zichzelf pende hij verder.
18
Het leven is niet eerlijk. Het moet geheim blijven. Ik neem later gewoon een vriendin en ik ga trouwen en krijg kinderen en niemand hoeft het te weten, ik ook niet. Het gaat wel weer over denk ik. Ik wil het gewoon. Ik wil niet anders zijn. Het werkte niet. Hij kon zichzelf niet meer overtuigen. Heel diep vanbinnen had zich de zekerheid genesteld dat hij niets te willen had, hij was het nu eenmaal. Anders. Suus had het ook gezegd. Hij haalde diep en sidderend adem en de storm in zijn hart ging eindelijk liggen. Hij staarde naar buiten en zag dat het weer regende. Achter hem ging de deur open, maar hij kon zijn blik niet losrukken van de druppels die over het raam naar beneden gleden, als tranen over een wang. “Tijd om te gaan slapen, broertje, vader en moeder zijn ook al naar bed,” zei Jelmer. “Wat schrijf je, een liefdesbrief aan je vriendinnetje? Ze is net weg!” Hij boog zich over Arthur heen. Dat brak de hypnose wel en geschrokken sloeg Arthur het schrift dicht. Had Jelmer iets gelezen? Een enkel woord zou al genoeg zijn. Als zijn broer erachter zou komen, had hij helemaal geen leven meer. “Donder op, dat is privé.” Hij klemde het schrift tegen zijn borst en zijn ogen vlamden van in woede omgesmolten doodsangst. “Tjonge jonge. Meneer kust een meisje en denkt meteen dat ie heel wat is!” Jelmer gaf hem een tik tegen zijn hoofd en Arthur kromp in elkaar. Zo een kwam meestal niet alleen. Jelmer keek op hem neer en snoof verachtelijk. “Ach, verrek ook maar. Kan mij het schelen wat voor kinderachtige dingen jij opschrijft. Kleuter.” Hij gaf hem nog een mep en beende de kamer uit. Tranen van opluchting brandden in Arthurs ogen. Hij moest het verstoppen, zijn nieuwe dagboek. Jelmer zou niet opgeven, zo goed kende hij zijn broer wel. De nieuwsgierigheid had in zijn ogen gestaan, schuilend achter de minachting. Hij groef in zijn kledingkast en tilde de achterwand een stukje op. Niemand zou het hier vinden. Misschien zelfs hijzelf niet 19
meer. Hij verstopte het, samen met zijn geheim. Een klein beetje gerustgesteld kleedde hij zich uit en rillend kroop hij in bed. Hij kneep zijn ogen dicht en hoopte dat hij snel in slaap zou vallen, maar zijn brein koesterde andere plannen. Opnieuw voelde hij Tims warme lippen en speelse tong die hem naar de zevende hemel kietelden. De opwinding keerde terug in ontembare golven. Zijn hand herinnerde zich Tims achterwerk in de ruwe spijkerstof en hij fantaseerde hoe het zonder spijkerstof zou voelen. Warm, zacht, maar toch stevig en... mannelijk. Hij kreunde en de dekens gingen heftig op en neer. “Tim,” mompelde hij en met een diepe zucht bereikte hij zijn hoogtepunt. Het warme zaad op zijn vingers wekte voor het eerst nieuwsgierigheid. Zou hij ooit dat van Tim voelen? Proeven? Hij wist niet eens hoe het smaakte. Aarzelend bracht hij zijn hand naar zijn mond en hij likte voorzichtig. Zout, bitter. Hij slikte huiverend. Wat vies, dat had hij niet verwacht. Zou dat betekenen dat hij toch niet anders was? Dan zou hij het toch lekker moeten vinden? Zijn brein bleef malen, nieuwe vragen opwerpen en oude herhalen, tot hij uitgeput, zonder enig antwoord te hebben gevonden, in slaap viel. Zodra Arthur zondag wakker werd, begon het malen opnieuw. De lichte kater die het bier had achtergelaten hielp ook niet en hij bleef miserabel in bed liggen tot zijn vader begon te dreigen dat hij hem eruit zou sleuren als hij nu niet direct aangekleed beneden kwam. Onder de douche dacht hij opnieuw aan Tim en aan hun zoen. Nog steeds vond hij de smaak van sperma niet lekker, ook niet vermengd met warm water en een vleugje shampoo. Hij wist niks over mannen die op mannen vielen, kende er niet een. Ja, Albert Mol, van tv, maar daar kon je moeilijk aan vragen of het wel normaal was dat je zaad niet lekker vond. Nadat hij zich had afgedroogd en aangekleed lepelde hij met tegenzin een kom Brinta leeg. De pap lag als een steen op zijn maag en zijn hoofd bonkte nog steeds. Bezorgd vroeg zijn moeder wat hem scheelde. Van de waarheid vertellen was geen sprake. Clandestien bier
20
drinken was bijna net zo erg als moeten toegeven dat je hebt staan zoenen met je beste vriend. Dus haalde hij zijn schouders op en gaf geen antwoord. Zijn moeder voelde zijn voorhoofd, stelde vast dat hij geen koorts had en vader vond dat hij zich niet moest aanstellen. Zo was hij niet opgevoed. Jelmer sloeg het allemaal gade met een wetend lachje om zijn lippen, maar op de een of andere manier wist Arthur een rel te voorkomen. Hij maakte huiswerk, was op tijd beneden voor het avondeten en deed zwijgend de afwas. Pas toen hij zich na het nieuws op tv weer terugtrok op zijn kamer, herinnerde hij zich het pakje van Tim. Wat gek, hij had de hele dag aan Tim gedacht en was toch zijn cadeau vergeten. Nieuwsgierig haalde hij het papier eraf. Het was inderdaad een boek, over jazzmuzikanten, met prachtige foto’s en uitgebreide beschrijvingen van vele grote namen. Verrukt sloeg Arthur het open. Op het schutblad stond met bijna onleesbare hanenpoten: “Voor mijn allerbeste gabber. Over twintig jaar sta jij in dit boek! Tim”. Arthur grinnikte vertederd. Tim had meer vertrouwen in zijn stem dan hijzelf. Soms, tijdens het huiswerk maken, zei Tim ineens: “Zing eens een stukje, kijken of je het nog kan.” Dan zette hij wat muziek op en tegelijk verlegen en vol trots zong Arthur mee. Meestal eindigde het met een tevreden “Je kan het nog. Wanneer word je beroemd?” Maar Arthur wilde niet beroemd worden. Hij vond zingen leuk, maar alleen voor zichzelf. Voor hem geen plekje in een boek vol muzikanten. Hij begreep nu wel waarom zijn vriend had gezegd dat hij het pas moest openmaken als hij alleen was. Niemand in de klas deelde zijn liefde voor jazz en ze zouden hem er, hoewel goedmoedig, mee plagen. Wat attent van Tim. De rest van de avond bladerde en las hij en voor het eerst die dag was alles wat hem verwarde ver weg in zijn gedachten. Pas maandagochtend kwam het allemaal weer terug. Half in paniek trok hij de dekens over zijn hoofd. Wat moest hij zeggen als hij Tim zag? Hoe zou zijn vriend reageren? Hij had wel gezegd dat ze gewoon vrienden bleven, maar wat als hij van gedachten was veranderd?
21
Toen zijn moeder hem kwam wekken, veinsde hij ziekte. Met een zielige stem, en dat was slechts gedeeltelijk gespeeld, vroeg hij met de moed der wanhoop of hij vandaag niet thuis mocht blijven. Zoals verwacht wilde zijn moeder daar niets van weten. “Je kunt geen lessen missen, jongen. En je hebt geen koorts. Het gaat straks vast wel beter.” Ze aaide hem nog even over zijn voorhoofd en ging toen beneden het ontbijt maken voor hem en zijn vader. Arthur bleef nog vijf minuten liggen en nam zich voor om maar gewoon te doen alsof er niets gebeurd was. Tenslotte had hij tegen Tim gezegd dat hij dronken was, dat was toch afdoende om weer normaal te kunnen doen? Tim leek er hetzelfde over te denken. Toen hij door de plassen aan kwam fietsen, begroette hij zijn vriend joviaal als vanouds. Hij begon meteen te vertellen over de film die hij met zijn vader had gezien gisteren. Arthur kon het niet opbrengen om te luisteren. Alleen al door Tim te zien werd hij teruggeschopt in de draaimolen van zijn herinneringen. “Nog bedankt voor je cadeau,” zei Arthur ineens toen het pakje langszwierde in zijn gedachten. “Ik ben er erg blij mee.” Hij meende het, maar het kwam er nogal mat uit. Tim brak zijn verhaal af en keek opzij. “Zo klinkt het echt, ja. Ik dacht dat ik je er een plezier mee deed.” “Het is echt prachtig!” “Wat is er dan? Je bent wel vaker stil, maar zo erg... Zit je iets dwars? Suus?” Arthur reed van verbijstering bijna de stoep op. Was Tim het dan allemaal vergeten? Had het helemaal geen indruk achtergelaten, zelfs geen ongewenste? “Tim... nee, het is niet Suus. Het is... jij bent het...” Ook zijn vriend slingerde gevaarlijk. “Hoezo, je zei toch dat je niet zo was? We waren dronken, ja toch?” De toon waarop hij dat zei, maakte Arthurs binnenste kouder dan de kille regen zijn handen. Ergens had hij gehoopt... Stom natuurlijk, stom stom stom. “Ja, dat bier... Gek, ik had gedacht dat ik er wel tegen kon...” Zijn vorige record was één heel flesje en eigenlijk vond hij het niet eens lekker.
22
“Je laat me schrikken. Niet meer doen.” Ze waren intussen bij de schoolpoort aangekomen en zwijgend, ieder bezig met zijn eigen gedachten, reden ze naar de fietsenstalling waar de halve school tegen de regels in stond te schuilen. Tim baande zich een weg tussen de natte leerlingen door. “Ik heb een plekje!” riep hij uitgelaten naar zijn vriend. Langzaam ontdooide Arthur weer een beetje. Tim. Vrolijke, onbezorgde Tim. Wat was hij blij dat die Jordanees zijn vriend was. Zonder hem zou de school een hel zijn. Nu was die slechts het vagevuur. De hele dag wist Arthur zijn mond te houden over zijn verjaardag. Hij luisterde slechts naar Tim, al brandden de woorden op zijn lippen, en het lukte hem tijdens de pauze Hans te ontwijken. Contact met de meisjes had hij sowieso al niet veel, dat scheelde ook. Hij probeerde zichzelf af te leiden door zich te concentreren op de lessen, maar dat was nog niet zo makkelijk. Alles wat de leraar zei, leek wel op de een of andere manier op zijn situatie te slaan en dan joegen zijn gedachten weer achter hun eigen staart aan. Hij werd doodmoe van zichzelf. Pas toen ze weer naar huis fietsten en de lantaarnpaal in zicht kwam waar hun route zich splitste, durfde Arthur het aan er weer over te beginnen. De afgelopen uren was hem een en ander duidelijk geworden en als hij er nu niets over zou zeggen, naar huis zou gaan en Tim morgen pas weer zou zien, zou het te laat zijn. Ze stonden stil in de gele lichtcirkel, zoals altijd. Nog even de dag doornemen, zelfs al was het bitter koud of plensde het van de regen, zoals nu. Arthur draaide zijn bel los en weer vast en weigerde zijn vriend aan te kijken, bang dat zijn blik hem zou verraden voor hij de woorden kon uitspreken. Hij moest het zeggen, de woorden in de vochtige lucht horen en niet alleen in zijn hoofd. Sterk zijn. “Het was niet alleen het bier.” De bel viel in een plas maar hij raapte hem niet op, bang de stilte en het moment te breken. Hij moest denken aan het ijs op de sloot achter Tims huis. Vliesdun, toen nog, en helderder dan
23
glas. Zo makkelijk als het brak toen zijn vriend probeerde of ze al konden schaatsen. Deze stilte was net zo mooi. Zolang hij heel bleef, was de belofte er nog. “Daar was ik al bang voor,” zei Tim zachtjes. Dat was beter dan “je bent mijn vriend niet meer!” en hoopvol keek Arthur op. Te hoopvol misschien, want Tim schudde zijn hoofd. “Je weet dat het niet kan. Ik val wél op meisjes.” Dat was wel duidelijk geworden zaterdag. Arthur was nog steeds jaloers op Tessa. “Kunnen we wel vrienden blijven?” vroeg hij voorzichtig. Tim staarde hem aan. De blauwe wollen muts kleurde prachtig bij zijn ogen, zag Arthur plotseling. Hij trok zijn eigen muts wat verder over zijn oren. “Natuurlijk, mafkees. Waarom niet? Als je maar van me afblijft, dronken of niet. Die kus was de laatste.” Tim klonk erg vastbesloten en Arthur gaf de moed meteen op. Hij wist niet eens of hij nog wel zou durven, maar nu hoefde hij dáár in ieder geval niet meer over na te denken. Die weg was definitief afgesloten. Toch, het was veel meer dan hij had gehoopt en eigenlijk was hij wel opgelucht. Tim zou niets van hem verwachten en dus kon hij niks fout doen. “Vind je het niet erg,” vroeg hij voor de zekerheid, “dat ik... dat ik...” Hij kreeg dat beladen woord, dat stigma, er niet uit. Het bleef steken in zijn keel als een visgraatje en hij hoestte. Tim lachte. Zelfs de sombere regen kon zijn vrolijkheid niet dempen. “Nee joh! Ik heb een neef die homo is en dat is een hele toffe gozer. Het is nou eenmaal zo en we zijn gewoon vrienden. Goed? Niet moeilijk over doen hoor, school is al lastig genoeg!” Geschrokken keek Arthur om zich heen, maar zij waren de enige idioten die met dit weer op straat waren. Dat woord! Hoe kon Tim er zo makkelijk over doen? Dat ene woord dat zijn hele toekomst verpestte en het heden erbij. Ook al waren hij en Tim de enigen die het wisten, hij wás het wel. Homofiel. Ruigpoot, sodemieter, flikker, nicht, zo, van de verkeerde kant... Honderd verschillende woorden, honderd verschillende brandmerken.
24
“Niemand mag het weten,” siste hij. “Niemand!” Blijkbaar had Tim de verlammende angst in Arthurs ogen gelezen want hij hief sussend zijn handen. “Rustig maar, van mij hoort niemand wat. Je moet het tenslotte zelf vertellen.” Daar was Arthur niet zo zeker van. Aan wie zou hij het moeten vertellen? Zijn vader? Die zou hem waarschijnlijk het huis uit schoppen. Mietjes pasten niet in zijn visie van succesvolle kinderen. Zijn moeder? Die zou het misschien wel begrijpen, maar de bezorgdheid voor haar benjamin zou haar fragiele gezondheid geen goed doen. Jelmer? Uitgesloten. Die zou zijn leven alleen maar nog moeilijker maken. Zijn klasgenoten? Die lieten hem toch al zoveel mogelijk links liggen en hij moest nog een paar jaar overleven. Zijn vrienden... Zou hij het Hans vertellen? Die kwam niet uit Amsterdam, die had geen neef die homo was. Arthur kon niet voorspellen hoe Hans zou reageren en besloot het voor hem nog verborgen te houden. Tim wist het. Dat was genoeg. Met hem kon Arthur er wel over praten. Naarmate de weken verstreken, begon hij te merken dat er met Tim helemaal niet over te praten viel. Praten deden ze wel, maar niet daarover. Eigenlijk ging het alleen over Tessa, met wie Tim sinds kort officieel verkering had. Hij vertelde Arthur in geuren en kleuren wat ze elk weekend deden. Meer dan zoenen. “Ik liet mijn hand zo over haar dij naar haar buik gaan, en nog hoger...” Tim keek hem met glanzende ogen aan. “Dat zou ik ook zo doen,” zei Arthur knikkend, “als ik -” Zijn vriend onderbrak hem haastig. “Zo laat al?” Hij sprong van het muurtje waar ze op zaten. “Ik moet echt gaan. Spreek je weer, gabber.” En weg was hij. Arthur keek hem na. Het was niet de eerste keer dat hij wegvluchtte als Arthur over zijn voorkeur begon. Blijkbaar had de ruimdenkende Amsterdammer het er toch moeilijker mee dan hij deed voorkomen. Desondanks liet Tim zijn vriend niet vallen en dat wakkerde de sluimerende liefde weer aan. Hij moest moeite doen om het niet te laten merken, niet
25
aan Tim en niet aan de rest van de wereld. Om de schijn op te houden en zichzelf een beetje van Tim af te leiden, probeerde hij wat vaker met Suus op te trekken. “Zin om een eindje te wandelen?” vroeg hij nonchalant op een vroege zonder-jas-buitendag. Suus keek hem schuw aan en streek haar rok glad. “Nee. Ik zou met Tessa...” “Die zit te zoenen met Tim.” Zou ze het flintertje jaloezie in zijn stem horen? “Tessa? Ik bedoel Maartje. Zij heeft mijn etui nog.” “Oh.” Arthur bestudeerde zijn nagels. “Dat kan ja.” “Ja, dus dan ga ik maar. Dag.” Voor Arthur op kon kijken, was ze verdwenen. Net zoals de vorige keer toen hij vroeg of ze bij hem kwam zitten, en de keer daarvoor. Haar smoesjes waren zo doorzichtig dat hij zich afvroeg waarom hij het nog probeerde. Ze wilde niet met hem alleen zijn. Het stak hem een beetje. Kon hij haar maar vertellen dat ze echt niet bang hoefde te zijn dat hij haar opnieuw onverwachts zou kussen. De eenzaamheid verstikte hem steeds meer. Overal om zich heen zag hij stelletjes: op school, op straat, op tv. Zelfs Jelmer nam zijn scharrels vaker dan anders mee naar huis, alsof hij het rook en zijn broertje wilde pesten: Kijk, zo hoort het. Hij wilde ook iemand hebben om hand in hand mee te lopen, om mee naar de film te gaan, om briefjes uit te wisselen in de klas. Waarom moest hij zo nodig jongens leuker vinden? Wie had daarvoor gezorgd? God? Evolutie? Zijn ouders? Kwam het soms doordat hij altijd melk uit de fles had gekregen, waardoor hij niet van borsten hield? Hij wist het niet en hij durfde niet in de bibliotheek naar boeken te gaan zoeken. Het enige dat hem nog een beetje troost wist te brengen, was de muziek van Miles Davis. Trage, melancholieke jazz, waarbij hij heerlijk kon wegdromen met zijn ogen dicht, liggend op bed, wentelend in zijn zelfmedelijden. Stiekem genoot hij van het innerlijke drama, als een Grieks toneelstuk. Nu hij zich ook niet bij Tim kon uiten, was het beter dan niets. Hij diepte zelfs zijn dagboek weer op uit de kast om de gedachten uit zijn hoofd te schrijven.
26
De momenten die hij voor zichzelf nam werden langer en langer en tegen de tijd dat het lenterapport eraan kwam, lag hij vaker op bed dan dat hij aan zijn bureau zat, en zelfs dan schreef hij meer in zijn dagboek dan in zijn wiskundeschrift. Een ramp kon niet uitblijven en hij deed niks om die te voorkomen. “Arthur!” De stem van zijn vader klonk bars en teleurgesteld, precies zoals Arthur verwacht had toen hij dit scenario steeds opnieuw afspeelde in zijn hoofd. Hij sloeg zijn ogen op en kwam overeind. Zijn open wiskundeboek keek hem vanaf het bureau afkeurend aan. Uit de boxen van zijn cassettedeck klonk onverstoorbaar de hemelse trompet van Chet Baker. “Ja vader, ik kom.” Hij sloeg het boek dicht en liep langzaam de trap af. De hele middag had hij tegen dit moment opgezien, en hij wist dat het zijn eigen stomme schuld was. “Wat is dit?” Vader Hartman wapperde met Arthurs lenterapport. Arthur wist dat zijn vader niet op antwoord wachtte en zei niets. “Zo slecht heb ik jouw cijfers nog nooit gezien. Wat is daar de reden voor?” Vanuit zijn ooghoek zag Arthur Jelmer in de luie stoel zitten. Een geamuseerd lachje krulde zijn broers lippen, maar hij hield zich vooralsnog stil. “Vader, ik...” De hele middag na kunnen denken en hij wist nog steeds niet hoe hij het moest vertellen. Natuurlijk wist hij waardoor het kwam, zijn dagboek stond er vol van: fantasieën, twijfels en vooral vragen. Vragen waar hij op school geen antwoord op kreeg. Vragen die hij niet durfde te stellen, aan niemand, zelfs niet aan meneer Verhoef, die toch altijd zo aardig was. De docent biologie was zelfs nog bezorgd komen vragen of het wel goed ging met zijn leerling, die plotseling zijn toetsen slecht en zijn huiswerk helemaal niet maakte. Arthur had gezegd dat hij even in een verwarrende periode zat en beloofde beterschap. Zijn docent had afwezig geknikt. Als hij had doorgevraagd, zou Arthur het hem verteld hebben, van Tim
27
op zijn verjaardag, en wat hij ontdekt had over zichzelf. Maar meneer Verhoef moest weer aan het werk en stuurde Arthur met een vriendelijk woord naar huis. “Komt er nog wat van?” vroeg zijn vader. Hij keek zijn zoon onderzoekend aan. “Heb je hiervoor een verklaring?” “Verspil uw tijd toch niet, vader. Art zal het nooit ver schoppen, dat is nu wel duidelijk.” Hun vader bleef zijn jongste doordringend aankijken toen hij tegen de oudste zei: “Ik geloof in hem, Jelmer, ook Arthur is een zoon van mij. Er moet iets inzitten, en het zal eruit komen. Al moet ik het eruit slaan!” Arthur voelde zich alsof iemand een ijzeren staaf door zijn ruggengraat had gestoken. Onzinnig rechtop, maar niet omdat hij zich zo zelfverzekerd en op zijn gemak voelde. “Ik hoop dat u gelijk heeft, vader,” fleemde Jelmer. Arthur kon hem bijna horen denken: “Maar dat slaan is in ieder geval iets dat ik met u eens ben.” Nu keek zijn vader hem wel aan. “Hoor ik daar twijfel over mijn oordeel, Jelmer?” vroeg hij scherp. Hij wachtte niet op antwoord en vervolgde: “En nu wil ik alleen Arthur nog horen. Met een verklaring.” Arthur begreep allang dat hij er toch niet onderuit kwam. Hij rekte tijd met een hoestje en een hand door zijn zwarte haren. Dat zijn vader Jelmer terechtwees, hoe zuinig ook, had hem wat moed gegeven. “Tim... We hebben... wat problemen...” “Ach, hebben de knulletjes ruzie? Heeft hij je knikkers afgepakt?” sarde Jelmer. “Nee,” snauwde Arthur. “We hebben geen ruzie.” “Sla niet zo’n toon aan tegen je broer,” zei zijn vader. “Wat die problemen ook zijn, zorg maar dat je ze oplost, want als ik nog zo’n rapport onder ogen krijg, dan zwaait er wat, Arthur Emmanuel Hartman!” Arthur boog zijn hoofd, ergens toch wel opgelucht dat hij er zo vanaf kwam. “Ja, vader.” Hij draaide zich om en slofte naar de trap, naar boven, naar zijn kamertje. De notenhouten heesheid van Chet Baker zweefde nog steeds door de ruimte en legde zich als een troostende arm
28
om Arthurs magere schouders. Hij liet zich op bed vallen en haalde het boek van Tim onder zijn kussen vandaan terwijl hij zachtjes meezong. Vanaf het schutblad sprongen de hanenpoten hem tegemoet en hij moest glimlachen. Goeie ouwe Tim. Altijd optimistisch, altijd vrolijk. Arthur had hem nodig om niet volledig weg te zakken in het moeras van zijn somberheid. Iemand klopte op zijn deur en hij legde het boek weg. “Ja?” Zijn moeder kwam binnen. “Jongen, gaat het een beetje?” De bezorgdheid in haar stem deed hem goed, al vond hij het vervelend dat ze zich zorgen om hem moest maken. Hij wist dat ze de toorn van zijn vader trotseerde door nu bij hem op bed te gaan zitten. Zijn vader, die vond dat ze hem te veel verwende, dat ze een moederskindje van hem maakte. Een papjongetje, een watje. Arthur vroeg zich af of zijn vader gelijk had. “Hoe kan dat nou toch? Wat zit je dwars jongen, vertel het me, toe.” “Het is niet belangrijk, moeder,” zei hij moeizaam. Hij wilde dat het niet belangrijk was, maar blijkbaar had hij niets te willen. Malende gedachten hielden hem al tijden tot ver na middernacht wakker en braken zijn concentratie af tot een berg puin. En dat alleen maar omdat hij toevallig liever naar jongens keek dan naar meisjes. Er moesten toch belangrijker zaken zijn? Maar die waren er niet, niet nu, niet voor hem, en hij wist het best. Vrouw en kinderen zat er misschien niet in – hoewel hij die mogelijkheid stiekem toch openhield – maar dat wilde niet zeggen dat hij zich er maar bij neer moest leggen. Ook voor hem was er heus wel een fijne toekomst, met een baan en iemand die van hem hield of zo. Hij hoefde toch niet per se kapper of artiest te worden? “Heb je echt ruzie met Tim?” vroeg ze voorzichtig. Kon je het ruzie noemen? Nee, hij had zijn woorden ingeslikt voor het echt uit de hand kon lopen. Op tijd had hij beseft dat Tim zijn jaloezie niet zou begrijpen. Voor Tim waren ze weer gewoon vrienden, niets minder en vooral niets meer. En vrienden zijn juist blij als een meisje mee uit wil, niet jaloers. “Nee, moeder. Een meningsverschil.” “Hoe komen je cijfers dan zo slecht? Zelfs een vijf voor
29
Nederlands, hoe kan dat toch? Is het te moeilijk?” Dat komt omdat de meeste lessen aan me voorbij gaan omdat ik naar Tims achterhoofd zit te staren. Alleen bij Nederlands zit hij voor me, in plaats van naast me. In een opwelling deed hij zijn mond open om precies dat te zeggen, om alles te vertellen. Moeder, u hoeft niet op kleinkinderen te rekenen, ik zal nooit trouwen. Er zal een man naast me staan, bij me in bed slapen. De opluchting van die woorden bloemde open in zijn borst nog voor ze de zware stilte tussen hen aan flarden scheurden. Hoe zou ze reageren? Opgelucht, net als hij, omdat ze eindelijk wist wat haar zoon dwarszat? Ze zou de vragen stellen die hij zichzelf had gesteld, talloze malen, en ze zouden samen naar de antwoorden kunnen zoeken. Zijn moeder stond op van het bed en het moment lag ineens in het verleden. “Zorg je ervoor dat het beter gaat, Arthur? Voor je vader, voor mij?” Ze streek een lok zwart haar van zijn voorhoofd en was de kamer uit voor Arthur over de schok heen was. Hij had het niet verteld. In zijn hoofd hadden de woorden zo mooi en dapper geklonken en nu waren ze gestorven voor ze zijn leven hadden kunnen veranderen. Hij betwijfelde of er ooit nog zo’n mooi moment zou komen. Met een droge tik sloeg de cassettespeler af. Meneer Baker vertrok met achterlating van een zoemende stilte en Arthur wist waarom hij het niet verteld had. Zijn moeder had gekwetst geklonken, omdat hij haar niet meer in vertrouwen nam, zoals vroeger toen hij nog een kind was. Hij kon zich niet herinneren wanneer hun laatste vertrouwelijke gesprek was geweest sinds hij zijn kindertijd samen met de basisschool achter zich had gelaten. En nu had hij op het punt gestaan om met een paar woorden haar hart te breken, en niet alleen dat. Hij wilde het haar niet aandoen om zijn geheim alleen te dragen, dus dan zou hij het ook aan zijn vader moeten vertellen. En aan Jelmer. Hij zat in een onmogelijke situatie. Hij besefte ineens dat hij al een tijdje naar zijn wiskundeboek zat te staren. Het kon natuurlijk ook andersom. Door zo hard voor school te werken dat hij al het andere – vooral zijn gevoelens
30
voor Tim – kon vergeten, zou dat niet mooi zijn? Zijn vader zou trots zijn, zijn moeder opgelucht en Jelmer zou zich opvreten van frustratie over de goede cijfers die zijn broertje haalde. Tevreden met zijn plannetje draaide Arthur het cassettebandje om. Hij ging pas naar bed toen hij zijn huiswerk afhad. De cijfers dansten voor zijn ogen en verdrongen de beelden van Tim, die het de laatste twee maanden broeierig en vochtig maakten onder zijn dekens. Met zijn armen om zijn kussen viel hij in slaap. Het duurde even voor hij het trucje echt onder de knie kreeg, maar nog voor de krokussen waren uitgebloeid was zijn jaloezie gesmolten. Hij gunde zijn vriend alle meisjes die hij kon krijgen en evalueerde gretig mee als Tim een tijdschrift met foto’s meebracht, of vertelde over wat hij gisteravond had uitgespookt. Zo gretig dat Tim hem een week voor de zomervakantie eens aankeek en vroeg: “Weet je wel zeker dat je homo bent?” Arthur brak een zin over blonde lokken bruusk af en keek hem verwonderd aan. Die vraag had hij zichzelf ook gesteld, niet eens zo lang geleden. Een echt antwoord had hij er niet op gevonden. De stiekeme hoop dat hij door de gesprekken met Tim meisjes meer zou gaan waarderen bleek helaas ijdel. Ze konden hem nog steeds niet bekoren. Emotioneel en kwetsbaar, te duidelijk het zwakke geslacht. Een samenvatting van wat hem absoluut niet aantrok. Tim probeerde het hem tevergeefs uit te leggen, schoot grandioos te kort. Macht over iemand uitoefenen, de sterke partij zijn, verder dan dat soort gemeenplaatsen kwam hij niet. Sterk zijn was makkelijk zonder weerstand, vond Arthur. Liever een man zoals die ene acteur op een poster bij de bioscoop in de stad. Vierkante kaak, zelfbewuste blik in de ogen. Met zo iemand kon je je meten. Tims verdediging dat meisjes nogal koppig konden zijn en je emotioneel chanteerden, nam hij maar als een vertederende poging tot stoerheid. Er liep een jongen langs hun muurtje, blond, gedrongen, maar hij had een air van “wie doet me wat” en keurde de twee tieners geen blik waardig. Arthur keek hem na, onder de indruk. “Laat maar, het is al duidelijk,” zei Tim met een onzekere
31
grinnik. Gealarmeerd schoot Arthurs blik van de jongen naar Tim. “Wat bedoel je?” De woorden “homo” en “duidelijk” waren niet de woorden die hij wilde horen, en zeker niet zo vlak na elkaar. “Ik zie alleen maar meisjes zo naar een jongen kijken.” Tim haalde zijn schouders op. “Al heb ik geen idee wat er nou zo interessant was aan die arrogante blaaskaak.” “Maar... hoe lang... en wie valt het nog meer op??” Paniek tijgerde naar zijn keel en liet zich maar moeilijk bevechten. Tim dacht na. “Heb er nog niemand over gehoord. Ik merk het eigenlijk ook voor het eerst nu. Maar wat maakt het nou uit? Je moet het toch een keer vertellen. Je kunt de praatjes beter voor zijn.” “Ik heb toch gezegd...” Het stak hem eigenlijk een beetje dat Tim dat niet belangrijk had gevonden. “Ik wil het niet vertellen. Nu nog niet, en misschien wel nooit. Misschien gaat het wel over,” voegde hij er hulpeloos aan toe. “Nou ja, jouw keuze. Lijkt me niet lekker, steeds zo voorzichtig doen. Maar van mij horen ze niks. Ga je mee tafeltennissen?” Typisch Tim. Even vlamde de liefde op, maar hij doofde het vuur snel weer. Een vriend was waardevoller. En om eerlijk te zijn, het idee die vriend te kussen stond hem tegenwoordig net zo tegen als de kus van een meisje. Arthur hield van Tim, maar al lang niet meer op die manier. Hij sprong van het muurtje. “Ik ga je helemaal inmaken.”
32
19 februari 1978 Vijftien ben ik nu. Ik doe geen feestje vandaag, we gaan gewoon met z’n vieren naar de film, Tim en Tessa en Hans en ik. Anders moet ik denken aan wat er vorig jaar gebeurde. De woorden staan nog steeds op de eerste bladzijde, ook al wilde ik ze er wel uitscheuren. Nu niet meer. Het hoort bij me, net zoals de kleur van mijn ogen of het kriebelige haar dat onder mijn armen en bij mijn piemel groeit. Al met al valt het nu wel weer mee. Ik ben er eindelijk een beetje aan gewend. Met Tim kan ik er over praten, hoewel hij meestal zo snel mogelijk van onderwerp verandert. Ik kan het hem niet kwalijk nemen, het is toch ook een beetje raar. Hij weet er ook niet zoveel van en hij wil geen boeken uit de bibliotheek halen voor me, bang dat iemand denkt dat hij ook zo is. Dat snap ik wel. Het enige wat ik echt jammer vind, is dat ik niet net als hij met een meisje iets kan doen, kussen in de bioscoop of zo. Hij vertelt er zo leuk over, dat wil ik ook. Misschien moet ik het nog een keer proberen, met Suus of iemand anders. Gewoon vragen en dan kijken hoe het gaat. Maar eigenlijk is dat wel een beetje gemeen, voor haar en ook voor mij. Ik weet toch wel dat het niks wordt. Volgende keer begin ik ook over wat anders als Tim weer over meisjes wil vertellen. Ik ben het nou wel zat.
33
19 februari 1977 Ik ben veertien. En ik vind jongens leuker dan meisjes. Tot die conclusie komt Arthur Hartman op de dag dat hij zijn beste vriend kust. Een autoritaire vader, een broer met losse handjes en de verstikkende atmosfeer van de provinciestad maken het hem onmogelijk om voor zijn gevoelens uit te komen. In zijn poging om ze geheim te houden, kwetst hij zowel zichzelf als anderen… Terwijl zijn leeftijdgenoten hun haar laten groeien en zich vermaken met drinken en feesten, kiest Arthur een totaal andere richting in de hoop zijn leven weer op de rails te krijgen. Een verhaal over opgroeien en vriendschap, liefde en verraad, over verandering. Kun je worden wie je wil of moet je je overgeven aan de grillen van het lot?
Micha Meinderts werd geboren in Nederland, reisde de liefde achterna en woont momenteel in de Verenigde Staten. www.michameinderts.nl
www.verschil.be
34