Sterk Methodiekbeschrijving
Een cursus voor vrouwen die weerbaar willen worden
Blijf Groep, september 2009
Colofon Deze methodiekbeschrijving is een uitgave van Blijf Groep. Blijf Groep biedt, coördineert en organiseert directe hulp op maat, ambulant of residentieel, aan iedereen die te maken heeft met huiselijk geweld in Amsterdam, Noord-Holland en Flevoland. Deze methodiek is tot stand gekomen in samenwerking met ACB Kenniscentrum. Auteur: Pyrrha Singerling, medewerker weerbaarheid Blijf Groep (m.m.v. Marja Nijboer (voormalig docent weerbaarheid Blijf Groep) en Ans Roels (sociaal-cultureel werker bij Dynamo) Redactie: Marije Wilmink Tekst & Redactie, Amsterdam Vormgeving: Firmato, bureau voor grafische vormgeving, Amsterdam Bestellen: De publicatie is te downloaden van de website van Blijf Groep. U kunt deze publicatie vinden op www.blijfgroep.nl, zie aanbod ambulant / weerbaarheid. Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan onder voorwaarde van de bronvermelding: © Blijf Groep, september 2009 Blijf Groep Postbus 2938 1000 CX Amsterdam T 020 521 01 50 F 020 624 96 64 E
[email protected]
2
Inhoud Voorwoord
5
Inleiding
6
1 Doelen en uitgangspunten van de cursus
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Doelgroep Doelen Methodische uitgangspunten Didactische uitgangspunten Effectiviteit
8 9 9 11 15
2 Organisatie van de cursus
16
2.1 Werving 2.2 Inschrijving 2.3 Groepsgrootte 2.4 Cursusduur, frequentie en tijdstip van de bijeenkomsten 2.5 Profiel docent weerbaarheid 2.6 Profiel maatschappelijk werker 2.7 Samenwerking met politie en deskundigen 2.8 Organisatorische randvoorwaarden
3 Inhoud en uitvoering van de cursus
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
16 18 21 22 22 24 25 27
30
Globale inhoud van de cursus 30 Basisstructuur van de bijeenkomsten 31 Inhoud en opbouw van de psycho-fysieke weerbaarheidstraining 34 Inhoud en opbouw van het groepsgesprek 37 Aandachtspunten en tips toevoegen: voor docent en maatschappelijk werker 42 Doorverwijzing en doorgeleiding 43 Evaluatie van de cursus door de professionals 44
4 Uitdeelmaterialen
8
46
Infoblad Ontspanningsoefening Infoblad Actieschema ‘Weerbaar reageren bij grensoverschrijding’ Infoblad ‘Grenzen stellen’ Infoblad ‘Assertief reageren’ Infoblad ‘Olie versus water op het vuur’ Infoblad ‘Spiraal van geweld’ Infoblad ‘Cirkels van geweld(loze) communicatie’ Bruikbare bronnen voor meer uitdeelmateriaal
Bijlagen
46 47 48 49 50 51 52 54
55
1. Voorbeeld samenwerkingsovereenkomst 2. Voorbeeld foldertekst algemeen + inlegvel 3. Aanmeldingsformulier en bijlage 4. Voorbeeld flyer voor Turkse vrouwengroep 5. Formulier groepsoverzicht 6. Evaluatieformulier docent weerbaarheid 7. Evaluatieformulier maatschappelijk werker 8. Evaluatieformulier deelnemers (schriftelijke evaluatie) 9. Evaluatievragen voor deelnemers (mondelinge evaluatie) Literatuur
3
56 62 64 66 67 68 69 70 72 73
4
Voorwoord De laatste dertig jaar zijn allerlei vormen van geweld, zoals kindermishandeling, aanranding en verkrachting, relationeel geweld, geweld tegen homoseksuelen, geweld tegen gehandicapten en ouderenmishandeling, op de politieke agenda komen te staan. Een groot deel van de bevolking is doordrongen geraakt van de noodzaak dit geweld een halt toe te roepen. Dit past in een bredere ontwikkeling waarin machtsposities ter discussie zijn gesteld, rechten zijn afgedwongen en allerlei zogenaamde minderheidsgroepen een steeds mondiger en zelfbewustere positie in hebben kunnen nemen. In het verlengde daarvan zijn in Nederland weerbaarheidstrainingen ontwikkeld voor diverse doelgroepen. In een training weerbaarheid leer je letterlijk en figuurlijk stevig in de schoenen te blijven staan in vervelende, lastige, bedreigende en/of gevaarlijke situaties. Je leert om te gaan met grensoverschrijdend gedrag, op een respectvolle manier die past bij de situatie. In 1999 ontwikkelden wij in Amsterdam-Oost weerbaarheidscursussen voor vrouwen met (dreigende) geweldservaringen en/of problemen met grenzen stellen. Onder de naam ‘Sterk door sport en spel’ wordt deze cursus, met haar unieke combinatie van oefenen en praten, inmiddels al jaren op diverse plekken in Amsterdam gegeven. Uitgangspunt van onze aanpak is steeds geweest dat de vrouwen zelf in grote mate de inhoud van het programma bepalen en dat de begeleiders hun aanbod daarop aanpassen. De leerdoelen, problemen en vragen van de vrouwen staan centraal. Als begeleider bied je een veilige plek waar vrouwen kunnen oefenen voor de buitenwereld, confrontaties leren aangaan en vooral zelfrespect krijgen. Wij hebben het regelmatig ontroerend en inspirerend gevonden om te zien hoe vrouwen met allerlei nare ervaringen in hun jeugd en daarna, in de weerbaarheidscursus toch de kracht terugvinden om zelf weer de touwtjes in handen te nemen, terug te vechten en zich er niet onder te laten krijgen. Als begeleiders zie je het gedrag en het gevoelsleven van deelnemers veranderen, van hulpeloos en afwachtend naar doelgericht en krachtdadig. Schaamte, schuld, overweldiging en verdoving maken plaats voor opluchting, warmte, trots en verbondenheid. Wij hopen dat deze methodiekbeschrijving andere weerbaarheidstrainers en hulpverleners zal inspireren. Ons advies: laat bij deze groepen je vaste programma los, kijk met open blik, luister naar de verhalen, sta naast de vrouwen en zie hun kracht. Ga niet uit van wat je weet, maar vooral van wat je niet weet. Vertrouw je intuïtie en durf je kwetsbaar op te stellen. Immers: ook wij, docenten weerbaarheid en hulpverleners, worstelen regelmatig met het stellen van grenzen. Veel succes en werkplezier! Ans Roels (werkzaam bij Dynamo in Amsterdam-Oost als sociaal-cultureel werker) & Marja Nijboer (tot maart 2009 werkzaam als weerbaarheiddocent bij Blijf Groep)
5
Inleiding Het begon allemaal zo’n tien jaar geleden, in een buurthuis in Amsterdam-Oost. Sociaalcultureel werker Ans Roels, met haar achtergrond van maatschappelijk werker kwam regelmatig vrouwen tegen die moeite hadden om aan anderen duidelijk te maken wat zij precies wilden of nodig hadden. Dit zorgde zowel in hun dagelijks leven als in contacten met hulpverleners voor allerlei problemen. Om deze vrouwen te helpen hun problemen aan te pakken, organiseerde Roels samen met Marja Nijboer van de Stichting Vrouwenopvang Amsterdam (nu Blijf Groep) een bijzondere weerbaarheidscursus. Uniek aan deze cursus was de combinatie van psycho-fysieke oefeningen onder leiding van een weerbaarheidsdocent en een groepsgesprek na afloop hiervan onder leiding van Roels zelf. In dit groepsgesprek werd nagepraat over de training en wisselden de deelnemers dagelijkse ervaringen uit. Deze tot dan toe ongebruikelijke manier van ‘nazorg’ bleek een zeer belangrijk element in de nieuwe cursus. Allereerst gaf het inzicht in wat er bij de vrouwen speelde, waardoor de docent weerbaarheid haar psycho-fysieke oefeningen heel precies kon toesnijden op het alledaagse leven en de concrete problemen van de deelnemers, en zij tegelijkertijd beter zicht kreeg op het (emotionele) effect van oefeningen. Maar ook werden de vrouwen zichtbaar mondiger door de steun die de groep bood én kon de maatschappelijk werker zeer gericht inspelen op de informatie- en adviesbehoeften van de deelnemers. Kortom, de gecombineerde aanpak van doen en praten in de groep bleek een succes, en wordt sinds 2003 ook toegepast in vier andere Amsterdamse stadsdelen. In 2008-2009 werd de cursus onder de noemer ‘Sterk’ tevens in Haarlem geïntroduceerd, onder de vlag van het project ‘Vrouwen worden weerbaar’. Aanleiding voor dit gezamenlijke project van Blijf Groep en het ACB Kenniscentrum was de constatering dat het moeilijk was om allochtone vrouwen te werven voor weerbaarheidscursussen. Hoewel zij er veel baat bij zouden kunnen hebben, vormt de Nederlandse voertaal van de cursussen voor allochtone vrouwen met een slechte beheersing van het Nederlands een struikelblok voor deelname. De lage maatschappelijke participatie maakt ook dat het werven van deze groep allochtone vrouwen niet vanzelf gaat. In Haarlem werd daarom geëxperimenteerd met twee ‘anderstalige’ groepen: één voor Turkse en één voor Arabisch sprekende vrouwen. In deze experimentele cursussen is tevens aandacht besteed aan de invloed van cultuur op de inhoud van de cursus. Om organisaties elders in het land ook de mogelijkheid te geven met deze unieke weerbaarheidsmethodiek aan de slag te gaan, besloten Blijf Groep en ACB Kenniscentrum om hun opgedane expertise met zowel een algemene als een specifiek op allochtone vrouwen gerichte cursus op papier te zetten. Het resultaat ligt voor u: een praktische handleiding voor het opzetten van een Sterk-cursus.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de doelen en de uitgangspunten van de cursus. Zo wordt toegelicht voor welke doelgroep de cursus bestemd is, en op welke methodische en didactische uitgangspunten de cursus gestoeld is. In hoofdstuk 2 staat praktische informatie over de organisatie van de cursus. Dat wil zeggen: de werving, de locatie, het profiel waaraan docent en maatschappelijk werker moeten voldoen, de benodigde tijdsinvestering, etc. Hoofdstuk 3 bevat het feitelijke ‘draaiboek’ voor de cursus zelf. Hierin wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de opbouw van de twaalf bijeenkomsten die de cursus omvat. In hoofdstuk 4 zijn een aantal ‘informatiebladen’ verzameld die de docent of de maatschappelijk werker kunnen uitdelen onder de deelnemers. De bijlagen tot slot bevatten verschillende bruikbare (voorbeeld)formulieren en –teksten.
6
De Haarlem-variant: met stip De specifieke aanwijzingen en tips op basis van de Haarlemse variant van de cursus, speciaal gericht op vrouwen die het Nederlands niet goed machtig zijn en een lage maatschappelijke participatiegraad hebben, zijn door de hele methodiekbeschrijving heen met rode stip aangegeven.
Dank Deze methodiek had nooit tot stand kunnen komen zonder de inzet van Ans Roels (Dynamo) en Marja Nijboer, die voor veel teksten in deze methodiekbeschrijving informatie hebben aangeleverd. Maar ook willen we alle docenten en maatschappelijk werkers in Amsterdam bedanken die de afgelopen jaren aan de cursussen hebben meegewerkt, en alle deelnemers die een steentje bijdroegen omdat iedere individu weer nieuwe informatie meebracht die de kwaliteit van de cursus ten goede kwam. Een woord van dank is ook op zijn plaats voor alle medewerkers van het project ‘Vrouwen worden weerbaar’: initiatiefnemer Rénie van der Putte (ACB Kenniscentrum), docent weerbaarheid Helga Vandijck, maatschappelijk werkers Annelies Veerkamp en Aroesj Halici (Kontext), assistenten en tolken Nezahat Aydogan en Sanae La Marti en projectmedewerker ‘werving’ Thea van Neerbos (ACB). Tot slot bedanken we Provincie Noord-Holland voor haar financiële bijdrage aan het project. Pyrrha Singerling Medewerker Weerbaarheid Blijf Groep
7
1
Doelen en uitgangspunten van de cursus Hoe ziet de cursus eruit? Sterk is een cursus voor vrouwen die willen leren om hun weerbaarheid te vergroten. Er zijn in totaal twaalf bijeenkomsten. Elke bijeenkomst bestaat uit twee in elkaar overlopende activiteiten. De eerste anderhalf uur geeft een professioneel docent weerbaarheid volgens een psycho-fysieke methode weerbaarheidstraining. Aansluitend volgt een groepsgesprek van een uur onder begeleiding van een maatschappelijk werker, in aanwezigheid van de docent. Hierin is naast uitwisseling over de training en persoonlijke ervaringen in het dagelijks leven, ook ruimte voor informatie en advies. Soms worden op verzoek van de deelnemers deskundigen uitgenodigd.
1.1 Doelgroep De cursus richt zich op volwassen vrouwen die het lastig vinden om op een adequate manier voor zichzelf op te komen en die moeilijk grenzen kunnen stellen aan anderen of aan zichzelf. Een dergelijk gebrek aan regie over hun eigen leven veroorzaakt allerlei zichtbare en minder zichtbare problemen, zowel in de thuissituatie (t.a.v. de opvoeding, relaties, de familie, financiën, huisvesting, verslavingen), als op het werk of in de buurt. Wat vrouwen in de cursus vooral leren is hoe zij meer grip kunnen krijgen op wat er in hun leven gebeurt. Sommige vrouwen zullen meteen bij aanvang heel duidelijk kunnen formuleren wat zij willen. Bijvoorbeeld tegen bepaalde personen in bepaalde situaties nee durven en kunnen zeggen, of een einde maken aan een situatie van dreiging, geweld of intimidatie. Andere vrouwen zullen veel vager zijn in hun hulpvraag zijn en bijvoorbeeld alleen kunnen aangeven dat zij bang zijn in huis en/of op straat en dat zij sterker willen worden. Een cursusgroep zal per definitie bestaan uit een zeer divers samengestelde groep vrouwen, met verschillende ervaringen en levensomstandigheden en verschillende etnische, culturele en religieuze achtergronden. Sommige vrouwen zijn hoogopgeleid, anderen hebben geen of weinig scholing gehad. Sommige vrouwen werken buitenshuis in een betaalde functie of een vrijwilligersbaan, anderen zijn huisvrouw en moeder of kunnen niet werken wegens medische klachten. Er kunnen onder de deelnemers vrouwen zitten die problemen hebben met familie of buren, maar ook vrouwen die moeilijk grenzen kunnen stellen richting hun werkgever. Ook kan het voorkomen dat deelnemers psychiatrische problemen hebben of hebben gehad, zoals depressie, angststoornissen of een posttraumatisch stresssyndroom. Deze verscheidenheid vormt geen belemmering voor een goed verloop van de cursus en moet ook niet gezien worden als een nadeel, integendeel. De ervaring leert dat de deelnemers de diversiteit als positief ervaren, ook omdat men geen stigma voelt, wat soms wel het geval is wanneer een groep bestaat uit mensen met eenzelfde ‘probleem’ of achtergrond. Deelnemers zien van elkaar dat het verwerven van weerbaarheid voor iedereen lastig is. Zij kunnen elkaar daardoor goed ondersteunen en helpen met tips en ervaringen. De Haarlem-variant: cursus weerbaarheid in een niet-Nederlandse voertaal De cursussen die in Amsterdam worden gegeven staan open voor alle vrouwen, dus ook voor allochtone vrouwen. De groepen zijn altijd zeer gevarieerd samengesteld wat etnische achtergrond van de deelneemsters betreft, omdat deze meestal een afspiegeling zijn van de bewoners in de betreffende buurt. Maar voor sommige allochtone vrouwen blijken de lage maatschappelijke participatiegraad, de taalbarrière en de mogelijke miscommunicatie vanwege culturele verschillen een obstakel voor deelname te vormen. De reguliere weerbaarheidstrainingen worden meestal gegeven door Nederlandssprekende docenten en maatschappelijk werkers, en de voertaal is Nederlands. Voor vrouwen die deze taal niet beheersen is dat lastig. Naast een passieve kennis van het
8
Nederlands wordt er van de vrouwen in de cursus ook een actieve beheersing van de taal gevraagd, vooral tijdens het groepsgesprek. Bovendien moet niet onderschat worden hoeveel emoties worden opgeroepen bij het werken aan weerbaarheid. Het uiten van deze soms zeer pijnlijke gevoelens, doet elk mens het best in de taal die hij/zij het best beheerst. En doorgaans is dat zijn of haar moedertaal. Ook voor allochtone vrouwen die inmiddels redelijk tot goed bekwaam zijn in het Nederlands, is het goed voorstelbaar dat zij tijdens een weerbaarheidstraining behoefte hebben om zich te uiten in hun moedertaal. In het project ‘Vrouwen worden weerbaar’ is de ‘algemene’ weerbaarheidstraining die Blijf Groep uitvoert, gebruikt als basis voor de ontwikkeling van een cursus voor anderstalige vrouwen. Tussen april 2008 en juli 2009 werden een cursus voor Turkssprekende vrouwen én een cursus voor Arabisch sprekende vrouwen georganiseerd. De meer eenzijdige samenstelling van de groepen die hiervan het gevolg is, is in zekere zin een verarming ten opzichte van de reguliere cursus. Maar dat weegt niet op tegen het voordeel voor de deelnemers, die anders niet zouden participeren in een cursus weerbaarheid.
1.2 Doelen Het primaire doel van deze methodiek is vergroting van de weerbaarheid van de deelne mende vrouwen. Door een combinatie van fysieke en mentale oefeningen leren ze om hun grenzen beter te (h)erkennen, voelen en stellen. De deelnemers krijgen informatie en strategieën aangereikt zodat zij grensoverschrijdend gedrag, intimidatie en (seksueel) geweld eerder herkennen en weten welke stappen zij kunnen ondernemen om dit te stoppen. Daarnaast wordt gewerkt aan een positief zelfbeeld, eigenwaarde en zelfrespect, en aan de bereidheid tot mentaal, verbaal en fysiek verzet wanneer iemand op basis van ongelijkwaardigheid en disrespect contact zoekt. Voor vrouwen die te maken hebben (gehad) met agressie en/of geweld, kan de cursus gezien worden als een vorm van secundaire preventie. Het taboe op het praten over geweld en mishandeling wordt doorbroken. Als deze vrouwen kinderen hebben of nog zullen krijgen, kan de cursus ook een bijdrage leveren aan het verminderen van de transgenerationele overdracht van geweld. Kinderen die opgroeien in een gezin waarin huiselijk geweld speelt, hebben namelijk driemaal zoveel kans om later zelf een gewelddadige relatie te krijgen. Bijkomende doelen van de cursus zijn vereenvoudiging van de toegang tot hulpverlening en doorbreking van het isolement door vorming of uitbreiding van het persoonlijke netwerk van de deelnemers.
1.3 Methodische uitgangspunten Weerbaarheid Over weerbaarheid als methode bestaan een aantal terugkerende misverstanden. Vaak roept de term weerbaarheid bij mensen associaties op met assertiviteit, met goed voor jezelf kunnen opkomen. Anderen denken vooral aan zelfverdediging en vechtsporten zoals karate. Een weerbaarheidscursus omvat echter meer dan het aanleren van fysieke vechttechnieken of assertiviteitstraining door middel van verbale technieken en rollenspellen. Assertiviteit heeft in principe betrekking op situaties waarin er sprake is van een gelijkwaardige positie tussen mensen en de bereidheid tot wederzijds respect, en op het leren om in dergelijke situaties je grenzen aan te geven. Weerbaarheid is gericht op preventie van machtsmisbruik en op het op een adequate wijze omgaan met grensoverschrijdingen. Weerbaarheid heeft dus ook betrekking op situaties waarin sprake is van machtsmisbruik en disrespect. Dit concept van weerbaarheid vindt zijn oorsprong in de zelfverdediging. Toen fysiek en seksueel geweld in de tweede feministische golf bespreekbaar en dus ook zichtbaar werd,
9
gingen vrouwen elkaar in cursussen zelfverdediging eenvoudige, effectieve fysieke verdedigingstechnieken aanleren om belagers van zich af te kunnen slaan. Ook leerden ze elkaar hoe ze stevig konden staan en schreeuwen en hoe ze kwaad moesten worden in plaats van bang. Langzaam werd duidelijk dat het werken aan fysieke weerbaarheid ook een groot effect had op het zelfbeeld en de zelfwaardering van vrouwen, en dat naast beheersing van fysieke technieken juist de ‘mentale training’ bijdroeg aan het voorkomen van seksueel geweld. Inmiddels zijn er naast cursussen weerbaarheid voor vrouwen ook weerbaarheidscursussen voor meisjes en voor jongens op de basisschool, in het voortgezet onderwijs, voor ouderen, voor mensen met een handicap, voor mensen met een verstandelijke handicap, voor werknemers in bepaalde beroepsgroepen, et cetera. In het onvolprezen handboek Weerbaarheid voor Jongeren omschrijft Suzanne Cautaert (2001) de essentie van weerbaarheid als volgt: ‘Weerbaarheid impliceert de bereidheid en de mogelijkheid tot mentaal, verbaal en fysiek verzet wanneer de gelijkwaardigheid en het wederzijds respect door de ander niet wordt nageleefd. Dit omvat het kunnen inschatten van (bedreigende) situaties, het realistisch kunnen inschatten van de eigen mogelijkheden, het kunnen hanteren van emoties en het kunnen bedenken en uitvoeren van efficiënte oplossingsstrategieën, al dan niet met behulp van anderen.’ Vanzelfsprekend zijn voor weerbaarheid verder dezelfde basisvoorwaarden nodig als voor assertiviteit: een positief zelfbeeld, eigenwaarde en zelfrespect. In een goede training weerbaarheid is altijd sprake van een combinatie van fysieke oefeningen (zowel fysieke zelfverdedigingtechnieken als andersoortige lichamelijke oefeningen om beter in je vel te zitten en dus sterker in je schoenen te kunnen staan), verbale oefeningen en mentale oefeningen. Waar de eerste cursussen zelfverdediging vooral gericht waren op het ‘terugslaan op het moment zelf’, ligt de focus in de huidige cursussen weerbaarheid evenzeer op het beter afbakenen van grenzen voordat het geweld escaleert. Ook wordt tegenwoordig aandacht besteed aan andere vormen van geweld en grensoverschrijdend gedrag buiten belaging door een aanrander of verkrachter om, te weten ongewenste intimiteiten (op het werk en elders), mishandeling door de partner, intimidatie, stalking, discriminatie, pesten, etc.
Empowerment In de weerbaarheidscursus wordt gewerkt aan de empowerment van vrouwen, dat wil zeggen aan de erkenning van hun autonomie en zelfbeschikkingsrecht. Vrouwen worden aangemoedigd om hun talenten en krachten te gebruiken en hun greep op hun omgeving te versterken. Daarvoor is het nodig dat ze eerst in hun eigen kracht gaan geloven. Omdat veel deelnemers een oncomfortabele sociaal-economische positie hebben, of kampen met een onderwijsachterstand, leermoeilijkheden of psychiatrische klachten (al dan niet als gevolg van geweldservaringen), is het geloof in de eigen kracht vaak vrij zwak. Ook door de groepsgesprekken in het praatgedeelte van de cursus ontwikkelen de vrouwen meer zelfvertrouwen, omdat zij merken dat zij niet alleen zijn. Zij bouwen tevens aan hun sociale netwerk. Soms komt het tot een gezamenlijke actie, bijvoorbeeld een klachtenbrief naar de politie na een slechte behandeling van een van de deelnemers.
Visie op macht en gender De methodiek gaat uit van verantwoordelijkheid van elk individu voor het eigen gedrag en de eigen veiligheid, en voor gedeelde verantwoordelijkheid van volwassenen voor de veiligheid van kinderen. Een docent weerbaarheid werkt vanuit een mensenrechten- c.q. vrouwenrechtenperspectief. Huiselijk geweld wordt benoemd als seksespecifiek (slachtoffers zijn merendeels vrouw, daders zijn vaker mannen) en genderspecifiek (er is een samenhang met gendergebonden machtsverschillen en een houding van mannelijke dominantie). De hulpverlening aan vrouwen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld is gebaseerd op systeemgerichte uitgangspunten. Het gevaar van deze vorm van hulpverlening - waarbij het streven is dat iedere volwassen betrokkene zijn of haar eigen rol in het ontstaan en voortduren van geweld onder de loep neemt en verantwoordelijkheid neemt
10
voor zijn/haar gedrag – is dat de betekenis en rol van machtsverschillen tussen mannen en vrouwen uit beeld verdwijnt. In Sterk worden de machts- en positieverschillen tussen mannen en vrouwen juist wel expliciet benoemd. Maar het gaat erom dit wel steeds met het oog op empowerment te doen en niet te vervallen in het (aanwakkeren van) slachtofferdenken. Zie voor meer informatie over het belang van het genderperspectief bij de aanpak van huiselijk geweld het document De aanpak van gendergerelateerd geweld in de privésfeer - Aanknopingspunten voor een meer genderbewuste aanpak van huiselijk geweld Gendertoets van het plan van aanpak Huiselijk Geweld tot 2011 (www.huiselijk.geweld.nl, onder het kopje ‘Publicaties – Handboeken’).
Psycho-fysieke training In het oefengedeelte van de cursus wordt gewerkt vanuit een geïntegreerd aanbod van lichaamsgerichte en ‘mentale’ oefeningen. De gedachte hierachter is dat om grenzen te kunnen stellen, je ze eerst moet kunnen voelen. En om te kunnen voelen heb je een goed lichaamsbewustzijn nodig. De oefeningen zijn allereerst daarop gericht. Deelnemers leren om zich gewaar te worden van emoties, spanningen en gevoelens die fysiek tot uiting komen in de vorm van spierspanningen, a-ritmische ademhaling, versnelde hartslag en bepaalde lichaamshoudingen. Wie een goed lichaamsbewustzijn heeft, kan emoties en spanningen beter voelen. Vanuit die fysieke gewaarwording wordt vervolgens gewerkt aan emotioneel (zelf)bewustzijn.
Gesprekstechnieken In de training weerbaarheid wordt vooral gebruik gemaakt van ‘leergesprekken’: een gestructureerde vorm van gespreksvoering waarbij de docent de deelnemers stapsgewijs tot bepaalde kennis en inzichten brengt. De docent leidt het gesprek door het stellen van vragen die een beroep doen op de kennis, ervaring en inzichten van de deelnemers. De deelnemers reageren op elkaars antwoorden. Soms wordt er een kort kringgesprek gehouden over een thema, waarbij de deelnemers elkaar vertellen over hun gevoelens, ervaringen of ideeën t.a.v. het onderwerp. In het gespreksgedeelte staat het ‘groepsgesprek’ centraal. De maatschappelijk werker structureert dit kringgesprek. Eigen ervaringen en voorbeelden worden door de maatschappelijk werker en de docent weerbaarheid op professionele wijze didactisch ingezet. De maatschappelijk werker voert daarnaast individuele gesprekken met deelnemers, bijvoorbeeld om hen door te verwijzen naar individuele hulpverlening.
Laagdrempelig aanbod De cursus heeft uitdrukkelijk een laagdrempelig karakter. Naast een toegankelijke locatie, een lage cursusprijs en zo mogelijk kinderopvang, betekent dit ook dat er veel moeite wordt gedaan om vrouwen bij de groep te houden en te ondersteunen gedurende de cursus. Zo belt de maatschappelijk werker met de vrouwen die na een bijeenkomst wegblijven. Zelfs met een vrouw die aangeeft de cursus niet meer te kunnen/willen volgen, wordt vaak nog contact onderhouden omdat een volgende cursus soms wel haalbaar is. De praktijk leert dat er altijd vrouwen gaandeweg afhaken. Soms zijn ze nog bang om hun verhaal in de groep te vertellen, of hebben ze slechte ervaringen met de hulpverlening. Maar het kan ook zijn dat ze te maken hebben met zieke kinderen of met spanningen thuis. Of ze vinden het simpelweg lastig om de tijd en de moeite te nemen om in zichzelf te investeren. De maatschappelijk werker zoekt in zo’n geval samen met de deelnemer naar manieren om de drempel om toch te komen kleiner te maken. Als dit nodig blijkt, wordt tussentijds een gesprek aangeboden of een verwijzing naar een andere hulpverlenende instantie gedaan.
1.4 Didactische uitgangspunten Grenzen stellen Grenzen stellen is natuurlijk gedurende de hele cursus het inhoudelijke hoofdthema, maar het speelt ook in het handelen van de docent en maatschappelijk werker een belangrijke rol. Veel vrouwen zijn grensoverschrijdend naar zichzelf, doch zullen eveneens op allerlei
11
manieren de grenzen van de docent en maatschappelijk werker en vaak ook van de andere deelnemers uitdagen. Deelnemers nemen bovendien regelmatig een houding aan van slachtoffer, van iets niet kunnen, iets niet durven, iets niet kunnen opbrengen. Het is de kunst uit te vinden waar de onmacht gerechtvaardigd is en waar niet.Ook zijn er deelnemers die als vanzelfsprekend veel ruimte innemen. Dit kan met name spelen bij vrouwen die al langer individuele hulpverlening hebben gehad. Om maatschappelijk goed te kunnen functioneren, is het zaak om deze vrouwen te leren welke betekenis ze kunnen hebben voor anderen. Dit alles betekent dat de docent en maatschappelijk werker te allen tijde de grenzen van zichzelf en de deelnemers in de gaten moeten houden. Zij stellen grenzen waar dat nodig is om de veiligheid van eenieder te behouden en geven aan wat de regels zijn (verhalen van deelnemers blijven in de groep; als je een oefening niet wilt doen mag je dat aangeven; informatie van deelnemers gaat nooit zonder toestemming naar derden; als vrouwen een oefening krijgen waarbij ze een trap doen op een kussen, mogen ze ook niet zomaar vijf trappen gaan geven of al beginnen voordat het mag van de docent; etc). Ook maken zij ‘grensschermutselingen’ bespreekbaar waar dat veilig kan en geven ze tips hoe je met kritiek en confrontaties om kunt gaan. Als de deelnemers aangesproken worden op hun gedrag kunnen zij soms op een minder adequate manier hun woede afreageren, door bijvoorbeeld boos te kijken naar docent of maatschappelijk werker, kattig te reageren of de schuld van de onvrede bij anderen te leggen. Als er een deelnemer is waaraan anderen zich ergeren, trekken sommige deelnemers zich terug en ligt er voor de begeleiding de taak iets te doen met de (onderhuidse) ergernis. De vrouwen gebruiken de maatschappelijk werkers en de groep soms ook als middel om assertiever te worden, om dingen te zeggen die ze eerder niet hebben kunnen of durven zeggen. Hierbij kun je denken aan het beschrijven van bepaalde ervaringen, het uitspreken van woede naar de dader toe of aan het voor zichzelf opkomen op een negatieve manier (door anderen ervan te beschuldigen ‘te veel ruimte’ in te nemen). Het is aan de begeleiding om te bepalen waar de grenzen liggen van wat wel en niet gezegd kan worden. Met humor kan je soms dingen heel helder maken.
Ruimte bieden Net zo belangrijk als het stellen van heldere grenzen is het bieden van ruimte. Waar sommige vrouwen vanzelf heel veel ruimte innemen met hun behoeften (zij willen voortdurend hun verhaal vertellen of blijven maar vragen stellen), hebben andere moeite zichzelf zichtbaar te maken, hun behoeften te uiten en hun vragen naar voren te brengen. Als docent en maatschappelijk werker bied je deelnemers ruimte om zichzelf wel of juist niet te profileren. De terughoudende vrouwen daag je daarbij wel uit om ruimte in te nemen, de zeer aanwezige vrouwen om anderen de ruimte te geven. Het kan ook een gespreksonderwerp zijn in het praatdeel: hoe komt het dat je iemand bent die weinig of juist veel ruimte inneemt? Als docent en maatschappelijk werker bied je expliciet ruimte op de volgende terreinen: • Ruimte om na te denken over zichzelf. Een aantal vrouwen heeft weinig eigenwaarde. Als ze beginnen aan de cursus weten ze vaak weinig of niets positiefs te vertellen over zichzelf. Het gaat erom ze uit te dagen om na te denken over hun positieve eigenschappen en de boodschappen die ze meegekregen hebben op het gebied van de ruimte die ze mogen en moeten innemen, het respect dat ze mogen verlangen en krijgen en de grenzen die ze mogen en kunnen stellen. • Ruimte om zelf te beslissen of ze willen worden aangeraakt. Vrouwen hebben soms moeite met aanraken en aangeraakt worden. Natuurlijk bied je ze de ruimte om zelf te beslissen of ze willen worden aangeraakt of niet en geef je ruimte aan gevoelens die hiermee te maken hebben. • Ruimte voor gevoelens van angst en agressie. Veel vrouwen weten niet wat ze voelen of hoe ze hun gevoelens kunnen uitdrukken. Met name angst en agressie zijn moeilijk. De docent geeft toestemming en ruimte aan
12
gevoelens van angst en woede, het taboe wordt hiervan afgehaald. De groep praat over hoe je je gevoelens kunt controleren en de docent geeft ruimte aan het vertellen van ervaringen, zodat vrouwen meer greep krijgen op de bijbehorende gevoelens. • Ruimte om niet mee te doen als oefeningen te veel oproepen. Lichaamsoefeningen roepen vaak herinneringen op aan allerlei (verdrongen) situaties van mishandeling en geweld. De docent geeft de ruimte die vrouwen met geweldservaring kennelijk nodig hebben om soms niet aan een oefening mee te doen, of soms een hele tijd te kijken. Vrouwen worden gewaardeerd voor hun moedige komst, vooral de eerste bijeenkomsten. • Ruimte om te praten over jezelf. Kunnen praten over de eigen ervaringen en luisteren naar anderen bevestigt dat ieders ervaringen belangrijk zijn. • Ruimte om te leren erkennen dat ervaringen effect hebben op je gedrag en je gevoel. Deelnemers aan de cursus kunnen psychische problemen hebben die mogelijk samenhangen met nare ervaringen en met (falende) hulpverlening. Voorbeelden hiervan zijn: depressiviteit, slaapproblemen, stemmingswisselingen, gevoelens niet herkennen en/of er geen woorden aan kunnen geven, over grenzen van anderen en van zichzelf gaan en niet goed omgaan met gevoelens als woede, machteloosheid, frustratie en verdriet. • Ruimte om de tijd te nemen. Het is voor veel vrouwen moeilijk om (op tijd) te komen; vaak druppelen vrouwen in de loop van de ochtend binnen. Vrouwen lijken het moeilijk te vinden vertrouwen te hebben; op allerlei manieren laten veel vrouwen zich letterlijk beetje bij beetje zien: door weinig te zeggen in het begin van de cursus, door één keer, of af en toe, tijdens een cursus te komen, of altijd later, om dan bijvoorbeeld de cursus erop volgend zich pas echt in te zetten voor de cursus. Ook maken omstandigheden zoals kinderen en daar alleen voor staan, werkloosheid in combinatie met soms te weinig opleiding, ’s nachts werken of versnipperd werk, het moeilijker voor de vrouwen met hun ervaringen om te gaan en de cursus goed te volgen en hun leven meer onder controle te krijgen. Het kan gespreksonderwerp zijn: hoe ga je met de grenzen van tijd om en welke betekenis heeft dat voor je?
Vertrouwen opbouwen Heel belangrijk is dat er onderling vertrouwen wordt opgebouwd, want zonder vertrouwen van de deelnemers in de groep en de docent en maatschappelijk werker werkt deze groep niet. IJzeren regel is daarom allereerst deze: wat in de groep besproken wordt, blijft in de groep. Informatie van deelnemers gaat ook nooit zonder toestemming naar derden. Buitenstaanders kunnen niet komen kijken tijdens de cursus. Tijdens de training wordt het aanraken van elkaar zorgvuldig opgebouwd omdat dit vaak moeilijk is. Ook hier is een van de regels (‘Nee zeggen mag’) van belang. Vertrouwen bouw je als docent en maatschappelijk werker ook op door zelf goed bij je eigen gevoel te blijven en van daaruit te reageren op de deelnemers. Als docent en maatschappelijk werker moet je in staat zijn om (functioneel) dingen van jezelf te laten zien, om bepaalde onderwerpen aan te snijden. Dit is belangrijk voor het vertrouwen. Als maatschappelijk werker ben je middel. Ervarend leren is het thema.
Vraaggericht werken De cursus gaat uit van wat deelnemers willen leren en willen weten. Dat betekent dat er tijdens de zaaltraining en het groepsgesprek voortdurend bij de deelnemers wordt gecheckt wat hun behoeften zijn. De docent bekijkt wat nodig is en welke fysieke mogelijkheden de deelnemers hebben, en past het programma daarop aan.
Potentie aanboren De cursus gaat uit van wat vrouwen kunnen of kunnen leren, niet van wat zij niet kunnen. Het is belangrijk om die insteek telkens expliciet te verwoorden, omdat deelnemers de neiging kunnen hebben om de nadruk te leggen op hun gevoelens van onkunde en onmacht. Dit geldt in zeer sterke mate voor vrouwen met geweldservaringen; zij kunnen ernstige beschadigingen hebben opgelopen op gebieden als vertrouwen, autonomie, controle, identiteit en intimiteit en worstelen met gevoelens van onmacht en isolement.
13
Door de deelnemers te leren om klachten te formuleren als wensen, maak je het ‘ik wil’ weer voelbaar en breng je een proces op gang van onmacht naar eigen regie. Maar onderscheid ook goed waar de werkelijke beperkingen van vrouwen liggen: soms kunnen ze iets echt niet terwijl het zo eenvoudig lijkt! Bied deelnemers zodra het kan de ruimte om te oefenen met nieuw gedrag.
Inspelen op de groepsdynamiek Anticiperen op het groepsproces is tijdens deze cursus zeer belangrijk. Er zijn vaak confrontaties tussen de groepsleden omdat veel vrouwen de grenzen van zichzelf en/of de ander niet voelen, herkennen of respecteren. Het benoemen van deze ‘grensschermutselingen’ is een belangrijk onderdeel van het werk van de docent weerbaarheid en de maatschappelijk werker. De interactie tussen de groepsleden is ook positief: er ontstaan vriendschappen, vrouwen steunen elkaar en vangen elkaar soms op. De maatschappelijk werker heeft een rol in het sturen van deze positieve interactie.
Diversiteit waarderen De maatschappelijk werker en de docent kunnen het vertrouwen van de deelnemers winnen als zij laten merken dat zij hun gedrag of uitspraken kunnen plaatsen. Daarvoor hebben zij baat bij een zekere basiskennis over diversiteit (zie bijvoorbeeld Bos & Cense, 2005). Etnische en culturele verschillen, waaronder uitdrukkelijk ook verschillen binnen Nederlandse culturele of religieuze gemeenschappen, spelen immers altijd een rol bij het werken met de divers samengestelde groepen. Neem het grote belang van eer en aanzien in de familie voor vrouwen uit eerculturen, de hieruit voortvloeiende sociale controle en het gedrag dat hierbij hoort (doen wat je ‘moet’ i.p.v. wat je zelf misschien zou willen). In alle groepen kunnen er deelnemers zijn die dit patroon herkennen, maar elk van hen zal er weer anders mee omgaan. Achtergrond speelt een rol, maar persoonlijkheid, karakter en levenservaring kleuren dit. Door vergelijkingen te maken met hoe het ‘vroeger’ in Nederland toeging of met streng gelovige gemeenschappen in Nederland, kan een gemeenschappelijke sfeer worden gecreëerd waarin het mogelijk is elkaar te bevragen. De Haarlem-variant: extra aanwijzingen voor docent en maatschappelijk werker Bij een cursus voor vrouwen die dezelfde moedertaal delen, niet of weinig Nederlands spreken en weinig maatschappelijk participeren, kan het aantal potentiële deelnemers in een bepaalde wijk relatief klein zijn. Tegelijkertijd geldt dat de cursus juist voor deze groep vrouwen op een bereisbare afstand, dus in de eigen buurt, gegeven moet worden. De groepssamenstelling zal in deze groepen daarom vaker bestaan uit meerdere vrouwen die elkaar al kennen. Het is belangrijk vooraf met de individuele deelnemers te bespreken of dit een bezwaar is. Bovendien heeft het consequenties voor de didactische en inhoudelijke aanpak. Zo bleek het feit dat deelnemers elkaar kennen in Haarlem op bepaalde vlakken remmend te werken. Men vond het moeilijk om persoonlijke, negatieve ervaringen met elkaar te delen en de eerder genoemde leerzame ‘grensschermutselingen’ tussen deelnemers vonden nauwelijks plaats. Omdat men elkaar kent zijn er al ‘groepsnormen’. Groepen die bestaan uit allochtone vrouwen die in dezelfde wijk wonen, hebben meer ruimte nodig om te bepalen waar, met wie en wanneer je over persoonlijke ‘problemen’ praat. Niet alleen tijd is daarin een belangrijke factor, maar ook de aanpak van de docent en de maatschappelijk werker. In sommige groepen zal het niet haalbaar zijn om in de groep bepaalde negatieve ervaringen te delen. Het aanbieden van individuele gesprekken met de maatschappelijk werker naast de groepsgesprekken is dan een optie. Ook kan de maatschappelijk werker proberen om groepjes vrouwen die zich meer uit durven spreken, te stimuleren om ook de andere vrouwen hierin mee te nemen. Daarnaast is het belangrijk om in te gaan op de informatiebehoefte van de vrouwen over allerlei aspecten van weerbaarheid, maar ook over aspecten van de eigen
14
gemeenschap in vergelijking tot de Nederlandse samenleving. Het ‘bespreekbaar maken van het niet bespreekbaar zijn’ van sommige onderwerpen, bijvoorbeeld problemen in de huiselijke kring en de effecten van isolement, is voor deze groepen een realistischer doelstelling dan het uitwisselen van persoonlijke negatieve ervaringen zelf. Door groepsgericht voor te lichten en aan de hand van algemene informatie te praten, komen vrouwen verder. Sommige vrouwen willen misschien aan een tweede groep deelnemen en zullen dan, door toegenomen vertrouwen in en ervaring met de cursus en de begeleiders, wel eigen ervaringen kunnen en willen inbrengen. Als een maatschappelijk werker zelf van allochtone afkomst is, biedt dit het voordeel dat zij zich goed kan inleven in de belevingswereld van allochtone vrouwen. Dit geldt ook als de maatschappelijk werker een andere allochtone afkomst heeft dan de vrouwen in de groep, zo was de ervaring in Haarlem.
1.5 Effectiviteit De cursus is sinds 2003 meer dan 25 keer uitgevoerd op verschillende locaties in Amsterdam, en ook steeds geëvalueerd onder deelnemers, de docenten en de maatschappelijk werkers. Uit deze evaluaties blijkt allereerst dat de deelnemers zelf vinden dat hun weerbaarheid is toegenomen. In eindevaluaties geven ze aan zich zekerder en sterker te voelen. Ze voelen zich veiliger en durven meer te ondernemen. Ze kunnen meer voor zichzelf opkomen in verschillende situaties. Door het bespreekbaar maken van het taboe op geweld is het eveneens makkelijker om over dit onderwerp met anderen te praten. Veel vrouwen voelen zich daardoor minder geïsoleerd. Ook de maatschappelijk werkers die de cursus begeleiden merken veranderingen op in het gedrag en d uitstraling van deelnemers. Zij zien dat de vrouwen beter omgaan met hun grenzen en dat ze acties ondernemen waardoor ze hun leven beter onder controle krijgen. Sommige vrouwen besluiten om te beginnen met een opleiding of om de arbeidsmarkt opnieuw te betreden. Anderen gaan deelnemen aan een gespreksgroep voor vrouwen met geweldservaringen, doen aangiften van mishandeling, zoeken therapeutische hulp of andere woonruimte, gaan een cursus opvoedingsondersteuning volgen, vragen een scheiding aan, kiezen een andere huisarts, etc. De cursus heeft daarnaast een signalerende functie wat betreft problemen die in de betreffende buurten spelen, zoals mishandeling door (ex-)partners, kindermishandeling, burenconflicten, generatieconflicten en stigmatisering van bepaalde groepen zoals allochtonen, ouderen of arbeidsongeschikten. Tot slot kan ook signalering van hiaten en knelpunten bij de hulpverlening na geweld of agressie tot de opbrengsten van de cursus gerekend worden. Dit is zeker het geval als in het kielzog van de cursus een bijeenkomst wordt georganiseerd voor (buurtgebonden) organisaties die in enige mate te maken hebben met veiligheid of huiselijk geweld. In Amsterdam-Oost maakten op die manier meer dan 30 organisaties kennis met elkaars aanbod en aanpak. Ook bespraken ze gezamenlijk een bepaalde casus, vaak aangeleverd door een van de cursusdeelnemers. Op die manier kwamen hiaten in het aanbod van verschillende organisaties aan het licht. Bovendien bleek dat de persoonlijke contacten die door de netwerkbijeenkomsten werden opgebouwd, behulpzaam waren bij het verwijzen van cursusdeelnemers in acute crisissituaties. De Haarlem-variant: springplank? Bij de groepen in Haarlem bleek dat de cursus voor de deelneemsters een enorme eyeopener was. Zij gaven unaniem aan ‘meer’ te willen. Meer cursus, meer voorlichting. Kan de cursus als ‘springplank’ functioneren voor het gaan deelnemen aan andere activiteiten, voor een hogere mate van maatschappelijke participatie? De twee pilotgroepen leverden onvoldoende gegevens op om deze vraag bevestigend te beantwoorden, maar het lijkt aannemelijk.
15
2
Organisatie van de cursus 2.1 Werving De cursus is gericht op alle vrouwen die willen leren om hun grenzen beter te (h)erkennen, te voelen en te stellen. Het is mogelijk dat vrouwen hun gevoel voor grenzen zijn verloren of niet voldoende hebben kunnen ontwikkelen door ervaringen met agressie of geweld (thuis, op straat of op het werk, nu of vroeger). Maar er kunnen ook andere oorzaken zijn voor onvoldoende weerbaarheid. Het is niet wenselijk dat alle vrouwen in de groep (recente) ervaringen met (ernstig) huiselijk geweld hebben. Een te eenzijdige samenstelling van de groep werkt zowel voor de deelnemers als voor de docent en maatschappelijk werker ongunstig. Bij de werving en de inschrijving moet hiermee rekening worden gehouden. Dat wil zeggen dat het belangrijk is om bij de werving voor de cursus te focussen op weerbaarheid en grenzenproblematiek in het algemeen, en niet louter op geweldservaringen, ook als je vrouwen met geweldservaringen wel expliciet wilt bereiken. De gemeenschappelijke noemer is de interesse in en behoefte aan het ontwikkelen van weerbaarheid. De werving moet zich dus op een brede doelgroep richten. Er wordt gewerkt met een open inschrijving. Er zijn goede ervaringen met de combinatie van een algemene folder en een informatiebrief voor eventuele verwijzers, waarin het doel en de doelgroep van de cursus breed worden geformuleerd. Ook het geven van proeftrainingen in bestaande (praat)groepen is een effectieve wervingsmethode. Daarnaast levert mond-tot-mondreclame eveneens veel deelnemers op.
Folder In de folder moet de inhoud van de cursus duidelijk omschreven worden. Daarbij moet geen eenzijdige link gelegd worden naar huiselijk geweld. Dit is ook van belang in verband met ‘roddel’ in het buurtcentrum of onder buurtbewoners. De visuele vormgeving moet zodanig zijn dat alle vrouwen zich erdoor aangesproken kunnen voelen. De plaatjes en eventuele foto’s in de folder moeten nadrukkelijk alle vrouwen aanspreken. Het is niet handig om alleen plaatjes of foto’s van bijvoorbeeld blonde vrouwen in een vechthouding op te nemen, net zomin als het slim is om alleen afbeeldingen van vrouwen met hoofddoeken te gebruiken. Door een folder te maken met een algemene tekst en daarin een inlegvel te doen met de wisselende praktische gegevens, kunnen folders voor meerdere cursussen gebruikt worden. Zie voor een voorbeeldfolder bijlage 2.
Informatiebrief aan verwijzers Een deel van de doelgroep wordt het beste bereikt als voor de werving ook vrijwilligers en beroepskrachten worden ingeschakeld die in aanraking komen met vrouwen die mogelijk belangstelling hebben voor deze cursus. Dat wil zeggen dat er folders met een informatiebrief moeten worden gestuurd aan alle buurtgebonden organisaties en vertegenwoordigers van stedelijke organisaties die in een bepaalde buurt werkzaam zijn. Dat zijn niet alleen organisaties die gericht zijn op het werken met slachtoffers van geweld (advies- en steunpunten huiselijk geweld, politie, maatschappelijk werk, slachtofferhulp etc.), maar ook overige organisaties die met vrouwen werken.
Persoonlijke netwerkcontacten De ervaring leert dat persoonlijke contacten van de maatschappelijk werker misschien wel het effectiefst zijn om deelnemers te werven. Dat wil zeggen: collega’s bij alle onderdelen van de instelling voor maatschappelijk werk mailen en aanspreken, maar ook met sociaalcultureel werkers en andere sleutelfiguren in de wijk over de cursus praten. Het participeren in bijvoorbeeld een wijkgebonden werkgroep op het gebied van huiselijk geweld, waarin ook politie, de vrouwenopvang, de geestelijke gezondheidszorg, welzijnzwerk, slachtofferhulp en vrijwilligersorganisaties zijn vertegenwoordigd, is natuurlijk enorm effectief als het om werving gaat.
16
De Haarlem-variant: nog intensiever werven Vrouwen die het Nederlands niet (goed) machtig zijn en weinig deelnemen aan het maatschappelijk leven, worden moeizaam bereikt met de reguliere werving voor een weerbaarheidscursus (verspreiding van folder/flyer, informatiebrief voor verwijzers en persoonlijke contacten van de maatschappelijk werker). Om hen te werven, is een extra inspanning noodzakelijk. Hieronder volgt een kort overzicht van de aanpak die is gevolgd bij de cursussen in Haarlem en de lering die daaruit te trekken valt. In de handleiding Moeilijk bereikbaar? Welnee! Over het werven van mensen uit zogenaamd moeilijke doelgroepen, geschreven door projectleider Rénie van der Putte en te downloaden van www.acbkenniscentrum.nl, wordt deze wervingsmethode uitgebreid beschreven. Indirecte werving door ‘medewervers’ Allochtone vrouwen die het Nederlands slecht beheersen, hebben meestal ook een geringe maatschappelijke participatie. Ze verkeren voornamelijk in de huiselijke kring. Bij hoge uitzondering zijn ze te vinden bij activiteiten die georganiseerd worden door allochtone vrijwilligersorganisaties of religieuze instanties. Maar meestal zijn ze alleen buitenshuis voor het doen van inkopen, het brengen/halen van hun kinderen naar de basisschool, bezoek aan familieleden of een consult bij de huisarts. Ze maken nauwelijks gebruik van communicatiemiddelen zoals internet, e-mail en geschreven media en krijgen hun informatie doorgaans alleen via de (buitenlandse) televisie en via familieleden en kennissen. Voor professionele organisaties en instellingen zijn ze daardoor onbereikbaar. Om in contact te komen met deze vrouwen is een mondelinge en persoonlijke werving de enige optie. Dat betekent indirect contact leggen, via mensen die hen kennen en waarin de vrouwen vertrouwen stellen. Vaak zijn dat mensen uit dezelfde culturele of etnische groep, die dezelfde moedertaal spreken. Het is zaak deze mensen in te zetten als ‘medewerver’. Denk daarbij aan actieve personen bij allochtone vrijwilligersorganisaties en religieuze instellingen, aan contactvrouwen in de wijk en buurthuizen en aan medewerkers en vrijwilligers van gezondheidscentra, consultatiebureaus, basisscholen en WMO-loketten. Een actief netwerk in deze organisaties is noodzakelijk bij het vinden van ‘medewervers’. Werving van de ‘medewervers’ Persoonlijke contacten aangaan met ‘medewervers’ is belangrijk om commitment te krijgen en draagvlak te creëren, maar ook om goede en juiste informatie over de doelstelling en inhoud van de cursus te verspreiden. Eigenlijk zouden alle ‘medewervers’ zelf ervaring met een cursus weerbaarheid moeten hebben, om uit eerste hand informatie te kunnen geven. Medewervers op de hoogte brengen door een korte workshop door de docent weerbaarheid is ook een goed idee, omdat iets zelf doen en ervaren beter is dan erover horen. Bij de cursussen in Haarlem bleken de twee (allochtone) vrouwen die later ook als tolk in de cursus participeerden overigens erg effectieve medewervers. Zij vertelden vrouwen uit hun netwerk over hun eigen ervaring met de cursus weerbaarheid die zij hadden gedaan als voorbereiding op hun tolkfunctie. Bedenk wel dat wanneer de tolk te nauwe banden heeft met een of meer deelnemers, haar aanwezigheid tijdens de cursus zelf benauwend kan werken. Instrueer tolken dus om niet te ‘dichtbij’ te werven. Kennismakingsgesprekken Het is een goede optie wanneer medewervers met vrouwen die belangstelling hebben voor de cursus een persoonlijk gesprek voeren, thuis of elders (op school, na afloop van een talencursus of in een moeder- en kindcentrum bijvoorbeeld). Hierin kunnen zij hun over de cursus vertellen, de flyer overhandigen en de vrouwen vragen of zij nog anderen kennen die mee willen doen. Soms zijn er meerdere ontmoetingen nodig om vrouwen over de drempel heen te krijgen. Deelname aan de cursus is een spannende eerste stap op weg naar participatie aan de bredere samenleving en daarbij is ondersteuning, om te beginnen in de vorm van vertrouwen, hard nodig. Een andere
17
optie is om de maatschappelijk werker een kennismakingsgesprek te laten voeren (en dan als de vrouw aangeeft te willen deelnemen ook een intakegesprek, zie de volgende paragraaf). Openbare kennismakingstraining In Haarlem heeft een aantal deelnemers andere bekenden (buurvrouwen, vriendinnen etc.) meegevraagd. Deze werkwijze is vruchtbaar als voorafgaand aan de definitieve inschrijving en start van de cursus een ‘voorlichtings- en kennismakingstraining’ wordt georganiseerd, waarin algemene informatie over de cursus wordt gegeven. Hiermee kan worden voorkomen dat vrouwen gaan deelnemen omdat het ze ‘wel gezellig’ lijkt, zonder zich te realiseren wat de inhoud van de cursus is en zonder kennis te hebben gemaakt met de docent en de maatschappelijk werker in groepsverband. Voordeel is ook dat de medewervers naar deze bijeenkomst mee kunnen gaan om de drempel van het eerste contact zo laag mogelijk te houden en een geleidelijke overgang te maken tussen het gesprek met de medewerver en het meedoen aan deze gevoelig liggende activiteit buitenshuis. Na deze kennismakingstraining kan de maatschappelijk werker met alle vrouwen die zich willen inschrijven een intakegesprek plannen. Flyer Voor de medewervers en de deelnemers is het handig om de informatie ‘tweetalig’ op papier te hebben. Ook bleken de deelnemers in Haarlem graag een flyer in de eigen taal te hebben, om thuis door te kunnen lezen of te laten voorlezen. De tekst kan ook belangrijk zijn voor mannelijke familieleden. Sommige vrouwen hebben toestemming nodig om buitenhuis aan activiteiten deel te nemen. Voor de mannen in het gezin kan het positief werken als ze informatie hebben over het onderwerp en daarbij ook de naam en contactgegevens van de organisator. Omdat het mogelijk is dat mannen bezwaar maken tegen deelname van hun vrouwelijke familieleden aan een weerbaarheidscursus, is het verstandig om een beetje vaag te blijven over de inhoud, of om bepaalde onderdelen die ook voordeel aan de mannen bieden te benadrukken. Bijvoorbeeld een betere gezondheid en conditie van de vrouw. De flyer moet in elk geval worden opgesteld in eenvoudige taal met korte zinnen. Naast de inhoud van de cursus en wat vrouwen kunnen leren bevat de tekst ook praktische gegevens: wanneer (dag, data, tijd, startdatum), waar (adres, locatie, route, telefoonnummer) en bij wie aanmelden (naam organisatie, naam contactpersoon, telefoonnummer). Belangrijk zijn natuurlijk ook de kosten en de mogelijkheid van kinderoppas en de kosten daarvan. Tijdsinvestering De werving van de ‘moeilijk bereikbare’ vrouwen is een intensieve bezigheid: de vrouwen moeten individueel worden benaderd en er zijn in de meeste gevallen meerdere contactmomenten nodig om hun vertrouwen te winnen en ze zover te krijgen dat ze bereid en in staat zijn aan de weerbaarheidstraining deel te nemen en er vervolgens ook daadwerkelijk heen te gaan. In het gunstigste geval doet één op de drie benaderde vrouwen mee. De werving vraagt al met al veel tijd, minimaal 2 uur per persoon. De werving heeft daardoor een looptijd van enkele maanden.
2.2 Inschrijving Open inschrijving Vrouwen kunnen zich telefonisch aanmelden voor de cursus naar aanleiding van een folder of flyer die ze in bijvoorbeeld een buurtcentrum, bibliotheek, apotheek, gezondheidscentrum of ouder- en kindcentrum zagen liggen. Of ze werden op de cursus geattendeerd door een artikel in de buurtkrant of een item op de lokale radio. Ook kunnen ze op de cursus zijn gewezen door een verwijzer (maatschappelijk werker, huisarts, sociaal-cultureel werkers, geestelijke gezondheidszorg, politie, Slachtofferhulp, vrijwilligersorganisatie, buurthuis-
18
medewerkers, etc.). En tot slot is het mogelijk dat vrouwen via een verwijzer worden aangemeld, waarna de maatschappelijk werkende contact met hen opneemt. De cursus gaat van start als er genoeg aanmeldingen zijn. Is een cursus eenmaal begonnen, dan is insteken nog mogelijk tot en met de tweede bijeenkomst. Alleen in overleg met de deelnemers kan er eventueel nog iemand bij de derde bijeenkomst insteken.
Contra-indicaties voor deelname Er zijn enkele contra-indicaties voor deelname, die tijdens de telefonische aanmelding of een eventueel aanvullend intakegesprek gecheckt moeten worden. De groep is bedoeld voor vrouwen met een verstoord of slecht ontwikkeld gevoel voor grenzen en problemen met het stellen van grenzen aan zichzelf of anderen. Dat betekent dat sommige vrouwen grensoverschrijdend gedrag kunnen vertonen. Voorop staat dat zowel de docent weerbaarheid als de maatschappelijk werker gedrag van deelnemers moeten kunnen hanteren. Afhankelijk van hun capaciteiten zal de grens voor deelname meer of minder ruim zijn. Daarnaast leert de ervaring dat de volgende vrouwen beter niet in de cursusgroep kunnen worden opgenomen: - meerdere vrouwen uit één gezinssysteem (zussen, moeder en dochter) - meerdere vrouwen die een groep vormen op andere plaatsen (collega ‘s, therapiegroep). Voor de algemene cursus geldt dat niet genoeg Nederlands spreken om het gespreksgedeelte te kunnen volgen, ook een contra-indicatie is. Voor cursussen die specifiek gericht zijn op vrouwen met een andere moedertaal dan het Nederlands, zoals die in Haarlem zijn uitgevoerd, geldt dit vanzelfsprekend niet. Overigens kan ook daar de taalbeheersing een contra-indicatie zijn. Als de voertaal van de groep bijvoorbeeld Arabisch is, kan het een contra-indicatie zijn als een vrouw alleen een dialect spreekt, en het standaard Arabisch niet beheerst. Het is daarom ook belangrijk om duidelijk de gehanteerde taal tijdens de cursus te vermelden. De Haarlem-variant: dat vrouwen elkaar kennen valt niet altijd te vermijden Dat vrouwen elkaar kennen voordat de cursus begint, zal bij groepen met een andere voertaal dan het Nederlands vaker voorkomen, gezien het feit dat zij deel uitmaken van een relatief kleine populatie. Voor deze groepen is het daarom niet zo reëel om ‘elkaar kennen’ als contra-indicatie te hanteren. Het deelnemen van vrouwen uit één gezinssysteem wordt wel ontraden. In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke consequenties deze andere groepssamenstelling heeft voor de opzet van de cursus.
Telefonische aanmelding In de folder staat dat vrouwen zich telefonisch kunnen aanmelden bij de maatschappelijk werker van de groep. Bedenk goed dat het moed vraagt voor vrouwen om te bellen. Vaak vinden vrouwen het heel eng om zich op te geven. Wees dus duidelijk maar uitnodigend. Vertel bij dit eerste telefonische contact in algemene termen waar de cursus over gaat. De vrouwen die mee willen doen vertellen meestal zelf waarom ze mee willen doen. Probeer tijdens het gesprek (telefonisch of persoonlijk) te inventariseren en benoemen wat de hulpvragen zijn. Soms is het nodig vrouwen door te verwijzen omdat zij eerst andere hulpverlening nodig hebben. Als iemand niets wil vertellen kan het ook in de cursus zelf. Om risicofactoren voor afhaken (voor of na de eerste bijeenkomst) in kaart te brengen, vraagt de maatschappelijk werker aan de telefoon (of in een eerste gesprek) het volgende: • Contactgegevens om de vrouw te kunnen bereiken (minimaal een telefoonnummer, liefst ook een postadres). • Zijn plaats, data, tijdstip en inhoud van de cursus bekend? Als vrouwen inhoudelijke vragen hebben over de inhoud van de weerbaarheidstraining, kan de maatschappelijk werker afspreken dat ze door de weerbaarheidsdocent worden teruggebeld. • Zijn er redenen waarom de vrouw eventueel niet (meer) kan komen (gebrek aan oppas, nieuwe baan in het vooruitzicht, geen geld voor vervoer, therapie, verhuizing, geweld, etc.)?
19
Het is het handigst indien de maatschappelijk werker bereikbaar is via een persoonlijk telefoonnummer met antwoordapparaat of voicemail, waarop aangegeven wordt wanneer zij bereikbaar is indien ze niet opneemt. Als een maatschappelijk werker alleen telefonisch bereikbaar is via een algemeen nummer of de receptie, is het noodzakelijk om deze medewerkers in te lichten over de cursus. Belangrijk is dat de receptie een tijdstip kan noemen waarop de maatschappelijk werker kan worden bereikt. Er kan gevraagd worden naar een telefoonnummer om terug te bellen, maar vrouwen zullen dit soms niet kunnen geven (omdat het niet veilig is om thuis gebeld te worden of omdat ze geen mobiel nummer hebben).
Intakegesprek Als de maatschappelijk werker tijdens het eerste telefonische contact twijfelt of het aanbod (momenteel) misschien te zwaar is of niet bij de vrouw past, stelt ze een face-to-facegesprek voor. Tijdens dit intakegesprek geeft ze meer uitleg over de inhoud van de cursus. Ook kan gesproken worden over de vragen en de behoeften van de vrouw, haar netwerk en haar ervaring en contacten met hulpverlening. Dit om langs elkaar heen werken van verschillende hulpverleners te voorkomen en om in het begin van de cursus al een beeld van de vrouw te hebben. De Haarlem-variant: altijd een intakegesprek Met vrouwen die zich daadwerkelijk aanmelden voor een cursus speciaal voor allochtone vrouwen, wordt standaard een intakegesprek gevoerd. Hierin gaat het erom te checken of de vragen, wensen en verwachtingen van de vrouw overeenkomen met wat de cursus biedt, of de inhoud van de cursus duidelijk is en of er contra-indicaties voor deelname zijn. Daarnaast is het van belang om te onderzoeken of aan de kant van de vrouw belemmeringen voor deelname zijn. Denk hierbij aan de zorg voor (zieke) familieleden en kleine kinderen, aan medische problemen zoals een al geplande operatie in de cursustijd, aan het brengen en ophalen van schoolgaande kinderen of aan eventuele bezwaren van – doorgaans mannelijke – familieleden tegen deelname. Bespreek de mogelijkheden om een belemmering of bezwaar uit de weg te ruimen. Omdat het expliciet de bedoeling is dat de deelnemers zo vaak mogelijk aanwezig zijn, is het daarnaast van belang samen met de belangstellende te bekijken of deelname echt haalbaar is. Neem dus samen de planning van de cursus door. Vertel verder waar de cursus gegeven wordt en check ook of de potentiële deelnemer weet waar dit is en in staat is om daar zelfstandig naartoe te komen. Is of lijkt dit niet zo te zijn, bespreek dan de mogelijkheden voor hulp, in ieder geval voor de eerste bijeenkomst. Biedt de mogelijkheid om naar de eerste bijeenkomst te komen en daarna te beslissen over verdere deelname. Mochten er kosten verbonden zijn aan de activiteit, neem dan met de potentiële deelnemer door of ze in staat is het vereiste bedrag te betalen. Bespreek ten slotte wat de verwachtingen en eisen zijn die aan de deelnemers gesteld worden. Denk hier bij aan: op tijd komen, aanwezig zijn, afbellen bij onverwachte verhindering, etc. Zorg dat er een (mobiel) telefoonnummer is waar deelnemers direct contact kunnen krijgen met de maatschappelijk werker. Het lijkt zinvol om ook met de potentiële deelnemer door te nemen hoe zij denkt over het bespreken van persoonlijke zaken in de groep. Belangrijk is om daarbij direct ruimte te geven aan vrouwen die daar geen goed gevoel bij hebben. Tot slot: mocht je om een of andere reden tot de conclusie komen dat het niet reëel of haalbaar is om de belangstellende te plaatsen voor de activiteit, stel diegene daar dan persoonlijk van op de hoogte. Verwijs of begeleid haar zo mogelijk naar een andere activiteit of een andere organisatie. Laat haar niet zonder meer los; het is zonde om eenmaal getoonde belangstelling voor een activiteit buitenshuis te laten wegsterven. Wie voert het intakegesprek? Het is noodzakelijk dat de maatschappelijk werker de intakegesprekken voert, zo
20
blijkt uit de ervaringen in Haarlem. Niet alleen verkrijgt de maatschappelijk werker door het voeren van de intakegesprekken informatie die noodzakelijk is voor het begeleiden van het groepsproces. Ook zijn de gesprekken goed voor het kweken van een vertrouwensband. Als een medewerver al één of meer individuele gesprekken heeft gevoerd om een deelnemer te stimuleren mee te doen, kan de maatschappelijk werker het bij één ‘kennismakings- en intakegesprek’ laten. Maar soms ook zal de maatschappelijk werker meerdere gesprekken moeten voeren om vertrouwen te winnen en duidelijk te krijgen of de cursus iets voor de vrouw is. Het prettigst is het als de maatschappelijk werker de taal van de toekomstige deelnemers spreekt. Is dat niet het geval, dan is het raadzaam om gebruik te maken van een (telefonische) tolk. Voor alle gesprekken is het belangrijk dat men elkaar goed begrijpt. Daarbij is niet alleen de voertaal van belang, maar ook de manier waarop het gesprek gevoerd wordt.
2.3 Groepsgrootte Het is zinnig om de eerste bijeenkomst van de cursus te beginnen met een relatief grote groep. Deze eerste keer fungeert als een gratis kennismakingsbijeenkomst. Er komen meestal meer vrouwen dan er uiteindelijk aan de cursus mee gaan doen. De ervaring leert dat bij een inschrijving van 14 vrouwen, er 7 tot 11 daadwerkelijk gaan deelnemen. Omdat de groep in principe uit niet minder dan 8 vrouwen moet bestaan, bedraagt het aantal vrouwen dat aan de eerste bijeenkomst mee kan doen ongeveer 14 tot 16. In de loop van de cursus vallen er altijd vrouwen af. Vaak stoppen vrouwen in het begin van de cursus, om diverse redenen: - De cursus is te confronterend. Soms is het te vroeg voor deze cursus en kan de deelnemer nog geen vertrouwen geven aan de groep of de groepsleiding. Soms geven vrouwen gewoonweg snel op, of durven ze niet te zeggen wat ze moeilijk vinden in de cursus en vinden ze weggaan makkelijker. - Werk en/of scholing heeft prioriteit. - Rouwverwerking of zorg na ziekte, scheiding of sterfgeval in nabije omgeving heeft prioriteit. - Kinderopvang is nog niet goed geregeld. Zeker bij vrouwen niet gewend zijn om aan een groep deel te nemen, is het belangrijk om te checken wat de reden is als iemand niet aanwezig is. Dergelijke persoonlijke contacten nemen veel tijd in beslag, zeker de eerste weken, maar zijn wel heel belangrijk. Daarnaast wisselt de deelname ook per bijeenkomst. Dit hangt samen met de problematiek van de deelnemers. Een regelmatige deelname is soms moeilijk voor hen. Deelnemers zijn vaak wisselvallig in het maken van keuzen en/of kampen met logistieke en financiële belemmeringen voor deelname. De docent en de maatschappelijk werker sluiten door middel van groepsgesprekken en oefeningen aan op dergelijke problemen, zodat deze een onderdeel van het programma worden. De Haarlem-variant: kleinere groepen Als er in een groep vertaald moet worden omdat de maatschappelijk werker Nederlandstalig is, is de maximale groepsgrootte 10. Bij een grotere groep is er te weinig ruimte en tijd om iedereen tijdens het groepsgesprek aan bod te laten komen. Een nog kleinere groep (bijvoorbeeld 6 deelnemers) verhoogt de kwaliteit, maar is ook wel kwetsbaar: afwezigheid van enkele deelnemers heeft dan een onevenredig groot effect.
21
2.4 Cursusduur, frequentie en tijdstip van de bijeenkomsten De cursus duurt in principe twaalf weken. De bijeenkomsten zijn wekelijks, dus een gemiddelde cursus duurt drie maanden. Die twaalf bijeenkomsten en die drie maanden zijn vaak ook nodig om het vertrouwen te laten groeien in de groep en tussen de maatschappelijk werker en de deelnemers. Deelnemers hebben daarnaast tijd nodig om oefeningen te laten beklijven en om stappen te zetten om in het eigen leven dingen te veranderen. In sommige seizoenen zal het in verband met vakanties nodig zijn om de duur te beperken tot acht à tien bijeenkomsten. Tijdens de schoolvakanties en meestal ook de ramadan zijn er geen lessen. De ervaring leert dat het belangrijk is om steeds aansluitende cursussen te organiseren (bijvoorbeeld standaard elk halfjaar één), omdat sommige vrouwen meer dan één cursus nodig hebben. Met name vrouwen met ernstige geweldservaringen kunnen behoefte hebben aan meerdere cursussen na elkaar. Je ziet dan dat vrouwen meer winnen aan zelfvertrouwen, het grenzen stellen nog beter onder de knie krijgen, beter met hun emoties leren omgaan, minder terugvallen op soms levenslang bestaande patronen waarin ze juist vastliepen, en een andere rol in de groep kunnen vervullen. Regelmatig komt het ook voor dat vrouwen de eerste cursus af en toe komen of alleen bij het praatdeel. Dit doen ze bijvoorbeeld om te zien of de begeleiding er voor ze is en/of te vertrouwen valt alvorens ze hun leven zo gaan organiseren dat ze daadwerkelijk tijd vrij hebben voor een cursus. De beste cursustijd is op maandag-, dinsdag-, woensdag- of donderdagochtend, bijvoorbeeld van van 9.15 tot 11.45 uur. Op die manier kunnen vrouwen met schoolgaande kinderen hun kinderen zelf naar school brengen en desgewenst ook tussen de middag ophalen. Bovendien geldt bij een ochtendcursus dat hulpverlenende instanties na de bijeenkomst bereikbaar zijn. Dit is handig wanneer er bij acute probleemsituaties snel een gesprek tussen een deelnemer en bijvoorbeeld een buurtregisseur of hulpverlener gepland moet worden. De Haarlem-variant: meer bijeenkomsten De twaalf bijeenkomsten bleken in Haarlem eigenlijk te krap. Door de inzet van een tolk was tijdens de training meer tijd nodig bij het geven van uitleg en bij de uitwisseling van ervaringen, waardoor het niet lukte om het volledige programma uit te voeren. Ook bleek de lengte van de cursus niet genoeg om voldoende onderling vertrouwen op te bouwen en om de diepte in te komen. Indien mogelijk is het aan te raden om te werken met één tot drie openbare kennismakingstrainingen voorafgaand aan de twaalf reguliere bijeenkomsten. Tijdens de kennismakingsbijeenkomsten kunnen deelnemers instromen, of gemakkelijker besluiten toch niet mee te doen. Deze bijeenkomsten kunnen ook gebruikt worden door de maatschappelijk werker om direct aansluitend intakegesprekken te houden.
2.5 Profiel docent weerbaarheid De docent weerbaarheid heeft de verantwoordelijkheid over de inhoud en uitvoering van de weerbaarheidstraining. Daarnaast levert de docent tijdens het gespreksgedeelte een aandeel in de gespreksvoering. Voor een goede uitvoering van Sterk moet de docent aan het volgende profiel voldoen: 1. Afgestudeerd zijn aan een erkende opleiding tot docent weerbaarheid. Heden ten dage wordt de erkende opleiding tot docent weerbaarheid verzorgd door Movisie (zie www.movisie.nl en www.weerbaarheid.nu). Maar ook eerdere opleidingen bij De Bergstroom, Kenau, Landelijk Steunpunt Zelfverdediging, LSZ, Bres, NISB en TransAct betreffen erkende opleidingen. Professionele docenten zijn over het algemeen ook aangesloten bij de beroepsvereniging BWZ (www.bwz.nu).
22
2. Van het vrouwelijk geslacht zijn. Gezien de sekse van deelnemers en de aard van de cursus is een vrouwelijke docent het meest op haar plaats. 3. Kennis van en ervaring hebben met het geven van weerbaarheidstraining. De weerbaarheidstraining zoals beschreven in deze methodiek is vooral geschikt voor meer ervaren docenten. 4. Inzicht in de problematiek van deze doelgroep hebben. De docent moet geschoold zijn in het omgaan met deelnemers die ervaring hebben met diverse vormen van geweld. De docent moet in staat zijn om professioneel om te gaan met de soms heftige verhalen van deelnemers. In contact met zichzelf moet zij direct kunnen reageren op de behoeften die schuilgaan achter het gedrag en de verhalen van deelnemers. Het is nodig dat zij de mechanismen in het gedrag van deelnemers ziet en begrijpt (en liefst ook direct kan benoemen waar nodig). Dit betreft bijvoorbeeld slachtoffergedrag dat veel deelnemers vertonen. Ook kennis van en ervaring met het voeren van groepsgesprekken en individuele gesprekken is vereist. 5. Ervaring hebben met groepsbegeleiding. De docent moet inzicht hebben in groepsdynamica en in staat zijn om groepsprocessen te sturen. 6. Beschikken over samenwerkingsvaardigheden. In het praatgedeelte van de bijeenkomsten moeten de weerbaarheidsdocent en de maatschappelijk werker effectief en soepel met elkaar kunnen samenwerken. De Haarlem-variant: kennis van culturele verschillen Tijdens de weerbaarheidstrainingen wordt gewerkt aan manieren waarop deelnemers zichzelf kunnen verdedigen tegen grensoverschrijdingen. Met ‘emoties hanteren’ en ‘situatie inschatten’ kunnen zij controle nemen en de juiste strategie kiezen. Die juiste strategie verschilt per situatie: ontwijken (de machtsstrijd uit de weg gaan), deëscaleren (kwaadheid uit de situatie halen) of confronteren (duidelijke woorden gebruiken en een zelfverzekerde uitstraling/lichaamstaal tonen). Het kunnen leren en het willen/durven toepassen van al deze vaardigheden - en in het bijzonder het toepassen van confrontatie als beproefde strategie – hebben beide een culturele component. Een voorbeeld: luid en duidelijk ‘nee’ kunnen zeggen is in Nederland een algemeen geaccepteerde, en zelfs gewaardeerde vaardigheid. In de Turkse of Marokkaanse cultuur zijn ‘gehoorzaamheid’ en ‘volgzaamheid’ veel grotere deugden – zeker voor vrouwen. De confrontatiestrategie zal bij hen dus – zeker in eerste instantie – overkomen als een onbekende en misschien ook onwenselijke manier van reageren. (Dat wil overigens niet zeggen dat zij deze en andere ‘onbekende’ strategieën niet willen of kunnen leren. Het enthousiasme in de groepen in Haarlem was bijzonder groot, en de deelnemers wilden unaniem verder gaan met de cursus!) Werken met vrouwen van diverse culturen vraagt van de docent gedegen kennis van en oog voor de verschillende aspecten en uitingsvormen van de culturele achtergrond van de deelnemers. Het vraagt geduld, een positieve en waarderende instelling en het vermogen om stappen terug te doen in programma en tempo. De docent moet ook haar taalgebruik aanpassen: geen moeilijke woorden gebruiken, opletten of de vrouwen het begrijpen en henzelf laten herhalen wat is verteld. Opleiden van allochtone vrouwen tot docent weerbaarheid Vanuit het idee dat een gedeelde culturele achtergrond de synergie en het vertrouwen tussen docenten en cursisten kan vergroten, is in het kader van het project ‘Vrouwen worden weerbaar’ geïnvesteerd in de opleiding van allochtone vrouwen tot docent weerbaarheid. In samenwerking met andere organisaties zoals Profor, Primo, Sportservice Noord-Holland, Sportacademies en diverse sportscholen hebben ACB Kenniscentrum en Blijf Groep 19 allochtone vrouwen geworven die belangstelling hadden voor de 18-daagse landelijk erkende opleiding tot ‘docent weerbaarheid’ bij Movisie. Vier van hen werden daadwerkelijk geselecteerd voor de opleiding, twee van hen
23
hebben in juni 2009 hun examen behaald en een derde hoopt dat in 2010 te halen. Zij kunnen als gediplomeerd docent overal worden ingezet voor weerbaarheidstrainingen. Daarnaast zijn er ook twaalf vrouwen opgeleid tot activiteitenbegeleider weerbaarheid. Het betreft vrouwen die (nog) niet in aanmerking kwamen voor de opleiding tot docent, maar na een korte training wel als activiteitenbegeleider binnen hun eigen organisaties aan de slag kunnen met voorlichting over weerbaarheid, bijvoorbeeld tijdens voorlichtingsbijeenkomsten over huiselijk geweld. Zo mogelijk dienen deze werkzaamheden als opstap naar deelname aan de beroepsopleiding tot docent weerbaarheid. Twee van deze activiteitenbegeleiders zijn als assistent/vertaler ingezet voor de cursussen die in Haarlem zijn gegeven.
2.6 Profiel maatschappelijk werker De maatschappelijk werker heeft verantwoordelijkheden op het gebied van werving en aanmelding, registratie en beheer van adresgegevens van deelnemers, begeleiding van de deelnemers tijdens het gespreksgedeelte en de nazorg. De maatschappelijk werker moet derhalve aan het volgende profiel voldoen: 1. Een afgeronde opleiding maatschappelijk werk hebben. Een opleiding maatschappelijk werk is noodzakelijk, omdat de begeleidster daarmee vaardigheid heeft in het voeren van individuele gesprekken én groepsgesprekken. 2. Beschikken over ruime ervaring met groepsbegeleiding. De maatschappelijk werker moet een gedegen inzicht hebben in groepsdynamica en goed in staat zijn om groepsprocessen te sturen. Het is van groot belang dat zij in dit opzicht een ervaren professional is. Het leiden van het groepsgesprek vraagt van de maatschappelijk werker dat zij in staat is om doortastend op te treden als de vrouwen verzanden in onderwerpen die niet zozeer met weerbaarheid te maken hebben. Ze moet kunnen en durven ingrijpen als deelnemers niet respectvol naar elkaar zijn, maar ook doorvragen als iemand iets probeert te vertellen dat waardevol is. Uit persoonlijke verhalen kan zij aspecten destilleren die ook voor andere vrouwen belangrijk kunnen zijn. Ze moet het gesprek steeds kunnen sturen naar de kern en in staat zijn om verhalen van deelnemers in weerbaarheidstermen te duiden. Tot slot moet zij goed om kunnen gaan met confrontaties. Wie dat zelf niet kan, zal ze ook uit de weg gaan in het groepsgesprek. 3. Inzicht hebben in en affiniteit met de doelgroep en de problematiek van geweld (huiselijk geweld, discriminatie etc.) en kennis hebben van de effecten van diverse vormen van geweld en onveiligheid. De maatschappelijk werker moet rondom de thema’s ‘omgaan met grenzen’, ‘gevolgen van geweld’ en ‘relatievorming’ zowel groepsgesprekken als individuele gesprekken kunnen voeren. Zij moet net als de docent in staat zijn om professioneel om te gaan met de soms heftige verhalen van deelnemers. In contact met zichzelf moet zij direct kunnen reageren op de behoeften die schuilgaan achter het gedrag en de verhalen van deelnemers. Het is nodig dat zij de mechanismen in het gedrag van deelnemers ziet en begrijpt (en liefst ook direct kan benoemen waar nodig). Dit betreft bijvoorbeeld slachtoffergedrag dat veel deelnemers vertonen. 4. Van het vrouwelijk geslacht zijn. Gezien de sekse van de deelnemers en de aard van de cursus is het voor de hand liggend om een vrouwelijke maatschappelijk werker als groepsbegeleidster in te zetten. 5. Beschikken over samenwerkingsvaardigheden. De maatschappelijk werker moet goed kunnen samenwerken, om zo een effectieve samenwerkingsrelatie en taakverdeling met de docent weerbaarheid tot stand te kunnen brengen. 6. Beschikbaar zijn vóór het gespreksgedeelte en na de cursus. De maatschappelijk werker moet makkelijk aanspreekbaar zijn voor deelnemers. Daarom is het van belang dat zij voor aanvang van het trainingsgedeelte aanwezig is, en dat zij beschikbaar is voor nazorg door de week (i.v.m. praktische hulp aan deelnemers, persoonlijke gesprekken en contacten met verwijzers).
24
7. Beschikken over organisatorische capaciteiten en improvisatietalent. De maatschappelijk werker moet om kunnen gaan met onverwachte situaties en bijvoorbeeld in staat zijn om op verzoek van de deelnemers op korte termijn een voorlichting te organiseren. 8. Bereid zijn tot het behartigen van de belangen van deelnemers. Daar waar deelnemers oplopen tegen bureaucratie en onwil bij andere organisaties, moet de maatschappelijk werker in staat en bereid zijn om bij te springen. 9. Beschikken over een adequaat (buurtgebonden) netwerk. 10. Een outreachende instelling hebben. Bereid zijn om deelnemers persoonlijk uit te nodigen voor de cursus, hen van te voren te bellen als reminder en achter deelnemers aan te bellen als ze niet komen. De Haarlem-variant: inzet van een tolk In Haarlem is gewerkt met een assistent/vertaler, die vertaalt tussen de docent en maatschappelijk werker aan de ene kant en de deelnemers aan de andere kant. Voor de assistent/vertaler gelden de volgende (professionele) eisen: - beide talen vloeiend beheersen; - bekend zijn met tolken (letterlijk vertalen, geen eigen inbreng, duidelijk zijn in afbakening spreektijd); - op de hoogte zijn van de inhoud van de cursus (liefst zelf een cursus gevolgd hebben); - affiniteit hebben met het onderwerp ‘weerbaarheid’ en ‘grenzen’; - bekend zijn met de termen die bij weerbaarheidstraining worden gebruikt (handig als de docent een woordenlijstje maakt). Daarnaast moet de tolk net als de docent en de maatschappelijk werker van het vrouwelijk geslacht zijn, en moet er een achterwacht geregeld zijn voor momenten waarop zij onverwacht afwezig is. Voorkeur: een maatschappelijk werker die de taal van de deelnemers beheerst De ervaringen in Haarlem leren dat de inzet van een tolk niet in alle opzichten goed werkte. Zo ligt het tempo door het vertalen veel lager, wat maakt dat er simpelweg minder geoefend en besproken kan worden. Ook creëert het met elkaar spreken via een tolk afstand, wat voor de opbouw van vertrouwen binnen een groep en vooral tussen deelnemers en begeleiders niet erg bevorderlijk is. Er gaat kortom tijd, informatie en slagkracht verloren als er met een tolk wordt gewerkt. Daarnaast is het fijn als kennis- en intakegesprekken in een taal gevoerd kunnen worden die beide gesprekspartners goed spreken. Idealiter zou daarom gewerkt moeten worden met een maatschappelijk werker én een docent die de moedertaal van de deelnemers zelf goed beheersen. Maar de prioriteit ligt bij een Turks- of Arabisch-talige maatschappelijk werker. Voor het trainingsgedeelte werkt een tolk minder belemmerend dan voor het groepsgesprek, omdat de training minder ‘talig’ is. Overigens geldt dat het ook belangrijk is dat de maatschappelijk werker de taal van de deelnemers in overdrachtelijke zin beheerst. Mocht het onvermijdelijk zijn om een Nederlandstalige maatschappelijk werker in te zetten, dan is het zaak dat deze affiniteit met de doelgroep heeft en ervaring met werken met vrouwen uit verschillende culturen (zie ook onder Haarlem-variant in de voorgaande paragraaf).
2.7 Samenwerking met politie en deskundigen De rol van buurtregisseur/ de politie Betrokkenheid van politiemedewerkers (concreet: de buurtregisseur) blijkt een grote meerwaarde aan de cursus te geven en ook voor de deelnemers van groot belang te zijn. Voor de politie zijn in principe drie belangrijke taken weggelegd, die hieronder kort staan beschreven. Het (laten) doorverwijzen van vrouwen naar de cursus.
25
- Alle vrouwen benaderen waarvan vermoed wordt dat zij belangstelling voor deze cursus zouden kunnen hebben (mondeling en/of via folders). - Deze cursus bekendmaken bij collega’s door folders te verspreiden en deze een prominente (publieke) plek te geven op het politiebureau. Het geven van een v raaggerichte groepsvoorlichting tijdens een van de bijeenkomsten. - Als de deelnemers hier prijs op stellen, kan de buurtregisseur in het gespreksgedeelte informatie komen geven over de manier waarop de politie omgaat met verschillende vormen van geweld, wat zij doet met meldingen en aangiften en waarom die belangrijk zijn om geweld te laten stoppen. Ook kan hij/zij vragen van deelnemers beantwoorden, die eventueel al tijdens een eerdere bijeenkomst zijn verzameld en aan hem/haar zijn doorgespeeld. De buurtregisseur kan verder vertellen op welke manier hij/zij heeft bijgedragen aan het stoppen van huiselijk geweld. Dit maakt het voor deelnemers makkelijker om indien nodig na de bijeenkomst of in de toekomst de hulp van de buurtregisseur in te schakelen. Voorbeelden van vragen aan de politie, verzameld onder deelnemers van een groep in Amsterdam Aangifte/melding 1. Tot hoelang na datum gebeurtenis kun je aangifte doen? 2. Hoe kun je aangifte doen? 3. Wat is het verschil tussen aangifte doen en een verklaring afleggen? 4. Je doet aangifte en de politie doet er niet veel aan. Wat dan? Dreiging/mishandeling; wat doet politie wel en niet 5. Wat kun je doen als je belaagd, lastiggevallen of gepest wordt, via internet (e-mail en MSN) en je mobiel (sms)? 6. Een buurvrouw wordt door een andere buurvrouw geterroriseerd. Wat kun je doen? 7. Hoe kan het, dat een dader die opgepakt is vanwege zware mishandeling, toch weer wordt vrijgelaten? In hetzelfde jaar heeft deze dader opnieuw een ander slachtoffer aangevallen en mishandeld. Hoe kan dit gebeuren, terwijl de dader een bekende is van de politie? Overlast 8. Wat kun je doen aan geluidsoverlast, stankoverlast, etc.? 9. Wat doe je als buren over je klagen terwijl er niets aan de hand is? Bejegening politie 10. Wat kun je doen bij een slechte manier van bejegening van de politieagent zelf bij aangifte doen? 11. Als de wijkagent niet terugbelt ondanks een belofte hieromtrent, met wie kun je dan contact opnemen?
Soms worden vrouwen door het contact met een politieman of –vrouw herinnerd aan nare en/of teleurstellende ervaringen met bijvoorbeeld een (ex-)partner en/of de politie. Het is daarom van belang om na het bezoek van de buurtregisseur nog tijd in te plannen voor een afrondend groepsgesprek, zodat vrouwen hun ervaringen nog even kunnen delen. Het voeren van individuele gesprekken met deelnemers De buurtregisseur kan in de groepsbijeenkomst aangeven dat hij/zij ook beschikbaar is voor individuele gesprekken en persoonlijke vragen op het gebied van geweld. Hij/zij moet deze mogelijkheid vrijblijvend bieden, zonder opdringerig te zijn. Vragen moeten anoniem en in een discrete omgeving (in een aparte ruimte van het buurthuis of elders) kunnen worden gesteld, in het gezelschap dat de vragenstelster nodig heeft. Wel is het van belang dat de buurtregisseur van te voren expliciet aangeeft waar de grens van anonimiteit
26
ophoudt. Bij ernstige delicten MOET de politie optreden, simpelweg omdat een politieambtenaar hiertoe verplicht is als hij/zij kennis heeft van een ernstig feit. Het is mogelijk om afspraken tussen de buurtregisseur en deelnemers te laten maken via de maatschappelijk werker. Een andere mogelijkheid is het opzetten van een openbaar spreekuur in het buurthuis.
Goede voorbereiding Om ervoor te zorgen dat de politie bovengenoemde drie activiteiten naar behoren kan vervullen, dient de maatschappelijk werker voor de start van de cursus concrete afspraken met de buurtregisseur (of een andere politiefunctionaris) te maken. Voor de politiemedewerker geldt dat het belangrijk is dat hij of zij: - op de hoogte is van de betekenis van geweldservaringen voor vrouwen en hiermee kan omgaan; - wil luisteren naar wat vrouwen vertellen over hun ervaringen met de politie en waaraan zij behoefte hebben; - actieve ondersteuning wil bieden in het zoeken naar de juiste hulpvraag; - op de hoogte is van de procedures bij rechtszaken en de ruimte die er is om invloed uit te oefenen op het rechtsproces, zoals een brief schrijven naar de Officier van Justitie (het boekje Op eigen kracht van het ministerie van Justitie is een goede infobron); - bekend is met het hulpverleningsnetwerk, i.v.m. doorverwijzing.
Uitnodigen van deskundigen Op verzoek van deelnemers kunnen ook andere professionals door de maatschappelijk werker worden uitgenodigd om vragen te beantwoorden die bij de deelnemers leven. Te denken valt aan een schuldhulpverlener, een sociaal raadsman of een buurtconciërge. De Haarlem–variant: aanwijzingen voor deskundigen Bij de inzet van een Nederlandstalige deskundige of politieman of -vrouw is het belangrijk om van te voren een aantal aanwijzingen mee te geven: gebruik heldere en bondige taal, praat langzaam en geef de tolk de ruimte om te vertalen.
2.8 Randvoorwaarden Toegankelijkheid Om de cursus toegankelijk te maken voor de beoogde doelgroep is het belangrijk dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn voor deelname. Een aantal voorwaarden op dit terrein: - De cursusprijs is laag en kan in termijnen betaald worden (gebrek aan financiën mag nooit een belemmering zijn tot deelname). - Zo mogelijk is er kinderopvang geregeld. - De planning is gebaseerd op schoolroosters/ werktijden/ religieuze verplichtingen etc. - De maatschappelijk werker werkt outreachtend, binnen de grenzen van het redelijke en mogelijke. Te denken valt aan diensten als: deelnemers vroeg uit bed bellen, zorgen voor begeleiding op straat als een vrouw fysiek ernstig bedreigd wordt, zorgen voor een financiële tegemoetkoming als dit een drempel is voor deelname.
Accommodatie Ook de accommodatie moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Het organiseren van de cursus in een voor de doelgroep drempelvrije ruimte, bijvoorbeeld een buurthuis, is noodzakelijk. De ruimten moeten privacy bieden en fysiek en mentaal veilig zijn. Voor de psycho-fysieke training is een ruime zaal nodig waarin veilig kan worden bewogen. Het is prettig als er ook een omkleedruimte is. Voor het groepsgesprek is een ruimte nodig met stoelen en tafels. Ook moet de ruimte ‘storingvrij’ zijn, dat wil zeggen dat er geen mensen zomaar zullen binnenlopen of naar binnen kunnen kijken en dat er niet veel lawaai van buiten doorklinkt. Tot slot is het prettig als het mogelijk is om in de zaal water en in de gespreksruimte thee en koffie te drinken.
27
De Haarlem-variant: een goed bereisbare locatie Naast basisvoorwaarden als een vaste en afgeschermde ruimte voor het groepsgesprek e.d., is het in de Haarlem-variant van belang dat de accommodatie bereisbaar is voor de doelgroep. Belangrijk is bovendien dat de accommodatie bekend is bij potentiële medewervers, omdat ze er werken of er regelmatig komen. In Haarlem werd voor een van de cursussen gekozen voor een locatie waarbij het niet lukte om medewervers te vinden. Daarom werd uitgeweken naar een locatie aan de andere kant van de stad: een school met een mooie gymzaal. Daar waren wel medewervers die veel deelnemers konden mobiliseren, en de accommodatie was bij de doelgroep goed bekend.
Samenwerking De cursus veronderstelt een samenwerking tussen meerdere organisaties, omdat het alleen door het samenvoegen van de deskundigheid en de mogelijkheden van de verschillende organisaties (welzijn, maatschappelijk werk en vrouwenopvang) mogelijk is de beoogde doelgroep te bereiken en de cursus aan te bieden. De samenwerkende organisaties leggen in een samenwerkingsovereenkomst (zie bijlage 1) de taken en verantwoordelijkheden vast. Ze omschrijven hierin: - de doelstelling van de samenwerking; - de verantwoordelijkheden en taken van de samenwerkingspartners t.a.v. de werving, de uitvoering en de randvoorwaarden; - de taken en veronderstelde competenties van docent en maatschappelijk werker; - de afspraken met politie; - de financiering; - de afspraken t.a.v. annulering, ziekte, personele veranderingen, evaluatie.
Ureninzet Ureninzet docent weerbaarheid: ± 55 uur per cursus 12 x 2,5 uur bijeenkomst (training 1,5 + groepsgesprek 1 uur) 12 x 0,5 uur voorbereiding inhoudelijk 12 x 0,5 uur verslag (evaluatieformulier) 12 x 0,25 uur praktische voorbereiding/afronding 12 x 0,25 uur (telefonisch) overleg met mw-er 3 x 1 uur overleg (voor, tijdens en na afloop cursus) Individuele gesprekken met deelnemers Onvoorzien
= 30 uur = 6 uur = 6 uur = 3 uur = 3 uur = 3 uur = 2 uur = 2 uur
Ureninzet maatschappelijk werker: ± 50 per cursus (excl. variabel 20 uur nazorg uit reguliere MW-middelen) Werving en aanmelding = 12 uur Kennismaking/intakegesprekken 16 x 0,5 uur = 8 uur 12 x 1 uur groepsgesprek = 12 uur Aanwezigheid eerste twee trainingen 2 x 1,5 uur = 3 uur 12 x 0,25 uur deelnemers opvang/doorverwijsgesprekken = 3 uur 12 x 0,25 uur (telefonische) afstemming met docent = 3 uur 3 x 1 uur uitgebreid overleg met docent (+leidinggevende) = 3 uur Registratie t.a.v. eindevaluatie = 2 uur Onvoorzien = 4 uur Variabel: nazorg deelnemers tijdens en na de cursus
= 20 uur
Vanuit de organisatie die de maatschappelijk werker levert zal er voldoende draagvlak voor het uitvoeren van deze cursus moeten zijn. De cursus is ‘werk op maat’. Dat vraagt om ruime kaders en flexibiliteit zeker wat betreft de inzet van maatschappelijk werker. Voorafgaand aan de cursus vraagt het werven van deelnemers veel tijd. Daarvoor is bijvoorbeeld een tijdelijk verminderde caseload noodzakelijk.
28
De Haarlem-variant: een dubbel aantal uren voor werving Zoals beschreven onder het kopje werving in paragraaf 2.1, kost de werving in de Haarlem-variant beduidend meer tijd. Medewervers zullen voor veel deelnemers kunnen zorgen, maar daarvoor is het nodig om eerst medewervers te vinden en te commiteren, en deze vervolgens te voorzien van de juiste informatie. Dit alles gaat aan de eigenlijke wervingsperiode vooraf. Vervolgens kost het ‘vinden en binden’ van de deelnemers, afhankelijk van het netwerk van de maatschappelijk werker en het aantal medewervers, zo’n twee tot drie uur per deelnemer. In totaal moet op minimaal 40 uur per groep gerekend worden voor de werving. Als de maatschappelijk werker de taal van de doelgroep niet spreekt en er in de cursus met tolken wordt gewerkt, is het een idee om een van de medewervers als contact- en aanmeldpersoon te vragen, eventueel tegen een kleine vergoeding. Als zij vrouwen enthousiast heeft gemaakt voor de cursus, kan de maatschappelijk werker daarna afspraken maken voor een kennismakings- en intakegesprek.
Globaal financieel plaatje Kosten Managementattentie 1 uur per week, 6 mnd Ondersteuning secretariaat voor maken en versturen folder Inzet docent 55 uur op freelance basis (tarief 2009: € 75,- p/u, exclusief 19% BTW en reiskosten) € Inzet maatschappelijk werker, 50 uur à € 70,- p/u € Foldermateriaal (druk- en verzendkosten) € Accommodatie/consumpties (zie afspraken in samenwerkovereenkomst) Materiaalkosten eerste cursus (aanschaf stootkussens) € Materiaalkosten regulier € Oppas (het is aan te raden dit te begroten) 12x 3 uur à € 15,- p/bijenkomst € Inkomsten Eigen bijdragen deelnemers (voor cursus en evt. voor oppaskosten)
p.m. p.m. 4125,- 3500,600,p.m. 500,50,180,-
p.m.
De Haarlem-variant: extra kosten voor werving en tolken Voor de werving moeten minimaal 40 uur begroot worden, 28 uur meer dan voor de ‘gewone’ cursus. Veel medewervers zullen zich vrijwillig of als deel van hun werktaken willen inspannen voor de werving. Eventueel moeten onkostenvergoedingen voor medewervers begroot worden. Gratis professionele telefonische of persoonlijke tolken via het Tolk en Vertaalcentrum Nederland kunnen worden besteld door organisaties voor vrouwenopvang en steunpunten huiselijk geweld. Organisaties voor maatschappelijk werk kunnen tegen betaling gebruik maken van het tolkencentrum. Aan de inzet van assistent/vertalers zoals in het Haarlemse project, zijn natuurlijk ook kosten verbonden, hoewel die niet heel hoog hoeven te zijn. De assistenten/tolken in Haarlem ontvingen een vrijwilligersbijdrage op basis van landelijk vastgestelde tarieven
29
3
Inhoud en uitvoering van de cursus 3.1 Globale inhoud van de cursus Centraal in de cursus staan het leren stellen van grenzen, het opheffen van het taboe op praten over geweld (inclusief grensoverschrijdend gedrag en mishandeling) en het geven van informatie over de effecten van geweld op allerlei aspecten van het leven. Ook het leren kijken naar en omgaan met de eigen ervaringen vormt een belangrijk onderdeel van de cursus. Er wordt allereerst aandacht besteed aan de voorwaarden om weerbaar te zijn: eigenwaarde, een positief zelfbeeld (zichzelf aardig leren vinden) en het vermogen om grenzen te kunnen (en willen) stellen. Daarnaast werken de deelnemers aan de volgende punten: - een beter zicht krijgen op situaties waarin hun grenzen worden overschreden en het leren inschatten van bedreigende situaties; - het realistisch inschatten van mogelijkheden en eigen beperkingen, kunnen uitgaan van eigen kracht; - het kunnen hanteren van emoties (angst/woede); - het kunnen bedenken en uitvoeren van efficiënte oplossingsstrategieën, al dan niet met behulp van anderen; - het maken van keuzes; - het oefenen met confrontaties op een veilige plek; - het vragen van hulp; - het opbouwen van een netwerk, zowel privé als op het gebied van hulpverlening (omdat vrouwen vaak niet alleen uit angst voor bijvoorbeeld bedreiging in een situatie vast blijven zitten, maar ook vanwege een gebrek aan iemand om op terug te vallen).
Maatwerk Door de open inschrijving kan de achtergrond van de deelnemers wat betreft ervaringen met geweld en grensoverschrijdingen sterk uiteenlopen. Omdat er uitgegaan wordt van de (leer)behoeften van de deelnemers, betekent dit dat de precieze, concrete inhoud van elke cursus verschillend zal zijn. Het is dus niet mogelijk om een gedetailleerd draaiboek van de inhoud per bijeenkomst te geven. Wel beschrijven we in dit hoofdstuk het globale verloop van bijeenkomsten en (de volgorde van) oefeningen en onderwerpen die aan bod kunnen komen.
Ieder haar verhaal Zoals gezegd is de cursus gericht op vrouwen met zeer uiteenlopende vragen of problemen. Het is zaak om bij het inhoud geven aan de bijeenkomsten, steeds in te spelen op alle verschillende verhalen die de revue passeren. Hier een aantal voorbeelden. • Een jonge vrouw is als kind verwaarloosd en is nu bang dat ze haar eigen kind niet goed kan opvoeden. Ze heeft een partner die in de gevangenis zit. • Een vrouw komt naar de cursus omdat ze wil leren praten. Ze heeft ervaring met mishandeling maar kan er niet over praten. Ook durft ze geen contacten aan te gaan. • Een vrouw is op straat beroofd en via slachtofferhulp doorverwezen. Ze wil zelfverdediging leren en een bevestiging dat ze het goede heeft gedaan. • Een vrouw heeft een psychotische ex-man en problemen rond de omgangsregeling van de kinderen. • Een vrouw is bang in huis sinds ze jaren geleden in haar eigen huis verkracht is.
30
• Een vrouw wordt lastiggevallen door haar ex en is bezig met een straatverbod. Ze is doorverwezen door het Steunpunt Huiselijk Geweld. • Een vrouw van 55 heeft haar hele leven voor haar moeder gezorgd. Nu wil ze een eigen leven gaan leiden, maar ze weet niet hoe dat moet. • Een vrouw is 23 jaar geleden uitgehuwelijkt aan een man die in Nederland woonde. Ze voelt zich verscheurd door een interne tweestrijd. Ze wil weg bij haar man, omdat die haar al die jaren heeft gedomineerd en vernederd en alles wat ze deed als slecht beoordeelde. Maar als ze weggaat bij haar man heeft ze geen familie meer, geen middelen van bestaan en vooral een probleem met haar geloof. • Een vrouw is heel dik en wil daar iets aan doen. Ze heeft jarenlang in een mishandelingrelatie verkeerd en kan moeilijk omgaan met haar woede. • Een vrouw met mishandelingervaring is verwezen door Maatschappelijk werk, omdat ze niet goed weet wat ze zelf kan doen om mishandeling te voorkomen. Ze aarzelt of de weerbaarheidscursus iets voor haar is. • Een jonge vrouw kan haar ex maar moeilijk loslaten, ondanks het feit dat hij verslaafd is en haar regelmatig mishandeld heeft. Ze heeft een conflict hierover met haar ouders. • Een vrouw is vroeger mishandeld door haar vader. Nu heeft ze problemen met mannen die op haar vader lijken. Dat wil zeggen dat ze ze opzoekt als partner en collega, maar vervolgens een heel ingewikkelde relatie met ze ontwikkelt. De Haarlem-variant: aanpassing van de inhoud De globale inhoud van de cursus verandert niet indien de voertaal van de groep verandert. Wel vergt het werken met een tolk aanpassingen als het gaat om structuur (die moet vaster liggen) en het tempo (rustig). Dit betekent dat niet alle onderwerpen op een even intensieve manier behandeld kunnen worden in dezelfde lestijd. Zoals eerder gezegd is het raadzaam om indien mogelijk meer bijeenkomsten te houden. Wat het trainingsgedeelte betreft, is het goed mogelijk dat je te maken krijgt met vrouwen die niet gewend zijn aan het doen van fysieke oefeningen, die weinig ‘lichaamsbesef’ hebben en zich niet bewust zijn van hun lichaamshouding. Op dit onderdeel zullen zij meer oefeningen nodig hebben.
3.2 Basisstructuur van de bijeenkomsten Elke bijeenkomst bestaat uit 1,5 uur weerbaarheidstraining, gegeven door de docent weerbaarheid, en 1 uur groepsgesprek onder leiding van de maatschappelijk werker. In het trainingsgedeelte wordt in algemene zin gesproken over grenzen, conflicten, eigen kracht etc. De docent traint de weerbaarheid van de deelnemers middels oefeningen, leer- en kringgesprekken en korte (schriftelijke) voorlichting. Vragen en reacties van deelnemers zijn van invloed op het programma, maar de docent gaat niet uitgebreid in op de persoonlijke situaties van alle deelnemers. De maatschappelijk werker is tijdens de eerste training aanwezig bij het kennismakingsgedeelte. Dit is goed voor de opbouw van het vertrouwen met de deelnemers en geeft haar een goed beeld van wat er in de groep zoal speelt. Indien mogelijk is het fijn als de maatschappelijk werker ook de gehele eerste en tweede bijeenkomst meedraait, waardoor zij een completer beeld krijgt van de deelnemers. Het is daarnaast prettig als de maatschappelijk werker voor elke bijeenkomst aanwezig is om vrouwen op te vangen en even met ze te kunnen praten. Ze kan als er vrouwen afwezig zijn dan ook meteen even achter ze aanbellen. In het aansluitende groepsgesprek van een uur draait het anders dan in het trainingsgedeelte juist wel om de persoonlijke situaties van alle deelnemers. Het betreft hier uitdruk-
31
kelijk géén ‘les’. Het gaat er hier niet om nieuwe ervaringen op te doen (bijvoorbeeld door oefeningen), maar om de opgedane ervaringen en kennis te integreren en te verbinden met het persoonlijke. De maatschappelijk werker vraagt de deelnemers naar de beleving van de weerbaarheidstraining. Het is niet nodig dat zij vooraf precies weet wat er is gedaan aan oefeningen (alhoewel zij natuurlijk wel een beeld moet hebben van de inhoud van de zaaltrainingen). De rol van de maatschappelijk werker is om de deelnemers te stimuleren hun eigen verhaal te vertellen. Ze houdt in de gaten hoe het met de vrouwen gaat, stimuleert ze om over hun eigen problemen en niet over die van anderen te praten, probeert te voorkomen dat ze afhaken omdat ze hun problemen niet naar buiten willen brengen en zorgt ervoor dat vrouwen elkaar niet versterken in negatief gedrag. Het werkt goed als de maatschappelijk werker aangrijpt wat er in de groep speelt, bijvoorbeeld jaloezie, irritaties of conflicten tussen de deelnemers, omdat dit goede oefenstof biedt voor het praten over gevoelens en grenzen. Afhankelijk van de vragen die in de groep leven kan de maatschappelijk werker ook besluiten om bepaalde deskundigen uit te nodigen om iets te komen vertellen. De docent weerbaarheid is bij het groepsgesprek aanwezig als actieve ondersteuner. Zij kan input geven vanuit het trainingsgedeelte, maar ook een rol vervullen als ‘secondant’ als er een conflict ontstaat tussen twee deelnemers. De docent en de maatschappelijk werker kunnen dan elk een deelnemer steunen. De Haarlem-variant: geleidelijke overdracht In de ideale situatie voert degene die de groep begeleidt, de maatschappelijk werker, ook de kennismakings- en intakegesprekken met de vrouwen. Wanneer dit niet het geval is, is het fijn als de eerste contactpersoon (vaak een van de medewervers) de vrouwen bij aanvang van de cursus begeleidt, simpelweg door aanwezig te zijn bij de eerste bijeenkomst(en). De deelnemers zien bij binnenkomst dan een bekend gezicht, wat het gevoel van veiligheid en de band en het vertrouwen versterkt. Na één of twee bijeenkomsten moeten de docent en de maatschappelijk werker zelf zo veel bekendheid en vertrouwen hebben verworven, dat vrouwen ‘alleen’ durven en willen doorgaan. Er vindt dus als het ware een geleidelijke overdracht plaats in bekendheid en vertrouwen van de contactpersoon naar de uitvoerders van de activiteit. Er is een reden waarom contactpersoon er goed aandoet meer dan één bijeenkomst bij te wonen. Het komt voor dat vrouwen die zich definitief hebben aangemeld, de eerste keer niet aanwezig zijn. Mogelijk komen ze wel op de tweede bijeenkomst. Het is niet nodig dat de contactpersoon de hele bijeenkomst aanwezig is. Het is afdoende – zeker bij de tweede of derde keer – alleen bij de binnenkomst present te zijn, even een kopje koffie met de vrouwen te drinken en dan in de pauze of zodra het programma begint te vertrekken. Overigens geldt dat wanneer de contactpersoon te nauwe banden heeft met een of meer deelneemsters, haar aanwezigheid ook benauwend kan werken. Beperk het in dat geval tot het minimum.
32
Structuur van de training Vooraf: de succesfactor van deze methodiek = flexibiliteit. Het onderstaande gedeelte, waarin getracht wordt om dat wat in de groepen gebeurt te ‘vangen’ in schema’s en structuren, is louter bedoeld als schets voor diegenen die deze cursus voor de eerste keer gaan begeleiden. We willen hierbij uitdrukkelijk stellen dat elke groep uniek is en dat daardoor ook het verloop van de training en de inhoud van de groepsgesprekken telkens anders zullen zijn. Laat de kracht van de methodiek niet ontsnappen door te proberen een vastomlijnd ‘programma’ te volgen! 1- Start Rondje en ‘groet’ Elke bijeenkomst start op dezelfde manier: meestal op stoelen in een kring, als het mogelijk is voor de deelnemers zittend in een kring op de grond. Nadat iedereen zit, zorgt de docent dat iedereen zich op haar gemak voelt. Meestal start zij met een rondje vragen, mededelingen en wensen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand een telefoon aan moet laten in verband met een belangrijke oproep, of dat iemand rugpijn heeft en dus niet goed kan bewegen. Na dit rondje begint de training met een ‘groet’. Door middel van een rituele groet (bijvoorbeeld de ‘rots en water groet’ uit het praktijkboek Rots en water) wordt uitgedrukt dat iedereen zich aan de afgesproken regels zal houden (‘persoonlijke verhalen blijven in de groep’, ‘nee zeggen mag’, ‘de ruimte verlaten kan altijd, maar laat de docent weten waar je heen gaat’). Meditatie Opdat deelnemers zich kunnen concentreren op de bijeenkomst en helemaal aanwezig te zijn zonder dat de huidige problemen op de voorgrond staan, wordt een kort moment besteed aan ‘stil zijn in jezelf’ en leren rust te creëren in jezelf. Vaak volgt hierna een ‘vragenrondje’: wat herinneren de deelnemers zich nog van de vorige bijeenkomst? De docent kan op die manier ook even nagaan of de lesstof is overgekomen en wat er eventueel herhaald moet worden. 2- Opwarming Vervolgens wordt het lichaam middels oefeningen voorbereid op de fysieke inspanningen die op stapel staan. De opwarming bestaat vaak uit oefeningen die de spieren opwarmen, versterken of verlengen en die de gewrichten losmaken. De opwarming bereidt de deelnemers ook mentaal voor op de oefeningen. Door een spelletje wennen ze bijvoorbeeld aan lichaamscontact of aan moeten samenwerken. Ook het scheppen van een sfeer waarin ieder zich veilig en op haar gemak voelt, is een belangrijk doel van de opwarming. Alle oefeningen zijn aangepast aan het niveau van de deelnemers. Sommige docenten gebruiken regelmatig muziek in de opwarming. 3- Fysieke oefeningen In dit gedeelte van de training kan er geoefend worden in fysieke verdedigingstechnieken (slagen, stoten, trappen, weringen of bevrijdingen), maar ook aan het gebruik van lichaamskracht, stemgebruik of valtechnieken. Bij ‘tweetal-oefeningen’ wordt eerst altijd naar elkaar gegroet, als teken dat men samen de oefening begint en later ook weer afsluit. 4- Mentale oefeningen In dit gedeelte van de training gaat het om oefeningen in houding en uitstraling, intuïtie, ademhaling en stemgebruik, zelfvertrouwen, grenzen aangeven. Werkvormen die ook aan bod komen zijn rollenspelen en informatieoverdracht. Het is ook mogelijk om 3 en 4 om te wisselen. 5- Afsluiting De training eindigt weer in de kring, als het kan op de grond en anders op stoelen. Voor er wordt afgegroet wordt even nagepraat, waarbij ruimte is voor vragen of reacties. En: humor is heel belangrijk voor de cursus, zeker aan het einde van de training.
33
Structuur van het gespreksgedeelte De groep verplaatst zich na de training van de gymzaal naar de cursusruimte waar het praatgedeelte plaatsvindt. Er staat koffie en thee klaar en er is even tijd voor iedereen om zich om te kleden en plaats te nemen rond de tafel. 1- Welkom De maatschappelijk werker heet alle aanwezigen welkom. Ze vraagt of er nog mededelingen zijn en doet die zelf ook indien nodig (iemand die zich voor de bijeenkomst heeft afgemeld, dat betalen van de deelnemersbijdrage na de training kan, vakantiedagen, wanneer de afspraak met de buurtregisseur is gemaakt, activiteitenaanbod van het buurtwerk dat mogelijk interessant is voor de deelnemers, etc.). 2- Kringgesprek Mogelijke ingangen om dit gesprek op gang te brengen: • Bespreken hoe de vrouwen de training hebben ervaren. • Aansluiten op het thema van die ochtend bij de training. • Rondje: wat speelt er op dit moment bij de deelnemers. • Een ‘eigenwijsje’ trekken en aan de hand daarvan iets vertellen. Eigenwijsjes zijn kaartjes waarop telkens een positieve boodschap staat, zoals: - ik mag fouten maken - ik ben mijn eigen beste vriendin - ik ben sterk - ik vertrouw op mijn gevoel - ik kan het (Bron: Eigenwijsjes. 52 Coachingkaartjes om positief te leren denken. Uitgeverij Dubbelzes, 2002, ISBN 90 80759317 2002).
• Terugkomen op een onderwerp dat in een eerder gesprek aangestipt werd. 3- Afsluiting Mogelijkheden om deze vorm te geven: • Kort terugkijken op het verloop van het gesprek (dat wil zeggen: de maatschappelijk werker vat samen wat er aan de orde is gekomen). • Rondje: vertel in één zin of woord hoe je de bijeenkomst hebt ervaren. • Een korte ontspanningsoefening, zittend op de stoelen. • Deelnemers een eigenwijsje laten trekken als dat nog niet is gedaan, en ieder kort laten zeggen waarom ze vindt dat dit kaartje nu bij haar past.
3.3 Inhoud en opbouw van de weerbaarheidstraining De weerbaarheidtraining bestaat uit een geïntegreerd aanbod van fysieke en mentale oefeningen. De docent maakt zowel gebruik van opwarmingsspelletjes, ademhalingsoefeningen en ontspanningsoefeningen,als van oefeningen in het gebruik van eigen lichaamskracht en stemgebruik, houdingsoefeningen, verbale technieken (zowel confronterende als deëscalerende), rollenspelen, verdedigingsoefeningen en kringgesprekken. De fysieke oefeningen in de cursus worden voorzichtig opgebouwd, zodat de vrouwen er langzaam aan wennen om elkaar aan te raken en kunnen wennen aan het (recht op het) gebruik van zelfverdedigingtechnieken. Er zijn vaak grote verschillen tussen deelnemers in fysieke mogelijkheden, ervaringen met onderwerpen en oefeningen. Zodra een oefening te veel emotioneert, taat de docent hier kort bij stil (goed om grenzen te waarderen), waarna naar een volgende oefening wordt overgegaan. Voor sommigen is de concentratieboog kort en is het belangrijk om korte en afwisselende oefeningen aan te bieden.
Vijf fasen Elke groep is anders en een goede weerbaarheidsdocent past de inhoud van de leerstof aan de mogelijkheden en behoeften van de deelnemers en het moment aan. Dat neemt niet weg dat er in elke cursus een aantal globale fasen te onderscheiden zijn. Die zijn
34
niet ‘hard’, maar gaan vloeiend in elkaar over en duren niet in elke groep altijd even lang. Onderstaande aanduidingen zijn een globale richtlijn. Startfase (1e en 2e bijeenkomst) In de eerste bijeenkomsten staat in feite één ding centraal: kennismaken met elkaar, met de docent en met de training. Het opbouwen van veiligheid en vertrouwen zijn het belangrijkst. Belangrijker nog dan de oefeningen zelf is de wijze waarop wordt gewerkt: met respect en ruimte voor iedereen. Daarom worden regels geïntroduceerd. Een basisregel is ‘Nee zeggen mag’. Als je een oefening niet mee wilt doen, dan is dat oké. En geen antwoord willen geven op een vraag ook. Belangrijk is verder dat de deelnemers aan het begin van de cursus hun eigen doelen formuleren. In de eerste bijeenkomst vertellen zij in de groep wat zij graag willen leren. Vaak gehoorde doelen zijn: ‘zelfvertrouwen’, ‘fysieke zelfverdediging’, ‘grenzen stellen’, ‘durven zeggen wat ik wil’, ‘sterker worden’, ‘opkomen voor mezelf’ en ‘leren omgaan met woede’. De docent schrijft deze doelen op en komt er tijdens en aan het eind van de cursus op terug. De docent zorgt er in deze fase voor dat ze een indruk krijgt van de groep en het niveau waarop zij oefeningen kan aanbieden. De oefeningen zijn in deze startfase eenvoudig. Er wordt veel in tweetallen gewerkt, met veel partnerwisselingen, zodat de deelnemers elkaar leren kennen. Ter oriëntatie maken de deelnemers kennis met: • ontspanningsoefeningen • het gebruik van eigen lichaamskracht • manieren van stemgebruik • ademhalingsoefeningen • oefeningen voor houding en uitstraling • oefeningen met het voelen van grenzen • eenvoudige verdedigingstechnieken zoals loskomen uit een polsgreep of een enkelvoudige slagtechniek en traptechniek Basisfase (meestal bijeenkomst 3 - 5) Na de kennismakingsfase gaan de deelnemers serieus oefenen met de basisstof van de cursus: het leren stellen van grenzen. Ook hier zorgt de docent voor een voorzichtige opbouw, om vrouwen te laten wennen aan grenzen stellen (wat het is, dat je er recht op hebt). De volgende thema’s/oefeningen komen in deze fase mogelijk aan bod: • herhaling van alles uit de startfase • ruimte in durven nemen - ruimte op durven geven • balans en stevig staan • het gebruiken en inzetten (in plaats van inhouden) van eigen kracht • houding en uitstraling, lichaamstaal • oefenen in nee zeggen • beheersen van angstgevoelens (verbinden met ademhalingsoefening) • leren schreeuwen • leren vertrouwen op intuïtie • achtervolger op straat • uitbreiding aantal polsbevrijdingen en middelbevrijdingen • slag-, stoot-, trap- en ontwijktechnieken (waarbij ook stootkussens worden gebruikt) Kernfase (meestal bijeenkomt 6 - 9) In deze fase wordt ernaar gestreefd dat elke deelnemer het stellen van grenzen in de training kan verbinden met situaties uit haar dagelijks leven. Aan bod komen: • herhaling en verdieping van alles uit de basisfase; • via oefeningen en rollenspelen oefenen met weerbaarheidstrategieën: - confrontatie (zie actieschema en infoblad ‘Grenzen stellen’ in het materialenhoofdstuk), - deëscalatie (zie infoblad ‘Olie of water op het vuur’ in het materialenhoofdstuk);
35
• nieuwe slag-, stoot-, trap- en ontwijktechnieken: - combinaties van technieken, - meer confronterende grepen (bijvoorbeeld bevrijding uit wurggrepen), - weringen als deze nog niet eerder zijn behandeld; • oefeningen rond het omgaan met woede (kan ook al eerder, als begonnen wordt met het werken met kussens); • bespreken van de omgang met eigen lijf en gezondheid. Bij het oefenen van weerbaarheidstrategieën speelt het informatieblad ‘Grenzen stellen’ een belangrijke rol (zie hoofdstuk 4 ‘Uitdeelmaterialen’). De deelnemers gebruiken deze regels bij het rollenspel waarin ze leren om de confrontatie aan te gaan. Vrouwen uit deze doelgroep zijn vaak erg bedreven in deëscalatie, maar om iets te veranderen, ook in een relatie, is altijd (op een veilig moment) confrontatie nodig na deëscalatie. Ook het informatieblad ‘Olie versus water op het vuur’ is bruikbaar bij het bespreken en oefenen van grenzen stellen en deëscaleren. De docent bespreekt daarnaast verschillende vormen van machtsmisbruik, onder andere seksueel geweld en huiselijk geweld. Ook komt contact met de politie en de mogelijkheid van aangifte doen van geweld aan de orde (meer of minder uitgebreid, afhankelijk van een eventueel bezoek van een politiemedewerker). Topfase (meestal bijeenkomst 10-11) In deze vierde fase komen mogelijk de volgende onderdelen aan bod: • herhalen en verdiepen van alles uit de basisfase en kernfase; • bespreken van conflictsituaties in de groepen erbuiten (kan ook al in eerdere bijeenkomsten); • bespreken van het contact met de politie en mogelijkheid van aangifte doen of melding maken van geweld; • informeren over de juridische aspecten van zelfverdediging; • grenzen verleggen (aangaan van nieuwe uitdagingen); • informatie over verschillende sport- en bewegingsactiviteiten – en soms ook over vechtstijlen (martial arts). • Als het bij de groep past worden aan het arsenaal van fysieke oefeningen de volgende toegevoegd: - valtechnieken - grondverdediging - voorwerpen gebruiken als wapen - tasjesroof Slotfase (bijeenkomst 12) In de laatste bijeenkomst wordt er geëvalueerd. Hierbij wordt teruggekomen en gereflecteerd op de eigen doelen die de deelnemers aan het begin van de cursus formuleerden. Het is een mogelijkheid om de laatste trainingsbijeenkomst af te sluiten met het doorslaan van een plankje, of met andere confronterende oefeningen zoals een ‘grepenstraatje’.
Materiaal De docent weerbaarheid gebruikt verschillende materialen tijdens de training. Allereerst is er het oefenmateriaal voor deelnemers. Dit zijn bijvoorbeeld stootkussens voor zelfverdedigingoefeningen en invulschema’s als voorbereiding op een kringgesprek. Ook kan de docent gebruikmaken van stencils of flap-overs waarop geheugensteuntjes voor deelnemers geschreven staan. Die kunnen zij gebruiken tijdens een rollenspel of een andersoortige oefening.
36
De Haarlem-variant: vooral veel opschrijven Vrouwen die weinig Nederlands spreken, vinden het vaak fijn om bepaalde woorden in het Nederlands te leren, bijvoorbeeld ‘aangifte’ of ‘eigen keuze’. Zij vinden het ook prettig als er tijdens de training of het groepsgesprek woorden worden opgeschreven op een schoolbord of flap-over. Doe dit rustig, maar besteed hier niet te veel aandacht aan, het is geen cursus Nederlands. (Dat is voor sommige vrouwen overigens wellicht wel een stap voor ná de cursus.) Hiernaast biedt de docent de deelnemers ook schriftelijk achtergrondmateriaal. Dit kunnen A4-tjes zijn waar behandelde onderwerpen nog even kort in steekwoorden worden neergezet, of door de docent gemaakte samenvattingen van artikelen over besproken onderwerpen zoals assertief reageren, lichaamssignalen, ontspanningsoefeningen, verschillende weerbaarheidsstrategieën, verschil tussen respectvol en respectloos gedrag, etc. Soms betreft het ook kopieën van informatiemateriaal uit boeken of brochures. (Zie voor een aantal voorbeelden en tips ook het hoofdstuk ‘Uitdeelmaterialen’.) Deelnemers kunnen dit materiaal mee naar huis nemen. Het blijkt dat sommige deelnemers informatie graag op die manier, in hun eigen tempo, tot zich nemen. Tijdens de bijeenkomst ervaren zij te veel emotie of worden ze overspoeld door zo veel nieuwe inzichten, dat achteraf bepaalde informatie nog eens rustig nalezen heel fijn blijkt. In sommige gevallen zal het zinnig zijn om een informatieblad gezamenlijk door te lezen. Aan de hand van ‘Spiraal van geweld’ bijvoorbeeld kan worden gesproken over het patroon dat vaak te zien is in relaties waar huiselijk geweld speelt. Tot slot deelt de docent ook verwijsmateriaal uit, dat wil zeggen brochures van andere organisaties die voor de deelnemers mogelijk interessant zijn, bijvoorbeeld over activiteiten elders of hulpverlening.
3.4 Inhoud en opbouw van het groepsgesprek Na de weerbaarheidstraining verplaatst de groep zich van de oefenzaal naar de koffieruimte. Het is van belang dat de overgang van het eerste naar het tweede gedeelte vloeiend is; de deelnemers moeten de bijeenkomst als een geheel ervaren. Geef ze kort (twee à drie minuten) de tijd om zich om te kleden of een sigaret te roken of zo. Het napraatgedeelte is informeel, ‘laten komen wat er komt’ is de stelregel. Vrouwen zijn zelf vrij om te bepalen waar ze over willen praten. Rondjes houden is een goede manier om het gesprek te openen en ieder de kans te geven iets te melden over wat nu belangrijk is. Open vragen stellen (‘Hoe was het bij de zaaltraining?’) is in het hele gesprek belangrijk. De maatschappelijk werker houdt wel de hoofdlijnen in het gesprek vast en geeft korte samenvattingen (wat is de kern van wat iemand heeft verteld?). Hierbij kunnen bijvoorbeeld de volgende thema’s boven water komen drijven: - ervaringen met mishandeling, grensoverschrijdend gedrag en dergelijke, en hoe dat nu nog doorwerkt; - gezonde en ongezonde relaties; omgaan met tijd en grenzen (op tijd komen, combineren van verschillende rollen zoals moeder en werknemer, combineren van behoeften van partner en jezelf, combineren van eigen aard als avondmens/ochtendmens en die van een ander, etc.); - familie/relaties (familie als netwerk; de rol die je als kind had en nu als volwassene hebt in je familie); - ervaringen met hulpverlening en mogelijke vervolgtrajecten, zoals een praatgroep voor vrouwen die ervaring hebben met huiselijk geweld; - doen van aangifte en verwachtingen t.a.v. hulp door de politie; - culturele verschillen (geloof, regels, normen & waarden, discriminatie); - actualiteit (onderwerpen in de media die te maken hebben met weerbaarheid of met geweld).
37
De Haarlem-variant: praten over taboes In de groepen met Arabisch- en Turkssprekende vrouwen bleken ongeveer dezelfde onderwerpen aan bod te komen als in de ‘algemene’ groepen, maar er zit wel verschil in de manier waarop er gepraat wordt. In een aantal gevallen was er minder openheid en wilden of konden de vrouwen niet praten over eigen negatieve ervaringen. Zo konden ervaringen met huiselijk geweld niet worden besproken in de Turkse groep. Opmerkelijk was dat seksuele ervaringen, ook negatieve, wel bespreekbaar waren in de Arabisch-sprekende groep. Dit leverde veel reacties en animo op. De insteek van de maatschappelijk werker is natuurlijk erg bepalend voor de manier waarop een groep reageert op de gespreksonderwerpen. De uitdaging is dat alle deelnemers ervaren dat vertrouwen en geheimhouding met betrekking tot alles wat besproken wordt gewaarborgd zijn. Daar waar ondanks diverse pogingen om dit te doorbreken minder openheid is om te praten over eigen negatieve ervaringen, is de beste insteek om als maatschappelijk werker informatie in groepsverband te geven. Daarnaast zou het onderwerp praten over problemen als gespreksonderwerp kunnen worden toegevoegd bij een groep waarin de deelnemers uit angst voor geroddel niet open durven te praten. Ook is het mogelijk om te praten aan de hand van ‘anonieme’ voorbeelden.
Vijf fasen In het groepsproces dat zich in twaalf bijeenkomsten ontwikkelt, zijn net als in de training verschillende fasen te onderscheiden. Hieronder zetten wij die op een rijtje, opnieuw als een globaal richtsnoer, niet als voorschrift. Groepsfase 1: kennismaking (bijeenkomst 1-2) In de kennismakingsfase weten de (nieuwe) deelnemers nog niet wat zij kunnen verwachten. Sommige deelnemers blijven afstandelijk door zwijgzaam te zijn of juist overdreven uiterlijk gedrag te vertonen. Iedereen probeert zichzelf te beschermen. De deelnemers luisteren soms nog niet goed naar elkaar. De groep heeft behoefte aan duidelijkheid. De eerste keer worden praktische zaken besproken. De maatschappelijk werker vertelt hoe de bijeenkomst eruitziet en neemt een aantal afspraken door (zie hieronder). Ook gaat ze in op de kosten, de mogelijkheden voor kinderopvang en haar (telefonische) bereikbaarheid. De opstelling is zodanig dat iedereen elkaar kan zien, in een kring om de tafel. Koffie en thee zijn ingeschonken voor het gesprek begint. Afspraken In de eerste twee bijeenkomsten spreekt de maatschappelijk werker met de groep over het belang van aanwezigheid in verband met het groepsproces. Ook het belang van contact onderhouden met de maatschappelijk werker bij afwezigheid wordt benadrukt. Afmelding is noodzakelijk en geen contact met de maatschappelijk werker betekent dat je na twee weken afwezigheid nog wel welkom bent in de cursus, maar niet meer tot de ‘vaste kern van deelnemers’ wordt gerekend. En dat kan gevolgen hebben voor de lengte van de cursus. Als de ‘vaste kern van deelnemers’ onder de acht zakt, wordt de cursus ingekort. De docent en maatschappelijk werker beslissen in dat geval gezamenlijk hoeveel bijeenkomsten resteren (afhankelijk van de opkomst en het proces in de groep één tot drie bijeenkomsten). Als iemand niet komt opdagen zonder afmelding, belt de maatschappelijk werker haar op om te vragen waarom ze verhinderd was (i.v.m. extra zorg voor deelnemers en het karakter van de groep, niet ter controle). Het is ook van belang te vermelden dat de cursus geen therapie is, maar aansluit bij de praktische en emotionele zaken die op dat moment spelen in het leven van de deelnemers. Mocht iemand meer hulp of therapie nodig hebben, dan volgt er een gesprek en wordt er doorverwezen.
38
Tot slot worden er afspraken gemaakt over wanneer de maatschappelijk werker met anderen deelt wat in de groep wordt besproken. Dat gebeurt nooit zonder toestemming van de deelnemer zelf. Er is één uitzondering: als een deelnemer iets vertelt waaruit blijkt dat iemand die niet voor zichzelf kan zorgen, bijvoorbeeld een kind, in gevaar is. De maatschappelijk werker zal dit direct in de bijeenkomst of erna met de betreffende deelnemer bespreken, en dit ook zonder haar toestemming doorgeven aan eventuele hulpverleners. Kennismaking De eerste bijeenkomst wordt er na het bespreken van de afspraken een rondje gehouden waarbij elke deelnemer wat meer over zichzelf kan vertellen. Ook wordt ieder gevraagd om iets te benoemen waar ze trots op zijn, en waarom ze deze cursus willen doen. In dit gespreksgedeelte is het de bedoeling dat de deelnemers wat dieper ingaan op hun leerwensen die ze in het trainingsgedeelte al formuleerden. Vaak vertellen ze nu over de achtergrond van hun leerwensen. Vinden ze dat moeilijk, dan kan de maatschappelijk werker terugkomen op wat er in het trainingsgedeelte is gedaan en verteld. Wees erop voorbereid dat er soms direct heftige verhalen komen over bijvoorbeeld mishandeling, verkrachting of zelfmoordpogingen. Alle verhalen mogen er zijn, maar kader ze wel in en bekort ze zo nodig. Niet alleen omdat iedereen aan de beurt mag komen, maar ook om te zorgen dat iemand niet meer vertelt dan eigenlijk voor zichzelf goed voelt, én om de grenzen van wat anderen aan kunnen horen te bewaken. Omdat de deelnemers elkaar nog niet goed kennen, is er extra veel behoefte aan duidelijkheid; dit schept veiligheid. Geef daarnaast iedereen veel complimenten. Voor de eerlijkheid en openheid, én voor het aangeven van grenzen als iemand bijvoorbeeld zegt: ‘Meer wil ik nu niet vertellen’. Groepsfase 2: oriëntatie (bijeenkomst 3-5) Na de kennismakingsfase treedt de oriëntatiefase in. Deelnemers zijn een beetje gewend, afspraken zijn duidelijk en de rol van de docent en de maatschappelijk werker ook. Nu gaan deelnemers aftasten hoe ver zij kunnen gaan, welke mogelijkheden er in de groep zijn. Ze gaan vragen stellen, hun mening geven, gedragsregels trachten te overschrijden en de ‘leiding’ uitproberen. In het groepsgesprek blijft het noodzakelijk om voor iedereen ruimte te scheppen. De regel dat iedereen elkaar laat uitspreken en dat er naar elkaar wordt geluisterd, moet strikt gehandhaafd worden. Ook mag er bijvoorbeeld geen thee of koffie ingeschonken worden als iemand iets vertelt. Rondjes kunnen goed beginnen met vragen als: - Hoe gaat het met jou? - Hoe was je week? - Heb je nog iets thuis met de oefeningen van vorige week gedaan (bijvoorbeeld thuis de ontspanningsoefening gedaan, of tijd en ruimte gemaakt voor jezelf)? Individuele verhalen worden algemeen gemaakt door de andere deelnemers te vragen of ze het vertelde herkennen, of hoe zij dingen doen (met woede omgaan, thuis je grenzen laten zien, etc.). Groepsfase 3: kernfase (bijeenkomst 6-9) In de derde fase durven de cursisten meer van zichzelf te laten zien en werken ze beter samen. Ze kunnen gemakkelijker opkomen voor hun eigen ideeën en meningen. Sommige deelnemers hebben al veel over zichzelf verteld, anderen lichten iedere week een nieuw klein tipje van de sluier op, waardoor hun situatie of hun ervaringen steeds duidelijker worden. Als het goed is, is er genoeg veiligheid voor machtsstrubbelingen. Het kan dan zowel gaan om machtsstrubbelingen tussen de deelnemers onderling, als om strijd tussen deelnemers en docent of maatschappelijk werker. Als dit gebeurt is dat simpelweg een goed teken. Er is dan vertrouwen opgebouwd. Wat er gebeurt in de groep, is meteen ook hele goede leerstof. Hoe ga je om met conflicten, hoe spreek je uit wat je ergens van vindt? Onderhuidse gevoelens worden expliciet bespreekbaar gemaakt.
39
Er is nu een groepspatroon ontstaan waarbij sommigen meer op de voorgrond treden dan anderen. Als begeleider is het nu belangrijk om het groepsproces zodanig te beïnvloeden dat er voor iedereen aandacht en ruimte blijft. Stillere vrouwen kunnen worden aangesproken op hun kwaliteiten om ze bij het groepsproces te betrekken. Het is van belang om eventuele machtsstrijdjes te herkennen en te onderkennen en er adequaat op te reageren door er een positieve wending aan te geven. Een voorbeeld: deelnemer A zit met een gezicht als een oorwurm naar een vrouw aan de overkant van de tafel te kijken. De maatschappelijk werker vraagt: ‘Klopt het dat je boos kijkt? Wil je vertellen waarom je boos bent?’ A vertelt dat zij de vorige keer niet aan de beurt kwam om iets te vertellen, omdat B zo veel en uitgebreid vertelde. En nu is het uur weer bijna om, is A nog niet aan de beurt geweest en gaat B nu weer uitgebreid iets vertellen. Een prachtige gelegenheid om het over haar weerbaarheid te hebben. Groepsfase 4: slotfase (bijeenkomst 10-11) In deze fase komt het ‘hoe verder’ steeds meer centraal te staan. Ook wordt het tijd om naar het afscheid toe te werken. Deelnemers worden uitgenodigd om na te denken en zich te verdiepen in mogelijkheden na deze cursus. Dat kan variëren van het starten met solliciteren, het zoeken van een passende sport of het gaan volgen van een computercursus samen met een buurvrouw. Soms wordt in de tiende bijeenkomst een deskundige uitgenodigd. Groepsfase 5: afscheid (bijeenkomst 12) In de laatste bijeenkomst staat het afscheid centraal. Sommigen zullen moeite hebben met het afscheid, voor anderen is het een opluchting omdat de cursus ook een belasting kan betekenen (bijvoorbeeld om als moeder van een baby en een peuter elke maandagochtend op tijd te komen). In deze bijeenkomst wordt er in het trainingsgedeelte mondeling geëvalueerd. De deelnemers vertellen over hun beleving van de verschillende onderdelen van de cursus en hebben gelegenheid om nog vragen te stellen. In het gespreksgedeelte reflecteren de deelnemers aan de hand van een vragenlijst hoe zij de groep hebben ervaren (zie bijlage 8 en 9). Er is veel aandacht voor de doelen die de deelnemers zichzelf in het begin van de cursus hebben gesteld: in hoeverre vinden zij dat ze deze hebben bereikt en hoe gaan ze verder? De maatschappelijk werker geeft informatie over de mogelijkheden voor nazorg. Ook wordt er expliciet afscheid genomen. In elke cursusgroep geven de docent en maatschappelijk werker dit op hun eigen manier vorm. Elke deelnemer een roos geven is daar een voorbeeld van. Meestal nemen de deelnemers deze laatste bijeenkomst ook iets lekkers mee voor bij de koffie/ thee. De Haarlem-variant: balanceren tussen te veilig of te onveilig In Haarlem gaven de vrouwen aan dat zij het prettig en veilig vonden om met andere Marokkaanse of Turkse vrouwen in de groep te zitten. Gevolg van de ‘eenvormigheid’ van de groep was echter dat de angst voor roddels hen ervan weerhield om zich uit te spreken. Als vrouwen elkaar allemaal kennen omdat zij buren, kennissen en familie van elkaar zijn, kan het groepsgesprek te onveilig voelen. Het is dan onmogelijk om een sfeer te krijgen waarin de vrouwen zich vertrouwd genoeg voelen om open in de groep hun ervaringen, vragen of problemen te delen. De ervaring in Haarlem was dat onderwerpen veelal algemeen benaderd worden door de deelnemers en niet persoonlijk werden besproken. Vooral bij het onderwerp huiselijk geweld was goed zichtbaar en voelbaar dat meerdere vrouwen ervaringen hadden, maar bespreekbaar maken in de groep lukte niet. Alleen in individuele gesprekken wilden deelnemers persoonlijke dingen aan bod laten komen. Kortom: de veiligheid van elkaar kennen is tegelijk een bron van onveiligheid. De begeleiders van de groep moeten hier al doende een balans in zien te vinden. Het
40
is zaak om ervoor te zorgen dat deelnemers zich veilig voelen om in de gesprekken te participeren en er geen angst voor geroddel is. Maar met een ‘te veilig’ groepsgesprek wordt ook het doel van de cursus niet bereikt. Werken met groepen vrouwen uit kleine allochtone gemeenschappen vraagt in feite vrij veel interventies en sturing. Immers, een te afwachtende houding van de begeleidster kan de afwachtende houding van een groep versterken, zodat het gesprek uitsluitend over veilige onderwerpen gaat. Daarnaast blijkt het informeren van de vrouwen, dus het meer ‘lesgevend’ praten, ook een goede insteek. De Haarlemse vrouwen gaven ook expliciet aan grote behoefte te hebben aan informatie. Het biedt hun kans om na te denken over hun eigen positie. In algemene termen ergens over praten in de groep ging ook goed. De informatie betrekken op de persoonlijke situatie en daarover spreken deden ze vooralsnog liever individueel met de maatschappelijk werker. Het is belangrijk om hiervoor ook mogelijkheden te creëren.
Handvatten voor de maatschappelijk werker Wees doortastend Het leiden van het groepsgesprek vraagt van jou dat je in staat bent om doortastend op te treden als de deelnemers verzanden in onderwerpen die niet zozeer met weerbaarheid te maken hebben. Want als je als maatschappelijk werker afwachtend bent en de groep is dat ook, dan gaat het gesprek uitsluitend over ‘veilige’ onderwerpen. Deelnemers testen ook uit of je goed reageert en of je goed kan omgaan met hetgeen ze vertellen. Laat daarom zien wat hun verhaal met je doet, zonder je professionele houding te verliezen. Je moet ingrijpen als deelnemers niet respectvol naar elkaar zijn, maar ook doorvragen als iemand iets probeert te vertellen dat waardevol is. Steeds moet je sturen zodat het een groepsgesprek blijft waar iedereen aan deelneemt, hetzij door iets te vertellen, hetzij door te luisteren. Dat betekent ook dat je uit een persoonlijk verhaal direct moet destilleren welke aspecten voor andere vrouwen belangrijk (kunnen) zijn. Je moet het gesprek steeds kunnen sturen naar de kern, to the point zijn én verhalen binnen een kader kunnen plaatsen. En je moet weten hoe je ergens op inspringt. Een verslag van een ervaring bij een oefening in het eerste gedeelte kan bijvoorbeeld een goed aanknopingspunt zijn om iemand te helpen een probleem helder te krijgen. Weerbaar zijn: een goed voorbeeld doet goed volgen Je taak als gespreksbegeleider bestaat er niet alleen uit dat je het groepsproces stuurt. Het gaat erom dat je ook zelf een weerbare houding hebt. Je moet goed grenzen aangeven en confrontaties aan kunnen en durven gaan. Kijk iedereen aan en zorg voor een actief luisterende houding. Als iemand te veel uitweidt, kap het gesprek dan op zo’n manier af dat diegene zich gerespecteerd voelt. Nodig vrouwen die het moeilijk vinden om iets te zeggen daartoe expliciet uit, maar laat iemand die echt niet wil in haar waarde. Als er onjuiste informatie of opmerkingen over tafel gaan die voor medegroepsleden kwetsend kunnen zijn, grijp dan in. Dit geldt ook voor (impliciete) normen en waarden die kwetsend zijn voor anderen. Wees je bovendien bewust van de manier waarop je jouw eigen waarden en normen naar voren brengt in de groep. Bereikbaarheid afbakenen Het is goed om af te bakenen wanneer en waar de deelnemers terecht kunnen tussen de cursusdagen door. Je kunt bijvoorbeeld wel de mogelijkheid bieden om tussen de cursusdagen door te bellen, maar tegelijk duidelijk maken dat zij niet bij jou terecht kunnen voor dagelijkse persoonlijke ondersteuning of therapie. Individuele contacten Als iemand meer hulp nodig blijkt te hebben, voer dan een gesprek met haar waarin je naar de mogelijkheden voor hulpverlening kijkt. Maak duidelijk dat jij tijdens de cursus in ieder geval niet haar persoonlijke hulpverlener kan zijn, maar alleen doorverwijst. Na een verwijzing kun je natuurlijk ook nog eens apart afspreken om te checken of de verwijzing goed is gegaan (of de deelnemer daadwerkelijk is aangekomen bij een instantie, of ze krijgt wat ze nodig heeft, etc.).
41
Acute problemen Als vrouwen vertellen over een huidige bedreigende situatie, vraag dan altijd of de buurtregisseur ervan weet, of ze al contact heeft met het ambulante steunpunt relationeel geweld, of ze een privé-netwerk heeft dat ze in kan schakelen en of ze vluchtadressen heeft. Soms wordt in de groep opvang geregeld. Het komt ook voor dat vrouwen na de bijeenkomst verder met elkaar praten over hun acute problemen. Wijs hen er dan op dat hun gesprekken niet overal privé zijn!
3.5 A lgemene aandachtspunten en tips voor docent en maatschappelijk werker ‘Er bestaat geen wondermiddel’ Met name in situaties met bekenden is grenzen stellen vaak moeilijk, omdat er al vaste patronen bestaan. Vrouwen zijn soms geneigd zich helemaal weg te cijferen ten gunste van hun partner, werkgever etc., ook als er geweld plaatsvindt. Soms verwachten ze van de docent en de maatschappelijk werker een wondermiddel, waarbij ze zelf niets hoeven te doen. Maak duidelijk dat anderen, bijvoorbeeld de partner, hen niet zomaar opeens zullen gaan respecteren, maar dat zij zelf nieuw gedrag moeten inzetten om ander gedrag bij anderen op te wekken.
Tijdbewaking In ‘lastige klanten’ gaat soms meer tijd zitten dan je denkt. Het is belangrijk om ook hierin goed je grenzen aan te geven en aan te houden. Maar soms is het wel nodig om extra tijd in bepaalde deelnemers te steken: vrouwen opbellen die hebben afgebeld of die zonder bericht afwezig zijn, bemiddelen bij gesprekken, afspraken maken met de buurtregisseur of meegaan bij het doen van aangifte.
Informatie-uitwisseling tussen docent en maatschappelijk werker De docent heeft vooraf geen informatie nodig over de deelnemers. Wel is een correcte namenlijst belangrijk. De docent vraagt in de eerste bijeenkomst aan de deelnemers wat ze willen leren en waarom. De docent en de andere deelnemers horen dan evenveel. De docent en de maatschappelijk werker wisselen in de verloop van de cursus wel essentiële informatie uit, dat wil zeggen belangrijke dingen die zij zien en horen van deelnemers tijdens de training. Houden daarbij steeds goed in de gaten wat echt relevant is om te weten voor de ander.
De behoefte achter het verhaal of het gedrag zien Je moet als docent en maatschappelijk werker professioneel en betrokken om kunnen gaan met de verhalen van de deelnemers. Je moet direct kunnen reageren op de behoefte van de vrouw achter het verhaal of gedrag. Het is nodig om de mechanismen te zien en te begrijpen in het gedrag van de vrouwen (en liefst ook direct kunnen benoemen, daar waar dat nodig is). Denk bijvoorbeeld aan slachtoffergedrag dat veel deelnemers vertonen.
Werkelijke beperkingen onderscheiden Het is belangrijk om goed te kunnen onderscheiden waar de werkelijke grenzen en beperkingen (onmacht) van vrouwen liggen: soms kunnen ze iets echt niet terwijl het zo eenvoudig lijkt!
Geen therapie De cursus is niet bedoeld als hulpverlening of vervanging voor intensieve therapie. Wat je als begeleiding doet is begeleiden naar hulpverlening indien nodig, bijsturen bij (dreigende) conflicten, kritische vragen stellen bij bijvoorbeeld alcoholgebruik, zorgen dat iedereen aan bod komt en goed weggaat, mogelijk voorstellen dat deelnemers samen bij elkaar komen of buiten de bijeenkomsten/na de cursus contact onderhouden. Als er (meerdere) vrouwen komen die in therapie zitten of hebben gezeten, moet je expliciet aangeven wat deze cursus wel en niet biedt op het gebied van persoonlijke ondersteu-
42
ning. Door ervaringen binnen hulpverleningsinstellingen hebben sommige vrouwen een negatieve houding tegen alle hulpverleners. Het is belangrijk om dit in de groep te doorbreken.
Investeer in de samenwerking Het is heel belangrijk dat je als docent en maatschappelijk werker heel goed en soepel kan samenwerken. Je moet als het ware met elkaar kunnen lezen en schrijven tijdens de groepsgesprekken. Investeer in een goede rolverdeling en werkrelatie! Een gedeelde visie (zie methodische uitgangspunten) is belangrijk.
Achtervang Zorg goed voor eigen achtervang. De heftige verhalen van vrouwen kunnen een grote impact hebben. Maak gebruik van intervisiemogelijkheden, en zorg er zo mogelijk voor dat je leidinggevende op de hoogte is van de inhoud van je werk en je kan begeleiden.
3.6 Doorverwijzing en doorgeleiding Doorverwijzen Als er vragen zijn die op het terrein van de politie liggen, kunnen deelnemers individuele gesprekken voeren met de buurtregisseur die betrokken is bij de cursus. Daarnaast voert de maatschappelijk werker soms individuele gesprekken om een deelnemer naar een hulpverlener te verwijzen, of om te checken of een verwijzing goed is gegaan. Persoonlijke doorverwijzing (warme overdracht) naar hulpverleners met wie de maatschappelijk werker goed contact heeft is voor de deelnemers prettig, omdat dit vaak meer vertrouwen in ‘de nieuwe’ hulpverlener schept. De cursus is niet bedoeld als therapie. Als vrouwen extra ondersteuning nodig hebben, moet worden voorkomen dat de maatschappelijk werker de individuele begeleiding van deelnemers op zich neemt. Dit is niet wenselijk in verband met rolverwarring en omdat het voor zowel deelnemer als maatschappelijk werker loyaliteitsproblemen kan veroorzaken.
Doorgeleiding Voor veel deelnemers is de cursus een opstap naar verdere uitbreiding van hun mogelijkheden. Het is belangrijk om tijdens de cursus te observeren in welke richting wensen en behoeften van vrouwen liggen, zodat je ervoor kunt zorgen dat de informatie die zij nodig hebben voorhanden is. Er zijn hierbij een paar terreinen te onderscheiden. Sport en bewegen Vaak krijgen deelnemers door de oefeningen zo veel plezier in bewegen of het voelen van hun eigen kracht, dat zij op zoek gaan naar een bij hen passende vorm van bewegen. Sommigen denken aan actieve vormen zoals aansluiting bij een wandel- of hardloopclub, gymmen in het buurthuis, of boksles voor vrouwen. Veel anderen zoeken mogelijkheden om zich te ontspannen, bijvoorbeeld door yoga, wandelen in de natuur (soms met een andere deelnemer samen) of het doen van ontspanningsoefeningen. Hulpverlening Sommige vrouwen komen tijdens de cursus tot de ontdekking dat de ervaringen die zij hebben, ‘huiselijk geweld’ worden genoemd. Zij kunnen dan gesprekken gaan voeren met een hulpverlener van het steunpunt huiselijk geweld. Geregeld worden cursusdeelnemers cliënt bij het maatschappelijk werk. Maar er zijn ook wel eens doorverwijzingen naar daderhulpverlening of psychiatrie. (Oriëntering op) de arbeidsmarkt De opgebouwde eigenwaarde en het vergrote zelfbewustzijn maken dat sommige vrouwen (opnieuw) de arbeidsmarkt willen betreden. Ze gaan solliciteren, een eigen bedrijfje opstarten of zich eerst eens oriënteren op vrijwilligerswerk.
43
Uitbreiding netwerk Veel deelnemers laten in de cursus blijken zich eenzaam te voelen. Samen met anderen worden dan plannen uitgedacht om hier iets aan te doen. Soms spreken deelnemers af elkaar te blijven zien, bijvoorbeeld door gezamenlijk koffie te gaan drinken in het buurthuis. Maar ook ontstaan ideeën als mee gaan doen met een eetclub of een sportclub. ‘Stappen ondernemen’ om meer regie over het eigen leven te krijgen Soms besluiten deelnemers iets in hun leven te veranderen. Bijvoorbeeld door te gaan verhuizen, een relatie te verbreken of juist te beginnen, aangifte van mishandeling te gaan doen, etc.
3.7 Evaluatie van de cursus door de professionals Tussenevaluatie De docent vult na iedere training een evaluatieformulier in, zodat de lijn in de behandelde onderwerpen duidelijk is (zie bijlage 6). Meestal doet zij op hetzelfde formulier ook kort verslag van het gespreksgedeelte (de besproken onderwerpen en eventuele ontwikkelingen in het groepsproces). Het is echter ook mogelijk dat de maatschappelijk werker een eigen verslag maakt (zie bijlage 7). Na ongeveer 5 bijeenkomsten bespreken docent en maatschappelijk werker aan de hand van de evaluatieformulieren, eventueel samen met hun leidinggevende(n), hoe de cursus loopt. Belangrijke onderwerpen daarbij: • De organisatie - Nemen er voldoende deelnemers aan de cursus deel om 12 bijeenkomsten te organiseren, of moet de cursus worden ingekort? - Zijn alle randvoorwaarden goed geregeld: ruimten, koffie en thee, oppas, etc.? • De groep - Zijn alle vrouwen in deze groep op hun plek? - Zijn er bijzonderheden in de cursusgroep waarvoor extra inspanningen moeten worden gepleegd, bijvoorbeeld aparte gesprekken i.v.m. verwijzing naar hulpverlening? • De uitvoering - Wat is de ontwikkeling in de groep, hoe is de motivatie waar liggen de leerbehoeften? - Heeft de groep behoefte aan extra informatie op een bepaald terrein, en moeten er wellicht deskundigen uitgenodigd worden voor een voorlichting? • De samenwerking - Hoe verloopt de samenwerking, zitten de docent en de maatschappelijk werker op één lijn?
Eindevaluatie In de eindevaluatie wordt door docent, maatschappelijk werker en hun leidinggevende(n) teruggekeken op de cursus en worden beslissingen genomen ten aanzien van de volgende groep. Voorafgaand aan deze eindevaluatie vult de maatschappelijk werkende het groepsoverzichtsformulier in (zie bijlage 5). Hierdoor zijn in een oogopslag een aantal belangrijke gegevens over de groep zichtbaar: • Presentie: hoeveel vrouwen hebben zich aangemeld, hoeveel zijn daadwerkelijk met de cursus begonnen, hoeveel vrouwen zijn afgehaakt en met welke redenen, hoe frequent hebben de deelnemers de bijeenkomsten bezocht, etc.? • Resultaten werving: via welke kanalen en verwijzers kwamen deelnemers in de groep; waarvandaan kwamen geen deelnemers? • Doorgeleiding: wat gaan deelnemers na de groep doen? • Samenstelling van de groep qua leeftijdsopbouw en achtergrond: was het een weerspiegeling van de buurt, ontbreken bepaalde groepen? • Redenen van afhaken of niet beginnen (ontbreken van oppas, tijdstip, etc.)
44
Mogelijke onderwerpen tijdens de eindevaluatie: • Werving - Waren er voldoende aanmeldingen? • Op welke wijze is de werving gedaan? • Via welke verwijzers kwamen de deelnemers? • Zijn alle groepen bereikt? - Uitvoering • Wat komt er uit de evaluatie van de deelnemers als opvallend naar voren? • Hoe verliep het groepsproces en de individuele ontwikkeling van deelnemers? • Welke thema’s zijn besproken? • Toeleiding: wat gaan de vrouwen na de cursus doen? • Samenwerking docent en maatschappelijk werker en met uitgenodigde deskundigen • Waarvandaan kwamen geen deelnemers? - Organisatie • Zijn er op dit gebied punten die de volgende keer anders/beter geregeld moeten worden? - Afspraken nieuwe cursus • Afspraken t.a.v. data, tijd en personele invulling. • Afspraken t.a.v. de werving: wie wanneer wat?
45
4
Uitdeelmaterialen
Infoblad: Ontspanningsoefening Kies voor de onderstaande oefening een rustig moment van de dag, op een rustige plaats. Herhaal de oefening regel matig (of een andere ontspanningsoefening uit de cursus die je bevalt). Verwacht niet dat een oefening gelijk helpt. Er is tijd voor nodig om het te leren, maar oefening baart kunst! Misschien kan iemand anders je de eerste keren helpen met deze oefening door bijvoorbeeld de volgorde van de oefening aan te geven, totdat je aan deze volgorde gewend bent en het zelf kunt doen. Soms maken ontspanningsoefeningen veel emoties los. Probeer de emoties de ruimte te geven en gewoon even te voelen, maar richt je daarna weer op de oefening. Een spierontspanningsoefening voor in een stoel • Ga recht op een stoel zitten met je voeten plat op de grond. Zorg dat je lekker zit, alsof je een beetje in de stoel wegzakt. Je kunt de oefening ook liggend op je bed doen (zorg alleen dat je niet meteen in slaap valt). • Span eerst de spieren van de hand aan door bijvoorbeeld je hand stevig om de stoelleuning te klemmen. Span de spieren zo ongeveer 5 seconden. Je kunt hierbij eerst je rechter- en dan je linkerhand nemen, maar je kan de handen ook tegelijkertijd nemen. • Ontspan daarna de spieren van je hand ongeveer 15 seconden. Laat de spieren helemaal slap worden. • Ga verder met het flink aanspannen en daarna ontspannen van de spieren in je onderarmen, bovenarmen, schouders, nek, gezicht, borst, rug, buik, billen, bovenbenen, onderbenen en voeten. Adem eventueel flink uit als je alle spieren loslaat en gaat ontspannen. • Je kan ook alle spiergroepen tegelijk eerst flink aanspannen en daarna volledig ontspannen, dan nog een keer helemaal aanspannen en dan de spieren heel rustig ontspannen en heel slap en sloom laten worden. Neem het verschil tussen spanning en ontspanning goed in je op. Dit is één ontspanningsoefening. Probeer echter verschillende oefeningen uit, in de cursus zul je met meerdere oefeningen kennismaken. Zo kom je erachter wat het beste bij je past en waar je het meeste aan hebt. Zo is het voor de één prettiger om iets te doen, terwijl de ander liever rustig gaat zitten of liggen. Het gaat erom dat je je concentreert en andere gedachten loslaat.
Bron: D. Harp, Drie minuten meditaties, Amsterdam: Muntinga, 2004. Bewerking Altrecht Preventie 2006©
46
Infoblad: Actieschema ‘Weerbaar reageren bij grensoverschrijding’
Emoties hanteren
Inschatten situatie
Controle nemen en juiste strategie kiezen
1 Ontwijken weglopen machtsstrijd uit de weg gaan
2 Confronteren grenzen stellen opkomen voor jezelf
A. Hulp halen
3 Deëscaleren kwaadheid uit de situatie halen
B. Noodweer: fysieke zelfverdediging
Gevolgen verwerken Bron: Suzanne Cautaert e.a., Weerbaarheid van jongeren, 2001
47
Infoblad: Grenzen stellen Regels voor als je wordt lastig gevallen en je kunt nog wel met die persoon praten 1. Maak je jezelf groot en rustig: rechtop, goed ademhalen. 2. Richt je energie op de persoon: aankijken. 3. Zorg dat je lichaamstaal duidelijk is: streng kijken en duidelijke stem. 4. Zeg wat de ander doet (de ander aanspreken op zijn/haar gedrag). 5. Zeg wat je ervan vindt. 6. Zeg wat de ander moet doen/laten.
Valkuilen: • Lachen / te vriendelijk zijn. • In gesprek gaan op het moment dat je je grens wilt stellen, vragen stellen, antwoord geven. • Sorry zeggen (verontschuldigen voor gedrag van de ander). • Persoonlijke informatie geven (terwijl je dat eigenlijk niet wilt). • Zelf als eerste de ander gaan aanraken. • Gaan schelden 48
Infoblad: Assertief reageren Het verschil tussen assertiviteit, sub-assertiviteit en agressiviteit Assertief gedrag is het uiten van je gedachten, gevoelens en meningen op een directe, eerlijke en gepaste wijze. Je komt op voor je persoonlijk belangen op een manier die past bij de situatie en die zowel respectvol is naar jezelf als naar de ander. Je bent open, direct en eerlijk. Assertief zijn is niet in alles je zin willen krijgen, maar zowel het belang van jezelf als de ander willen zien en bereid zijn tot een compromis. Assertief gedrag is dus: duidelijk zijn tegenover een ander en jezelf. Assertiviteit is niet: ten koste van alles krijgen wat je wilt. Assertiviteit is wezenlijk iets anders dan egoïsme of agressie! Subassertief gedrag is het opzij schuiven van je eigen belangen om het een ander naar de zin te maken. Je stelt je onderdanig op, houdt je mond, vermijdt conflicten, laat niet merken wat je wilt of voelt. Je doet daardoor jezelf tekort. Dat gaat ten koste van je zelfvertrouwen en zelfrespect. Agressief gedrag wil zeggen dat je alleen oog hebt voor je eigen belang, zonder respect voor een ander. Je wordt kwaad en verliest alle redelijkheid, ook in gedrag, uit het oog. Je wilt ten koste van alles je zin doordrijven. Dit kan door te eisen, te overdonderen, de ander te domineren, bewust schade berokkenen of woede te gebruiken om iets te bereiken.
Assertief reageren doe je zo • Vaststellen wat je wilt of voelt en dat duidelijk en rechtstreeks tegen de ander zeggen. • Blijven bij hetgeen je zegt en dat zonodig herhalen. • Tegenargumenten weerleggen: herhalen wat de ander zegt in je eigen woorden en dan je eigen argument geven. • De uitgangspositie om assertief te kunnen zijn is de houding: ‘Ik heb het recht om te voelen, denken en wensen wat ik wil en om hierover met anderen te praten!’
Valkuilen • Sorry zeggen. • Je laten manipuleren (bijvoorbeeld inbinden of je aanpassen als de ander zegt: ‘Je vindt mij toch aardig’, ‘Je wilt toch niet streng doen’, zodat de ander zijn zin krijgt en jij niet). • Onzinnige argumenten aannemen. • ‘Vergeten’ wat je wilt/het opgeven. Je laten afleiden. • Agressief worden zodat de ander je niet of niet graag wil helpen.
49
Infoblad: Olie versus water op het vuur Je kunt naar ruzie of een conflict kijken als was het een vuur dat kan oplaaien door bijvoorbeeld olie en dat kan doven door water. Wat maakt een ruzie of conflict erger en wat maakt het minder erg? Olie op het vuur
Water op het vuur
Mentale instelling De ander niet willen begrijpen. Ervan uitgaan dat de ander het wel kwaad zal bedoelen.
Mentale instelling De ander willen begrijpen, ervan uitgaan dat de ander het conflict wil oplossen. Blijkt dat niet zo te zijn, dan kun je een derde inschakelen of het conflict ontwijken.
Gedrag De ander negatief beoordelen. De ander kleineren, hatelijk gedrag vertonen, kwetsende opmerkingen maken, uitlachen.
Gedrag Erkennen wat er gebeurt en wat de ander wil zeggen, zonder je eigen ruimte op te geven. Actief luisteren naar wat de ander bedoelt te zeggen. Wel grenzen aangeven als de ander over je grens gaat, op een veilig moment.
Niet luisteren en de ander voortdurend in de rede vallen. Of slordig luisteren: de woorden van de ander niet of verkeerd samenvatten. Schreeuwen, fel bewegen of weglopen, negeren.
Samenvatten wat je begrepen hebt, en scherpe bewoordingen van de ander wat afzwakken; doorvragen naar wat je niet begrepen heeft.
Commanderen, je bazig gedragen.
Op basis van gelijkwaardigheid gesprek aangaan.
Brokkelig argumenteren: van de hak op de tak springen, geen duidelijke lijn.
Onthullen hoe je de kwestie beleefd hebt en vragen of de ander dat in eigen woorden wil samenvatten.
Kwesties uitvergroten, soms uitlopend op regelrecht liegen.
Rustig blijven en praten in het hier en nu. Gaan zitten. Kalm blijven.
Niet je eigen gevoelens onthullen.
Wel laten zien, vertellen wat je voelt.
Niet duidelijk zeggen wat je van de ander verwacht. Je wil niet laten gelden.
Duidelijk maken wat je van de ander verwacht. Bereid om te onderhandelen over belangen en gedrag. Nagaan of de toegezegde gedragsveranderingen ook waargemaakt kunnen worden. Als je er niet uitkomt een derde erbij halen, die voor beiden acceptabel is.
NB Als de sfeer rustiger is, is het belangrijk wel grenzen te stellen en iets te zeggen van het gedrag van de ander (of over dat van jezelf), als dat nodig is. Anders kan de ander opnieuw beginnen met over je grens gaan. Bron: Frank R. Oomkes, Training als beroep (Amsterdam: Boom, 1996).
50
Infoblad: Spiraal van Geweld Spanning Teleurstelling ‘Dwingen’
z
Romantisch
Eerste Geweld Vertrouwen Doorbroken
Ideaal
Isolement Verbonden door schuld en schaamte
Toenemend Geweld Frustratie en Isolement
Herhaling Geweld Overleven Jezelf verliezen Controle/Macht
Ontwikkeld bij Blijf Groep voor interne cursussen aan cliënten (2002).
51
Schaamte Schuld Verzoening Herstel
Infoblad: Cirkel van Geweld(loze) Communicatie
dloos l e w e G Overleg en redelijkheid Het zoeken naar een voor beide partijen bevredigende oplossing van de conflicten. Veranderingen accepteren. Compromissen willen sluiten. Economisch partnerschap Samen over geldzaken beslissen. Zorgen dat beide partners baat hebben bij gemaakte financiële afspraken. Eerlijke taakverdeling Wederzijdse overeenstemming over een eerlijke taakverdeling. Samen beslissen over gezinsaangelegen.
Niet bedreigend gedrag Zo praten en doen dat zij zich veilig voel en comfortabel voelt om zich te uiten en dingen te doen.
Gelijkwaardigheid
Verantwoordelijk ouderschap Ouderlijke verantwoordelijkheden delen. Een positief en niet gewelddadig rolmodel voor de kinderen willen zijn.
Respect Zonder vooroordeel naar haar luisteren. Emotioneel bevestigend en begripvol zijn.
Vertrouwen en steun Haar levensdoelen steunen. Haar recht op eigen gevoelens, vrienden, activiteiten en meningen respecteren.
Eerlijkheid en verantwoordelijkheid Acceptatie van eigen verantwoordelijkheid. Vroeger gebruik van geweld erkennen. Fouten toe kunnen geven. Open en eerlijk communiceren.
Geweld loos Geweld in Relaties Interventie project - GRIP - Vrouwenopvang Amsterdam & Politie Amsterdam - Amstelland
52
Infoblad: Cirkel van Geweld(loze) Communicatie
Fy
siek
g e w e l d sexuee
l
Dwingen en dreigen Dreigementen maken (of uitvoeren) haar te pijndoen. Dreigen haar te verlaten, zelfmoord te plegen, haar aan te geven bij instanties, haar haar aangifte laten intrekken. Haar dwingen illegale Economisch macht dingen Haar het houden of krijgen te doen. van een baan ontzeggen. Zorgen dat ze om geld moet vragen. Haar zakgeld geven, haar geld afpakken. Geen informatie over of toegang geven tot het inkomen.
Intimideren Haar bang maken door: blikken, acties, gebaren. Met dingen gooien, haar eigendommen vernietigen, Geestelijke huisdieren mishandeling misbruiken, Haar afkraken, haar een wapens slecht gevoel geven over zichzelf, tonen. haar uitschelden, haar laten denken dat ze gek is, haar voor de gek houden, haar vernederen, haar een schuldgevoel aanpraten.
Mannelijkheid uitbuiten Haar als mindere behandelen. Alle grote beslissingen maken. Gedragen als de baas in huis. Beslissen wie wat moet doen.
Isoleren Bepalen en controleren wat ze doet, wie ze ontmoet, wat ze leest, waar ze naar toegaat. Contacten Bagatabuiten de deur beperken. liseren, Jaloezie gebruiken om ontkennen en daden recht te de schuld geven praten. Licht denken over geweld en haar bezorgdheid hierover niet serieus nemen, zeggen dat geweld niet is voorgekomen, verantwoordelijkheid voor geweld afschuiven, zeggen dat het haar eigen schuld is.
Macht en controle
Kinderen gebruiken Haar een schuldgevoel geven over de kinderen. De kinderen gebruiken om boodschappen door te geven. Bezoekregeling gebruiken voor intimidatie. Dreigen de kinderen af te nemen.
Geweld Geweld in Relaties Interventie project - GRIP - Vrouwenopvang Amsterdam & Politie Amsterdam - Amstelland
53
Bruikbare bronnen voor meer uitdeelmateriaal A
Methodiek ‘Uit de schaduw van de ander’
Deze methodiek, te bestellen bij Movisie (www.movisie.nl), is gericht op vrouwen die partnergeweld hebben meegemaakt. De uitgave bevat een aantal theoretische informatiebladen die goed gebruikt kunnen worden in sommige groepen: • Foutje ? Nou en? (over perfectionisme, met een anti-perfectie plan van 10 punten) • Kritiek en waardering (over ontvangen van positieve en omgaan met negatieve kritiek en over de communicatie-axioma’s van Watzlawick) • Zelfbeeld en zelfvertrouwen (tips: hoe ontwikkel je een positief zelfbeeld) • Agressie (over omgaan met woede en valkuilen) • Huiselijk geweld (wat dat is en wat zijn de gevolgen voor kinderen) • Macht & onmacht (over machtsdriehoek en overlevingspatronen)
B
www.huiselijkgeweld.nl
Op deze site zijn allerlei (gratis) brochures te bestellen. Een aantal voorbeelden: • Juridische aspecten van huiselijk geweld • Als u wordt gestalkt • Bescherming tegen geweld: wat je zelf kunt doen • Geweld in huis raakt kinderen • Tips tegen geweld in relaties. Factsheet met tips van allochtone cliënten tegen geweld in relaties. • Horen zien en zwijgplicht. Wegwijzer huiselijk geweld en beroepsgeheim • Slaande ruzie met je partner… Je bent te ver gegaan. Wat nu? • Wegwijzer Eergerelateerd Geweld • Op Eigen Kracht. Deze brochure is speciaal voor vrouwen zonder zelfstandige verblijfsvergunning van wie de relatie verbroken is door huiselijk geweld.
C
Weerbaarheid van jongeren, een denk en doeboek
In dit boek, geschreven door S. Cautaert, V. Dupont & I. Ideler (Uitgeverij Garant, 2001), staan verschillende bruikbare werkbladen, die deelnemers tijdens de training weerbaarheid kunnen invullen als inleiding tot een onderwerp, zoals: • ‘Test je voorkeurstrategie’ – over reacties op storend en agressief gedrag van anderen en de voor- en nadelen van de verschillende strategieën. • ‘Grenzen verschuiven’ - over valkuilen bij grenzen stellen (zoals: redenen zoeken waarom je beslist om niet te reageren als je wel aanvoelt of weet dat iemand over je grens gaat).
D
Bescherming tegen geweld: wat je zelf kunt doen
Deze brochure van MOVISIE i.s.m Stichting Shakti (2009)is zeer informatief en wordt uitgebracht in veel verschillende talen. Je kunt hem uitdelen na een gesprek of een les over geweld. Brochures zijn gratis aan te vragen bij Movisie (www.movisie.nl), er worden alleen verzendkosten in rekening gebracht.
54
Bijlagen
1. Voorbeeld samenwerkingsovereenkomst 2. Voorbeeld foldertekst + inlegvel (Nederlands) 3. Aanmeldformulier en bijlage 4. Voorbeeld flyer Turkse vrouwengroep 5. Overzicht deelnemersgroep 6. Evaluatieformulier docent weerbaarheid 7. Evaluatieformulier maatschappelijk werker 8. Evaluatieformulier deelnemers (mondelinge evaluatie) 9. Evaluatieformulier deelnemers (schriftelijke evaluatie)
55
Bijlage 1 Voorbeeld samenwerkingsovereenkomst Blijf Groep & X & Y t.a.v. Cursussen
weerbaarheid voor vrouwen
Sterk logo X
56
logo Y
Voorbeeld samenwerkingsovereenkomst De ondergetekenden, 1. Blijf Groep, gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door [naam], en 2. X [organisatie maatschappelijk werk], gevestigd te [plaatsnaam], vertegenwoordigd door [naam] en 3. Y (welzijnsorganisatie), gevestigd te [plaatsnaam] vertegenwoordigd door [naam], verklaren de volgende overeenkomst te zijn aan gegaan voor het uitvoeren van cursussen Sterk, een methodiek om de weerbaarheid van vrouwen te vergroten.
Doelstelling van de samenwerking De bundeling van kennis en de capaciteit van de drie genoemde organisaties maakt een product mogelijk dat een meerwaarde biedt aan de deelnemers in het stoppen en voorkomen van escalatie van (huiselijk) geweld. Alle organisaties dragen op eigen wijze hieraan bij. In het onderstaande wordt dit geconcretiseerd.
Beschrijving van de uitvoering Doelen: 1. De weerbaarheid vergroten van vrouwen die te maken hebben of hebben gehad met (huiselijk) geweld (secundaire preventie). 2. De toegang tot hulpverlening voor de deelnemers vereenvoudigen. 3. De doorbreking van het isolement stimuleren door uitbreiding van het persoonlijke netwerk van de deelnemers. 4. De samenwerking van buurtgebonden organisaties betreffende huiselijk geweld verbeteren. 5. Het taboe doorbreken van het praten over geweld en mishandeling. Doelgroep: Vrouwen die willen leren om hun grenzen beter te (h)erkennen, te voelen en te stellen. Vrouwen met ervaringen met grensoverschrijdend gedrag, (huiselijk) geweld en/of gevoelens van onveiligheid op het gebied van agressie en geweld. Buurtbewoners hebben voorrang. Contra-indicaties: 1. Vrouwen die geen of te weinig Nederlands spreken om het gespreksgedeelte te kunnen volgen. 2. Meerdere vrouwen uit hetzelfde systeem (bijvoorbeeld zussen of moeders en dochters). 3. Vrouwen die niet in een groep kunnen functioneren. Groepsgrootte: Er kunnen maximaal veertien en minimaal acht vrouwen per cursus meedoen. Cursusduur: Twaalf weken. In sommige seizoenen in verband met vakanties acht tot tien weken. Inhoud en organisatie van de cursus: De cursus Sterk bestaat meestal uit twaalf bijeenkomsten voor ongeveer twaalf vrouwen, die willen leren om hun weerbaarheid te vergroten. De inhoud van de cursus wordt steeds aangepast aan de vraag van de groep deelnemers. Door te werken met een open inschrijving komen vrouwen in de groep die een diverse achtergrond hebben wat betreft ervaringen met geweld. Het gevolg van deze samenstelling is dat allerlei problemen rondom veiligheid aan bod komen. Huiselijk geweld is hier één van. De focus van het programma is de overeenkomst tussen allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag.
57
Elke bijeenkomst heeft twee in elkaar overlopende activiteiten. Het eerste gedeelte (anderhalf uur) is een psycho-fysieke weerbaarheidstraining, gegeven door een docent van Blijf Groep. Aansluitend volgt een groepgesprek (één uur) onder leiding van een maatschappelijk werker. Hierin is naast uitwisseling van informatie over de training ook ruimte voor advisering en informatie-uitwisseling over andere onderwerpen. Bij dit gespreksgedeelte worden op verzoek van de deelnemers soms (externe) deskundigen uitgenodigd. Met de maatschappelijke werker vinden individuele gesprekken met de deelnemers plaats. Dit om de deelnemers door te verwijzen, te adviseren of om nazorg te bieden. Nazorg: Ook als de cursus afgelopen is doen vrouwen soms nog een beroep op de maatschappelijk werker voor advisering over vervolgstappen of over problemen met organisaties waarnaar de deelnemers verwezen zijn.
Verantwoordelijkheden en taken samenwerkingspartners
A
Alle organisaties:
Overleg en promotie Deelname aan verschillende overlegvormen is noodzakelijk om op de hoogte te blijven van plaatselijke ontwikkelingen op het gebied van huiselijk geweld. Daar waar mogelijk zullen organisaties de cursus meenemen in werving- en promotieactiviteiten. De soms acute en ernstige situaties die in de cursus naar buiten komen vereisen soms snel handelen, ook buiten de gangbare procedures om. Hiertoe is het voor de maatschappelijk werker noodzakelijk om op de hoogte te zijn van actuele buurtgebonden activiteiten en een adequaat buurtgebonden netwerk te onderhouden.
B
Y (welzijn) Verantwoordelijkheden ten behoeve van de werving
Informeren van belangstellenden over de cursussen. Voor inhoudelijke informatie worden belangstellenden en verwijzers doorverwezen naar de cursusbegeleidster of de docent. Naam en adresgegevens van aanmelders worden doorgegeven aan X. Taken: 1. Het doorverwijzen van belangstellenden volgens een protocol, waarbij de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. 2. Het vermelden van de cursus op de website en andere daarvoor bestemde kanalen. 3. Het verspreiden van informatie materiaal in de eigen organisatie.
Verantwoordelijkheden ten behoeve van de uitvoering Accommodatie: Y stelt een accommodatie beschikbaar voor de uitvoering van de cursussen en eventuele proeflessen. Er zijn bijvoorkeur twee werkruimten beschikbaar waarvan één met stoelen en tafels. Bij de sportzaal is bij voorkeur ook een kleedruimte aanwezig. De accommodatie is zo toegankelijk mogelijk, biedt privacy en is geschikt om weerbaarheidstrainingen te geven. Er bestaat tevens de mogelijkheid om koffie en thee te gebruiken.
C
X (maatschappelijk werk) Verantwoordelijkheden ten behoeve van de werving
Informeren van belangstellenden en verwijzers over de cursussen. Deelnemers worden na aanmelding ingeschreven.
58
Taken: 1. Het verspreiden van folders voor deelnemers waarin naast de inhoudelijke informatie over de cursus ook de samenwerking tussen de organisaties staat vermeld. 2. Het voorlichten (telefonisch, face-to-face), informeren en inschrijven van deelnemers volgens een protocol, waarbij de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. 3. Alle buurtgebonden en betrokken organisaties op de hoogte brengen van het bestaan van de cursussen, zodat zij toekomstige deelnemers kunnen doorverwijzen. Dit kan naast het verspreiden van folders. 4. Het (doen) organiseren van proeflessen (uitgevoerd door de docent weerbaarheid) en eventueel plaatsen van advertenties.
Verantwoordelijkheden ten behoeve van de uitvoering Cursusbegeleiding: X stelt een maatschappelijk werker beschikbaar. Deze persoon heeft verantwoordelijkheden op het gebied van werving en aanmelding, registratie en beheer van adresgegevens van deelnemers, begeleiding van de deelnemers tijdens het gespreksgedeelte en de nazorg. Taken cursusbegeleiding ten behoeve van de werving: 1. Contactpersonen uit buurtgebonden netwerken op de hoogte houden van de cursussen zodat zij toekomstige deelnemers kunnen doorverwijzen. 2. Het voeren van (telefonische) kennismaking en/of voorlichtingsgesprekken (i.s.m. de docent weerbaarheid). 3. Het registreren en beheren van persoonlijke gegevens van deelnemers volgens een protocol, waarbij de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. Taken en verantwoordelijkheden cursusleiding ten behoeve van de uitvoering: 1. Het begeleiden van het groepsgesprek tijdens het gespreksgedeelte van de cursus. 2. Het begeleiden van deelnemers individueel tijdens de duur van de cursus gericht op het formuleren van de hulpvraag en doorverwijzing naar gewenste hulpverlening. Na de cursus worden deelnemers indien nodig geholpen bij het leggen van contact met hulpverleners. 3. Het bijhouden van de cursusadministratie volgens een protocol waarbij de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. 4. Het innen en beheren van de deelnemersbijdrage. 5. Het uitnodigen van voorlichters, mede op verzoek van de deelnemers. 6. Het invullen van een schriftelijk evaluatieformulier; zodanig dat dit past binnen de beleids -en regelgeving van X. 7. Het onderhouden van contacten en het maken van afspraken met de politie voor zover relevant voor informatie en hulpverlening aan de deelnemers. De cursusbegeleiding heeft hiertoe: 1. Inzicht in de problematiek van deze doelgroep: Diverse vormen van geweld en onveiligheid. 2. Ervaring met groepsbegeleiding: Dit wil zeggen inzicht in groepsdynamica en in staat zijn groepsprocessen te sturen. 3. Samenwerkingsvaardigheden: Tijdens het gespreksgedeelte werken de weerbaarheiddocent en de maatschappelijk werker intensief samen. 4. Beschikbaarheid voor en tijdens het gespreksgedeelte en na de cursus: Beschikbaarheid voor nazorg door de week (in verband met praktische hulp aan de deelnemers, persoonlijke gesprekken en contacten met verwijzers). 5. Organisatorische capaciteiten: Zoals flexibiliteit en improvisatietalent om bijvoorbeeld op verzoek van de deelnemers op korte termijn een voorlichting te organiseren en om te kunnen gaan met onverwachte situaties. 6. De wil tot belangenbehartiging van deelnemers: Daar waar zij oplopen tegen bureaucratie en onwil bij andere organisaties. 7. De beschikking over een adequaat buurtgebonden netwerk rond het thema huiselijk geweld: De maatschappelijk werker moet in elke organisatie persoonlijke contacten hebben om naar door te verwijzen. Er moeten afspraken gemaakt zijn over (warme) overdracht.
59
8. Steun vanuit de eigen organisatie: Dit omdat het hier ‘werk op maat’ betreft zullen de kaders ruim moeten zijn, zal flexibiliteit vereist zijn en steun nodig zijn bij het tegenkomen van weerstanden bij andere organisaties. 9. Op dit moment bestaat er een sterke voorkeur, dat de maatschappelijk werker een vrouw is.
D
Blijf Groep: Verantwoordelijkheden ten behoeve van de werving
Blijf Groep levert een aandeel in de werving. Taken: 1. De docent weerbaarheid verzorgt op aanvraag proeflessen en workshops bij instellingen met belangstellenden voor deze cursussen. Hierbij gaat het onder meer om de bestaande groepen zoals: praatgroepen bij maatschappelijk werk, assertiviteitscursussen, allochtone organisaties die activiteiten voor vrouwen uit hun doelgroep verzorgen. 2. De docent weerbaarheid van Blijf Groep de draagt zorg voor het aanleveren van informatie voor de folders voor deelnemers en verwijzers. 3. De docent weerbaarheid van Blijf Groep informeert de maatschappelijk werkers van de Steunpunten Huiselijk Geweld en draagt zorg voor het aanleveren van folders, die zij kunnen uitdelen aan hun cliënten 4. De docent weerbaarheid belt op verzoek van de maatschappelijk werker/ buurthuismedewerker cursisten die vooraf meer informatie willen over inhoud van de trainingen.
Verantwoordelijkheden ten behoeve van de uitvoering Blijf Groep stelt een professionele docent weerbaarheid beschikbaar. De docent heeft de verantwoordelijkheid over de inhoud en uitvoering van de weerbaarheidstraining. Tijdens het gespreksgedeelte levert de docent een aandeel in het groepsgesprek. De docent heeft hiertoe: 1. Kennis van en ervaring met weerbaarheid: Zodanig dat de docent deze kan overdragen aan de doelgroep. 2. Inzicht in de problematiek van deze doelgroep: Kennis van en inzicht in de diverse vormen van geweld en onveiligheid. Kennis van en ervaring met het voeren van groepsgesprekken en individuele gesprekken. 3. Ervaring met groepsbegeleiding: Dit wil zeggen inzicht in groepsdynamica en in staat zijn groepsprocessen te sturen. 4. Samenwerkingsvaardigheden: Dit omdat de weerbaarheidsdocent en de maatschappelijk werker intensief samenwerken. 5. In verband met de aard van de problematiek van de deelnemers bestaat er een sterke voorkeur dat de docent weerbaarheid een vrouw is. Taken: 1. Ontwikkelen en uitvoeren en zonodig aanpassen van de trainingen weerbaarheid. 2. (Mede)begeleiden van het groepsgesprek tijdens het gespreksgedeelte van de cursus. 3. Leveren van evaluatieformulieren voor deelnemers en cursusbegeleider 4. Schrijven evaluatieverslag.
Financiering Kostenposten die gedragen worden door X zijn: 1. Medewerking groepsbegeleiding. 2. Kopiekosten folder + verspreiding wervingsmateriaal binnen eigen netwerk Kostenposten per cursus die gedragen worden voor Blijf Groep zijn: 1. Medewerking docent weerbaarheid 2. Medewerking Steunpunt Huiselijk Geweld
60
3. Kopiekosten folder + verspreiding wervingsmateriaal binnen eigen netwerk Kostenposten die gedragen worden voor Y zijn 1. De accommodatie 2. Consumpties (koffie/thee) 3. Medewerking coördinator. 4. Kopiekosten folder + verspreiding wervingsmateriaal eigen netwerk
Diverse afspraken Annuleringsregeling Als na de eerste twee bijeenkomsten minder dan tien deelnemers aangeven de cursus te willen volgen wordt de cursus stopgezet, opnieuw geworven en opnieuw met twee proeflessen gestart. Als tijdens de cursus deelnemers afhaken* en het totale aantal minder dan acht wordt, dan wordt in overleg met de docent weerbaarheid de cursus ingekort. (* Onder afhaken wordt verstaan: deelnemers die aangeven te willen stoppen met de cursus of deelnemers die vaker dan twee weken of bijeenkomsten afwezig zijn zonder tegenbericht of contact hierover te hebben gezocht. Zij worden dan niet meer meegeteld als deelnemer. Wel blijven zij de rest van de cursus welkom als cursist.) Ziekte: In gezamenlijk overleg wordt bij éénmalige afwezigheid de bijeenkomst door de andere partner uitgevoerd. Bij langdurige ziekte of afwezigheid wordt in overleg met de leidinggevende van de docent weerbaarheid van de Blijf Groep en de leidinggevende van X een oplossing gezocht. Als een organisatie geen vervanger kan leveren, wordt de cursus geannuleerd. Personele veranderingen: De samenwerking tussen de docent weerbaarheid en de maatschappelijk werker is bepalend voor de kwaliteit van de uitvoering van de cursus. Bij eventuele personele veranderingen is het noodzakelijk, dat er voldoende tijd en ruimte wordt geboden voor het opbouwen van een kwalitatief goede samenwerking. Evaluatie: Na afloop van elke cursus wordt een schriftelijk evaluatieformulier ingevuld door de cursisten en wordt de cursus schriftelijk geëvalueerd door de maatschappelijk werker van X èn de docent weerbaarheid van de Blijf Groep. De evaluatiegegevens worden besproken met alle samenwerkingspartners. Jaarlijks levert de docent weerbaarheid op basis van deze evaluaties de gegevens aan voor het jaarverslag van Blijf Groep.
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en ondertekend te Amsterdam, op ……………………….. X naam X naam ………………… …………………….. Directeur ………………… Blijf Groep
X naam ………………………
Functie ……………………..
X
Functie ………………………
Y
61
Bijlage 2
Voorbeeld foldertekst cursus Sterk Cursus voor vrouwen: Sterk
Als je • wilt leren om je grenzen te stellen • wilt dat je minder snel in paniek raakt • wel eens lastiggevallen bent en niet wist wat je moest doen • voor jezelf op wilt komen omdat je iets wilt bereiken In deze cursus wordt op een sportieve en gezellige manier gewerkt aan weerbaarheid. Het gaat in de lessen over: het vergroten van je zelfvertrouwen, grenzen leren stellen, jezelf de moeite waard vinden en nee zeggen als je iets echt niet wilt. De lessen Elke les begint in de zaal waar je oefeningen doet om je weerbaarheid te versterken, zowel lichamelijk als geestelijk. Je wordt je bewuster van je lichaam en je krijgt een sterkere houding en uitstraling. Je leert ook om je zelf te verdedigen en om grenzen te stellen. Er wordt informatie gegeven over allerlei aspecten van zorg voor je veiligheid. Hierdoor ontdek je dat je meer kunt en sterker bent dan je dacht! Ervaringen van deelneemsters “Ik kan rustiger blijven bij conflicten”. “ Ik kan beter mijn grenzen stellen en nee zeggen op momenten dat ik vroeger ja zei”. Het gespreksgedeelte Het gespreksgedeelte van de les vindt plaats in een ruimte waar de koffie en thee op tafel staat. Er wordt met de groep gepraat over onderwerpen uit de les. Maar er is vooral tijd en ruimte om zelf onderwerpen aan te dragen bijvoorbeeld over moeilijke en onveilige situaties op straat, thuis of op het werk. Op verzoek van de deelnemers worden deskundigen uitgenodigd om informatie te geven. Thema’s die bijvoorbeeld aanbod komen zijn: - leren ontspannen - nee zeggen als je iets echt niet wilt - werken aan eigenwaarde en zelfvertrouwen - leren omgaan met gevoelens van angst en woede - omgaan met conflicten
62
Ervaringen van deelneemsters: “Mijn gevoel van veiligheid is groter geworden”. “Ik ben niet meer bang op straat, kan beter voor mijzelf opkomen op mijn werk en bij mijn partner”. Draag gemakkelijke kleding en schoenen! Plezier en bewegen staan voorop in deze cursus Praktische informatie De groep bestaat uit 8 tot 14 vrouwen. Een vrouwelijke docent weerbaarheid van Blijf Groep Amsterdam geeft de weerbaarheidstraining van 1,5 uur. Een vrouwelijke maatschappelijk werker van SEZO begeleidt samen met de docent het gespreksgedeelte dat 1 uur duurt. Voorafgaand aan de cursus is er vaak een introductieles. De cursus bestaat uit 12 lessen van 2,5 uur. Bij voldoende aanmeldingen start de cursus tweemaal per jaar. Aanmelding Voor deelname aan de weerbaarheidscursus Sterk kun je je aanmelden bij: [naam organisatie]. Telefoon: [nummer] Internet: [webadres]
Voorbeeld inlegvel
Praktische informatie: Kosten:
[bedrag]………...............................................… (een betalingsregeling is mogelijk)
Dag:
[dag en dagdeel, bv woensdagochtend]………................................................…………
Tijd:
[begin- en eindtijd]……………………………......................................................................….
Data:
[begin- en eind datum van de cursus]………...........................................………………..
Plaats:
[naam locatie ]………………………….....................................................................................
Adres:
[adres locatie] …..............................................................................................................
Gratis introductieles (tevens les 1 van de cursus) op [ datum] …….......................................
Wil je je aanmelden of meer informatie ? Bel [naam organisatie]…………........................................................................................................... Vraag naar [naam maatschappelijk werker] of een collega maatschappelijk werker. Telefoon: [ nummer]……..…................................................................................................................
63
Bijlage 3
Aanmeldformulier Cursus Sterk (Is in te vullen door receptiemedewerker of maatschappelijk werker) NB! Vul de bovense velden van het aanmeldformulier altijd in (de contactgegevens), andere informatie alleen als deze ter sprake komt.
Aanmelding op (datum) Naam (voor en achternaam)
Adres, ook postcode Telefoonnummer / mobiel
Wil graag inhoudelijke informatie. Docent kan terugbellen op: dag / uur (dit mailen naar docent) Verwezen via instelling/ persoon Of zelf aangemeld. Al eerder meegedaan? Wanneer? Leeftijd Buurt Etniciteit
64
Bijlage bij Aanmeldformulier Cursus Sterk Informatie voor receptiemedewerkers van maatschappelijk werkinstelling 1- Telefonische aanmelding Het eerste telefonische contact is voor deelnemers van deze cursus van essentieel belang. Vaak vinden vrouwen het eng om zich op te geven. Het vraagt moed om te bellen. Je geeft geen informatie over de inhoud van de cursus, praktische vragen kun je wel direct beantwoorden (waar, wanneer, folder opsturen etc). Als je niet direct kunt doorverbinden met de maatschappelijk werker die de cursus zal begeleiden vraag dan of het mogelijk is om teruggebeld te worden. Als dat mogelijk is noteer dan naam en telefoonnummer, vraag ook of de maatschappelijk werker ook op andere manieren contact kan leggen: bv per post of email. Noteer alle gegevens op het aanmeldformulier en zorg dat de maatschappelijk werker dit krijgt. Als de maatschappelijk werker haar niet kan terugbellen, laat dan weten hoe en wanneer de maatschappelijk werker te bereiken is op kantoor.
Samenvatting informatie aanmelding voor maatschappelijk werkers. 1- Telefonische aanmelding / eerste gesprek De vrouwen die mee willen doen vertellen bij het eerste contact soms zelf waarom ze mee willen doen. Anders komt het wel in de cursus zelf. Soms zeggen vrouwen door wie ze zijn verwezen, maar niet altijd waarom. Voor de groep gelden de volgende contra-indicaties: - Meerdere vrouwen uit 1 systeem (zussen, moeder en dochter, vrouwen die elders een groep zijn bv collega’s) - Vrouwen die niet de voertaal van de cursus kunnen spreken (noodzakelijk om het gespreksgedeelte te kunnen volgen). - Vrouwen die niet in een groep kunnen functioneren; waarmee je geen afspraken kunt maken over gedrag en/of middelengebruik (alcohol/drugs/psychiatrische aandoeningen) Om ‘risicofactoren voor afhaken’ (voor, of na de eerste bijeenkomst) in kaart te brengen vraag je informatie (kan via de telefoon, een persoonlijk intakegesprek is prettiger): - Om de vrouw te kunnen bereiken: vraag je altijd om contactgegevens.(minimaal = een telefoonnummer, liever ook een postadres, vraag of je daar post naar toe kunt sturen) - Zijn de plaats, data en de tijd en inhoud van de cursus bekend? Als vrouwen specifiek inhoudelijke informatie (over oefeningen, thema’s etc willen kunnen zij ook door de docent worden teruggebeld. Die kan dan inhoudelijk op hun vragen ingaan.) - Zijn er redenen waarom ze eventueel niet zou kunnen (blijven) komen? (gebrek aan oppas, nieuwe baan in het vooruitzicht, geen geld, therapie, verhuizing, geweld etc…) Als je twijfelt of het aanbod (op dit moment) misschien te zwaar is, niet past oid moet je zeker een intakegesprek voorstellen.
2- Intakegesprek. Tijdens dit gesprek geef je meer uitleg over de inhoud van de cursus. Daarnaast praat je over de vragen /behoeften van de vrouw, haar netwerk, haar ervaring met hulpverlening en haar (huidige) contacten met hulpverlening. Dit om duidelijk te krijgen welke steun een deelnemer buiten de bijeenkomsten om wel of niet heeft. Een gesprek is vooral om te kunnen inschatten of deze ‘aanmelder’ daadwerkelijk gebruik wil/ kan gaan maken van het aanbod. Een goede vraag is: Wat heb je nodig (van ons, de andere deelnemers) om aan de cursus deel te nemen? (Bv “ dat iemand me opbelt ’s ochtends zodat ik op tijd opsta”. Of: “Dat ik samen met iemand vanaf de metrohalte naar de locatie kan lopen”.)
65
Bijlage 4
Voorbeeld flyer Turkse vrouwen
Vrouwencursus
Welkom bij de Cursus “Sterk” voor Turkse vrouwen. 26 maart tot en met 25 juni 2009 (12x) - donderdagochtend 9.15 - 11.45 uur [adres accommodatie] 1,5 uur training: Oefeningen om sterker te worden, te ontspannen en jezelf leren beschermen. + 1 uur koffie/ thee drinken en praten over: Omgaan met spanning, meer zelfvertrouwen krijgen, omgaan met angst, opkomen voor je rechten in Nederland, zorgen voor je eigen veiligheid. Cursus is leerzaam maar ook gezellig. Je hoeft niet sportief te zijn. Docent: [naam docent weerbaarheid, organisatie] Cursusbegeleidster: [naam maatschappelijk werkster, organisatie] Elke bijeenkomst wordt vertaald door een Turkse assistente die Turks en Nederlands spreekt.
Aanmelden bij: [naam], [e-mail] [Telefoonnummer]: Kosten: 18 € voor 12 lessen (betalingsregeling altijd mogelijk) Er is kinderopvang.
66
Bijlage 5
Formulier Groepsoverzicht
Overzicht deelnemers Cursus Sterk Nr
Verwezen via instelling/ persoon
Leef- Etniciteit tijd
Maand en jaar:
Locatie:
d.d. ../. les 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
Aanwezigheid = + Afwezig = ? Afgemeld= A Ziek = Z 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
Totaal aantal keren aanwezig: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X 1 X
67
Bijzonderheden
Nazorg via instelling
Effect en acties n.a.v. cursus
Bijlage 6
Evaluatieformulier docent weerbaarheid Docent: cursusnummer: Locatie bijeenkomsten: Proefles ?
Zo ja datum: Geplande data cursus:
Datum uitvoering en nummer bijeenkomst: Aantal deelnemers:
aanwezig: nieuw: afgemeld:
Maatschappelijk werker aanwezig? Opmerkingen of bijzonderheden organisatie
A Wat wilde ik met deze bijeenkomst bereiken, waarom?
B Wat had ik gepland en waarom?
C Wat heb ik gedaan en waarom?
D Wat heb ik gezien / gehoord / waargenomen?
E Is het resultaat behaald? Opmerkingen inhoud?
68
Bijlage 7
Evaluatieformulier maatschappelijk werker Naam maatschappelijk werker: Proefles?
Zo ja datum: Geplande data cursus:
Datum uitvoering en nummer bijeenkomst:
Aantal deelnemers:
aanwezig: nieuw: afgemeld:
Opmerkingen of bijzonderheden organisatie
Praktische opmerkingen:
Inhoudelijke opmerkingen groepsgesprek:
Opmerkingen per deelnemer: Deelnemer nr 1: Deelnemer nr 2: Deelnemer nr 3: Deelnemer nr 4: Deelnemer nr 5: Deelnemer nr 6: Deelnemer nr 7: Deelnemer nr 8: Deelnemer nr 9: Deelnemer nr 10: Deelnemer nr 11: Deelnemer nr 12: Deelnemer nr 13: Deelnemer nr 14:
69
Bijlage 8
Evaluatieformulier deelnemers (schriftelijke evaluatie)
Waarom dit evaluatieformulier? Blijf Groep wil graag weten of de cursus nog beter kan aansluiten op wat de deelnemers willen leren. Daarom vragen wij je om ons te helpen door dit formulier zo eerlijk mogelijk in te vullen. Er zijn geen goede of foute antwoorden. We zijn blij als je ons laat weten wat er nog verbeterd kan worden. Het invullen is anoniem. Wanneer was de cursus? Waar was de cursus?
Vragen over jou 1- Welke verwachtingen had je van de cursus? (Ik dacht… Ik wilde…. Ik hoopte…)
2- Wat heb je aan de cursus gehad? (Wat kan/weet/doe je nu wel/ beter dan eerst?)
3- Wat gaat nu beter bij grenzen stellen (nee zeggen, weigeren, dingen buiten je houden)?
Voorbeeld 1 :
Voorbeeld 2 :
4- Wat vind jij nu nog moeilijke situaties? Wat zou je nog willen leren?
5- Hoe ga je nu verder?
Vragen over de groep 6- Ben je tevreden over de samenstelling van de groep? niet tevreden
onvoldoende
matig
redelijk
6b- Leg uit waarom:
7- Wat heb je aan de groep/de andere deelnemers gehad?
70
tevreden
heel tevreden
Vragen over het oefenen in de zaal 8- Hoe waardeer jij het oefeninggedeelte in de zaal? heel slecht
slecht
onvoldoende
matig
goed
heel goed
8b- Waarom? Wat vond je het belangrijkste?
9- Ben je tevreden over de deskundigheid en werkwijze van de docent weerbaarheid? niet tevreden
onvoldoende
matig
redelijk
tevreden
heel tevreden
goed
heel goed
Vragen over het gespreksgedeelte 10- Hoe waardeer jij het gespreksgedeelte met koffie en thee? heel slecht
slecht
onvoldoende
matig
10b- Wat zijn voor jou de belangrijkste onderwerpen die besproken zijn in de groep?
11- Ben je tevreden over de begeleiding van het gespreksgedeelte? niet tevreden
onvoldoende
matig
redelijk
tevreden
heel tevreden
redelijk
goed
ja, heel erg
12- Hebben de thuisopdrachten je geholpen? helemaal niet
onvoldoende
matig
Vragen over de hele cursus 13- Was de sfeer in de cursus veilig genoeg? Was er voldoende ruimte voor jou?
14 – Wat vindt je van de organisatie van de cursus? (ruimten, koffie/thee/ kinderopvang)? heel slecht
slecht
onvoldoende
matig
goed
14b- Leg uit waarom:
15- Tips: Wat kan er naar jouw idee nog beter? Wat heb je in de cursus gemist?
Dank je wel voor het invullen!
71
uitstekend
Bijlage 9
Evaluatievragen voor deelnemers (mondelinge evaluatie) 1.
Waarom ben je begonnen aan deze cursus?
2.
Was deze cursus voor jou belangrijk? Waarom?
3.
Wat kan/weet/doe je nu wel/beter dan eerst?
4. Kun je nu beter je grenzen stellen (bijvoorbeeld: nee zeggen, weigeren, dingen buiten je houden)? Kun je een voorbeeld vertellen? 5. Wat vind jij nu nog moeilijke situaties? Wat zou je nog willen leren? 6. Wat vond je van de oefeningen in het eerste gedeelte? 7.
Wat vond je van het samen praten in het tweede gedeelte?
8.
Hoe ga je nu verder?
9.
Heb je iets in de cursus gemist? Wat? Of weet je iets dat beter kan?
10. Wil je nog iets vertellen of vragen?
72
Literatuur Geraadpleegde bronnen • Baarsen, B. van, Geen slag in de lucht. Onderzoek naar zelfverdediging als primaire preventie van seksueel geweld. Maarn: Bres/LSZ, 1993. • Baeten, P. & E. Geurst, In de schaduw van het geweld: Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Utrecht: NIZW uitgeverij, 2002. • Boer, M. de, De aanpak van gendergerelateerd geweld in de privésfeer: Aanknopingspunten voor
boek voor kinderen: ISBN 90 334 4745 2; cursusboek voor de ouders: ISBN 90 334 4744 4.) • Nieuwenhuizen, P. & B. Steenbergen, Mozaïek, preventie en opvang huiselijk en seksueel geweld allochtone vrouwen, deel 4: Weerbaarheidtrainingen. Utrecht: Transact, 2004. • Quinn, K., Sta op je stuk, Zelfverdediging voor vrouwen. Baarn: Mingus, 1986. • Steenman, M., Blijf er niet voor thuis. Bekadidact, 1994.
een meer genderbewuste aanpak van huiselijk
• Verbaan, D., S. Spil & T. Coolen, Handleiding les-
geweld : Gendertoets van het Plan van aanpak
geven aan jongens, Bijlage Handboek Marietje
Huiselijk Geweld tot 2011 “De volgende fase”,
Kesselsproject. Landelijk Platform Marietje Kes-
uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van
selsprojecten, uitgegeven in eigen beheer (NISB)
Justitie. 2008, te downloaden op www.huiselijk-
2001 (te downloaden van www.weerbaarheid.
geweld.nl. • Bos, M. en M. Cense, Trainen over diversiteit. Utrecht: Transact, 2005. • Cautaert, S., V. Dupont & I. Ideler, Weerbaarheid van jongeren, een denk en doeboek. Garant, 2001. • Dijkstra, S., Geweld en veerkracht in gezinnen: Over posities, professionals en preventie van
nu). • Wertheim, A.R., L. Zijdel & L. Ruygers, Weerbaarheid van vrouwen en meiden met een handicap. ’s Gravenhage: VUGA Uitgeverij B.V, 1993. • IJzermans, T. & C. Dirkx, Beren op de weg, spinsels in je hoofd: omgaan met emoties op het werk: de rationele effectiviteits training. Zaltbommel: Scouten& Nelissen, 2003.
overdracht. Bilthoven: Drukkerij Giethoorn- Ten
• Informatie op internet: www.bwz.nu /
Brink Bilthoven, 2007.
www.weerbaarheid.nl / www.movisie.nu
• Foncke, M. & C. de Beer, Als NEE niet genoeg is. Handboek zelfverdediging voor meisjes in het
Huiselijk geweld/ geweld in partnerrelaties
voortgezet onderwijs. Uitgeverij Bekadidact,
• Groen, M. & J. van Lawick. Intieme oorlog; over
1989. • Reijnders, M., Handboek voor de opleiding voor lerares zelfverdediging. Amsterdam: Kenau/ LSZ, 1994. • Rozeboom, C. & C. Martin, Uit de schaduw van de ander, Methodiek. Utrecht: Movisie, 2007. • Wertenbroek G. & M. Cense, Bescherming tegen geweld: wat je zelf kunt doen. Utrecht: MOVISIE i.s.m Stichting Shakti, 2009. • Y kema, Y., Het Rots en Water Perspectief Basisboek, een psychofysieke training voor jongens. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2002. • Y kema, Y., Rots en Water Praktijkboek. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2002.
de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van Gennep, 2006. • Herman, J.L., Trauma en herstel; de gevolgen van geweld van mishandeling thuis tot politiek geweld. Wereldbibliotheek, 1993. • Jansen, H., Geweld achter de voordeur: aanpak huiselijk geweld. Amsterdam: Boom, 2006. • Jansen, H., W. Wentzel, B. Vissers, Basisboek Huiselijk Geweld: signaleren, melden en aanpakken. Uitgeverij Coutinho, 2009. • Norwood, R., ‘Als hij maar gelukkig is’: Vrouwen die te veel in de liefde investeren. Ambo/Anthos, 1988 • Serkei, B., Praten doet geen pijn: Handboek bespreekbaar maken huiselijk geweld in allochtone kring. Utrecht: Transact, 2005.
Achtergrondinformatie
• Informatie op internet: www.huiselijkgeweld.nl
Weerbaarheid
/ www.seksueelgeweld.nl / www.mishandeling.
• Dickson, A., Opkomen voor jezelf. Het Spectrum,
nl / www.slachtofferhulp.nl / www.korrelatie.nl
1993. • Helvoort, K. van & Y. Clarijs, Handboek Marietje
Groepsbegeleiding
Kesselsproject, Weerbaarheidvergroting bij kinde-
• Vane, S., Werken met de roos van Leary: zicht op
ren van 10 tot 13 jaar. Utrecht: NIZW, 1999.
communicatieve stijlen binnen social work. Soest:
• Kool, J., Ho, tot hier en niet verder, Training in
Uitgeverij Nelissen, 2007.
sociale weerbaarheid voor kinderen van 7 tot 12 jaar en hun ouders. Leuven: Acco, 2000. (Cursus-
73