stelt voor
"Natuurontdekking" Biotoop ‘het bos’
Programma voor de 3de graad basisonderwijs
INHOUDSTAFEL Hoofdstuk 1: Inleiding ………………………………………………………………………………………………..
p. 3
Hoofdstuk 2: De gids ……………..……………………………………………………………………………………
p. 4
Hoofdstuk 3: Doelgroep 3.1. Leeftijdskenmerken …………………………………………………………………………………………..… 3.2. Eindtermen …………………………………………………………….……………………………………………...
p. 5 p. 6
Hoofdstuk 4: Uitvoering programma 4.1. Chronologisch schema ……………………………………………………………………………………….… 4.2. ABC van "Natuurontdekking" ………………….………………………………………….………..…… 4.3. Opdrachtenfiches …………………………………………………………..………………………………...… 4.4. Informatiefiches ………………………………………………………………………………………………….
p. p. p. p.
Hoofdstuk 5: Nuttige informatie 5.1. Evaluatieformulier …………..…………………………………………………………………………………… 5.2. Enkele afspraken …………………………………………………………………………………………….……
Natuurontdekking
-2-
Biotoop het bos
12 13 15 42
p. 64 p. 64
HOOFDSTUK 1: Inleiding "Natuurontdekking" is een educatief programma voor leerlingen van de derde graad. Met dit natuurprogramma boordevol veldwerkopdrachten, willen wij de leerlingen aan de hand van opdrachtenfiches, informatiefiches en koffers met veldwerkmaterieel uitdagen om actief op zoek te gaan in de natuur. De leerlingen begeven zich per fiets naar het natuuratelier aan de rand van het dierenpark waar zij zelfstandig, maar onder begeleiding van een gids van het provinciaal domein Puyenbroeck, in groepjes een aantal opdrachten dienen uit te voeren. Deze opdrachten situeren zich zowel binnen in het natuuratelier als in de aanwezige biotopen bos, vijver en hooiland in de onmiddellijke omgeving daarvan. Zij krijgen hiervoor een aantal opdrachten- en informatiefiches en koffertjes met elementair veldwerkmaterieel. Elke opdracht duurt ongeveer twintig minuten, waarna van opdracht wordt gewisseld. Het volledige programma neemt twee uur en dertig minuten in beslag. Wij wensen je alvast een boeiende schoolreis toe. Voor meer informatie over deze en andere educatieve programma's die beschikbaar zijn voor zowel kleuter-, lager-, secundair onderwijs, groepen en andersvaliden in Puyenbroeck staat dienst Educatie je graag te woord of kan je terecht op www.puyenbroeck.be.
Je kan ons ook bereiken op het nummer 09-342 42 17 tijdens de kantooruren of via mail
[email protected].
Natuurontdekking
-3-
Biotoop het bos
HOOFDSTUK 2: De gids • • • • •
"Natuurontdekking" kan enkel met gids geboekt worden de gids heeft in het domein een algemene opleiding en een specifieke opleiding voor dit programma gevolgd de gids wacht jullie op aan het natuuratelier bij iedere opdracht zorgt de gids voor de optimale uitvoering u kan de gids en het programma evalueren aan de hand van het evaluatieformulier dat u bij de aanvang van uw schoolreis ontvangt in het bezoekerscentrum
Natuurontdekking
-4-
Biotoop het bos
HOOFDSTUK 3: Doelgroep Doelgroep = leerlingen van de 3de graad basisonderwijs
3.1. Leeftijdskenmerken Algemene kenmerken van een 10-12-jarige: - kan de delen van het geheel waarnemen en vormt zo zijn oordeel over het geheel - neemt globale delen waar - kan niet abstract denken - exploreert omgeving door middel van alle zintuigen - spontaan ordenen begint, maar met eigen systematiek - heeft meestal één hypothese in het hoofd en indien dit niet klopt, begint hij/zij te gissen en te missen - stelt zich geen vragen bij eigen lichaam ; ervaart lichaam als soepel instrument in contact met de buitenwereld - nieuwe info moet letterlijk thuisgebracht worden - heeft gelijktijdigheidproblemen: kan zich maar met één ding tegelijkertijd bezighouden, tenzij op de handeling veel geoefend wordt - creëert in groep zijn eigen boeiende wereld, vol avontuur en spel - leert de eigen verantwoordelijkheden steeds beter kennen - heeft steeds meer aandacht voor morele vraagstukken - verwacht serieus genomen te worden door volwassenen - kan volledig zelfstandig een taak vervullen, ook een schriftelijke opdracht - onfeilbaarheid van de volwassenen wordt gerelativeerd - voelt behoefte om een goed iemand te zijn in de ogen van de anderen - gaat graag met leeftijdsgenootjes om, de groepjes krijgen duidelijke structuur en organisatie
Natuurontdekking
-5-
Biotoop het bos
3.2. Eindtermen Eindtermen Lichamelijke Opvoeding 1 Lichamelijke opvoeding – Mototrische competenties Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties
Lichaams- en bewegingsbeheersing 1.1
De leerlingen kunnen de motorische basisbewegingen op een voldoend flexibele en verfijnde wijze aanwenden in gevarieerde en complexe bewegingssituaties.
Verantwoord en veilig bewegen 1.2
De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
Rustervaringen De leerlingen 1.7 hebben in rust controle over ademhaling en spieren. 1.8* zijn bereid om een sfeer van rust te creëren.
Bewegen in verschillende milieus 1.23
De leerlingen bewegen op een aangepaste manier in de vrije natuur.
Klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties De leerlingen 1.26 kunnen klein motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren. 1.27 kunnen de functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.
Oplossen van kind-aangepaste bewegingsproblemen 1.30
De leerlingen kunnen zelfstandig materiaal kiezen en opstellen.
3 Lichamelijke opvoeding – Zelfconcept en het sociaal functioneren De leerlingen 3.1* zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken. 3.2* kunnen hun eigen inspanning en die van anderen inschatten en waarderen. 3.5* tonen spontaneïteit, expressiviteit en echtheid op een sociaal aanvaarde wijze.
Eindtermen Muzische Vorming 1 Muzische vorming - Beeld De leerlingen kunnen 1.2 door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten. 1.3 beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan.
Natuurontdekking
-6-
Biotoop het bos
2 Muzische vorming - Muziek De leerlingen kunnen 2.1 muziek beluisteren en ervaren, muzikale impressies opdoen uit de geluidsomgeving met aandacht voor enkele kenmerken van de muziek: klankeigenschap functie/gebruikssituatie. 2.2 improviseren en experimenteren, klankbronnen en muziekinstrumenten uittesten op hun klankwaarde en in een muzikaal (samen)spel daarvan gebruik maken. 2.3* openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen. 2.4* genieten van zingen en musiceren en dit gebruiken als impuls voor nieuwe muzikale spelideeën of andere aanverwante expressiewijzen. 2.5 vanuit het eigen muzikaal aanvoelen praten over het zingen en het musiceren.
3 Muzische vorming - Drama De leerlingen kunnen 3.1* genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen bestemde culturele activiteiten. 3.2 spelvormen waarnemen en inzien dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie kan vergroten. 3.3 geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven. 3.4 spelvormen in een sociale en maatschappelijke context hanteren. 3.5 ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën uiten in spel. 3.6 een aan de speelsituatie aangepaste en aangename spreektechniek ontwikkelen (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale spelvormen improviseren. 3.7* genieten van, praten over en kritisch staan tegenover het eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen, de beleving.
4 Muzische vorming - Beweging De leerlingen kunnen 4.1* genieten van lichaamstaal, beweging en dans. 4.2 een eenvoudig bewegingsverhaal opbouwen met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt. 4.3 samenwerken met anderen: om een eenvoudig dansverloop op te bouwen om al improviserend te reageren op elkaars beweging. 4.4 bewegen op een creatieve manier en daarbij één of meerdere basiselementen van de beweging bespelen: tijd; kracht ruimte lichaamsmogelijkheden 4.5 nieuwe dansen ontwerpen met eenvoudige passen en figuren. 4.6 het inoefenen, de voorbereiding, het aanwenden van de lichaamstaal en het uitvoeren (vertoning), door henzelf en anderen, kritisch bespreken.
Natuurontdekking
-7-
Biotoop het bos
5 Muzische vorming - Media De leerlingen kunnen 5.1 beeldsignalen waarnemen zodat men opvallend goede en minder geslaagde dingen kan doorzoeken en herkennen. 5.2 ervaren dat een visueel beeld al dan niet vergezeld van een nieuw geluid steeds een nieuwe werkelijkheid kan oproepen. 5.3 soorten van eenvoudige hedendaagse audiovisuele opnamen en weergavetoestellen (informatiedragers) aanwijzen, benoemen en ze creatief bedienen. 5.4 een eigen audiovisuele taal gebruiken en het massale audiovisuele aanbod een relativerende plaats toekennen. 5.5 eenvoudige, audiovisuele informatie uit de eigen belevingswereld herkennen, onderzoeken en vergelijken.
6 Muzische vorming - Attitudes De leerlingen kunnen 6.1* blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken. 6.2* zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren. 6.3* genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen. 6.4* vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen. 6.5* respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.
Eindtermen Nederlands 1 Nederlands - Luisteren De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij: 1.5 een uiteenzetting of instructie van de leerkracht; 1.6 een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie;
2 Nederlands - Spreken De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.2 aan iemand om ontbrekende informatie vragen; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden; 2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten; 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten; 2.8 een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, ze kan uitvoeren.
3 Nederlands - Lezen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 3.1 voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard; 3.2 de gegevens in schema's en tabellen ten dienste van het publiek; De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie ordenen die voorkomt in: 3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten; 3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën.
Natuurontdekking
-8-
Biotoop het bos
4 Nederlands - Schrijven De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = kopiëren) 4.1 overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren): 4.6 schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden.
Eindtermen Wereldoriëntatie 1 Wereldoriëntatie - Natuur Algemene vaardigheden De leerlingen 1.1 kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren; 1.2 kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
Levende en niet-levende natuur De leerlingen 1.3 kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden; 1.4 kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen; 1.5 kunnen bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving; 1.6 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt; 1.7 kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens;
Techniek als menselijke activiteit 2.13
De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren. 2.16* De leerlingen zijn bereid hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam te werken.
3 Wereldoriëntatie - Mens Ik en mezelf 3.3*
De leerlingen tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen.
Ik en de ander 3.4
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.
Ik en de anderen: in groep 3.7*
De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
Natuurontdekking
-9-
Biotoop het bos
5 Wereldoriëntatie - Tijd Dagelijkse tijd De leerlingen 5.1 kunnen de tijd die ze nodig hebben voor een voor hen bekende bezigheid realistisch schatten. 5.3 kunnen in een kleine groep voor een welomschreven opdracht een taakverdeling en planning in de tijd opmaken.
6 Wereldoriëntatie - Ruimte Oriëntatie- en kaartvaardigheid 6.1
De leerlingen kunnen aan elkaar een te volgen weg tussen twee plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven. Ze kunnen deze reisweg ook aanduiden op een plattegrond.
Verkeer en mobiliteit De leerlingen 6.13 beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en ze kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. 6.14* tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers.
7 Brongebruik 7
De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
Eindtermen Wiskunde 2 Wiskunde - Meten Begripsvorming-wiskundetaal-feitenkennis De leerlingen 2.1 kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht (massa), tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid. 2.2 kennen de symbolen, notatiewijzen en conventies bij de gebruikelijke maateenheden en kunnen meetresultaten op veelzijdige wijze noteren en op verschillende wijze groeperen.
Leergebiedoverschrijdende eindtermen Leren Leren 1. 2. 3. 4. 5.
De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren. De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken. De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken. De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen. De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren hun eigen leerproces controleren en bijsturen
Natuurontdekking
- 10 -
Biotoop het bos
Leergebiedoverschrijdende eindtermen Sociale Vaardigheden 1 Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen. De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders. De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen. De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken. De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.
2 Sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2.
De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
3 Sociale vaardigheden - domein samenwerking 3.
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
Natuurontdekking
- 11 -
Biotoop het bos
HOOFDSTUK 4: Uitvoering programma 4.1 Opdrachtenfiches voor de leerkracht
Natuurontdekking
- 12 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 1
Bos
- 5 zoekkaarten "bladeren" - 5 zoekkaarten "knoppen en schors" - 2 houten staafjes - 1 stethoscoop - 1 vouwmeter - 1 touw
Buiten
Bomenonderzoek
Gebruik hiervoor de aangeduide boom
Determinatieopdracht •
Gebruik de zoekkaart "bladeren" of de zoekkaart "knoppen en schors" om de naam van de aangeduide boom te vinden.
Deze boom is een …………………………………………………………………………… • Voel aan de schors van de boom. De schors voelt ………………………………………… aan. • Ga met je buik tegen de stam van de boom staan en kijk dan eens omhoog. Word je duizelig? Ja/Nee De hoogte van een boom berekenen •
Bereken volgens de volgende methode de hoogte van de boom, maar schat eerst de hoogte Je zult versteld staan van het verschil tussen beide getallen.
Boomhoogte: ik schat ………………………………………………………… meter 1. Hou één van de houten staafjes horizontaal tussen je ogen, hou aan het uiteinde van dit stuk het andere staafje verticaal. 2. Loop voor- of achteruit tot de top van de boom met de bovenkant van het staafje overeenkomt, en de voet van de boom met de onderkant van het staafje. Meet met de vouwmeter de afstand tussen de boom en de plaats waar je staat. Deze afstand is …………………… meter = ongeveer de hoogte van de boom.
Natuurontdekking
- 13 -
Biotoop het bos
De sapstroom van een boom • Neem de stethoscoop, steek de oordoppen in je oren en hou het uiteinde van de stethoscoop tegen de schors van de boom. Opgelet! Met het uiteinde van de stethoscoop niet over de schors van de boom schuiven, anders raakt hij beschadigd en is hij niet meer bruikbaar. Luister nu heel aandachtig! Je kan de sapstroom van de boom horen. Hoor je de sapstroom van deze boom? ………………Ja……………………………………………… • Luister ook bij twee andere boomsoorten.
Hoe komt het dat je bij de ene boomsoort de sapstroom beter hoort dan bij de andere? Let vooral op de schors van de bomen.
De schors van de bomen is niet altijd even dik. De boom: een restaurant voor insecten
• Van alle delen van een boom wordt er gegeten. De bladeren, de wortels of de stam overal zitten er insecten die het lusten. Toch zijn niet alle bomen even lekker. Er zijn bomen die heel veel bezoek krijgen en andere die maar weinig eters over de vloer krijgen. Zo zijn er wel 450 verschillende soorten insecten die graag van de wilg eten. De eik krijgt 400 verschillende eters op bezoek, maar de paardenkastanje scoort niet zo goed. Er zijn maar 10 soorten insecten die van hem willen eten. Is er van de bladeren van jouw boom gegeten? Ja/Nee. • Omcirkel de soorten vraat die je tegenkomt op de bladeren van je boom.
Gallen (= bolletjes die op het blad groeien, meestal aan de onderzijde)
Natuurontdekking
Mineerders (maken gangen in het blad)
- 14 -
Insecten die een stuk van het blad hebben opgegeten.
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 2
Bos
- de kleine bomengids - de kleine plantengids - takken van naaldbomen - vlagjes
Binnen
Bomenonderzoek
Doorsnede van een boom • Bekijk op de gekleurde prent de verschillende delen van de boomschijf.
• Neem de vlagjes uit de koffer en plaats ze op de juiste plaats in de doorsnede van de boom.
Schrijf hieronder de verschillende delen van de doorsnede van een boom. Gebruik hiervoor de lege hokjes. Kies uit schors, bast, spinthout en kernhout. Tel de jaarringen en kom te weten hoe oud de boom is.
Planten, bomen of struiken • Schrijf volgende namen in de juiste kolom. Kaasjeskruid, ratelpopulier, pinksterbloem, berk, ereprijs, koekoeksbloem, linde, eik, vlier, hazelaar, paardenbloem, wilgenroosje en lijsterbes. • Controleer jezelf en zoek de bomen en planten op in de twee gidsen in de koffer (de struiken zul je dus niet in deze boeken terugvinden). Planten Bomen Struiken
Natuurontdekking
- 15 -
Biotoop het bos
Den, spar of lork(=lariks) • Bekijk de takken van de naaldbomen heel aandachtig. Lees de informatie over de grove den, de fijnspar en de lork op de informatiefiche of ga op zoek naar de fijnspar, de grove den en de lariks in "de kleine bomengids" en voer de volgende opdracht uit. • Schrijf bij elke tak of het een grove den, fijnspar of lork (=lariks) is. Tak 1
…………………………………………………………
Tak 3
…………………………………………………………
Tak 2
…………………………………………………………
De lagen van een bos •
Vul in: kruidlaag, boomlaag, struiklaag en moslaag. De bovenste laag van het bos is de ……………………………………………………………… Alleen de bomen reiken zo hoog. In de zomer houden ze met hun kroon veel licht tegen. Daarom groeien er in een volwassen bos niet veel andere planten. Een beetje lager is de ……………………………………………………………… Hier kom je meer vogels tegen. Ze vinden in de struiken veel voedsel: sappige bessen en lekkere insecten! Ook muisjes klimmen af en toe in een struik om bessen te eten. Dalen we nog een beetje af dan bevinden we ons in de …………………………………………………………… Je ziet hier vooral varens en kruiden. Sta met je voeten op de grond. Nu sta je op de …………………………………………… Je ziet hier vooral mossen en paddenstoelen. In de herfst liggen er afgevallen bladeren en lekkere vruchten.
Natuurontdekking
- 16 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 3
Bos
- zoekkaart "braakballen"(5x) - doosje met beentjes - zoekkaart "eitjes"(5x) - sigarenkistje met eitjes - doosje met braakballen - zoekkaart “sporen”(5x)
Binnen
Diersporenonderzoek
Braakballen •
Bekijk de verschillende braakballen in het doosje en zoek aan de hand van de zoekkaart "braakballen" van welk dier ze afkomstig zijn.
De braakballen zijn van de volgende dieren:
Steenuil…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………
•
In een bokaal zitten een aantal beentjes die uit een braakbal zijn gehaald. Haal voorzichtig de botjes eruit en kruis hieronder aan welke botjes je kan vinden.
• Heb je tussen de botjes nog andere delen van een dier herkend? ………………………………… Zo ja, welke? ……………………………………………………………………………………………………………………………… Natuurontdekking
- 17 -
Biotoop het bos
Eitjes •
Bekijk de eitjes in het sigarenkistje. Van welke vogels zijn deze eitjes? Gebruik de zoekkaart "eitjes" om je te helpen. 1
……wilde
3
……houtduif………………………………………………
2 4 5 6
eend…………………………………………
……kauw……………………………………………………
……ekster……………………………………………………
……kuifeend……………………………………………… ……kip…………………………………………………………
Loopsporen •
Welke dieren hebben hier gelopen? Gebruik de zoekkaart "diersporen" om je te helpen.
…………ree…………………………………………………………
…………egel………………………………………………………
…………eend………………………………………………………
…………kat…………………………………………………………
…………hond………………………………………………………
Natuurontdekking
- 18 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 4
Bos
- zoekkaart "eetsporen" (5x) - potjes met vruchten - zoekkaart "uitwerpselen" (5x) - potjes met uitwerpselen - mes - bokaal met galappels
Buiten
Diersporenonderzoek
Picknicktafels
Eetsporen •
Bekijk de vruchten in het kistje. Welke dieren hebben aan deze vruchten geknabbeld? Gebruik eventueel de zoekkaart "eetsporen"
Vrucht 1
…bosmuis………………
Vrucht 3
…eekhoorn……………
Vrucht 2 Vrucht 4
…eekhoorn…………… …specht…………………
Galappels •
Lees luidop de tekst over galappels op informatiefiche 4.
•
Zoek op de onderkant van eikenblaadjes naar een galappel. Vind je er geen, neem dan één galappel uit het doosje. Zit er een gaatje in de galappel? …………………………………………………………………….…… Zo ja, dan is het wespje al naar buiten gekropen. Zo nee, dan zit er nog een larve in.
•
Maak maar eens een galappeltje open waarin een gaatje zit. Leg de galappel op het houten blok en snij voorzichtig met het mes de galappel doormidden. Zie je de tunnel die de galwesp gegraven heeft? ………………………………………………
•
Als je een galappel zonder gaatje zou openmaken dan kan je de larve nog zien zitten. Bedenk wel dat de larve zal doodgaan. Dit doen we dus niet!
Natuurontdekking
- 19 -
Biotoop het bos
Uitwerpselen •
Bekijk de uitwerpselen in het sigarenkistje. Van welke dieren zijn deze uitwerpselen afkomstig? Gebruik de zoekkaart "uitwerpselen" om je te helpen. 1
2
…konijn…………………………………………………………………… …grauwe
gans………………………………………………………
Speuren naar sporen •
Ga rond het natuuratelier op zoek naar diersporen. Zet een kruisje bij de sporen die je gevonden hebt.
• Heb jij nog een ander dierspoor gevonden? Maak er hieronder een tekening van.
Natuurontdekking
- 20 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 5
Bos
- kistje met vruchten - zoekkaart "vruchten" (5x) - 3 touwtjes - 3 kaartjes - kleurpotloden - natuurproducten - kaartjes met vruchten
Buiten
Vruchtenonderzoek
Determinatieopdracht •
Bekijk de verschillende vruchten en zoek aan de hand van de zoekkaart "vruchten" van welke boom ze zijn. Vrucht Vrucht Vrucht Vrucht Vrucht
1 2 3 4 5
………linde…………………………………………………………………………………………… ………hazelaar……………………………………………………………………………………… ………amerikaanse eik………………………………………………………………………… ………zwarte els…………………………………………………………………………………… ………tamme kastanje…………………………………………………………………………
Zaadverspreiding • •
Zaadverspreiding is een samenwerking tussen verschillende elementen uit de natuur. Maak met de touwtjes drie cirkels en leg in elke cirkel een van de kaartjes, sorteer de verschillende vruchten (kaartjes) volgens hun zaadverspreiding in de juiste cirkel, haal gegevens uit de informatiefiche in het koffertje. Breng je onderzoeksresultaten over in de volgende tabel. Zet kruisjes op de juiste plaatsen. Verspreiding
Tamme kastanje Berk
Esdoorn
Zomereik
door wind X X
Els
Lijsterbes
X
X X
Hazelaar
Natuurontdekking
door dieren
door water
X
X
- 21 -
Biotoop het bos
Eetbaar of niet? • Niet alle bessen en vruchten zijn eetbaar voor de mens. Sommigen smaken erg slecht, anderen zijn zelfs giftig!! Kleur de vruchten die eetbaar zijn voor de mens. Laat je helpen door de producten die in de koffer zitten.
Natuurontdekking
- 22 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 6
Bos
- zakje met bladeren - infokaart "bladvormen" (5x) - kleurpotloden - 1 slijper - enkele blaadjes papier
Buiten
Bladerenonderzoek
Boomstammetjes
Nervatuur van een blad •
De nervatuur van een blad kan parallelnervig, handnervig, kromnervig of veernervig zijn. Schrijf onder elk blad welke nervatuur het heeft. Maak gebruik van de infokaart "bladvormen".
veernervig handnervig
kromnervig veernervig
parallelnervig
Insnijding van een blad • De insnijding van het blad kan ondermeer getand, gaaf, gelobd, gekarteld, gegolfd, gespleten, gezaagd, dubbel gezaagd of gedeeld zijn. Schrijf onder elk blad welke insnijding het heeft. Maak gebruik van de infokaart "bladvormen"
dubbel gezaagd
gaaf
gegolfd Natuurontdekking
gezaagd
- 23 -
getand
Biotoop het bos
gekarteld
Vorm van een blad •
Niet elk blad heeft dezelfde vorm. Schrijf bij elk blad welke vorm het heeft.
rond ovaal
ellipsvormig schildvormig
lancetvormig
Stand van een blad • De stand van een blad kan tegenoverstaand, kruisgewijs tegenoverstaand, kransgewijs of verspreid zijn. Schrijf onder elk blad welke bladstand het heeft.
kruisgewijs tegenoverstaand •
verspreid
kransgewijs
Neem 1 blad uit het zakje met bladeren en beschrijf het uitzicht van het blad.
Nervatuur: ……………………………………………………………………………………………………………………………………
Bladvorm: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… Insnijding: …………………………………………………………………………………………………………………………………… Bladafdruk • Neem een blaadje van een boom en leg het onder een blad papier met de onderzijde naar boven. Neem een kleurpotlood en kleur het papier. Zo verkrijg je een afdruk van dat blaadje.
Natuurontdekking
- 24 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 7
Bos
- 5 lepels - zoekkaart "bodemdiertjes"(5x) - 5 loeppotjes
Buiten
Bodemdierenonderzoek
In het bos
De bosgrond • Woel met je handen door de bladeren en ruik.
Ruik je de bosgrond? ……………Ja………… Ruikt dit volgens jou lekker? …………………………………
• Je kan verschillende lagen grond in de bodem zien.
Welke kleuren zie je in de bosgrond? ………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
• Graaf nu een beetje dieper. Daar voelt de grond anders aan.
Hoe voelt de bosgrond daar aan? …………vochtiger…………………………………………………………………
• Ruik nu aan deze bosgrond. Bodemdiertjes zoeken
• Leg de hoepel ergens op de grond in het bos. Zoek in de hoepel elk naar een bodemdiertje of een insect in de humuslaag (= laag met dorre en halfverteerde bladeren). Wanneer je een diertje gevonden hebt steek je het voorzichtig in een loeppotje. Gebruik eventueel een lepel. Waar heb je het dier gevonden?
……………………………………………………………………………
Zat het daar alleen of met andere?
……………………………………………………………………………
Welke kleur heeft het dier?
……………………………………………………………………………
Hoeveel poten heeft het?
……………………………………………………………………………
Heeft het dier vleugels?
……………………………………………………………………………
Maakt het een geluid?
……………………………………………………………………………
Zie je ogen? Hoeveel?
……………………………………………………………………………
Heeft het beestje voelsprieten?
……………………………………………………………………………
Verzin zelf een leuke naam voor het dier.
……………………………………………………………………………
Natuurontdekking
- 25 -
Biotoop het bos
Determinatieopdracht • Zoek aan de hand van de zoekkaart "bodemdiertjes" de naam van het dier.
Mijn bodemdiertje is een ……………………………………………………………………………………………………………
• Bekijk de dieren die je klasgenootjes gevonden hebben en vraag hen hoe het heet.
Mijn klasgenootjes hebben volgende beestjes gevangen: ……………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… • Laat je diertje op de gevonden plaats weer vrij! • Plaats volgende woorden bij de juiste tekening: pissebed, duizendpoot, loopkever, spin, miljoenpoot, slak, mier en regenworm.
mier……… kruisspin… regenworm
duizendpoot miljoenpoot
loopkever…
slak………
Natuurontdekking
pissebed…
- 26 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 8
Bos
- 5 verrekijkers -informatiefiche "voedertips" - 5 zoekkaarten "vogels"
Buiten aan de picknicktafels
Vogelonderzoek
Vogels voederen Vogels in het bos en de tuin voeden zich hoofdzakelijk met zaden, vruchten en insecten. Als de temperatuur daalt, zo vanaf de late herfst tot de vroege lente, is dit voedsel moeilijker te vinden. Om de vogels een handje te helpen kunnen we ze in vriesperiodes, tussen 1 november en 31 maart, bijvoederen.
Ga naar de voedertafel achter het natuuratelier en noteer welk vogelvoedsel er te vinden is. • • • •
…………………………………………
……………………………………………
……………………………………………
……………………………………………
Bekijk de informatiefiche 'voedertips'.
Noteer ten minste drie dingen die je niet mag doen. • • •
Ongekookte rijst geven………………… Zout voedsel geven (bv brood)… Margarine geven……………………………
Vandaag zijn we in de maand ………………………. Mogen we nu voederen?
ja / neen
Hoe kunnen we de vogels in de tuin het hele jaar door helpen?
…Nestkasten plaatsen, de tuin beplanten met vogelvriendelijke planten, zorgen voor veel variatie in de tuin…
Natuurontdekking
- 27 -
Biotoop het bos
Determinatieopdracht Ga naar de picknicktafel achter het natuuratelier, ga rustig zitten en bekijk de vogels met de verrekijker. Neem één vogel in het vizier en observeer hem goed. Als je geen vogel ziet, gebruik dan de foto met de vogel die aan de vetbol hangt. Let vooral op de kleur van de veren, de vorm van de snavel en de poten van de vogel. Zo kan je hem later gemakkelijk determineren (=zoeken welke vogel het is).
Hoe ziet de vogel eruit? •
Waar zit de vogel? ……………………………………………
•
Als je hem op de stam van een boom ziet, kruipt hij van beneden naar boven?
•
Duid op de tekening aan welke kleur de vogel die je observeerde heeft op zijn kop, borst, onderbuik, rug en staart.
•
Heeft de vogel een rechte of een kromme snavel? ……………………………………………
•
of van boven naar beneden?
Hoe groot schat je de vogel? ……………………………………………
Welk geluid maakt de vogel?
……………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke geluiden hoor je nog allemaal tijdens het observeren?
………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke vogel is dit? Gebruik de zoekkaart voor vogels.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
Natuurontdekking
- 28 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 9
Bos
- zakje veren - de kleine vogelgids - infofiche vogels (5x) - loeppotjes (5x)
Binnen
Vogelonderzoek
Veren •
Zoek elk één veer.
Welke soort veer heb jij gevonden? …………………………………………………………………………………………
Dekveer Slagpen Staartpen
Donsveer Haal de veren uit het zakje en sorteer ze in 4 groepen. De donsveren, de dekveren, de staartpennen en de slagpennen.
•
Welke veer (donsveer, dekveer, staartpen of slagpen) voelt het zachtst aan? ……………………………Donsveer……………………………………………………………………………………………………
Welke veer zorgt ervoor dat de vogel warm blijft? ……………Donsveer………………………
•
Plaats volgende woorden bij de tekening: vlag, spoel, schacht.
vlag schacht
spoel Natuurontdekking
- 29 -
Biotoop het bos
• •
Neem een slagpen en trek voorzichtig de haartjes van de veer uit elkaar. Bekijk de haartjes van de veer onder de loep. Teken hieronder wat je ziet.
Wat is het nut van die kleine haakjes? …Zo blijven de haartjes goed aan elkaar en kan de wind er niet door.…………………………………………………………………………………… • Rits de haartjes terug dicht. • Voel ook eens aan de spoel van de veer. De spoel voelt aan als: o schuurpapier o een stoeptegel o je nagels • Hou de spoel tegen het licht. Is ze doorzichtig? ……Ja………………………………………………………………………………………………………… •
Is de spoel hol? …………Ja………………………………………………………………………………………………………… Wat is hiervan het nut?……Een
vogel moet zo licht mogelijk zijn.…………………………
Welke vogel eet wat? •
Natuurontdekking
Verbind de prenten met elkaar. Lees eerst de informatie op de infofiche.
- 30 -
Biotoop het bos
haken
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 10
Bos
- zoekkaart "paddenstoelen" - 5 spiegeltjes - 5 meetlatjes
Buiten
Paddenstoelenonderzoek
Observatieopdracht •
Ga in de buurt van het natuuratelier op zoek naar een paddenstoel (pluk hem niet!!) en antwoord op volgende vragen.
Waar heb je de paddenstoel gevonden? …………………………………………………………………………………
Ruik eens aan de paddenstoel. De paddenstoel ruikt naar: ………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hoe hoog is de paddenstoel? ……………………………………… cm
Hoe lang is de steel? …………………………………………………… cm Hoe breed is de hoed? ………………………………………………… cm
Welke kleur heeft de hoed? ……………………………………………………………………………………………………
Hoe ziet de bovenkant van de hoed eruit? (hol, bol of plat) ……………………………………………… •
Plaats de volgende woorden op de juiste plaats: buisjeszwam, plaatjeszwam.
Buisjeszwam
Plaatjeszwam
• Hou het spiegeltje onder de hoed van de paddenstoel en kijk in het spiegeltje.
Is de zwam een buisjeszwam, plaatjeszwam of een andere zwam? ………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke kleur heeft de onderkant? …………………………………………………………………………………………
Natuurontdekking
- 31 -
Biotoop het bos
• Zoek met de zoekkaart "paddenstoelen" hoe de paddenstoel heet. Kun je de paddenstoel niet vinden op de kaart? Geef hem dan zelf een naam die bij hem past. De paddenstoel heet volgens de zoekkaart: ………………………………………………………………………… Hij staat er niet op, ik noem hem liever………………………………………………………………………………… Verschil tussen zwammen en paddenstoelen • Plaats volgende woorden bij de tekening: hoed, steel, zwamvlok
hoed
PADDENSTOEL ZWAM
steel
zwamvlok
• Bekijk de tekening aandachtig. Vul volgende zinnen in:
Het deel van een zwam dat we boven de grond kunnen zien is de …paddenstoel……………
Het deel van een zwam dat verborgen zit onder de grond is de
…………zwamvlok………………………………………………………………… Het geheel van paddenstoel en zwamvlok samen noemen we een ………zwam…………………………………………………
Natuurontdekking
- 32 -
Biotoop het bos
Verschillende soorten zwammen: • Opruimers (saprofieten): leven van dood materiaal
De opruimende zwammen leven op allerlei dood materiaal in de natuur. Zo houden ze de natuur netjes en maken ze nieuw voedsel voor het bos. Wat gebeurt er? …Het
afval wordt opgeruimd………………………………
Is dit goed voor de boom of niet? Omcirkel. of
?
• Rovers (parasieten): dringen een organisme binnen en leven ten koste van dat organisme
Rovende zwammen eten levende planten en dieren. Ze groeien op de plant of het dier, en nemen zo de voedingstoffen af. Hierdoor verzwakt de plant of het dier en sterft het uiteindelijk. Wat gebeurt er? …De boom gaat dood………………………………………………… Is dit goed voor de boom of niet? Omcirkel. of
?
• Boomvrienden (symbionten): leven samen met een ander organisme
Veel zwammen leven samen met bomen of planten. Deze zwammen geven nuttige stoffen aan de planten en de planten geven voedingsstoffen terug. Ze leven perfect samen. Wat gebeurt er? …Zowel
de zwam als de boom hebben een voordeel…………
Is dit goed voor de boom of niet? Omcirkel. of
?
De paddenstoel die ik vond groeit op:
levend materiaal (bomen, planten)
dood materiaal (dood hout, afgevallen bladeren) andere:…………………………
Het is dus waarschijnlijk een:……………………………
Natuurontdekking
- 33 -
Biotoop het bos
Levensloop van een zwam Duid aan op de tekening: zwamvlok, plaatjes, groei paddenstoel, sporen, zwamdraad
Zwamdraad
Sporen
Zwamvlok
Plaatjes
Groei paddenstoel
Natuurontdekking
- 34 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 11
Bos
- plastieken bakje (2x) - loep - zwarte papiertjes
Binnen
Slakkenonderzoek
Observatieopdracht
• Bekijk de slakken in het terrarium en antwoord op de volgende vragen.
Hebben de slakken allemaal een huisje? …Nee……………………………………………………………………… Hoe noemt men een slak zonder huis? …Naaktslak………………………………………………………………
• Vergelijk nu de huisjes van de huisjesslakken met elkaar.
De huisjes hebben (dezelfde / verschillende) ………………………………………………………… kleuren.
Welke kleuren hebben ze? …………………………………………………………………………………………………………
Welke kleur komt het meest voor? ……………………………………………………………………………………………
• Neem 2 slakken uit het terrarium en zet ze op het zwart papiertje. Zet ze in een plastieken bakje. Neem de loep en bekijk ze goed. Hoeveel horentjes heeft een slak op zijn kop?……………………4………………………………………………… De bovenste horentjes zijn (korter / langer) ……langer……………………… dan de onderste.
Op de twee (kortste / langste) ……langste………………………………… horentjes zit een knopje.
Ik denk dat dit de (oren /ogen) ………ogen………………………………………………… van de slak zijn.
Wat blijft er op het zwarte papier kleven wanneer de slak zich verplaatst heeft? ……………Slijm………………………………………………………………………………………………………………………………………Waa rvoor zou dat slijm dienen?……Om beter vooruit te glijden en zich niet te kwetsen aan scherpe dingen…………………………………………………………………………………………………… • Zet de slakken op het glasplaatje en bekijk de onderkant van een kruipende slak. Let op de lichte en donkere golfjes in de voet. Deze golfjes trekken het dier voort. De golfjes bewegen:
ο van voor naar achter
ο van achter naar voor
Wat zie je nog meer in de voet van de slak? …………………………………………………………………………
Natuurontdekking
- 35 -
Biotoop het bos
• Plaats de volgende begrippen bij het juiste nummertje: gesteeld oog, mantel, kop, schelp, tentakel (voelhoren), voet.
1. ……Voet……………………………………………………
4. ………Mantel……………………………………………
2. ……Kop……………………………………………………
5. ………Gesteeld
3. ……Schelp………………………………………………
6. ………Tentakel…………………………………………
oog…………………………………
Huisjesslakken
• Zet twee huisjesslakken voor jullie op tafel. De slakken zullen nu in hun huisje kruipen.
• Doe volgende test om te weten te komen hoe je een slak uit haar huisje kan lokken. Zet in onderstaande tabel ja of nee als de slak uit haar huisje komt. Test
Komt de slak uit haar huisje?
Lawaai maken Blazen
Voedsel geven Voeding
• Leg op gelijke afstand van de slakken een stuk aardappel, wortel, brood, blad…
Gaan alle slakken naar hetzelfde voedsel? …………………………………………………………………
Naar welk voedsel gaan ze? …………………………………………………………………………………………… Wat eet de slak het liefst?……………………………………………………………………………………………
• Geef nu de slak een stukje wortel.
Wat zie je?…………………………………………………………………………………………………………………………
Wat hoor je?………………………………………………………………………………………………………………………
De slak heeft een ‘rasptong’. Die bestaat uit rijen hoornige tandjes waarmee de slak haar voedsel los schraapt. Met welk gereedschap kun je zo een ‘rasptong’ vergelijken?…Keukenrasp………………………
Natuurontdekking
- 36 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Opdrachtenfiche 12
Bos
- stukjes aluminiumfolie - 4 lepels - kleurpotloden - slijper
Binnen
Regenwormenonderzoek
Observatieopdracht • Bekijk de drie regenwormenbakken.
Zijn de verschillende lagen grond in de bakken even goed te zien? …Nee…………………………
In welke bak zie je de verschillende lagen het minst goed? …Bak waar de wormen het langst in zitten…………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe komt dit? …De
wormen maken gangen en trekken de bladeren naar beneden. Zo komt alles door elkaar.………………………………………………………………………………………… In welke bak zie je de verschillende lagen het best? …Zonder wormen………………………… Hoe komt dit? …Hier is geen beweging………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Liggen in bak 2 en bak 3 de bladeren, die net zoals bij bak 1 erin gelegd werden, nog allemaal bovenaan? …Nee………………………………………………………………………………………………………………
Wat hebben de wormen ermee gedaan? …In
hun gangen getrokken………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
• Teken hier hoe de grondlagen in de bak eruitzien als er geen wormen in zitten
Natuurontdekking
• Teken hier hoe de grondlagen in de bak eruitzien als de wormen er drie dagen in zitten
- 37 -
• Teken hier hoe de grondlagen in de bak eruitzien als de wormen er een paar weken in zitten
Biotoop het bos
• Regenwormen zijn niet zo moeilijk te vinden. Je kan ze opspitten in een vochtig hoekje. Neem de schopjes uit de koffer en zoek elk een regenworm. Help elkaar. Ga daarna onmiddellijk terug naar het atelier. • Leg je regenworm op een stukje aluminiumfolie.
Hoe verplaatst de regenworm zich? …Door zich uit te rekken en dan weer samen te trekken………………………………………………………………………………………………………………………………………………
• Breng terwijl de regenworm kruipt, je oor dicht bij de folie.
Wat hoor je? …Geritsel…………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
• Ga met je vinger voorzichtig van achteren naar voren over de onderkant van de regenworm. Wat voel je? …Haartjes……………………………………………………………………………………………………………………
Natuurontdekking
- 38 -
Biotoop het bos
4.2 Informatiefiches
Natuurontdekking
- 39 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 1
Bos
Ogen
In de hersenpan
Bomenonderzoek
Determinatieopdracht
Sommige bomen zijn gemakkelijk te herkennen. Bij andere moet je wat beter kijken en de bladeren of andere kenmerken vergelijken, om te bepalen wat voor soort boom het is. Bomen van dezelfde soort zien er niet altijd hetzelfde uit. Het maakt nogal uit waar ze groeien. Op een winderige plek wordt een boom vaak minder hoog dan op een beschutte plaats. En als de boom in het bos groeit, zit de kroon, dat zijn de takken en de bladeren, hoog bovenaan de stam om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen. Als een boom vrij in een zonnige wei staat, hoeven de takken niet zo naar het licht te reiken. Dan wordt de kroon groter en zitten de zijtakken en de bladeren al lager aan de stam. Bij bomen vormen de bladeren gewoonlijk het duidelijkste determinatiekenmerk. Het is echter ook mogelijk om ze van elkaar te onderscheiden als er geen bladeren op de bomen staan. Dit is mogelijk door de kleur van de takken en de knoppen die de bladeren en bloemen volgend jaar zullen voortbrengen.
Nuttig om weten Op de zoekkaart "knoppen en schors" spreekt men over knopschubben, dit zijn de buitenste 'bladeren' van een knop, die bij het ontluiken worden afgeworpen. De hoogte van een boom berekenen
Een boom is een plant, net als een boterbloem aan de kant van de weg of een bosanemoon. Bomen zien er wel heel anders uit dan de genoemde planten maar allemaal hebben ze wortels, een stam, bladeren en bloemen. Alleen noemen we de stam van een boterbloem de stengel. Maar er zijn nog verschillen. Eén daarvan is de grootte. Een boom wordt natuurlijk veel hoger dan een boterbloem die niet hoger wordt dan 30 tot 40 centimeter, terwijl een lijsterbes wel 20 meter kan worden. De stam en de takken van een boom bestaan uit hout. Het hout is hard en taai en helpt de boom om hoog en mooi te worden zonder dat hij direct afbreekt of knakt als het waait. Een boom heeft ook grote sterke wortels die ervoor zorgen dat hij stevig in de grond staat en niet omvalt. Het is moeilijk te zeggen welke boom het grootst is. Dat hangt ervan af of je de hoogste of de dikste boom bedoelt. Tot de hoogste bomen in ons land behoren de es en de beuk, die tot 40 meter hoog kunnen worden. De hoogste boom ter wereld is een naaldboom die in Noord-Amerika groeit. Hij heet sequoia en hij kan wel 120 meter hoog worden.
Natuurontdekking
- 40 -
Biotoop het bos
De ouderdom van een boom berekenen
Een manier om de leeftijd van een boom vast te stellen is het meten van de omtrek van de stam op een hoogte van 1,5 m boven de grond. Oude bomen zullen op zeker moment niet meer in de hoogte groeien, maar ze moeten doorgaan met het vormen van jaarringen om de sapstroom van de wortels naar de rest van de boom te behouden. De omtrek van een boom zal dus gedurende zijn gehele leven blijven toenemen. Onder de loofbomen van Europa worden eiken, linden, platanen , tamme kastanjes en olijfbomen waarschijnlijk het oudst. Deze bomen zouden zeker een leeftijd van 1000 jaar kunnen bereiken. De beroemdste en dikste boom van België is de eik van Liernu (bij Namen). Hij heeft een stamomvang van 10 meter en men schat hem op 800 tot 1000 jaar, maar dit is wellicht een overschatting. Net als even dikke Duitse en Engelse eiken is hij naar alle waarschijnlijkheid 500 tot 600 jaar. De sapstroom
Een boom zuigt water met opgeloste bouwstoffen op door middel van de wortels en vervoert ze via de stam en de takken naar de bladeren, dit noemt men de opstijgende sapstroom. De bladeren zijn te vergelijken met een chemische fabriek waar de plant haar eigen voedsel maakt. Het voedsel dat in de bladeren wordt aangemaakt, wordt weer vervoerd naar de verschillende plantendelen. Dit wordt de afdalende sapstroom genoemd. Het is vooral de opstijgende sapstroom die in het voorjaar te horen is. In het voorjaar is de sapstroom van een boom het sterkst. Door met een stethoscoop te luisteren kan de sapstroom van sommige bomen gehoord worden.
Natuurontdekking
- 41 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 2
Bos
Ogen
In de hersenpan
Bomenonderzoek
Doorsnede van een boom De doorsnede van een boom bestaat uit vijf verschillende delen: 1. De schors dit is de huid van een boom. Hij moet de boom beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals koude, hitte, zwammen en insectenvraat. 2. De bast zit onder de schors. Deze is van levensbelang voor een boom, want door de bast wordt voedsel getransporteerd. 3. Cambium zorgt voor de groei van de stam. Onder invloed van chemische stoffen vormt zich elk jaar aan de buitenzijde een dun laagje bast en aan de binnenzijde nieuw hout. 4. Spinthout, hierdoor loopt een stelsel van uiterst dunne buisjes, waardoor het water uit de bodem naar de kruin wordt getransporteerd. Terwijl het cambium in het voorjaar een nieuw laagje spinthout begint te vormen, verandert aan de binnenzijde een laagje spinthout in kernhout. 5. Kernhout is als het ware de ruggengraat van de boom. Hoewel zijn cellen dood zijn, verteert het niet, maar behoudt het zijn draagkracht zolang de buitenste lagen van de stam in leven blijven. Als je een omgezaagde boom bekijkt, kun je in het hout een tekening zien die lijkt op een aantal ringen. De ringen zijn om en om licht en donker. Dit noemen we de jaarringen. Alle lichte ringen zijn in de lente en in het begin van de zomer ontstaan. De donkere ringen groeiden in de nazomer en in de herfst. De bomen groeien in de lente het hardst en daarom zijn de lichte voorjaarsringen breder dan de donkere herfstringen. Als je de jaarringen telt kun je zien hoe oud een boom is. Het is niet zo dat alle jaarringen op gelijke afstand van elkaar liggen. Ze onthullen niet alleen de leeftijd van een boom, maar ook zijn geschiedenis. Zo is, bijvoorbeeld, een jaar van droogte te herkennen aan een dunne ring, omdat de groei dan gering is. Planten, bomen of struiken Planten zijn levende wezens, al kunnen ze niet lopen, vliegen of zwemmen. Maar allemaal voeden ze zich en planten ze zich voort, en dat is één van de hoofdkenmerken van een levend wezen. Maar natuurlijk zie je bij planten onderling veel verschillen. Sommige kunnen erg groot worden en vormen hout. Dat zijn de bomen en de struiken. Andere blijven vrij klein en bevatten zo goed als geen houtige weefsels. Die noemt men de kruidachtige planten, waarvan een groot deel kleurrijke bloemen dragen. Onder de houtige planten zijn er zowel bomen die weinig hoger worden dan een lucifer, als struiken die menige boom in de schaduw stellen. Hoe kunnen we deze twee soorten toch onderscheiden? Onder bomen verstaat men houtige gewassen met een duidelijke verdeling in een rechtopstaande, stevige hoofdstam en een sterk vertakte kroon (of kruin). Weliswaar kunnen Natuurontdekking
- 42 -
Biotoop het bos
bomen op een vrije standplaats tot vlak bij de voet zijtakken vormen en aldus op een struik gaan lijken, maar de onderstam blijft bij de meeste soorten toch altijd vrij van takken. Pas hogerop splitst de dragende hoofdstam zich in verscheidene opgerichte hoofdtakken. Struiken missen die opvallende, omhoogstrevende hoofdstam. Het plantlichaam vertakt zich bij de grond in verscheidene, ongeveer even dikke stammetjes en neemt direct daarboven al een dichte, bossige en ondoordringbare groeivorm aan. Men zou een struik kunnen omschrijven als een boomkruin die rechtstreeks uit de grond verrijst. De vertakkingwijze en de plaatsing van de takken is bij struiken en bomen vaak overeenkomstig. Loofbos, naaldbos of gemengd bos
Er zijn loofbomen en naaldbomen. Loofbomen verliezen in de herfst hun bladeren, terwijl naaldbomen deze behouden. Die verliezen na verloop van tijd ook wel hun naalden, maar niet allemaal tegelijk. Ze vallen om de beurt af en worden dan door nieuwe vervangen. Daarom zijn naaldbomen altijd groen. Naalden zijn vergroeide bladeren met een dikke 'huid' en een waslaagje. Daardoor kunnen ze in tegenstelling tot andere bladeren vrij lang water vasthouden zonder uit te drogen. Loofbomen verliezen daarentegen via de bladeren vocht dat als waterdamp in de lucht verdwijnt. Voor dat vocht moet steeds nieuw water in de plaats komen, en dat wordt uit de grond opgezogen. In de winter is de grond echter vaak te koud of zelfs bevroren. De wortels kunnen dan geen water opzuigen. Daarom laten deze bomen hun bladeren voor de winter vallen. Het is belangrijker dat de wortels, de stam en de takken de winter overleven. In de lente komen er weer nieuwe bladeren. Voordat de bladeren vallen zitten de bladknoppen van het volgende jaar al aan de tak. Die knoppen rusten tijdens de winter. Het zijn net kleine pakketjes waar alles in zit wat nodig is om nieuwe scheuten, bladeren en bloemen te vormen. Van zodra de lente komt met zon en warmte, gaan ze open. Den, spar of lork De lork (of lariks) is bij ons de enige naaldboom die in de herfst zijn naalden verliest. Je kan deze boom ook onderscheiden van andere naaldbomen aan de hand van het aantal en de vorm waarin de naalden samen staan. Bij de spar staan de naalden elk afzonderlijk, bij de den staan ze per twee of meer en bij de lork staan ze in rozetten.
Natuurontdekking
- 43 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 3
Bos
Ogen
In de hersenpan
Diersporenonderzoek
Braakballen
Dat uilen braakballen produceren is algemeen bekend, maar roofvogels, kraaien, meeuwen en vele andere soorten vogels doen dit ook. In een braakbal zitten er botten, haren en tanden van muizen, vogeltjes en andere dieren. Dit zijn resten die de roofvogel niet goed kan verteren. Hiervan maakt hij een bal, die hij uitspuugt. Aan de braakbal kun je zien van welke roofvogel hij is. En door de bal uit te pluizen kun je nagaan wat de vogel gegeten heeft. Het klinkt misschien vies, maar het is echt leuk om te doen… Je kunt braakballen vinden op de plek waar een vogel vaak zit en slaapt, in een schuur of onder een boom. Zo'n plek is goed te herkennen aan de uitwerpselen van de vogel. Als er onder een boom veel vogeluitwerpselen liggen is de kans groot dat je daar ook braakballen vindt. Eitjes
In de lente en vroeg in de zomer zoeken de vogels een plekje om te nestelen. Het nest wordt in orde gemaakt en na het paren legt het wijfje haar eieren. Vogeleieren zien er per soort heel verschillend uit. Sommige vogels leggen witte eieren, andere gevlekte met allerlei kleuren. Zo heeft de kievit gevlekte eieren. Omdat deze dezelfde kleur hebben als de grond waarop ze gelegd zijn, vallen ze niet op. En dat is maar goed ook! Want er dwalen altijd veel dieren rond die dol zijn op vogeleieren. Als het wijfje alle eieren gelegd heeft, begint het broeden. De vogels zitten dan op hun eieren om deze te verwarmen. Want om zich goed te kunnen ontwikkelen en straks de eierschaal open te kunnen pikken heeft een vogeljong warmte nodig. Soms broedt het wijfje alleen, maar bij veel vogelsoorten doen de ouders het om beurten. De broedtijd verschilt van soort tot soort. Sommige vogels hebben tien tot twaalf dagen nodig, terwijl andere vijfendertig tot veertig dagen bezig zijn. Loopsporen
Voetafdrukken van dieren zijn het beste te bestuderen als de bodem met enkele centimeters sneeuw bedekt is. De afdrukken zullen dan scherp en duidelijk zijn, waardoor de typische kenmerken goed af te lezen zijn. Op bosgrond met dorre bladeren of op grasland is het zoeken en vinden van sporen aanzienlijk moeilijker en zal slechts een goed getraind oog het spoor kunnen ontdekken en in de meeste gevallen nog alleen maar als het van een groot dier afkomstig is. Je doet er dus goed aan de sporen op onbegroeide plaatsen te gaan zoeken en bij voorkeur als het flink geregend heeft en de grond enigszins zacht geworden is.
Natuurontdekking
- 44 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 4
Bos
Ogen
In de hersenpan.
Diersporenonderzoek
Eetsporen De vruchten van planten, in het bijzonder de zaden, bevatten een hoeveelheid hooggeconcentreerde voedingsstoffen. Deze stoffen die bestemd zijn voor de eerste groei van nieuwe planten, zijn bij verschillende dieren zeer geliefd. Veel knaagdieren en vogels overleven de ongunstige jaargetijden door vrijwel uitsluitend vruchten te eten. Als dieren vruchten eten, blijft er meestal een restje achter op de eetplaats, en in veel gevallen is het met behulp van tand- of snavelafdrukken mogelijk om te bepalen om welk dier het gaat. Galappels
Op de onderkant van een eikenblad zie je vaak een klein "appeltje" zitten. Dit is een galappeltje, gemaakt door de galwesp. Dit diertje legt zijn eieren in een boomblad en dan groeit er vanuit het blad een gezwel om het eitje heen. De larve die uit het eitje komt zit veilig in dit appeltje verstopt. Als hij eenmaal is veranderd in een galwesp eet hij zich een weg naar buiten. Uitwerpselen De uitwerpselen van dieren zijn belangrijke sporen die je overal in de natuur tegenkomt. Velen denken misschien dat het een onsmakelijk en een niet direct aantrekkelijk onderwerp is, maar uitwerpselen kunnen ons zeer veel interessante informatie bezorgen. Niet alleen over hetgeen een bepaald dier gegeten heeft, maar ook over zijn doen en laten. Uitwerpselen bestaan uit de onverteerde delen van voedsel, zoals haren, veren, beensplinters, stukjes pantser van insecten, slijm en grote hoeveelheden bacteriën. Vooral de verse uitwerpselen van zoogdieren hebben een geur die vaak zo sterk is, dat hij door de mens kan worden waargenomen. Deze geur speelt in het leven van de dieren een zeer grote rol, omdat niet alleen iedere soort, maar zelfs ieder individu zijn specifieke geur heeft. Speuren naar sporen
Om sporen te vinden moet je echt goed speuren. Loop voetje voor voetje door het bos en kijk goed naar de grond. Kijk ook naar de bladeren van planten en struiken en naar paddenstoelen, want die zijn vaak aangevreten. Ook in dood hout kan je sporen van dieren vinden.
Natuurontdekking
- 45 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 5
Bos
Ogen
In de hersenpan
Vruchtenonderzoek
Determinatieopdracht Elk jaar opnieuw zorgen bomen en struiken op hun manier voor nakomelingen. Het startschot valt in de lente. Dan staan de meeste bomen en struiken in bloei. Uit die bevruchte bloemen (door insecten, wind) groeien in de herfst vruchten met zaadjes. Denk maar aan de sappige braambessen of de lekkere kastanjes. Zaadverspreiding Wanneer de zaden rijp zijn moeten ze nog op een geschikte plaats terecht komen om te kunnen ontkiemen. Liefst goed verspreid, anders zouden te veel bomen bij elkaar groeien en elkaar in de weg staan. De bomen en struiken ontwikkelden elk een eigen manier van vruchtverspreiding zodat hun zaden ver van de moederboom of -struik kunnen uitgroeien. Om die klus te klaren krijgen ze vaak hulp van de wind of het water, … Ook allerlei dieren en mensen steken soms een handje toe. VERSPREIDING DOOR DE WIND
de esdoorn
de berk
Dankzij de vleugeltjes, pluisjes en parachuutjes kunnen de zakjes ver weggevoerd worden door de wind. VERSPREIDING DOOR HET WATER
de els Zaden die door het water verspreid worden, hebben vaak een luchtkamertje of een kurkwand
Natuurontdekking
- 46 -
Biotoop het bos
VERSPREIDING DOOR DE DIEREN
de zomereik
de tamme kastanje
de lijsterbes
de dennenappel
- De kleurrijke bessen worden door de vogels opgesmuld. Ze zijn een lekkernij vol suiker en krachtige vitamines. In de vogelmagen verteert enkel het zachte vruchtvlees, de zaadjes niet! Deze komen via de vogelpoepjes opnieuw in de natuur terecht. - Zware vruchten vallen meestal niet ver van de boom. Vogels (bijvoorbeeld de Vlaamse gaai) en zoogdieren (denken we maar aan muizen) verzamelen ze als wintervoorraad en verstoppen ze. Uit niet-gebruikte voorraden kunnen zich nieuwe planten ontwikkelen. - Er zijn ook lifters; de vruchten zijn bedekt met haakvormige stekels of haren. Hierdoor blijven ze haperen aan de vacht van de dieren, aan de kledij van mensen,… Zo helpen mens en dier onbewust mee aan de verspreiding van zaden. ZELFVERSPREIDERS
de acacia Sommige vruchten springen open als ze rijp zijn. Ze schieten op die manier hun zaden een heel eind weg. Sommige vruchten worden op verschillende manieren verplaatst. De zaadjes van de linde bijvoorbeeld hangen aan een vleugeltje (wind) maar worden ook door dieren verzameld.
Natuurontdekking
- 47 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 6
Bos
Ogen
In de hersenpan
Bladerenonderzoek
Nervatuur van een blad De bladschijf, het belangrijkste deel van het blad, wordt doorkruist door een netwerk van transportbanen, de bladnerven, die de cellen van het blad voorzien van water en voedingsstoffen, en die de bij de fotosynthese gevormde stoffen weer afvoeren. Het verloop van de nerven in een blad noemen we nervatuur. Er zijn drie verschillende typen te onderscheiden. Bij veernervige bladeren is er één hoofdnerf. De zijnerven verlopen vanaf de hoofdnerf naar de bladrand. Bij handnervige bladeren vertakt de hoofdnerf zich aan de voet van het blad in meerdere even dikke nieuwe hoofdnerven. Bij parallelnervige bladeren lopen alle nerven evenwijdig (parallel) aan elkaar. Insnijding van een blad Als je naar de randen van verschillende bladeren kijkt, grote soorten bladranden onderscheiden. Gaaf, gelobd, getand en gezaagd.
kun je vijf gekarteld,
Vorm van een blad
Bladeren hebben vaak goede kenmerken om er de soorten aan te onderscheiden. We moeten er echter steeds op bedacht zijn, dat de bladeren van verschillende bomen van dezelfde soort onderling ook sterk kunnen variëren; dat geldt zelfs voor de bladeren van één en dezelfde boom. Wie de moeite neemt om verscheidene bladeren van bijvoorbeeld een eik wat beter te bekijken, zal verbaasd staan over de daar aan te treffen veelheid van bladvormen.
Natuurontdekking
- 48 -
Biotoop het bos
Stand van een blad Bladeren zijn niet op goed geluk aan de boom geplaatst, maar hebben een bepaalde wetmatige rangschikking aan de loot. De plaats waar een blad is aangehecht is vaak iets verdikt en wordt knoop genoemd. Ontspringt er per knoop slechts één blad, dan spreekt men van verspreide bladeren. De bladeren zijn hier in een spiraal rond de loot geplaatst. Staan er steeds twee bladeren op één knoop, recht tegenover elkaar, dan spreken we van tegenoverstaande bladeren. Een bijzonder geval van de tegenoverstaande bladeren, is de kruisbladstand. Hierbij staan de bladparen in een rechte hoek boven elkaar. Kransstandige bladeren zijn een zeldzaam verschijnsel bij onze loofbomen. In dit geval ontspringen er steeds drie of meer bladeren aan dezelfde knoop.
Natuurontdekking
- 49 -
Biotoop het bos
Biotoop
Bos
Materiaal
ogen
Plaats
Informatiefiche 7
In de hersenpan
Bodemdierenonderzoek
Bodemdiertjes zoeken Op de bodem, tussen het natuurlijke afval, leven bodemdiertjes. Ze zijn in drie groepen te verdelen: planteneters, afvaleters en rovers. - planteneters eten levende planten. Er zijn soorten die daardoor economische schade aanrichten. - afvaleters spelen een rol bij de afbraak in de kringloop. Zij leven van plantaardig en dierlijk afval. Het natuurlijke afval wordt afgebroken in kleinere stukjes, die door schimmels en bacteriën verder worden omgezet het humus. Humus bevat daardoor buirkbare voedingsstoffen voor planten. - rovers zijn diertjes die zich snel bewegen, zoals duizendpoten, sommige kevers en spinnen. Zij eten andere diertjes.
Natuurontdekking
- 50 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 8
Bos
Ogen
In de hersenpan
Vogelonderzoek
Vogels voederen Vogels in het bos en de tuin voeden zich hoofdzakelijk met zaden, vruchten en insecten. Als de temperatuur daalt, vanaf de late herfst tot de vroege lente is dit voedsel moeilijker te vinden. Om de vogels een handje te helpen kunnen we ze in deze periode bijvoederen. De meeste vogels bouwen een vetreserve op voor de winter door extra veel te eten. Bij een strenge winter raken veel vogels echter snel door die vetreserve heen. In ons land is de kans dat vogels sterven van de koude heel klein, maar een langdurig voedseltekort kan wel dodelijk zijn. Zoeken naar voedsel is dan ook de belangrijkste bezigheid van een vogel in de winter, ze hebben immers veel energie nodig om hun hoge lichaamstemperatuur te behouden. Een koolmees bijvoorbeeld verorbert elke dag ongeveer haar eigen gewicht aan voedsel. Haal wanneer het warmer wordt het extra voedsel op tijd weg. Zeker pinda's moeten tegen het voorjaar uit te tuin verdwenen zijn, anders bestaat het risico dat mezen ze aan hun jongen voederen. De jonge mezen kunnen echter geen pinda's verteren en kunnen er zelfs aan sterven. Water is essentieel voor vogels, niet alleen in de winter. Een vogeldrinkbak in de tuin is dus zeker geen slecht idee. Let er wel op dat de drinkbak in de buurt van struiken staat, zodat vogels kunnen wegvluchten bij gevaar. In de winter dek je de drinkbak best af met kippengaas, zodat de vogels er geen bad in kunnen nemen en er dus ook geen gevaar op bevriezing van het dier bestaat. Tijdens de rest van het jaar kan je je tuin aantrekkelijk maken voor vogels door veel variatie in de beplanting aan te brengen. Alle vogels hebben een voorkeur voor een bepaald soort eten: Lijsterachtigen zijn gek op bessen en ander fruit, zaadeters kan je een plezier doen door zonnebloemen en dergelijke aan te planten. Bloeiende planten die insecten lokken zorgen er dan weer voor dat je meer insecteneters zoals roodborstjes en winterkoninkje aantrekt. Veel afwisseling in de tuin is dus het sleutelwoord. Determinatieopdracht Vogels observeren is een boeiende en leerrijke bezigheid. Niet alleen voor de fanatieke vogelaar, maar ook voor de leek is het een belevenis. Je moet er zelfs niet ver van huis voor gaan. Tijdens de winter is een voederplaats in de tuin dikwijls al voldoende om uren plezier te beleven aan een grote verscheidenheid van vogels. Bij het observeren van vogels zijn er verschillende dingen waarop je moet letten als je wil achterhalen welke vogelsoort je aan het bekijken bent. Een goede vogelgids is uiteraard een noodzaak wanneer je hierover meer te weten wilt komen. Natuurontdekking
- 51 -
Biotoop het bos
Een eerste heel handige manier om vogels te herkennen is te letten op hun verenkleed, en meer specifiek op de kleuren daarvan. Denk maar aan de opvallende roodborst, de mooie kleuren van pimpelmeesjes, de felblauwe kleur van het ijsvogeltje,… Niet alle vogels hebben echter een opvallend verenkleed, dikwijls gebruiken ze hun kleuren net om niet gezien te worden. In dit geval spreken we van schutkleuren. Uiteraard bestaan vogels ook in verschillende maten en vormen, de grootte van een reiger is enorm wanneer je deze vergelijkt met het winterkoninkje. Ook het silhouet van een vogel kan een handig hulpmiddel zijn, zeker bij het herkennen van vogels in de vlucht. De levenswijze van een vogel kan je dan weer afleiden door de vorm van zijn snavel te observeren, de manier waarop hij zich voortbeweegt en voedsel zoekt, vliegt,enz. Wanneer je eenmaal je tuin verlaat en in de natuur vogels gaat observeren, is het handig om geschikt materiaal mee te nemen. Veel is hiervoor niet nodig, met een verrekijker en een vogelgids kan je al heel wat beleven. Vergeet ook geen rekening te houden met het weer, een goede regenvest is in België meestal geen overbodige luxe. Tijdens het observeren loont het om jezelf verdekt op te stellen, en om zo weinig mogelijk lawaai te maken. Tenslotte kan een flinke portie geduld ook goed van pas komen wanneer je vogels wilt observeren.
Natuurontdekking
- 52 -
Biotoop het bos
Biotoop
Materiaal
Plaats
Informatiefiche 9
Bos
Ogen
In de hersenpan
Vogelonderzoek
Veren
Het is niet het vliegvermogen dat vogels tot een klasse apart maakt, want ook vleermuizen en insecten kunnen vliegen, en sommige vogels juist niet. Wat ze onderscheidt van alle andere dieren is dat ze veren hebben. Veren zijn van het grootste belang voor vogels om te overleven. De voornaamste functies van de veren zijn het vliegen, het vasthouden van warmte, het afstoten van water, camouflage en uiterlijk vertoon. Veren bestaan uit twee hoofdsoorten: de dekveren, die de vogel zijn vorm geven en voor isolatie zorgen, en de donsveren, die een extra isolerende laag vormen. Daarnaast heb je nog de staartpennen die voornamelijk dienen voor het sturen en het bewaren van het evenwicht tijdens de vlucht als een soort roer en de slagpennen, die je eigenlijk ook de vliegveren kan noemen.
Een typische vliegveer is samengesteld uit een centrale spoel, die aan de basis hol is voor het vervoer van voedingsstoffen, en die verderop massief wordt om het deel dat de schacht heet steviger te maken; hieraan zit de vlag van de veer vast.
De vlaggen zijn wonderlijk ingewikkelde structuren, die men pas goed kan bewonderen onder een loep of een microscoop. Ze bestaan uit honderden parallel lopende vezels of baarden, die op zichzelf elk weer een vrijwel complete veer zijn. Want elke baard bevat op zijn beurt weer honderden zeer kleine baardjes, uitgerust met nog kleinere haakjes. De haakjes grijpen in de haakjes van het volgend baardje. Die haakjes vormen zo een efficiënt bevestigingssysteem zodanig, dat als twee baarden worden gescheiden en de vlag is gescheurd, de vogel maar een paar keer door zijn snavel hoeft te trekken om de structuur weer te herstellen. Wie eet wat?
Meeuwen en kraaien, de vuilnisophalers in de natuur, nemen met hun voor alle doeleinden geschikte snavels een grote verscheidenheid aan dierlijk en plantaardig voedsel op. Maar andere vogels, die in de biotoop van hun keuze concurrentie proberen te vermijden, zijn steeds meer gespecialiseerde voedselzoekers geworden en zijn afhankelijk van een tamelijk kleine verscheidenheid aan voedsel. Als hun methoden van zich voeden verschillen, kunnen de snavels van soorten die verder gelijk van afmetingen en algemene bouw zijn, opvallend verschillend van vorm zijn. Omgekeerd kunnen ook soorten die in andere opzichten niet op elkaar lijken, gelijksoortige snavels hebben als ze er ongeveer dezelfde voedingsgewoonten op nahouden. Snippen, wulpen en bonte strandlopers hebben bijvoorbeeld uitzonderlijke lange snavels; zij zoeken naar hun voedsel in zachte modder. Elke soort probeert concurrentie van anderen te vermijden door op verschillende diepten in de bodem te zoeken. Natuurontdekking
- 53 -
Biotoop het bos
We geven nu enkele voorbeelden van hoe de vorm van een snavel is aangepast aan het voedsel dat de vogel verzamelt: -
openwrikken: de scholekster maakt van zijn snavel een wig om schelpen te openen. scheuren: met zijn sterke, haakvormige snavel scheurt de buizerd zijn prooi in stukken. de snip boort met zijn lange, dunne snavel in de zachte grond naar boren: insecten. hakken: de groene specht hakt een gat in de schors om naar verborgen insecten te zoeken. vasthouden: de meeuw klemt glibberige vissen goed vast in zijn getande snavel. spietsen: de lange dolksnavel van de reiger is zeer geschikt voor het spietsen van vissen. zaadeters: de appelvink kan met zijn krachtige snavel kersenpitten kraken.
Natuurontdekking
- 54 -
Biotoop het bos
Biotoop
Bos
Materiaal
ogen
Plaats
Informatiefiche 10
In de hersenpan
Paddenstoelenonderzoek
Verschil tussen zwammen en paddenstoelen Paddenstoelen hebben iets mysterieus. Ze voeren ons naar de sprookjeswereld van heksen en kabouters. Maar ook voor mensen die daar niet in geloven, spreken paddenstoelen tot de verbeelding. Zwammen kan je moeilijk vergelijken met planten. Ze hebben geen bladeren, stengels, takken, knoppen of wortels. Ze nemen een heel aparte plaats in de natuur in: het zijn schimmels. In de grond of op afgestorven plantenmateriaal leeft een kluwen van fijne draden. Dat is de eigenlijke zwam of de zwamvlok. Wanneer de zwamvlok zich voldoende ontwikkeld heeft en de omstandigheden gunstig zijn, ontstaan de vruchtlichamen van de zwam: de paddenstoelen. Meestal bestaan die uit een voet, een steel en een hoed. Om het onderscheid te zien tussen een plaatjeszwam en een buisjeszwam, moet je de onderkant van de hoed bekijken. Bij sommige paddenstoelen merk je plaatjes die van de steel tot de rand van de hoed lopen. Bij andere soorten zit de onderzijde vol fijne buisjes. Op de plaatjes of in de buisjes ontwikkelen zich miljoenen sporen. Als ze rijp zijn, worden ze verspreid met de wind. Wanneer ze op een geschikte plaats terechtkomen, kunnen deze sporen uitgroeien tot nieuwe zwamvlokken met paddenstoelen. Verschillende soorten zwammen:
•
Saprofieten (opruimers): leven van dood materiaal
Het mycelium (zwamvlok) onttrekt de voedingsstoffen uit rottende organische resten. Aan de paddenstoelen die in een bos voorkomen, kun je zien of het bos gezond is. Als er bijvoorbeeld veel vliegenzwammen in een bos groeien, is het een gezond bos. Als er in een bos veel parasieten of saprofieten zijn, dan is er waarschijnlijk iets mis met het bos.
Natuurontdekking
- 55 -
Biotoop het bos
•
Parasieten (rovers): dringen een organisme binnen en leven tenkoste van dat organisme
Sommige zwammen en schimmels gebruiken levende planten en dieren als voedsel. Zo is er een schimmel die op levende rupsen leeft. Langzaam verteert de schimmel de rups. Als de rups bijna dood is, vormt de zwam vruchtlichamen. De paddenstoelen groeien dan uit die rups. Als de vliegenzwam verdwijnt, verzwakt de berk. Parasieten grijpen hun kans en vallen de verzwakte bomen aan. Uiteindelijk gaan de bomen dood. Dan komen de saprofieten die de dode bomen opruimen.
•
Symbionten (boomvrienden): leven samen met een ander organisme
Vele zwammen leven in symbiose. Dat betekent dat ze een soort levensgemeenschap aangaan met een plant of dier. Ze kunnen zonder hun partner niet overleven. De vliegenzwam bijvoorbeeld leeft in symbiose met de berk. De zwamvlok leeft op de worteltopjes van een berk. De zwam zorgt ervoor dat de wortels van de berk beter voedingsstoffen uit de grond kunnen opnemen. De berk voedt de zwamvlok met suikers die hij zelf maakt. Zowel de berk als de zwam hebben voordeel van elkaar. Levensloop van een zwam De levenscyclus van zwammen verschilt sterk van die van dieren en groene planten, maar is minstens even fascinerend. Het begint met twee sporen (de zogenaamde 'plus' en 'min' –spore) die in elkaars buurt kiemen. Daar groeien zwamdraden uit, die dan een zwamvlok vormen. Wanneer zwamdraden uit de twee verschillende zwamvlokken elkaar raken, lost de celwand op die plaats op. De inhoud van de cellen vloeit samen, waarna deze nieuwe cel met twee kernen een eigen netwerk van zwamdraden vormt. Deze cellen, die samen een tweede zwamvlok vormen, vormen na nog een aantal processen uiteindelijk broedknoppen. Uit die broedknoppen ontstaan dan de paddenstoelen. De paddenstoelen, vruchtlichamen van de schimmel zijn helemaal opgebouwd uit zwamdraden. Op het kiemvlies van de lamellen onder de hoed, groeien cellen waarin de (plus-en min-) kernen versmelten. Deze nieuwe cellen groeien later uit tot sporen, wanneer deze sporen rijp zijn, worden ze weer afgegeven en kan de cyclus opnieuw beginnen.
Natuurontdekking
- 56 -
Biotoop het bos
Biotoop
Bos
Materiaal
ogen
Plaats
Informatiefiche 11
In de hersenpan
Slakkenonderzoek
Observatieopdracht Je hoeft geen slakkenkenner te zijn om te weten dat er slakken zijn met en zonder huisje: huisjesslakken en naaktslakken.
Bij een kruipende slak vallen vooral de twee paar horentjes op. Bovenop de bovenste twee zitten de ogen. Veel zien ze er niet mee, hooguit het verschil tussen licht en donker en wat vage vormen. Het onderste paar is korter dan het bovenste en dient om mee te voelen.
Slakken horen thuis in de groep van de ‘weekdieren’: ze hebben een dunne huid en een week, waterrijk lichaam. Hun lichaam bestaat voor 95 procent uit water. Om uitdroging te vermijden komen ze vooral ’s nachts of bij vochtig weer te voorschijn. Wordt het toch te droog, dan kruipen ze weg in een holletje of in hun schelp. Met fijne spiertjes trekken ze hun tentakels in.
Zonder slijm beginnen slakken niets. Het beschermt ze tegen uitdrogen en verwondingen door harde of scherpe voorwerpen. Vandaar dat je een slak zonder probleem over een scheermesje kunt laten kruipen. Het slijm wordt vlak bij de mond door slijmklieren afgescheiden, zodat bij het kruipen voor elke slak de loper uitligt. Je zult een slak dan ook nooit achteruit zien kruipen. Bij een lastige hindernis gaat hij wel zijwaarts, waarna hij eerst weer even op gang moet komen voordat het lekker wegglijdt. Al kruipende laat een slak een zilverkleurig spoor achter. Dat is overduidelijk te zien door het diertje op een stuk stevig zwart papier te laten kruipen. Weetje
Hoe zit het nu met slakken en zout? In vochtige kelders of keukenkastjes gebruiken mensen soms potjes met grote zoutkristallen. Die slorpen vocht uit de lucht op en maken de lucht droger. Als mensen zout op slakken strooien, onttrekt het zout het water uit het slakkenlichaam via de dunne huid. Zo droogt de slak op korte tijd uit, en gaat ze dood. Huisjesslakken
Als een huisjesslak bedreigd wordt, trekt ze zich terug in haar huisje van kalk. Het is een stevige schelp in een spiraalvorm. Ook slakjes die net uit het ei komen, hebben al een schelpje. Het groeit met de slak mee.
De gewone tuinslak heeft een gestreept huisje. Aan de binnenzijde ervan zit een kleurrijk weefsel, de mantel. De klieren scheiden kalk af en zorgen voor het groter worden van het slakkenhuis. Binnenin het huisje zitten allerlei organen van de slak, waaronder een soort long. De opening naar buiten is een gat tussen de rand van de schelp en de kruipvoet. Omdat huisjesslakken kalk nodig hebben voor hun schelp, vind je ze enkel in gebieden met kalkrijke bodems. Naaktslakken drogen gemakkelijker uit, maar kunnen zowat overal leven – omdat ze niet afhankelijk zijn van de aanwezigheid van kalk in de bodem. Hun mantel ligt als een soort Natuurontdekking
- 57 -
Biotoop het bos
zadeltje boven op de kruipvoet. Bij deze slakken is de ademopening steeds heel duidelijk te zien. Voeding
Slakken eten vooral schimmels en rottende planten. Sommige soorten zijn vrij roofzuchtig en eten regenwormen, duizendpoten én andere slakken. Zelf staan ze op het menu van egels, padden, kikkers en allerlei vogels. Lijsters hebben een trucje om het zachte slakkenlijf uit het huisje te krijgen: ze slaan de schelp stuk tegen een steen of ander geschikt hard voorwerp. Zo een lijster-smidse kun je herkennen aan de talrijke stukjes van gebroken slakkenhuisjes.
Natuurontdekking
- 58 -
Biotoop het bos
Biotoop
Bos
Observatieopdracht
Materiaal
ogen
Plaats
Informatiefiche 12
In de hersenpan
Regenwormenonderzoek
Regenwormen zijn echte bodembewoners. Ze hebben een heel beweeglijk, lang en dun kronkellichaam waarmee ze overal tussendoor kunnen wriemelen. Ze hebben ogen noch oren, maar hun huid is heel gevoelig, zelfs voor licht. Hun huid is ook erg dun. Ze kruipen daarom het liefst in vochtige grond en houden hun huid met slijmklieren vochtig.
Kruipen zonder poten De regenworm is eigenlijk opgebouwd uit een hele reeks lichaamsringen. In elke lichaamsring zitten er aan de buitenkant kringspieren en aan de binnenkant lengtespieren . Samentrekking van de lengtespieren verhoogt en versmalt de lichaamsring. Omdat de regenworm de spieren in alle lichaamsringen één na één samentrekt en ontspant, kan hij kruipen. Kleine borstelharen op zijn lichaam geven hem genoeg houvast op de grond en in zijn gangen. Als je een regenworm op een blad papier laat kruipen, hoor je zachtjes het geschuifel van die haartjes. Boorkanaaltjes Regenwormen eten zich gangen door de grond heen. Vooraan in het darmkanaal zit een gespierde krop die de grote bodemdeeltjes fijn maalt, zodat ze lichter verteerbaar zijn. Regenwormen voeden zich met planten- en dierenresten tussen de bodemkorrels en met bladeren die ze in hun gangen in de grond naar beneden trekken. Onverteerde resten worden boven de grond uitgescheiden en vormen de bekende wormhoopjes. Trillingsgevoelig Als regenwormen trillingen in de grond voelen, haasten ze zich naar de oppervlakte. Mogelijks is dit een vluchtreactie, omdat trillingen een naderende mol – een grote vijand – kunnen aankondigen. Ofwel kunnen regenwormen gewoon geen onderscheid maken tussen de trillingen veroorzaakt door het getrippel van een merel op het gras, het wrikken in de grond met een spade, het graafwerk van een mol en het regengedruppel op de grond tijdens een flinke bui. In de regen voelen ze zich goed omdat er dan immers geen uitdrogingsgevaar bestaat! Van levensbelang voor de bodem Regenwormen zijn meestal in grote aantallen aanwezig in de bodem. Door hun voortdurende graafactiviteit maken ze de aarde los, luchtig en waterdoorlatend. Omdat ze allerlei oraganisch materiaal zoals bladeren de grond in trekken, versnellen ze de afbraak van dat materiaal en zorgen ze mee voor een humusrijke, vruchtbare bodem. Een bodem zonder regenwormen zou snel ‘dichtslaan’ en geen ander leven kunnen herbergen.
Natuurontdekking
- 59 -
Biotoop het bos
HOOFDSTUK 5: Nuttige informatie 5.1. Evaluatieformulier Aan de leerkracht wordt gevraagd om na het programma (eventueel op treintje) het evaluatieformulier in te vullen. We stellen het erg op prijs dat je dit formulier invult. Het stelt ons immers in staat onze programma's bij te sturen en nog aantrekkelijker te maken. Ingevulde formulieren kunnen gedeponeerd worden in de brievenbus in het bezoekerscentrum.
5.2. Enkele afspraken • • •
Als de groep later toekomt kan het programma aangepast worden. In ieder treintje is een zendinstallatie van het domein voorzien en alle gidsen hebben een gsm om een optimale communicatie te garanderen. Bij regen beslist de leerkracht of het programma al dan niet doorgaat.
5.3. Goed om weten Gebeurt er een klein ongelukje, geen nood: in het atelier is er steeds een ehbo-kist aanwezig.
Natuurontdekking
- 60 -
Biotoop het bos