Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Stelselmatig
Geo-informatie
De laatste keer van 100 keer
2
Virtueel Amsterdam in 4D
8
Geo-informatie wat doen die eigenlijk
2
Andere tijden
9
Interview met Marc Hameleers
3
Sollicitatie 10
Kennis delen is macht
5
Unesco werelderfgoed
11
Zij zijn groot en ik is klein
6
Is het erg...?
12
Van oude mensen...
7
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 2
De laatste van 100 keer Met veel genoegen mag ik je hierbij de honderdste geo-nieuwsbrief aanbieden. Een rij van uitgaven die vanuit de Dienst Basisinformatie en haar voorgangers in een periode van 15 jaar is verschenen. De primaire doelgroep waren en zijn de collega’s binnen de Gemeente Amsterdam, maar de laatste jaren is het lezerspubliek buiten de gemeente sterk toegenomen en wordt de aangeboden informatie ook gebruikt bij collega’s bij andere gemeenten. Veel van jullie hebben de afgelopen jaren de waardering voor de opzet en inhoud uitgesproken, waarvoor mijn dank. In dit nummer kijken auteurs binnen en buiten Amsterdam terug én kijken vooruit. Er wordt je een palet aan betrokkenheid bij het geo-werkveld aangeboden en wat de bijdrage van de geo-nieuwsbrief daarin betekende. Dit nummer is naast een mijlpaal ook een afscheid. De geo-nieuwsbrief gaat op in een nieuwsbrief die je zal informeren over het hele spectrum van het stelsel van basisinformatie. Het eerste nummer van de nieuwe nieuwsbrief zal op korte termijn verschijnen. Ik hoop je ook als lezer van deze nieuwsbrief te mogen begroeten. Ik wens je veel leesplezier bij dit jubileumnummer. Diana Duttenhofer Directeur Dienst Basisinformatie Gemeente Amsterdam
Geo-informatie, wat doen die eigenlijk? Tja, dat was mijn eerste reactie toen een interim-directeur mij vroeg een organisatieadvies over de afdeling geo-informatie te schrijven. We hebben het hier over het jaar 2001 waarin we in Amstelveen door de komst van een nieuwe gemeentesecretaris grondig gingen reorganiseren. Bij het inrichten van de nieuwe reorganisatie was de afdeling geo-informatie min of meer vergeten, dus aan mij het verzoek om er een advies over te schrijven. De interim vond mij de meest geschikte persoon ervoor want, die De Rooij heeft er geen verstand van dus mooi blanco (ik ben bedrijfskundige van huis uit, vandaar). En, binnen drie weken is het advies af, zo gaf hij me mee. Ik ben dus maar snel aan de slag gegaan en heb een hoop mensen geïnterviewd en veel ‘gegoogeld’. Al vrij snel werd ik enthousiast over geo-informatie, wat is het toch een mooi vakgebied! De mensen van geo-informatie zijn allemaal erg trots op hun werk, en terecht, maar dat moet je niet voor jezelf houden. Geo-informatie is erg belangrijk voor de gemeentelijke informatievoorziening op alle beslissingniveaus; operationeel, tactisch en strategisch. En vooral op het gebied van Beheer Openbare Ruimte (BOR) is geoinformatie van groot nut. Dit was min of
meer ook mijn advies aan de directie waarbij de afdeling geo-informatie dan wel moest doorgroeien van landmeetclub naar een integraal onderdeel van de gemeentelijke informatievoorziening. Dat mocht ik, in eerst instantie voor een periode van vier jaar, gaan doen. Inmiddels zijn dat er nu al elf jaar, en van projectleider nu teamleider geo-informatie en wat minder blanco. Al die tijd lees ik met veel plezier de nieuwsbrief ‘stelselmatig’. Ook daar straalt de trots over het vakgebied vanaf. En die trots moet je inderdaad uitdragen, communiceren, opdat je niet vergeten wordt. Dat hebben ze al vroeg goed begrepen, bij ‘grote broer’. Dolf de Rooij (Teamleider geo-informatie Amstelveen)
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 3
Interview met Marc Hameleers Marc Hameleers is Senior medewerker collectie-ontsluiting bij het Stadsarchief Amsterdam. Hij is de auteur van de in februari 2013 verschenen boeken met kaarten van Amsterdam. Deel 1 beschrijft de kaarten van 1538 tot 1868 en deel 2 beschrijft de kaarten van 1866 tot 2012.
Ries:
het als beschrijving ‘Een Duitschertje’ had.
Heb je de boeken alleen gericht op wat er in
Uiteindelijk vond ik op het internet een
het Amsterdamse Stadsarchief ligt opgeslagen
Duitse kaart van Nederland uit 1849 waarop
of heb je ook onderzoek buiten het archief
dit kaartje van Amsterdam als inzet in de
verricht?
linkerbovenhoek was afgedrukt. Waarschijn-
inhouden dat wanneer er een kaart is van Amsterdam in 1350, dit niet de stad is zoals
die toen was. Maar zoals men dacht dat de
Marc:
lijk heeft Stadshistoricus Jan ter Gouw dit
stad er uitzag op het moment dat de kaart
Ik heb uiteraard ook veel onderzoek bij col-
kaartje ooit uitgesneden en opgeplakt en
getekend werd en dat kan een paar honderd
lega’s gedaan. De Universiteitsbibliotheek in
het toen gearchiveerd. Uiteindelijk hebben
jaar later zijn geweest. Mijn ordening is
Amsterdam heeft bij de afdeling bijzondere
wij de originele kaart kunnen aanschaffen en
het jaar waarin de kaart ook echt getekend
collecties een uitgebreide kaartenkamer
is het raadsel van ‘het kleine ronde kaartje’
werd.
waar veel kaarten liggen. Ook het Koninklijk
met behulp van het internet opgelost.
In zekere zin had ik het een stuk makkelijker
Aardrijkskundig Genootschap en De Uni-
Ries:
dan d’Ailly destijds. Hij moest moeizaam
versiteitsbibliotheek in Leiden hebben veel
Ries:
Marc, je hebt nu twee prachtige boeken ge-
tijdrovend onderzoek verrichten en kon
interessant materiaal.
schreven die als standaardwerk de Catalogus
geen archiefstukken mee op reis nemen om
Verder heb ik, zoals eerder gezegd, heel
zorg om al deze producten in een goede
van Amsterdamsche plattegronden van A.E.
kaarten te vergelijken met kaarten die bij
veel onderzoek op het internet gedaan.
conditie te houden; hebben jullie daar speciale
d’Ailly uit 1934 bijna doen vergeten.
een ander in beheer waren. Ik neem gewoon
Hierbij was de ICA-database (International
hulpmiddelen voor om dit te bereiken?
De boeken geven een uniek beeld van
een kopie van een kaart mee en kan de twee
Cartographic Association) een belangrijke
Marc:
bijna alle kaarten die er van Amsterdam zijn
kaarten naast elkaar leggen. Verder heb ik
informatiebron.
verschenen vanaf 1538 tot en met 2012. Ik
natuurlijk de haast onbeperkte informatie-
Een leuk voorbeeld van het zoekresultaat
archivaris. Alle kaarten worden bij binnen-
kan mezelf urenlang bezighouden met alle
bron van het internet. Ik kan erg veel ener-
op het internet is een klein rond kaartje
komst voor zover mogelijk ontdaan van alle
informatie die in deze boeken staat en het is
gie steken in het zoeken naar een kaart waar
van Amsterdam dat in het Stadsarchief ligt.
ongerechtigheden zoals plakband, kreukels
genieten van alle illustraties. Ik wil je dan ook
ik het bestaan van vermoed maar niet weet
Het enige wat er van bekend was, was dat
en vlekken. Daarna worden de kaarten
van harte feliciteren met dit geweldige werk.
waar ik die kan vinden. Dat lukt natuurlijk
direct gescand en digitaal opgeslagen. Het
De vraag die ogenblikkelijk bij mij opkomt is:
niet altijd, maar in veel gevallen doe je toch
voordeel is dat er door iedereen onderzoek
interessante ontdekkingen.
gedaan kan worden zonder de noodzaak het
Opvallend is dat ik ogenschijnlijk veel min-
origineel er bij te halen. Dit komt het be-
der kaarten heb gecatalogiseerd dan d’Ailly.
houd van de originele kaarten natuurlijk zeer
Hij gaf alle kaarten die in het archief lagen
ten goede. De kaarten worden uiteraard in
De chaos was niet zo groot. Het boek van
een eigen nummer. Ik heb alle kaarten die
een geconditioneerde, zuurvrije omgeving
d’Ailly was een soort leidraad, waarbij ik
tot een serie behoren, onder één nummer
opgeslagen.
wel moet aantekenen dat ik een heel andere
gecatalogiseerd. Vandaar dat in de cata-
ordening heb aangebracht dan hij destijds.
logus van d’Ailly 788 catalogusnummers
Hij heeft alle kaarten gecatalogiseerd op
voorkomen en in mijn boeken ‘maar’ 455.
waar begin je wanneer je aan zo’n werk begint: er is heel veel te vinden, maar hoe schep
je orde in de chaos? Marc:
de periode van het kaartbeeld. Dat kan
Voor oude kaarten lijkt het mij nog een hele
Dit is natuurlijk het probleem van elke
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 4
Ries:
Ries:
Dat is waar, maar in zekere zin ook jammer. Ik vind
Vanaf de allereerste kaarten die getekend werden tot aan het eind van de vorige eeuw,
het nog altijd erg prettig om met een boek als
was de cartografie altijd op hetzelfde principe
dit op de bank te zitten. Op de één of andere
gebaseerd. Je had een tekeningdrager en een
wijze is dat toch prettiger dan al deze informa-
tekengereedschap en daarmee werd een kaart
tie via een elektronisch apparaat te lezen. Een
getekend. Die tekeningdrager kon van alles
boek is ook een vastlegging van een toestand
zijn; van een stuk klei via perkament, papier,
op een bepaald moment. Dat is onverander-
koperplaten, lithografische stenen tot hoog-
baar en heeft juist daardoor een waarde.
waardige tekenpolyesters. Het tekengereed-
Marc:
schap evalueerde van een stokje tot precisie-
tekenpennen met alle varianten daartussenin,
zijn best hoog en dat moet je weer terugver-
tot de computer zijn intrede deed in de carto-
dienen met de verkoop. Maar dat een boek
grafie. Toen was het eeuwenoude principe op
een waarde heeft is duidelijk en gelukkig
slag om zeep. Zonder hulpmiddel is er geen
is er een Markt voor dit soort boeken en
kaart meer te zien. Een grote revolutie dus.
verkopen zij zichzelf.
In de archiefwereld zal dit niet eenvoudig zijn want kaarten zijn erg vluchtig geworden. Zij
Ries:
kunnen nu zo snel muteren dat het niet meer
In de hele digitale cartografie kunnen wij nu
is bij te houden welke versies er van een kaart
kaarten en afgeleide producten maken die
gemaakt worden.
super efficiënt zijn en waar hele beheers- en
En dan heb ik het nog niet eens over de vluch-
analysesystemen op gebaseerd zijn. De klas-
tigheid van de apparatuur en bijbehorende
sieke cartografie en de daarbij behorende
software gehad. Is het over vijftig jaar nog
cartografische vormgeving dreigen hiermee
mogelijk om soortgelijke, rijk geïllustreerde, boeken te maken als je nu geschreven hebt?
een ondergeschikte rol te gaan spelen.
Marc:
Dat is waar, maar de kosten voor een boek
Wat ligt er in het jaar 2050 volgens jou voor kaartmateriaal in het stadsarchief en hoe kan
Je kan je afvragen of er in de nabije toe-
dat dan ook nog ontsloten worden?
komst nog wel soortgelijke boeken gemaakt
Marc:
zullen worden. Het is nu ook al mogelijk om
Ook digitale kaarten worden gearchiveerd
dezelfde informatie alleen maar digitaal op
en zullen op één of andere wijze ontsloten
te slaan en te ontsluiten. Als catalogus is dat
worden. In de toekomst zullen er dus heel
al voldoende.
veel digitale kaarten in het archief worden opgeslagen.
Het ontsluiten is niet zo eenvoudig om-
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 5
dragen.
dat programmatuur en bestandsformaten wijzigen. Er zijn bedrijven die leven van
Ries:
het omzetten van dit soort data. Dit is een
Staat er in 2050 nog zo’n mooi gebouw als de
belangrijk aandachtspunt voor alle archieven
Bazel waarin het hele archief opgeslagen ligt
in de hele wereld.
of is het Stadsarchief dan een bunker ergens in Nederland en kan iedereen de daarin opgesla-
Ries:
Kennis delen is macht
gen documenten raadplegen via internet.
Maar er zijn ook digitale kaarten die eigenlijk
Marc:
helemaal niet bestaan. Veel internetkaarten
Inderdaad zou dat een logisch gevolg zijn op
en GIS-kaarten worden op het moment dat
basis van de huidige technische mogelijkhe-
de kaart in de computer opgeroepen wordt
den. Wellicht dat er nog een kleine publieks-
‘on the fly’ samengesteld door informatie uit
ruimte zal zijn, maar een grote studiezaal
verschillende databases te combineren en in
zoals op dit moment zal wel overbodig gaan
een eenmalige beeldschermpresentatie met
worden. Het is ook nog denkbaar dat er in
elkaar te combineren wanneer de computer
de verre toekomst nog maar één centraal
of de applicatie afgesloten wordt is de kaart
archief voor heel Nederland bestaat, maar
weer verdwenen. Dit soort kaarten kun je niet
daar zullen wij voorlopig nog niet mee te
archiveren.
maken krijgen.
Slimmer werken, groter rendement Na mijn vertrek in 2011 als directeur DBI heb ik tot 1 januari 2013 leiding gegeven aan het projectbureau Hervormen Bezuinigen en Innovatie (HBI) van de gemeente Amsterdam. In die hoedanigheid heb ik mij naar hartenlust kunnen uitleven om de gemeente beter te laten presteren. Meer doen met minder geld. Daar komt het op aan. De kern daarbij is de boodschap dat de arbeidsproductiviteit fors omhoog moet en dat dat ook kan. Daarmee wil ik niet zeggen dat er niet hard genoeg wordt gewerkt. Er wordt over de hele linie binnen de overheid ontzettend hard gewerkt. Maar onze inspanningen kunnen een hoger rendement opleveren als we het slimmer doen. De arbeidsproductiviteit in de publieke sector is over de periode 1995-2008 precies met nul procent gestegen (in de private sector is er een productiviteitsstijging van gemiddeld 2% per jaar). De kosten daarentegen zijn wel fors gestegen. Daarmee zijn onze overheidsproducten de afgelopen jaren dus per saldo fors duurder geworden.
Marc:
Dat is zo, maar bedenk wel dat er in het verleden ook heel erg veel is weggegooid waarvan wij nu zeggen, ik zou het graag in ons archief willen hebben. Dat is een gegeven dat wij moeten accepteren.
Ries:
Is het historisch besef de laatste jaren toegenomen?
Marc:
Dat is zeker waar, mede dankzij mijn collega’s inspecteurs die heel veel energie steken in het bezoeken van gemeentedien-
Ries: Volgens de planning komt in 2014 het laatste deel van de catalogus Kaarten van Amsterdam uit, dit gaat dan over de grootschalige kaarten van Amsterdam. Ik wens je heel veel succes met al het werk dat daaraan vast zit.
Klantvraag centraal en gebruik basisinformatie De arbeidsproductiviteit kan aanzienlijk worden vergroot door naar onze werkwijzen te kijken vanuit twee invalshoeken. De eerste is de klantvraag. Dat zou het uitgangspunt van al ons handelen moeten zijn. Op voorstel van het projectbureau HBI heeft Amsterdam inmiddels besloten de lean filosofie als één van de pijlers voor de organisatieontwikkeling te beschouwen. En we zien al zeer bemoedigende resultaten, niet in de laatste plaats bij de Dienst Basisinformatie. De tweede invalshoek betreft de backoffice waar basis- en kernregistraties een belangrijke rol vervullen. Geo-informatie maakt daar een belangrijk bestanddeel van uit. Er is nog een enorme winst te boeken in het slimmer uitvoeren van onze werkprocessen door stelselmatig na te gaan welke informatie er exact nodig is om een werkproces in één keer goed uit te voeren, met de kleinst mogelijke hoeveelheid gegevens en met de kortst mogelijke doorlooptijd.
sten, bedrijven en stadsdelen om hen er op te wijzen dat er een archiefwet is waarbij zij verplicht zijn bepaalde documenten over te
Dit gaat niet vanzelf De meeste winst is te behalen in werkprocessen die door meerdere diensten en/of stads-
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 6
delen worden uitgevoerd. Die informatieketens zijn lang en kennen vele schijven. Vaak is er geen eenduidige sturing en zijn er allerlei bestaande organisatiebelangen die slim gebruik van de informatie in de weg staan. Nog teveel wordt al dan niet bewust gewerkt vanuit het adagium ‘kennis is macht’. Ik ben er echter van overtuigd dat onder de druk van de bezuinigingen de komende jaren in hoog tempo veel organisatorische drempels geslecht zullen worden. Samenwerking als credo, ook op het gebied van de informatie. En dan niet als een loos begrip, maar wel degelijk als richtlijn voor vergaande organisatieveranderingen. Daarbinnen past het nieuwe adagium ‘kennis delen is macht’. Slim gebruik maken van de geo-informatie maakt het mogelijk dat op menig overheidsdomein slimmer kan worden gewerkt. Denk aan de openbare orde en veiligheid inclusief de rampenbestrijding, verkeer en vervoer, heffen van erfpacht en WOZ, ruimtelijke planvorming, beheer openbare ruimte, gebiedgericht werken in het sociaal domein (jeugd- en ouderenhulp), digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven, enz., enz. DBI is het informatiehart van de Gemeente Amsterdam. Door actief te kloppen zal haar belang voor de gemeente en de Amsterdammers alleen maar toenemen. Rienk Hoff
die groeit, want er ontstaan continu fantastische nieuwe kansen met geo-informatie. Soms zijn we te bescheiden. En dat ‘zij zijn groot en ik is klein’: daarmee komen we er niet. Gelukkig zie ik steeds meer vakgenoten de schroom van zich af gooien en roepen: ‘hier ben ik mee bezig en dat is gewoon geweldig!’
Zij zijn groot en ik is klein? We moeten basisinformatie zichtbaar maken! Ons werkveld is om meerdere redenen bijzonder. Ten eerste is het vooral een klein werkveld. Te klein, als je het mij vraagt, en dat heeft vooral te maken met de tweede bijzondere eigenschap van ons vak: we maken geen eindproducten maar bedienen anderen. En soms stelen anderen de show, terwijl wij achter de schermen een cruciale rol spelen. Ik zie geregeld collega’s in verwondering opkijken als onze afnemers en gebruikers schitteren terwijl onze bijdrage over het hoofd wordt gezien. Een bijdrage
De afdeling bij de Gemeente Rotterdam waar ik werk heeft veel gemeen met de Dienst Basisinformatie van de Gemeente Amsterdam. We hebben te maken met dezelfde landelijke ontwikkelingen, hetzelfde stelsel van basisregistraties, dezelfde toeleveranciers en dezelfde lokale afnemers en gebruikers.
toen we de nieuwsbrief Stelselmatig-Geo ontdekten. Dat leek ons een ontzettend laagdrempelige manier om informatie te verspreiden en nieuwe contacten op te doen en inmiddels hebben wij onze Nieuwsbrief Basisinformatie. Ik word enthousiast van de manier waarop we elkaar steeds gemakkelijker vinden. We delen onze ervaringen en kunnen zo ook samen optrekken. Dat is hard nodig in het kader van de ontwikkelingen van de laatste jaren, zoals die rond basisregistraties, technieken zoals luchtfotogrammetrie en laseraltimetrie en de manier waarop de (gemeentelijke) overheden in ons vakgebied werk op de markt zetten. Laten we dat vooral blijven doen. Zij zijn groot en wij ook. Joris Goos
Sinds vorige maand heten we niet meer de afdeling Landmeten maar zijn wij ook een afdeling Basisinformatie. We namen onze nieuwe naam in gebruik tegelijk met ons nieuwe meerjarenplan. In het theater improviseerden we samen met de collega’s stukjes rond de drie nieuwe pijlers van onze afdeling: Basisregistraties, Regie en Zichtbaar. De meest hilarische stukjes gingen natuurlijk over zichtbaar (“sorry, dan moet ik u even doorschakelen denk ik”). We willen nog veel meer zichtbaar zijn, gevonden worden, samenwerken en kennis uitwisselen. De laatste jaren namen we daarop al een voorsprong. We werden gelijk enthousiast
(Gemeente Rotterdam)
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 7
Van oude mensen... Toen ik de vijftien jaargangen van de nieuwsbrief had doorgewerkt, voelde ik me tamelijk oud. Ik las over hoe dingen ooit energiek begonnen die we nu al weer aan het afbouwen zijn. Maar ik vond ook dingen die eigenlijk niet wezenlijk veranderden – da’s ook wel eens goed om te constateren in een tijd van continue veranderingen. Projecten die eindeloos duurden, en desondanks in vele nieuwsbriefedities optimistisch werden besproken. De grote aandacht indertijd voor dingen die niemand meer kent: SVIS, BIA, BVA, AVIS, PIB...echo’s uit vervlogen tijden. Ongelofelijk maar waar: in 1998 was er nog geen stelsel, er was toen geen spoor te vinden over een informatiearchitectuur, van informatieketens had nog niemand
gehoord, en de focus was erg uitvoeringsgericht. Klant, burger, dienstverlening – dat leek niet bepaald onze belangrijkste drijfveer, het ging er om dat we de dingen in onze kantoren goed onderling regelden. En dat was al moeilijk genoeg, zo valt uit de bijdragen af te leiden. De stadsdelen en de nieuwe grote diensten moesten na de voltooiing van het stadsdeelstelsel in 1992, hun plek nog vinden. Bevoegdheden waren decen-
traal belegd of stonden nog ter discussie. Het organiseren van het bronbeheer van de Basis Voorziening Amsterdam was een moeizame taak, omdat het allemaal op basis van consensus moest gebeuren. Uiteindelijk is er een soort compromis uit gekomen, dat later weer werd teruggedraaid ten gunste van een centrale registratie. Verder valt op dat al dit werk allemaal nogal in de backoffice bleef, erg sexy was het niet voor bestuurders en hoger management. Wat dat betreft is de wereld erg veranderd: het stelsel van basisregistratie regelt de onderlinge verhoudingen tussen gemeente, diensten en stadsdelen, het heeft bestuurlijke aandacht, de kennis en het draagvlak zijn aanwezig. Goed om te constateren dat al die aanloopjaren uiteindelijk tot resultaten hebben geleid. Het gaat nu eenmaal nooit vanzelf in Amsterdam...
...en dingen die voorbij gaan Deze nieuwsbrief houdt in zijn huidige vorm op te bestaan. En de bestaande eenheid Geo-informatie ook. Niet dat we niets meer aan geo doen, integendeel. DBI verwacht echter de komende jaren vele nieuwe registraties te gaan voeren, en dan is het niet praktisch om voor elke afzonderlijke registratie een aparte afdeling in te richten. Bovendien gaat het tegenwoordig om informatieketens: een wijziging in de ene registratie (bijvoorbeeld de BAG) heeft gevolgen voor andere registraties (bijvoorbeeld de GBA) maar ook voor processen bij gebruikers. Daarom is er een nieuwe afdeling ingericht waar de inwinning en het beheer van alle registraties (thans geo en bevolking) is ondergebracht. Afscheid van het bestaande is even slikken. Geo-Informatie bestond, onder allerlei namen, al sinds eind 19e eeuw. In die tijd zijn vele grote dingen verricht en mooie producten gemaakt waarop de afdeling trots was (zoals ook blijkt uit de bijdrage van Ries Visser elders in dit nummer). Maar we zitten er niet voor onszelf maar voor de gemeente, en uiteindelijk de burger en bezoeker van onze stad. Het stelsel van basisregistraties is dan een logische stap, waar de geo-registraties prima in passen. Ad van der Meer oud-manager Geo-Informatie thans manager Inwinning en Beheer
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 8
Virtueel Amsterdam nu ook in 4D Ergens in Amsterdam, in het jaar 2023: Projectleider tegen modelleur: “Wil je even voor me kijken wat voor soort boom nu precies bij het westelijke landhoofd van de brug staat en hoe dik de stam is? En kijk dan meteen even waar precies de kabels en leidingen voor de brug liggen? Oh, ik wil ook nog graag weten wanneer het onderhoud van die brug gepland staat en hoe vaak de tram over de brug rijdt.” Modelleur tegen projectleider: “Tuurlijk, ik kijk direct even voor je. Vijf jaar geleden heb ik het 3D-model van de brug aan de opdrachtgever aangeleverd. Hij heeft dat toen direct laten opnemen in virtueel Amsterdam zodat de beheerder daar de ‘as-maintained ’1 situatie in kan bijhouden. Zal ik het 4Dmodel van de brug en de omgeving meteen in het BIM-model laden? Dan hebben we meteen ook alle planningen.” Deze conversatie kan over 10 jaar zomaar plaatsvinden. Maar voor we zover zijn, is er nog wel wat werk te verzetten. Eén van de belangrijke uitdagingen waar we als Amsterdam op dit moment voor staan is het efficiënt beheren, ontsluiten en delen van informatie. Voor ieder denkbaar proces in de stad is informatie nodig. Kijkend naar mijn eigen vakgebied is dat informatie met een ruimtelijke component, bijvoorbeeld: waar ligt die brug en wat zijn de eigenschappen van die brug?
Overstap naar 3D In Amsterdam hebben we gelukkig al een uitstekende basis met de Grootschalige BasisKaart Amsterdam (GBKA), straks opgevolgd door de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Deze datasets bevatten een 2D weergave, een bovenaanzicht, van hoe Nederland (Amsterdam) er op dit moment uit ziet. Een overstap naar 3D laat echter niet lang meer op zich wachten. De wereld bestaat immers uit meer dan alleen een bovenaanzicht van het maaiveld en de gebouwen die je ziet als je door de stad loopt. Leefbare stad De inrichting onder en boven de grond zorgt voor een prettige, leefbare en veilige stad. Op het maaiveld staat een heel scala aan objecten waar we allemaal dagelijks gebruik van maken. Onder de grond bevindt zich een wereld op zich: parkeerkelders, tunnels, kabels en leidingen, funderingen, riolen, warmte-koude opslag, archeologische schatten. Daar tussendoor stroomt ook nog eens het grondwater. Informatie is fundament Om de stad zo prettig, leefbaar en veilig te kunnen houden is informatie nodig. Deze informatie vormt het fundament van de bedrijfsvoering van Amsterdam. Informatie die
niet alleen beheerders van deze objecten gebruiken. Van ontwerpers tot ingenieurs, van beleidsmakers tot bestuurders en de hulpdiensten. Allemaal maken ze (direct of indirect) gebruik van deze informatie. Efficiënt beheren, ontsluiten en delen van deze informatie is dus een vereiste. Trend: detailniveau groter Het is al langer de trend dat het detailniveau van de gebruikte informatie steeds groter wordt. De overstap van 2D naar 3D betekent een enorme verrijking van de beschikbare informatie. De volgende stap in ruimtelijke basisinformatie is de stap naar een 1:1 3D model van Amsterdam; een ’virtueel Amsterdam’. Technisch is het al mogelijk. De game- en filmindustrie, maar bijvoorbeeld ook de industrie (denk aan
bijvoorbeeld raffinaderijen), gebruiken al langere tijd complexe 3D-modellen. De meerwaarde is al ruimschoots bewezen. Amsterdam heeft ook de tools in huis. Amsterdam gebruikt al GIS en tegenwoordig ook BIM . Uitdaging procesmatig De uitdaging ligt met name op procesmatig gebied. Hoe krijgen we alle informatie die As maintained: Tijdens de ontwerpfase wordt o.a. 3D-model van het te ontwerpen object gemaakt. Dit wordt tijdens de bouw van het object opgewaardeerd tot het ‘as built’ model waarin de situatie is weergegeven zoals die door de aannemer wordt opgeleverd. Dit bestaat niet alleen uit een 3Dmodel, daaraan gekoppeld is ook informatie over alle objecten. Welke lampen zitten er bijvoorbeeld in de verlichting van de parkeerkelder. Tijdens de beheerfase van een object wordt door de beheerder ervan in het model de ‘as maintained’ situatie bijgehouden, m.a.w.;
1
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 9
nu verspreid is door heel Amsterdam, bij elkaar. En niet eenmalig, maar structureel. Ik hoop dat we in de in de 100ste editie van de opvolger van deze nieuwsbrief terugblikken op een geslaagde overstap van 2D- naar 3D-basisinformatie. Terugblikken op een geslaagde invoering van ‘virtueel Amsterdam’, waarbij iedereen toegang heeft tot deze informatie. Tot slot hoop ik in die 100ste editie te berichten dat we hard aan het werk zijn om de overstap van 3D (virtueel Amsterdam) naar 4D te maken. Zodat we niet alleen de vraag ‘Wat is waar?’ kunnen beantwoorden, maar ook de vraag ‘Wat is waar wanneer?’. Graag tot over 10 jaar! Joseph Steenbergen (stedelijk) waterbeheer adviseur Ingenieursbureau Amsterdam
Andere tijden Het stelsel leeft. Het is een halve eeuw oud en nog steeds niet af. En dat gaat ook niet gebeuren. Het stelsel is stabiel en duurzaam, maar duurzaamheid en eeuwigheid zijn geen synoniemen. Het stelsel geeft antwoorden op vragen en oplossingen voor problemen. Voor vragen en problemen van deze tijd. Andere tijden? Ander stelsel. Terug naar ooit toen in het nieuwe millennium het besef postvatte dat basisregistraties noodzakelijk waren voor een goede informatiehuishouding binnen de overheid. Het stelsel werd vervolgens vanuit de afzonderlijke registraties opgebouwd, dat was zijn sterkte én zijn zwakte. Sterk omdat werd aangesloten bij de belevingswereld van toen waarin het opbouwen van landelijke registraties onder Haagse regie als een doorbraak gold. Zwak omdat de opbouw van registraties nog verkokerd plaatshad als doorontwikkeling van informatieproducten die al over hun houdbaarheidsdatum heen waren. We weten allemaal hoe het gelopen is en hoe de stelselcrisis van 2023 ons heeft geholpen om het stelsel niet langer te zien als optelsom van registraties, maar als een daadwerkelijk samenhangend geheel waarin vastlegging, uitwisseling, beheer en inspectie zijn plaats kreeg. Soms is het nuttig om even een stapje terug te doen om dan sterker terug te keren.
Het stelsel heeft bovendien een extra impuls gekregen door de gemeentelijke herindelingen die vanaf 2020 pas echt op gang kwamen. Gemeenten zijn nog altijd belangrijke bronhouders en bij het inrichten van fusiegemeenten wordt een goed werkend stelsel nu altijd organisatorisch ondersteund. Maar het stelsel is ook minder dwingend geworden. Zo is de gebruiksplicht versoepeld. Van die plicht werd je altijd al ontheven bij een vermeende onjuistheid van de gegevens, maar sinds een paar jaar kun je bij de ombudsman ook ontheffing vragen bij onredelijke situaties en onmogelijke spagaten. En hij kiest dan vaak de kant van de burgers en bedrijven die in de problemen komen omdat het stelsel te rigide is. En als hier structuurfouten aan ten grondslag liggen, dan moeten deze binnen twee jaar worden hersteld. Hiermee wordt afgerekend met ‘de stelselaar’, een woord dat in 2005 nog in de Dikke van Dale stond als iemand die met een of ander stelsel of systeem zo erg is ingenomen dat hij de praktijk geheel over het hoofd ziet. En de rol van Amsterdam in al die jaren? Zij hebben in de hoofdstad niet zoveel op met wetgeving die ze als dictaten uit Den Haag of Brussel beschouwen (‘Wat hebben ze daar nu weer bedacht?’). Maar wie verder kijkt weet ook dat Amsterdam na een zucht en een vloek haar rol altijd oppakt, de stad
graag als proeftuin openstelt en zo een belangrijke bijdrage levert aan het levend houden van het stelsel. En reken maar dat andere gemeenten meekijken hoe het hun vergaat, want als het in Amsterdam kan dan toch ook zeker in Arnhem, Groningen of Dordrecht. En als het niet in Amsterdam kan, dan misschien toch wel in Arnhem, Groningen of Dordrecht. Bovendien: Amsterdammers houden van de praktijk, het zijn geen stelselaars. En dat ze dat zich op Amsterdamse wijze uiten? We verwachten niet anders. Ronald Bokhove Medewerker gegevensmanagement, DataLand
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 10
Sollicitatie
collega’s zijn.” Wat mij betreft de kers op de taart.
In 2003 is in Amsterdam een initiatief gestart om kinderen in achterstandswijken te laten zien dat werken leuk is en ook heel divers kan zijn. Het ‘spelend werken’ deed zijn intrede op lagere scholen waarbij kinderen uit groep 7 en 8 op ministage gingen bij een aantal bedrijven in Amsterdam. Vanaf het eerste begin is DBI of haar voorgangers betrokken geweest bij dit initiatief en zijn er intussen heel wat jonge Amsterdamse kinderen in contact gekomen met het vakgebied geoinformatie. Dit leverde soms verrassende reacties op. Kinderen van een jaar of tien die met verbluffende nauwkeurigheid een mentalmap wisten te tekenen van hun looproute van huis naar school. Voor een ander was de nauwkeurigheid minder belangrijk maar elke hondendrol werd getekend. Speeltoestellen onderweg, maar ook vestigingen van een grote hamburgerverkoper komen op iedere kaart wel een keer voor.
Over niet al te lange tijd kunnen wij dus de volgende sollicitatie verwachten:
Kinderen stellen onverwachte vragen die soms veel meer diepgang hebben dan je van een kind in die leeftijd zou verwachten. En sommige opmerkingen blijven je altijd bij. Een jongetje dat de hele tijd al de aandacht trok door zijn duidelijke verbale aanwezigheid, gaf mij aan het eind van de stage een hand met de volgende uitspraak: “Nu meneer, bedankt en tot ziens als wij
Ries Visser
Open sollicitatie,
Amsterdam, juni 2020
Geachte heer/mevrouw, Na een lange periode waarin mijn jeugdjaren werden gevuld met spelen, maar ook met leren, ben ik nu op een punt in mijn leven aangekomen dat het spelen en leren omgezet moet worden in werken. Al op jonge leeftijd werd mijn interesse gewekt voor de geo-informatie en ben mij daar ook in gaan scholen. Voor mij is geo-informatie een spannend vakgebied waarin ik steeds weer nieuwe uitdagingen zie om ruimtelijke informatie te ontsluiten met gebruikmaking van alle mogelijke visualisatietechnieken. GIS en 3D hebben voor mij zo goed als geen geheimen meer. Al deze zaken samen hebben mij er toe gezet deze open sollicitatie aan u te richten. Ik hoop op een gunstige reactie uwerzijds. Met vriendelijke groet, Abdel el Moudini
curriculum vitae Opleiding: 2002 – 2010 Lagere school in Amsterdam 2010 – 2015 HAVO met diploma 2016 – 2020 Hogeschool Utrecht opleiding Geo-informatie. Werkervaring: 14 april 2010 van 9:30 tot 11:30 bliksemstage geo-informatie bij de Gemeente Amsterdam 2013 – 2015 Krantenbezorger van een ochtendkrant 2015 – 2016 Gewerkt in een autowasstraat (40 uur p.w.) 2018 – 2019 Stage bij een GIS gespecialiseerd bedrijf 2020 – 2020 Afstudeerproject bij een Noors offshorebedrijf 2017 – 2020 Assistent sluiswachter in deeltijd (voornamelijk weekend en avonddiensten). Mijn hobby’s: Koken en eten Aangeschoten kleiduiven repareren Frisbee wedstrijdsport.
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 11
UNESCO Werelderfgoed in Atlas In Atlas zijn de contouren van UNESCO Werelderfgoed opgenomen. Het thema is te vinden in de legenda onder Gebiedsindeling. Het betreft een kernzone en een bufferzone. De kernzone is het daadwerkelijke werelderfgoedgebied. De bufferzone daaromheen dient als bescherming van de kernzone. De grenzen van de bufferzone zijn vrijwel gelijk aan die van het toegekende rijksbeschermd stadsgezicht. Over UNESCO UNESCO staat voor United Nations Eductional, Scientific and Cultural Organization.
UNESCO zet zich in voor cultuur en culturele diversiteit. Iedere lidstaat van UNESCO heeft een Nationale UNESCO Commissie. Deze bestaat uit elf leden die elk deskundig zijn op een werkterrein van de organisatie. Er is een Werelderfgoedverdrag opgericht om cultureel en natuurlijk erfgoed dat van unieke en universele waarde is voor de mensheid, beter te kunnen bewaren voor toekomstige generaties. De Amsterdamse grachtengordel staat sinds 2010 op de Werelderfgoedlijst, samen met 961 andere bijzondere objecten.¹
Vroeger De Amsterdamse grachtengordel was een project voor een nieuwe ‘havenstad’. Aan het eind van de 16e eeuw werd begonnen met de bouw. Voor deze uitbreiding was drooglegging van het moerasland nodig. Hiervoor werden de grachten aangelegd, als een halve maan rond de historische oude stad. En aan die grachten werden huizen gebouwd. Een enorm werk, maar een monument..... Nu De smalle koopmanshuizen en brede stadspaleizen met kenmerkende puntgevels langs de grachten zijn nu beroemde monumenten. De binnenstad is een beschermd stadsgezicht. Het model van stedelijke uitbreiding was destijds misschien wel het grootste en meest samenhangende van zijn tijd, het was een fysieke uitdrukking van de economische, politieke en culturele bloei van Amsterdam in de Gouden Eeuw. Net als toen heersen nu nog steeds vrijheid, tolerantie en handel in de geest van Amsterdam. Bovendien is er geen beter bewaarde 17e eeuwse binnenstad in Europa. Trotse Amsterdammers noemen hun grachtengordel tegenwoordig uniek, maar… Toekomst In het jaar 2293 wordt de Amsterdamse Bijlmermeer eindelijk geplaatst op de Werelderfgoedlijst. De Bijlmermeer is een unieke stadsuitbreiding uitgevoerd in de
late 20e eeuw gekenmerkt door hoge flats in honingraatstructuur. Parken en winkels in dit bijzondere gebied lenen zich uitermate voor samenkomst van culturen, waar nog altijd vrijheid, tolerantie en handelsgeest heersen. Met de komst van de Bijlmermeer werd destijds in één klap het woningnoodprobleem in Amsterdam opgelost. Tot slot Wat is cultuur met waarde? Hoe blijft deze bewaard? Kan een culturele waardering verschuiven? ¹ zie http://whc.unesco.org/en/list
Caja van der Woude
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 12
Is het erg...? In den beginne... In 1970 rolde ik min of meer toevallig een vakgebied binnen. Een vakgebied dat op dat moment nog erg ambachtelijk was. Cartografie. Het werd een gelukkig toeval. Toen ik mijn sollicitatiebrief schreef kon ik niet vermoeden waar ik in terecht zou komen en wat een invloed dat zou hebben op mij als persoon. Waarom solliciteren op een functie als leerling cartograaf? Mijn tekenleraar op de middelbare school Meneer Krabbé (de vader van…) vertelde mij dat de wereld er blij van zou worden wanneer ik tekenaar werd. Hij vond alles wat ik tekende foeilelijk. Het waren altijd nauwgezette perspectieftekeningen van technische objecten en dat was niet zijn stijl van tekenen. Als gezagsgetrouw leerling deed je natuurlijk direct wat de leraar zei, dus toen er een advertentie verscheen voor een leerling-cartografisch tekenaar reageerde ik direct. Ik wist eigenlijk niet waarop ik solliciteerde. Tekenaar was wel duidelijk maar dat cartografisch was nog erg mystiek. Tijdens mijn sollicitatiegesprek werd mij een tekening getoond waarop een klein stukje Amsterdam stond, het Amsterdamse bos. Alles aan deze tekening was anders dan dat ik van tekeningen kende.
Ten eerste was het op een materiaal getekend waarvan ik niet kon vermoeden dat het bestond, het leek een beetje op plastic met een matte laag er op; later begreep ik dat dit ‘UC7’ was een polyester tekenfilm. Wat nog veel erger was, dat ik ervan overtuigd was dat dit plaatje niet door iemand getekend kon zijn, zo klein en precies en zoveel lijntjes vlak bij elkaar, ONMOGELIJK. Ik heb natuurlijk niets laten merken van mijn ongeloof en mij blijkbaar op effectieve wijze door het gesprek geslagen, want drie maanden later was ik dan toch officieel leerlingcartograaf bij de Gemeente Amsterdam. Je moet ergens beginnen Er volgde een lange periode van oefenen. Eerst letters leren tekenen met potlood. Toen de vorm eenmaal de kritiek van mijn mentor kon doorstaan, mochten zij in inkt gezet worden. Vrijwel geen rechte lijnen, en alleen maar twee driehoekjes om je pennetje tegenaan te laten rusten. Het was een wonder: na enige tijd kon ik letters tekenen die eruitzagen alsof zij gedrukt waren. En met het kaarttekenen ging het ook steeds beter. Het gereedschap was simpel een trekpen, een ‘Brandauer pennetje’, een pot inkt, twee driehoekjes en een radeernaald. Hiermee moest het
kunnen en tegen mijn eigen verwachting in lukte dat ook en begon ik het zelfs leuk te vinden. Professionalisering Binnen de Gemeente Amsterdam werden er al lang kaarten in eigen beheer gemaakt. Toen ik binnen kwam was dat op het kantelpunt, waarbij het kaartmaken langzaam uitgroeide van een hobby tot een professie. Er kwam steeds meer kennis binnen de afdeling. Niet in de laatste plaats door de actieve vakvereniging, de Nederlandse Vereniging voor Kartografie (NVK). Er werden regelmatig studiedagen gehouden en één keer per jaar waren er zelfs meerdaagse studiedagen. Iedere deelnemer ging met zijn of haar tekengereedschap naar deze studiedagen toe, waar de interessante lezingen werden afgewisseld met praktijkoefeningen. De mooiste studiedagen werden in het klooster in Rolduc (Limburg) gehouden. Op een mooie voorjaarsdag met 70 mensen zitten tekenen in een kloostertuin heeft wel iets. Een workshop die mij altijd bij zal blijven was het maken van braillekaarten. Dit was een avondprogramma en om het extra leuk te maken was er een blinde jongen uitgenodigd die aan de hand van de getekende plattegronden de weg moest zien te vinden in het klooster. Toen de groep waar ik in zat eindelijk aan de beurt was om onze kaart te laten testen op bruikbaarheid, was het
intussen al erg laat geworden (een uur of één ’s nachts). In het klooster waren intussen alle lichten gedoofd en was het dus aardedonker. De enige die nergens last van had was onze blinde kaartlezer. Die kon goed de weg vinden terwijl wij overal tegenaan liepen en op een gegeven moment echt niet meer wisten waar wij waren. In die tijd werd er heel erg veel aandacht besteed aan het besef van wat er wel kon en wat er niet kon in de cartografie. De theorieën van Bertin werden als heilig beschouwd en zijn boek was dan ook de bijbel van de cartograaf. Ook het verschil tussen grootschalige - en kleinschalige kaarten was heilig en het stond vast dat je een kleinschalige kaart nooit kan maken door een grootschalige kaart te verkleinen. Generalisatie was het woord waar alles om draaide en dat was ook eigenlijk de kern van het vak. Generaliseren was/is eigenlijk de kunst van het weglaten zonder dat de kaartlezer merkt dat er iets niet is getekend. Andere thema’s die altijd terugkeerden waren bijvoorbeeld de ‘beschrifting’ van de kaart. De schrijfwijze van de toponiemen en vooral ook de plaatsing van de teksten was een wetenschap op zich. Kleur- en symboolgebruik in combinatie met de waarnemingspsychologie was een thema dat eindeloos kon worden uitgesponnen en ook erg belangrijk was voor de cartograaf.
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 13
Kortom, ik was een vakgebied binnengerold waar wat gebeurde en ik was er apetrots op dat ik erbij hoorde.
De ontwikkelingen volgden elkaar steeds sneller op en de hele automatisering lijkt nu in niets meer op die van het eerste uur.
Verandering Langzaam begon er in de wereld iets te veranderen. Er verschenen heel voorzichtig computers op de werkplekken. Eerst in de administratieve werkvelden, maar later ook in ons vakgebied. De eerste ontmoeting met een computer was het opzetten van een straatnamenregister bij de kaart. Daar was de computer goed in dus daar werd hij dan ook voor ingezet. Tijdens de NVK-studiedagen werden wij op de hoogte gehouden van de eerste stappen op automatiseringsgebied binnen ons vakgebied. In die periode nog een speeltje van de universiteiten, maar die eerste stappen waren gezet en wij waren een weg ingeslagen waarop het niet meer mogelijk was om terug te keren.
De digitalisering van het vakgebied heeft veel nieuwe mogelijkheden geschapen. De kaart is steeds centraler in de samenleving komen te staan. Iedereen heeft daar intussen mee te maken. Google Maps heeft ons geleerd de kaart te gebruiken om ruimtelijk gerelateerde data via de kaart te ontsluiten. Autonavigatiesystemen zijn niet meer weg te denken uit de samenleving en op professioneel gebied word GIS steeds belangrijker bij het bestuur en beheer van het land.
Onze eerste programmeerbare rekenmachine
Nieuwe tijden en technieken Bij de afdeling Landmeten en Kartografie van de gemeente Amsterdam was de eerste voorbode van de automatisering de introductie van een computer op de
De Ferranti digitizer met ponsband opslag
landmeetkundige rekenkamer. Deze computer kende verschillende rekenprogramma’s die in metalen ponskaarten waren vastgelegd. Het was een wonder van techniek. Niet lang daarna werd er een digitiser aangeschaft: een enorme ‘tekentafel’ met een onhandig apparaatje er op waar heel veel knopjes op zaten een groot aantal cijferbuisjes, de voorloper van de led-cijfers. Het meest indrukwekkende was de ponsbandeenheid die naast de tafel stond. Die maakte een heleboel herrie, maar je snapte in elk geval wat er gebeurde, dat kon niet iedereen van de digitiser zelf zeggen. Na deze eerste voorzichtige stappen ging het ineens snel. In 1979 werden er proe-
ven gedaan met het tekenen van digitale kaarten. Eindeloze sessies bij Fugro in Leidschendam, die een tekencomputer had staan waarbij de operator al het werk uitvoerde en ik er naast zat om te zeggen wat hij moest doen. Dodelijk saai, en het gebeurde niet zelden dat het werk van een hele middag verdween door een ondoordachte handeling van de operator. Een ‘undo’-functie moest nog worden uitgevonden, dus een foutje was meestal onherroepelijk. De in die tijd gemaakte digitale kaarten waren eigenlijk hetzelfde als de papieren kaarten. Een verzameling lijntjes en tekens die samen een plaatje vormde, maar geen enkele intelligentie bezaten.
Is het erg? Natuurlijk zijn er tegenwoordig heel veel op cartografie, of eigenlijk moet ik zeggen, op geo-informatie gebaseerde producten, systemen of technieken die het leven een stuk makkelijker maken. Maar er is ook veel verdwenen. Natuurlijk is het ambacht cartografie weg. In de tijd dat ik begon als cartograaf, had ieder onderdeel van de productie zijn eigen technieken en vaardigheden nodig. Dat is verdwenen, maar het vakmanschap is wel gebleven en nog steeds nodig. In de gouden eeuw van de cartografie met cartografen als Johan Blaeu stond de Nederlandse cartografie op een unieke hoogte. Wanneer je de kaarten van Blaeu bekijkt zijn deze van een ongelooflijke schoonheid waarbij de decoratie van deze
Gemeente Amsterdam Dienst Basisinformatie
Pagina 14
kaarten een verhaal op zich vertellen. In de loop der eeuwen is die rijke decoratie verdwenen, maar de kaarten stonden als product nog steeds aan de top van wat er aan kaarten geproduceerd werd. In het digitale tijdperk dreigt alles te verworden tot een efficiënt geproduceerd functioneel plaatje, ontdaan van alles wat het boven de massa uit doet steken. Of de kaart nu hier in Amsterdam gemaakt wordt, Maastricht, Parijs, Moskou of Reykjavik, de software bepaalt de visualisatie van die kaart en wil je daar een eigen vormgeving aan besteden, dan kost dat veel tijd en wordt dan maar achterwege gelaten. Is dit erg? Nee, erg is het niet, maar wel jammer. Op deze manier krijgt efficiënt zijn af een toe een negatieve bijklank. Tegenwoordig is het cartografisch datamodel belangrijker dan de visualisatie van de uiteindelijke kaart. Het vervelende is echter dat ik nog nooit iemand in de Alpen ben tegengekomen met een cartografisch datamodel in de hand om de juiste route te bepalen. Ik ben een beetje bang dat wij af en toe vergeten dat er ook nog gewoon mensen zijn die een kaart willen hebben om de weg op te vinden of om zich een beeld te kunnen vormen van een omgeving waar zij naar toe gaan. Wij staan soms te ver af van deze groep gebruikers. Natuurlijk zijn er een heleboel toepassingen waarbij dat cartografische datamodel onontbeerlijk is. Daar moeten wij even veel
energie in blijven steken als wij nu doen, maar laten wij vooral daarnaast proberen om die mooie kaarten te blijven maken waar wij eens zo beroemd om waren. Jammer Helaas zijn de studiedagen, zoals de NVK die hield, intussen ook verleden tijd. Praktisch is zo’n workshop achtige studiedag ook een stuk lastiger te realiseren omdat er nu veel computers nodig zijn, en misschien nog lastiger, er is veel software nodig om een workshop te houden en die software heeft een bepaalde leertijd nodig om ermee te kunnen werken. Ook dit is niet erg, maar wel jammer.
Intussen zou je bijna gaan denken dat ik de trots op mijn vak kwijt ben geraakt. Niets is minder waar en ik heb het voorrecht precies in die periode als cartograaf gewerkt te hebben waarin de grootste verandering in het vakgebied zijn intrede heeft gedaan. Ik werk nog steeds met groot plezier en ben nog steeds erg trots op mijn vak. Ik ben als cartograaf wel bezorgd dat onze mooie producten en daarmee ook onze specifieke vakkennis verloren is gegaan in de vaart van de technische ontwikkelingen. Laten wij vooral niet vergeten om ook die mooie kaarten nog te maken zonder te vervallen tot een ‘verantwoord’ anoniem eenheidsproduct. Ries Visser
Colofon
nummer 100, april 2013 Uitgave van: Dienst Basisinformatie, Stelselbeheer & Advies Jodenbreestraat 25 1011 NH AMSTERDAM www.amsterdam.nl/dbi www.basisinformatie-amsterdam.nl (Geo Wiki)
Redactie:
Ries Visser Dick Krijtenburg Martine Zilver Winde Evenhuis Karin Goes
Mmv: Ronald Bokhove (Dataland) Diana Duttenhofer Joris Goos (Rotterdam) Marc Hameleers (Stadsarchief) Rienk Hoff Ad van der Meer Dolf de Rooij (Amstelveen) Joseph Steenbergen (IBA) Caja van der Woude Telefoon: 020 253 9337 E-mail
[email protected] Vormgeving: Ries Visser