STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 UPDATE
Concurrentievermogen Mismatch Arbeidsmarkt Actief ouder worden Sociale zekerheid
Departement Sociale zaken
VBO vzw Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99
[email protected] Alice Defauw Vanessa Solymosi, www.landmarks.be VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: Stefan Maes Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel WETTELIJK DEPOT: D/0140/2013/1 REDACTIE:
VORMGEVING:
De inhoud van deze publicatie vindt u op www.vbo.be Cette brochure est également disponible en français.
Brussel, januari 2013 Beste lezer, Onze economie, arbeidsmarkt en sociale zekerheid worden geconfronteerd met vele uitdagingen op economisch en sociaal vlak. De vergrijzing van de bevolking, de werkloosheid, de werkgelegenheidsgraad, de tekorten en de mismatch op de arbeidsmarkt, alsook het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen zijn allemaal thema’s waar ons land zich over moet buigen. De Europese en internationale instanties formuleren heel wat aanbevelingen aan ons land. De richtlijnen daarin zijn de volgende: de werkgelegenheid stimuleren, de werklozen activeren en het concurrentievermogen van onze ondernemingen vergroten. Met het regeerakkoord werd besloten tot een aantal maatregelen om te kunnen inspelen op de nationale en Europese eisen en doelstellingen. Maar zullen die maatregelen wel volstaan? Naast de thema’s die al aanwezig waren in het Zakboekje van 2012 schenkt deze bijwerking ook aandacht aan de problematiek van de vergrijzing en de kwestie van de noodzaak om de ‘oudere’ werknemers te activeren. Om u als bedrijfsleider, partner in het sociaaleconomisch overleg of journalist te gidsen door bepaalde cijfers op het gebied van arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid, heeft het VBO dit Statistisch zakboekje opgesteld. Wij willen namelijk het debat over de te maken beleidskeuzes voeden en aanzwengelen. Dit Statistisch zakboekje is een werkstuk van het departement Sociale zaken en van het Economisch departement van het VBO. Voor verdere vragen en suggesties tot verbetering kunt u terecht bij Alice Defauw (
[email protected]), coördinatrice van dit project. Het zakboekje kan worden geraadpleegd op onze website www.vbo.be, onder de rubriek Nieuws & Media/Feiten & Statistieken. Wij wensen u veel leesplezier.
Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder VBO
INHOUDSOPGAVE CONCURRENTIEVERMOGEN 6 7 8 9
Aanhoudende loonkostenontsporing Almaar toenemende loonkostenhandicap Loonkosten: meer dan 20% verschil 3 maatregelen om de handicap over de periode 2013-2014 met 1,6% te verminderen
11 12 13 14
Efficiëntie van de arbeidsmarkt weer op losse schroeven gezet Mismatches tussen vraag naar en aanbod van werk De Brusselse metropool onder de loep Oproep tot mobiliteit
16 17 18
Werkloosheid zal niet verminderen vóór 2015 Overzicht van de faillissementen voor het jaar 2012 Uitstroom van werklozen
20 21 22 24
Werkgelegenheidsgraad van de oudere werknemers Leeftijdspiramide Gewerkte jaren versus inactiviteitsjaren Instroom in het brugpensioen
26 27 28 29
Schepping van rijkdom besteed aan sociale uitgaven die tot de hoogste behoren Evolutie van de sociale uitgaven Breuk tussen ontwikkeling van uitgaven en ontwikkeling van bbp Globale prestatie van de sociale zekerheid
MISMATCH
ARBEIDSMARKT
ACTIEF OUDER WERKEN
SOCIALE ZEKERHEID
CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT ACTIEF OUDER WORDEN SOCIALE ZEKERHEID
CONCURRENTIEVERMOGEN
UPDATE
Aanhoudende loonkostenontsporing Hogere evolutie van de kosten Tussen 2011 en 2012 zijn de uurloonkosten in België met 6,3% toegenomen, terwijl bij onze buren een evolutie werd waargenomen die gemiddeld niet minder dan 0,8 percentpunt lager lag, namelijk 5,5%.
Hoog gewicht van de indexering in deze evolutie De grafiek maakt ook de invloed van de indexering als hoofdoorzaak van de waargenomen loonkostenontsporing duidelijk. De automatische loonindexering heeft de loonkosten met gemiddeld 5,7% doen stijgen, wat zelfs meer is dan de totale stijging van de loonkosten in onze drie buurlanden.
6
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Vergelijking van de evolutie van de uurloonkosten voor de periode 2011-2012 (Bron: CRB)
CONCURRENTIEVERMOGEN
NEW
Almaar toenemende loonkostenhandicap Volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) bedraagt de loonkostenhandicap van ons land tegenover de drie buurlanden 5,1% eind 2012 ten opzichte van het basisjaar 1996. De Belgische loonkosten zijn daarmee 5,1% sneller gestegen dan in de drie buurlanden. Aangezien de evolutie van de loonkosten beslissend is voor de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen, is het noodzakelijk deze loonkostenhandicap te verminderen.
7
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Relatieve ontwikkeling van de uurloonkosten België / gemiddelde van de 3 buurlanden (Bron: CRB)
CONCURRENTIEVERMOGEN
UPDATE
Loonkosten: meer dan 20% verschil Hoewel de loonkosten sinds 1996 in België 5,1% sneller zijn gestegen dan gemiddeld in onze buurlanden, zegt ons dat niets over onze huidige loonkostenhandicap. Om uit te maken hoe groot die handicap wel is, moeten we kijken naar de absolute cijfers, zoals die van de uurloonkosten van de arbeidskrachten.
Uurloonkosten in euro van de arbeidskrachten in de handelseconomie1 (Bron: Eurostat)
Plaats bovenaan de rangschikking Volgens de gegevens die zijn gepubliceerd door Eurostat, staat België in 2011 bovenaan wat betreft de uurloonkosten van de arbeidskrachten in de handelseconomie. Er wordt opgemerkt dat de kosten voor een uur in de profitsector in België 39,3 euro beliepen. Daarmee staat ons land wel een eind voor Frankrijk (34,2 euro), Nederland (31,1 euro) en Duitsland (30,1 euro). De loonkostenhandicap van België ten aanzien van zijn drie buurlanden beloopt aldus 23,6% in 2011.
8
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Hoge loonkostenhandicap Onze huidige loonkostenhandicap loopt op tot boven de 20% en is dus heel wat groter dan 5,1%.
1 Ramingen gebaseerd op de ondernemingen met meer dan 10 werknemers.
CONCURRENTIEVERMOGEN
NEW
3 maatregelen om de handicap over de periode 2013-2014 met 1,6% te verminderen Teneinde de loonkostenhandicap ten opzichte van onze buurlanden weg te werken, heeft de regering besloten diverse maatregelen in te voeren. Die zullen het mogelijk maken onze loonkostenhandicap tijdens de komende twee jaar met 1,6% terug te schroeven.
Vermindering van de loonkostenhandicap als gevolg van de regeringsbeslissingen (in %) (Bron: Notificatie federale regering)
Bevriezing van de reële lonen Over de periode 2013-2014 zullen de lonen enkel geïndexeerd mogen worden. Op basis van de jongste vooruitzichten zou onze loonkostenhandicap er hierdoor met 0,9% op verbeteren.
Aanpassing van de index Om beter aan te sluiten bij de consumptiegewoonten van de gezinnen, stelt de regering een herziening van het ‘boodschappenpakket’ in het vooruitzicht. Deze maatregel zal een impact van 0,4% hebben op de evolutie van de loonkosten.
9
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Lastenverlaging Een vermindering van de loonkosten voor de werkgever zal bijdragen tot de verbetering van onze situatie in termen van loonkosten door de handicap met 0,3% te verminderen.
De invoering en de uitvoering van deze 3 maatregelen zullen in de loop van de komende maanden nauwlettend in de gaten moeten gehouden worden. Het is van cruciaal belang dat de door de regering bepaalde 1,6%-doelstelling gehaald wordt.
CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT ACTIEF OUDER WORDEN SOCIALE ZEKERHEID
MISMATCH
UPDATE
Efficiëntie van de arbeidsmarkt weer op losse schroeven gezet De arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een paradox: ondanks een groot aantal werkzoekenden blijft het aantal vacatures hoog. De matching tussen de twee komt almaar moeilijker tot stand. Er wordt vastgesteld dat de door de werkgevers gezochte competenties niet diegene zijn die bij de werkzoekenden (onder andere bij de jonge afgestudeerden) aanwezig zijn.
Vacaturecijfers in de Europese Unie tijdens het 2de kwartaal 2012 (Bron: Eurostat, Enquête naar de arbeidskrachten)
Belangrijke problematiek Het vacaturecijfer geeft ons aan hoe efficiënt de arbeidsmarkt is bij deze koppeling van vraag en aanbod. Hoe hoger het is, hoe groter de spanningen op de arbeidsmarkt zijn. Volgens Eurostat plaatst de tussen 2011 en 2012 waargenomen evolutie nog steeds Duitsland en België bovenaan respectievelijk met 2,7 en 2,5. De efficiëntie van de arbeidsmarkt is daarmee geringer dan die welke gemiddeld binnen de EU wordt waargenomen (1,5).
Aanzienlijke regionale verschillen Vlaanderen (2,59) bekleedt in 20122 de minst
11
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
gunstige positie, gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1,94) en ten slotte Wallonië (0,87). Ook al is er een verbetering in de situatie in vergelijking met vorig jaar, toch herinneren de mismatch tussen vraag
en aanbod en de aanwezigheid van de vele knelpuntberoepen ons aan het belang van de problematiek. 2 Gemiddelde van januari tot september, FOD Werkgelegenheid.
MISMATCH
NEW
Mismatches tussen vraag naar en aanbod van werk De studie van de NBB3 bevestigt de positie van België als slechte leerling wat de efficiëntie van de arbeidsmarkt betreft. De mismatch-index heeft ten doel de omvang van de mismatches in de verschillende landen vast te stellen. In een Europese vergelijking is België het land waar de vraag naar en het aanbod van werk de meeste moeite hebben om elkaar te vinden.
Mismatch-indexen in de EU-15 en geharmoniseerde werkloosheidsgraden in 2010 (respectievelijk niveaus en procenten van de overeenstemmende beroepsbevolking. Bron: EC (EAK, microgegevens en Eurostat))
Verschil tussen competenties en door de ondernemingen gezochte profielen De studie wijst uit dat het kwalificatieniveau van de werkzoekenden niet overeenstemt met de op de arbeidsmarkt gevraagde profielen. De werkzoekenden zijn verhoudingsgewijs niet genoeg geschoold om aan de behoeften van de ondernemingen te voldoen. Dat betekent echter niet dat er geen vraag is naar nietgediplomeerden van het hoger onderwijs, zoals blijkt uit de aanwezigheid van knel-
12
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
puntberoepen met betrekking tot uiterst gevarieerde profielen waarvoor niet altijd speciale diploma’s vereist zijn. De aanwezigheid van op elkaar lijkende knelpuntberoepen en de rekruteringsproblemen aan beide zijden van de taalgrens
duiden erop dat ons land niet alleen te kampen heeft met mismatches inzake woonplaats, maar hoofdzakelijk inzake scholingsniveau en competenties. 3 NBB, Mismatches op de arbeidsmarkt, Economisch tijdschrift, september 2012.
MISMATCH
NEW
De Brusselse metropool onder de loep Verslechtering van het matchingproces
Beveridge-curve voor de Brusselse metropool voor de periode 2004q1-2012q2 (zonder Waals-Brabant, bij gebrek aan gegevens voor de periode
Brussels Metropolitan heeft professor J. Konings (KU Leuven) ermee belast de vraag naar en het aanbod van werk op de arbeidsmarkt in de Brusselse metropool te onderzoeken4. De Beveridge-curve informeert ons over de efficiëntie van de arbeidsmarkt wat het matchen van de vraag naar en het aanbod van werk betreft. Sinds 2004 stellen we vast dat deze curve naar rechts verschuift, wat betekent dat het matchingproces tussen de vraag naar en het aanbod van werk verslechtert.
2004-2010. Bron: Mismatch in Brussels Metropolitan, Brussels Metropolitan)
Toenemende mismatches, vooral in Brussel Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet het hoofd bieden aan een grotere mismatch van de opleidingsniveaus dan in de rest van de metropool. De werkaanbiedingen vertonen de neiging te evolueren naar functies voor hoger geschoolden, terwijl er een overvloedig aanbod is van arbeidskrachten met een beperkte kwalificatie.
13
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Mobiliteit van werkzoekenden vergroten De mobiliteit van de werkzoekenden vanuit een Gewest naar vacante plaatsen in de andere Gewesten is vrij gering, vooral voor de laaggeschoolden.
Het is noodzakelijk de opleiding en de mobiliteit van de werkzoekenden in de Brusselse metropool te vergroten als men het mismatchprobleem wil aanpakken. 4 De Brusselse metropool omvat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Halle-Vilvoorde en Waals-Brabant.
MISMATCH
UPDATE
Oproep tot mobiliteit Het is geen verrassing dat de werknemersstromen naar de Gewesten ons tonen dat de meerderheid van de pendelaars naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest trekt (71%). 19,3% van de pendelaars gaat naar het Vlaamse Gewest.
Dagelijks pendelverkeer tussen de Gewesten in 2011 (Bronnen: ADSEI, Enquête naar de arbeidskrachten)
Meer pendelaars De pendelaars, enerzijds van het Zuiden naar het Noorden of omgekeerd, en anderzijds, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar de andere Gewesten, zijn over de periode 2010-2011 talrijker geworden. De beroepsmobiliteit is toegenomen in vergelijking met het jaar voordien. Er zijn iets meer dan 12.000 pendelaars van het Waalse Gewest naar Vlaanderen bijgekomen. Dat is een groei met 30% in vergelijking met de toestand in 2010.
Mobiliteit aanmoedigen De mobiliteit evolueert positief, maar zou nog meer aangemoedigd moeten worden
14
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
om het hoofd te bieden aan de vastgestelde mismatch.
CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT ACTIEF OUDER WORDEN SOCIALE ZEKERHEID
ARBEIDSMARKT
Werkloosheid zal niet verminderen vóór 2015 Verandering in duizenden van de beroepsbevolking, van de binnenlandse werkgelegenheid en van de werkloosheid (Bron:
Het jaar 2011 werd gekenmerkt door een sterkere verandering van de binnenlandse werkgelegenheid dan die van de beroepsbevolking, wat tot uiting kwam in een vermindering van de werkloosheid. Naast deze mooie vermindering stijgt het aantal werklozen opnieuw vanaf 2012 en blijft het de daaropvolgende jaren toenemen. De toename zal het grootst zijn in 2013; in dat jaar zal het aantal werklozen met meer dan 30.000 aangroeien. Pas vanaf 2016 en 2017 komt er een echte vermindering. Deze projectie toont ons aan dat er inspanningen nodig zijn als we de werkloosheid meer en sneller willen terugdringen.
Planbureau, Economische vooruitzichten 2012-2017)
Werkgelegenheidsgraad verhogen Ook al is de werkgelegenheidsgraad in België sinds het begin van de jaren 2000 positief geëvolueerd, toch blijft er nog een weg af te leggen. In 2011 bedroeg de werkgelegenheidsgraad van de 20- tot 64-jarigen
16
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Verandering in duizenden
Toenemende werkloosheid
Beroepsbevolking
Binnenlandse werkgelegenheid
67,3%. Volgens de vooruitzichten zal de werkgelegenheidsgraad relatief weinig stijgen aangezien hij in 2017 68,5% zal belopen. We zijn nog ver af van de Belgische doelstelling die voor 2020 werd vastgesteld (73,2%). Om deze doelstelling te halen, zullen er tegen 2020 iets meer dan 560.000 banen moeten gecreëerd worden5.
Werkloosheid
Er moeten dan ook maatregelen komen om de groei en de werkgelegenheid in onze economie te bevorderen en tot een dynamische arbeidsmarkt te komen. Om het vastgestelde doel te halen, moeten wij doorgaan met de hervormingen van ons systeem. 5 Nationaal hervormingsprogramma 2012.
ARBEIDSMARKT
NEW
Overzicht van de faillissementen voor het jaar 2012 Recordaantal faillissementen
Evolutie van de faillissementen en van het jobverlies over de periode 2005-2012 (Bron: Graydon)
Met iets meer dan 11.080 faillissementen is 2012 het meest rampzalige jaar dat ooit werd geregistreerd. De toestand blijft verslechteren ten opzichte van vorig jaar, met een groei van 5,2% van het aantal faillissementen (stijging met 550 faillissementen). Sinds 2005, toen er iets minder dan 8.000 faillissementen werden geteld, is het aantal faillissementen in ons land met 40% gegroeid.
22.000 verloren banen Deze faillissementen brengen heel wat jobverlies met zich. 2009 en 2010 waren moeilijke jaren waarin bijna 24.000 banen verloren gingen. 2012 bekleedt jammer genoeg de 3de plaats met een nog zeer hoog aantal verloren jobs. In vergelijking met vorig jaar is het jobverlies met 20% toegenomen, van 18.300 in 2011 tot 22.000 in 2012. We stellen vast dat er gemiddeld twee banen per faillissement verloren gaan, wat
17
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Faillissementen
kan worden verklaard door het grote aantal faillissementen van eenmans- of tweemansbedrijven.
Jobverlies
Weinig bemoedigende vooruitzichten De vooruitzichten voor 2013 zijn niet erg optimistisch, met een verdere stijging van het aantal faillissementen.
ARBEIDSMARKT
UPDATE
Uitstroom van werklozen Activering die beslissend is voor tewerkstelling
Uitstroom van langdurig werklozen (2 jaar en meer) (Bron: RVA)
Het systeem om het werkzoekgedrag te activeren (DISPO), werd sinds 2004 geleidelijk ingevoerd voor de werklozen beneden de 30 jaar, vervolgens in 2005 voor de werklozen van minder dan 40 jaar en in 2006 voor die onder de 50 jaar.
Positieve effecten op uitstroom uit werkloosheid De uitstroom van de doelgroepen uit de werkloosheid is met meer dan 50% gegroeid ten opzichte van de uitstroom die vóór de invoering van de maatregel werd vastgesteld. Terwijl in 2003 nauwelijks 1/10 van de langdurig werklozen van 45 tot 49 jaar een kans had om uit de werkloosheid te raken, is deze verhouding in 2010 gestegen tot meer dan 1/4. Ook voor de lagere leeftijdsklassen worden sterkere prestaties waargenomen. De effecten houden aan, aangezien de uitstroom tussen 2010 en 2011 blijft groeien.
18
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Het verschil in situatie met de niet-gerechtigden (van meer dan 50 jaar) is goed zichtbaar. Aangezien het regeerakkoord voorziet in de uitbreiding van de toepassing van deze maatregel tot de werklozen van 50 jaar en ouder6 alsook in de vermindering van de opvolgingstermijnen, mogen we nog een verbetering van de uitstroom uit de werkloosheid verwachten.
De maatregel werpt vruchten af, aangezien zelfs tijdens de crisis een daling van de langdurige werkloosheid bij de gerechtigden wordt vastgesteld. Hoe de conjunctuur er ook aan toe is, de resultaten blijven positief. 6 Tot 55 jaar (niet inbegrepen) in 2013 en tot 58 jaar in 2016.
CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT ACTIEF OUDER WORDEN SOCIALE ZEKERHEID
ACTIEF OUDER WORDEN
NEW
Werkgelegenheidsgraad van de oudere werknemers Positieve evolutie
Werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers (55-64) en projecties voor 2020 (Bronnen: Eurostat, EC (The 2012 Ageing Report))
Het Generatiepact in 2005 interesseerde zich voor het eerst voor de problematiek van de vergrijzing en voert het concept ‘actief ouder worden’ in. Sindsdien is de werkgelegenheidsgraad van de werknemers van 55-64 jaar met bijna 7 percentpunten gestegen, van 31,8% tot 38,7%.
Ontoereikende vooruitzichten Ons land zal volgens de projecties voor 2020
20
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Ve ren igd
Desondanks is deze werkgelegenheidsgraad in 2011 heel wat lager dan in de rest van Europa, aangezien in ons land slechts 38,7% van de werknemers van 55 tot 64 jaar een baan heeft, tegen gemiddeld meer dan 47% in de EU. In Zweden wordt zelfs 72% gehaald. Het verschil met onze buurlanden is ook vrij groot, met een cijfer van 56,1% in Nederland en bijna 60% in Duitsland. Enkel met Frankrijk, waar 41,5% van deze werknemers een baan heeft, is het verschil kleiner.
Ko nin kri jk
Weinig overtuigend huidig resultaat
nog altijd op de voorlaatste plaats blijven. Met een cijfer van 47,1% komen we vóór Luxemburg (41,2%). Dat cijfer maakt het echter niet mogelijk de nationale doelstellingen van de ‘Europa 2020’-strategie (50%) te halen. Vooruitzichten die rekening houden met de hervormingen, maken
melding van een werkgelegenheidsgraad die tegen 2020 de 50% overschrijdt7. We moeten voorzichtig zijn met deze resultaten, aangezien het voor 2011 voorspelde niveau, 39,1%, niet werd bereikt. 7 EC, Fiscal Sustainability Report 2012.
ACTIEF OUDER WORDEN
NEW
Leeftijdspiramide Grotere toekomstige afhankelijkheid
Evolutie van de leeftijdspiramide tussen 2011 en 2020 (Bron: Eurostat)
Niet alleen de beroepsbevolking zal ouder worden, maar het verschijnsel zal zich ook sterk voordoen bij de categorie van de 65-plussers. Het aantal 65-plussers zal met bijna 20% groeien tegen 2020 en met bijna 46% tegen 2030. Deze categorie zal iets meer dan 20% van de totale bevolking vertegenwoordigen in 2020 en tot 25% tegen 2030 (tegenover een huidige proportie van 17%).
Noodzaak om oudere werknemers te activeren De evolutie van de leeftijdspiramide brengt de vergrijzing goed tot uiting. Het spreekt vanzelf dat de ‘peak’ (de meest talrijke leeftijdsklasse), die in 2010 rond 47 jaar lag, een decennium later zal evolueren naar 57 jaar. De komende jaren zullen meer oudere werknemers deel uitmaken van de beroepsbevolking (2064 jaar). Volgens het verslag over de vergrijzing8 vertegenwoordigden de 55- tot 64-jarigen 11,3% in 2010 en zullen ze toenemen tot 15,5% in 2020.
21
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Voortbestaan van het systeem Een almaar grotere groep zal kandidaat zijn voor brugpensioen en pensioen. Daarom zijn de maatregelen die werden genomen om het vertrek met brugpensioen of de vervroegde uittreding te verminderen, onont-
beerlijk voor het financieringssysteem. Deze vaststellingen onderstrepen hoe belangrijk en dringend het is de wetgevingen en gedragingen op de arbeidsmarkt aan te passen aan de toenemende vergrijzing van de bevolking. 8 The 2012 Ageing Report, European Commission, May 2012.
ACTIEF OUDER WORDEN
NEW
Gewerkte jaren versus inactiviteitsjaren Vergelijkbare aan studies gewijde proportie van het leven Terwijl in de meeste van de landen de proportie van de met studies doorgebrachte tijd betrekkelijk vergelijkbaar is, geldt datzelfde niet wat de gewerkte jaren en de inactiviteitsperioden betreft.
Gemiddeld 32,5 gewerkte jaren Het aantal gewerkte jaren in België ligt een stuk lager dan in de meeste andere landen. Enkel in Italië, Luxemburg en Griekenland
22
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
is het aantal jaren kleiner dan in ons land. Aan het andere uiteinde vinden we Zweden, Denemarken, Noorwegen en Nederland, met om en bij de 40 gewerkte jaren. De proportie gewerkte jaren in een leven varieert sterk van het ene tot het andere land. In Nederland bedraagt ze bijna 50% en in sommige Scandinavische landen overtreft ze zelfs dit percentage. In tegenstelling hiermee vertegenwoordigt ze bij ons in België slechts 42%.
Langere inactiviteitsperioden Gedurende iets meer dan 23 jaar van hun leven hebben mensen de neiging inactiviteitsperioden9 door te maken. De proportie van de in inactiviteit doorgebrachte tijd bedraagt aldus in ons land meer dan 30%, waarmee het de 5de plaats bekleedt onder de landen waar deze inactiviteitsperioden het langst zijn. 9 Hier gedefinieerd als elke periode die niet aan werken of studeren wordt gewijd.
ACTIEF OUDER WORDEN
NEW
Levensduur volgens de verdeling gewerkte jaren/inactiviteitsjaren in 2010 (Bron: Eurostat)
* Volgens de leeftijd van beëindiging van de opleiding
23
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
ACTIEF OUDER WORDEN
Instroom in het brugpensioen Lichte stijging van gemiddeld 57 jaar tot 58 jaar in 6 jaar
Instroom naargelang van de leeftijd van toegang tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (Bron: RVA, VBO-bewerkingen)
Sedert het Generatiepact is de gemiddelde leeftijd voor toegang tot het brugpensioen slechts zeer licht gestegen, aangezien ze van 57,2 jaar naar 58 jaar is gegaan.
Positieve evolutie in leeftijdscategorieën van nieuwkomers De samenstelling van de verschillende leeftijdsgroepen die toetreden tot het brugpensioen is sinds 2005 geëvolueerd. Enerzijds is de proportie nieuwkomers van minder dan 56 jaar met de helft geslonken, van iets meer dan 3.000 personen in 2005 tot een goede 1.500 in 2011. Anderzijds zijn er meer personen met brugpensioen gegaan op een latere leeftijd, dat wil zeggen vanaf 60 jaar of ouder, als men de situatie van 2011 vergelijkt met die van 2005.
24
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Nog steeds brugpensioneringen We stellen vast dat de instroom in het brugpensioenstelsel in 2011 is teruggelopen. We mogen hopen dat de maatregelen die werden uitgewerkt in het regeerakkoord het beroep op het brugpensioen nog meer zullen verminderen.
Toch zal het nog enkele jaren vergen vóór er een echte mentaliteitsverandering komt en deze vervroegde uittredingen kunnen ontmoedigd en geleidelijk verminderd worden.
CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT ACTIEF OUDER WORDEN SOCIALE ZEKERHEID
SOCIALE ZEKERHEID
NEW
Schepping van rijkdom besteed aan sociale uitgaven die tot de hoogste behoren In een tijdelijke Europese vergelijking staat België tussen de landen waar een hoge proportie van het bbp naar uitgaven voor sociale bescherming gaat. Net vóór de crisis besteedde België 27% van zijn rijkdom (gemeten aan het bbp) aan sociale uitgaven: pensioenen, geneeskundige verzorging, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en kinderbijslagen. In 2009 gingen die fors omhoog, tot 29,7% van het bbp. Met deze proportie kwam ons land terecht in de top 4 van de landen met de hoogste sociale uitgaven. In 2010 bekleden wij de 3de plaats en geven enkel Frankrijk en Denemarken nog meer uit. Volgens de vooruitzichten voor 2012 behoudt ons land zijn positie onder de ‘meest gulle’ landen waar de proportie van de uitgaven 30% van het bbp zal bereiken.
Verdere evolutie in stijgende lijn Uit de grafiek blijkt dat de proportie van de
26
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Sociale uitgaven in % van het bbp in 2009 en vooruitzichten voor 2012 (Bron: Databank van de OESO betreffende de sociale uitgaven, november 2012)
uitgaven in ons land hoger is dan het gemiddelde in de Europese Unie. De vooruitzichten voor 2012 geven zelfs in het merendeel van de landen een evolutie in neerwaartse zin te zien. Daarmee behoort onze econo-
mie tot de zeldzame landen waar het aandeel van de sociale uitgaven in het bbp blijft toenemen. Dat is ook het geval in Nederland, Spanje en Italië.
SOCIALE ZEKERHEID
NEW
Evolutie van de sociale uitgaven De evolutie van de proportie van de sociale uitgaven in het bbp valt enerzijds te verklaren door de scherpe daling van het bbp die ons land met de crisis heeft beleefd, maar anderzijds ook door de groei van het bedrag van de uitgaven in de loop van de tijd. Daarom is het interessant de evolutie in de tijd van de sociale uitgaven als zodanig te analyseren.
Groei van de sociale uitgaven exclusief inflatie ten opzichte van 2007 (Bron: Databank van de OESO betreffende de sociale uitgaven, november 2012)
Zeer sterke groei van de sociale uitgaven in België Onderzoek van de vooruitzichten van de uitgaven voor sociale uitkeringen voor 2012 ten opzichte van het niveau in 2007 wijst uit dat die in België over deze periode met 13% zijn gegroeid. Deze evolutie ligt heel wat hoger dan die in onze buurlanden en dan het Europese gemiddelde (8%). Ook al stellen we in de meeste landen sinds 2010 een zekere stabilisatie vast,
27
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
toch is het belangrijk te onderstrepen dat het voor 2012 in het vooruitzicht gestelde niveau ten opzichte van de situatie van vóór de crisis heel wat hoger ligt in ons land dan in de andere landen.
SOCIALE ZEKERHEID
Breuk tussen ontwikkeling van uitgaven en ontwikkeling van bbp Snellere groei van de uitgaven
Evolutie van het bbp en van de uitgaven voor sociale prestaties over de periode 2001-2011 in reële termen (2001=100)
Een betrekkelijk gelijklopende evolutie van de sociale prestaties en van het bbp kenmerkt ons land in het begin van de jaren 2000. Sinds 2006 komen de verschillende posten van de sociale prestaties echter steeds meer los van de evolutie van het bbp. De twee belangrijkste posten van de sociale zekerheid, met name pensioenen en gezondheidszorg, evolueren ook veel sneller dan onze economie. Sinds het begin van de jaren 2000 stegen de pensioenuitgaven met 30%, de uitgaven voor gezondheidszorg met iets meer dan 40% en de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen met 60%. Op Europees vlak staat België bovenaan in het klassement met zijn socialezekerheidsuitgaven10 in 2011 (29,6% van het bbp).
(Bron: NBB, VBO-berekeningen)
Verband met de behaalde resultaten? We dienen ons af te vragen of de omvang van de middelen die België aan de socia-
28
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
le zekerheid besteedt zich positief weerspiegelt in de behaalde resultaten (in termen van prestatie) en of deze middelen dus gerechtvaardigd zijn. De evolutie van de uitgaven zoals die nu wordt waargenomen – met andere woorden
dat ze veel sneller evolueren dan het bbp – is op lange termijn niet houdbaar. Dit dreigt op het voortbestaan van ons huidig stelsel te wegen. 10 OESO, november 2012.
SOCIALE ZEKERHEID
Globale prestatie van de sociale zekerheid Worden bijdragen goed geïnvesteerd? Een studie van het Institut de Recherches Economiques et Sociales11 (UCL) meet de prestatie van de welvaartsstaat van de Europese Unie aan de hand van een samengestelde indicator die rekening houdt met armoede, ongelijkheden, werkloosheid, schooluitval en levensverwachting.
Genormaliseerde prestatie-indicatoren (hoe dichter de waarde van de indicator de eenheid benadert, hoe groter de prestatie van het land op dit gebied is. Bron: IRES)
Van top naar middenmoot… Terwijl ons socialezekerheidsstelsel een twintigtal jaren terug een goede reputatie had in Europa, geven de resultaten van de studie een minder gunstig beeld te zien voor de huidige situatie. België zit met een prestatie-indicator van 0,72 in het midden van het peloton op het niveau van het Europa van de 15. Met uitzondering van Duitsland halen onze buurlanden hogere scores: Nederland 0,86, Luxemburg 0,81 en Frankrijk 0,75. Deze cijfers geven aan dat onze buurlanden
29
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
de neiging vertonen betere resultaten te behalen op de vijf in aanmerking genomen gebieden. In België worden veel middelen geïnvesteerd (bijna 30% van het bbp) en is de totale prestatie niet van de beste. Heel wat Europese landen, waaronder de meeste van
onze buurlanden, staan vóór ons gerangschikt. De twee voornaamste factoren die de prestatie-indicator voor België neerwaarts beïnvloeden, zijn de werkloosheidsgraad en de armoedegraad. 11 Meer weten over de studie: Lefebvre M., Perelman S. en Pestieau P., ‘La performance de l’Etat-providence européen. Quel enseignement pour la Belgique ?’, Revue Regards économiques van december 2011, gepubliceerd door het IRES.
KERNCIJFERS
BELGIË
LONEN Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bbp-groei
1,7%
2,7%
2,9%
1,0%
-2,8%
2,3%
2011 2,4%
Productiviteit
0,3%
1,6%
1,3%
-0,8%
-2,6%
1,4%
0,5%
Nominale loonkostengroei per eenheid product
1,4%
2%
2,1%
4,4%
3,8%
0%
2,5%
Nominale loonkostengroei uurlonen – België
1,5%
3,5%
3,8%
3,0%
2,4%
1,1%
2,6%
Nominale loonkostengroei uurlonen - buurlanden
1,5%
2,3%
2,2%
2,5%
2,1%
1,0%
3,1%
Bronnen: Eurostat, CRB.
WERK Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (EU 2020 = 75%)
66,5%
66,5%
67,7%
68,0%
67,1%
67,6%
67,3%
- Bij de vrouwen
58,6%
58,8%
60,3%
61,3%
61,0%
61,6%
61,5%
- Bij de mannen
74,3%
74,0%
75,0%
74,7%
73,2%
73,5%
73,0%
Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar
31,8%
32,0%
34,4%
34,5%
35,3%
37,3%
38,7%
Deeltijds werk
22,0%
22,2%
22,1%
22,6%
23,4%
24,0%
25,1%
- Bij de vrouwen
40,5%
41,1%
40,6%
40,9%
41,5%
42,3%
43,4%
- Bij de mannen
7,6%
7,4%
7,5%
7,9%
8,6%
9,0%
9,8%
Contracten bepaalde duur (incl. interim)
8,9%
8,7%
8,6%
8,3%
8,2%
8,1%
8,9%
Loontrekkende tewerkstelling privésector (30 juni)
2.468.485 2.507.803 2.570.621 2.639.287 2.607.908 2.637.261 2.694.554
Loontrekkende tewerkstelling publieke sector (30 juni)
731.185
730.747
721.588
727.941
734.192
736.559
731.767
Zelfstandigen
695.000
699.000
706.000
716.000
720.000
726.000
736.000
Werkgevers privésector met personeel (30 juni)
215.136
216.200
219.218
221.048
220.454
220.857
222.127
Bronnen : Eurostat, NBB, RSZ.
30
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
KERNCIJFERS
BELGIË
WERKLOOSHEID Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Werkloosheidsgraad
8,5%
8,3%
7,5%
7,0%
7,9%
8,3%
7,2%*
Langdurige werkloosheidsgraad (≥ 1 jaar)
4,4%
4,2%
3,8%
3,3%
3,5%
4,1%
3,5%*
Werkzoekenden
500.770
490.175
458.378
432.498
464.031
469.628
453.960
- Na voltijdse job
337.450
33.586
312.635
295.443
324.178
328.458
316.160
- Na studies
132.269
126.010
116.452
108.403
109.942
109.967
105.663
31.051
30.579
29.252
27.456
27.935
28.391
28.114
-
-
39
1.196
1.976
2.812
4.023
Vrijgestelde werklozen
241.655
236.488
232.285
226.092
221.093
216.563
207.263
- Oudere werklozen
125.683
116.169
107.939
100.844
94.801
89.193
83.077
6.954
9.250
10.767
11.097
10.740
9.861
8.990
109.018
111.069
113.579
114.151
115.552
117.509
115.196
Ongekwalificeerde schoolverlaters (EU 2020: 10%)
12,9%
12,6%
12,1%
12,0%
11,1%
11,9%
12,3%
Jongeren met hogere scholing (EU 2020: 40%)
39,1%
41,4%
41,5%
42,9%
42,0%
44,4%
42,6%
- Na deeltijdse job - Beschikbare bruggepensioneerden
- Sociale/familiale redenen - Bruggepensioneerden
* Reeksbreuk. Bronnen: Eurostat, RVA.
Indicator Rva-verloven
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
194.848
210.960
223.319
235.680
252.429
265.575
271.290
- Voltijds tijdskrediet
12.884
12.268
11.452
10.332
9.006
8.397
7.794
- Deeltijds tijdskrediet
76.131
89.896
100.216
108.526
118.740
123.922
127.992
- Voltijdse loopbaanonderbreking - Deeltijdse loopbaanonderbreking - Voltijdse thematische verloven - Deeltijdse thematische verloven
9.014
8.859
8.447
8.028
7.029
6.326
6.296
65.296
63.466
63.334
64.358
65.220
65.882
66.186
7.083
7.700
8.171
8.681
9.319
9.962
10.190
24.440
28.771
31.699
35.755
43.116
51.086
52.830
Jaarlijkse arbeidsduur loontrekkenden
1.450
1.454
1.454
1.469
1.453
1.446
1.446
Absenteïsme (0-1 maand)
1,99%
1,99%
2,13%
2,19%
2,26%
2,19%
2,20%
31
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Bronnen: RVA, OESO, Securex.
ARBEIDSORGANISATIE
KERNCIJFERS
BELGIË
SOCIALE ZEKERHEID Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Armoederisico
13,9%
14,5%
14,7%
14,1%
14,0%
13,6%
14,4%
Working poor
3,9%
4,2%
4,4%
4,8%
4,6%
4,5%
4,2%
30,9%
30,5%
29,7%
28,2%
30,1%
27,0%
27,6%
Effectieve uittredeleeftijd M
58,7
59,0
59,6
59,8
59,1
60,6
59,6
Effectieve uittredeleeftijd V
57,5
57,8
58,7
58,6
59,1
58,9
59,0
Indicator (EU-27)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bbp-groei
1,7%
3,2%
2,9%
0,3%
-4,3%
1,9%
1,5%
Productiviteit
1,0%
1,6%
1,4%
-0,6%
-2,6%
2,5%
1,3%
Nominale loonkostengroei per eenheid product
1,6%
1,1%
1,9%
1,3%
1,3%
0,6%
0,9%
Inactiviteitsgraad (20-64 jaar)
Bronnen: Eurostat, OESO, FOD Sociale Zekerheid, RVA.
KERNCIJFERS
EUROZONE
LONEN
Bron: Eurostat.
Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (EU 2020 = 75%)
68,0%
69,0%
70,0%
70,3%
68,9%
68,6%
68,8%
- Bij de vrouwen
59,4%
60,6%
61,8%
62,5%
62,1%
62,1%
62,5%
- Bij de mannen
76,7%
77,4%
78,2%
78,1%
75,8%
75,2%
75,2%
Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar
40,5%
41,7%
43,3%
44,4%
45,3%
46,0%
47,5%
Deeltijds werk
18,6%
19,1%
19,3%
19,4%
20,0%
20,4%
20,9%
- Bij de vrouwen
33,8%
34,3%
34,6%
34,4%
34,8%
35,2%
35,5%
- Bij de mannen
6,9%
7,3%
7,4%
7,5%
8,0%
8,4%
8,9%
16,0%
16,7%
16,6%
16,3%
15,4%
15,6%
15,8%
Contracten bepaalde duur (incl. interim)
32
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Bron: Eurostat.
WERK
KERNCIJFERS
EUROZONE
WERKLOOSHEID Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Werkloosheidsgraad
9,2%
8,5%
7,6%
7,6%
9,6%
10,1%
10,2%
Langdurige werkloosheidsgraad (≥ 1 jaar)
4,1%
3,9%
3,3%
3,0%
3,4%
4,3%
4,6%
Ongekwalificeerde schoolverlaters (EU 2020: 10%)
17,7%
17,4%
16,8%
16,5%
15,9%
15,5%
14,7%
Jongeren met hogere scholing (EU 2020: 40%)
29,0%
29,7%
30,8%
31,5%
32,3%
33,3%
33,7%
Bron: Eurostat.
ARBEIDSORGANISATIE Indicator
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Jaarlijkse arbeidsduur loontrekkenden (EZ-11)
1.538
1.537
1.528
1.535
1.511
1.515
1.512
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
14,7%
15%
15,7%
15,2%
15,2%
15,2%
16,0%
Bron: OESO.
SOCIALE ZEKERHEID Indicator Armoederisico Working poor
7,3%
7,3%
8,0%
8,0%
8,1%
8,1%
8,6%
23,5%
22,3%
22,4%
22,1%
21,5%
21,6%
21,4%
Effectieve uittredeleeftijd M
61,3
61,5
61,7
61,8
61,8
n.b.
n.b.
Effectieve uittredeleeftijd V
60,6
60,9
60,7
60,9
60,4
n.b.
n.b.
Inactiviteitsgraad (20-64 jaar)
Bronnen: Eurostat, OESO. N.b.: niet beschikbaar.
33
STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012 – VBO
Verbond van Belgische Ondernemingen vzw Ravensteinstraat 4 – 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 www.vbo.be