Inspraakreacties op
STARTNOTITIE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE ‘BERGERMEER GAS STORAGE’
Inspraakpunt Bureau Energieprojecten Postbus 223 2250 AE VOORSCHOTEN www.bureau-energieprojecten.nl
INHOUDSOPGAVE
WOORD VOORAF.………………………………………………………………………………………………………. 1 KENNISGEVING…………………………………………………………………………………………………………… 2-4 MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE REACTIES:.……………………………… …………… 5 NUMERIEK OVERZICHT…………………………………………………………………….. 5-8 ALFABETISCH OVERZICHT ORGANISATIES…………………………………………. 9 INSPRAAKREACTIES NUMMERS 1 TOT EN MET 60……………………………………………………… 10
Mei 2010
WOORD VOORAF Algemeen Van 15 januari 2009 tot en met 26 februari 2009 heeft de Startnotitie voor een besluit- en plan-m.e.r. Bergermeer Gas Storage ter inzage gelegen. Op grond van de Wet milieubeheer is een ieder in deze periode in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze op de inhoud van de startnotitie schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Op de Startnotitie voor een besluit- en plan-m.e.r. Bergermeer Gas Storage zijn in totaal 171 inspraakreacties binnengekomen. Hiervan zijn 60 reacties uniek en in deze bundel opgenomen. U kunt de bundel downloaden van www.bureau-energieprojecten.nl.
1
KENNISGEVING Inspraak met het oog op de Richtlijnen voor het Milieu-effectrapport (MER): "Bergermeer Gas Storage". De Minister van Economische Zaken maakt, mede namens de Provincie Noord Holland en de gemeenten Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer, bekend, dat TAQA Energy B.V., kantoor houdend aan de Helderseweg 54, te Alkmaar, is gestart met de voorbereiding van het milieueffectrapport (MER): "Bergermeer Gas Storage". De Startnotitie Milieueffectrapportage "Bergermeer Gas Storage" is op 08-11-2007 ingediend. TAQA Energy B.V. heeft het voornemen om nabij Alkmaar een ondergrondse gasopslag te ontwikkelen, onder de naam "Bergermeer Gas Storage (BGS)", gebruik makend van een nagenoeg uitgeput ondergronds aardgasveld gelegen tussen Alkmaar en Bergen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de bestaande puttenlocatie gelegen in de Bergermeer (Gem. Bergen) en daarnaast van een nieuwe bovengrondse behandelings- en compressie-installatie, die is voorzien op het bedrijventerrein Boekelermeer-Zuid 2 ten zuiden van Alkmaar. Tussen de bovengrondse installatie en de puttenlocatie zullen ondergrondse leidingen worden aangelegd en ook zullen verbindingen met het landelijke gastransportnet worden gerealiseerd. De activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig op grond van in ieder geval de categorieen D 8.2 en D 17.2 en D 15.2 van het Besluit Milieu-effectrapportage 1994: - Categorie D 8.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van aardgas in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding die over een lengte van 5 kilometer of meer is gelegen of geprojecteerd in een gevoelig gebied. Voor een dergelijke pijpleiding is een vergunning, op grond van artikel 94 van het Mijnbouwbesluit, van de Minister van Economische Zaken benodigd. - Categorie D 15.2: De infiltratie van water in de bodem of onttrekking van grondwater aan de bodem, alsmede de wijziging of uitbreiding van bestaande infiltraties en onttrekkingen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1.5 miljoen m3 of meer per jaar. - Categorie D 17.2: Diepboringen dan weI een wijziging of uitbreiding daarvan, met uitzondering van diepboringen in het kader van: a. onderzoek naar de stabiliteit van grond, b. archeologisch onderzoek, of c. de opsporing of winning van aardolie, aardgas of zout. Hiervoor is een vergunning op grond artikel40, tweede lid, van de Mijnbouwwet van de Minister van Economische Zaken benodigd, cg. aanpassing van de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. De initiatiefnemer, TAQA Energy B.V., heeft besloten om de beoordelingsprocedure niet afte wachten maar op eigen initiatief een m.e.r.-procedure te starten. Mogelijk zijn er ook besluiten in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan de orde waarvoor een PlanMER nodig zou kunnen zijn. Het MER zal zodanig worden uitgevoerd dat ook aan de vereisten van een eventueel noodzakelijk PlanMER wordt voldaan, zo nodig inclusief een passende beoordeling.
De Richtlijnen voor de inhoud van het MER zul1en door het coordinerend bevoegd gezag voor de m.e.r.-procedure, ic. de Minister van Economische Zaken, worden vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbend op de vereisten van een eventueel noodzakelijk PlanMER. In geval een PlanMER noodzakelijk is zul1en de vereisten op dat punt worden bepaald door het desbetreffende bevoegde gezag.
Doel van de voorgenomen activiteit Het realiseren van een ondergrondse aardgasopslag om bij een hoge aardgasvraag snel extra aardgas te kunnen leveren aan het landelijke aardgasnet en zo een bijdrage te leveren aan de gasleveringszekerheid in Nederland. Aard van de voorgenomen activiteit - Het geschikt maken van de bestaande puttenlocatie in de Bergermeer en het van daaruit boren van circa 20 injectie- en productieputten naar het aardgasreservoir; - Het bouwen van een nieuwe behandelings- en compressie-instal1atie op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2; - Het leggen van leidingen tussen de puttenlocatie en de behandelings- en compressieinstal1atie (ca. 8 km) en tussen behandelings- en compressie-instal1atie en de westelijke, respectievelijk oostelijke leiding van het landelijke gastransportnet (ca. 5, resp. 3 km). Plaats van de voorgenomen activiteit De puttenlocatie Bergermeer ligt aan de Bergerweg tussen Alkmaar en Bergen. De behandelings- en compressieinstal1atie is voorzien op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, gelegen ten zuiden van Alkmaar, en begrensd door de Ringsloot, de Rijksweg A9, de bedrijventerreinen Boekelermeer Noord en Zuid I, de afvalstort van firma Groot, het Noordhol1ands Kanaal en de gemeentegrens met Castricum en Heiloo. De ondergronds aan te leggen pijpleidingen zijn voomamelijk voorzien in het gebied ten zuiden en westen van Alkmaar, deels in de gemeenten Bergen en Heiloo. Een klein dee I is voorzien oostelijk van het Noordhol1ands Kanaal in de gemeente Schermer. Procedure De milieu-effectrapportage-procedure is gestart met deze publicatie. Uiterlijk binnen dertien weken zal het bevoegd gezag Richtlijnen vaststel1en voor de inhoud van het MER. In deze periode is er gelegenheid voor inspraak en worden de wettelijk adviseurs in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Informatie ten behoeve van de inspraak De Startnotitie bevat informatie over het voomemen van TAQA Energy B.V. De Startnotitie ligt, tijdens openingsuren, van 22-11-2007 tot en met 03-01-2008 ter inzage op de volgende locaties: - Balie Bouwen en Wonen van het Stadskantoor van de gemeente Alkmaar, Mal1egatsplein 10, te Alkmaar (072-5488888); - Secretarie van de gemeente Bergen, Jan Ligthartstraat 4, te Alkmaar (072-888000); - Informatiecentrum van de gemeente Heiloo, Raadhuisplein 1, te Heiloo (072-5356666); - Secretarie van de gemeente Schermer, Noordervaart 99, te Stompetoren (072-5037320); - Info-centrum Min. Econ. Zaken, Bezuidenhoutseweg 30, te Den Haag (070-3798344).
2
De Startnotitie kan worden aangevraagd bij: TAQA Energy B.Y. Ter attentie van Postbus 233 1800 AE ALKMAAR De Startnotitie is ook te downloaden van de TAQA-website: www.taqaenergy.nl.
Zienswijzen Eenieder heeft de gelegenheid om reacties in te dienen met het oog op de door het bevoegd gezag vast te stellen Richtlijnen voor de inhoud van het MER. Reacties en adviezen kunnen, tot en met 03-01-2008 worden ingediend bij: Ministerie van Economische Zaken Directoraat-generaal voor Energie en Telecom Directie Energiemarkt Contactpersoon: Postbus 20101 Telefoon: 2500 EC DEN HAAG Informatieavond T AQA Energy B.Y. zal het project nader toelichten op de volgende informatieavonden: - maandag 10-12-2007, Golden Tulip Hotel, Kennemerstraatweg 425, te Heiloo; - donderdag 13-12-2007, Hotel Zuiderduin, Zeeweg 52, te Egmond aan Zee; - maandag 17-12-2007, Grand Cafe Koekenbier, Kennemerstraatweg 16, te Alkmaar. Starttijd van deze informatieavonden: 20.00 uur. Yoor nadere informatie zie de TAQA-website: www.taqaenergy.nl.
3
5
8
MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE REACTIES Alfabetisch overzicht organisaties 59 Commando Diensten Centra,
Utrecht
51
Diesfeldt Advocaten,
, BERGEN NH
6
Gemeente Alkmaar, B&W, ALKMAAR
3
Gemeente Bergen, B&W, BERGEN NH
3
Gemeente Bergen, B&W, BERGEN NH
29
Gemeente Heiloo, B&W, HEILOO
34
Gemeente Schermer, B&W, STOMPETOREN
35
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, DB
44
Kinhem Organization Advisors Network BV,
36
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging,
46
LTO NOORD,
31
Natuurmonumenten,
15
Nic van Schagen&Zoon B.V.,
16
Partij van de Arbeid, afdeling Bergen NH,
,
19
Partij van de Arbeid, afdeling Bergen NH,
,
21
Provincie Noord-Holland, Haarlem, GS, BERGEN NH
5 13
Rijksdienst voor Archeologie, cultuurlandschap en monumenten, AMERSFOORT Samenwerkingsverband Wijkverenigingen Bergen NH,
50
Schenkveld Advocaten ,
28
Stichting Mr. Firts Zeiler,
1
Vogelwerkwerkgroep Alkmaar en omstreken,
27
Wijkvereniging Kruidenbuurt,
, BERGEN NH , ALKMAAR
, HAARLEM , s-GRAVELAND , BERGEN NH
, , SCHOORL
, ALKMAAR , BERGEN NH , ALKMAAR
, BERGEN NH
Vogelwerkgroep Alkmaar en omstreken Secretariaat:
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt T.a.v. Postbus 20101 2500EC Den Haag Betreft: Aanvulling/opmerking MER Gasopslag Bergermeer Geachte heer/mevrouw, Ret milieueffectrapport (MER) inzake het project Gasopslag Bergermeer, dat nu ter inzage ligt bevat in hoofdstuk 5.2.4.1. over de weidevogeis een stukje over de slaapplaats in de Loterijlanden. Ter aanvulling hierop dienen wij onderstaand verslag in over tellingen van deze slaapplaats in de afgelopen jaren (zie Bijlage 1). Dit verslag laat zien, dat de slaapplaats al vanafbegin februari door scholeksters wordt gebruikt en dat grutto's hen vanaf eind februaribegin maart gezelschap houden. Wij hopen hiermee te onderbouwen, dat verstoring van deze vogels al vanafbegin februari kan plaats vinden. Werkzaamheden aan de gasopslag zouden dan ook vanaf die periode gestaakt moeten worden en niet aIleen tijdens het broedseizoen (haJf maart-eind juni). Hoogachtend,
..
= n »=
cn=
z
0= = ~=
-
Bijlage 1. Slaapplaatstellingen van scholeksters en grutto's in de Loterijlanden (1995 tim 2008). (;) (0
De Loterijlanden zijn een aantal vochtige percelen grasland langs de noordzijde van de Groeneweg in de Bergermeerpolder. Ret terrein is in beheer bij Natuurmonurnenten en is bekend om zijn botanische waarden (Korstanje, 2007) en een goede weidevogelstand (Roobeek, 2004). In de polders rond Bergen waren er in het veri eden diverse plaatsen waar weidevogels als scholeksters en grutlo's voor aanvang van het broedseizoen de nacht gezamenlijk doorbrachten. De vogels doen dit bij voorkeur in ondiep water, maar in de polders gebeurde dit ook op de oevers van wat grotere wateren zoals bij een meertje in de Philisteinse polder, of Jangs de molensloten die door de polders lopen en soms op de ringdijk van de Bergermeerpolder. Nagenoeg aIle natte plekken in het polderlandschap zijn door egalisatie verloren gegaan en de grootste slaapplaats bij het meertje in de Philisteinse polder ging halverwege de jaren 90 verloren door de inrichting van deze plas als jachtgebied. Hiervoor werden rondom de plas struweel en bomen geplant enjachthutjes aangelegd. Waarschijnlijk heeft een deel van de vogels die op deze plek sliepen hierna gekozen voor de Loterijlanden, want sinds die tijd namen de aantallen hier toe en werd hier jaarlijks gesJapen. Voor die tijd had ik slechts af en toe tijdens natte voorjaren groepjes steltlopers gezien. In de Loterijlanden slapen de vogels langs de oevers van de molensloot ter hoogte van de gaswinlocatie in de Bergermeer. Sinds 1995 heb ik, zij het onregelmatig, de hier in het vroege voorjaar aanwezige grutto's en scholeksters geteld. Retjaar van de scholekster was aanleiding om deze tellingen eens op een rijtje te zetten om te zien hoe het de vogels hier vergaat. Een andere reden om deze tellingen op papier vast te leggen zijn de ver gevorderde plannen voor een gasopslag op de huidige gaswinlocatie. Oorspronkelijk was het de bedoeling, dat na beeindiging van de gaswi nning het perceel waarop de gaswinning plaatsvond weer zou worden ingericht als weiJand en aan de LoterijJanden zou worden toegevoegd. Afspraken hierover met de Provincie blijken nu van weinig waarde, want hogere overheden hebben anders beslist. De werkzaanlheden om deze locatie voor gasopslag geschikt te maken zullen enkele jaren in be slag nemen en hierdoor negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van deze slaapplaats. Methode In mijn veldaantekeningen kon ik over de periode 1995 tim 2008 67 tellingen terugvinden. Jaarlijks werden wei enkele (2-8) tellingen verricht. De vogels werden vanaf de Groeneweg geteld, meestal met een 8x40 kijker rond zonsondergang. Ik heb de tellingen gerangschikt per decade en vervolgens het gemiddeJde aantal vogels berekend voor deze decade. In figuur 1 zijn de gemiddelden per decade voor beide soorten weergegeven.
450
-
400 350
- --
300
-r- _ _
250 r-
I-
---
--
150
o Scholekster o Grutto
I-
r--
100
0
-- --
-- -- -- -- -- -- -- -- - - - - - - l-
200
SO
--,.--,-
rn-feb1
f-
h feb2
feb3
n-
mrt1
mrt2
-
mrt3
apr1
Figuur 1. Gemiddelde aantallen grutto's en scholeksters per decade in 1995 tim 2008 (67 tellingen).
Bespreking De scholeksters, die broedvogels zijn in onze polders, overwinteren langs de Nederlandse kust. Zij doen dit voomamelijk in het waddengebied en in Zeeland. Uit de grafiek blijkt dat zij al vanaf begin februari terugkeren in hun broedgebied. De aantallen nemen geleidelijk toe, tot in de derde decade van maart het maximum bereikt wordt. Overdag foerageren zij in groepen op de intensiever gebruikte graslanden in de omgeving en's avonds tegen zonsondergang keren zij terug naar de slaapplaats. Overdag, vooral aan het begin van de middag zitten er ook veel scholeksters op de slaapplaats wat te pitten en te poetsen. Vanuit deze groepen worden geleidelijk aan de territoria bezet. Pas vanaf eind maart beginnen zij hun territoria afte bakenen en vanaf die tijd nemen de aantallen op de slaapplaats af, omdat de vogels dan's nachts in hun territorium blijven. Een klein deel van de scholeksters blijft ongepaard, waarschijnlijk zijn dit jonge vogels van 2 en 3 jaar oud, zij blijven nog tot ver in mei in groepjes rondhangen op plaatsen waar geen territoria zijn gevestigd. Scholeksters beginnen mer in vergelijking met kievit, grutto en tureluur relatieflaat te nestelen. In 1997 heb ik samen met , in het kader van een onderzoek naar predatie, getracht aIle weidevogelnesten binnen de Loterijlanden te lokaliseren en te volgen. Hierbij vonden wij het eerste scholekstemest pas in de laatste week van april. In de tweede week van mei, toen nagenoeg aIle kieviten, grutto's en ture1uurs nesten h~dden, moest de helft van de aanwezige scholeksterparen nog met de eileg beginnen. In 2002 werden in de tweede decade van maart op de slaapplaats de hoogste aantallen geteld resp. 700 scholeksters en 230 grutto's. De eerste grutto's arriveren gemiddeld 2 tot 3 weken later dan de eerste scholeksters en ook zij bereiken in de derde decade van maart het maximum aantal op deze slaapplaats. Opvallend verschil met de scholekster is het foerageren in deze periode. De grutto's foerageren nauwelijks groepsgewijs maar al snel in paren en doen dit deels op de percelen van de Loterijlanden. Waarschijnlijk wordt al snel getracht een territorium in te nemen. De totale aantallen op de slaapplaats en de waargenomen vliegroutes naar de slaapplaats doet vermoeden dat hij wordt gebruikt door lokale broedvogels binnen een straal van ca. 1 a 2 kilometer. Het betreft dan hoofdzakelijk de broedvogels van de Bergermeerpolder, de Philisteinse polder en Damlanderpolder.
Conclusie De slaapplaats in de Loterijlanden is nu de laatste slaapplaats van grutto's in de polders rond Bergen NH. In grote delen van het polderlandschap rond Bergen NH is de weidevogelstand gedecimeerd en zijn aile slaapplaatsen van grutto's nu op een na verlaten. De Loterijlanden vormen als natuurgebied nog de laatste strohalm v~~r met name deze weidevogelsoort. De aanwezigheid van een veilige slaapplaats is een van de voorwaarden voor de instandhouding van grutto's in dit poldergebied. Voor de scholeksters bestaan er nog enkele kleine slaapplaatsen in dit gebied, maar ca. 80 procent van de lokale scholeksters slaapt in de Loterij landen en tekent hiermee ook het belang v~~r deze soort. Literatuur Korstanje, Pieter. 2007. Loterijlanden herbergen bijzondere vegetatie. Blad nr. 8: 19. Roobeek, Kees. 2004. Weidevogelinventarisatie Loterijlanden 1991 tim 2003. De Kleine Alk 22(2): 2-10.
- - - - - - - - - - - - -
----
telefoon 072-5812313/06-51298435
Ministerie van Economische Zaken pirectoraat-generaal voor Energie en Telecom Directie Energiemarkt t.a.v. Postbus 20101 2500 Ee Den Haag
betreft: datum:
zienswijze m.b.t. milieueffectrapport Bergermeer Gasopslag 10.02.2009
Geachte Met deze briefreageer ik als inwoner van het dorp Bergen op het nu ter visie liggende milieueffectrapport Bergermeer Gasopslag. , Mijn reactie betwist niet het voomemen van de initiatiefnemer Taqa het nu bijna lege gasveld Bergermeer te willen gebruiken als buffer tussen het 'constante' aanbod en de 'wisselende' vraag naar gas, maar betreft de wijze waarop de bestaande puttenlocatie geschikt zou worden gemaakt voor de beoogde functie. Ik maak me met name grote zorgen over de effecten van geluid en licht gedurende de bouwfase. In het MER wordt een geluidsscherm van 10m hoog genoemd (zo te zien op de iIIustratie opgesteld aan de randen van het bestrate gedeelte) bij wijze van maatregel om geluid van een of meer boortorens van 50 m hoog te dempen. Het effect daarvan is zoals de uitkomsten van de berekeningen laten zien gering, in elke geval te weinig voor de direct omwonenden en de weidevogels. Buiten het werkgebied zou de geluidsbelasting immers nog altijd 50 dB(A) zijn. lk merk op dat de Loterijlanden stiltegebied zijn (dat is dus stil en's nachts donker). Ook weinig geluid of licht vall en op. Ik vind dat hier hoe dan ook gestreefd dient te worden naar het technisch maximale effect, bijvoorbeeld door niet alIeen de benodigde aparte machines maar ook elke boortoren zelf in te pakken en te isoleren; mogelijkheden die worden genoemd in bijlage 10 en die in elk gevaJ een extra geluidsreductie zullen opleveren. Daarmee is ook het probleem van het kunstlicht 's nachts gemakkelijker in de hand te houden. En wat dat zou betekenen voor de bewoners en de grutto's laat zich raden. Ik begrijp de wens van Taqa het bouwproces zo kort mogelijk te willen houden, dus 2 jaar lang continu boren, maar daar zal weI wat meer voor moeten worden gedaan dan nu voorgesteld. Wat mij betreft is het volstrekt onacceptabel dat de werkzaamheden zoals in het MER beschreven het bewuste einde gaan betekenen voor de gruttopopulatie in de Loterijlanden. Ik maak me ook zorgen over het seismische gevaar. Het nu bijna lege gasveld zal opnieuw worden gevuld met aardgas van elders tot een druk van (als ik het goed heb) 133 bar. Daardoor zal de bodemdaling van de afgelopen 30 jaar van gemiddeld 10,5 cm worden teruggebracht tot ongeveer 6 cm. In tijden van groot gasverbruik (meestal in de winterperiode) kan een deel van het opgeslagen gas worden gedistribueerd, waardoor de druk in het veld afneemt tot ca. 88 bar, waarna op rustiger momenten (meestal in de zomer) het veld weer op druk wordt gebracht. Wat betekenen deze wisselende spanningen voor ons maaiveld met wat daarop staat? Hoe is verantwoordelijkheid te regelen voor schade aan gebouwen in de omgeving van de locatie die in de loop van jaren geleidelijk kan ontstaan (enkele
1
keren per jaar spanningsverandering)? Het is m.i. te eenvoudig om ervan uit te gaan dat het risico op voorhand voor de individuele eigenaren zou zijn. Ik ben van mening dat hiervoor in de te verstrekken vergunning regels moeten worden gegeven die verder gaan dan het zonder meer voorleggen van een zaak aan de Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb). Hoe lang en hoe vaak moeten gebouwen worden gewaterpast en beoordeeld op zettingen, en hoe groot is het gebied waarvoor deze regels gelden? En wie interpreteert de gegevens en wie betaalt de rekening? Tenslotte wordt in het MER vermeld dat (na aanleg) het vlak van het verharde terrein op ca. 1 tot 1,5 m boven het polderpeil zalliggen. Omdat de aansluitingen van de nieuw geboorde leidingen op de ingegraven liggende transportleidingen in nieuw te maken kelders worden ondergebracht, vind ik dat het verharde terrein ook wat dieper ten opzichte van het omringende maaiveld moet worden herplaatst. Daarnaast komt het mij voor dat nader behoort te worden bepaald en in het plan aangegeven hoe groot het verharde terrein eigenlijk zou moeten zijn, nodig voor de bedrijfsvoering en het onderhoud. Ik ben van mening dat het verharde oppervlak zo goed als onzichtbaar behoort te zijn, en dus zo klein mogelijk. Ik ben het eens met de schrijvers van het MER dat een haag of een dijk om het werkterrein landschappelijk ongewenst is. Met vriendelijke groeten
2
Ministerie van Economische Zaken Directoraat-generaal voor Energie en Telecom Directie Energiemark.1: t.a.v. Postbus 20 101 2500 Ee Den Haag
betreft: datum:
aanvullende zienswijze m.b.t. milieueffectrapport Bergermeer Gasopslag 20.02.2009
Geachte heer
-
0-
....
Naar aanleiding van mededelingen in de pers en de gepubliceerde zienswijzen van de vier gemeenten die te maken hebben met het initiatiefvan Taqa Energy B.V. van 13 februari 2009 (Alkmaar, Bergen, Heiloo, Schermer) vul ik mijn eerder gegeven zienswijze op het Milieueffectrapport Bergermeer Gasopslag bij deze aan. Het in itiatief van Taqa loopt in de pas met de Nederlandse wens een lei den de positie te verwerven bij de distributie van aardgas in Europa. Bij het zoeken van een locatie voor de opslag van aardgas (in lege of vrijwel lege gasvelden) gaat het om een plek in de buurt van het hoofdgasnet, waar niet te veel mensen wonen c;:n niet te veel natuur in de weg zit. Daar lijkt het . veld in de Bergermeer oppervlakkig aan te voldoen. Maar is de Bergermeer de enige en misschien beste plaats? Uit het Milieueffectrapport blijkt dat niet veel verder is gekeken dan rondom de Bergermeer en dan vooral naar plaatsen in de directe nabijheid van het gasveld waar de installaties kunnen worden gebouwd. In aile gevallen is daarbij sprake van licht- en lawaaihinder. Oat geldt niet aileen voor de puttenlocatie, maar ook voor de gasbebandelingsinstallaties. De gemeenten zijn van mening dat ook andere lege ofvrijwellege gasvelden op deze punten zouden moeten worden bezien, maar dat daamaast de verschillende locaties rond de Bergermeer op deze punten onvolledig en zelfs onjuist zijn gewaardeerd. Zij pleiten met name voor een herwaardering van bet MOB-terrein, het voormalige Vliegveld Bergen, in de zin dat het het betere altematiefzoll zijn ten opzichte van de door Taqa gekozen locaties. lk ben het met de gemeenten eens dat er geen keuzen zijn onderzocht voor echt altematieve locaties, lege of vrijwel lege gasvelden elders in Nederland. Ik vind dat dat alsnog dient te gebeuren. Maar ik ben het met de gemeenten zeer oneens over hun waardering van het MOB-terrein. Dit terrein maakt deel uit van een groter gebied, waar nu betrekkelijk weinig activiteiten plaatsvinden, dat bijzonder rustig en leeg is, omringd door natuurgebieden en vooral door een van de zeer weinige ongeschonden polders achter de duinen, een kwalitatiefhoogwaardig stiltegebied. Je voor te stellen dat hier een industrieterrein zou kunnen komen tart elke beschrijving. Mens, plant en dier zullen tijdens de bouwperiode en vooral ook daama ernstige tot onaanvaardbare overlast ondervinden. Het zal misschien waar zijn dat gasopslag en gasbehandeling op het MOB-terrein € 100 min goedkoper zal zijn dan op de voorgestelde plekken. Maar dit weegt naar mijn stellige overtuiging niet op tegen het verlies van deze laatste voomamelijk ongerepte, stille en donkere polder, onderdeel van de ecologische hoofdstructuur.
1
0002
...........
Verder weg doemt direct de schade op aan dat wat Bergen tot trekpleister maakt voor natllurbeleving en toerisme. Ik spreek dan nog niet eens over de impact die vestiging op het MOB-terrein zal hebben op de (woz-)waarde van de gebouwde zuidrand van het dorp (van oost naar west). Een laatste punt betreft mijn zorg voor de veiligheid van het gewenste gebrllik van het gasveld Bergermeer. Oit veld bestaat zoals bekend lIit twee van elkaar gescheiden delen die zeker 400 m schllin onder elkaar zijn gesitueerd. In de omringende gesteenten zijn brellklijnen geconstateerd, waardoor - als ik het goed heb begrepen - de bevingen van de jaren 1990 en 2000 zijn veroorzaakt. Oeze situatie is heel anders in de andere in Nederland in gebruik zijnde gasopslagvelden, die enkelvoudig en vlak zijn. In de Bergermeer meer risico dus. Een risico dat aanmerkelijk verschilt van bijvoorbeeld het risico op overstromingen door dijkbrellk en het overspoelen van onze zeeweringen. 15% kans op een beving van 3,9 op de Schaal van Richter vind ik bllitengewoon hoog. Bijkomend risico lijkt mij is de wijze waarop elk van de be ide delen van het gasveld Bergermeer ZOll moeten worden gevllid. Gebeurt dat gelijkmatig? Kan dat worden gegarandeerd? Ais het niet ZOll gebeuren wat kllnnen dan de gevolgen zijn? Kan zoiets achterafworden geconstateerd? Ais door een calamiteit Taqa failliet zou gaan, hoe is dan eventuele gevolgschade aan derden gedekt? Gegeven het feit dat in het hllidige bestemmingsplan Boekelermeer-Zuid 2 een bedrijvenbestemming is bepaald waar een zekere plaats is ingeruimd voor bedrijven van milieucategorie 5.1, echter onvoldoende voor de door Taqa beoogde gasbehandelingsinstallaties en dat op aile genoemde locaties voor het slaan van de vereiste putten aanzienlijke schade aan het milieu en overlast aan omwonenden in een ruime straal om deze locaties zal worden toegebracht, om nog te zwijgen over de impact van deze industriele activiteit op gebouwen, toerisme en werkgelegenheid, is mijn conclusie dat gasopslag in de B.ergermeer onmogelijk is. Oeze conclusie wijkt afvan de openingszin in mijn eerste aan u gestuurde zienswijze. Ik vind het plan van Taqa een onzalig plan dat geen vergunning behoort te krijgen. Met vriendelijke groeten
2
r,
e: o
'"e:
gemeenle BERGEN
.. r,
'0
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Oirectie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Sedor Afdehng Contadpersoon Doorkiesnummer Bijlage(n)
Onderwerp
Geachte heer
Grondgebied
VROMlRuimtehjke Orden;ng
Datum Uw brief van
Cns kenmerx Uw kenmerk 1
Verzenddatum
17 februari 2009 7 janusri 2009 0900471
ETIEMI9OOO7-45 1 ij ttD LU09
Aanvaarden MER Bergermeer Gas Opslag na aanvuUingen
,
Bijgaand ont'o'an9t u het standpunt van het college en de raadscommissie van Bergen naar aanleiding van het aanbieden van het gewijzigde MER Gasopslag Bergermeer Op 7 januari 2009 hebben wij de brief van TAQA ontvangen over de aanvulling op het mllleueffectrapport ~ Gasopslag Bergermeer". WIJ hebben deze brief, gelel op met name het daarin gestelde verzoek , aangemerkt als een verzoek ex artikel 7.17 junclo artikel 7.18 van de Wet milieubeheer (Wmb) tot het opnieuw ter aanvaarding indienen van deze (gewijzigde) MER bij ons college .
.=
cn_
.= z= 0= -;;;;;;;; -= 0= o~
De aangebrachte aanvullingen op het MER zijn naar ons oordeel op sommige punten wei een verbetering , doch over andere punten kan echter nog steeds worden gediscussieerd. Gele! op uw brief van 7 januari 2009 stellen wij ons op het standpunl dat het thans de voorkeur verdient geen mededeling te doen op grond van artikel 7.18 Wet milieubeheer over het gewijzigde MER. Oil stand punt hebben wij voorgelegd aan de algemene raadscommissie in haar vergadering van 10 februari 2009. Deze commissie heeft dit standpunt van ons college bekrachtigd . Namens de raad delen wij u dan ook mede dat de gemeente binnen de termijn als genoemd in artikel 7 18 Wmb geen mededeling zal doen. Mede namens de raad zullen wi; op grond van het bepaalde in artikel7.20 bij de commissie MER wei zienswijzen indienen legen het (gewijzigde)MER ' Gasopslag Bergermeer".
0 _
0=
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende Ie hebben ge·informeerd.
0 _
Co) =
o:! ~==
~ ~ ;~c~~g
.<4.
drs. H. Hafkamp, burgemeester
C~/JNdr~, Ptlllbul
Jtl~·nh,nI
liS. 1860AD Ikrym .......... lIfI'9Mon/!,n/
Td. 071888 DO DO
Fa.< 071888 01 DO
0003
••o
o
(0
gemeente BERGEN
,. (0
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Poslbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Sector
Grondgebied
Afdeling
VROMIRUlmtelijke Ordening
Contactpel'$oon
Ons kenmer1l: Uw kenmerl<
Doorkiesnummer Bijlage(n)
Datum Uw brief van
Verzenddatum
1
17 februarl 2009 7 januari 2009 0900471 ET/EMI9OOO745
1 8 FEB Z009
Onderwerp Zienswijzen en adviezen met betrekking tot het MER Gasopslag Bergermeer en de bijbehorende vergunningaanvragen .
Geachte heer Het MER Gasopslag Bergermeer, de vergunningaanvragen en de andere relevante stukken (startnotitie, adviezen , inspraakreacties en richtlijnen) hebben vanaf 15 januari 2009 ter inzage gelegen. Een leder is in de gelegenheid zienswijzen in te dienen tot en met 26 februari 2009. Naast indiener van zienswijzen zijn de gemeenten wettelljke adviseur op die gedeeltes van het MER die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de Mijnbouwwet. Bijgaand ontvangt u, mede namens de gemeenten Alkmaar, Heiloo en Schermer, de zienswijzen en adviezen met betrekking tot het milieueffectrapport Bergermeer Gas Opslag. Waar zienswijze staat, kan eveneens advies worden gelezen. Naast het MER zijn tevens de vergunningaanvragen ingediend v~~r: de Revisievergunningaanvraag Wet milieubeheer gasopslag en waterinjectie Bergermeer Vergunningaanvraag Wet milieubeheer gasbehandeling en gascompressie Boekelermeer Aanvraag pijpleidingvergunning op grond van artikel 94 Mijnbouwbesluit. Ten aanzien van deze aanvragen kunnen wij het volgende mede delen. De zienswijzen op het MER die betrekking hebben op de elementen uit bovengenoemde vergunningaanvragen moeten tevens als zienswijzen op de vergunningaanvragen worden beschouwd. V~~r de twee aanvragen in het kader van de Wet milieubeheer geldt, dat beide plannen , getoetst door de plantoetsers van betreffende gemeenten niet binnen de geldende bestemmingsplannen passen. De bestemming van de huidige gasputtenlocatie is gaswinning. Oit is beoordeelt als zijnde niet hetzelfde als injectie en productie van gas. De benodigde ruimte op de Boekelermeer Zuid 2, zoals aangegeven in het MER komt niet overeen met de beschikbare ruimte voor categorie 5.1 inrichtingen. Oit betekent dat deze aanvragen moeten worden aangehouden in het kader van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening . Ten aanzien van de pijpleidingen zjjn in het MER geen alternatieven beschreven. Hierin heeft het MER een tekortkoming die ons Inziens nog zal moeten worden aangevuld , alvorens besloten kan worden over een te verlenen vergunning voor de benodigde pijpleidingen.
Tt/,OI1'S,OOOO m~'flh,fli
MXOI1 188 01 00
0003
r_ (0 1:)
'"
gemeenfe
(J
BERGEN
r_
~...
to
De raadscommissie en het college van de gemeente Bergen hebben zich gebogen over het MER en zijn betrokken geweest bij de inspraakrondes die TAQA heeft georganiseerd. Een groot issue onder de bevolking is de stabiliteit van het gas veld . Er word! zelfs getwijfeld over de validiteit van het achterliggende TNO-rapport. Wij willen de Commissie vragen of zij het zinvol vinden een second-opinion Ie laten opstellen. Een afschrift van dit schrijven zal worden verzonden aan TAQA en de Commissie voor de m.e,f .. Wij verwachten u hiermee naar behoren Ie hebben ge'{nformeerd.
HO~
~e
chlend , ..-vanS
. r ninger, sec e aris
drs. H. Hafkamp, burgemeester
-2-
0003
11\,;
~:J (:J ~o
GEMEENTE_~ HEIL~
gemeente BERGEN
Zienswijzen en adviezen
Inzake:
Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer T AQA
Gemeente Alkmaar Gemeente Bergen Gemeente Heiloo Gemeente Schermer
13 februari 2008
0003
',-
U\,;
I. Inhoudsopgave
.........
fl....
to
I. Inhoudsopgave ................................................................................................................................... 2 II. Inleiding .............................................................................................................................................. 4 III. Wettelijke kader ................................................................................................................................ 5 IV. Zienswijzen ....................................................................................................................................... 7 Zienswijze 1. Samenvatting .............................................................................................................. 7 Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming ..................................................................................................... 7 Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER ......................................... 7 Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen ........................................................................................................ 7 Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet.. ............................................................ 7 Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar ........................................................................................ 7 Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 ............................................................... 7 Zienswijze 3. Wettelijke kader .......................................................................................................... 7 Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven ....................................................... 7 Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode ...... 8 Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen .... 8 Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid ................................................................................................. 8 Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 ............................................................................................ 8 Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen ...................................................................................... 9 Zienswijze 4. Beschrijving en voornemen en alternatieven .......................................................... 9 Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze ................ 9 Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder .......................................................................................... 9 Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven .................................. 9 Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties ............................................................................................ 9 Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie .......................................................................................... 10 Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen ................................................................ 10 Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM ............................................................................................. 10 Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace ... 10 Zienswijze 5. Geluid ......................................................................................................................... 11 Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde ................................................................................................ 11 Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie ................................ 12 Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder ................... 12 Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder ....... 13 Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER ...................................... 14 Zienswijze 6. Archeologie ............................................................................................................... 14 Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld .................................................................... 14 Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader .................................................................................................................... 14 Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend ............................................... 14 Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist ................................................................................. 16 Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein ..................................................................................... 17 Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit.. ................................................... 17
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
2
0003
....."\, 110..1
~C
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit ............................................................................................................ 17 Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen ................. 17 Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein ................................................................................... 19 Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressieinstallatie ............................................................................................................. 20 Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist.. .. 20 Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer ................................................ 20 Zienswijze 8. Natuurwaarden .......................................................................................................... 20 Zienswijze 8.1. Natuur .................................................................................................................. 20 Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie ............................................................................... 21 Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden ..................................................................................... 21 Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten ............................................................................................ 22 Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie . .............................................................. 22 Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. ........................................................ 22 Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven ................................................ 22 Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven . ............................................... 22 Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo ......................................................................................... 23 Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart ...................................................................................... 23 Zienswijze 10.4; Personen dichtheid onvolledig weergegeven .... ........................................... 23 Zienswijze 11. Externe veiligheid ................................................................................................... 24 Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode ......................................................................... 24 Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER. ...................................................... 24 Zienswijze 12. Geomechanische aspecten ................................................................................... 24 Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld ..................................................... 24 Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld ........................................................ 24 Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden ................................................................ 25 Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal .......................................................................... 25 Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven ................................................ 25 Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer ................................................... 25 Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein .................................................................. 25 Zienswijze 13.3. Referentiesituatie .. ........................................................................................... 25 Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria ................................................ 26 Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten ............................................. 26 Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen .............................................. 26 Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen .................................................. 26 Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief .............................................................................. 26 Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer ............................................ 26 Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA .......................................... 27 Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis ............................................................................. 27 Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi .......................................................................... 27 Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten .......................................... 27 Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan ..................................................................................... 27 Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer ................................................................................... 27 Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 .................................... 27 V. Conclusie ......................................................................................................................................... 28
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
3
11\,:
(~
(;:)
to It.,,;
II. Inleiding
1)...
Het milieu-effectrapport (MER) Gasopslag Bergermeer ligt ter inzage van 15 januari tot en met 26 februari 2009 bij de gemeenten Bergen, Heiloo, Schermer en Alkmaar. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend door eenieder. Bovendien zijn de gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het MER die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de Mijnbouwwet. Een milieu-effectrapport (MER) levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Het rapport vermeldt de milieugevolgen van een plan of project en de mogelijke (milieuvriendelijker) alternatieven.
to
Het MER is door de gemeenten Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer gemeenschappelijk beoordeeld. In het hoofdrapport van het MER zijn een aantal keuzen gemaakt en conclusies getrokken waar de gemeenten niet achter staan. Dit is met name op het gebied van geluid, archeologie, beeldkwaliteit, natuur, externe veiligheid en de eventuele seismische effecten van het gasveld. Tevens zijn zienswijzen opgenomen met betrekking tot de interpretatie van de achtergronddocumenten en de afweging van de verschillende milieu- aspecten. AI deze aspecten zijn nader uitgewerkt in bijgaand zienswijzen document. Dit document kan tevens gelezen worden als advies inzake de wettelijke taak die de gemeenten hebben. Het zienswijzen document is zoveel mogelijk ingericht in volgorde van het MER.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
4
11\,;
III. Wettelijke kader
n.-' to
Ingevolge artikel 7:20 lid 4 van de Wet Milieubeheer kunnen de zienswijzen slechts betrekking hebben op de gestelde regels inzake de inhoud van het MER, zoals omschreven in artikel 7: 10 van de Wet milieubeheer dan wei op onjuistheden die het rapport bevat. Daarbij moet rekening gehouden worden met de gegeven richtlijnen inzake de inhoud van het MER. Artikel7:10 van de Wet milieubeheer bepaalt het volgend: 1, Een milieu-effectrapport bevat ten minste: a, b.
een beschrijving van hetgeen met de voorgenomen activiteit wordt beoogd; indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°, een plan: een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven; 2°, een besluit: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de wijze waarop zij zal worden uitgevoerd, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;
c,
indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°, een plan: een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven; 2°, een besluit: een aanduiding van het besluit of de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport wordt gemaakt, en een overzicht van de eerder genomen beslissingen van bestuursorganen, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven.
d.
een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover de voorgenomen activiteit of de beschreven alternatieven daarvoor gevolgen kunnen hebben, alsmede van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien die activiteit noch de alternatieven worden ondernomen; een beschrijving van de gevolgen voor het milieu, die de voorgenomen activiteit, onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben, alsmede een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven; een vergelijking van de ingevolge onderdeel d beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu met de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit, alsmede met de beschreven gevolgen voor het milieu van elk der in beschouwing genomen alternatieven; een overzicht van de leemten in de onder d en e bedoelde beschrijvingen ten gevolge van het ontbreken van de benodigde gegevens; een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor de beoordeling van het milieu-effectrapport en van de daarin beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschreven alternatieven.
e.
f.
g. h.
2. Het milieu-effectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien het rapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag aan degene die de activiteit onderneemt, bij het geven van de in artikel 7.15 bedoelde richtlijnen toestemming verlenen het rapport in een daarbij aan te wijzen andere taal te stellen. De in het eerste lid, onder h, bedoelde samenvatting is steeds in de Nederlandse taal gesteld. Indien een activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de land staal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben. 3. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit behoort tot de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven in ieder geval het alternatief waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen, dan wei, voor zover dat niet mogelijk is, deze met
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
5
gebruikmaking van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu, zoveel mogelijk worden beperkt.
to
4. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag be palen dat, indien niet aile nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt, bij de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven tevens de mogelijkheden worden beschreven om door het treffen van voorzieningen of maatregelen elders de resterende nadelige gevolgen te compenseren. 5. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan: a. stemt het bevoegd gezag het rapport, waaronder het detailniveau daarvan, af op de mate van gedetailieerdheid van het plan en op de fase van het besluitvormingsproces waarin het plan zich bevindt, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hierarchie van plannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hierarchie; b. mag gebruik worden gemaakt van andere milieu-effectrapporten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald en beschreven. TAQA heeft er voor gekozen de project M.e.r.-procedure te doorlopen 1. Het MER moet en is toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r .. De commissie is in de gelegenheid om tot uiterlijk vijf weken na de ter inzagetermijn (5 weken na 26 februari 2009, dus tot 2 april 2009) in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Hiertoe is op 23 maart 2009 een eindgesprek toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. ingepland. De gemeenten zijn als wettelijke adviseur uitgenodigd voor dit gesprek. De Commissie voor de m.e.r. heeft een werkgroep ingesteld. Overeenkomstig artikel 7:26 van de Wet milieubeheer betrekt de Commissie m.e.r. in haar advies de uitgebrachte adviezen en de naar voren gebrachte zienswijzen. De adviezen en zienswijzen opgesteld door de gemeenten dienen dan ook zo snel mogelijk te worden toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r. Ditzelfde geldt uiteraard voor de overige ingediende adviezen en zienswijzen.
1 Het MER ziet op zowel besluitvorming (milieuvergunning en vergunning Mijnbouwwet), als planvorming (bestemmingsplannen van de gemeenten) zodat het project zowel de project m.e.r.-procedure als de plan m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Omdat de vereisten voor een project m.e.r.-procedure zwaarder zijn, is er voor gekozen die procedure te doorlopen en daarbij tevens invulling te geven aan de procedurele vereisten van een plan m.e.r.-procedure.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
6
0'..,;
IV. Zienswijzen
\1-.,1
Zoals eerder vermeld zijn de gemeenten zowel wettelijke adviseur als belanghebbende. In onderhavig zienswijzengeschrift wordt hierin echter geen onderscheid gemaakt. Per deelonderwerp zijn zienswijzen ingediend, die zo nodig kunnen worden gelezen als adviezen van de gemeente in de rol van wettelijke adviseur. Waar zienswijze staat, kan eveneens advies worden gelezen.
~O
Zienswijze 1. Samenvatting Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt v~~r besluitvorming Overeenkomstig artikel7:10 lid 1 sub h. van de Wet milieubeheer moet het MER een samenvatting bevatten die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft op de volgende punten: - de beoordeling van het MER; - de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteiten; - de beschreven alternatieven. De samenvatting moet een document zijn, waardoor het publiek en de besluitvormers zich in hoge mate kunnen laten leiden. Zo is tevens bevestigd, in de door de Commissie voor de m.e.r., opgestelde richtlijnen. De samenvatting van het MER Bergermeer Gasopslag voldoet niet aan dit vereiste. Op de onderwerpen archeologie, geluid, natuur, geomechanica, landschap, cultuurhistorie en externe veiligheid is de samenvatting summier en biedt deze een onvoldoende objectieve weergave van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken. Bovendien wordt in de samenvatting toegeschreven naar bepaalde alternatieven en is er geen sprake van een vergelijking van feitelijkheden. V~~r een objectieve bestuurlijke afweging en besluitvorming is de samenvatting onbruikbaar. Bovendien is de samenvatting niet in overeenstemming met de richtlijnen. Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER Op pagina 6 van de samenvatting zijn de belangrijkste gevolgen van het MER beschreven. Het belangrijkste natuureffect is echter achterwege gelaten, namelijk de blijvende verstoring van weidevogels in de Loterijlanden bij jaarrond boren. De samenvatting is om die reden incompleet.
Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet De figuur 1.2.1. op pagina 14 "Overzichtskaart met de plaats van de locaties en de leidingtraces" is niet compleet weergegeven, de alternatieven zijn niet in de kaart opgenomen. De kaart geeft daarom geen compleet overzicht van de locaties als onderzocht in het MER of het bijschrift beschrijft niet hetgeen in de kaart is weergegeven. Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar Bijlage 2 van het hoofdrapport van het MER waarin het processtroomdiagram en de plattegronden zijn opgenomen, is onleesbaar. Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 In het gehele MER wordt gesproken van industrieterrein Boekelermeer, terwijl dit een bedrijventerrein betreft.
Zienswijze 3. Wettelijke kader Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven Op pagina 33 van het MER in paragraaf 3.2.9. staat een onvolledige omschrijving van de Monumentenwet 1988. Er ontbreekt een toelichting op de wetswijziging van de Monumentenwet 1988, op grond waarvan, sinds 1 september 2007, de besluitvorming over bodemingrepen in archeologische verwachtingsgebieden wettelijk deel uitmaakt van procedures omtrent ruimtelijke ordening en van de toetsing van aanvragen van aanleg-, sloop-, bouw- en ontgrondingenvergunningen. Hierdoor zijn gemeenten veelal het aangewezen bevoegd gezag. Het toetsingskader is onvolledig weergegeven.
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
7
'-...
(;:1 11'' '; "-... /1,...1
to
Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode Het is juist dat voor mijnbouwinrichtingen nog geen volledige rekenmethode is beschreven. Om die reden heeft TAQA een rekenmethodiek toegepast die op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gebaseerd. Echter, om een toekomstige saneringsverplichting te voorkomen is bedoelde methodiek 'conservatief' toegepast. Oat impliceert dat de resultaten (aanzienlijk) worden overschat. Enerzijds ontstaat hierdoor voor eenieder een verkeerd beeld van de toekomstige veiligheidssituatie op het onderhavige bedrijventerrein. Anderzijds wordt hierdoor ten onrechte (kostbare) ruimte geclaimd, die in een later stadium voor mogelijke uitbreidingen kan worden benut. Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen De beleidsregel natuur en recreatie Noord-Holland, zoals vastgesteld op 17 december 2007, is ten onrechte niet genoemd en er is geen rekening met deze beleidsregel gehouden. Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid In het MER is ten onrechte geen rekening gehouden met de aanwijzing door de Provincie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 als een regionaal bedrijventerrein (in het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2). Het omvangrijke bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, heeft een volgens het beleid van de Provincie een regionale functie, onder meer vanwege het vestigingsalternatief voor randstadgeorienteerde bedrijven uit de regio, de bereikbaarheid en de bijdrage aan nieuwe werkgelegenheid. Dankzij concentratie van (groei in) bedrijvigheid op dit nieuwe en andere bestaande -geherstructureerde- bedrijventerreinen, zijn grote delen van de groene westrand bij Alkmaar, het unieke binnenduingebied en de oudste polders en droogmakerijen van de wereld rondom Alkmaar grotendeels ongeschonden te conserveren voor volgende generaties. Meer werkgelegenheid rondom Alkmaar moet ook een oplossing vormen voor de scheve woon-werkbalans tussen het noorden en zuiden van de provincie Noord-Holland, waardoor momenteel dagelijks verkeersopstoppingen staan op de A9 richting Amsterdam, Schiphol en de IJmond. De relevantie van dit onderwerp is in het geheel niet aan bod gekomen. Ook in de additionele notitie d.d. 5 januari 2009, is dit onderwerp onderbelicht gebleven, nu daarin nog steeds wordt gesproken van een industrieterrein terwijl Boekelermeer Zuid 2. een bedrijventerrein is. Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 Gesteld wordt dat de gasbehandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer Zuid 2 ruimtelijk ingepast kan worden met een binnenplanse vrijstelling. Gezien de resultaten van de berekening risico-contour Externe Veiligheid elders in het MER is dit niet mogelijk. Er is een gewijzigd bestemmingsplan nodig. Houdbaarl7eid geldend bestemmingsplan Boekelermeer Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is vastgesteld op 31 oktober 2002. Huidige regelgeving omtrent externe veiligheid was toen nog niet voorhanden. Desalniettemin is in het bestemmingsplan al nagedacht over te vestigen (milieu)categorieen bedrijven. Zo is in de toelichting voor de ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygienische aspecten, gebruik gemaakt van milieuzonering. Op basis van die milieuzonering is voor het grootste gedeelte van de door TAQA gewenste gronden milieucategorie 5.1 toegestaan. V~~r een kleiner gedeelte is voorzien in milieucategorie 2 tim 4. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is dan ook een bedrijventerrein. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt, dat vooral is voorzien in "Iawaaimakende bedrijven". Het is nog steeds mogelijk dat deze bedrijven zich binnen de milieuzonering en de overige regels van het bestemmingsplan, kunnen vestigen. In de toelichting wordt nog eens nadrukkelijk gesteld dat het niet de bedoeling is dat bedrijven met een groot invloedsgebied op het gebied van externe veiligheid zich hier vestigen. Vestiging van TAQA beslaat een groter gebied dan dat in het bestemmingsplan is aangeduid voor bedrijven tot milieucategorie 5.1. dat daardoor niet meer beschikbaar is voor hinderlijke bedrijven (bijvoorbeeld lawaaimakende bedrijven), nu nog elders in de regio gevestigd. Hiervoor zal een compenserend terrein beschikbaar moeten komen. Wij verwijzen naar zienswijze 16 met betrekking tot compensatie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2.
Vanuit de wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid heeft het Rijk de doelstelling bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige knelpunten te voorkomen. In het licht daarvan is het
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
8
11\,;
(;:)
(~
(0
C;:) D\,;
verstandig bestemmingsplannen die niet Bevi-proof zijn, maar waar wei zware bedrijven zich kunnen vestigen, aan te passen. Zo worden saneringssituaties voorkomen en risico's verkleind. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 voorziet voor het bedrijventerrein Boekelermeer echter de ontwikkeling van bedrijven in de lagere milieucategorieen en voor een klein gedeelte in bedrijven met een zwaardere milieucategorie. Het vestigen van industrie met een zware milieucategorie en bovendien een grote veiligheidscontour is niet in dit bestemmingsplan voorzien. Het bestemmingsplan biedt echter legio mogelijkheden voor andere bedrijven zich op het terrein te vestigen. Kortom het bestemmingsplan is uitvoerbaar en biedt een actueel toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van bedrijven. V~~r de vestiging van een zwaar bedrijf (milieucategorie 5.1) als de gasbehandelings- en compressie-instaliatie TAQA met een omvang van 7,5 ha is het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 niet bedoeld geweest en dus ook niet als zodanig ingericht. De suggestie in het MER dat vestiging van de gasbehandelingsinstallatie op de Boekelermeer passend is en geen onvoorzien milieueffect (score 0) met zich meebrengt is derhalve niet correct. Tenslotte spreekt het MER steeds van industrieterrein Boekelermeer. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat sprake is van een bedrijventerrein. Zienswijze 3,6, Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen In 2008 heeft de gemeente Bergen de Beleidsvisie externe veiligheid 2008-2011 vastgesteld. De ambitie van de gemeente Bergen op het gebied van Externe veiligheid is een gemeente te zijn waarin veilig wonen en recreeren de belangrijkste uitgangspunten zijn. Bij het maken van bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen en in wijzigingsplannen onderzoekt de gemeente de Externe veiligheidssituatie. In een vroegtijdig stadium wordt, na overleg met de (regionale) brandweer, schriftelijk vastgelegd waar bedrijven en/of transporten die een risico kunnen veroorzaken worden gesitueerd en hoe wordt gewaarborgd dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten hiertegen worden beschermd. Gezien het recreatieve en woonkarakter wordt voorgesteld geen toename van Beviinrichtingen toe te staan.
Zienswijze 4. Beschrijving en voornemen en alternatieven Zienswijze 4,1, Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar richtlijnen expliciet aangegeven dat in het MER moet worden ingegaan op het voornemen en de alternatieven. In dit geval bestaan de alternatieven uit locatiealternatieven. Dit betekent dat de beschreven alternatieven duidelijk inzicht moet bieden voor een locatiekeuze. In het MER zijn de redelijkerwijs te beschouwen alternatieven onderbelicht gebleven. Er is toegeschreven naar de voorkeuren. Dit geldt zowel voor de putten- als de gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4,2, Relevantie lichthinder Pagina 57 maakt melding van verlichting op de locatie. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft hiermee ervaring op zijn booreilanden nabij Ameland. De vraag is of het relevant is gezien de nabijheid van de stad Alkmaar en het dorp Bergen met de daarbij behorende lichtuitstraling. Niet duidelijk is aangegeven of het relevant is, gerelateerd aan het voornemen en alternatieven. Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven In de beschrijving van het voornemen en de alternatieven is het aspect geluid ondergeschikt gebleven. Het is niet duidelijk in hoeverre geluid onderdeel uitmaakt van het afwegingskader van de alternatieven. Zienswijze 4,4, Alternatieve locaties Op pagina 57 en pagina 90 wordt het Moblisatiecomplex Bergen (Mob-terrein) behandeld. Op het Mob-terrein is op dit moment het "Natres" van het Ministerie van Defensie gevestigd. In de noot op pagina 57 is opgenomen dat gekozen is v~~r een combinatie van de puttenlocatie met het gasbehandelingsinstallatie op het voormalige Mob-terrein in Bergen. Een argument hiervoor is dat de rest van het terrein beperkt wordt in de ontwikkelingsmogelijkheden vanuit veiligheidsoverwegingen. De beperkingen die de vestiging van aileen de puttenlocatie op deze locatie zou opleveren zijn niet
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
9
11\.':
C) Cl Il.O
(;) 1/\.':
verder opgenomen in het milieu-effectrapport. Voor de vestiging van de gasbehandelingsinstallatie in de Boekelermeer Zuid 2 zijn ook consequenties ten aanzien van het efficient ruimtegebruik. In deze discussie wordt vermeld dat er nog wei allerlei ontwikkelingen mogelijk zijn. Niet duidelijk is beschreven wat de verdere beperkingen aan het gebruik van het Mob-terrein als aileen puttenlocatie zijn of aileen als gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie Gezien de gewenste capaciteit van het aardgasveld is het gewenst dat het aantal nieuwe putten 20 is. Met het aantal bestaande putten betekent dit 26 putten voor injectie. In eerste instantie zullen 14 nieuwe putten worden geboord. V~~r de andere 6 putten zullen wei voorzieningen worden getroffen. Waarom worden aile putten niet in een keer aangelegd? Op pagina 61 wordt de trechtering van het aantal putten behandeld. Er konden 2 nieuwe putten worden bespaard door gebruik te maken van de 6 oude putten. Op pagina 61 zijn de 6 putten die niet in eerste instantie worden geslagen reserveputten. Het MER is aldus onduidelijk ten aanzien van de (maximale) hoeveelheid putten die noodzakelijk zijn. In de rapport blijft onderbelicht dat als de putten niet naar behoren produceren extra putten geboord moeten worden, dit betekent extra boortijd, bewegingen etc. Dit zou een eventueel voordeel van het in gebruik nemen van de bestaande puttenlocatie te niet doen. Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen Op pagina 67 wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot de logistiek bij jaarrond boren. Mobilisatie en demobilisatie bij jaarrond 110 vrachtwagens per jaar, bij onderbroken boren 220 vrachtwagens per jaar. Tijdens de boringen bij onderbroken boren zullen 15 vrachtwagens per dag rijden. Voor het aantal vrachtwagenbewegingen maakt jaarrond of onderbroken boren hoegenaamd niets uit. Op de Bergerweg hebben tellingen van de provincie uitgewezen dat er ruim 14.000 motorvoertuigen per dag (waarvan 1050 vrachtwagens) langs gaan. Overigens wordt in het achterliggende verkeersplan uitgegaan van zo'n 200 verkeersbewegingen per dag (100 vrachtwagens die af en aan rijden). Ais argument om jaarrond te gaan boren doen het aantal vrachtwagenbewegingen van en naar de boorlocatie derhalve niet ter zake. Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM Oranjewoud heeft in het kader van het project een rapport geschreven met betrekking tot de verkeersbewegingen bij het BGM. In het rapport wordt geconcludeerd dat het aanleggen van een rotonde, of het laten 'keren' van het vrachtverkeer ter hoogte van de rotonde te Bergen, een goede oplossing zou zijn. Deze conclusie wordt niet gedeeld. Rotondes zijn vooral voor vrachtwagenchauffeurs vervelend als er sprake is van fietsvoorzieningen. Dit in verband met het slechte uitzicht van (en op) de chauffeur op (en van) overstekend fietsverkeer. Ais er gesproken wordt over verkeersveiligheid is onze mening dat dit soort bewegingen vooral moeten worden voorkomen! Let wei: op de fietspaden zit een behoorlijk hoeveelheid fietsverkeer. In Bergen wordt daarbij veelvuldig door fietsers 'tegen de richting in' gefietst, wat het gevaar op ongevallen aileen maar verhoogd! Daarnaast is de variant 'keren' bij Bergen een slechte omdat vrachtwagenchauffeurs worden gedwongen om door te rijden. De verleiding is natuurlijk groot om dit te negeren en toch linksaf te slaan t.h.v. de bestemming. Een kwetsbare oplossing dus, zeker als er geen maatregelen worden getroffen om het linksaf slaan fysiek tegen te gaan. Het is niet wenselijk de situatie te hand haven zoals die nu is, gezien het risico op kop-staartbotsingen (met mogelijk ernstige afloop door de hoge rijsnelheid). De oplossing van een linksaffer lijkt het meest voor de handliggend. De doorstroming wordt hierdoor nauwelijks belemmerd en het zicht tussen vrachtwagenchauffeur en fietser is goed (fietsers komen de vrachtwagens tegemoet!). Ook zal het geen problemen opleveren tussen vrachtwagens en tegemoetkomend autoverkeer. Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace Onder 4.2 van de richtlijnen wordt gesteld dat onderzoek moet worden gedaan naar de verschillende tracealternatieven op basis van milieuoverwegingen. Dit onderzoek is in onderhavig MER niet uitgevoerd. Het MER is daarmee niet in overeenstemming met de richtlijnen opgesteld.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
10
Ii'..:
Zienswijze 5. Geluid
I~""
Het onderzoek naar de geluidemissie van de installaties in het project Bergermeer Gas Storage dat door DHV is verricht, is beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in DHV-rapport getiteld 'Geluidprognose Bergermeer ten behoeve van Bergermeer Gas Storage' met kenmerk A616705-001 versie 3 d.d. 28 augustus 2008.
to
In een eerder schrijven is de onverenigbaarheid met een van de belangrijkste uitgangspunten in het onderzoek naar de geluidemissie tijdens het boren van de putten: de voorgestelde vergunningsvoorschriften met betrekking tot de geluiduitstraling naar de omgeving aangegeven. Daarnaast is aangegeven dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de te treffen maatregelen die de geluidbelasting rond de boorlocatie kunnen beperken. Door DHV is recent een tweede rapport uitgebracht met kenmerk A6167-05-001 versie 4 d.d. 28 oktober 2008, waarin is ingegaan op deze bezwaren. Ook gaat de additionele notitie van 5 januari 2009 uitgebreid in op het aspect geluid. Het MER vertoont echter ook na deze uitleg gebreken op de volgende onderdelen: Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde DHV geeft in dit rapport aan dat "bij het vaststellen van geluidgrenswaarden voor een 'gebruikelijke' situatie" in eerste instantie de aanbevolen richtwaarden dienen te worden gehanteerd, die worden genoemd in de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (hierna: de Handreiking).
DHV geeft aan dat, volgens de Handreiking, een overschrijding van deze richtwaarden toelaatbaar kan zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces. In de Handreiking is echter gesteld dat het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid daarbij een belangrijke rol speelt: "als maximum niveau geldt de 'etmaalwaarde' van 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsgeluid." Dit houdt in dat, als de omstandigheden dit toelaten, een ruimere grenswaarde kan worden vastgesteld tot een maximum van 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij het referentieniveau van het omgevingsgeluid lager ligt en dit niveau maatgevend is. Gezien het feit dat de activiteiten enkele jaren zullen duren, is de oprichting van de onderhavige inrichting te beschouwen als een "gebruikelijke" situatie zoals omschreven in de Handreiking. Het vaststellen van grenswaarden in de nachtperiode die 20 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid liggen onacceptabel is, aangezien dit zal leiden tot onacceptabele geluidhinder in de omgeving. In de Handreiking zijn de volgende gegevens opgenomen met betrekking tot het aantal mensen dat ernstig gehinderd wordt in relatie tot de geluidbelasting:
Tabel 3: Percentages ernstig gehinderden door industrielawaai (Bron: 'Response functions for noise in residential areas', VROM, 1993)
Let.roa, in dB(A)
emstig gehinderden in %
45-50 50-55 55-60 60-65
0-10 10-20 20-25 25-40
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
11
(;J Ii''':
Berekend is dat de gemiddelde geluidbelasting ter plaatse van de woningen ten hoogste gelijk zal zijn aan 50 dB(A) in de nachtperiode. Het boorproces wordt gekenmerkt door sterke veranderingen in de geluidsproductie. Tijdens luidruchtige activiteiten en onder meewindcondities zal het geluidsniveau nabij de woningen hoger zijn dan 50 dB(A). De toename kan mogelijk meer dan 6 dB bedragen. Ais wordt bedacht dat omwonenden in een relatief stille omgeving niet gewend zijn aan dergelijke geluidsniveaus, mag duidelijk zijn dat het aantal ernstig gehinderden groot zal zijn bij een geluidbelasting van 50 a 56 dB(A). Het stellen van hogere grenswaarden is acceptabel tot een waarde van 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode. Deze waarde is weliswaar 10 dB hoger dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid, maar gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas in combinatie met de eindigheid van de boorwerkzaamheden op termijn, is het stellen van deze grenswaarden verdedigbaar. Conclusie: De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening geeft aan dat het stellen van grenswaarden mogelijk is tot een maximum van Letmaal=50 dB(A) indien het referentieniveau van het omgevingsgeluid dit toelaat. Deze maximale grenswaarde is, ondanks het feit dat deze waarde 10 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid ter plaatse ligt, verdedigbaar, gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas verdedigbaar. Een hogere waarde dan 50 dB(A) etmaalwaarde wordt, gelet op de te verwachten geluidhinder, onacceptabel geacht. Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie Door DHV is aangegeven dat de geluidemissie van een moderne boorinstallatie (BBT) groot is. Het beperken van de emissie is beperkt mogelijk. Het oprichten van een scherm rond de boorlocatie en het zo vee I mogelijk omkasten en afschermen van lawaaiige apparatuur, kunnen een beoogde reductie van 20 dB niet bewerkstelligen. Het is niet mogelijk om de geluidemissie terug te brengen tot 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij radicale maatregelen getroffen worden zoals het plaatsen van een cocon om de gehele boortoren (in Los Angeles is de gehele rig in een gebouw geplaatst). Dit pleit ervoor om de meest luidruchtige activiteiten in de (avond- en) nachtperiode niet te vergunnen. Het boorproces dient dan tijdelijk te worden stilgelegd. In hoofdstuk 2 paragraaf 1 is aangegeven dat het boorproces om veiligheidstechnische en boortechnische redenen een continu proces is. Het onderbreken van het boorproces tijdens de nachtelijke uren levert een instabiel boorgat op, waardoor de kans op verlenging van het proces wordt vergroot, zo geeft DHV aan. De (in beginsel14) boorputten zullen worden geboord in een batch-drilling proces. Hierbij worden de boorgaten niet in een keer geboord, maar wordt geboord tot een bepaalde diepte, waarna het proces wordt gestopt. De boorinstallatie wordt vervolgens verplaatst, waarna het boren wordt hervat in een volgende boorput. Het onderbreken van het boorproces is dus een wezenlijk onderdeel van het batch-drilling proces. Het is een raadsel waarom het stoppen van het boorproces op de beoogde locatie in de Bergermeerpolder onmogelijk zou zijn. Dat het onderbreken van het boorproces leidt tot een verlenging van het he Ie project is duidelijk. Dat dit hogere kosten met zich meebrengt is eveneens duidelijk. Deze zaken wegen niet op tegen de geluidhinder (slaapverstoring) die gedurende een periode van jaren zal worden ondervonden in de woonomgeving van de beoogde boorlocatie. Conclusie: De noodzaak om het boorproces 24 uur per dag plaats te laten vinden wordt in het rapport niet gerechtvaardigd. Het voorkomen van geluidhinder in de avond- en nachtperiode is belangrijker dan de verkorting van de boorperiode en financiele voordelen. Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder Na raadpleging van deskundigen op het gebied van het boren van putten t.b.v. aardgaswinning of opslag zijn enkele inzichten verkregen met betrekking tot de geluid- en trillinghinder in de directe
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
12
omgeving van boorlocaties. Het betreft hier bedrijfssituaties die in de rapportages van OHV niet worden genoemd. ~c
Bijzondere bedrijfssituaties die kunnen leiden tot extra hinder: heien ten behoeve van het slaan van mantelbuisbuis-segmenten door watervoerende lagen (in totaal 40m lang en diameter 80 cm): veel piekgeluiden (en bodemtrillingen); cementeren - buis vullen met cement, dan 2 a 3 uur onder hoge druk water in buis persen om cement er aan de onderkant uit te persen, die dan langs de buitenkant omhoog komt ; dit maakt vee I herrie; mixen en roeren cement ter plaatse - cementpoeder met behulp van perslucht uit tank blazen (compressor op vrw Lw=115 dB(A)!); vastzitten boor: buis 10m (!) uitrekken en los laten schieten - hierdoor trillingen in de bodem die goed voelbaar zijn - ontwakingsreacties! (deze situatie komt vaker voor dan gewenst). Reguliere bedrijfssituaties die kunnen lei den tot extra hinder: jengelen: als de boorbuis langer wordt ontstaan, met name bij een hydraulische top drive (Synergy), fluctuerende geluiden als het toerental toe- en afneemt. Oit jengelende geluid wordt als extra hinderlijk omschreven. het geluid afkomstig van de hydraulische top drive en hydromotor op de rigvloer heeft een tonaal karakter; ook dit is extra hinderlijk. In de handreiking Industrielawaai en vergunningverlening wordt een toeslag van 5 dB op het gemeten geluidsniveau toegepast om deze toename van hinder te verdisconteren in het immissieniveau, indien een tonaal karakter duidelijk waarneembaar is ter plaatse van de woningen. De schudzeven trillen met een frequentie van circa 16 a 20 Hz. Oit heeft in een vergelijkbare situatie in Grijpskerk geleid tot laagfrequent geluidhinder in slaapkamers op een afstand van 600m. De woningen rond de puttenlocatie Bergermeer (voorkeur) liggen gemiddeld op een afstand van 300 m. Oeze.bedrijfssituaties dienen aileen overdag uitgevoerd te worden, omdat de verwachting is dat zij in de nachtperiode zullen lei den tot geluid- en/of trillinghinder. Conclusie: er zullen een aantal activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot geluid- en trilling hinder. Oeze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld. Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder Vergelijking van locatie alternatieven voor behandelings- en compressie-installatie In tabel 9.5-1 is aangegeven dat de vestiging van de behandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer op aile drie de onderzochte locaties een 'matig negatief effect -' heeft. In het bestemmingsplan is op de Boekelermeer- voorkeurslocatie reeds rekening gehouden met industriele activiteiten. Indien de installatie kan voldoen aan de beschikbare geluidsruimte die voor deze locatie is gereserveerd is de vestiging ervan neutraal ten opzichte van de referentiesituatie. Op de andere twee alternatieve locaties is op voorhand al onvoldoende geluidsruimte beschikbaar. De installatie is hier niet inpasbaar. Vestiging van de installatie kan niet zonder bestemmingsplanwijziging doorgevoerd worden en zal leiden tot meer geluidhinder ter plaatse van. de bestaande bebouwing. De effecten hiervan dienen ten minste met 'negatief --' of zelfs met 'belangrijk negatief ---' te worden bestempeld. Vergelijking van locatie alternatieven voor boringen In tabel 9.5-2 is aangegeven dat de boringen op aile drie de onderzochte locaties een 'negatief -' effect heeft. Oit lijkt ons niet juist. Het is zelfs onbegrijpelijk. Door OHV is een lijvig rapport geschreven, waarin heel duidelijk is aangegeven dat bij lange na niet kan worden voldaan aan de grenswaarden die onder dergelijke omstandigheden gelden, maar dat het boren nu eenmaal heel veel herrie maakt. Er wordt gesproken over een geluidbelasting die 20 dB (!) boven het heersende achtergrondgeluidniveau. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de boringen gedurende een periode van 2 3 jaar leiden tot ernstige geluidhinder in de directe woonomgeving. Aile drie alternatieven dienen om die reden te worden bestempeld met het predicaat 'belangrijk negatief ---' .
a
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
13
!hi
to
Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER 1. De geluidbelasting ter plaatse van. de woningen rond de boorlocatie Bergermeerpolder hoger dan 45 en 40 dB(A) in de avond- en nachtperiode zijn onacceptabel op grond van het feit dat te veel mensen gedurende een te lange periode hinder zullen ondervinden van geluid en trillingen tijdens het boren en dat deze woningen staan in een relatief stil gebied. 2. een aantal activiteiten vinden plaats op de boorlocatie die kunnen leiden tot geluid- en trilling hinder; deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld 3. de classificatie van de verschillende locatiealternatieven voor zowel de boorlocatie en de compressie-installatie is niet juist bevonden.
Zienswijze 6. Archeologie Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld. Bij nalezing van het definitieve MER door de stadsarcheoloog blijkt men een belangrijk cultuurhistorisch landschapselement en tevens potentiele archeologische vindplaats geheel over het hoofd gezien te hebben. Daar was in een eerder stadium wei al op gewezen, maar de omissie is niet hersteld. Er is geen afdoende bureauonderzoek gedaan en veldonderzoek heeft men zelfs geheel achterwege gelaten. De selectieadviezen die in het MER zijn opgenomen zijn voor de oostkant van de Boekelermeer daardoor onjuist onderbouwd en verkeerd. Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader Door TAQA is het bureauonderzoek met betrekking tot archeologie uitbesteed aan Oranjewoud welke het onderzoek heeft uitgezet bij het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC). De daaruit resulterende AAC-notitie 63 (achtergronddocument 5) voldoet evenwel niet aan redelijke eisen van kwaliteit. Ook de provincie heeft dit geconstateerd en de op- en aanmerkingen vanuit de provincie waren de aanleiding tot een Oplegnotitie van Oranjewoud (achtergronddocument 6). In de oplegnotitie worden echter de gelijktijdig ingediende aanmerkingen van gemeente Alkmaar genegeerd. Ondanks een telefonisch contact van de Alkmaarse stadsarcheoloog met het AAC, die daarbij verbetering van het stuk beloofde, is er geen vervolg gegeven op de Alkmaarse opmerkingen. Slechts een enkele bijzin in een bijlage (op pagina 21 van de oplegnotitie Oranjewoud) verraadt, dat de opstellers de Alkmaarse reactie wei degelijk hebben ontvangen. Oranjewoud omschrijft het samenstel van de AAC-notitie en hun oplegnotitie als een 'Bureaustudie' (Oplegnotitie paragraaf 1.3). Deze voldoet evenwel niet aan de landelijk geldende archeologische kwaliteitseisen voor dergelijke archeologische rapporten (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: dit is 'de in de beroepsgroep gebruikelijke norm', waaraan volgens de Monumentenwet 1988 archeologische werkzaamheden en producten dienen te voldoen). Hier had een archeologisch Bureau Onderzoek conform de specificaties van de KNA op zijn plaats geweest. Dan had men tevens de Geologische Kaart, de Actuele Hoogtelijnen Nederland en natuurlijk de archeoloog van de gemeente Alkmaar moeten raadplegen. Merkwaardigerwijs vermeldt men in de AAC-notitie wei, dat o.a. de gemeente Alkmaar het bevoegd gezag is maar men heeft verzuimd om een conceptversie voor te leggen ter beoordeling. Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend Inhoudelijk zijn er op het archeologisch onderzoek de volgende bezwaarpunten: Kaartmateriaal Op verschillende kaarten staat de alternatieve locatie Boekelermeer Oost (BKM-Oost) niet op dezelfde plaats ingetekend (ofwel direct tegen de Schermerdijk/NH kanaal aan, ofwei een locatie westelijk van de Boekelerringvaart op 250 m meer naar het westen; vergelijk figuur 6.1-5 in het Hoofdrapport op pagina168 met de kaart op pagina 8 in de AAC-notitie). Oat maakt voor de archeologische gevolgen een groot verschil. Tegen de Schermerdijk/NH Kanaal bevindt zich namelijk een strandwal. Strandwal Er is geen enkele rekening gehouden met het archeologisch belangrijke terrein van de strandwal van Boekel/Akersloot, ondanks dat er in de tekst van zowel de AAC-notitie als de Oplegnotitie van
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
14
Oranjewoud meermalen wordt verwezen naar de strandwal en naar de in archis geregistreerde vindplaatsen op deze strandwal. Vreemd genoeg lijkt de geologische kaart van het gebied ook niet geraadpleegd te zijn. Hierdoor wordt verzuimd om gepaste archeologische maatregelen te adviseren zowel bij de (indien tegen het NH kanaal gelegen) locatie BKM-Oost, als bij het leidingtrace richting Schermer dat de strandwal doorsnijdt. In het Hoofddocument en in bijlage 5 en 6 heeft men bij de inschatting van de effecten van locatiealternatief BKM-Oost en van de effecten van het leidingtrace BKM naar aansluitpunt-oostelijke-Hoofdgastransportleiding-Schermer structureel de strandwal van Akersloot over het hoofd gezien en deze terreinen ten onrechte beschouwd als een strandvlakte met lage of middelhoge verwachting. Het locatie-alternatief BKM Oost is veel ongunstiger voor de archeologische monumenten dan de locaties BKM Voorkeur en BKM West. Dit punt kan van wezenlijke invloed zijn op de argumentatie aangaande locatiekeuzes, zeker als BKM Voorkeur uiteindelijk onverhoopt zou vervallen. Het leidingtrace Boekelermeer-Schermer is in aile alternatieven noodzakelijk. Op dit probleem wordt weliswaar ingegaan in de brief met bijlage '090105 Mer additionele notitie', die op 5 januari 2009 als aanvullend onderdeel in het MER rapport is toegevoegd. Hierin wordt met nadruk gesteld dat bij graafwerkzaamheden in aile strandwallen inclusief die van Boekel-Akersloot rekening gehouden wordt met de hoge archeologische verwachting (door uitvoering van nader archeologisch onderzoek in het kader van de te doorlopen AMZcyclus), maar daarmee zijn de fouten dienaangaande in de rest van het rapport nog niet gecorrigeerd. In dit verband is er, kennelijk als last-minute toevoeging, ook een niet onderbouwde aanname over de mate van verstoring van de strandwal van Akersloot achterin de Oplegnotitie archeologie (MER bijlage 6 p.21). Ten onrechte wordt in een enkele losse bijzin verwoord dat de strandwal van Akersloot toch wei verstoord zal zijn omdat hij volgens de Hoogte Kaart een halve meter lijkt te zijn afgegraven. Zonder nader onderzoek is dit volstrekt niet te zeggen - de bovenste decimeters kunnen aileen de bouwvoor betreffen en dan is de ondergrond nog grotendeels onverstoord. Hier is nog steeds nader verkennend onderzoek nodig voorafgaand aan gepland grondverzet. Grondboringen Het verrichten van grondboringen om de mate van verstoring te bepalen (Mer-Hoofdrapport pagina 181, onder kop Fase 1), heeft een zeer gering nut. Men zal immers vaak niet kunnen bepalen hoeveel er van een oud oppervlak af is gegaan: 10 cm of 3 meter? Een beperkte erosie doet aileen de ondiepe grondsporen verdwijnen en bijvoorbeeld de paalsporen van hoofdconstructies van gebouwen, greppels en sloten, diepere kuilen en waterputten zouden aile nog aanwezig kunnen zijn. Grondboringen zijn aileen zinvol om geologische informatie te verwerven. V~~r een archeologische waardebepaling zal, zeker op een strandwal, het trekken van proefsleuven onvermijdelijk zijn.
Achterin de Oplegnotitie van Oranjewoud verschijnt op pagina 21 de zinsnede dat 'de strandwal Akersloot-Alkmaar op basis van de gedetailleerde hoogtekaart duidelijk zichtbaar ... met circa 0,5 meter is afgegraven ... Dit deel van de strandwal heeft daarom een lage in plaats van een hoge verwachting.' De getrokken conclusie is evenwel onjuist. Een maaiveldverlaging met 0,5 m (indien dit al klopt) kan aileen de bouwvoor hebben doen verwijderen, waardoor direct onder de oppervlakte alsnog archeologische resten te verwachten kunnen zijn. Deze conclusie is kennelijk als last-minute lapmiddel ingevoegd opdat er verder geen veranderingen in het rapport meer aangebracht hoefden worden. Amylcyclus In het Hoofddocument op pagina180-181 wordt van de nog te nemen stappen van de Amz-cyclus een onjuiste samenvatting gegeven. In wezen moet de hele cyclus na bepaling van de definitieve locaties nog aanvang nemen. Daarbij is de hele cyclus aan de orde, van Bureauonderzoek (het MER bijlagen 5 en 6 zijn nog onvoldoende) naar Inventariserend Veldonderzoek (Verkennend-KarterendWaarderend Booronderzoek en Proefsleuven). De stappen BureauOnderzoek en Verkennend booronderzoek worden in het betreffende hoofdstuk van het MER ten onrechte overgeslagen.
Voorts kan nu al worden vastgesteld dat de met doorgraving bedreigde delen van de strandwal van Boekel/Akersloot door TAQA nader moeten worden onderzocht met een gravend
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
15
proefsleuvenonderzoek. Bij aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en concrete plannen voor grondverzet voigt dan een selectiebesluit van het Bevoegd Gezag (i.c. de desbetreffende gemeente). Deze kan gaan over eventuele planaanpassingen of opgravingen voorafgaand aan verdere grondwerkzaamheden. Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist De conclusies over de BKM-Oost (indien deze zich inderdaad tegen het NH Kanaal bevindt) en over het leidingtrace richting Schermer dienen in aile paragrafen en tabellen gecorrigeerd te worden, o.a.: Het MER-rapport vertoont deze lacune op de volgende plaatsen: •
p.133 2de alinea derde regel: in plaats van 'strandwal Boekel-Uitgeest' heeft de toponym 'strandwal van Akersloot' de voorkeur omdat deze in Bijlagen 5 en 6 ook zo wordt genoemd.
•
p.133 5
•
p.133 laatste regel toevoeging: De alternatieve locatie BKM-Oost en het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer ligt op respectievelijk doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.134 Aan het einde van de tweede alinea over de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar zou nog een korte tekst over de strandwal van Akersloot toepasselijk zijn geweest, met verwijzing naar de hogere geologische ouderdom dan de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar en naar de bekende vindplaatsen uit archis.
•
p.134 laatste zin derde alinea: leidingtrace doorsnijdt ook de strandwal van Akersloot
•
p.135 1sle alinea paragraaf 5.4.3 corrigeren: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten. Het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.135 onder kopje Alternatief BKM-Oost, tekst vervangen door: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.136 tabel 5.4-1 in de kolom IJz/Rom moet op de regel BKM Oost 'middelhoog' worden vervangen door 'zeer hoog'.
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel Voorkeursalternatief - Leidingen aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel BKM Oost - Locaties aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779 (eventueel AMK-nummer van strandwal Akersloot is niet bekend)
•
p.163 derde alinea wijzigen: V~~r locatiealternatief BKM West geldt hetzelfde als voor het voorkeursalternatief BKM. Het locatiealternatief BKM Oost bevindt zich op een terrein van hoge archeologische verwachting, de strandwal van Akersloot.
•
p.178 paragraaf '3. Leidingtrace BKM naar aansluitpunt oostelijke hoofdgastransportleiding in de Schermer' tekst vervangen: Dit trace wordt voor aile alternatieven gebruikt. De verwachting voor dit trace is middelhoog in de gedeelten strandvlakte en hoog waar hij de strandwal van Akersloot doorsnijdt. Op de strandwal zijn diverse vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gedaan, terwijl oudere resten ook te verwachten zijn.
• •
p.179 tabel 6.1-5: berekening is niet te begrijpen, maar de score zal voor de regel BKM Oost hoger dienen te zijn. p.179 alinea direct onder tabel 6.1-5: aanpassen tekst ivm ligging BKM-Oost op strandwal
•
p.179 7
de
de
regel van onder: hier moet BKM-Oost geschrapt
regel van onder, aanvullen: De traces 2, 3 en 5 doorsnijden ...
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
16
11\.; (~
(~
to ... ",
(~
r. . : ... ",
•
p.179 onderaan en p.180 bovenaan: De alternatieven BKM Voorkeur en BKM West zullen vergelijkbare effecten hebben voor de archeologie. De locatie BKM Oost bevindt zich echter op een terrein met hoge archeologische verwachting. De kans op de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats is bij een bouwproject van deze omvang zeer groot.
•
p.180 Advies voor archeologisch vervolgonderzoek: Het lijkt alsof men hier ervan uitgaat dat Bijlagen 5 en 6 tezamen mogen gelden als een Bureau Onderzoek, maar dat is gezien de onvolkomenheden zeker nog niet het geval. Ook is onduidelijk waarom in de volgende paragrafen aangaande boringen de gang bare stap Verkennende boringen is overgeslagen.
•
p.181 Het stuk over Fase 1 en Fase 2 dient herschreven te worden. In tegenstelling tot wat hier staat, is het slechts zeer beperkt mogelijk om uitspraken te doen over de mate van bodemverstoring op strandwallen door middel van booronderzoek. Bovendien is het bijkans onmogelijk om met boringen op een strandwal een vindplaats te ontdekken. De hier geschetste methodiek is dan ook verouderd (zie de KNA Leidraad IVO Karterend boordonderzoek, 2006). Op de strandwal dient dan ook in Fase 1 meteen middels een IVO proefsleuven gezocht te worden naar vindplaatsen. Het Bevoegd Gezag neemt zelfstandig een selectiebesluit aan de hand van (in haar ogen voldoende) voorinformatie uit waarderend onderzoek. Een selectieadvies van een onderzoeksbureau is daarin vrijblijvend.
•
p.185 paragraaf 6.2.2.2 onder de kop Milieueffecten: Archeologisch zijn er nadelen. Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.189 tabeI6.2-1 op de regel Archeologische waarden, in de kolom BKM-Oost, invoegen: Archeologisch waardevol gebied, hoge trefkans
•
p.226 Tabel 9.5-1 op de regel Archeologie en cultuurhistorie, in de kolom BKM-Oost, wijzigen van '-' in '___
11-....
~o
I.
•
p.227 paragraaf Archeologie en cultuurhistorie: bevat onjuiste inschatting van de effecten van plaatsing van locatiaalternatief BKM-Oost. In de derde regel, de zin 'Bij de aanleg van het industrieterrein BKMZ-2 zijn eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden al onderzocht en waar nodig al zijn veiliggesteld.' berust bovendien niet op navraag bij de gemeentelijk archeoloog van Alkmaar of een juiste lezing van het bestemmingsplan maar is een onterechte aanname. In deze alinea moet genoteerd worden dat BKM-Oost archeologisch ongunstig is vanwege de ligging op de terrein met hoge archeologische verwachting.
•
p.228 onder de kop Discussie in deze zelfde paragraaf: de eerste alinea berust op dezelfde misvatting.
Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein Het Mob-terrein is door TAQA gekwalificeerd als van greot cultuurhistorische waarde. Deze kwalificatie wordt als te zwaar aangemerkt (zie eveneens 7.1. onder "Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden") Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit V~~r de waardering van de cultuurhistorische waarden wordt eveneens verwezen naar de zienswijzen onder beeldkwaliteit.
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen In het rapport Bergermeer Gas Storage Beeldkwaliteit 2008 van bureau HzA worden de verschillende locatiealternatieven met elkaar vergeleken met betrekking tot landschappelijke effecten. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende locatiealternatieven voor een puttenlocatie tegen elkaar afgewogen. In de tabel op pagina 54 vindt een waardering plaats. Bij de vergelijking van de locatiealternatieven wordt
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
17
11\.:
~;:) (;:)
to vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op dezelfde locatie. Hierdoor ontstaan een vrij negatief beeld voor wat betreft de geschiktheid van het Mob-terrein. Wanneer een puttenlocatie op het Mob-terrein wordt beoordeeld met de gasbehandeling elders, ontstaat een geheel ander beeld en komt het Mob-terrein vanuit landschappelijk oogpunt juist als meest geschikt uit de waardering. In het MER wordt dit sterk onderbelicht omdat wordt vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein. Tevens blijkt bij een juiste waardering dat de locaties Loterijlanden en Bergerweg Noord vrijwel gelijkwaardig zijn aan elkaar. Het Mob-terrein voor putten en gasbehandeling- en compressie-installatie is vanuit beeldkwaliteitllandschap en cultuurhistorie te negatief weergegeven.
Aansluiting op aanwezige kavelpatronen In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat op de locaties Bergerweg Noord en Mob-terrein minder goed kan worden aangesloten op aanwezige kavelpatronen dan op de voorkeurslocatie. Dit is onjuist. Zoals het schetsje op pagina 51 laat zien kan er juist wei goed worden aangesloten op het aanwezige kavelpatroon op de locatie Bergerweg Noord. Ook voor het Mob-terrein is dit geen enkel probleem. De drie locaties zijn met betrekking tot het punt aansluiting op aanwezige kavelpatronen daarom gelijkwaardig. Aansluiten op bebouwingspatronen In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op bebouwingspatronen' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat (hierbij is discussie over wat wei en niet onder autonome ontwikkeling kan worden verstaan). De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op instal/a ties/massa's In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op installaties/massa's ' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet zeer positief worden (++) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Op het Mob-terrein is reeds bebouwing aanwezig in de vorm van loodsen en bunkers. Er wordt hier dus wei degelijk aangesloten op aanwezige massa's, zodat de waardering met een + in de tabel aangeduid dient te worden.
Ruimtelijk kwaliteitsbeeld Over de toekomstige inrichting van het Mob-terrein bestaan nog geen vastgestelde plannen. De toekomstige inrichting van het Mob-terrein is onderdeel van studie. De zeer negatieve waardering van de locatie op het Mob-terrein bij het onderdeel 'passend in ruimtelijke kwaliteit' is daarom onjuist. De locatie is voor wat betreft dit onderdeel gelijkwaardig aan de andere locaties. Aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen v~~r het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positiefworden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die v~~r de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Een puttenlocatie op het Mob-terrein sluit goed aan op de huidige ruimtelijke samenhang in het gebied aangezien de locatie geheel aan het oog onttrokken zal zijn bij situering op het Mob-terrein. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
18
Geen verstoring van de open ruimte Bij situering van een puttenlocatie op het Mob-terrein zal de locatie geheel aan het oog onttrokken zijn, zodat er in het geheel geen verstoring van de open ruimte plaatsvindt. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan onder Mob-terrein voor dit onderdeel. Mogelijkheden voor mitigerende maatregelen De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn volstrekt gelijkwaardig v~~r wat betreft het nemen van mitigerende maatregelen op landschappelijk niveau. In de tabel op pagina 54 dienen beide locaties een gelijkwaardige waardering te krijgen. Kansen voor structuurversterking landschap In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'structuurversterking landschap' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen v~~r het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden aansluit op aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit is onjuist. Een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden sluit op geen enkele wijze aan op aanwezige cultuurhistorische waarden. In tegendeel zelfs, er treedt namelijk versnippering op van de cultuurhistorische eenheid die de Loterijlanden vormen. De cultuurhistorische betekenis van het Mob-terrein is lager dan in het Beeldkwaliteitplan is aangegeven. De huidige bebouwing is pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen.
Versterken bestaande cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'versterken bestaande waarden' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering van de locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord is gelijkwaardig. Op geen van de twee locaties versterkt een puttenlocatie bestaande cultuurhistorische waarden. Afweging In de samenvatting van de afweging op pagina 55 wordt geconcludeerd dat op ruimtelijk/landschappelijk en cultuurhistorisch gebied het de voorkeur heeft om de puttenlocatie op de voorkeurslocatie BGM te vestigen. Dit is onjuist. Bij een juiste waardering, zoals hierboven weergegeven is het Mob-terrein de meest geschikte locatie. De puttenlocatie kan hier geheel uit het zicht worden gerealiseerd. Zienswijze 7.2. 8eoordeling Mob-terrein Het Mob-terrein is aileen beoordeeld als gecombineerde locatie voor putten en gasbehandeling en compressie. V~~r een goed inzicht in de alternatieven dient deze locatie bekeken te worden vanuit aile 3 de mogelijkheden: dus als a. locatie v~~r de putten, b. als locatie voor de gasbehandeling en c. als locatie voor putten en gasbehandeling. Aile drie de mogelijkheden kunnen goed uit de bus komen wat betreft beeldkwaliteit en landschappelijke waarden. a. Ais puttenlocatie: Zeker als het betekent dat de huidige puttenlocatie bij de Loterijlanden (over 10 jaar) teruggegeven kan worden aan het open weidelandschap. b. Ais gasbehandelingslocatie: Maar ook het niet vestigen van de gasbehandeling op de Boekelermeer is voor de Boekelermeer qua beeldkwaliteit een grote plus. c. Ais gecombineerde locatie: Zelfs een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling/compressie op het Mob-terrein dient voor wat betreft beeldkwaliteit,
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
19
landschap en cultuurhistorie minder negatief te worden beoordeeld dan nu het geval is in de MER. Zienswijze 7.3. 8eoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressie-installatie V~~r aile locaties waar een gasbehandelings- en compressie-installatie wordt gevestigd geldt, dat het altijd een negatieve invloed zal hebben op de dynamiek van het landschap en het gebied. V~~r
de locatie BKM voorkeur en BKM west geldt in beide gevallen dat niet kan worden voldaan aan het geldende beeldkwaliteitplan. De ruimtelijke eisen die gesteld worden aan de bebouwingspercentage en bebouwingsvorm kunnen niet gerealiseerd worden. Dit zijn belangrijke eisen voor het onderdeel "romp" in het Beeldkwaliteitsplan Boekelermeer Zuid 2. De onderdelen "bebouwingspercentage"en "bebouwingsvorm" zijn ten onrechte niet opgenomen in deze twee beschrijvingen onder ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Verder willen we hierbij opmerken dat de invloed van BKM voorkeur groter is op de beelkwaliteit van het bedrijventerrein, gezien de ligging ten opzichte van BKM west. In het MER wordt op een zeer positieve wijze gesuggereerd dat de bebouwingsvorm een interessante en gevarieerde invulling van de locatie van de gasbehandelingsinstallatie oplevert. Het hekwerk rondom dergelijke bebouwingsvormen hebben echter een afstotende werking en tasten de gewenste uitstraling van de Boekelermeer aan. Bij BKM voorkeur wordt gesuggereerd dat deze locatie wellicht kan aansluiten bij de noordelijker gelegen ecologische zone. Er is in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan voor de Boekelermeer echter bewust voor een opdeling gekozen waarbij karakteristieken herkenbaar zijn. Het mengen van karakteristieken leidt tot onduidelijkheid en onleesbaarheid van het bedrijventerrein en moet daarom negatief beoordeeld worden. Bij de beoordeling voor "pass end in ruimtelijk kwaliteitsbeleid" dienen BKM voorkeur en BKM west dus beide minpunten te krijgen. BKM voorkeur, BKM west en Mob-terrein (zie par. 7.2) dienen objectief te worden meegenomen als alternatieve locaties bij de beoordeling omtrent beeldkwaliteit. Op bladzijde 63 staan overigens twee beelden teveel. Deze horen bij de volgende paragraaf. De beoordeling van de beeldkwaliteit voor de gasbehandelingsinstallatie dient aangepast te worden op bovenstaande punten. Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is de tekst in par. 6.1.1.3 over ruimtelijke en landschappelijke effecten evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op de locatie van het Mob-terrein de minste negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer Bovenstaande opmerkingen een aanpassingen van de scores dienen uiteraard ook overgenomen te worden in het hoofdrapport (omschrijvingen en scoretabellen) en in de samenvatting.
Zienswijze 8. Natuurwaarden Zienswijze 8.1. Natuur De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel natuur onjuist: Niet meegenomen in de weging is het verdwijnen van de gruttopopulatie uit de Loterijlanden bij jaarrond boren. Jaarrond boren heeft de voorkeur van TAQA maar is desondanks niet meegenomen in het voorkeursalternatief. Het effect op de grutto's, te weten permanente verstoring en het verdwijnen van de broedvogelpopulatie uit de Loterijlanden wordt daarmee niet meegenomen in de weging. Pas in paragraaf 10.2 wordt aangegeven dat het de voorkeur van TAQA is om jaarrond te
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
20
gaan boren. Door het omzeilen van weging van het effect op de weidevogels wordt de voorkeurslocatie voor wat betreft het aspect natuur te positief gewaardeerd. Bij situering van een puttenlocatie op de locatie Bergerweg of op de locatie van het Mob-terrein vindt bij jaarrond boren in vee I mindere mate verstoring van weidevogels plaats. Op het Mob-terrein zijn de natuurwaarden zeer gering in vergelijking met de locatie BGM voorkeur. Verstoring van natuurwaarden treedt op deze locatie nauwelijks op. Het is daarom onjuist om deze locatie zeer negatief te waarderen met betrekking tot het onderdeel natuur. Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie De aanleg van extra boorputten op de locatie BGM Voorkeur is te beschouwen als een permanente ruimtelijke ingreep met, bij jaarrond boren, blijvende effecten op aanwezige natuurwaarden. Afstemming met de provincie Noord-Holland heeft duidelijk gemaakt dat in dit geval compensatie verplicht is. Dit is in tegenstelling met wat in paragraaf 10.3 wordt weergegeven. Hier wordt weergegeven dat er geen compensatieplicht van toepassing is. Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden Aigemene opmerking is dat de effecten op natuurwaarden zijn beschreven ten opzichte van de huidige situatie in plaats van de referentiesituatie. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in paragraaf 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht. In het MER worden slechts effecten beschreven op beschermde soorten. Effecten op niet beschermde planten- en diersoorten (waarvan er in het plangebied vee I meer voorkomen dan beschermde soorten) komen niet aan de orde. •
Par. 2.1: In paragraaf 2.1 worden de voornaamste activiteiten genoemd die een verstorende werking hebben op natuurwaarden. Hier wordt niet genoemd de aanwezigheid van boortorens.
•
Par. 2.3: Een natuurwaarde die niet wordt genoemd is het feit dat de Loterijlanden als eenheid betekenis hebben voor flora en fauna, waaronder weidevogels. De aanwezigheid van een boorlocatie werkt versnipperend.
•
Op pagina 10, onder D wordt opgemerkt dat het niet bekend is of er beschermde groene kikkersoorten aanwezig zijn. Aile groene kikkersoorten genieten echter bescherming onder de Flora- en faunawet.
•
Pag. 11, onder mitigatie en compensatie. De oude BGM-puttenlocatie inrichten als leefgebied voor weidevogels, zoals hier wordt beschreven, is niet te zien als compenserende maatregel, aangezien het terugbrengen van de puttenlocatie naar de oorspronkelijke situatie te beschouwen is als autonome ontwikkeling. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt immers aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, Effectenmatrix. De effecten voor de BGM-voorkeur (boren buiten broedseizoen) zijn te positief gewaardeerd. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in par. 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, par. 2.5. In de laatste zin van de eerste alinea van 2.5 wordt aangegeven dat de operationele situatie van vergelijkbare of geringere invloed is op de natuurwaarden dan de huidige situatie op de bestaande BGM puttenlocatie. Conform de richtlijnen van het MER dient echter als referentie te worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
Zienswijzen en ad vies milieu-effeclrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
21
•
In par. 2.5 ontbreekt een effectenmatrix. Dient deze te zijn weergegeven op de blanco bladzijde 16?
1\-....
~O
Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie. In het MER wordt op verschiliende plekken opgemerkt dat er 'iets' aan een mogelijke vervuiling van de locatie BGM Voorkeur gedaan zou moeten worden. Op pagina 54 wordt de bestaande vervuiling beschreven alsof bodem en grondwatersanering plaats gaat vinden. Op pagina 144, paragraaf 6.1.1. spreekt men van saneren van een locatie. In paragraaf 6.1.1.1 wordt gesproken over indien er verontreiniging wordt aangetroffen. Onduidelijk is wat wordt voorgesteld. Beoordeling is dus niet mogelijk. Hierop moet het MER nog worden aangevuld. Op dit moment wordt op de voorkeurslocatie van het MER een 'in situ' grondwatersanering uitgevoerd conform de door de provincie afgegeven bodemsaneringsbeschikking. Gebleken is dat voor de uitvoering van de in het MER beschreven boor- en andere werkzaamheden, in relatie tot de Wet bodembescherming, een aantal zaken aan de orde is. Aliereerst moeten de voorgenomen activiteiten bij de provincie worden gemeld. Zij zal dan beoordelen of de voorgenomen werkzaamheden uitvoerbaar zijn, met behoud van de eerder vastgestelde saneringsdoelsteliing. Zonodig kan TAQA een wijzigingsbeschikking Wet bodembescherming aanvragen. Het is zinvol het door Oranjewoud opgestelde bodemrapport BGM 2008, waarin onder andere wordt voorgesteld de ernstig verontreinigde grond af te voeren en de grondwatersanering na gereedkomen van het boorwerk te continueren, nu reeds voor te leggen aan de provincie. Zodoende kan tijdig een inschatting worden gemaakt van kosten en tijdsplanning, in relatie tot de te voeren procedure in het kader van de Wet bodembescherming en de onderliggende uit te voeren technische maatregelen. Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. Wat betreft pagina 66: 'bij gebruik van oliehoudende spoeling (OBM) dient extra aandacht te worden be steed om verontreinigingen te voorkomen'. Bij aile putten die geboord worden zal OBM gebruikt worden. Hoe worden nieuwe verontreinigingen voorkomen?
Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie instaliatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven. Er is in het MER niet ingegaan op het provinciaal beleid ten aanzien van het bedrijventerrein Boekelermeer. Hoewel dit strikt gezien geen milieu-kwestie is, heeft de ontwikkeling van het bedrijventerrein wei degelijk een milieu-insteek gehad. Provinciaal is een ontwikkelingsbeeld opgesteld van het bedrijventerrein Boekelermeer, waarbij in de Boekelermeer sprake zou moeten zijn van een grote werkgelegenheid om forensenverkeer richting de Randstad te beperken. Consequenties toepassen Bevi voor bedrijventerrein Boekelermeer Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het hanteren van een ruimtelijke scheiding tussen risicobronnen en te beschermen vormen van ruimtegebruik een basisregel. Het invloedsgebied van de berekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van de externe veiligheid van TAQA laten een grote impact zien op de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein Boekelermeer. Ais TAQA zich op deze locatie (voorkeurslocatie Boekelermeer) vestigt bedraagt het invloedsgebied externe veiligheid van de instaliaties van TAQA bruto 80 ha. Dit betekent dat: netto 30 ha niet meer of nog slechts beperkt uitgeefbaar is en dat binnen het invloedsgebied ruim netto 7 ha gronden die reeds zijn uitgegeven. Voor deze gronden geldt waarschijnlijk een saneringsplicht. In ogenschouw moet worden genomen dat de Boekelermeer een regionaal bedrijventerrein is met een bruto oppervlak van 205 ha en dat voorziet in de ontwikkeling van bedrijven uit de regio. Belangrijkste uitgangspunten voor de ontwikkeling van dit regionale bedrijventerrein zijn: grootschaligheid; hoge werkgelegenheidsdoelsteliing (40 werknemers per hectare);
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
22
U\.:
~J
(J
lo ..........:
intensief ruimtegebruik; duurzaamheid. Er is in dit gedeelte van Noord-Holland geen ander bedrijventerrein beschikbaar waarop dergelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Tevens moet een onderscheid worden gemaakt tussen een bedrijventerrein en een industrieterrein, op welk laatste terrein TAQA eigenlijk thuis hoort. De realisatie van de installaties van TAQA op het bedrijventerrein doet geweld aan bovengenoemde uitgangspunten en leidt derhalve tot milieuschade (naast grote financiele en economische schade). En dat niet aileen voor de gemeente Alkmaar maar voor de gehele regio. De beperking van het regionale bedrijventerrein is niet in overeenstemming met eerder door het Rijk en de provincie vastgestelde gewenste intensieve gebruik en werkgelegenheidsdoelstelling ervan. Aantasting werkgelegenheidsdoelstelling De doelstelling van Alkmaar is zoveel mogelijk werkgelegenheid realiseren in Alkmaar en uiteraard ook op Boekelermeer, passend binnen de beleidsdoelstellingen van de Provincie en gemaakte afspraken met de regio. V~~r
de Boekelermeer is een streefcijfer van 40 werknemers per netto hectare in het bestemmingsplan genoemd. De vestiging van TAQA op zichzelf past niet in die doelstelling. Oat de vestiging van TAQA weliswaar een bijdrage levert aan innovatiebevordering en mogelijk anderszins 6 laat dat onverlet. Daarnaast zorgt de risicocontour 10- die TAQA met zich meebrengt ten aanzien van het groepsrisico ervoor dat de bijdrage van een groot deel van het bedrijventerrein Boekelermeer aan de werkgelegenheidsdoelstelling klein wordt.
Compensatie bedrijfsgrond: uitbreiding Boekelermeer Het verlies aan intensief uitgeefbaar bedrijventerrein betekent compensatie ervan elders in Alkmaar of de regio. Dit zal onvermijdelijk tot meer infrastructuur en meer verkeersbewegingen leiden en niet positief uitpakken voor het milieu. Het milieueffect hiervan is niet beschreven en niet beoordeeld als effect. Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo Op pagina 176-178 zijn de effecten van de werkzaamheden op de natuur in kwetsbare gebieden van Heiloo niet voldoende beschouwd, zo wordt wei ingegaan op de tijdelijke gevolgen. De permanente gevolgen zijn echter niet beschreven. Gewezen wordt op het landgoed Nijenburg en het Heilooerbos waar aile leidingen met gestuurde boringen worden aangelegd. Deze leidingen worden niet ge"lsoleerd en de effecten daarvan zijn niet beschreven. Ook zijn de effecten op de bestaande bebouwing onvoldoende beschreven. Zo wordt de Kennemerstraatweg gepasseerd met een gestuurde boring nabij de aan deze weg gesitueerde woningen. De mogelijke effecten daarvan zijn niet onderzocht en beschreven. Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart In onderhavig geval is de inrichting milieuvergunningplichtig. De milieuaanvraag moet worden getoetst aan de vigerende wet- en regelgeving. Op dit moment is het Bevi nog niet van toepassing verklaard voor onderhavige mijnbouwinstallaties. Dit betekent dat er nog niet officieel aan het Bevi kan worden getoetst. TAQA geeft aan dat binnen de risicocontour (aangenomen wordt de zogenoemde 10-6 PR-contour) geprojecteerde kantoorgebouwen van derden vallen. Ais dit een kantoorgebouw is met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m 2 per object, dan is er sprake van een kwetsbaar object. Dit zou kunnen betekenen dat de TAQA-installatie op grond van de huidige wet- en regelgeving kan worden vergund. Echter, als de installatie, bij wijziging van het Bevi, onder het Bevi komt te vallen, ontstaat er direct een saneringssituatie. Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven TAQA geeft aan dat dit soort bedrijven restricties oplegt aan naburige bedrijven maar dat er wei zeker andere bedrijven binnen de 10-6 PR contour mogen worden gevestigd. Milieuhygienisch gezien is deze opstelling juist, er zijn echter kanttekeningen bij te plaatsen.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
23
.........
V~~r
de situatie dat er een Sevi-bedrijf aanwezig is, gelden de volgende regels/richtlijnen: Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen 10-6 contour; Seperkt kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan, tenzij er voor de vestiging ter plaatse dwingende redenen zijn; V~~r het groepsrisico geldt formeel geen grenswaarde, aileen een onderzoeks- en verantwoordingsplicht in de toelichting van het voor het gebied op te stellen bestemmingsplan Om het groepsrisico te reguleren dient dan ook het aantal personen in het invloedsgebied in de voorschriften te worden gereguleerd (bijvoorbeeld maxima Ie bebouwingsoppervlakten, bouwhoogte enz).
Sinnen de 10-6 PR contour mogen inderdaad andere bedrijven worden gevestigd, maar met name bedrijven met hoge personendichtheden, zoals kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m 2 per object, zijn hier uitgezonderd, maar ook bedrijven met veel werkgelegenheid (of potentiele groei tot veel werkgelegenheid) kunnen zich hier niet vestigen. Daarnaast is het eigen terrein van TAQA vrij omvangrijk en kent het bedrijf zelf een zeer lage personendichtheid. De vestiging van de TAQA-installaties betekent dat voor een groot deel van het bedrijventerrein de gewenste personendichtheid onmogelijk gehaald kan worden.
Zienswijze 11. Externe veiligheid Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode Zoals reeds eerder in zienswijze 3.3 is opgemerkt, heeft initiatiefnemer in dit kader een conservatieve methodiek toegepast en zijn de resultaten daardoor (aanzienlijk) overschat. Volgens de toegepaste rekenmethode ligt de PR-contour op circa 370 meter van de inrichtingsgrens. Deze afstand wijkt sterk af van de afstand, die tijdens een gehouden overleg is geopperd als zijnde de benodigde ruimte bij toepassing van de beste beschikbare technieken (SST). Ons inziens kan de werkelijke contour pas worden berekend nadat de definitieve plaats van de onderhavige installaties bekend is, dus de situatie zoals die in de vergunningaanvraag Wet milieubeheer en Woningw'et zal worden opgegeven. In het kader van het zogenoemde groepsrisico (GR) gaat men in de berekening uit van een (relatief) lage personendichtheid. Indirect wordt hierdoor een inbreuk gedaan op de toelatingsmogelijkheden van andere functies op het onderhavige bedrijventerrein en wordt de gronduitgifte onnodig beperkt. Zienswijze 11.2. De SST zijn niet opgenomen in het MER In het MER is met SST voor de gasbehandelingsinstallatie een veiligheidscontour van 370 m berekend. In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 wordt melding gemaakt van mogelijke verbetering van de installatie waardoor de contour teruggebracht kan worden tot 270 m. Dit doet bij ons de vraag rijzen of de best beschikbare techniek wei wordt beschreven in het MER.
Zienswijze 12. Geomechanische aspecten Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld In het uitgevoerde onderzoek is aileen gekeken naar de effecten van in gebruik name van de putten. Er is niet gekeken naar de lange termijneffecten. In het uitgevoerde onderzoek wordt aangegeven dat hier nader onderzoek naar zou moeten worden verricht dit is niet gedaan in het kader van het MER. In paragraaf 8.3 p. 220 worden de conclusies samengevat. De algemene tendens van deze conclusies is dat het allemaal wei meevalt. Terwijl een groot deel van de effecten niet bekend is; effect van productie op het veld. Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 naar aanleiding van het niet aanvaarden van het MER door Sergen wordt gezegd dat de lange termijn effecten op de stabiliteit van het gasveld niet kunnen worden onderzocht, omdat daarvoor de activiteit van het veld na ingebruikname moet worden
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergenneer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
24
onderzocht. Deze gegevens zijn nu niet bekend. Dit antwoord maakt duidelijk waarom niet aan deze richtlijn is voldaan. Echter, vervolgens komt dan een uitleg van TAQA waarom zij het verdere onderzoek van TNO niet willen laten uitvoeren. TNO zegt dat op basis van de breukvlakken nooit een zwaardere beving zal plaatsvinden dan 3.9 op de schaal van Richter. Een volgens de overheid aanvaardbaar risico (hierbij is niet beschreven welke overheid dit aanvaard heeft en op basis van welke criteria dit is). De Bevingen in 1994 en 2001 hadden een kracht rond 3.5 op de schaal van Richter. Bij besprekingen wordt dit vergeleken met een grote vrachtwagen die langsrijdt. Dit is echter niet de beleving van de mensen die de beving hebben gevoeld. Onbekend is wat het effect van stress is op de stabiliteit van het veld. Dan kan de beving wei niet groter zijn dan 3.9, maar wat als het in zomer vullen en in de winter produceren een jaarlijkse beving kan opleveren? Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden In de toelichting wordt verwezen naar andere velden waar reeds sprake is van gasopslag en dat daar geen bevingen worden waargenomen. Dit betreft echter velden waar geen sprake is van een breukvlak. Bovendien zijn deze velden andere in omvang en is derhalve en vergelijking niet op zijn plaats. Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal De rapport met betrekking tot geomechanische effecten is in het Engels geschreven. Dit is in strijd met artikel 7: 10 lid 2 van de Wet milieubeheer. Er is geen toestemming verleend het rapport in het Engels op te stellen, noch is de legitimatie van de Engelse taal in de Richtlijnen gegeven.
Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer De negatieve invloeden van het project op werkgelegenheid en het milieu in relatie tot het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 heeft bij de afweging geen rol gespeeld. De vergelijkingen van de voornemens en de alternatieven is daarmee onvolledig. Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel ruimtelijke omgeving en landschap onjuist: Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is weging in de tabel van 9.5.2 met betrekking tot ruimtelijke omgeving en landschap evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op het Mob-terrein de minst negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 13.3. Referentiesituatie Door TAQA is aangevoerd dat wei wordt voldaan aan de richtlijnen doordat rekening is gehouden met de autonome ontwikkelingen (zijnde dat het veld ook bij beeindiging van de activiteiten op het Bergermeer veld nog ten minste tien jaar in gebruik zou zijn). TAQA stelt dat het uiteraard wei zo is dat ook het tijdstip van het terugbrengen in de oorspronkelijke staat invloed heeft op de vergelijking van het voornemen en de alternatieven Mob-terrein en Bergerweg Noord. Ook stellen zij dat de verschillen echter niet erg groot zijn omdat de alternatieve locaties Mob-terrein en Bergerweg Noord sowieso op een aantal punten slechter scoren, ongeacht of en wanneer de Bergermeer locatie wordt verlaten. De gemeenten verschillen hierbij nog steeds van inzicht met TAQA. Autonome ontwikkelingen zijn naast 'natuurlijke' ontwikkelingen ook ontwikkelingen op grond van vigerend overheidsbeleid. De BGS zal 40-50 jaar in bedrijf zijn. De ervaring is dat het wellicht nog langer duurt. Nu reeds wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor het opslaan van CO 2 . Dit kan ook worden geschaard onder autonome ontwikkelingen. Dit zou kunnen betekenen dat bij ontmanteling van de opslag van methaangas een andere toepassing van het veld zou kunnen plaatsvinden. Waarbij in gebruik name voor de winning van gas, nog gesproken werd over teruggave aan de natuur na einde productie, wordt
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
25
~",,,
~o
daar in dit traject niet over gesproken. Een autonome ontwikkeling zou kunnen zijn dat het veld ook na de opslag van gas, gebruikt zou kunnen gaan worden voor andere doeleinden. Nog steeds is de verkeerde referentie gebruikt bij de beoordeling van de verschillende aspecten. Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria In de beoordeling is ook planologie en bestuur en technische en economische aspecten (kosten) meegenomen. Dit zijn echter geen milieuaspecten en dienen niet bij de beoordeling te worden meegewogen. TAQA licht hierop toe dat op verscheidene plaatsen in het MER is vermeld dat alternatieven en maatregelen realistisch moeten zijn. Tevens zeggen zij dat deze aspecten niet zo zwaar meetellen als de overige aspecten. Het vervelende is echter dat de milieu-aspecten zijn uitgewerkt in het hoofdrapport en de achtergronddocumenten, waar dit niet geldt voor planologie en economische haalbaarheid. Alternatieven worden slechter beoordeelt, omdat ze duurder zijn, de vergunningverleningsprocedure langer zal duren of er treed om andere redenen een vertraging op. De reden waarom bepaalde onderdelen beter of slechter scoren is derhalve niet te achterhalen. Waarom deze aspecten in een milieu-effecten vergelijking meenemen? Ais ze uiteindelijk doorslaggevend zullen zijn bij de bestuurlijke keuzen en bedrijfs-economische keuzen die gemaakt moeten worden met 'neutrale' milieu-informatie als een van de beslissingscriteria. Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten Het opnemen van niet-milieugerelateerde vergelijkingscriteria heeft tot gevolg dat de beoordeling van de installaties in de verschillende scorekaarten (tabellen 9.5-1, -2 en -3) een vertekend beeld geeft. Ten eerste wordt verwezen naar hetgeen hierboven onder zienswijze 13.5. (planologie en bestuur) is overwogen. Daarnaast is heeft de het vergelijkingscriteria technische en economische haalbaarheid en milieuzorg zowel beleidsmatige- als milieuaspecten in zich. Doordat onderwerpen in de scoretabellen zijn opgenomen als een vergelijkingscriteria kan geen onderscheid worden gemaakt. Hieronder valt bijvoorbeeld de zeer relevante afweging met bestrekking tot de referentiesituatie. Ook spelen kosten een rol bij de afweging. Het op deze wijze afwegen van deze aspecten geeft een vertekend beeld in aile scorekaarten. Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen De vergelijkingscriteria worden gebruikt voor de vergelijking van het voornemen en de cilternatieven. Verschillende onderwerpen zijn echter niet of onjuist gewogen. Deze verkeerde of onjuiste weging wordt beschreven in de zienswijzen per onderwerp. Wij willen daarom verwijzen naar de zienswijze met betrekking tot natuur, geluid, archeologie en beeldkwaliteit, waarbij per onderwerp steeds is ingegaan op de weging. De verschillende wegingen zijn derhalve niet juist opgenomen in de scorekaarten. Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen Ondanks de richtlijnen zijn de alternatieven van het leidingentrace op basis van milieuoverwegingen, niet plaatsgehad (zie zienswijze 4.8). Ten onrechte is in het MER dan ook geen vergelijking van het voornemen en de alternatieven van dit onderwerp opgenomen.
Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer In paragraaf 10.1 wordt het meest milieu vriendelijke alternatief (MMA) beschreven. Hier wordt aangegeven dat de locatie BGM Voorkeur het MMA is voor wat betreft de puttenlocatie. Dit is onjuist. Bij een juiste effectbeschrijving en weging van de effecten en bij het loslaten van de combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein is situering van de puttenlocatie op het Mobterrein te beschouwen als MMA. Zienswijze 14.2. Jaarrond boren TAQA heeft in het uitvoeringsalternatief gekozen voor jaarrond boren. Deze keuze heeft grote gevolgen voor natuur (het verdwijnen van de grutto) en de omwonenden (permanente grote verstoring door geluidsoverlast). TAQA streett er naar jaarrond te boren in verband met de grote besparingen in geld en tijd die dit met zich meebrengt. Ook leidt jaarrond boren volgens TAQA tot een aanzienlijke kortere totale boortijd, minder hinder en een verlaging van een aantal milieuaspecten als geluid, licht en verkeer. Het niet jaarrond boren zou volgens ons geen effecten moeten hebben op de totale
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
26
(;:) W"': "..... 11-"" ~O
boortijd, het geluid en het licht, want het aantal putten blijft gelijk. Er zal iets meer hinder zijn door het opbouwen en afbreken van de boorinstallaties en de hierbij behorende vrachtwagenbewegingen. Het extra aantal bewegingen staat echter niet in verhouding tot de normale drukte op de Bergerweg. Hier staat tevens tegenover dat het een deel van het jaar helemaal rustig zal zijn indien gekozen wordt voor niet jaarrond boren. Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA Samenstelling MMA en uitvoeringsalternatief kan niet op basis van onderhavig Mer. De best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu zijn in het rapport niet, niet objectief en bevooroordeeld opgeschreven en gewogen.
Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi De leemte met betrekking tot het niet van toepassing zijn van het Bevi, is ten onrechte niet opgenomen. Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten In het achtergrondrapport doet TNO een aanbeveling voor nader onderzoek bij ingebruikname. Dit is niet opgenomen in het hoofdrapport. Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan Op het moment van het uitkomen van het MER was het nog niet duidelijk of een Streekplanaanpassing moet plaatsvinden. Het MER gaat hier niet op in.
Zienswijze 16 Com pensatie Boekelermeer Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 De externe veiligheidscontour 10-6 beslaat een gebied van bruto 72 ha (excl. Taqa) waarvan 64 ha op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 (grootte bruto 205 ha). Oat is 31 % van het oppervlak van dit bedrijventerrein. Deze contour bepaalt het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein conform de ambities van het vigerend bestemmingsplan en regionale afspraken en zal voor de regio gecompenseerd moeten worden. V~~r bedrijven die nu niet meer op Boekelermeer Zuid 2 terecht kunnen, zal een alternatieve locatie van vergelijkbare grootte gezocht moeten worden. Mede in het licht van de eis van de provincie dat aile bedrijfsgrond, die anders wordt gebruikt dan bedoeld in de bestemmingsplannen, gecompenseerd moet worden. Oat betekent dat ergens binnen de regio bedrijfsgrond voor hetzelfde type bedrijvigheid als nu mogelijk is op Boekelermeer Zuid 2 gevonden moet worden. Het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is bedoeld voor: opvang van groeiende regionale bedrijven zodat deze voor de regio behouden blijven; opvang van hinderlijke regionale bedrijven op locaties waar deze bedrijven andere ontwikkelingen verhinderen aantrekken van bedrijven uit het zuiden (zuidkant van de HAL-regio aan de A9) waardoor werkgelegenheid wordt aangetrokken en woon-werkbalans verbetert terwijl er geen onnodige milieubelasting en belasting van de infrastructuur de regio ontstaat spreiding van werkgelegenheid over de regio (naast Breekland en de Vork in het noorden). Compensatie zal dan ook aan de zuidkant van de HAL-regio gevonden moeten worden. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is een regionaal bedrijventerrein en is grootschalig van aard. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 3 is primair bestemd voor bedrijven uit Heiloo, Castricum, Limmen, Uitgeest en is klein en met relatief kleinschalige inrichting. Deze diversiteit is nodig voor de economie van de regio. Boekelermeer Zuid 3 kan daarom geen compensatie bieden voor het verlies aan werkgelegenheid op Boekelermeer Zuid 2 uitgaande van de nu aangegeven veiligheidscontour bij vestiging van de gasbehandelings- en compressie-installaties van TAQA.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
27
11'\';
(;:)
b
to
'.'.
v. Conclusie In zeer korte tijd heeft TAQA een groot aantal onderzoeken laten verrichten, waarvan de meeste onderzoeken terdege verricht zijn. Op enkele onderdelen lijkt de vertaling van de achtergronddocumenten in het hoofdrapport echter tekort te schieten. Vaak moeten de achtergronddocumenten integraal worden beoordeeld om te komen tot de daadwerkelijke effecten van een ingreep. Her en der worden effecten in het hoofdrapport genuanceerd of zelfs gebagatelliseerd (zo erg is het allemaal niet). Door TAQA wordt steeds gezegd dat het MER de samenvatting, het hoofdrapport en de achtergronddocumenten betreft, maar waarom een hoofdrapport schrijven als men voor een aantal conclusies toch echt de achtergronddocumenten moet raadplegen. Ons inziens kan het hoofdrapport aangescherpt en verbeterd worden. Met name op de afwegingen van de verschillende locaties die in het rapport gebeuren kan op verschillende wijzen afgedongen worden, zoals uit de naar voren gebrachte zienswijzen blijkt. Echter ook achtergronddocumenten dienen te worden aangepast. Ons verontrust ten zeerste welke gevolgen de ingebruikname van de nagenoeg lege velden zullen hebben, zo wordt de geluidoverlast voor de omgeving die zal optreden bij het boren van de putten genoemd. Nu al wordt door TAQA aangegeven dat naar aile waarschijnlijkheid niet aan de normeringen zal kunnen worden voldaan. Bovendien weet men nog niet welke apparatuur voor de boringen beschikbaar zal zijn. Tevens is een groot punt het effect van productie, dus inpompen en produceren van aardgas, op de seismische activiteiten van het veld. Ook de effecten op de natuur baren ons grote zorgen. Tenslotte heeft het vestigen van de gasbehandelings- en compressieinstallatie grote gevolge v~~r het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, maar tevens voor de bedrijven in de nabije omgeving. Voorts dient ook de samenvatting verbeterd te worden tot een document waarop bestuurlijke besluitvorming mogelijk wordt. Oat daarvoor meer pagina's nodig zijn dan de richtlijn aangeeft is geen argument om de samenvatting onder te maat te houden. Er kunnen ook wei wat foto's en redactionele kaders vervallen om ruimte te creeren voor voor besluitvorming relevante informatie. Wij verzoeken TAQA en het onderzoeksbureau DHV aile rapporten, bijlagen en het MER nogmaals nauwkeurig te bestuderen in relatie met genoemde zienswijzen en adviezen om zo te komen tot een deugdelijk en inhoudelijk onberispelijk milieu-effectrapport, waarin conclusies worden gedragen door de inhoud ervan en waarin aandacht is besteed aan aile relevante milieuaspecten.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
28
t_
o NDE R
rijksdienst v~~r crcheologie. cultuurlcndschcp en monumenten
o o
IC
o
n~sr"\
L T UUR N 3 ! 3 II
S C HAP
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt
Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Ol'l5l<enmerk
Uw brieflkenmerlt
R&6-2oo9-2
13 jonuori 2009 ETlEM19oo11oo
Beholldeld door
Onderwerp
Datum
MER Gosopslog Bergermeer (T AQAl
19 februori 2009
Geochte heer, mevrouw Hortelijk dank voor het toezenden von een exemplaar van het Mi lieueffeclropport ~Gosopslog
Bergermeer". Gelet op artikeJ 7.20 I e lid van de Wet Milieubeheerzend ik u hierbij het advies nomens de minister von
oew.
Archeologie
In het odvies voor de richtlijnen ten behoeve van het milieueffectropport is in § 5.6 de volgende passage opgenomen : "Wanneer uit bureouonderzoek blijkt dot er mogelijk orcheologische vindplootsen oonwezig zijn don dient door veldonderzoek te worden vostgesteld of dit inderdood zo is. Uit het MER moet blijken wot de omvong en begrenzing von eventuele orcheologische vindplootsen is en of deze behoudenswoordig zijn.H Het MER Gosopslog Bergermeer concludeert op basis von bureouonderzoek (door AAe) en een oonvullende oplegnotitie (door Oronjewoud) dot er inderdood sproke is von bekende en mogelijke orcheologische vindploatsen . Er heeft echter geen aanvullend inventariserend veldonderzoek plootsgevonden om omvong. begrenzing en mote van behoudenswoordigheid vast te stellen . Hierdoor is het niet mogelijk om op basis von feitelijke kwolitotieve informatie over orcheologie een besluit te baseren . Het MER zeit geeft dit oak aan : § 5.4.3 Archeologische gebiedskenmerken per locotie:
Er wordt oangegeven dot niet bekend is of de bodem ter plaotse von de leidingtraces 01 geroerd is of niet. Om hier met zekerheid een uitsprook over te kunnen doen zou veldonderzoek gedaan moeten worden. Postbu5 UiOO 3800 BI> Amersfoorl T033-42171,21 F OJ3·I,Z 17 799 Il'1fo(Droc:m.1'I1 www_roc:m .1'I1
RACM Amenfoort Kerks\root I 3Bl1 ~ Amersfoorl T 033·42 27 777 F 033·1,2 27 799
RACM LelYSlod Ooslvoorder$dJlk 01-()1. 62 41, PA Lelystod T 03ZO-269 700 F0320·269750
RAC M Zeisl Broedetpleil'l41 3703 CO Ziffl;\ T 030-69 83 211 F 030·69 16189 112
o NDE R
rijksdienst voor archeologie. cultuurlandschap en monumenten
f.
o
o
<0
o
nJSf,1I
L T UUR N 3 1 3 II
S C HAP
f. f.
Ons kenmerk
R&8·2009·2 Een poor opmerkingen bij het Hoofdropport: • • •
Figuur 5.4-1 is door het ontbreken van een topogrofische ondergrond en een onduidelijke legenda niet goed te interpreteren. In lobel 5.4-1 is per olternatief helder oongegeven welke orcheologische sporen verwocht kunnen worden. Het goat hierbij echter om verwochtingen en niet om feitelijke informotie. Het rapport geeft in Hoofdstuk 6 hieren daoroon welke mogelijke effecten er zijn Lo.v. mogelijke archeologie. TobeI6.1-S geeft een vergelijking von de olternatieven op grand von orcheologische aspecten. Deze ospecten bestoon uil kwontitotieve gegel/ens, niet uil kwolitatieve gegel/ens. o De voriobele "Het oontol AMK-terreinen dot wordt doorsneden~ zegt bijvoorbeeld niets. Zijn dit iedere keer dezelfde 2 of 3 terreinen? Wot is de orcheologische waarde van de terreinen? Is het mogelijk de ingreep zo uit te voeren dot een of meerdere van deze terreinen niet geroerd worden (bijvoarbeeld een gestuurde boring eronderdoor?) o
o
Hoeveel m2 wordt doorsneden? Het oontol woornemingen zegt oak niets: de ene waarneming betreft een melding von de vondst von een fragment keromiek en de andere waorneming betreft een opgroving door amateurs. Bij deze variabele dient onderscheid tussen de aard van de waarnemingen gemaokt te worden. Het oontal doarsneden hectare hage en middelhage orcheologische trefkans ligt relotief dicht bij elkaor. Hiermee is dit een voriabele die omper onderscheid tussen de verschillende vorionten oonbrengt. Bovendien is een trefkons een statistische kons. dit zegt njets over of er daodwerkelijk orcheologie aonwezig is en zo ja. wot de kwaliteit van de betreffende sparen is en of deze behouden dient te worden.
Cult uurla ndsc hap en historische (steden)bouw Deze twee ospecten zijn meegenomen onder de noemer landschap. waarbij voorof gekeken is naor de landschoppelijke inpassing in de zin von visuele beleving. De betekenis. relotieve zeldzaomheid en goafheid en somenhong von de 10ndschoppelijke en cultuurhistorische woorden (zie Richtlijnen-odvies) is hiermee niet in beeld gebrocht. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. HOOQochtend. Rijk.sdienst voor Archeologie. Cultuurlondschop en Monumenten
Consulent. Plonvorming en Ruimtelijke Ordening
'"
0(~F~~)~
~~~ ~'lcmtJri(J victrix!
(~
r,
gemeente AL~
11\;
11\; lliN
Ministerie van Economische Zaken Postbus 20101 , 2500 EC 'S-GRAVENHAGE
Uw kenmerk
Dns kenmerk
ET/EM/9000738
SO/2405
Uw brief d.d.
Behandeld door
Toestelnummer
Bijlagen
07.01.2009
1
Dnderwerp
Datum
Indienen zienswijzen op Mer Bergermeer Gasopslag (T AQA)
16.02.2009
VfRZOMDEN 1 8 FEB. 2009 Geachte heer Het Mer Bergermeer Gasopslag, de vergunningaanvragen en de andere relevante stukken (startnotitie, adviezen, inspraakreacties en richtlijnen) liggen vanaf 15-01-2009 ter inzage. Een ieder is in de gelegenheid zienswijzen in te dienen tot en met 26 februari 2009. Naast indiener van zienswijzen zijn gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het Mer die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de Mijnbouwwet. Bijgaand ontvangt u, mede namens de gemeenten Bergen, Heiloo en Schermer, de zienswijzen en adviezen met betrekking tot het milieueffectrapport Bergerme~r Gasopslag. De ingediende zienswijzen kunnen eveneens worden opgevat als adviezen. Naast het Mer zijn tevens vergunningaanvragen ingediend voor: de Revisievergunningaanvraag Wet milieubeheer gasopslag en waterinjectie Bergermeer Vergunningaanvraag (oprichtingsvergunning) Wet milieubeheer gasbehandeling en gascompressie Boekelermeer Aanvraag vergunning pijpleiding op grond van artikel 94 Mijnbouwbesluit. Met betrekking tot de revisievergunning en de oprichtingsvergunning wordt het college van burgemeester en Wethouders van Alkmaar op grond van artikel 8.7 Wmb lid 1 onder b. door het ministerie van Economische Zaken in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het ontwerp van de beschikking op de aanvraag van deze vergunningen. Wij willen u op het volgende wijzen. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is een nieuwe weigeringsgrond bij het verlenen van een milieuvergunning opgenomen. Overeenkomstig artikel 8: 10 lid 3 van de Wet milieubeheer kan een milieuvergunning worden geweigerd indien bij verlening ervan strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan. Voor beide bovengenoemde aanvragen Wet milieubeheer geldt dat verlening ervan strijd oplevert met de geldende bestemmingsplannen. De bestemming van de huidige gasputtenlocatie is gaswinning. Dit is beoordeeld als zijnde niet hetzelfde als injectie en productie van gas. Voor de oprichtingsvergunning geldt, dat de benodigde ruimte op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, zoals aangegeven in het Mer niet overeenkomt met de milieucategorie 5.1 inrichtingen van het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat deze aanvragen moeten worden aangehouden in het kader van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening.
• bezoekadres
* ballk
MALLEGATSPLEIN 10
BNG 28.50.27.573
* Postadres POSTBUS 53 1800 Be ALKM AAR
* tdeJooll (072) 548 88 88
* tdeJax 'I-
www.alkmaar.nl
(072) 548 87 77
t-
o (
'" Vervalg briet
2405 -
(biz. 2 ) In de procedure omtrent de benodigde milieuvergunningen zulten wij advies uitbrengen over het antwerp van de beschikking.
Ten aanzien van de pijpleidingen zijn in het Mer geen alternatieven beschreven. Hierin heeft het Mer een tekortkomlng die cns inziens nag zal moeten worden aangevuld , alvorens besloten kan worden over een te verlenen vergunning voor de benodigde pijpleidingen . In de procedure omtrent de benodigde vergunning voar de pijpleidingen zul1en wij overeenkomstig de wettelijke bepalingen advies uitbrengen dan wei zienswijzen indienen. Wij verzoeken u cns te informeren over de voortgang van bovengenoemde vergunningen.
Naar cns oordeel is het ingediende Mer op dit moment niet toereikend om te worden gebruikt bij de door Initiatiefnemer aangellraagde en benodigde besluiten . Per gelijke post brengen wij de zienswijzen en adlliezen ter kennis lIan de commissie m.e.r. Initiatiefnemer zullen wij elleneens informeren oller onze bedenkingen op het Mer.
Hoogachtend, het college lIan burgemeester en wethauders lIan Alkmaar, burgemeester, P.M. Bruinooge
171,.
~
secre:r;;
d
-,c:-~ox~~===::<",::::::::::::::::;:::::::=,~
J.G, :7
Kapie + bijlage aan: Cammissie m.e.r., t.a.lI. Taqa Energy B.V., t.a.lI.
, Pastbus 2345, 3500 GH Utrecht , Pastbus 11550, 2502 AN Den Haag
tv
o
: 0
III
,.
'0
HElL?
G[MUNTt_. . . .
gtmttnlf U'GEN
Zienswijzen en adviezen
Inzake: Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer T AQA
Gemeente Alkmaar Gemeente Bergen
Gemeenle Heiloo Gemeente Schermer
13 februari 2008
.
11\,; (~ (~
~o
I.lnhoudsopgave 11\,;
I. Inhoudsopgave ................................................................................................................................... 2
hoi II. Inleiding ................. '............................................................................................................................. 4 III. Wettelijke kader ................................................................................................................................ 5 IV. Zienswijzen ....................................................................................................................................... 7 Zienswijze 1. Samenvatting .............................................................................................................. 7 Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming ..................................................................................................... 7 Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER ......................................... 7 Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen ........................................................................................................ 7 Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet .............................................................. 7 Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar ........................................................................................ 7 Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 ............................................................... 7 Zienswijze 3. Wettelijke kader .......................................................................................................... 7 Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven ....................................................... 7 Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode ...... 8 Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen .... 8 Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid ................................................................................................. 8 Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 ............................................................................................ 8 Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen ...................................................................................... 9 Zienswijze 4. Beschrijving en voornemen en alternatieven .......................................................... 9 Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze ................ 9 Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder .......................................................................................... 9 Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven .................................. 9 Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties ............................................................................................ 9 Zienswijze 4.5. Aan leg puttenlocatie .......................................................................................... 10 Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen ................................................................ 10 Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM ............................................................................................. 10 Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace ... 10 Zienswijze 5. Geluid ......................................................................................................................... 11 Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde ................................................................................................ 11 Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie ................................ 12 Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid· en trillinghinder ................... 12 Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder ....... 13 Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER ...................................... 14 Zienswijze 6. Archeologie ............................................................................................................... 14 Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld .................................................................... 14 Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader .................................................................................................................... 14 Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend ............................................... 14 Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist ................................................................................. 16 Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob·terrein ..................................................................................... 17 Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit.. ................................................... 17
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
2
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit ............................................................................................................ 17 Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen ................. 17 Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein ................................................................................... 19 Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelingsl en com press ieinstallatie ............................................................................................................. 20 Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist .... 20 Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer ................................................ 20 Zienswijze 8. Natuurwaarden .......................................................................................................... 20 Zienswijze 8.1. Natuur .................................................................................................................. 20 Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie ............................................................................... 21 Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden ..................................................................................... 21 Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten ............................................................................................ 22 Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie ............................................................... 22 Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. ........................................................ 22 Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven ................................................ 22 Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven ................................................ 22 Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo ......................................................................................... 23 Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart ...................................................................................... 23 Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven ............................................... 23 Zienswijze 11. Externe veiligheid ................................................................................................... 24 Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode ......................................................................... 24 Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER. ...................................................... 24 Zienswijze 12. Geomechanische aspecten ................................................................................... 24 Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld ..................................................... 24 Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld ........................................................ 24 Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden ................................................................ 25 Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal .......................................................................... 25 Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven ................................................ 25 Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer ................................................... 25 Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein .................................................................. 25 Zienswijze 13.3. Referentiesituatie ............................................................................................. 25 Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria ................................................ 26 Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten ............................................. 26 Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen .............................................. 26 Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen .................................................. 26 Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief .............................................................................. 26 Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer ............................................ 26 Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA .......................................... 27 Zienswijze 15. Overzicht in leemten en ken n is ............................................................................. 27 Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi .......................................................................... 27 Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten .......................................... 27 Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan ..................................................................................... 27 Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer ................................................................................... 27 Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 .................................... 27 V. Conclusie ......................................................................................................................................... 28
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
3
11''';
C:J
, (:1
to II. Inleiding Het milieu-effectrapport (MER) Gasopslag Bergermeer ligt ter inzage van 15 januari tot en met 26 februari 2009 bij de gemeenten Bergen, Heiloo, Schermer en Alkmaar. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend door eenieder. Bovendien zijn de gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het MER die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de Mijnbouwwet. Een milieu-effectrapport (MER) levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Het rapport vermeldt de milieugevolgen van een plan of project en de mogelijke (milieuvriendelijker) alternatieven. Het MER is door de gemeenten Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer gemeenschappelijk beoordeeld. In het hoofdrapport van het MER zijn een aantal keuzen gemaakt en conclusies getrokken waar de gemeenten niet achter staan. Oit is met name op het gebied van geluid, archeologie, beeldkwaliteit, natuur, externe veiligheid en de eventuele seismische effecten van het gasveld. Tevens zijn zienswijzen opgenomen met betrekking tot de interpretatie van de achtergronddocumenten en de afweging van de verschillende milieu- aspecten. AI deze aspecten zijn nader uitgewerkt in bijgaand zienswijzen document. Oit document kan tevens gelezen worden als ad vies inzake de wettelijke taak die de gemeenten hebben. Het zienswijzen document is zoveel mogelijk ingericht in volgorde van het MER.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
4
III. Wettelijke kader It...: !lIN
Ingevolge artikel 7:20 lid 4 van de Wet Milieubeheer kunnen de zienswijzen slechts betrekking hebben op de gestelde regels inzake de inhoud van het MER, zoals omschreven in artikel 7: 10 van de Wet milieubeheer dan wei op onjuistheden die het rapport bevat. Daarbij moet rekening gehouden worden met de gegeven richtlijnen inzake de inhoud van het MER. Artikel7:10 van de Wet milieubeheer bepaalt het volgend: 1. Een milieu-effectrapport bevat ten minste: a. b.
een beschrijving van hetgeen met de voorgenomen activiteit wordt beoogd; indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven; 2°. een besluit: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de wijze waarop zij zal worden uitgevoerd, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;
c.
indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven; 2°. een besluit: een aanduiding van het besluit of de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport wordt gemaakt, en een overzicht van de eerder genomen beslissingen van bestuursorganen, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven.
d.
een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover de voorgenomen activiteit of de beschreven alternatieven daarvoor gevolgen kunnen hebben, alsmede van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien die activiteit noch de alternatieven worden ondernomen; e. een beschrijving van de gevolgen voor het milieu, die de voorgenomen activiteit, onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben, alsmede een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven; f. een vergelijking van de ingevolge onderdeel d beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu met de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit, alsmede met de beschreven gevolgen voor het milieu van elk der in beschouwing genomen alternatieven; g. een overzicht van de leemten in de onder d en e bedoelde beschrijvingen ten gevolge van het ontbreken van de benodigde gegevens; h. een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor de beoordeling van het milieu-effectrapport en van de daarin beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschreven alternatieven.
2. Het milieu-effectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien het rapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag aan degene die de activiteit onderneemt, bij het geven van de in artikel 7.15 bedoelde richtlijnen toestemming verlenen het rapport in een daarbij aan te wijzen andere taal te stellen. De in het eerste lid, onder h, bedoelde samenvatting is steeds in de Nederlandse taal gesteld. Indien een activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben. 3. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit behoort tot de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven in ieder geval het alternatief waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen, dan wei, voor zover dat niet mogelijk is, deze met
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
5
..(;:1 ~...;
"-.
r...;
ll/ll,
gebruikmaking van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu, zoveel mogelijk worden beperkt. 4. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag bepalen dat, indien niet aile nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt, bij de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven tevens de mogelijkheden worden beschreven om door het treffen van voorzieningen of maatregelen elders de resterende nadelige gevolgen te compenseren. 5. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan: a. stemt het bevoegd gezag het rapport, waaronder het detailniveau daarvan, af op de mate van gedetailleerdheid van het plan en op de fase van het besluitvormingsproces waarin het plan zich bevindt, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hierarchie van plannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hierarchie; b. mag gebruik worden gemaakt van andere milieu-effectrapporten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald en beschreven. TAQA heeft er voor gekozen de project M.e.r.-procedure te doorlopen 1. Het MER moet en is toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r .. De commissie is in de gelegenheid om tot uiterlijk vijf weken na de ter inzagetermijn (5 weken na 26 februari 2009, dus tot 2 april 2009) in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Hiertoe is op 23 maart 2009 een eindgesprek toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. ingepland. De gemeenten zijn als wettelijke adviseur uitgenodigd voor dit gesprek. De Commissie voor de m.e.r. heeft een werkgroep ingesteld. Overeenkomstig artikel 7:26 van de Wet milieubeheer betrekt de Commissie m.e.r. in haar advies de uitgebrachte adviezen en de naar voren gebrachte zienswijzen. De adviezen en zienswijzen opgesteld door de gemeenten dienen dan ook zo snel mogelijk te worden toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r. Ditzelfde geldt uiteraard voor de overige ingediende adviezen en zienswijzen.
1 Het MER ziet op zowel besluitvorming (milieuvergunning en vergunning Mijnbouwwet), als planvorming (bestemmingsplannen van de gemeenten) zodat het project zowel de project m.e.r.-procedure als de plan m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Omdat de vereisten voor een project m.e.r.-procedure zwaarder zijn, is er voor gekozen die procedure te doorlopen en daarbij tevens invulling te geven aan de procedurele vereisten van een plan m.e.r.-procedure.
Zienswijzen en advies milieu-effectrappOrl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
6
IV. Zienswijzen Zoals eerder vermeld zijn de gemeenten zowel wettelijke adviseur als belanghebbende. In onderhavig zienswijzengeschrift wordt hierin echter geen onderscheid gemaakt. Per deelonderwerp zijn zienswijzen ingediend, die zo nodig kunnen worden gelezen als adviezen van de gemeente in de rol van wettelijke adviseur. Waar zienswijze staat, kan eveneens ad vies worden gelezen.
Zienswijze 1. Samenvatting Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming Overeenkomstig artikel7:10 lid 1 sub h. van de Wet milieubeheer moet het MER een samenvatting bevatten die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft op de volgende punten: - de beoordeling van het MER; - de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteiten; - de beschreven alternatieven. De samenvatting moet een document zijn, waardoor het publiek en de besluitvormers zich in hoge mate kunnen laten leiden. Zo is tevens bevestigd, in de door de Commissie voor de m.e.r., opgestelde richtlijnen. De samenvatting van het MER Bergermeer Gasopslag voldoet niet aan dit vereiste. Op de onderwerpen archeologie, geluid, natuur, geomechanica, landschap, cultuurhistorie en externe veiligheid is de samenvatting summier en biedt deze een onvoldoende objectieve weergave van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken. Bovendien wordt in de samenvatting toegeschreven naar bepaalde alternatieven en is er geen sprake van een vergelijking van feitelijkheden. V~~r een objectieve bestuurlijke afweging en besluitvorming is de samenvatting onbruikbaar. Bovendien is de samenvatting niet in overeenstemming met de richtlijnen. Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER Op pagina 6 van de samenvatting zijn de belangrijkste gevolgen van het MER beschreven. Het belangrijkste natuureffect is echter achterwege gelaten, namelijk de blijvende verstoring van weidevogels in de Loterijlanden bij jaarrond boren. De samenvatting is om die reden incompleet.
Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet De figuur 1.2.1. op pagina 14 "Overzichtskaart met de plaats van de locaties en de leidingtraces" is niet compleet weergegeven, de alternatieven zijn niet in de kaart opgenomen. De kaart geeft daarom geen compleet overzicht van de locaties als onderzocht in het MER of het bijschrift beschrijft niet hetgeen in de kaart is weergegeven. Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar Bijlage 2 van het hoofdrapport van het MER waarin het processtroomdiagram en de plattegronden zijn opgenomen, is onleesbaar. Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 In het gehele MER wordt gesproken van industrieterrein Boekelermeer, terwijl dit een bedrijventerrein betreft.
Zienswijze 3. Wettelijke kader Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven Op pagina 33 van het MER in paragraaf 3.2.9. staat een onvolledige omschrijving van de Monumentenwet 1988. Er ontbreekt een toelichting op de wetswijziging van de Monumentenwet 1988, op grond waarvan, sinds 1 september 2007, de besluitvorming over bodemingrepen in archeologische verwachtingsgebieden wettelijk deel uitmaakt van procedures omtrent ruimtelijke ordening en van de toetsing van aanvragen van aanleg-, sloop-, bouw- en ontgrondingenvergunningen. Hierdoor zijn gemeenten veelal het aangewezen bevoegd gezag. Het toetsingskader is onvolledig weergegeven.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
7
4C;:) ~-.:
",,-
r-.:
hI
Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode Het is juist dat voor mijnbouwinrichtingen nog geen volledige rekenmethode is beschreven. Om die reden heeft TAQA een rekenmethodiek toegepast die op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gebaseerd. Echter, om een toekomstige saneringsverplichting te voorkomen is bedoelde methodiek 'conservatief' toegepast. Oat impliceert dat de resultaten (aanzienlijk) worden overschat. Enerzijds ontstaat hierdoor voor eenieder een verkeerd beeld van de toekomstige veiligheidssituatie op het onderhavige bedrijventerrein. Anderzijds wordt hierdoor ten onrechte (kostbare) ruimte geclaimd, die in een later stadium voor mogelijke uitbreidingen kan worden benut. Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen De beleidsregel natuur en recreatie Noord-Holland, zoals vastgesteld op 17 december 2007, is ten onrechte niet genoemd en er is geen rekening met deze beleidsregel gehouden. Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid In het MER is ten onrechte geen rekening gehouden met de aanwijzing door de Provincie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 als een regionaal bedrijventerrein (in het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2). Het omvangrijke bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, heeft een volgens het beleid van de Provincie een regionale functie, onder meer vanwege het vestigingsalternatief voor randstadgeorienteerde bedrijven uit de regio, de bereikbaarheid en de bijdrage aan nieuwe werkgelegenheid. Oankzij concentratie van (groei in) bedrijvigheid op dit nieuwe en andere bestaande -geherstructureerde- bedrijventerreinen, zijn grote delen van de groene westrand bij Alkmaar, het unieke binnenduingebied en de oudste polders en droogmakerijen van de wereld rondom Alkmaar grotendeels ongeschonden te conserveren voor volgende generaties. Meer werkgelegenheid rondom Alkmaar moet ook een oplossing vormen voor de scheve woon-werkbalans tussen het noorden en zuiden van de provincie Noord-Holland, waardoor momenteel dagelijks verkeersopstoppingen staan op de A9 richting Amsterdam, Schiphol en de IJmond. De relevantie van dit onderwerp is in het geheel niet aan bod gekomen. Ook in de additionele notitie d.d. 5 januari 2009, is dit onderwerp onderbelicht gebleven, nu daarin nog steeds wordt gesproken van een industrieterrein terwijl Boekelermeer Zuid 2. een bedrijventerrein is. Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 Gesteld wordt dat de gasbehandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer Zuid 2 ruimtelijk ingepast kan worden met een binnenplanse vrijstelling. Gezien de resultaten van de berekening risico-contour Externe Veiligheid elders in het MER is dit niet mogelijk. Er is een gewijzigd bestemmingsplan nodig. Houdbaarheid geldend bestemmingsp/an Boekelermeer Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is vastgesteld op 31 oktober 2002. Huidige regelgeving omtrent externe veiligheid was toen nog niet voorhanden. Oesalniettemin is in het bestemmingsplan al nagedacht over te vestigen (milieu)categorieen bedrijven. Zo is in de toelichting v~~r de ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygienische aspecten, gebruik gemaakt van milieuzonering. Op basis van die milieuzonering is v~~r het grootste gedeelte van de door TAQA gewenste gronden milieucategorie 5.1 toegestaan. V~~r een kleiner gedeelte is voorzien in milieucategorie 2 Um 4. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is dan ook een bedrijventerrein. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt, dat vooral is voorzien in "Iawaaimakende bedrijven". Het is nog steeds mogelijk dat deze bedrijven zich binnen de milieuzonering en de overige regels van het bestemmingsplan, kunnen vestigen. In de toelichting wordt nog eens nadrukkelijk gesteld dat het niet de bedoeling is dat bedrijven met een groot invloedsgebied op het gebied van externe veiligheid zich hier vestigen. Vestiging van TAQA beslaat een groter gebied dan dat in het bestemmingsplan is aangeduid voor bedrijven tot milieucategorie 5.1. dat daardoor niet meer beschikbaar is voor hinderlijke bedrijven (bijvoorbeeld lawaaimakende bedrijven), nu nog elders in de regio gevestigd. Hiervoor zal een compenserend terrein beschikbaar moeten komen. Wij verwijzen naar zienswijze 16 met betrekking tot compensatie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2.
Vanuit de wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid heeft het Rijk de doelstelling bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige knelpunten te voorkomen. In het licht daarvan is het
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
8
verstandig bestemmingsplannen die niet Bevi-proof zijn, maar waar wei zware bedrijven zich kunnen vestigen, aan te passen. Zo worden saneringssituaties voorkomen en risico's verkleind. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 voorziet voor het bedrijventerrein Boekelermeer echter de ontwikkeling van bedrijven in de lam~re milieucategorieen en voor een klein gedeelte in bedrijven met een zwaardere milieucategorie. Het vestigen van industrie met een zware milieucategorie en bovendien een grote veiligheidscontour is niet in dit bestemmingsplan voorzien. Het bestemmingsplan biedt echter legio mogelijkheden voor andere bedrijven zich op het terrein te vestigen. Kortom het bestemmingsplan is uitvoerbaar en biedt een actueel toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van bedrijven. Voor de vestiging van een zwaar bedrijf (milieucategorie 5.1) als de gasbehandelings- en compressie-installatie TAQA met een omvang van 7,5 ha is het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 niet bedoeld geweest en dus ook niet als zodanig ingericht. De suggestie in het MER dat vestiging van de gasbehandelingsinstallatie op de Boekelermeer passend is en geen onvoorzien milieueffect (score 0) met zich meebrengt is derhalve niet correct. Tenslotte spreekt het MER steeds van industrieterrein Boekelermeer. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat sprake is van een bedrijventerrein. Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen In 2008 heeft de gemeente Bergen de Beleidsvisie externe veiligheid 2008-2011 vastgesteld. De ambitie van de gemeente Bergen op het gebied van Externe veiligheid is een gemeente te zijn waarin veilig wonen en recreeren de belangrijkste uitgangspunten zijn. Bij het maken van bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen en in wijzigingsplannen onderzoekt de gemeente de Externe veiligheidssituatie. In een vroegtijdig stadium wordt, na overleg met de (regionale) brandweer, schriftelijk vastgelegd waar bedrijven en/of transporten die een risico kunnen veroorzaken worden gesitueerd en hoe wordt gewaarborgd dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten hiertegen worden beschermd. Gezien het recreatieve en woonkarakter wordt voorgesteld geen toename van Beviinrichtingen toe te staan.
Zienswijze 4. 8eschrijving en voornemen en alternatieven Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar richtlijnen expliciet aangegeven dat in het MER moet worden ingegaan op het voornemen en de alternatieven. In dit geval bestaan de alternatieven uit locatiealternatieven. Dit betekent dat de beschreven alternatieven duidelijk inzicht moet bieden voor een locatiekeuze. In het MER zijn de redelijkerwijs te beschouwen alternatieven onderbelicht gebleven. Er is toegeschreven naar de voorkeuren. Dit geldt zowel voor de putten- als de gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder Pagina 57 maakt melding van verlichting op de locatie. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft hiermee ervaring op zijn booreilanden nabij Ameland. De vraag is of het relevant is gezien de nabijheid van de stad Alkmaar en het dorp Bergen met de daarbij behorende lichtuitstraling. Niet duidelijk is aangegeven of het relevant is, gerelateerd aan het voornemen en alternatieven. Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven In de beschrijving van het voornemen en de alternatieven is het aspect geluid ondergeschikt gebleven. Het is niet duidelijk in hoeverre geluid onderdeel uitmaakt van het afwegingskader van de alternatieven. Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties Op pagina 57 en pagina 90 wordt het Moblisatiecomplex Bergen (Mob-terrein) behandeld. Op het Mob-terrein is op dit moment het "Natres" van het Ministerie van Defensie gevestigd. In de noot op pagina 57 is opgenomen dat gekozen is voor een combinatie van de puttenlocatie met het gasbehandelingsinstaliatie op het voormalige Mob-terrein in Bergen. Een argument hiervoor is dat de rest van het terrein beperkt wordt in de ontwikkelingsmogelijkheden vanuit veiligheidsoverwegingen. De beperkingen die de vestiging van aileen de puttenlocatie op deze locatie zou opleveren zijn niet
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
9
verder opgenomen in het milieu-effectrapport. V~~r de vestiging van de gasbehandelingsinstallatie in de Boekelermeer Zuid 2 zijn ook consequenties ten aanzien van het efficient ruimtegebruik. In deze discussie wordt vermeld dat er nog wei allerlei ontwikkelingen mogelijk zijn. Niet duidelijk is beschreven wat de verdere beperkingen aan het gebruik van het Mob-terrein als aileen putt~nlocatie zijn of aileen als gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie Gezien de gewenste capaciteit van het aardgasveld is het gewenst dat het aantal nieuwe putten 20 is. Met het aantal bestaande putten betekent dit 26 putten voor injectie. In eerste instantie zullen 14 nieuwe putten worden geboord. Voor de andere 6 putten zullen wei voorzieningen worden getroffen. Waarom worden aile putten niet in een keer aangelegd? Op pagina 61 wordt de trechtering van het aantal putten behandeld. Er konden 2 nieuwe putten worden bespaard door gebruik te maken van de 6 oude putten. Op pagina 61 zijn de 6 putten die niet in eerste instantie worden geslagen reserveputten. Het MER is aldus onduidelijk ten aanzien van de (maximale) hoeveelheid putten die noodzakelijk zijn. In de rapport blijft onderbelicht dat als de putten niet naar behoren produceren extra putten geboord moeten worden, dit betekent extra boortijd, bewegingen etc. Oit zou een eventueel voordeel van het in gebruik nemen van de bestaande puttenlocatie te niet doen. Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen Op pagina 67 wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot de logistiek bij jaarrond boren. Mobilisatie en demobilisatie bij jaarrond 110 vrachtwagens per jaar, bij onderbroken boren 220 vrachtwagens per jaar. Tijdens de boringen bij onderbroken boren zullen 15 vrachtwagens per dag rijden. Voor het aantal vrachtwagenbewegingen maakt jaarrond of onderbroken boren hoegenaamd niets uit. Op de Bergerweg hebben tellingen van de provincie uitgewezen dat er ruim 14.000 motorvoertuigen per dag (waarvan 1050 vrachtwagens) langs gaan. Overigens wordt in het achterliggende verkeersplan uitgegaan van zo'n 200 verkeersbewegingen per dag (100 vrachtwagens die af en aan rijden). Ais argument om jaarrond te gaan boren doen het aantal vrachtwagenbewegingen van en naar de boorlocatie derhalve niet ter zake. Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM Oranjewoud heeft in het kader van het project een rapport geschreven met betrekking tot de verkeersbewegingen bij het BGM. In het rapport wordt geconcludeerd dat het aanleggen van een rotonde, of het laten 'keren' van het vrachtverkeer ter hoogte van de rotonde te Bergen, een goede oplossing zou zijn. Oeze conclusie wordt niet gedeeld. Rotondes zijn vooral voor vrachtwagenchauffeurs vervelend als er sprake is van fietsvoorzieningen. Oit in verband met het slechte uitzicht van (en op) de chauffeur op (en van) overstekend fietsverkeer. Ais er gesproken wordt over verkeersveiligheid is onze mening dat dit soort bewegingen vooral moeten worden voorkomen! Let wei: op de fietspaden zit een behoorlijk hoeveelheid fietsverkeer. In Bergen wordt daarbij veelvuldig door fietsers 'tegen de richting in' gefietst, wat het gevaar op ongevallen aileen maar verhoogd! Oaarnaast is de variant 'keren' bij Bergen een slechte omdat vrachtwagenchauffeurs worden gedwongen om door te rijden. De verleiding is natuurlijk groot om dit te negeren en toch linksaf te slaan t.h.v. de bestemming. Een kwetsbare oplossing dus, zeker als er geen maatregelen worden getroffen om het linksaf slaan fysiek tegen te gaan. Het is niet wenselijk de situatie te hand haven zoals die nu is, gezien het risico op kop-staartbotsingen (met mogelijk ernstige afloop door de hoge rijsnelheid). De oplossing van een linksaffer lijkt het meest voor de handliggend. De doorstroming wordt hierdoor nauwelijks belemmerd en het zicht tussen vrachtwagenchauffeur en fietser is goed (fietsers komen de vrachtwagens tegemoet!). Ook zal het geen problemen opleveren tussen vrachtwagens en tegemoetkomend autoverkeer. Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace Onder 4.2 van de richtlijnen wordt gesteld dat onderzoek moet worden gedaan naar de verschillende tracealternatieven op basis van milieuoverwegingen. Oit onderzoek is in onderhavig MER niet uitgevoerd. Het MER is daarmee niet in overeenstemming met de richtlijnen opgesteld.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
10
Zienswijze 5. Geluid iJ'' ' ; ~N
Het onderzoek naar de geluidemissie van de installaties in het project Bergermeer Gas Storage dat door DHV is verricht, ,is beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in DHV-rapport getiteld 'Geluidprognose Bergermeer ten behoeve van Bergermeer Gas Storage' met kenmerk A616705-001 versie 3 d.d. 28 augustus 2008. In een eerder schrijven is de onverenigbaarheid met een van de belangrijkste uitgangspunten in het onderzoek naar de geluidemissie tijdens het boren van de putten: de voorgestelde vergunningsvoorschriften met betrekking tot de geluiduitstraling naar de omgeving aangegeven. Daarnaast is aangegeven dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de te treffen maatregelen die de geluidbelasting rond de boorlocatie kunnen beperken. Door DHV is recent een tweede rapport uitgebracht met kenmerk A6167-05-001 versie 4 d.d. 28 oktober 2008, waarin is ingegaan op deze bezwaren. Ook gaat de additionele notitie van 5 januari 2009 uitgebreid in op het aspect geluid. Het MER vertoont echter ook na deze uitleg gebreken op de volgende onderdelen: Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde DHV geeft in dit rapport aan dat "bij het vaststellen van geluidgrenswaarden voor een 'gebruikelijke' situatie" in eerste instantie de aanbevolen richtwaarden dienen te worden gehanteerd, die worden genoemd in de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (hierna: de Handreiking).
DHV geeft aan dat, volgens de Handreiking, een overschrijding van deze richtwaarden toelaatbaar kan zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces. In de Handreiking is echter gesteld dat het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid daarbij een belangrijke rol speelt: "als maximum niveau geldt de 'etmaalwaarde' van 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsgeluid." Dit houdt in dat, als de omstandigheden dit toelaten, een ruimere grenswaarde kan worden vastgesteld tot een maximum van 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij het referentieniveau van het omgevingsgeluid lager ligt en dit niveau maatgevend is. Gezien het feit dat de activiteiten enkele jaren zullen duren, is de oprichting van de onderhavige inrichting te beschouwen als een "gebruikelijke" situatie zoals omschreven in de Handreiking. Het vaststellen van grenswaarden in de nachtperiode die 20 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid liggen onacceptabel is, aangezien dit zalleiden tot onacceptabele geluidhinder in de omgeving. In de Handreiking zijn de volgende gegevens opgenomen met betrekking tot het aantal mensen dat ernstig gehinderd wordt in relatie tot de geluidbelasting:
Tabel 3: Percentages ernstig gehinderden door industrielav,raai (Bron: 'Response functions for noise in residential areas', VROf'"" 1993)
in clB(A) 45-50 50-55 55-60
Len-':>.:11
60~65
ernstig gehinclerclen in % 0-'10 '10-20 20-25 25-40
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
11
Berekend is dat de gemiddelde geluidbelasting ter plaatse van de woningen ten hoogste gelijk zal zijn aan 50 dB(A) in de nachtperiode. Het boorproces wordt gekenmerkt door sterke veranderingen in de geluidsproductie. Tijdens luidruchtige activiteiten en onder meewindcondities zal het geluidsniveau nabij de woningen hoger zijn dan 50 dB(A). De toename kan mogelijk meer dan 6 dB bedragen. I
Ais wordt bedacht dat omwonenden in een relatief stille omgeving niet gewend zijn aan dergelijke geluidsniveaus, mag duidelijk zijn dat het aantal ernstig gehinderden groot zal zijn bij een geluidbelasting van 50 a 56 dB(A). Het stell en van hogere grenswaarden is acceptabel tot een waarde van 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode. Deze waarde is weliswaar 10 dB hoger dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid, maar gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas in combinatie met de eindigheid van de boorwerkzaamheden op termijn, is het stellen van deze grenswaarden verdedigbaar. Conclusie: De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening geeft aan dat het stellen van grenswaarden mogelijk is tot een maximum van Letmaal=50 dB(A) indien het referentieniveau van het omgevingsgeluid dit toelaat. Deze maximale grenswaarde is, ondanks het feit dat deze waarde 10 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid ter plaatse ligt, verdedigbaar, gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas verdedigbaar. Een hogere waarde dan 50 dB(A) etmaalwaarde wordt, gelet op de te verwachten geluidhinder, onacceptabel geacht. Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie Door DHV is aangegeven dat de geluidemissie van een moderne boorinstallatie (BBT) groot is. Het beperken van de emissie is beperkt mogelijk. Het oprichten van een scherm rond de boorlocatie en het zo veel mogelijk omkasten en afschermen van lawaaiige apparatuur, kunnen een beoogde reductie van 20 dB niet bewerkstelligen. Het is niet mogelijk om de geluidemissie.terug te brengen tot 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij radicale maatregelen getroffen worden zoals het plaatsen van een cocon om de gehele boortoren (in Los Angeles is de gehele rig in een gebouw geplaatst). Dit pleit ervoor om de meest luidruchtige activiteiten in de (avond- en) nachtperiode niet te vergunnen. Het boorproces dient dan tijdelijk te worden stilgelegd. In hoofdstuk 2 paragraaf 1 is aangegeven dat het boorproces om veiligheidstechnische en boortechnische redenen een continu proces is. Het onderbreken van het boorproces tijdens de nachtelijke uren levert een instabiel boorgat op, waardoor de kans op verlenging van het proces wordt vergroot, zo geeft DHV aan. De (in beginsel 14) boorputten zullen worden geboord in een batch-drilling proces. Hierbij worden de boorgaten niet in een keer geboord, maar wordt geboord tot een bepaalde diepte, waarna het proces wordt gestopt. De boorinstallatie wordt vervolgens verplaatst, waarna het boren wordt hervat in een volgende boorput. Het onderbreken van het boorproces is dus een wezenlijk onderdeel van het batch-drilling proces. Het is een raadsel waarom het stoppen van het boorproces op de beoogde locatie in de Bergermeerpolder onmogelijk zou zijn. Oat het onderbreken van het boorproces leidt tot een verlenging van het hele project is duidelijk. Oat dit hogere kosten met zich meebrengt is eveneens duidelijk. Deze zaken wegen niet op tegen de geluidhinder (slaapverstoring) die gedurende een periode van jaren zal worden ondervonden in de woonomgeving van de beoogde boorlocatie. Conclusie: De noodzaak om het boorproces 24 uur per dag plaats te laten vinden wordt in het rapport niet gerechtvaardigd. Het voorkomen van geluidhinder in de avond- en nachtperiode is belangrijker dan de verkorting van de boorperiode en financiele voordelen. Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder Na raadpleging van deskundigen op het gebied van het boren van putten t.b.v. aardgaswinning ofopslag zijn enkele inzichten verkregen met betrekking tot de geluid- en trilling hinder in de directe
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
12
omgeving van boorlocaties. Het betreft hier bedrijfssituaties die in de rapportages van DHV niet worden genoemd. Bijzondere bedrijfssituaties die kunnen leiden tot extra hinder: heien ten behoeve van het slaan van mantelbuisbuis-segmenten door wateNoerende lagen (in totaal 40m lang en diameter 80 cm): veel piekgeluiden (en bodemtrillingen); cementeren - buis vullen met cement, dan 2 a 3 uur onder hoge druk water in buis persen om cement er aan de onderkant uit te persen, die dan langs de buitenkant omhoog komt ; dit maakt vee I herrie; mixen en roeren cement ter plaatse - cementpoeder met behulp van perslucht uit tank blazen (compressor op vrw Lw=115 dB(A)!); vastzitten boor: buis 10m (!) uitrekken en los laten schieten - hierdoor trillingen in de bodem die goed voelbaar zijn - ontwakingsreacties! (deze situatie komt vaker voor dan gewenst). Reguliere bedrijfssituaties die kunnen lei den tot extra hinder: jengelen: als de boorbuis langer wordt ontstaan, met name bij een hydraulische top drive (Synergy), fluctuerende geluiden als het toerental toe- en afneemt. Dit jengelende geluid wordt als extra hinderlijk omschreven. het geluid afkomstig van de hydraulische top drive en hydromotor op de rigvloer heeft een tonaal karakter; ook dit is extra hinderlijk. In de handreiking Industrielawaai en vergunningverlening wordt een toeslag van 5 dB op het gemeten geluidsniveau toegepast om deze toename van hinder te verdisconteren in het immissieniveau, indien een tonaal karakter duidelijk waarneembaar is ter plaatse van de woningen. De schudzeven trillen met een frequentie van circa 16 a 20 Hz. Dit heeft in een vergelijkbare situatie in Grijpskerk geleid tot laagfrequent geluidhinder in slaapkamers op een afstand van 600m. De woningen rond de puttenlocatie Bergermeer (voorkeur) liggen gemiddeld op een afstand van 300 m. Deze bedrijfssituaties dienen aileen overdag uitgevoerd te worden, omdat de verwachting is dat zij in de nachtperiode zullen lei den tot geluid- en/of trillinghinder. Conclusie: er zullen een aantal activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot geluid- en trilling hinder. Deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld. Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder Vergelijking van locatie alternatieven voor behandelings- en compressie-installatie In tabel 9.5-1 is aangegeven dat de vestiging van de behandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer op aile drie de onderzochte locaties een 'matig negatief effect -' heeft. In het bestemmingsplan is op de Boekelermeer- voorkeurslocatie reeds rekening gehouden met industriele activiteiten. Indien de installatie kan voldoen aan de beschikbare geluidsruimte die voor deze locatie is gereseNeerd is de vestiging eNan neutraal ten opzichte van de referentiesituatie. Op de andere twee alternatieve locaties is op voorhand al onvoldoende geluidsruimte beschikbaar. De installatie is hier niet inpasbaar. Vestiging van de installatie kan niet zonder bestemmingsplanwijziging doorgevoerd worden en zalleiden tot meer geluidhinder ter plaatse van. de bestaande bebouwing. De effecten hieNan dienen ten minste met 'negatief --' of zelfs met 'belangrijk negatief ---' te worden bestempeld. Vergelijking van locatie alternatieven voor boringen In tabel 9.5-2 is aangegeven dat de boringen op aile drie de onderzochte locaties een 'negatief -' effect heeft. Dit lijkt ons niet juist. Het is zelfs onbegrijpelijk. Door DHV is een lijvig rapport geschreven, waarin heel duidelijk is aangegeven dat bij lange na niet kan worden voldaan aan de grenswaarden die onder dergelijke omstandigheden gelden, maar dat het boren nu eenmaal heel veel herrie maakt. Er wordt gesproken over een geluidbelasting die 20 dB (!) boven het heersende achtergrondgeluidniveau. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de boringen gedurende een periode van 2 a 3 jaar leiden tot ernstige geluidhinder in de directe woonomgeving. Aile drie alternatieven dienen om die reden te worden bestempeld met het predicaat 'belangrijk negatief ---' .
Zienswijzen en ad vies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
13
.-. ......
Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER 1. De geluidbelasting ter plaatse van. de woningen rond de boorlocatie Bergermeerpolder hoger dan 45 en 40 dB(A) in de avond- en nachtperiode zijn onacceptabel op grond van het feit dat te veel mensen gedurende een te lange periode hinder zullen ondervinden van geluid en trillingen tijdens het boren en dat deze woningen staan in een relatief stil gebied. 2. een aantal activiteiten vinden plaats op de boorlocatie die kunnen leiden tot geluid- en trillinghinder; deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld 3. de classificatie van de verschillende locatiealternatieven voor zowel de boorlocatie en de compressie-installatie is niet juist bevonden.
Zienswijze 6. Archeologie Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld. Bij nalezing van het definitieve MER door de stadsarcheoloog blijkt men een belangrijk cultuurhistorisch landschapselement en tevens potentieHe archeologische vindplaats geheel over het hoofd gezien te hebben. Daar was in een eerder stadium wei al op gewezen, maar de omissie is niet hersteld. Er is geen afdoende bureauonderzoek gedaan en veldonderzoek heeft men zelfs geheel achterwege gelaten. De selectieadviezen die in het MER zijn opgenomen zijn voor de oostkant van de Boekelermeer daardoor onjuist onderbouwd en verkeerd. Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader Door TAQA is het bureauonderzoek met betrekking tot archeologie uitbesteed aan Oranjewoud welke het onderzoek heeft uitgezet bij het Amsterdams Archeologisch Centrum (MC). De daaruit resulterende AAC-notitie 63 (achtergronddocument 5) voldoet evenwel niet aan redelijke eisen van kwaliteit. Ook de provincie heeft dit geconstateerd en de op- en aanmerkingen vanuit de provincie waren de aanleiding tot een Oplegnotitie van Oranjewoud (achtergronddocument 6). In de oplegnotitie worden echter de gelijktijdig ingediende aanmerkingen van gemeente Alkmaar genegeerd. Ondanks een telefonisch contact van de Alkmaarse stadsarcheoloog met het MC, die daarbij verbetering van het stuk beloofde, is er geen vervolg gegeven op de Alkmaarse opmerkingen. Slechts een enkele bijzin in een bijlage (op pagina 21 van de oplegnotitie Oranjewoud) verraadt, dat de opstellers de Alkmaarse reactie wei degelijk hebben ontvangen. Oranjewoud omschrijft het samenstel van de AAC-notitie en hun oplegnotitie als een 'Bureaustudie' (Oplegnotitie paragraaf 1.3). Deze voldoet evenwel niet aan de landelijk geldende archeologische kwaliteitseisen voor dergelijke archeologische rapporten (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: dit is 'de in de beroepsgroep gebruikelijke norm', waaraan volgens de Monumentenwet 1988 archeologische werkzaamheden en producten dienen te voldoen). Hier had een archeologisch Bureau Onderzoek conform de specificaties van de KNA op zijn plaats geweest. Dan had men tevens de Geologische Kaart, de Actuele Hoogtelijnen Nederland en natuurlijk de archeoloog van de gemeente Alkmaar moeten raadplegen. Merkwaardigerwijs vermeldt men in de MC-notitie wei, dat o.a. de gemeente Alkmaar het bevoegd gezag is maar men heeft verzuimd om een conceptversie voor te leggen ter beoordeling. Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend Inhoudelijk zijn er op het archeologisch onderzoek de volgende bezwaarpunten: Kaarimateriaal Op verschillende kaarten staat de alternatieve locatie Boekelermeer Oost (BKM-Oost) niet op dezelfde plaats ingetekend (ofwel direct tegen de SchermerdijklNH kanaal aan, ofwe I een locatie westelijk van de Boekelerringvaart op 250 m meer naar het westen; vergelijk figuur 6.1-5 in het Hoofdrapport op pagina168 met de kaart op pagina 8 in de AAC-notitie). Dat maakt voor de archeologische gevolgen een groot verschil. Tegen de Schermerdijk/NH Kanaal bevindt zich namelijk een strandwal. Strandwal Er is geen enkele rekening gehouden met het archeologisch belangrijke terrein van de strandwal van Boekel/Akersloot, ondanks dat er in de tekst van zowel de MC-notitie als de Oplegnotitie van
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
14
.........
Oranjewoud meermalen wordt verwezen naar de strandwal en naar de in archis geregistreerde vindplaatsen op deze strandwal. Vreemd genoeg lijkt de geologische kaart van het gebied ook niet geraadpleegd te zijn. Hierdoor wordt verzuimd om gepaste archeologische maatregelen te adviseren zowel bij de (indien tegen het NH kanaal gelegen) locatie BKM-Oost, als bij het leidingtrace richting Schermer dat de strandwal doorsnijdt. In het Hoofddocument en in bijlage 5 en 6 heeft men bij de inschatting van de effecten van locatiealternatief BKM-Oost en van de effecten van het leidingtrace BKM naar aansluitpunt-oostelijke-Hoofdgastransportleiding-Schermer structureel de strandwal van Akersloot over het hoofd gezien en deze terreinen ten onrechte beschouwd als een strandvlakte met lage of middelhoge verwachting. Het locatie-alternatief BKM Oost is veel ongunstiger voor de archeologische monumenten dan de locaties BKM Voorkeur en BKM West. Dit punt kan van wezenlijke invloed zijn op de argumentatie aangaande locatiekeuzes, zeker als BKM Voorkeur uiteindelijk onverhoopt zou vervallen. Het leidingtrace Boekelermeer-Schermer is in aile alternatieven noodzakelijk. Op dit probleem wordt weliswaar ingegaan in de brief met bijlage '090105 Mer additionele notitie', die op 5 januari 2009 als aanvullend onderdeel in het MER rapport is toegevoegd. Hierin wordt met nadruk gesteld dat bij graafwerkzaamheden in aile strandwallen inclusief die van Boekel-Akersloot rekening gehouden wordt met de hoge archeologische verwachting (door uitvoering van nader archeologisch onderzoek in het kader van de te doorlopen AMZcyclus), maar daarmee zijn de fouten dienaangaande in de rest van het rapport nog niet gecorrigeerd. In dit verband is er, kennelijk als last-minute toevoeging, ook een niet onderbouwde aanname over de mate van verstoring van de strandwal van Akersloot achterin de Oplegnotitie archeologie (MER bijlage 6 p.21). Ten onrechte wordt in een enkele losse bijzin verwoord dat de strandwal van Akersloot toch wei verstoord zal zijn omdat hij volgens de Hoogte Kaart een halve meter lijkt te zijn afgegraven. Zonder nader onderzoek is dit volstrekt niet te zeggen - de bovenste decimeters kunnen aileen de bouwvoor betreffen en dan is de ondergrond nog grotendeels onverstoord. Hier is nog steeds nader verkennend onderzoek nodig voorafgaand aan gepland grondverzet. Grondboringen Het verrichten van grondboringen om de mate van verstoring te bepalen (Mer-Hoofdrapport pagina 181, onder kop Fase 1), heeft een zeer gering nut. Men zal immers vaak niet kunnen bepalen hoeveel er van een oud oppervlak af is gegaan: 10 cm of 3 meter? Een beperkte erosie doet aileen de ondiepe grondsporen verdwijnen en bijvoorbeeld de paalsporen van hoofdconstructies van gebouwen, greppels en sloten, diepere kuilen en waterputten zouden aile nog aanwezig kunnen zijn. Grondboringen zijn aileen zinvol om geologische informatie te verwerven. Voor een archeologische waardebepaling zal, zeker op een strandwal, het trekken van proefsleuven onvermijdelijk zijn.
Achterin de Oplegnotitie van Oranjewoud verschijnt op pagina 21 de zinsnede dat 'de strandwal Akersloot-Alkmaar op basis van de gedetailleerde hoogtekaart duidelijk zichtbaar ... met circa 0,5 meter is afgegraven ... Dit deel van de strandwal heeft daarom een lage in plaats van een hoge verwachting.' De getrokken conclusie is evenwel onjuist. Een maaiveldverlaging met 0,5 m (indien dit al klopt) kan aileen de bouwvoor hebben doen verwijderen, waardoor direct onder de oppervlakte alsnog archeologische resten te verwachten kunnen zijn. Deze conclusie is kennelijk als last-minute lapmiddel ingevoegd opdat er verder geen veranderingen in het rapport meer aangebracht hoefden worden. Amy/eye/us In het Hoofddocument op pagina180-181 wordt van de nog te nemen stappen van de Amz-cyclus een onjuiste samenvatting gegeven. In wezen moet de hele cyclus na bepaling van de definitieve locaties nog aanvang nemen. Daarbij is de he Ie cyclus aan de orde, van Bureauonderzoek (het MER bijlagen 5 en 6 zijn nog onvoldoende) naar Inventariserend Veldonderzoek (Verkennend-KarterendWaarderend Booronderzoek en Proefsleuven). De stappen BureauOnderzoek en Verkennend booronderzoek worden in het betreffende hoofdstuk van het MER ten onrechte overgeslagen.
Voorts kan nu al worden vastgesteld dat de met doorgraving bedreigde delen van de strandwal van Boekel/Akersloot door TAQA nader moeten worden onderzocht met een gravend
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
15
C) II...:
11\,;
bl
proefsleuvenonderzoek. Bij aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en concrete plannen voor grondverzet voigt dan een selectiebesluit van het Bevoegd Gezag (i.c. de desbetreffende gemeente). Deze kan gaan over eventuele planaanpassingen of opgravingen voorafgaand aan verdere 9 rondwerkzaam heden. Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist De conclusies over de BKM-Oost (indien deze zich inderdaad tegen het NH Kanaal bevindt) en over het leidingtrace richting Schermer dienen in aile paragrafen en tabellen gecorrigeerd te worden, o.a.: Het MER-rapport vertoont deze lacune op de volgende plaatsen: de
•
p.133 2 alinea derde regel: in plaats van 'strandwal Boekel-Uitgeest' heeft de toponym 'strandwal van Akersloot' de voorkeur omdat deze in Bijlagen 5 en 6 ook zo wordt genoemd.
•
p.133 5
•
p.133 laatste regel toevoeging: De alternatieve locatie BKM-Oost en het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer ligt op respectievelijk doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.134 Aan het einde van de tweede alinea over de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar zou nog een korte tekst over de strandwal van Akersloot toepasselijk zijn geweest, met verwijzing naar de hogere geologische ouderdom dan de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar en naar de bekende vindplaatsen uit archis.
•
p.134 laatste zin derde alinea: leidingtrace doorsnijdt ook de strandwal van Akersloot
•
p.135 1ste alinea paragraaf 5.4.3 corrigeren: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten. Het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.135 onder kopje Alternatief BKM-Oost, tekst vervangen door: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.136 tabel 5.4-1 in de kolom IJz/Rom moet op de regel BKM Oost 'middelhoog' worden vervangen door 'zeer hoog'.
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel Voorkeursalternatief - Leidingen aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel BKM Oost - Locaties aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779 (eventueel AMK-nummer van strandwal Akersloot is niet bekend)
•
p.163 derde alinea wijzigen: V~~r locatiealternatief BKM West geldt hetzelfde als voor het voorkeursalternatief BKM. Het locatiealternatief BKM Oost bevindt zich op een terrein van hoge archeologische verwachting, de strandwal van Akersloot.
•
p.178 paragraaf '3. Leidingtrace BKM naar aansluitpunt oostelijke hoofdgastransportleiding in de Schermer' tekst vervangen: Dit trace wordt voor aile alternatieven gebruikt. De verwachting voor dit trace is middelhoog in de gedeelten strandvlakte en hoog waar hij de strandwal van Akersloot doorsnijdt. Op de strandwal zijn diverse vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gedaan, terwijl oudere resten ook te verwachten zijn.
• •
p.179 tabel 6.1-5: berekening is niet te begrijpen, maar de score zal voor de regel BKM Oost hoger dienen te zijn. p.179 alinea direct onder tabel 6.1-5: aanpassen tekst ivm ligging BKM-Oost op strandwal
•
p.179 7
de
de
regel van onder: hier moet BKM-Oost geschrapt
regel van onder, aanvullen: De traces 2, 3 en 5 doorsnijden ...
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapport gasopsJag Bergermeer 130209 Gemeenle AJkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
16
11'''':
(:J "(:J
w ,
',-
(:J t...: ",,-
•
p.179 onderaan en p.180 bovenaan: De alternatieven BKM Voorkeur en BKM West zullen vergelijkbare effecten hebben voor de archeologie. De locatie BKM Oost bevindt zich echter op een terrein met hoge archeologische verwachting. De kans op de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats is bij een bouwproject van deze omvang zeer groot.
•
p.180 Advies voor archeologisch vervolgonderzoek: Het lijkt alsof men hier ervan uitgaat dat Bijlagen 5 en 6 tezamen mogen gelden als een Bureau Onderzoek, maar dat is gezien de onvolkomenheden zeker nog niet het geval. Ook is onduidelijk waarom in de volgende paragrafen aangaande boringen de gangbare stap Verkennende boringen is overgeslagen.
•
p.181 Het stuk over Fase 1 en Fase 2 dient herschreven te worden. In tegenstelling tot wat hier staat, is het slechts zeer beperkt mogelijk om uitspraken te doen over de mate van bodemverstoring op strandwallen door middel van booronderzoek. Bovendien is het bijkans onmogelijk om met boringen op een strandwal een vindplaats te ontdekken. De hier geschetste methodiek is dan ook verouderd (zie de KNA Leidraad IVO Karterend boordonderzoek, 2006). Op de strandwal dient dan ook in Fase 1 meteen middels een IVO proefsleuven gezocht te worden naar vindplaatsen. Het Bevoegd Gezag neemt zelfstandig een selectiebesluit aan de hand van (in haar ogen voldoende) voorinformatie uit waarderend onderzoek. Een selectieadvies van een onderzoeksbureau is daarin vrijblijvend.
•
p.185 paragraaf 6.2.2.2 onder de kop Milieueffecten: Archeologisch zijn er nadelen. Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.189 tabel 6.2-1 op de regel Archeologische waarden, in de kolom BKM-Oost, invoegen: Archeologisch waardevol gebied, hoge trefkans
•
p.226 Tabel 9.5-1 op de regel Archeologie en cultuurhistorie, in de kolom BKM-Oost, wijzigen van in '___
t.,,; bl
'_ I
I.
•
p.227 paragraaf Archeologie en cultuurhistorie: bevat onjuiste inschatting van de effecten van plaatsing van locatiaalternatief BKM-Oost. In de derde regel, de zin 'Bij de aanleg van het industrieterrein BKMZ-2 zijn eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden al onderzocht en waar nodig al zijn veiliggesteld.' berust bovendien niet op navraag bij de gemeentelijk archeoloog van Alkmaar of een juiste lezing van het bestemmingsplan maar is een onterechte aanname. In deze alinea moet genoteerd worden dat BKM-Oost archeologisch ongunstig is vanwege de ligging op de terrein met hoge archeologische verwachting.
•
p.228 onder de kop Discussie in deze zelfde paragraaf: de eerste alinea berust op dezelfde misvatting.
Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein Het Mob-terrein is door TAQA gekwalificeerd als van groot cultuurhistorische waarde. Deze kwalificatie wordt als te zwaar aangemerkt (zie eveneens 7.1. onder "Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden") Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit de waardering van de cultuurhistorische waarden wordt eveneens verwezen naar de zienswijzen onder beeldkwaliteit.
V~~r
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen In het rapport Bergermeer Gas Storage Beeldkwaliteit 2008 van bureau HzA worden de verschillende locatiealternatieven met elkaar vergeleken met betrekking tot landschappelijke effecten. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende locatiealternatieven voor een puttenlocatie tegen elkaar afgewogen. In de tabel op pagina 54 vindt een waardering plaats. Bij de vergelijking van de locatiealternatieven wordt
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
17
...." vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op dezelfde locatie. Hierdoor ontstaan een vrij negatief beeld voor wat betreft de geschiktheid van het Mob-terrein. Wanneer een puttenlocatie op het Mob-terrein wordt beoordeeld met de gasbehandeling elders, ontstaat een geheel ander beeld en komt het Mob-terrein vanuit landschappelijk oogpunt juist als meest geschikt uit de waardering. In het MER wordt dit sterk onderbelicht omdat wordt vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein. Tevens blijkt bij een juiste waardering dat de locaties Loterijlanden en Bergerweg Noord vrijwel gelijkwaardig zijn aan elkaar. Het Mob-terrein voor putten en gasbehandeling- en compressie-installatie is vanuit beeldkwaliteiUlandschap en cultuurhistorie te negatief weergegeven.
Aansluiting op aanwezige kavelpatronen In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat op de locaties Bergerweg Noord en Mob-terrein minder goed kan worden aangesloten op aanwezige kavelpatronen dan op de voorkeurslocatie. Dit is onjuist. Zoals het schetsje op pagina 51 laat zien kan er juist wei goed worden aangesloten op het aanwezige kavelpatroon op de locatie Bergerweg Noord. Ook v~~r het Mob-terrein is dit geen enkel probleem. De drie locaties zijn met betrekking tot het punt aansluiting op aanwezige kavelpatronen daarom gelijkwaardig. Aansluiten op bebouwingspatronen In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op bebouwingspatronen' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat (hierbij is discussie over wat wei en niet onder autonome ontwikkeling kan worden verstaan). De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op instal/aties/massa's In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op installaties/massa's ' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet zeer positief worden (++) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Op het Mob-terrein is reeds bebouwing aanwezig in de vorm van loodsen en bunkers. Er wordt hier dus wei degelijk aangesloten op aanwezige massa's, zodat de waardering met een + in de tabel aangeduid dient te worden.
Ruimtelijk kwaliteitsbeeld Over de toekomstige inrichting van het Mob-terrein bestaan nog geen vastgestelde plannen. De toekomstige inrichting van het Mob-terrein is onderdeel van studie. De zeer negatieve waardering van de locatie op het Mob-terrein bij het onderdeel 'passend in ruimtelijke kwaliteit' is daarom onjuist. De locatie is voor wat betreft dit onderdeel gelijkwaardig aan de andere locaties. Aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die v~~r de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Een puttenlocatie op het Mob-terrein sluit goed aan op de huidige ruimtelijke samenhang in het gebied aangezien de locatie geheel aan het oog onttrokken zal zijn bij situering op het Mob-terrein. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
18
Geen verstoring van de open mimte Bij situering van een puttenlocatie op het Mob-terrein zal de locatie geheel aan het oog onttrokken zijn, zodat er in het geheel geen verstoring van de open ruimte plaatsvindt. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan onder Mob-terrein voor dit onderdeel. Mogelijkheden voor mitigerende maatregelen De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn volstrekt gelijkwaardig voor wat betreft het nemen van mitigerende maatregelen op landschappelijk niveau. In de tabel op pagina 54 dienen beide locaties een gelijkwaardige waardering te krijgen. Kansen voor structuurversterking landschap In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'structuurversterking landschap' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden aansluit op aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit is onjuist. Een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden sluit op geen enkele wijze aan op aanwezige cultuurhistorische waarden. In tegendeel zelfs, er treedt namelijk versnippering op van de cultuurhistorische eenheid die de Loterijlanden vormen. De cultuurhistorische betekenis van het Mob-terrein is lager dan in het Beeldkwaliteitplan is aangegeven. De huidige bebouwing is pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen.
Versterken bestaande cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'versterken bestaande waarden' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voer het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering van de locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord is gelijkwaardig. Op geen van de twee locaties versterkt een puttenlocatie bestaande cultuurhistorische waarden. Afweging In de samenvatting van de afweging op pagina 55 wordt geconcludeerd dat op ruimtelijk/landschappelijk en cultuurhistorisch gebied het de voorkeur heeft om de puttenlocatie op de voorkeurslocatie BGM te vestigen. Dit is onjuist. Bij een juiste waardering, zoals hierboven weergegeven is het Mob-terrein de meest geschikte locatie. De puttenlocatie kan hier geheel uit het zicht worden gerealiseerd. Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein Het Mob-terrein is aileen beoordeeld als gecombineerde locatie voor putten en gasbehandeling en compressie. Voor een goed inzicht in de alternatieven dient deze locatie bekeken te worden vanuit aile 3 de mogelijkheden: dus als a. locatie voor de putten, b. als locatie voor de gasbehandeling en c. als locatie voor putten en gasbehandeling. Aile drie de mogelijkheden kunnen goed uit de bus komen wat betreft beeldkwaliteit en landschappelijke waarden. a. Ais puttenlocatie: Zeker als het betekent dat de huidige puttenlocatie bij de Loterijlanden (over 10 jaar) teruggegeven kan worden aan het open weidelandschap. b. Ais gasbehandelingslocatie: Maar ook het niet vestigen van de gasbehandeling op de Boekelermeer is voor de Boekelermeer qua beeldkwaliteit een grote plus. c. Ais gecombineerde locatie: Zelfs een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling/compressie op het Mob-terrein dient voor wat betreft beeldkwaliteit,
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
19
landschap en cultuurhistorie minder negatief te worden beoordeeld dan nu het geval is in de MER. Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressie-installatie V~~r aile locaties waar een gasbehandelings- en compressie-installatie wordt gevestigd geldt, dat het altijd een negatieve invloed zal hebben op de dynamiek van het landschap en het gebied. V~~r
de locatie BKM voorkeur en BKM west geldt in beide gevallen dat niet kan worden voldaan aan het geldende beeldkwaliteitplan. De ruimtelijke eisen die gesteld worden aan de bebouwingspercentage en bebouwingsvorm kunnen niet gerealiseerd worden. Dit zijn belangrijke eisen voor het onderdeel "romp" in het Beeldkwaliteitsplan Boekelermeer Zuid 2. De onderdelen "bebouwingspercentage"en "bebouwingsvorm" zijn ten onrechte niet opgenomen in deze twee beschrijvingen onder ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Verder willen we hierbij opmerken dat de invloed van BKM voorkeur groter is op de beelkwaliteit van het bedrijventerrein, gezien de ligging ten opzichte van BKM west. In het MER wordt op een zeer positieve wijze gesuggereerd dat de bebouwingsvorm een interessante en gevarieerde invulling van de locatie van de gasbehandelingsinstallatie oplevert. Het hekwerk rondom dergelijke bebouwingsvormen hebben echter een afstotende werking en tasten de gewenste uitstraling van de Boekelermeer aan.
Bij BKM voorkeur wordt gesuggereerd dat deze locatie wellicht kan aansluiten bij de noordelijker gelegen ecologische zone. Er is in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan voor de Boekelermeer echter bewust voor een opdeling gekozen waarbij karakteristieken herkenbaar zijn. Het mengen van karakteristieken leidt tot onduidelijkheid en onleesbaarheid van het bedrijventerrein en moet daarom negatief beoordeeld worden. Bij de beoordeling voor "passend in ruimtelijk kwaliteitsbeleid" dienen BKM voorkeur en BKM west dus beide minpunten te krijgen. BKM voorkeur, BKM west en Mob-terrein (zie par. 7.2) dienen objectief te worden meegenomen als alternatieve locaties bij de beoordeling omtrent beeldkwaliteit. Op bladzijde 63 staan overigens twee beelden teveel. Deze horen bij de volgende paragraaf. De beoordeling van de beeldkwaliteit voor de gasbehandelingsinstallatie dient aangepast te worden op bovenstaande punten. Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is de tekst in par. 6.1.1.3 over ruimtelijke en landschappelijke effecten evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op de locatie van het Mob-terrein de minste negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer Bovenstaande opmerkingen een aanpassingen van de scores dienen uiteraard ook overgenomen te worden in het hoofdrapport (omschrijvingen en scoretabellen) en in de samenvatting.
Zienswijze 8. Natuurwaarden Zienswijze 8.1. Natuur De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel natuur onjuist: Niet meegenomen in de weging is het verdwijnen van de gruttopopulatie uit de Loterijlanden bij jaarrond boren. Jaarrond boren heeft de voorkeur van TAQA maar is desondanks niet meegenomen in het voorkeursalternatief. Het effect op de grutto's, te weten permanente verstoring en het verdwijnen van de broedvogelpopulatie uit de Loterijlanden wordt daarmee niet meegenomen in de weging. Pas in paragraaf 10.2 wordt aangegeven dat het de voorkeur van TAQA is om jaarrond te
Zienswijzen en advies milieu-effectrapporl gasopslag Bergerrneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
20
11'''';
t) -{;J to (.::1 11';'; ....;.
gaan boren. Door het omzeilen van weging van het effect op de weidevogels wordt de voorkeurslocatie voor wat betreft het aspect natuur te positief gewaardeerd.
11'''';
au../
Bij situering van een puttenlocatie op de locatie Bergerweg of op de locatie van het Mob-terrein vindt bij jaarrond boren in vee I mindere mate verstoring van weidevogels plaats. Op het Mob-terrein zijn de natuurwaarden zeer gering in vergelijking met de locatie BGM voorkeur. Verstoring van natuurwaarden treedt op deze locatie nauwelijks op. Het is daarom onjuist om deze locatie zeer negatief te waarderen met betrekking tot het onderdeel natuur. Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie De aanleg van extra boorputten op de locatie BGM Voorkeur is te beschouwen als een permanente ruimtelijke ingreep met, bij jaarrond boren, blijvende effecten op aanwezige natuurwaarden. Afstemming met de provincie Noord-Holland heeft duidelijk gemaakt dat in dit geval compensatie verplicht is. Dit is in tegenstelling met wat in paragraaf 10.3 wordt weergegeven. Hier wordt weergegeven dat er geen compensatieplicht van toepassing is. Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden Aigemene opmerking is dat de effecten op natuurwaarden zijn beschreven ten opzichte van de huidige situatie in plaats van de referentiesituatie. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in paragraaf 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht. In het MER worden slechts effecten beschreven op beschermde soorten. Effecten op niet beschermde planten- en diersoorten (waarvan er in het plangebied veel meer voorkomen dan beschermde soorten) komen niet aan de orde. •
Par. 2.1: In paragraaf 2.1 worden de voornaamste activiteiten genoemd die een verstorende werking hebben op natuurwaarden. Hier wordt niet genoemd de aanwezigheid van boortorens.
•
Par. 2.3: Een natuurwaarde die niet wordt genoemd is het feit dat de Loterijlanden als eenheid betekenis hebben voor flora en fauna, waaronder weidevogels. De aanwezigheid van een boorlocatie werkt versnipperend.
•
Op pagina 10, onder D wordt opgemerkt dat het niet bekend is of er beschermde groene kikkersoorten aanwezig zijn. Aile groene kikkersoorten genieten echter bescherming onder de Flora- en faunawet.
•
Pag. 11, onder mitigatie en compensatie. De oude BGM-puttenlocatie inrichten als leefgebied voor weidevogels, zoals hier wordt beschreven, is niet te zien als compenserende maatregel, aangezien het terugbrengen van de puttenlocatie naar de oorspronkelijke situatie te beschouwen is als autonome ontwikkeling. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt immers aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, Effectenmatrix. De effecten voor de BGM-voorkeur (boren buiten broedseizoen) zijn te positief gewaardeerd. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in par. 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, par. 2.5. In de laatste zin van de eerste alinea van 2.5 wordt aangegeven dat de operationele situatie van vergelijkbare of geringere invloed is op de natuurwaarden dan de huidige situatie op de bestaande BGM puttenlocatie. Conform de richtlijnen van het MER dient echter als referentie te worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
21
......... (.~
t....:
•
"''\, !i'....: !lIN
Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten
In par. 2.5 ontbreekt een effectenmatrix. Dient deze te zijn weergegeven op de blanco bladzijde 16?
I
Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie. In het MER wordt op verschillende plekken opgemerkt dat er 'iets' aan een mogelijke vervuiling van de locatie BGM Voorkeur gedaan zou moeten worden. Op pagina 54 wordt de bestaande vervuiling beschreven alsof bodem en grondwatersanering plaats gaat vinden. Op pagina 144, paragraaf 6.1.1. spreekt men van saneren van een locatie. In paragraaf 6.1.1.1 wordt gesproken over indien er verontreiniging wordt aangetroffen. Onduidelijk is wat wordt voorgesteld. Beoordeling is dus niet mogelijk. Hierop moet het MER nog worden aangevuld. Op dit moment wordt op de voorkeurslocatie van het MER een 'in situ' grondwatersanering uitgevoerd conform de door de provincie afgegeven bodemsaneringsbeschikking. Gebleken is dat voor de uitvoering van de in het MER beschreven boor- en andere werkzaamheden, in relatie tot de Wet bodembescherming, een aantal zaken aan de orde is. Allereerst moeten de voorgenomen activiteiten bij de provincie worden gemeld. Zij zal dan beoordelen of de voorgenomen werkzaamheden uitvoerbaar zijn, met behoud van de eerder vastgestelde saneringsdoelstelling. Zonodig kan TAQA een wijzigingsbeschikking Wet bodembescherming aanvragen. Het is zinvol het door Oranjewoud opgestelde bodemrapport BGM 2008, waarin onder andere wordt voorgesteld de ernstig verontreinigde grond af te voeren en de grondwatersanering na gereedkomen van het boorwerk te continueren, nu reeds voor te leggen aan de provincie. Zodoende kan tijdig een inschatting worden gemaakt van kosten en tijdsplanning, in relatie tot de te voeren procedure in het kader van de Wet bodembescherming en de onderliggende uit te voeren technische maatregelen. Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. Wat betreft pagina 66: 'bij gebruik van oliehoudende spoeling (OBM) dient extra aandacht te worden be steed om verontreinigingen te voorkomen'. Bij aile putten die geboord worden zal OBM gebruikt worden. Hoe worden nieuwe verontreinigingen voorkomen?
Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven. Er is in het MER niet ingegaan op het provinciaal beleid ten aanzien van het bedrijventerrein Boekelermeer. Hoewel dit strikt gezien geen milieu·kwestie is, heeft de ontwikkeling van het bedrijventerrein wei degelijk een milieu-insteek gehad. Provinciaal is een ontwikkelingsbeeld opgesteld van het bedrijventerrein Boekelermeer, waarbij in de Boekelermeer sprake zou moeten zijn van een grote werkgelegenheid om forensenverkeer richting de Randstad te beperken. Consequenties toepassen Bevi voor bedrijventerrein Boekelermeer Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het hanteren van een ruimtelijke scheiding tussen risicobronnen en te beschermen vormen van ruimtegebruik een basisregel. Het invloedsgebied van de berekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van de externe veiligheid van TAQA laten een grote impact zien op de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein Boekelermeer. Ais TAQA zich op deze locatie (voorkeurslocatie Boekelermeer) vestigt bedraagt het invloedsgebied externe veiligheid van de installaties van TAQA bruto 80 ha. Dit betekent dat: netto 30 ha niet meer of nog slechts beperkt uitgeefbaar is en dat binnen het invloedsgebied ruim netto 7 ha gronden die reeds zijn uitgegeven. V~~r deze gronden geldt waarschijnlijk een saneringsplicht. In ogenschouw moet worden genomen dat de Boekelermeer een regionaal bedrijventerrein is met een bruto oppervlak van 205 ha en dat voorziet in de ontwikkeling van bedrijven uit de regio. Belangrijkste uitgangspunten voor de ontwikkeling van dit regionale bedrijventerrein zijn: grootschaligheid; hoge werkgelegenheidsdoelstelling (40 werknemers per hectare);
Zienswijzen en advies milieu·effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
22
intensief ruimtegebruik; duurzaamheid. Er is in dit gedeelte van Noord-Holland geen ander bedrijventerrein beschikbaar waarop dergelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Tevens moet een onderscheid worden gemaakt tussen een bedrijventerrein en een industrieterrein, op welk laatste terrein TAQA eigenlijk thuis hoort. De realisatie van de installaties van TAQA op het bedrijventerrein doet geweld aan bovengenoemde uitgangspunten en leidt derhalve tot milieuschade (naast grote financiele en economische schade). En dat niet aileen voor de gemeente Alkmaar maar voor de gehele regio. De beperking van het regionale bedrijventerrein is niet in overeenstemming met eerder door het Rijk en de provincie vastgestelde gewenste intensieve gebruik en werkgelegenheidsdoelstelling ervan.
Aantasting werkgelegenheidsdoelste/ling De doelstelling van Alkmaar is zoveel mogelijk werkgelegenheid realiseren in Alkmaar en uiteraard ook op Boekelermeer, pass end binnen de beleidsdoelstellingen van de Provincie en gemaakte afspraken met de regio. V~~r
de Boekelermeer is een streefcijfer van 40 werknemers per netto hectare in het bestemmingsplan genoemd. De vestiging van TAQA op zichzelf past niet in die doelstelling. Oat de vestiging van TAQA weliswaar een bijdrage levert aan innovatiebevordering en mogelijk anderszins 6 laat dat onverlet. Daarnaast zorgt de risicocontour 10. die TAQA met zich meebrengt ten aanzien van het groepsrisico ervoor dat de bijdrage van een groot deel van het bedrijventerrein Boekelermeer aan de werkgelegenheidsdoelstelling klein wordt.
Compensatie bedrijfsgrond: uitbreiding Boekelermeer Het verlies aan intensief uitgeefbaar bedrijventerrein betekent compensatie ervan elders in Alkmaar of de regio. Dit zal onvermijdelijk tot meer infrastructuur en meer verkeersbewegingen leiden en niet positief uitpakken voor het milieu. Het milieueffect hiervan is niet beschreven en niet beoordeeld als effect. Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo Op pagina 176-178 zijn de effecten van de werkzaamheden op de natuur in kwetsbare gebieden van Heiloo niet voldoende beschouwd, zo wordt wei ingegaan op de tijdelijke gevolgen. De permanente gevolgen zijn echter niet beschreven. Gewezen wordt op het landgoed Nijenburg en het Heilooerbos waar aile leidingen met gestuurde boringen worden aangelegd. Deze leidingen worden niet ge"lsoleerd en de effecten daarvan zijn niet beschreven. Ook zijn de effecten op de bestaande bebouwing onvoldoende beschreven. Zo wordt de Kennemerstraatweg gepasseerd met een gestuurde boring nabij de aan deze weg gesitueerde woningen. De mogelijke effecten daarvan zijn niet onderzocht en beschreven. Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart In onderhavig geval is de inrichting milieuvergunningplichtig. De milieuaanvraag moet worden getoetst aan de vigerende wet- en regelgeving. Op dit moment is het Bevi nog niet van toepassing verklaard voor onderhavige mijnbouwinstallaties. Dit betekent dat er nog niet officieel aan het Bevi kan worden getoetst. 6
TAQA geeft aan dat binnen de risicocontour (aangenomen wordt de zogenoemde 10- PR-contour) geprojecteerde kantoorgebouwen van derden vallen. Ais dit een kantoorgebouw is met een bruto 2 vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object, dan is er sprake van een kwetsbaar object. Dit zou kunnen betekenen dat de TAQA-installatie op grond van de huidige wet- en regelgeving kan worden vergund. Echter, als de installatie, bij wijziging van het Bevi, onder het Bevi komt te vallen, ontstaat er direct een saneringssituatie. Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven TAQA geeft aan dat dit soort bedrijven restricties oplegt aan naburige bedrijven maar dat er wei zeker andere bedrijven binnen de 10-6 PR contour mogen worden gevestigd. Milieuhygienisch gezien is deze opstelling juist, er zijn echter kanttekeningen bij te plaatsen.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
23
..........
V~~r
de situatie dat er een Bevi-bedrijf aanwezig is, gelden de volgende regels/richtlijnen: Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen 10-6 contour; Beperkt kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan, tenzij er voor de vestiging ter plaatse dwingende redenen zijn; V~~r het groepsrisico geldt formeel geen grenswaarde, aileen een onderzoeks- en verantwoordingsplicht in de toelichting van het voor het gebied op te stellen bestemmingsplan Om het groepsrisico te reguleren dient dan ook het aantal personen in het invloedsgebied in de voorschriften te worden gereguleerd (bijvoorbeeld maximale bebouwingsoppervlakten, bouwhoogte enz). 6
Binnen de 10- PR contour mogen inderdaad andere bedrijven worden gevestigd, maar met name bedrijven met hoge personendichtheden, zoals kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van 2 meer dan 1500 m per object, zijn hier uitgezonderd, maar ook bedrijven met veel werkgelegenheid (of potentiele groei tot veel werkgelegenheid) kunnen zich hier niet vestigen. Daarnaast is het eigen terrein van TAOA vrij omvangrijk en kent het bedrijf zelf een zeer lage personendichtheid. De vestiging van de TAOA-installaties betekent dat voor een groot deel van het bedrijventerrein de gewenste personendichtheid onmogelijk gehaald kan worden.
Zienswijze 11. Externe veiligheid Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode Zoals reeds eerder in zienswijze 3.3 is opgemerkt, heeft initiatiefnemer in dit kader een conservatieve methodiek toegepast en zijn de resultaten daardoor (aanzienlijk) overschat. Volgens de toegepaste rekenmethode ligt de PR-contour op circa 370 meter van de inrichtingsgrens. Deze afstand wijkt sterk af van de afstand, die tijdens een gehouden overleg is geopperd als zijnde de benodigde ruimte bij toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT). Ons inziens kan de werkelijke contour pas worden berekend nadat de definitieve plaats van de onderhavige installaties bekend is, dus de situatie zoals die in de vergunningaanvraag Wet milieubeheer en Woningwet zal worden opgegeven. In het kader van het zogenoemde groepsrisico (GR) gaat men in de berekening uit van een (relatief) lage personendichtheid. Indirect wordt hierdoor een inbreuk gedaan op de toelatingsmogelijkheden van andere functies op het onderhavige bedrijventerrein en wordt de gronduitgifte onnodig beperkt. Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER In het MER is met BBT voor de gasbehandelingsinstallatie een veiligheidscontour van 370 m berekend. In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 wordt melding gemaakt van mogelijKe verbetering van de installatie waardoor de contour teruggebracht kan worden tot 270 m. Dit doet bij ons de vraag rijzen of de best beschikbare techniek wei wordt beschreven in het MER.
Zienswijze 12. Geomechanische aspecten Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld In het uitgevoerde onderzoek is aileen gekeken naar de effecten van in gebruik name van de putten. Er is niet gekeken naar de lange termijneffecten. In het uitgevoerde onderzoek wordt aangegeven dat hier nader onderzoek naar zou moeten worden verricht dit is niet gedaan in het kader van het MER. In paragraaf 8.3 p. 220 worden de conclusies samengevat. De algemene tendens van deze conclusies is dat het allemaal wei meevalt. Terwijl een groot deel van de effecten niet bekend is; effect van productie op het veld. Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 naar aanleiding van het niet aanvaarden van het MER door Bergen wordt gezegd dat de lange termijn effecten op de stabiliteit van het gasveld niet kunnen worden onderzocht, omdat daarvoor de activiteit van het veld na ingebruikname moet worden
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
24
onderzocht. Deze gegevens zijn nu niet bekend. Dit antwoord maakt duidelijk waarom niet aan deze richtlijn is voldaan. Echter, vervolgens komt dan een uitleg van TAQA waarom zij het verdere onderzoek van TNO niet willen laten uitvoeren. TNO zegt dat op basis van de breukvlakken nooit een zwaardere beving zal plaatsvinden dan 3.9 op de schaal van Richter. Een volgens de overheid aanvaardbaar risico (hierbij is niet beschreven welke overheid dit aanvaard heeft en op basis van welke criteria dit is). De Bevingen in 1994 en 2001 hadden een kracht rond 3.5 op de schaal van Richter. Bij besprekingen wordt dit vergeleken met een grote vrachtwagen die langsrijdt. Dit is echter niet de beleving van de mensen die de beving hebben gevoeld. Onbekend is wat het effect van stress is op de stabiliteit van het veld. Dan kan de beving wei niet groter zijn dan 3.9, maar wat als het in zomer vullen en in de winter produceren een jaarlijkse beving kan opleveren? Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden In de toelichting wordt verwezen naar andere velden waar reeds sprake is van gasopslag en dat daar geen bevingen worden waargenomen. Dit betreft echter veld en waar geen sprake is van een breukvlak. Bovendien zijn deze velden andere in omvang en is derhalve en vergelijking niet op zijn plaats. Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal De rapport met betrekking tot geomechanische effecten is in het Engels geschreven. Dit is in strijd met artikel 7: 10 lid 2 van de Wet milieubeheer. Er is geen toestemming verleend het rapport in het Engels op te stellen, noch is de legitimatie van de Engelse taal in de Richtlijnen gegeven.
Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer De negatieve invloeden van het project op werkgelegenheid en het milieu in relatie tot het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 heeft bij de afweging geen rol gespeeld. De vergelijkingen van de voornemens en de alternatieven is daarmee onvolledig. Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel ruimtelijke omgeving en landschap onjuist: Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is weging in de tabel van 9.5.2 met betrekking tot ruimtelijke omgeving en landschap evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op het Mob-terrein de minst negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 13.3. Referentiesituatie Door TAQA is aangevoerd dat wei wordt voldaan aan de richtlijnen doordat rekening is gehouden met de auto nome ontwikkelingen (zijnde dat het veld ook bij beeindiging van de activiteiten op het Bergermeer veld nog ten minste tien jaar in gebruik zou zijn). TAQA stelt dat het uiteraard wei zo is dat ook het tijdstip van het terugbrengen in de oorspronkelijke staat invloed heeft op de vergelijking van het voornemen en de alternatieven Mob-terrein en Bergerweg Noord. Ook stellen zij dat de verschillen echter niet erg groot zijn omdat de alternatieve locaties Mob-terrein en Bergerweg Noord sowieso op een aantal punten slechter scoren, ongeacht of en wanneer de Bergermeer locatie wordt verlaten. De gemeenten verschillen hierbij nog steeds van inzicht met TAQA. Autonome ontwikkelingen zijn naast 'natuurlijke' ontwikkelingen ook ontwikkelingen op grond van vigerend overheidsbeleid. De BGS zal 40-50 jaar in bedrijf zijn. De ervaring is dat het wellicht nog langer duurt. Nu reeds wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor het opslaan van CO 2 . Dit kan ook worden geschaard onder autonome ontwikkelingen. Dit zou kunnen betekenen dat bij ontmanteling van de opslag van methaangas een andere toepassing van het veld zou kunnen plaatsvinden. Waarbij in gebruik name voor de winning van gas, nog gesproken werd over teruggave aan de natuur na einde productie, wordt
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
25
1/'...; ",,-
it...;
daar in dit traject niet over gesproken. Een autonome ontwikkeling zou kunnen zijn dat het veld ook na de opslag van gas, gebruikt zou kunnen gaan worden voor andere doeleinden. Nog steeds is de verkeerde referentie gebruikt bij de beoordeling van de verschillende aspecten.
Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria In de beoordeling is ook planologie en bestuur en technische en economische aspecten (kosten) meegenomen. Dit zijn echter geen milieuaspecten en dienen niet bij de beoordeling te worden meegewogen. TAQA licht hierop toe dat op verscheidene plaatsen in het MER is vermeld dat alternatieven en maatregelen realistisch moeten zijn. Tevens zeggen zij dat deze aspecten niet zo zwaar meetellen als de overige aspecten. Het vervelende is echter dat de milieu-aspecten zijn uitgewerkt in het hoofdrapport en de achtergronddocumenten, waar dit niet geldt voor planologie en economische haalbaarheid. Alternatieven worden slechter beoordeelt, omdat ze duurder zijn, de vergunningverleningsprocedure langer zal duren of er treed om andere redenen een vertraging op. De reden waarom bepaalde onderdelen beter of slechter scoren is derhalve niet te achterhalen. Waarom deze aspecten in een milieu-effecten vergelijking meenemen? Ais ze uiteindelijk doorslaggevend zullen zijn bij de bestuurlijke keuzen en bedrijfs-economische keuzen die gemaakt moeten worden met 'neutrale' milieu-informatie als een van de beslissingscriteria. Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten Het opnemen van niet-milieugerelateerde vergelijkingscriteria heeft tot gevolg dat de beoordeling van de installaties in de verschillende scorekaarten (tabellen 9.5-1, -2 en -3) een vertekend beeld geeft. Ten eerste wordt verwezen naar hetgeen hierboven onder zienswijze 13.5. (planologie en bestuur) is overwogen. Daarnaast is heeft de het vergelijkingscriteria technische en economische haalbaarheid en milieuzorg zowel beleidsmatige- als milieuaspecten in zich. Doordat onderwerpen in de scoretabellen zijn opgenomen als een vergelijkingscriteria kan geen onderscheid worden gemaakt. Hieronder valt bijvoorbeeld de zeer relevante afweging met bestrekking tot de referentiesituatie. Ook spelen kosten een rol bij de afweging. Het op deze wijze afwegen van deze aspecten geeft een vertekend beeld in aile scorekaarten. Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen De vergelijkingscriteria worden gebruikt voor de vergelijking van het voornemen en de alternatieven. Verschillende onderwerpen zijn echter niet of onjuist gewogen. Deze verkeerde of onjuiste weging wordt beschreven in de zienswijzen per onderwerp. Wij willen daarom verwijzen naar de zienswijze met betrekking tot natuur, geluid, archeologie en beeldkwaliteit, waarbij per onderwerp steeds is ingegaan op de weging. De verschillende wegingen zijn derhalve niet juist opgenomen in de scorekaarten. Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen Ondanks de richtlijnen zijn de alternatieven van het leidingentrace op basis van milieuoverwegingen, niet plaatsgehad (zie zienswijze 4.8). Ten onrechte is in het MER dan ook geen vergelijking van het voornemen en de alternatieven van dit onderwerp opgenomen.
Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer In paragraaf 10.1 wordt het meest milieu vriendelijke alternatief (MMA) beschreven. Hier wordt aangegeven dat de locatie BGM Voorkeur het MMA is voor wat betrett de puttenlocatie. Dit is onjuist. Bij een juiste effectbeschrijving en weging van de effecten en bij het loslaten van de combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein is situering van de puttenlocatie op het Mobterrein te beschouwen als MMA. Zienswijze 14.2. Jaarrond boren TAQA heeft in het uitvoeringsalternatief gekozen voor jaarrond boren. Deze keuze heeft grote gevolgen voor natuur (het verdwijnen van de grutto) en de omwonenden (permanente grote verstoring door geluidsoverlast). TAQA streett er naar jaarrond te boren in verband met de grote besparingen in geld en tijd die dit met zich meebrengt. Ook leidt jaarrond boren volgens TAQA tot een aanzienlijke kortere totale boortijd, minder hinder en een verlaging van een aantal milieuaspecten als geluid, licht en verkeer. Het niet jaarrond boren zou volgens ons geen effecten moeten hebben op de totale
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
26
",
boortijd, het geluid en het licht, want het aantal putten blijft gelijk. Er zal iets meer hinder zijn door het opbouwen en afbreken van de boorinstallaties en de hierbij behorende vrachtwagenbewegingen. Het extra aantal bewegingen staat echter niet in verhouding tot de normale drukte op de Bergerweg. Hier staat tevens tegenover dat het een deel van het jaar helemaal rustig zal zijn indien gekozen wordt voor niet jaarrond boren. Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA Samenstelling MMA en uitvoeringsalternatief kan niet op basis van onderhavig Mer. De best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu zijn in het rapport niet, niet objectief en bevooroordeeld opgeschreven en gewogen.
Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi De leemte met betrekking tot het niet van toepassing zijn van het Bevi, is ten onrechte niet opgenomen. Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten In het achtergrondrapport doet TNO een aanbeveling voor nader onderzoek bij ingebruikname. Oit is niet opgenomen in het hoofdrapport. Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan Op het moment van het uitkomen van het MER was het nog niet duidelijk of een Streekplanaanpassing moet plaatsvinden. Het MER gaat hier niet op in.
Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 De externe veiligheidscontour 10.6 beslaat een gebied van bruto 72 ha (excl. Taqa) waarvan 64 ha op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 (grootte bruto 205 ha). Oat is 31 % van het oppervlak van dit bedrijventerrein. Oeze contour bepaalt het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein conform de ambities van het vigerend bestemmingsplan en regionale afspraken en zal voor de regio gecompenseerd moeten worden. Voor bedrijven die nu niet meer op Boekelermeer Zuid 2 terecht kunnen, zal een alternatieve locatie van vergelijkbare grootte gezocht moeten worden. Mede in het licht van de eis van de provincie dat aile bedrijfsgrond, die anders wordt gebruikt dan bedoeld in de bestemmingsplannen, gecompenseerd moet worden. Oat betekent dat ergens binnen de regio bedrijfsgrond voor hetzelfde type bedrijvigheid als nu mogelijk is op Boekelermeer Zuid 2 gevonden moet worden. Het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is bedoeld voor: opvang van groeiende regionale bedrijven zodat deze voor de regio behouden blijven; opvang van hinderlijke regionale bedrijven op locaties waar deze bedrijven andere ontwikkelingen verhinderen aantrekken van bedrijven uit het zuiden (zuidkant van de HAL-regio aan de A9) waardoor werkgelegenheid wordt aangetrokken en woon-werkbalans verbetert terwijl er geen onnodige milieubelasting en belasting van de infrastructuur de regio ontstaat spreiding van werkgelegenheid over de regio (naast Breekland en de Vork in het noorden). Compensatie zal dan ook aan de zuidkant van de HAL-regio gevonden moeten worden. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is een regionaal bedrijventerrein en is grootschalig van aard. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 3 is primair bestemd voor bedrijven uit Heiloo, Castricum, Limmen, Uitgeest en is klein en met relatief kleinschalige inrichting. Oeze diversiteit is nodig voor de economie van de regio. Boekelermeer Zuid 3 kan daarom geen compensatie bieden voor het verlies aan werkgelegenheid op Boekelermeer Zuid 2 uitgaande van de nu aangegeven veiligheidscontour bij vestiging van de gasbehandelings- en compressie-installaties van TAQA.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
27
v. Conclusie In zeer korte tijd heeft TAQA een groot aantal onderzoeken laten verrichten, waarvan de meeste onderzoeken terdege verricht zijn. Op enkele onderdelen lijkt de vertaling van de achtergronddocumenten in het hoofdrapport echter tekort te schieten. Vaak moeten ae achtergronddocumenten integraal worden beoordeeld om te komen tot de daadwerkelijke effecten van een ingreep. Her en der worden effecten in het hoofdrapport genuanceerd of zelfs gebagatelliseerd (zo erg is het allemaal niet). Door TAQA wordt steeds gezegd dat het MER de samenvatting, het hoofdrapport en de achtergronddocumenten betreft, maar waarom een hoofdrapport schrijven als men voor een aantal conclusies toch echt de achtergronddocumenten moet raadplegen. Ons inziens kan het hoofdrapport aangescherpt en verbeterd worden. Met name op de afwegingen van de verschillende locaties die in het rapport gebeuren kan op verschillende wijzen afgedongen worden, zoals uit de naar voren gebrachte zienswijzen blijkt. Echter ook achtergronddocumenten dienen te worden aangepast. Ons verontrust ten zeerste welke gevolgen de ingebruikname van de nagenoeg lege velden zullen hebben, zo wordt de geluidoverlast voor de omgeving die zal optreden bij het boren van de putten genoemd. Nu al wordt door TAQA aangegeven dat naar aile waarschijnlijkheid niet aan de normeringen zal kunnen worden voldaan. Bovendien weet men nog niet welke apparatuur voor de boringen beschikbaar zal zijn. Tevens is een groot punt het effect van productie, dus inpompen en produceren van aardgas, op de seismische activiteiten van het veld. Ook de effecten op de natuur baren ons grote zorgen. Tenslotte heeft het vestigen van de gasbehandelings- en compressieinstallatie grote gevolge voor het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, maar tevens voor de bedrijven in de nabije omgeving. Voorts dient ook de samenvatting verbeterd te worden tot een document waarop bestuurlijke besluitvorming mogelijk wordt. Oat daarvoor meer pagina's nodig zijn dan de richtlijn aangeeft is geen argument om de samenvatting onder te maat te houden. Er kunnen ook wei wat foto's en redactionele kaders vervallen om ruimte te creeren voor voor besluitvorming relevante informatie. Wij verzoeken TAQA en het onderzoeksbureau DHV aile rapporten, bijlagen en het MER nogmaals nauwkeurig te bestuderen in relatie met genoemde zienswijzen en adviezen om zo te komen tot een deugdelijk en inhoudelijk onberispelijk milieu-effectrapport, waarin conclusies worden gedragen door de inhoud ervan en waarin aandacht is besteed aan aile relevante milieuaspecten.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
28
r.
o
c; <0
(J
r.
Ministerie van Economische laken Direcloraat-gencraal VOOt Encrgie en Telecom Directie Energiemarkt
r. J>
Poslbus 20101 2500 EC Den Haag betreft: datum :
zienswijze m.b.t. milieucffectrapport Bergenneer Gasopslag
Geachtc hecr De infonnatie. die mij hecft bereikt over het voomemcn van Taqa Energy B. V. cen gasopslag in hel nu vrijwcllege gasveld onder de Bergcrmeer Ie willen reali seren, vcrontrust mij in hoge mate. In het sinds IS januari 2009 ler visie liggende milieueffectrapport word! ingegaan op de efTecten van de aanleg en het gebruik van de noodzakelijke voorzieningen vOOt de omgeving en de ondergrond. Diverse plaatscn passeren de revue, de puttenlocatie aan de Bergerweg noord-oosten zuid-westzijde en het MOB-terrein san de Groeneweg, de gas bchandelingsins!allalics vooral op he! bedrijventerrein Boekelenncer Zuid-2. Hel blijkl dat zowel tijdens de aanleg en bouw (2 tot 3 jaar), als tijdel1s de exploilatieperiode daama (50 jaar) aanzienlijke overlast zal optrcden voor mens en milieu. !-let gaat dan om zeer vcel onregclmatig lawaai en kunstlicht, zeker de eerste jaren dag en nacht, met misschien een onderbreking gedurende het broedseizoen . De gcluids- en milieubelasting zijn onaanvaardbaar hoog. Gevreesd wordt voor het verdwijnen van de grutto-populatie in de Lolerijlanden. Deze Jandjcs, deeJ van de ecoJogische hoofdslructuur. zijn naluurgebied en stiltegebied, 's nachIS is he! er stil. Ook weinig geluid en kunstlicht vallen dan al op. Ik vind dat hier gcstrcefd dient Ie wo rden nasr het tcchnisch maximaal haalbare effect op het pun I van de isolatie. De voorgcstelde geluidsmuur van 10 m hoogte heeft als resultaat oog altijd cen geluidsbelas!ing ver boven de al magere norm. Niet allcen de hoogte moe! volgcns mij meer worden, ook de boortorcns zelf zouden tot over de to p moeten worden ingepakt. Buitengewoon zorgclijk vind ik verder de mcdedeling dat er door he! heen en weer pompen van gas in het ' voomlalige' gasveld in de Bergcnneer cen blijvende kans is op aardbevingen, 10 1 cen waarde van 3.9 op de Schaal van Richter. Ik vind het een risico da! de overheid z ijn burgers niet mag lalen lopen . Mijn conclusie is dat he! plan van Taqa cen slecht plan is, dat het MER onvoldoende waarborgen biedt voor de haalbaarheid cn da! er geen vergunning voor mag worden afgegevcn .
.-
Met vriendelijke grocten
1
~-------~---
.
-'\
___
.---=-~= ------: . ~rr -- oy =~ -- ---. ... ·····1 -'or7-v.Tr'7~-n"'l'~~1'7'~~r/t7·~ : - - - --.------ ---1----- --'·Y7OrC'"']-~·~r-'l·"-~""'-~- -. : --- ----------------~7~r-rr*T~~V~-f1~-~- -- - -r:-~'--r-'(?~--c:.}7T;G('I;rrOTC:"\J-~ry~!--~~-·'7j rc,.c,"'0tf,; -: ::
:'
. .... ···i rrr~~-ry-~-;- :--ar-'--ry--Vl,-.lrrrt/- -,
:'
I
~'
I
::
-- -- -r;n;,'--r7:-Qr-or-~~~-v'-17~~-r r?"e:e...~~--·
.'. .'"T(V ~'·""T"in7'%"G"~7rrf;-'·~V--xr-~-rTr'
------- --
--------·-~?~-_wrrr'J-·ne-_varr-~-rrn-------~«-n-Y;~- r-~-f"l(J-~~--~-.;erD-r-'t-~--·~~'iff)--
----~~~~
-
I
~,
,-
~-~~----.
-r~Y--ri~~~·-("Vt1cI:nI1-rr-~~~~-~-~~7-1G --- -----
--
---- - L------ -- - - ----.-~('17~-Y1-fO~('1;lt.?-~~----y7"'0-y:-q-
---- ~<[tvrYl& ~-~1--~~J:.~r~~-fCvvv--~-----
(r-7r-·~'- ~r -~~~{~~FP7-~-T~--~-~-c:c.-7a--
-
........ . ~.~~Jt7-~n'Trll~;::r:~=~ -.. rr-£--(t,'7 '~'-r0v--~-~-'~~~--~--?v-yl,-If---"1-'~rJ--,~-- --- --
.. . T9--·~·'rrVWl1--r-~··~·'r-d--.4J1'r"1J.-"ffC--f/1 -teT; -.- ---- - --. -
----- ---
.. - -- - CfJ
-
-
-
-----------.~--
----.---.----
~-~'-(~~:-cz.c·-rr-r?"e,-n---·~~-~--~--
-_
..
_-
.
- - ---'
.. ~....••·~~~r-~r-~T<-·:--W'J'~~lTT~~r1( .-- - . ---.-
=_ __- _- - ._---
_---- _ -.-~-
____________v .
-~~--- ~-
_~--------_--
___'
-
~
:"Jl
--~--.
~JI
. bO,~·C,'i."Z ~
. - - - - - -_ _ _ _ _ - - - c ; ) - - - -
........
en C:lI
.....-..C;)
~JI
(:1 IJ\.:
Ministerie van Economis'che Zaken ,.1" Directotaat'-generaal voor Energie en Telecom Direciie 'Energiemarkt' .... , Postbus 20101 2500 Ee Den Haag betreft: datum
Geachte heer
zienswijze m.b.t. milieueffectrapport Bergermeer gasopslag 22-02-2009 '
,
Het plan van Taqa Energy BY een gasopslag te willen realiseren in het bijna lege gasveld onder de B ergermeer verontrust mij enorm. Zowel uit schrijven van Taqa zelf-als bewoner van de Nesdijk recht tegenover de locatie Bergerweg ben ik als "gedupeerde" persoonlijk aangeschreven over de plannen-alsook uit berichtgeving via diverse kranten, gemeente etc blijkt dat er sprake zal zijn van grote overlast wat betreft licht, geluid en zwaar verkeer. Onherstelbare overlast v~~r mens en natuur. En wat te denken van het gevaar van aardbevingen met als gevolg voorspelbare schade aan ~liizen en 'percelen. Ook sabotage lijkt me een reeel gevaar. Ondanks' het feifdat de Loterijlanden zelf een waardevol en onmisbaar stilte- en natuurgebied is, i's de omgeving van het gasveld dichtbevolkt. y ~rv'ql~~n~ isde gmotte van het g(}nel~ Pf9je~t en qe inq~l~trie!e ~~wegiflgen qie daarmee gep~ard gaan topzwaar voor de omgeving. Het stempel dat het zal drukken is .' , onaanvaardbaar. Ondanks d~ nu al aangegeven overlast-zeker de eerste drie jaren vol gens Taqa~leert de ervaring tel kens weer dat dit soort grote projecten in NederJapd veel te roosklewig worden voorgesteld. Kort SafT\epgEwat meen ik dat de overheid haar burgers opzadelt met een onveraptwoord groot risico op rneerdere vlakken en hoop ik ~eer dat er ge(;!n vyr~un'1in~ wordt afgegev~n voor dit plan. Groet,
Ministerie van Economische zaken Afd Directie energiemarkt Postbus 20101 2500 EC DenHaag
Bergen NH 23-02-2009
Geachte Directie,
Bij deze teken ik bezwaar aan wegens de plaatsing van zware industrie voor gasopslag in de Bergermeer tussen Bergen en Alkmaar. Voorziene oorzaak eventuele toekomstige Schade aan het milieu: 1.
Plaatsing van zware industrie met explosief gas in natuurgebied en dicht bewoond gebied. Transport van gas. Geluid overschrijding ( industrie lawaai ). Verplaatsing over een langere tijd van zwaar verkeer. Gevaar voor burgerij (Alkrnaar-Bergen-Egmond-Heiloo ) Minimale bescherming tegen terroristische aanvallen, Gezondheidrisico project frustreert burgers. angst onder de bevolking Aardbeving risico kans op schade en instortende bebouwing.· rampenplan onduidelijk.
2. 3. 4. 5.
6. 7. 8.
Het over het algemeen slecht functioneren van gemeentebesturen Waarde vermindering bebouwing. Horizonvervuiling. oud landschap wordt vernield.
Advies:
Oude lege gasvelden op zee voor gas opslag gebruiken.
Ret is duidelijk dat het niet is aan te raden om in deze regio waar zoveel mensen wonen een dergelijk project tot ontwikkeJing te brengen. Daarbij natuurlijk ook de onoverzienbare schade aan het oude historische landschap en beschermd natuurgebied.
Vriendelijke groeten
Bergen, 22 februari 2009
Ministerie van Economische zaken DG Energie / Directie Energiemarkt
Geachte heer
Tk voel mij genoodzaakt u reeds in de huidige MER-fase van een eventuele gasopslag in de Bergermeer, zoals beoogd door Taqa en haar verschillende partners in deze, onze zienswijze te geven. Wij zijn woonachtig in Bergen aan de en zijn bedrijfsmatig actief met onze " ". op nummer . Totaal betreft het een aangrenzend geheel van ca. 8 hectare, waamaast wij van Landschapsbeheer nog ca. 2 hectare in gebruik hebben. ( "Loterijlanden") In overleg met de Gemeente Bergen hebben wij op onze kavel op nummer 30 gekozen voor een bijna revolutionaire bouw. Dat wil zeggen : door te voldoen aan de verschillende eisen en vooral restricties, die er volgens het huidige bestemmingsplan op dit beschermd weide- en natuurgebied van kracht zijn, waren wij genoodzaakt onze bouw voor een groot gedeelte onder de grond te verwezenlijken. Onze verbazing was vervolgens groot, toen wij kennis namen van het project, de omvang en de locatie. De gevolgen van een eventuele aardschok, waarvan de frequentie en sterkte naar mijn en veler meningen door Taqa wordt gebagatelliseerd, zullen groot zijn. De kelder, waar zich onze vier slaapkamers en 2 badkamers bevinden, is gebaseerd op "paneelbouw", waardoor er zich naast de gebruikelijke kim-en plafond naden, 28 (!) staande naden bevinden. Deze zullen door eventuele aardschokken ongetwijfeld zware schade oplopen, met aile gevolgen van dien. Het boren van - naar ik begreep op de informatie avond in Alkmaar - niet 16 maar 20 ( ... ) nieuwe boorputten op de huidige locatie zal hier ook aan bijdragen. Eventuele toekomstige schade zal groot zijn, omdat de kelder tevens fungeert als fundering van het woonhuis. Ditzelfde geldt overigens voor het bijgebouw, wat eveneens onderkelderd is.
............
r...; J~
Los van deze individuele bezwaren, waarbij wij vanzelfsprekend alles zullen doen om onze belangen te beschermen, was ik in hoge mate verbaasd te vememen hoe men denkt op deze unieke plek met de bescherming van de huidige unieke natuUf om te gaan. Allereerst kreeg ik sterk de indruk dat er onvoldoende en met te weinig mens en met echte kennis was gesproken. Op mijn opmerking dat na jaren van zorg de lepelaar, de kemphanen, de wulp en het ijsvogeltje waren teruggekeerd, werd niet ofnauwelijks gereageerd. Om nog maar te zwijgen van de vele paartjes broedende kieviten, grutto's en scholeksters. Omdat ik samen met mijn kinderen sinds wij hier wonen in overleg met de verschillende boeren en loonwerkers nestbescherming doe, weet ik als geen ander hoeveel van deze vogels broeden en ieder jaar terug komen. De verwachting die werd uitgesproken dat de vogels zullen blijven broeden en hetjaar ema zullen terugkeren ondanks de boor- en overige werkzaamheden, doe ik af als volstrekt ondeskundig en onwaar. De drijfveren en motivaties van Taqa zijn naar mijn mening gebaseerd op winstderving, waarbij ik de noodzaak tot energie derving en beheer inzie, maar sterk de indruk krijg dat de effecten op de natuUf en de omgeving sterk worden gebagatel1iseerd door juist deze zoektocht naar geldelijk gewin. Concluderend geef ik u kort wat zienswijzen die u in combinatie met bovenstaande hopelijk duidelijk maken dat het project in haar huidige vorm en op haar huidige locatie naar mijn mening geen doorvang zou moeten vinden:
als men 20 keer 2 km diep kan boren, leidingen van vele kilometers naar Alkmaar en Heiloo kan aanleggen om aan- en afvoer van gas te garanderen, moeten er toch andere plekken te vinden zijn dan de huidige die de eerste prioriteit heeft, alsmede de twee altematieven die in de zeer nabije omgeving van de eerste liggen en zo mogelijk nog gevoeliger liggen?
Hoeveel groen licht en geluidsbeperkende maatregelen men ook neemt : de overlast zal voor de omwonenden groot en voor de natuUf blijvend zijn.
Ik heb twijfel aan de ingewonnen informatie en beargumentering omtrent de keuze voor de drie huidige locaties met betrekking tot omgeving, bewoners en natuUf.
r, (~
o
'0
,-
J,
Een project van deze omvang, met een begroting van naar ik begreep 800 miljoen eura, zou gerealiseerd mocten worden op cen industrieelterrein. De keuze van Taqa voor de huidige plek is een logische : baven ofzo dicht mogelijk bij de opslagplek. Kostenbeheersing lijkt bier echter cen all eshesli ssende rol te hebhen gespeeJd en de gevolgen voar de natuur en omgeving zijn zwaar gebagateLii seerd en onvoldoende onderbouwd.
Vanzelfsprekend ben ik bereid mijn argwnenten nader toe t~ lichten, milGlf vertrouw er op dat bij de uiteindelijke besluitvorming omtTent eventuele doorgang en loentie de Bergermeer po lder buiten beschouwing gelaten zal worden,
cc : Gemeente Bergen cc : Stichting Mr. Frits Zeiler, Bergen cc : Greenberg Traurig Advocaten.
, Amsterdam
Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag Bergen NH 23 februari 2009
Geachte heer, mevrouw, Hierbij wil ik als bewoner van Bergen NH, die redelijk dichtbij de Nesdijk woont en daarmee dichtbij de Bergermeer, bezwaar maken tegen de plannen om de Bergermeer te gebruiken voor gasopslag op de wijze waarop het bedrijfTaqa dit wi!. lk heb met name bezwaar op de volgende onderdelen: 1. Vemietiging van de natuur in de Bergermeer Uit de beschikbart: informatie leid ik af dat Taqa het hele jaar door wil bu:en en dat daardoor de broedvogels uit de Loterijlanden zullen verdwijnen. De grutto zou na twee jaar verdwenen zijn. Het gebied rondom Bergen maakt bovendien deel uit van de ecologische hoofdstructuur. Het lijkt me dat dat niet voor niets is. Uit de informatie van de gemeente Bergen leid ik af dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar altematieve locaties met minder milieuschade. Anno 2009 zou het niet meer zo moeten zijn dat milieu en omgeving het zonder meer afieggen tegen economische belangen. De gasopslag moet daarom niet uitgebreid worden, maar er moet gezocht worden naar altematieven. Ret belang van het behoud van de natuur rondom Bergen - een van de mooiste natuurgebieden in de regio - moet zwaarder wegen dan het industriele belang van Taqa. 2. Toename vrachtverkeer rond Bergen
= 0=
Met punt 1 hangt samen het bezwaar dat uitbreiding van de industrie-activiteiten in het natuurlandschap zalleiden tot meer vrachtauto's en daarmee tot meer vervuiling. Dit dient voorkomen te worden.
0_ 0_ 0-
=
3. Aardschokken
(,J-
-
..... -
== = CD:::::
0_
..... = =
.-
Reeds eerder hebben wij in Bergen een aardschok meegemaakt. Ret is niet duidelijk ofhet opnieuw volpompen van het gasveld tot verdere aardbevingen zalleiden. Dit moet duidelijk zijn voor er verder naar de plannen wordt gekeken.
~...;
'(;:).
{::l
to .
.........
(::l, it...;
4. Geluidsoverlast
~~
Het boren zal tot veel geluidsoverlast leiden. Voor de bewoners in de buurt - die geen enkel voordeel hebben bij de gasopslag - is dat niet aanvaardbaar. Voor het overige verwijs ik naar de bezwaren die de gemeente Bergen NH heeft aangevoerd (persbericht 17 december 2008, bijlage 1).
Hoogachtend,
-...
"-
~
-
u..
. .--.... .
---
..--"'"
gemeente BERGEN
PERSBERICHT Bergen, 17 december 2008
Bestuur Bergen wijstonderzoek effecten gasopslag Bergermeer af
Dinsdag 16 december bekrachtigde de gemeenteraad van Bergen bijna unaniem het collegebesluit om de Milieu Effect Rapportage (MER) niet te aanvaarden. Zij oordeelden dat bij het onderzoek dat TAQA heeft laten uitvoeren de richtlijnen en uitgangsp'unten niet juist zijn nageleefd. Met dit besluit is nog geen besluit genomen voor of tegen de opslag van gas. Wei loopt de voorbereiding ervan enige vertraging op.
TAQA Energy bereidt samen met haar partners een ondergrondse gasopslag voor; Gasopslag Bergermeer. Deze gasopslag moet tegemoet komen aan de veranderende vraag en aanbod van gas in de seizoenen. Door in de zomer gas op te slaan, kan dit in de winter gebruikt worden. Hiermee leveren TAQA en haar partners een bijdrage aan de leveringszekerheid van energie. Meer informatie over dit project vindt u op www.gasopslagbergermeer.nl De kritiek Om reden van zorgvuldigheid willen college en raad een betere vertaling van de onderzoeksrapporten terug zien in het MER-eindrapport. Nu wordt er volgens hen verkeerde/onvolledige informatie verschaft. De kritiek spitst zichtoe op zes punten: 1. De in het MER aangeboden samenvatting, bedoeld voor bestuurlijke besluitvorming, bevat niet aile informatie die daarvoor noodzakelijk is. De gepresenteerde informatie impliceert een gekozen richting. 2. De 'Waarom op deze locatie?" vraag is voor onze gemeente erg belangrijk. In het rapport is die keuze voor het Bergermeerveld beargumenteerd met onder andere de opslagcapaciteit van de veld en en de reservoireigenschappen. Niet genoemd is bijvoorbeeld wat dan de capaciteit van de verschillende velden is en waarom bepaalde velden slechte reservoireigenschappen hebben. Er wordt gesteld dat er onderzoek is verricht, maar het onderzoek is niet als achtergronddocument opgenomen. 3. Bij het beoordelen van de effecten wordt uitgegaan van de huidige situatie. De toekomstige situatie - met de bestaande puttenlocatie teruggebracht tot het oorspronkelijke weiland - wordt niet onderzocht. Dit wijkt af van de door de Commissie gestelde richtlijnen. Gevolg is dat alternatieve locaties voor de puttenlocaties als minder milieuvriendelijk worden gewaardeerd. Ais bij de effectenbeoordeling wordt aangehouden dat de huidige locatie weer weiland wordt, ontstaat een geheel ander beeld. Alternatieve locaties (met name Bergerweg Noord) zal dan op milieuaspecten mogelijk beter scoren dan de voorkeurslocatie. Door deze benadering vindt geen zuivere beoordeling van de locaties ten opzichte van elkaar plaats. 4. In het uitgevoerde onderzoek naar de kans op aardbevingen is aileen gekeken naar de effecten van ingebruikname van de putten. Er is niet gekeken naar de lange termijnef-
-1-
r...: (:I (:I itO " ....
(:I it...: "'" it'''': . ;I~
fecten. Het uitgevoerde onderzoek stelt dat hier nader onderzoek naar zou moeten worden verricht. Dit is niet gedaan in het Kader van het MER. 5. TAQA wi! het hele jaar gaan boren (dus ook tijdens het broedseizoen). Hierdoor wordt de bestaande weidevogelpopulatie van de Loterijlanden ernstig verstoord. De Alterrastudie (in opdracht van TAQA) schat in dat de grutto na twee jaar continu boren verdwenen zal zijn. Dit aspect is een van de belangrijkste effecten op de natuurwaarden, maar staat sterk onderbelicht in het hoofdrapport van het MER. 6. In de beoordeling zijn ook planologie, bestuur, technische en economische aspecten (kosten) meegenomen. Dit zijn geen milieuaspecten. Het gemeentebestuur vindt dat deze aspecten niet bij de beoordeling moeten worden meegewogen. De uiteindelijke conc\usie kan wei zijn dat een optie niet uitvoerbaar is vanwege kosten of bestuurlijke aspecten, maar dit mag geen wegingsaspect in het MER zijn.
De voortgang Bij dit project zijn diverse overheden betrokken. Gemeente Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer zijn bevoegd om te besluiten over o.a. bestemmingsplannen en bouwplannen. De provincie Noord-Holland gaat onder andere over de Milieuvergunning voor de ondergrondse del en en het Rijk o.a. voor de Milieuvergunning voor de gasbehandelingsinstallatie. Door het besluit van gisteravond wordt de besluitvorming met betrekking de gemeentelijke ruimtelijke procedures voorlopig opgeschort. Het college van Bergen wil nog steeds meewerken aan de voorbereiding. Zij nodigt TAQA uit om snel met een aangepast rapport te komen. Wethouder Plomp: "onze bijdrage is een vervolmaking van een goede MER". De gemeenteraad is het bevoegde gezag voor het al dan niet aanvaarden van een MER. Die bevoegdheid is niet gedelegeerd aan het college.
-2-
.....'-
oAMENWERKINGSVERBAND WIJKVERENIGINGEN BERGEN
N .. H.
W.....
",
Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Bergen, 13 februari 2009
Inspraakreactie Milieueffectrapport en vergunningaanvragen betreffende het project Gasopslag Bergermeer
Geachte Heer
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de Nederlandse Gemeenten opgedragen het wijkgericht werken in te stellen met als doel de kloof tussen overheid en burger te verkleinen. (Onderzoek heeft vastgesteld dat het vertrouwen in de overheid niet groot is en daar wil het ministerie verbetering in brengen). De Gemeente Bergen is in 2001 gestart met het wijkgericht werken en heeft dit tot speerpunt van haar beleid gemaakt. De nu 14 bestaande wijkverenigingen (allen rechtspersoon) hebben zich verenigd in een Samenwerkingsverband, waarbij zij een groot deel van de bevolking van de Gemeente Bergen vertegenwoordigen. In een vergadering van 9 februari jl. (75% van de verenigingen aanwezig) is de Gasopslag onderwerp van gesprek geweest en men heeft een gezamenlijk standpunt ingenomen. Hoewel zij zelf geen rechtspersoon is wil het Samenwerkingsverband toch dat haar inspraakreactie ontvankelijk verklaard wordt. Vanuit de diverse wijken is kennis aangedragen, die gebruikt is om tot deze inspraak te komen.
-
0-'
Zo blijkt er een "Convenant" te zijn tussen de voormalige ondernemer, die het gasveld heeft geexploiteerd en het Hoogheemraadschap Noorderkwartier, waarin o.a. deze tekst: dat "Het terrein weer in oorspronkelijke staat teruggebracht zal worden." Begrepen is dat in de eerste plaats TAQA Energy B.v. dit gaat doen. Het door de vorige ondernemer geleegde gasveld zal weer met gas gevuld worden. De opslag van het nieuwe gas er weer uitpompen valt onder de Mijnbouwwet en daar blijkt ook een vergunning voor te zijn.
U\,;
(~
(J
to
-., .....
(J Het Samenwerkingsverband verontschuldigt zich voor haar gebrek aan kennis over het
i/'\':feit, dat over een gebied behorend tot de Gemeente Bergen, een andere overheid ;~ verdragen afsluit. Hoe kan een burger dit weten? Is de overheid voldoende transparant? ,b·
.
Het Samenwerkingsverband heeft begrepen dat de Gemeente Bergen de MER heeft afgewezen. Dat heeft zij goed gedaan, Het Samenwerkingsverband ziet, dat in de MER meer aandacht is voor economische en strategische doelen, dan voor het welzijn van de lokale bevolking. Zij is bevestigd in dit gevoel door de reactie van uw Ministerie op deze afwijzing van de Gemeente Bergen, De zorg die de Gemeente heeft, werd opzij geschoven met als argumenten de strategie en het algemeen belang en bij standvastig afwijzen werd zelfs gedreigd met ministerieel ingrijpen. Heeft deze inspraak dan nog wei zin? Is het slechts een voldoen aan de vigerende wetgeving, terwijl het doel al vast staat en zonder meer door zal gaan? Het Samenwerkingsverband doet een appel om bijzondere aandacht te besteden aan de zaken hierna opgesomd en het welzijn van de burgers doen verslechteren: - In het MER wordt niet "a lies" genoemd (geen negatieve aspecten); zaken worden soms onvolledig behandeld of blijven bijzonder vaag. - Visuele zichtlijnen in de Bergermeer wordt geweld aangedaan (14 boortorens boven een 10 meter hoge geluidswal) - Over het behoud van cultuurhistorische waarden van de Bergermeer wordt laatdunkend en wellicht nonchalant gedacht. - Geluidsoverlast in de nacht van de boorbeweging tijdens de periode 2010-2013 op elke boorlocatie in de Gemeente Bergen. Hierbij nog de heersende zuidwestenwind en de zuidrand van Bergen heeft de overlast. (Als voorbeeld: TAQA stelt dat het geluid van het boren wei mee zal vallen. Onderzoeksbureau DHV geeft aan, dat de geluidsemissie van een moderne boorinstallatie groot is.) - Ongewenst licht vanaf die boortorens in de nacht, ook al wordt dit (onnatuurlijk) groen. - Toename van verkeersbewegingen voor aan-, en afvoer materiaal en woon werkverkeer. Verkeersveiligheid is in het geding, zeker in de nacht. - Ontsnappen van gas tijdens het injecteren, waardoor schade aan het milieu ontstaat (Niet aileen de grutlo's. Zijn er rapporten van wetenschappelijk onderzoek over de invloed van deze gassoort bij (Iangdurige) blootstelling aan flora en fauna?) - Doorspoeling tijdens het boren. Is er wetenschappelijk onderzoek naar de effecten op het grondwater en wat heeft dat voor effect op het milieu? - Veiligheid. Is er risico van explosie en of brand? Is er vervolgens een calamiteitenplan om schade te beperken? Wie van de vier betrokken gemeenten is dan leidend in het calamiteitenplan? Ais er door luchtdruk bij explosie schade aan burgerwoningen ontstaat
(;)en bij brand roetneerslag over woningen en erven, gaat TAQA al deze schade ~..; vergoeden? , "
~~ - Stijging van de ingezakte bodem, waardoor waterlopen zich anders gaan gedragen, . agrariers krijgen verdroging van hun landbouwgrond c.q. natte voeten. - Hoeveel reele angst moeten bewoners hebben voor aardschokken? Hoe groot is dit risico teitelijk? De meeste antwoorden kennen de bewoners ai, "alles gaat volgens de regels van de wet en het valt allemaal wei mee." Maar wie controleert ot men zich aan deze regels houdt? Wie treedt dan handhavend op? De overheid, die er belang bij heeft dat het proces doorgaat, voornamelijk gegrond op economische teiten. Oat wekt geen vertrouwen. Oat moet u toch inzien. En daarnaast: Wat is de compensatie voor de bevolking? Mitigerende maatregelen voor de grutto's? Compensatie om ergens een kinderspeelplaats neer te zetten? Deze strategische en economische gasopslag vergt een grote investering. Het risico ligt bij de ondernemer. Inkoop als de markt laag is en verkoop bij een gering aanbod, dus hoge prijs. Daar ziet de bevolking van de Gemeente Bergen niets van terug. Uw repliek zal zijn, dat de bewoners een (mogelijk) meer stabiele gasprijs zullen krijgen. Dit (mogelijke) voordeel geldt voor aile Nederlanders, terwijl de bewoners van de Gemeente Bergen de lasten draagt en haar welzijn verminderd is Daarom stelt het Samenwerkingsverband als compensatie de instelling van een zgn. injectiebelasting voor. Laat TAQA over elke ge"injecteerde kubieke meter een belasting betalen, die jaarlijks wordt uitbetaald. (Een hefting over miljoenen kubieke meters, mogelijk bij het maximum 9 miljard-.) Tevens stelt het Samenwerkingsverband voor om een zgn. extractiebelasting te heffen. Laat TAQA over elke weer opgepompte kubieke meter een belasting betalen, die ook jaarlijks wordt uitbetaald. De ondernemer zal voldoende marge hebben om deze belastingen te voldoen aan het Ministerie, die dan ook de kengetallen, die tot deze belastingen leiden, zal controleren en de atgedragen gelden herverdelen. Op die manier is er toch een ander draagvlak dan het plan er zonder meer maar door te drukken. Het Samenwerkingsverband wil ook nog het volgende onder uw aandacht brengen: Op 9 september 2001 werd de bevolking van o.a. Bergen gecontronteerd met een aardschok van 3,5 op de schaal van Richter. Een aardschok, die voor scheuren in huizen heeft gezorgd. Bij schadeverhaal op de toenmalige ondernemer stelden de verzekeraars zich kleinzielig op door het bewijs te eisen, dat de scheur veroorzaakt was door de schok. Daar sta je dan als burger. Geen toto's met datum en beschrijving van een bouwinspecteur gedeponeerd bij een notaris. Jammer, dan geen uitkering.
(J, Oat wil het Samenwerkingsverband niet meer meemaken. ~~ Zij stelt zich op het standpunt dat, voordat met werkzaamheden in het gasveld g.~
Bergermeer wordt begonnen, TAQA Energie BV een garantstelling moet afgeven. Oeze h garantstelling omvat niet aileen de vergoeding van aile materiele, en immateriele schade, ontstaan door aardschokken in de omgeving, waarvan vaststaat dat deze een gevolg zijn van werkzaamheden in het gasveld, maar ook tengevolge van bewegingen in de aardkorst die een gevolg zijn van wisselingen in het gasvolume in de Gasopslag 'Bergermeer' .
Het Samenwerkingsverband Wijkverenigingen vindt, dat pas vergunning kan worden gegeven als aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan en de verwachte overlast tot het minimum beperkt wordt, waarbij het welzijn van de bevolking voorop staat.
H009~C e Secre
,
i Samenwerkingsverband Wijkverenigingen Gemeente Bergen N-H.
Kopie: -TAQ,A; Energie BV Oyas BV Petro-Canada Netherlands BV Energie Beheer Nederland BV B&W Gemeente Bergen Gemeenteraad Gemeente Bergen Commissie MER Regionale media
·.-~~
,.
m®®.!) I post
, .."
Binnenland
Postc~de.•en ~oonplaau
j.
_.-,
Aan Keuze {
{2 IJ!L,Mlt$/m·',imI:t@HtllWW1i${·hMJ
o
' ',.
Keuze 2
.:> ....
o
OJ .~
OJ
.z.
'" N N
N 0..
'
o o o
'."
Gara!1tie~~~t-met'Handtekening' Retour-
r--;.~... \ (,) I
Ve..zekerd vervoer
Gewicht in grammen _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ ... _. _.... .-- ....... --' •. 11.1111111111
R.nummer
3SRGHR3576015
I Verzending Viildt pluts onder de geldende algemene·v:Orwaarden.
~J__________ ._ .________._.___._____________________
r
I
I I -------.-----------------'--------' I'
r,
S.ich~al na
o
(J
Plan Oos. Schoorl Postbank rekening 5178261
Ul
I kvk 37141417
o
r, r"
cr
Aan: Het ministerie van Economische laken DG Energie
Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 2501 we Den Haag
Betreft: bezwaar/zienswijze MER Gas Storage Bergermeerf Gasrotonde Europa
SChoofl, 22 februari 2009
Geacht College , Hierbij maak ik namens Wijkraad Stichting Plan Oost Schoorl, welke per 3 april 2009 verder zal gaan als wijkvereniging Plan Oost Schoorl bezwaar tegen de plannen om in het uitgeputle gasveld De Bergermeer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeJd kunnen worden aan het gasvetd, een zogenaamde 'Gasrotonde Europa'. Onze bezwaren gelden de milieuoverlast met aile ge'o'olgen van dien zowel vocr flora als vcor fauna, geluidsoverlast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan gekoppelde verkeersveiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het a!gemeen alsmede de overlast die kan worden veroorzaakt door het uitrichlen van de (boor)lorens. Tevens maak ik bezwaar tegen hel opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangeloond dal gevaren in de rulms!e des woords niel aCln de orde zijn. Ik noem hierbij oak de gevaren en gevolgen van eventuele lriningen, zoals aardbevingen , maar ook de mogelijke gevotgen voor de kustverdediging, me! name voor het duin. Mljn bezwaren zijn eveneens gerich! legen hel feit dal geen uitvoering is gegeven aan de opdracht am in het MER a!tematieve locaUes Ie onderzoeken. Ik doel hierblj op altematieve rocatle in het land. Wij (de bewoners) stellen u dan ook hierbij en voor alsdan aansprakeJijk voor aile schades die in onze wijk Plan Oost Ie Schoorl (gemeente Bergen NH) direct en indirect zal oplopen door de activiteiten die worden onlplooid om deze Gasrotonde Europa Ie verwerkelijken. In zoverre dal nodig is, verzoek ik u onze bezwaren levens aan Ie merken als zienswijze in die zin. dal wij van mening zijn dal "gasopslag niet nodig en niet wenselijk is, ofwel: niet doen!
"
w-
o ,.~
Tevens wit ik u wi' n op de bijlage waarmee wij als gezamentijke wijkverenigingen/·stichlingen willen aangeven dal Bergense bevolking in totaat het niet ziet zitten gezien de recenlelijke ontwikkelingen en daaruit v rtvloeiende gevolgen. Hoogac end,
z= 0 -
... ~
-
,=
00= 0= = 0",==
Stich ling Plan 0051 Schoon:
-
Bijlage: gezamenlijke brief verenigde wijkraden.
r...: (;)
t~
4:0 SAMENWERKINGSVERBAND WIJKVERENIGINGEN BERGEN ,!""""
Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag
N .. H.
Bergen, 13 februari 2009
Inspraakreactie Milieueffectrapport en vergunningaanvragen betreffende het project Gasopslag Bergermeer
Geachte Heer
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de Nederlandse Gemeenten opgedragen het wijkgericht werken in te stellen met als doel de kloof tussen overheid en burger te verkleinen. (Onderzoek heeft vastgesteld dat het vertrouwen in de overheid niet groot is en daar wil het ministerie verbetering in brengen). De Gemeente Bergen is in 2001 gestart met het wijkgericht werken en heeft dit tot speerpunt van haar beleid gemaakt. De nu 14 bestaande wijkverenigingen (allen rechtspersoon) hebben zich verenigd in een Samenwerkingsverband, waarbij zij een groot deel van de bevolking van de Gemeente Bergen vertegenwoordigen. In een vergadering van 9 februari jl. (75% van de verenigingen aanwezig) is de Gasopslag onderwerp van gesprek geweest en men heeft een gezamenlijk standpunt ingenomen. Hoewel zij zelf geen rechtspersoon is wil het Samenwerkingsverband toch dat haar inspraakreactie ontvankelijk verklaard wordt. Vanuit de diverse wijken is kennis aangedragen, die gebruikt is om tot deze inspraak te komen. Zo blijkt er een "Convenant" te zijn tussen de voormalige ondernemer, die het gasveld heeft geexploiteerd en het Hoogl1eemraadschap Noorderkwartier, waarin o.a. deze tekst: dat "Het terrein weer in oorspronkelijke staat teruggebracht zal worden." Begrepen is dat in de eerste plaats TAQA Energy B.V. dit gaat doen. Het door de vorige ondernemer geleegde gasveld zal weer met gas gevuld worden. De opslag van het nieuwe gas er weer uitpompen valt onder de Mijnbouwwet en daar blijkt ook een vergunning voor te zijn.
11\.; (:1
(:J tlO
~"~Het Samenwerkingsverband verontschuldigt zich voor haar gebrek aan kennis over het ~~feit, dat over een gebied behorend tot de Gemeente Bergen, een andere overheid
~~0erdragen afsluit. Hoe kan een burger dit weten? Is de overheid voldoende transparant? .'-
11'''':
~rHet
Samenwerkingsverband heeft begrepen dat de Gemeente Bergen de MER heeft afgewezen. Oat heeft zij goed gedaan. Het Samenwerkingsverband ziet, dat in de MER meer aandacht is voor economische en strategische doelen, dan voor het welzijn van de lokale bevolking. Zij is bevestigd in dit gevoel door de reactie van uw Ministerie op deze afwijzing van de Gemeente Bergen. De zorg die de Gemeente heeft, werd opzij geschoven met als argumenten de strategie en het algemeen belang en bij standvastig afwijzen werd zelfs gedreigd met ministerieel ingrijpen.
Heeft deze inspraak dan nog wei zin? Is het slechts een voldoen aan de vigerende wetgeving, terwijl het doel al vast staat en zonder meer door zal gaan? Het Samenwerkingsverband doet een appel om bijzondere aandacht te besteden aan de zaken hierna opgesomd en het welzijn vande burgers doen verslechteren: - In het MER wordt niet "alles" genoemd (geen negatieve aspecten); zaken worden soms onvolledig behandeld of blijven bijzonder vaag. - Visuele zichtlijnen in de Bergerrneer wordt geweld aangedaan (14 boortorens boven een 10 meter hoge geluidswal) - Over het behoud van cultuurhistorische waarden van de Bergermeer wordt laatdunkend en wellicht nonchalant gedacht. - Geluidsoverlast in de nacht van de boorbeweging tijdens de periode 2010-2013 op elke boorlocatie in de Gemeente Bergen. Hierbij nog de heersende zuidwestenwind en de zuidrand van Bergen heeft de overlast. (Als voorbeeld: TAQA stelt dat het geluid van het boren wei mee zal vallen. Onderzoeksbureau DHV geeft aan, dat de geluidsemissie van een moderne boorinstallatie groot is.) - Ongewenst licht vanaf die boortorens in de nacht, ook al wordt dit (onnatuurlijk) groen. - Toename van verkeersbewegingen voor aan-, en afvoer materiaal en woon werkverkeer. Verkeersveiligheid is in het geding, zeker in de nacht. - Ontsnappen van gas tijdens het injecteren, waardoor schade aan het milieu ontstaat (Niet aileen de grutto's. Zijn er rapporten van wetenschappelijk onderzoek over de invloed van deze gassoort bij (Iangdurige) blootstelling aan flora en fauna?) - Doorspoeling tijdens het boren. Is er wetenschappelijk onderzoek naar de effecten op het grondwater en wat heeft dat voor effect op het milieu? - Veiligheid. Is er risico van explosie en of brand? Is er vervolgens een calamiteitenplan om schade te beperken? Wie van de vier betrokken gemeenten is dan leidend in het calamiteitenplan? Ais er door luchtdruk bij explosie schade aan burgerwoningen ontstaat
I t'
11"-..:
CI
~ti~O
~:'en bij brand roetneerslag over woningen en erven, gaat TAQA al deze schade
~~ergoeden? U\.:
r~ Stijging van de ingezakte bodem, waardoor waterlopen zich anders gaan gedragen, ~ragrariers
krijgen verdroging van hun landbouwgrond c.q. natte voeten.
- Hoeveel reele angst moeten bewoners hebben voor aardschokken? Hoe groot is dit risico feitelijk? De meeste antwoorden kennen de bewoners ai, "alles gaat volgens de regels van de wet en het valt allemaal wei mee." Maar wie controleert of men zich aan deze regels houdt? Wie treedt dan handhavend op? De overheid, die er belang bij heeft dat het proces doorgaat, voornamelijk gegrond op economische feiten. Oat wekt geen vertrouwen. Oat moet u toch inzien. En daarnaast: Wat is de compensatie voor de bevolking? Mitigerende maatregelen voor de grutto's? Compensatie om ergens een kinderspeelplaats neer te zetten? Oeze strategische en economische gasopslag vergt een grote investering. Het risico ligt bij de ondernemer. Inkoop als de markt laag is en verkoop bij een gering aanbod, dus hoge prijs. Oaar ziet de bevolking van de Gemeente Bergen niets van terug. Uw repliek zal zijn, dat de bewoners een (mogelijk) meer stabiele gasprijs zullen krijgen. Oit (mogelijke) voordeel geldt voor aile Nederlanders, terwijl de bewoners van de Gemeente Bergen de lasten draagt en haar welzijn verminderd is Oaarom stelt het Samenwerkingsverband als compensatie de instelling van een zgn. injectiebelasting voor. Laat TAQA over elke ge'injecteerde kubieke meter een belasting betalen, die jaarlijks wordt uitbetaald. (Een hefting over miljoenen kubieke meters, mogelijk bij het maximum 9 miljard-.) Tevens stelt het Samenwerkingsverband voor om een zgn. extractiebelasting te heffen. Laat TAQA over elke weer opgepompte kubieke meter een belasting betalen, die ook jaarlijks wordt uitbetaald. De ondernemer zal voldoende marge hebben om deze belastingen te voldoen aan het Ministerie, die dan ook de kengetallen, die tot deze belastingen leiden, zal controleren en de afgedragen geld en herverdelen. Op die manier is er toch een ander draagvlak dan het plan er zonder meer maar door te drukken. Het Samenwerkingsverband wil ook nog het volgende onder uw aandacht brengen: Op 9 september 2001 werd de bevolking van o.a. Bergen geconfronteerd met een aardschok van 3,5 op de schaal van Richter. Een aardschok, die voor scheuren in huizen heeft gezorgd. Bij schadeverhaal op de toenmalige ondernemer stelden de verzekeraars zich kleinzielig op door het bewijs te eisen, dat de scheur veroorzaakt was door de schok. Oaar sta je dan als burger. Geen foto's met datum en beschrijving van een bouwinspecteur gedeponeerd bij een notaris. Jammer, dan geen uitkering.
11'''':
(J
CJ ..
",
~o
~'~Oat wil het Samenwerkingsverband niet meer meemaken. ~:Zij stelt zich op het standpunt dat, voordat met werkzaamheden in het gasveld >.Bergermeer wordt begonnen, TAQA Energie BV een garantstelling moet afgeven. Oeze It,garantstelling omvat niet aileen de vergoeding van aile materiele, en immateriele ~rschade, ontstaan door aardschokken in de omgeving, waarvan vaststaat dat deze een gevolg zijn van werkzaamheden in het gasveld, maar ook tengevolge van bewegingen in de aardkorst die een gevolg zijn van wisselingen in het gasvolume in de Gasopslag 'Bergermeer'.
Het Samenwerkingsverband Wijkverenigingen vindt, dat pas vergunning kan worden gegeven als aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan en de verwachte overlast tot het minimum beperkt wordt, waarbij het welzijn van de bevolking voorop staat.
Hoogachten Secretari Samenwerkingsverband Wijkverenigingen Gemeente Bergen N-H.
Ko' ie: ·TAQA Energie BV Oyas BV Petro-Canada Netherlands BV Energie Beheer Ned\erland BV B&W Gemeente Bergen Gemeenteraad Gerneente Bergen Commissie MER Regionale media
r.
(J (~
'0 (J
•• •• J,
l\1inisterie van Economische Zaken
Direclie Energiemarkt Post bus 20101 2500 EC Den lIaag
Bergen, 22 feb. 09
Geachte heer/mevrouw. Zienswijze aangaande gasopslag in de Bergermeer. Als ft:'cien vonr de gasopslag in de Bergenneer wordt gesteld dat de Nederlandse gasvelden uitgeput raken. Nederland wurell daarom up termijn afh.mkelijk van ge"importeerd gas.
Algelopen week meldde het NOS journaal dat Nederland in 2008 een record hoeveelheid m3 gas exporteerde.
In totaal werd 8.5 miljard I11:J gas geexporteerd: 2,5 keer de capaciteit in de Bergermeer. Ilet voordeel van gas wat niet voar export maar voor eigen gebruik bestemd is zijo o.a. iagere behandeling - transport - en opsiag kosten. Bovendien
wordt Nederland niet zo snel afhankelijk van geil11Porteerd gas. Zienswijze 1) beperk en stop de gasexporl en bewaar het vour eigen gebruik en voorkom onnoclige opslag.
Your het willen uitvoeren van IOgrijpende werkzaamheden heeft TAQA het ~IER
laten maken. Uit het
~lER
blijkt niet wat de gevolgen zijn van het vullen
en leeghalen van de opslag en TAQA wil dat niet onderzoeken lit.'l doel van de opsiag is toch vullen en legen. Toch niet aileen maar leeg of
vol laten.
~lel
pijpen die bestand zijn tegen 160 bar zal de opslag onder
behoorlijk clruk plaatsvinclen en zullen er enonne drukverschillen ontslil<Jn. Zienswijze 2) f\.lecle gezien de locatie van de kernreactor in Petten zijn aardschokken niet wenselijk. Onderzoek eerst de werkingen van de drukverschillen van het vullen en legen.
-
r. () () <0 (J
r.
o. J>
Voor een proJt!ct van dergelijke omvang met voorbereidende werkzaamheden van 2 jaar en geluid en zwaar verkeer overlast. met tijdelijke horizon vervuiling van meerdere boortorens van 50 meter hoag is er door de partij dil dit project \ViI uitvoeren TAQA onderzoek verricht naar de technische en
economische aspecten van hel project maar niet naar de gevolgen voor de natuur cn haar bev."oners. Zienswljze
3) Laat een onafhankelijk bureau onderzoek doen naar aile milieu
aspecten uitvoeren. Ik snap dill TAQA BV als winstnastrevende onderneming de opsiag niet voor niks zul doen en oak bereid is flink te investeren in de aanieg van de opsiag. Bovendicn verlangt TAQA van de omwonenden (wee jaar overiast te accepteren . En vrachtverkeer voor de productie zorgt ouk na ingebruiknarne nog voor overlast. Gas uit de opslag is dus altijd duurder dan uit Siochteren. Niet aileen door de transport. behandeling en opslag kosten wordt het gas duurder. maar ook de omwonenden betalen een hoge prijs voar de overlast. De hog-ere gasprijs kan oak ap termijn oak aan de Staat betaald worden ipv deels aan TAQA. Zienswijze ·1 ) onderzoek eerst aile milieu en overlast die dit project veroorzaakl alvorens de omwonenden op te zadeJen met een hogere gasprijs. Voar een project waar de omwunenden up een gas bel worden gezet van 3.5 miljard /1,13 zou een referendum op zijn plaats zijn. Laal de bewoners van de betrokken gemeentes hun stem over dit project.
Vriendelijke groet.
r.
Nic van Schagen
o (J o
~ & Zn. B.V.
o
r.
I.
Minlsterie van Economische Zaken DG Energie Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Bergen, 24 februari 2009.
AANGETEKEND.
Betreft: MER gasopslag Bergenmeer.
Geachte
WiJ hebben kennis genomen van de plannen voor gasopslag in de Bergermeer. Wij zitten met ons agrarisch bedrijf en woning hemelsbreed 200 meter vanaf de boorlocatie. Wij willen hierbij onze zienswijze geven over de MER gasopslag Bergermeer. Tevens maken wij bezwaar tegen de wijze waarop de gasopslag zonder voldoende garanties voor de zeer nabije omgeving tot stand lijkt te komen. Op de eerste plaats onderschrijven wij de zienswijze van onze standorganlsaties L.T.O. Noord (Land- en Tuinbouworganisatie) en K.A.V.B. (Koninklljke Aigemeene Vereeniging voor Bloemboliencultuur) volledig. In de 'Verantwoording behandeling richtlijnen MER' (Bijlage 1, paragraaf 5.4 Bodem en water) staat aangegeven: 'Onderzoek de gevolgen voor de grondwaterstand, kwelvorming, de risico's van zetting van gebouwen en infrastructuur en de risico's voor landschap, natuur en landbouw, tijdens de aanlegfase. Onderzoek daarnaast de eventuele lange termljn effecten van de verwachte bodembewegingen op grondwater en kwelpatronen.' Hie. van Schagen & In . B. V. Bergerweg82 1862 PR Bergen (NH) T 072 589 75 76 F 072 581 37 50 M 0623 99 02 87 E
[email protected]
8 ABN·AMRO 58 41 11 509
K'IIK Alkmaar 37057676 BTW nr. NL 8122.19.478.801
Ket&enhof HOLLAND
"""'"""""'"'
~
,GI
0 D
../
0
,r_ M
Naar onze mening zijn de effecten op de landbouw onvoldoende onderzocht. Daarom willen we uw aandacht vestigen op de onderstaande punten. Aanleg Gasleidingen • De aanleg en ligging van leidingen door agrarische percelen hebben grote gevolgen voor het huidige en toekomstige landbouwkundlge gebruik. De gevolgen van deze
belemmerende strook , zoals beper\
• In paragraaf 6.1.2.4 wordt aangegeven dat de 'gebruikelijke' grenswaarden voor industrielawaai in het landelijk gebied zullen worden overschreden. LTD Noord dringt er op aan duidelijkheid te scheppen in de te verwachten geluidsoverlast en het invloedsgebied waarop dit betrekking heeft. • Er wordt vooral aandacht besteed aan maatregelen voor het beperken van geluidoverlast op de boorlocatie zelf. Er wordt geen aandacht besteed aan het beper\<en van de geluidsoverlast door aanpassingen aan de desbetreffende woningen en gebouwen. De mogelijkheden voor geluidsisolatie van de betreffende woningen en gebouwen moet nader uitgewerkt worden.
r.
e o
,0
C r.
r. Bodemdaling/ -stijging LTD Noord dringt er op aan om voor de start van de werkzaamheden een nulmeting/schouw uit te veeren van aile gebouwen die liggen binnen een straal van 1 km van de puttenlocatie. Dp deze manier kan schade veroorzaakt door trillingen door aanleg of gebruik van de gasopslag duidelijk in beeld worden gebracht en de geleden schade meet worden vergoedt (hoofdstuk 8). De schade in de verdere omgeving meet via een schaderegeling worden vergoed.
Duidelijke infonmatie over het bestaan en functioneren van deze schaderegeling meet breed bekend worden gemaakt. Emissie/ depositie van schadelijke stoffen Er wordt geen aandacht besteed aan de mogelijke emissie van schadelijke stoffen (via bodem, water en lucht) naar de omgeving en de invloed daarvan op landbouwgewassen en vee (hoofdstuk 7). LTD Noord pleit voor het opstellen van een schadeovereenkomst en een vergoedingenstelsel voor landbouwschade. Effecten op weidevogelbeheer Uit paragraaf 5.3.2.3 . Natuurgebiedplannen blijkt dat het gehele gebied is beneemd als ruime jas voor zowel weidevogel- als botanisch beheer. Agrarische ondernemers hebben beheerspakketten afgesloten voor het weidevogelbeheer. Wanneer door geluidsoverlast de doeistelllngen van dit beheer niet kunnen worden gehaald, worden de ondernemers gekort op hun vergoeding. TAQA meet de betrokken ondernemers vergoeden voor de gederfde inkomsten. Natuurcompensatie De natuurcompensatie wordt vooral ingezet om het verstoren van weidevogels door jaarrond boren te compenseren. LTD Noord dringt er op aan dat de natuurcompensatie, zoals beschreven staat in hoofdstuk 10.3, dan ook ten goede komt aan het weidevogelbeheer en niet wordt ingezet voor andere diersoorten, botanische beheer of landschappelijke inpassing van gebouwen buiten de reglo.
Weidevogelbeheer is afhankelijk van de gang bare agrarische landbouwgebruik en daarom pleit LTD Noord ervoor dat compenserend weidevogelbeheer wordt ingericht in samenwerking met agrarische ondernemers in de omgeving. LTD Noord dringt er op aan dat er geen gronden voor deze natuurcompensatie worden onttrokken aan de landbouw (geen planologische functiewijziging) en dat er geen negatieve gevolgen zijn op het gebied van water, onkruiddruk, (planologische) schaduwwerking, etc. vanuit dit compensatiegebied op voor de omringende landbouw.
o
• Daarnaast willen wij ook nog opmerken dat ergens in de MER samenvatting genoemd staat dat landbouwgronden tijdelijk niet bruikbaar zijn. Graag zouden wij van U vernemen welke percelen hiermee worden bedoeld en waarom ze niet bruikbaar zijn. Tevens blijkt dat er sprake is van extreme geluidsoverlast in de nachtelijke uren. Op de informatieavond van Taqa op 4 februari JI. werd gezegd dat er geboord zal worden met de stilste boortoren, maar het is nog niet zeker of deze beschikbaar Is. Zelfs als er geboord gaat worden met de stilste boortoren vindt er nog een overschrijding plaats van 15-20 DBA to.v. de maximale geluidsnormen van 40 DBA. Dus dit betekent dat met wisselende geluidsproduCtie tijdens het boren op verschillende momenten een geluidsniveau van 60 DBA gehaald zal worden bij de nabije woningen. Uit informatie blijkt dat er gewerkt gaat worden met Batch-drilling. Hierbij zijn schudzeven nodig die trillen met een frequentie tussen 16 - 20 Hz., wat laagfrequent geluldshlnder oplevert binnen een straal van 600 meter. Deze bovenstaande geluidsoverschrijdingen zijn volstrekt onacceptabel. Oak wordt in de MER gesproken over mogelijk 2 tegelijkertijd werkende boortorens. Wij vragen ons af hoeveel DBA deze samen gaan produceren bij de naburige woningen. Kunnen wij als omwonenden nog slapen over een periode van 2 tot 3 jaar waarin geboord gaat worden? Verder vragen wij ens af hoeveel DBA er geproduceerd zal worden nadat de putten gerealiseerd zijn als er daadwerkelijk gas in de bodem ge'injecteerd gaat worden. Oak zouden wij graag willen weten hoe groot het risico is van explosiegevaar tijdens het injecteren van gas. Uit de stukken blijkt dat B.G.S. 40 tot 50 jaar In bedrijf zal zijn. Gezien de lange tijdsduur is het noodzakelijk dat aile maatregelen getroffen worden om de overlast In de nablje omgeving tot een minimum te beperken. Tijdens de eerste cyclus van injecteren kunnen trillingen optreden tot 2,7 op de schaal van Richter. In 1994 en 2001 zijn er In onze omgeving lichte aardbevingen geweest van 3,5 op de schaal van Richter. Het is mogelijk dat er tijdens het injecteren zich bevingen voor kunnen doen van 3,9 op de schaal van Richter. Wij hebben tijdens de lichte beving van 2001 schade opgelopen aan onze boerderij. Wij hebben destijds helaas verzuimd om deze schade te melden wij Amoco. Moehten zich bevingen voordoen waarbij opnieuw schade ontstaat aan de boerderij en/of onze bedrijfsgebouwen willen wij vooraf de garantie hebben dat dit vergoed zal worden. Het IIjkt ens daarom zinvol om vooraf een nul meting te laten uitvoeren bij onze gebouwen aan de Bergerweg.
,-f" o
,c
., o
.-'"
Tijdens het boren en graven moet er 3,3 miljoen m3 afvalwater geloosd worden. Dit zal mogelijk verontreiniging geven van het oppervlakte water. Tijdens een blow-out of anderszins kan een gaswolk ontstaan welke als deze niet ontstoken wordt uiteindelijk neer kan slaan op de omringende akker-, weiland- en bloembollenpercelen. Ais uit bovengenoemde zaken schade ontstaat vinden wlJ het niet meer dan redelijk dat gedupeerden schadeloos gesteld zullen worden. Wij willen van Taqa een document waar onomstotelijk in staat dat eventuele schade, in welk verband dan ook, vergoed zal worden. Na aile stukken betreffende de MER bekeken te hebben valt ons op dat zeer veel aandacht is besteed aan vogels aan natuur en dat de landbouw weinig genoemd wordt. Het lijkt ons zinvol dat Taqa naast de vele gesprekken met natuurorganisaties ook een keer met de land- en tuinbouworganisaties om tafel gaat zitten. Hoogachtend,
..-~.'
" .
Nic van Schagen
-
& Zn. B.V.
>' ',. ',-, "
:Ministe'rie' . van 'Econbmische Zaken :"
'DG En~rgie"
Postbus '20101 _ .. __ " \,2500 E<;: DffN HAAG '-- -.-'-, ~- - - - - - -. . . . ,--
fL,
,-','
-----
Bergerweg 82 1862 PR Bergen (NH)
.• 11.11 IItll.1 I'''." . . . . . . . . . . _ .. . _ .. __ . _____ .. _
3SRZAA0046938 2500 EC 20101
t-
o
Aan
Ministerie van Economische Zaken Direclie Energiemarkt Afdeling VROM I Ruimlelijke Ordening
Postbus 20101 2500 EC Den Haag
24 februari 2009
Betref!: Zienswijze Milieueffcctrapport (MER) Ondergrondse Gasopslag Bergermeer (TAQA)
GcachlC heer I mevrouw. Bijgaand bieden wij u de zienswijze aan van de Partij van de Arbeid Afdeling Bergen NH inzake Milieueffectrapportage (MER) Ondergrondse Gasopslag Bergermeer. Gezicn de grootte van de problematiek en mede daarbij de zarg voor aile inwoners van Bergen e.o. stellen wij vertrouwen in de commissie MER mel als doe! om tot cen
gezamenlijk overwogen en verantwoord besluit Ie komen.
-100
hlend.
",mtn;;a"n;';de Arbeid Afdeling Bergen NH
•
f"': (:1 (:1 ~Q
Zienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer
l.. . Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, ~~ en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen.
r....
;: Partij van de Arbeid afdeling Bergen v, Bergen, 24 februari 2009
NH~
Deze ingediende zienswijze geldt zowel de MER als de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen. Inleiding Goed bestuur begint bij helder onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. De MER mbt. het projectvoornemen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer (van Taqa by) maakt dit onderscheid niet en bemoeilijkt daardoor een transparante en goede besluitvorming. De beoordeling van het project dient stapsgewijs plaats te vinden: 1.
Centrale vraagstelling: is het gasveld Bergermeer geschikt om gedurende 40-50 jaar gebruikt te worden als reservoir voor tijdelijke ondergrondse gasopslag, gelet op het risico van schade door aardschokken en de bebouwingsdichtheid? (=het schade potentieel). Dit gegeven het feit dat zich in het recente verleden hier meerdere bevingen hebben voorgedaan, waaronder de sterkste tot nu toe in Nederland waargenomen door gaswinning geinduceerde beving.
2.
Indien nee: project wordt afgewezen.
3.
Indien ja: a. Wat zijn de aan het project te stellen voorwaarden, om zeker te stellen dat deze -acceptabel geachtte- risico's door de partij die het project uitvoert worden gedragen, dat de rechtzekerheid van gedupeerden -mocht zich toch schade voordoen- verzekerd is. En welke voorwaarde is er dat het project wordt beeindigd indien bij constructie of tijdens bedrijf feiten blijken die aangeven dat de risico's werden onderschat en, gegeven de nieuwe feiten (bv. een beving sterker dan het in de MER aangegeven te verwachten maximum van ML= 2.7), niet langer acceptabel zijn. b. Gegeven de gestelde voorwaarden: is de aanvrager voornemens het project door te zetten?
4.
5.
6.
Indien ja: Is er een passende locatie beschikbaar voor de industriele installaties die met het project samenhangen, gezien de veiligheidsrisico's van de installaties, de negatieve effecten ervan (zoals waardevermindering van grond, woningen en bedrijfsgebouwen, landschappelijke waarden en waarde van natuurgebieden) en de hinder (zoals permanente geluids- en lichtoverlast) die deze mogelijk voor derden veroorzaken? Indien nee: project wordt afgewezen. Indien ja: Wat zijn de aan het project te stellen voorwaarden ivm. negatieve effecten en hinder (zie 3aJb)? Indien het project onder deze voorwaarden wordt doorgezet: Wat zijn de te verwachten negatieve effecten en hinder tijdens de constructiefase van het project, en hoe kunnen (moeten) die geminimaliseerd worden, cq. in geval van aan derden berokkende schade vergoed? Ook dit leidt tot aan het project te stellen voorwaarden, waarna opnieuw de aanvrager moet beslissen of men de aanvraag doorzet. Omdat in dit geval de constructiewerkzaamheden omvangrijk zijn (20 en op termijn nog 6 nieuwe boringen in het gasreservoir) is ook dit een afweging die grote zorgvuldigheid vereist (in de eerste plaats ivm. geluidshinder en risico van ongelukken voor omwonenden).
De hieronder geformuleerde zienswijze heeft aileen betrekking op wat de eerste stap in de besluitvorming behoort te zijn: is het risico op schade (en eventueelletsel) door bevingen klein genoeg om te worden geaccepteerd.
1
r...: CJ (;) ~o
Zienswijze met betrekking tot het risico dat het project "Ondergrondse gasopslag Bergermeer" C..:. tot onaanvaardbare schade ten gevolge van aardschokken zal lei den. (;)
t. .:01. Om de vraag te kunnen beantwoorden of het risico op schade door het gebruik van het gasveld Bergermeer r~ voor gasopslag acceptabel is of niet, moeten twee aspecten verduidelijkt worden, nl. I!,.~ (a) hoe groot is het risico .
(b) tegen welk voordeel dat het project naar verwachting oplevert moet het risico worden afgewogen. Omdat in de voorlichting over en marketing van het project er voortdurend over wordt gesproken dat het een project van groot nationaal belang is en wezenlijk voor de zekerheid van onze gasvoorziening, beginnen we met punt (b).
02. Oat het exploiteren van een ondergrondse gasopslag in het Bergermeerveld commercieel aantrekkelijk is lijkt erg aannemelijk. De aanvrager (Taqa) is daarvan overtuigd. Of deze aantrekkelijkheid overeind blijft als strenge voorwaarden gesteld zouden worden, mn. het expliciet verzekeren van aile risico's, exploitatiebeeindiging als zou blijken dat de nu door de aanvrager gegeven voorstelling mbt. risico's (mn. bevingen) te rooskleurig was en als aile waardevermindering tgv. negatieve effecten van de installaties ("planschade") onafhankelijk vastgesteld en vergoed zou worden is niet zo duidelijk, maar valt buiten het bestek van deze zienswijze. De stelling dat het project een groot nationaal be lang zou dienen en essentieel zou zijn voor de leveringszekerheid van aardgas in Nederland is echter onaannemelijk. In de derde energienota (Min. EZ, 1996), Gasreservebeleid Hoofdstuk 5.2 (punt 18, Infrastructuur) wordt hieraan nadrukkelijk aandacht besteed: " Meer betrokkenheid bij de internationale gashandel kan consequenties hebben voor de infrastructuur. Om die handelspositie te versterken, is het wellicht nodig de mogelijkheden voor ondergrondse opslag met de daarbij behorende faciliteiten uit te breiden. Na de intensieve discussie over de noodzaak van ondergrondse opslag bij Langelo is het goed hierover iets te zeggen. De opslag bij Langelo was - ten gevolge van de snel dalende druk in het Groningenveld - op korte termijn nodig om de binnenlandse gasvoorziening veilig te stellen. Oat belang woog zo zwaar dat het kabinet be reid was over te gaan tot een aanwijzing aan de provincie Drente. Met de mogelijkheden tot opslag in Langelo, Grijpskerk en Alkmaar en de installatie van compressoren op het Groningenveld zal de capaciteitsvoorziening in Nederland tot ongeveer 2015 zijn gewaarborgd. Het is zeker te verwachten dat n6g wei eens gasvelden of zoutkoepels (cavernes) geschikt zullen worden gemaakt voor ondergrondse opslag. Op dit terrein zal juist een deel van de kansen van Nederland op de Europese gasmarkt liggen. Indien in de toekomst grootschalige projecten nodig zijn in verband met de internationale gashandel, zal de afweging een andere zijn dan het geval was bij Langelo. Gasopslag zal dan worden benaderd als een normale industriele activiteit, die aan aile planologische vereisten moet voldoen." (arcering door ondergetekenden)
De commerciele legitimiteit van het projectvoorstel wordt hierdoor niet verminderd, maar om, zoals in de MER gedaan wordt, een beroep te doen op een vermeend nationaal belang tbv. het krijgen van goedkeuring voor het project is in strijd met de feiten. Het in de derde energienota gestelde is onverminderd juist. De informatie die over de beoogde exploitatie voorhanden is wijst ook in de richting van internationale gashandel (bv. de voorgenomen overeenkomst met het Russische Gazprom; de zeer gunstige ligging van het Bergermeerveld tOY. de gasleiding naar Engeland net ten zuiden van den Helder lijkt ook mee te spelen in de commerciele aantrekkelijkheid).
03. Op nationale schaal zijn er voldoende alternatieve locaties voor ondergrondse gasopslag, die geen met dat van het Bergermeerveld vergelijkbaar seismisch risico hebben. Deze zijn ook overigens goed geschikt en liggen niet in een zo dicht bevolkt gebied dat het moeilijk is een acceptabele plek te vinden voor de industriele installaties. De betreffende velden zijn nu niet in bezit van Taqa. Maar gelet op punt 02. behoort dit geen rol te spelen bij de beoordeling vanuit het publiek be lang (de taak van de overheid) van de projectaanvraag. De reactie op de afwijzing van de MER door de gemeente Bergen (als addendum nu aan de MER gehecht) is in dit opzicht onthullend. -Allereerst omdat het een klassieke drog-redenering betreft, die men op dit niveau niet zou verwachten. Het feit dat 'veld A' van zes uit een set van ruim 40-50 velden gekozen gasvelden het beste is (willekeurig, nl. op grond van een nationaal economisch niet belangrijke factor, concessie-eigendom) omdat de andere van die zes niet geschikt zijn, zegt niets over het gegeven of 'veld A' het meest geschikte veld is uit aile potentiele kandidaten. -Maar vervolgens ook, omdat de reactie uitdrukkelijk door Taqa, de aanvrager, werd gegeven en niet door het onafhankelijke adviesburo dat de MER uitvoerde (DHV). Dit leidt tot de niet te vermijden vraag of vergelijkbare situaties zich ook in de aansturing van het MER onderzoek en bij de rapportage hebben voorgedaan.
2
r...: (;:1
t,
~o 04. Een eind 2008 uitgekomen studie in opdracht van de provincies Groningen, Friesland en Drente naar het C.... gebruikspotentieel van de diepe ondergrond concludeert mbt ondergrondse gasopslag: (~ "Seismiciteit. In een aantal gasvelden in Noord Nederland hebben zich in de afgelopen decennia relatief r...: kleine aardbevingen voorgedaan, die het gevolg zijn van spanningsveranderingen in de diepe ondergrond door ~'''' gaswinning. In een ge'integreerde studie zijn de zogenaamde seismische risico's van door gaswinning ~...: geinduceerde bevingen in kaart gebracht (Wassing et ai, 2004). Bij gasopslag, vooral bij piek- en seizoensopslag, v, vindt zowel productie als injectie voortdurend plaats. Vanuit dit perspectief lijken de velden met een hoger seismisch risico minder geschikt om als locatie voor terugneembare opslag dienst te doen. Dit geldt voor de velden Roswinkel, Annerveen en Groningen. Het Groningen gasveld is daarnaast erg groot .. ". Ui!: Technische potentieelstudie diepe ondergrond Noord Nederland. December 2008 (IF Technology by. en TNO Bouw en Ondergrond).
Hierbij kunnen nog de volgende kanttekeningen gemaakt worden: (1) de grootste tot heden opgetreden beving bij Roswinkel (M=3.4) was vergelijkbaar met de grootste in het Bergermeerveld (M=3.5), die in de andere genoemde velden waren aanzienlijk kleiner; en (2) de bebouwingsdichtheid (maw. het schade potentieel) boven Roswinkel is zeer laag vergeleken die boven het Bergermeer veld. Het valt niet in te zien waarom de bovenstaande conclusie niet a-forteriori voor het Bergermeerveld zou gelden, gelet op het grote aantal alternatieve velden in de bodem van Noord-Nederland (zie kaart uit bovengenoemd rapport in bijlagen).
05. Wetenschappelijk verantwoord onderzoek van de risico's van schade door bevingen ontbreekt in de MER. De vermeldde "maximale bevingssterkte" is niet statistisch gedefineerd (welke percentagekans is er dat een beving groter is dan .... ). Dit is moeilijk te begrijpen gezien de relevantie van het onderwerp. Uit vergelijking van in de loop der tijd gedane onderzoeken blijkt: in 1993 stelde een EZlRWS studie: de maximaal de verwachten bevings-sterkte is M=3.3. na de bevingen in Bergen 1994 en Roswinkel1997 kwam een studie van het KNMI (1998) tot een maximaal te verwachten bevingssterkte van M=3.8, waarbij maximaal werd gedefinieerd als 84% kans dat een beving kleiner is dan Mmax. Het rapport vermeldt ook dat als > 95% als grens wordt gesteld Mmax 4.0 bedraagt. na de beving van Bergen 2001 (M=3.5) is de KNMI studie van 1998 niet direct herhaald, maar algemeen de veronderstelde Mmax tot 3.9 verhoogd. (NB: dit is een 8x zo sterke beving als de 3.3 uit 1993; de definitie van M houdt in dat bij beving vrijkomende energie per 0.2 punten ca. 2x zo groot is (nl. 10**((3/2)*0.2)). Een zeer recente studie van het KNMI (Engineering Geology Volume 87,105-121) komt met een Mmax=3.9 (gedefineerd als 84% kans dat M<Mmax), waarbij een bij 3.5 getrunceerde frequente vs magnitude waarschijnlijkheidsverdeling werd gebruikt. Mmax(95%) uit deze studie komt op 4.1. Vraagtekens bij de nu gestelde Mmax van ca. 4 zijn minder gerechtvaardigd dan bij de 3.3 van destijds, omdat er nu meer data zijn en meer onderzoek is verricht, maar het feit blijft dat in de loop van de tijd door aanvulling van de dataset met zwaardere bevingen het voorspelde 'maximum' sterk is opgeschoven en het is niet direct evident waarom dit niet nogmaals zou kunnen gebeuren. AI met al lijkt het niet verantwoord om in risico-studies aan te nemen dat de grootste te verwachten beving kleiner zou zijn dan 4.0, en verstandiger zou zijn 4.1 aan te houden. Hierbij valt nog een kanttekening te maken: de bovenstaande schattingen berusten op globale analyse van aile velden in N-Nederland, zonder referentie aan de breukstructuur van specifieke velden. In praktijk zijn naar verhouding sterke schokken (hoogste M's) aileen voorgekomen in velden met grote / gevoelige breuken (Roswinkel, Bergermeer). Ter hoogte van het Bergermeerveld zijn op 2-3 km diepte de relevante aardlagen over honderden meters ten opzichte van elkaar verschoven, veel meer dan in de velden in Friesland, Groningen en Noord Drente, en heeft het Bergermeerveld verhoudingsgewijs grote breukvlakken.
06. De volgende kanttekening is ook nog op zijn plaats: de gedachte om het Bergermeerveld voor ondergrondse gasopslag te gebruiken is al in begin jaren 90 opgekomen. In het proces van besluitvorming voordat de opslag bij Langelo werd gebouwd en onder druk van de weigering destijds van de provincie Drente om het project in Langelo te accepteren (reden: natuurwaarden; aardschokrisico speelde geen enkele rol), zijn door een 'commissie van wijzen' nog een keer de belangrijkste (5 a 6) destijds overwogen opties geanalyseerd. Daarin kwam (ondanks en met meeweging van de Drentse bezwaren) Langelo op de eerste plaats, en Bergermeer op de tweede. Echter: deze analyse vond plaats v66r de bevingen in het Bergermeerveld van 1994 -men dacht op dat moment dat de schatting van Min. EZ (1993) juist was: maximaal M=3.3. Om onduidelijke redenen is tot nu toe voor het Bergermeerveld geen heroverweging gemaakt die wei serieus rekening houdt met de gewijzigde feiten. Uit commercieel belang is dit wellicht te begrijpen (hoewel het voorbijgaan aan onverzekerde risico's wei vraagtekens oproept). Maar uit een oogpunt van openbaar bestuur dient dit nu wei te gebeuren!
3
t...;
(;J (;J
~c 07. Het TNO rapport bij de MER komt op basis van aannemelijke waarden voor de dimensies van de breuken en de C,:", gesteente parameters van Bergermeer ook tot Mmax=3.9. De waarschijnlijkheid dat een beving niet groter zal zijn (;Jdan deze waarde is echter niet aangegeven. Er is geen inschatting gemaakt van de kans op sterker afwijkende r...; waarden van de parameters en onzekerheid over het totaal van de eventueel simultaan bij een beving betrokken ~"- beukvlakken. M.a.w. de schatting is eerder die van een "gemiddelde Mmax". Zou een met de specifieke gegevens W"'; van het Bergermeer veld een Mmax(95%) geschat worden dan zou die naar verwachting ook rond de 4.1 liggen ~" (2x zwaarder). Het MER-TNO rappport vermeldt overigens ook dat er nog een aanzienlijke marge zit in de bepaling van het epicentrum Idiepte van de schok in 2001 en dat de preciese verklaring van de opgetreden schok niet zeker is. Dit is een extra reden tot voorzichtigheid!
In het TNO rapport staat overigens in de samenvatting een onjuistheid, die gelet op de eraan verbonden vrij cruciale conciusie, leidt tot twijfel aan de juistheid van die conciusie, zelfs ongeacht het bovenstaande. Het gaat om "Uitgaande van de maximale waarde voor de schuifweerstand berekenen we een maximale magnitude van 3.9 voor de centrale breuk in het Bergermeergasveld (waarop de epicentra van de tot nu toe opgetreden bevingen hoogst waarschijnlijk waren gelocaliseerd, de zwaarste ca. 2.5 km ten zuiden van het centrum van Bergen -gearceerde toevoeging: ondergetekenden). De afmetingen van de andere breuken zijn kleiner; v~~r deze breuken worden lagere magnitudes afgeleid. Aardbevingen met magnitudes groter dan M=3.9 zijn dus onwaarschijnlijk". In de tabel op biz. 20 van hetzelfde rapport staan de dimensies van de drie belangrijkste breuken vermeld. De grootse is niet de centrale, maar de breuk die het reservoir aan de NO kant begrenst (1.37 km2 vs. 1.06 km2). Deze NO-rand breuk loopt ook nog eens exact onder het centrum van Bergen.
08. TNO MER rapport geeft vervolgens magnitude schattingen mbv. een 3D model van het veld. Voor zover duidelijk uit de rapportage worden bodemdalingen berekend en niet bevingen als zodanig. De daling kan dan nog in 1 klap (beving) komen, of (dee Is) als een geleidelijke slip (zachte landing). TNO legt op die manier het verschil uit tussen de in het model berekende verschuivingen en de opgetreden bevingen (bv. 2001), waarvan de (op grond van de intensiteit geschatte, KNMI) verschuiving (slechts ruim 7 mm(!)) veel kleiner was dan de berekende potentiele verschuivingen \angs de bestaande breuken. Daarna wordt m.b.v. een range van scenario's een schatting gemaakt van mogelijke bewegingen t.g.v. 1 cycius inbrengen en weer uitlaten van gas. De gekozen scenario's geven waarden die vertaald worden in de schatting dat bevingen groter dan 2.7 tgv. deze gas in I uit cyclus niet te verwachten zijn. Doordat de preciese modelspecificatie en gebruikte algorithmen niet in de rapportage worden gegeven is niet door buitenstaanders na te gaan hoe deze schatting tot stand komt. Het zou echter goed kunnen dat op voorhand (vanzelfsprekend) grotere bewegingen niet als output uit het model zullen komen omdat dit rekent met "swings" (druk-variatie etc) die veel kleiner zijn dan het verschil tussen de oorspronkelijke situatie van het veld en de huidige (bijna lege), en niet ingaat op de vraag of door in of boven lop de randen van het veld reeds ontstane spanningen aanzienlijk grotere bevingen kunnen ontstaan, ge"induceerd door de "gas in I uit" bewegingen (die onder hoge druk en aanzienlijke temperatuurgradienten plaatsvinden, simultaan via een groot aantal putten, in twee onderling niet communicerende compartimenten van het veld). De door TNO gepresenteerde berekingen met het 3D model bevatten geen serieuze verkenning van mogelijke 'calamiteiten' en waarschijnlijkheidsintervallen zijn niet aangegeven. De 7 gepresenteerde scenario's geven vermoedelijk een goed beeld van de meest waarschijnlijke effecten van 1 'gas in I uit' cycius. Maar niet meer dan dat. Getriggerde bevingen in de bovenliggende lagen worden in het TNO rapport op grond van de uitkomst van 1 scenario als onwaarschijnlijk afgedaan (maar zonder berekening hoe onwaarschijnlijk). Bij het bovenstaande nog de volgende kanttekening. In een recent artikel over bevingsrisico schrijft het KNMI: "So far, however, we have not been able to find a general quantitative model predicting the occurrence or nonoccurrence of seismic events in a gas field, given specific physical conditions like reservoir pressure, pressure gradients, major faults, etc." Uit: Seismic hazard due to small-magnitude, shallow-source, induced earthquakes in The Netherlands. van Eck* ea., Engineering Geology Volume 87,105-121
4
r...: (:;)
(;l
~Q 09 In het voorgaande is bij herhaling betoogd dat voor een verantwoorde risicoanalyse het nodig is in te schatten :-""- met welke waarschijnlijkheid niet acceptabele schades (calamiteiten) kunnen optreden. In de praktijk worden voor q verschillende types mogelijke calamiteiten in Nederland nogal verschillende eisen gesteld aan de nog toelaatbaar r...: geachte kans op een calamiteit. Deze eisen berusten deels op de vermoedelijke omvang van de schade igv. een ~'" calamiteit (bv. bij het overstromingsrisico door breken van zeeweringen of dijken van de grote rivieren; extreem ~...: kleine toelaatbaar geachte kans op potentieel gigantische schade), maar dee Is ook met het eerder geconfronteerd ~II"I zijn geweest met calamiteiten van de betreffende categorie. Na calamiteiten worden steevast op grond van de nieuwe ervaringsgegeven de eisen verzwaard (nog slechts lagere risico's acceptabel geacht). Goede recente voorbeelden daarvan zijn (1) het breken van een veendijk van een ringvaart (in het W-Utrechtse veenweidegebied), waarbij de schade zeer hinderlijk was voor de betrokkenen, maar beperkt bleef tot een grote golf water en modder door de woningen, en (2) het ontploffen van een vuurwerkopslagplaats in Enschede. Gelukkig bestaat er in Nederland geen ervaring met echt omvangrijke schade door aardbevingen. De schades door de tot nu toe door de gaswinning getriggerde bevingen waren gelukkig beperkt (hoewel voor betrokkenen zeer hinderlijk en vaak groter dan die van de polderdijkbreuk bij Mijdrecht). Het gevolg hiervan is echter ook dat niet serieus is nagedacht over de hoogte van het risico op schade door bevingen dat nog acceptabel is.
Het schaderisico t.g.v. bevingen lijkt in dit geval voornamelijk te worden bepaald door drie factoren, nl. (1) de kans dat een beving in / langs het Bergermeerveld optreedt, (2) de kans dat die beving een bepaalde kracht heeft, (3) de kans dat het epicentrum (punt of lijn) zich dicht onder bebouwd gebied bevindt. Binnen het kader van het opstellen van deze zienswijze is het niet mogelijk een wetenschappelijk verantwoorde analyse te geven van deze respectieve kansen, maar wei kan een 'quick and dirty' inschatting gegeven worden. T.a.v. de kans op een (aanzienlijke) beving in het Bergermeerveld: (a) op grond van de bevingsgeschiedenis van het veld (eerste 20 jaar van gaswinning geen schokken, daarna 2 schokken met een tussenpose van 7 jaar (beiden schok + naschok; beiden relatief groot voor door gaswinning geinduceerde schokken in Nederland). Gelet op de onzekerheid of door de reeds opgetreden schokken de meeste schuifspanningen op breuken al zijn opgeheven (tot nu toe zijn waarschijnlijk aileen op 1 breuk schokken voorgekomen) moet er serieus rekening mee worden gehouden dat het veld nog tenminste 1 onaangenaam grote verrassing voor ons in petto zou kunnen hebben, die al dan niet alsnog ge'induceerd zou kunnen worden door al dan niet nog ondernemen van gasopslagactiviteiten in het veld. Daarnaast is er de mogelijkheid dat door ondergrondse veranderingen die zouden kunnen optreden als gevolg van frequent gas in / uit brengen of zaken als een onverwachtte blow-out nog schokken optreden. AI met al moet zeer waarschijnlijk met 1 aanzienlijke schok gedurende de beoogde 40 jaar exploitatie als gasopslag gerekend worden (met verwaarlozing van het type kleinere schokken dat TNO met het 3D model berekent en die vermoedelijk ook -frequenter- zouden optreden en wei veel onrust maar weinig schade berokkenen), (b) op grond van bevingsfrequentie in Noord Nederland, en de relatieve kans dat de schok dan in het Bergermeerveld optreedt. Over heel Noord Nederland treden de laatste jaren 1 a 2 bevingen per jaar op (de allerkleinste buiten beschouwing latend). Wanneer de velden, waarin nooit een beving is opgetreden en dit gelet op hun geologische structuur ook onwaarschijnlijk is, worden weggelaten (zoals bv. het veld recht onder de stad Alkmaar, waar de Taqa piekgasopslag gebruik van maakt), blijft een kans van vermoedelijk 1:40 a 50 dat de volgende beving de Bergermeer betreft. M.a.w. ook deze invalshoek wijst op de noodzaak gedurende een 40-jarig voortgezet gebruik van het veld als ondergrondse gasopslag rekening te houden met 1 -niet zeer kleine- schok. T.a.v. de kans dat de beving een zekere kracht heeft: hiervoor moet dan het waarschijnlijkheidsinterval genomen worden voor de boven besproken Mmax. Dus: worden aangenomen dat er een kans van 5% be staat dat een beving optreedt met een M=ca. 4. T.a.v. de kans dat het centrum van de beving ongunstig ligt tov. de bovengrondse bebouwing: deze is helaas erg groot, gelet op de in het Bergermeerveld bestaande breuken en de bebouwingsdichtheid in dit gebied. Uit het meest recente seismisch onderzoek is gebleken dat de centrale breuk van het veld ver naar het noorden doorloopt, links vlak langs de dorpskern van Bergen (zie 3D model weergave van het veld met breukvlakken in het TNO-MER rapport). De wellicht nog meest riskante breuk (NO randbreuk) loopt recht onder het centrum van Bergen (recht onder de 'Ruinekerk'). De kans dat het epicentrum van een toekomstige beving ongunstig ligt tov. de bebouwing is dus zeker 50%.
5
V'...;
o
~~
Deze drie kansen met elkaar vermenigvuldigend komt men op (voor een 40 jarige exploitatie periode): 1xO.05xO.5 (''''' Of wei 2.5% kans op een beving met een kracht groter of gelijk aan M=4 onder de bebouwde kom. (;) Helaas zijn 2 van de 3 bovenstaande kansen groot, zodat de totale kans ook onaangenaam groot blijft. ~,,;
~'''''
r...; I/,Ir'1
.
Of hij acceptabel is hangt mede af van de schade die bij zo'n beving te verwachten is. Daarover gaat het volgende punt. Het lijkt echter op voorhand al duidelijk dat het gaat om een aanzienlijk (Iokaal) risico dat men in andere risicocategorieen (overstroming, volksgezondheid, verkeersongevallen, explosiegevaar) in Nederland onder geen beding bereid zou zijn te lopen. Bij het bovenstaande moet nog een kanttekening gemaakt worden: ook in geval het Bergermeerveld niet als ondergrondse gasopslag gebruikt wordt, bestaat er een risico dat er.nogmaals een beving in optreedt. De kans op induceren daarvan neemt echter met grote waarschijnlijkheid aanzienlijk af als (a) de druk in het reservoir -voorzichtig en geleidelijk- weer wat wordt verhoogd (zoals ook igv. ondergrondse gasopslag wordt beoogd), en (b) het veld daarna wordt afgesloten en met rust gelaten. In ieder geval is dit laatse het beste wat men i.v.m. de veiligheidsrisico's kan doen.
10. De schade aan bebouwing ten gevolge van bevingen hangt met name van twee factoren af: de sterkte van de schok en de afstand tot het epicentrum. De opgewekte horizontale versnelling (hoe hard schudt het) is maatgevend voor schade. Uit de literatuur blijkt: vlakbij epicentrum is het verschil in gegenereerde versnelling tussen hoge M en veellagere M maar vrij klein (zie grafiek in bijlage, waarin verwerkt KNMI metingsgegevens van de schok in Roswinkel). Het grootste verschil tussen een schok met hoge en lage M uit zich in de grootte van het gebied waarin de schok schade veroorzaakt cq. nog voelbaar is. Schokken met lage magnitude dempen snel uit, op een afstand van een kilometer of 10 zijn deze al vrij onschuldig (tenzij er toevallig dikke slappe veenlagen o.i.d. aan het oppervlak liggen die voor vreemde voortplantingseffecten zorgen). Het is opmerkelijk dat in de MER een analyse van deze aard volledig ontbreekt. Naast door M en afstand tot het epicentrum wordt de schade ook bepaald door de sterkte (bestand zijn tegen bevingen) van de gebouwen. Op dat punt lijkt de bebouwde kom van Bergen er niet al te best voor te staan. Vrijwel aile huizen van v66r 1950 zijn gebouwd op een stapelfundering op zand, zonder stijve gewapende betonvloeren of funderingsbalken en een groot deel van het centrum van het dorp en direct daar omheen be staat uit dat soort bebouwing. De eveneens relevante westrand van Alkmaar staat er op dat punt vermoedelijk iets beter v~~r, omdat de meeste bebouwing daar van latere datum is. In Nederland bestaat, omdat er geen ervaring met bevingen is, geen bouwnorm op dit punt. Echter, een recente analyse van het KNMI van de beving in Roswinkel gaat uitgebreid in op de voorkomende versnellingen (zie bijlage), concluderend dat in dat geval tot op zeker 10 km van het epicentrum de horizontale versnelling die een gebouw schadevrij kan hebben werd overschreden (en dat bij een schok 8x zwakker dan Mmax Bergermeer). In geval van een beving met M=4 betekent het bovenstaande dat binnen 2-3 km afstand van het epicentrum van de schok schades zullen optreden in categorie VII van de Europese Macro Seismische schaal (EMS 1992). Dit betekent: zware/onherstelbare schade aan kwetsbare gebouwen, en aanzienlijke constructieve schade aan veel gebouwen (vermoedelijk regelmatig "total loss" omdat bouwmuren helemaal opnieuw gemetseld moeten worden om schade te herstellen). En ook buiten dit centrale gebied zullen in een straal van een paar km meer nog aanzienlijke schades aan een groot aantal gebouwen optreden. Met andere woorden: mocht zich een zo grote beving op een ongunstige plek onder Bergen voordoen, dan is sprake van een aanzienlijke calamiteit.
11. In de MER wordt ook op geen enkele manier ingegaan op het schadepotentieel t.g.v. aardschokken. De meest logische eerste benadering hiervoor is de WOZ waarde. In het kader van deze zienswijze is daarvan aileen een heel globale schatting te maken (beperkt tot de bebouwde kom van Bergen). Rekenend met bevolkingsaantal en vermoedelijk aantal inwoners per huis gaat het om ca. 6,000 woningen. Gelet op de aard van de woningen (een hoog percentage vrijstaande woningen) en de overige gebouwen (winkels, hotels, scholen etc.) ligt de totale waarde daarvan rond de 4 miljard euro. In geval van een calamiteit zoals boven geschets (punt 10) zijn schades in de orde van 5-10% van deze waarde mogelijk (zie EMS). Ondergetekenden beschouwen dit als een maatschapelijk volstrekt onaanvaardbaar risico. Een schaderisico van een factor 10 lager (0.5-1 %)achten wij al niet acceptabel gezien aile ellende die voor de betrokkenen met de schok zelf en de afwikkeling gemoeid zou zijn.
6
r...;
o
~g Een relevant actueel voorbeeld op dit gebied is de metra in Amsterdam. Rapportage vooraf over risicos wees uit dat ~''(~
er nauwlijks risico was dat er iets mis kon gaan; Alles prima onder controle, geen zorgen (risico's waren evenwel gratendeels niet verzekerd). Inmiddels is er veel mis gegaan, wat tot grate schade en hoge extra kosten heeft r':': geleid. En dat gaat over schade in een omtrek van 100- 200 meter rand plekken waar stations gebouwd worden. In ~''- geval van de Bergermeer gaat het over veel oncontroleerbaarder events, en een gebied waar grate schade kan t"'; ontstaan van vierkante km's, en het centrum daarvan kan recht onder de kern van het dorp Bergen liggen. V1
. 12. Kantekening: het is aannemelijk dat belanghebbenden uit Bergen een eventueel besluit van overheden hen zo'n groot risico op schade door bevingen te laten lopen bij de rechter zullen aanvechten ("overheid is niet gerechtigd dit tbv. een normaal commercieel project te besluiten").
13. Jammer genoeg ontbreekt in de MER een kosten-baten analyse. In de opdracht voor de MER werd lO'n analyse niet geeist, en het onafhankelijke adviesburo heeft hem ook niet toegevoegd op grond van eigen beoordeling (en bekendheid met de in Nederland bestaande uiterste gedetailleerde richtlijn v~~r kosten-baten analyse van grote infrastructuur projecten, Min. V&W en EZ, 2001). Een kosten-baten analyse (KBA) lOU de transparantie van de MER en de besluitvorming over het project sterk hebben verbeterd, omdat bij een KBA de noodzaak be staat de grootte (naar kosten vertaald) van milieueffecten in te schatten. Zo'n schatting is v~~r veel "non priced" effecten lastig, en met aaanzienlijke onzekerheidsmarges omgeven, maar bizonder nuttig en verhelderend. En het verschil tussen hoofd- en bijzaken wordt veel duidelijker. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende categorien effecten die een project heeft.
welfare estimate
cO.untries non-priced effeqts
priced effects causal·esti('nate
foreign
The Netherlands
.
' r~c1jstl'i.bl!Ebnt :effi'ci~!JfY: .~
..-
~-
.-
" ~
..
,
effid~ncy'
.
rredistribution
-'
direct effecls
operators.
opettrtjiJ~:p(otits
unir1surecI(isks"
journey time
users
cheaper .transport
:I0urn~y,ti~ne·profit;,safety
profits
aIr pollution, noise
air pollui:ion
third parties
effeds
an other'
indirect
modes effects
strategic· effects
congestion regional inequality
congestion excha,nge rate errecl
Uit: Evaluatie van infrastructuur projecten. Handleiding voor Kosten Baten analyse. Eigenraam, Koopmans, Tang, Verster CPB/NEI 2001. Min. van Verkeer en Waterstaat, Min. van Economische zaken. De voorbeelden van project effecten in de tabel (in italics) hebben betrekking op transport infrastructuur projecten.
Een goede KBA vereist twee analyses: (1) financiele KBA met als belangrijkste uitkomst de commerciele rate of return v~~r investeerder/operator. In deze KBA worden aileen aile kosten (bouw, operation, onderhoud) en opbrengsten voor de investeerder/operator in de berekening betrokken, en kosten gemeten in marktprijzen. (2) economische KBA, die aile aile effecten v~~r aile relevante partijen -het openbaar belang- in beeld brengt, en zowel "priced" indirecte effecten (bv. waarde daling in verband met nabijheid industrieterrein) als "non-priced" effects meeneemt (bv. onverzekerde risico's), en met economische kosten rekent (schaduw prijzen, weglating van "transfer payments" zoals belastingen en subsidies, etc.)
7
f";
o ~~. De twee grote in het Gasopslag-Bergermeer geval ontbrekende factoren in een commerciele KBA zijn:
c. . . -onverzekerde risico's ;(;, -waardedaling van grond en gebouwen tgv. negatieve effecten van met het gasopslag project verbonden industriele r"': activiteiten (mn. de compressie installaties; zie Evaluatie MER Langelo, provo Drente, update 2007). f"; Uit een volledige KBA zou zeer waarschijnlijk blijken dat het project in financiele termen v~~r de uitvoerder II,.n aantrekkelijk is (zolang althans de risico's als non-priced cost worden weggelaten), terwijl in termen van . economische kosten en baten het project niet aantrekkelijk is (door de negatieve indirecte en non-priced effecten). In zo'n geval dient de beslissing door het openbaar bestuur te zijn: niet doen.
Bij dit laatste is nog een kanttekening te maken:· de huidige financiele en economische krisis is voor een belangrijk deer veroorzaakt door onverzekerde risico's, genomen door commerciele partijen, die daarbij bovendien de aangegane risico's niet of maar voor een beperkt deer zelf droegen. In het afgelopen decennium was de taak van de overheid om bij belangrijke dossiers een economische kostenbaten afweging te maken ter verzekering van het openbaar belang meer en meer op de achtergrond geraakt, maar onder druk van de feiten komt hier nu weer verandering in. Het is naar het oordeel van ondergetekenden noodzakelijk ook de nu voorliggende vergunningaanvragen voor de gasopslag Bergermeer in dit licht te bezien. Tenslotte Wij zijn ons ervan bewust dat de mogelijkheid bestaat dat wij, als direct belanghebbenden -door aardbevings schade gedupeerden-, de feiten en studies met betrekking tot het risico op schade door aardschokken te zwaar interpreteren, zoals de overeenkomstige mogelijkheid bestaat dat de beoogde exploitanten van de gasopslag deze risicos te luchthartig wegwuiven (Taqa, en op de achtergrond EMN (100% nederlandse staat, aansturing: Min. EZ). Wanneer niet de MER commissie zou besluiten op kracht van argumenten de gasoplag Bergermeer af te wijzen ivm. het te grote bevings-schade risico, de beste manier om dit te testen is de volgende voorwaarden aan het bouwen/exploiteren ervan te verbinden, zodat de aanvrager deze v~~r 100% moet meewegen in zijn besluit al dan niet door te zetten : (1) Het risico op schade door bevingen in het Bergermeerreservoir moet volledig verzekerd worden bij een gerenomeerde verzekeraar (geen maximering van schade per geval of totale schade, verzekeren van zowel schade aan gebouwen als vervolgschade en overige schades, schadeafwikkeling onder verantwoordelijkheid van een door de rechtbank Alkmaar in te stellen onafhankelijke commissie, omgekeerde bewijslast). (2) De exploitatie van de gasopslag moet -definitief- worden gestaakt en het veld in de meest zekere staat afgesloten indien zich een beving voordoet van M= 3.0 of meer (dwz. significant zwaarder dan de door de aanvrager als bevingsrisico tgv. de gasopslag gestelde M=2.7). (3) Aile "planschade" veroorzaakt door het project (mn. in verband met de locatie van het ermee verbonden industrieterrein) moet onafhankelijk worden vastgesteld en aan de betrokkenen worden vergoed. Wat betreft een voorwaarde in de vergunningen, dat de risicos van de ondergrondse gasopslag verzekerd moeten worden, geldt nog de kanttekening: de situatie mbt gasopslag verschilt fundamenteel van die mbt. gaswinning. In het laatste geval (winning) is het enige alternatief "geen winning", in het eerste geval (opslag) is een gemakkelijk voorhanden alternatief, "opslag in een gasveld zonder significant risico op schade door bevingen". Bij de voorbereiding van deze zienswijze hebben we met veer mensen gesproken. Veel van hen zeiden: "het heeft geen enkele zin om een zienswijze in te dienen, dit is allemaal allang achter de schermen beslist". Wij zijn het principieel en volstrekt oneens met deze gedachte. Ais dat zo is, kunnen we het idee van goed democratisch bestuur ten grave dragen. En dat wordt dan een "self-fulfilling prophecy". Wij volharden dus in de optimistische visie dat projectvoorstellen zoals die waar het hier om gaat op een objectieve manier op hun merites worden beoordeeld, en dat die besluiten worden genomen, die in het algemeen (publiek) belang het beste zijn; en dat een eerlijke afweging gemaakt wordt tussen het publiek belang van de direct belanghebbenden, "derden" (in dit geval de inwoners de bebouwde kom van Bergen en van de west kant van de bebouwde kom van Alkmaar) en die van overigen. Wij stellen er vertrouwen in dat de commissie MER haar moeilijke taak hierin met rechte rug zal vervullen. Penvoerder M. de Langen (Experimentele natuurkunde, Leiden; '70: hoofd mode lien afdeling Nederlands Economisch Instituut; '79: WoonEnergie(medeoprichter), energiebesparing en duurzaam bouwen; '95-2008: associated prof. Urban infrastructure planning and economics, UNESCO-IHE, Delft).
8
r...:
gZienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer ~Q
Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, ...... en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen. Q ~...: Partij van de Arbeid afdeling Bergen NH. Bergen, 24 februari 2009
r: 11.11'1
. Achtergrond documenten Uit: Seismic hazard due to small-magnitude, shallow-source, induced earthquakes in The Netherlands. Seismology Division, Royal Netherlands Meteorological Institute (KNMI) PO Box 201, 3730 AE De Bilt, The Netherlands. Engineering Geology Volume 87, 105-121 "So far, however, we have not been able to find a general quantitative model predicting the occurrence or nonoccurrence of seismic events in a gas field, given specific physical conditions like reseNoir pressure, pressure gradients, major faults, etc." "A Bayesian approach to estimate Mmax from the obseNed seismicity and a truncated exponential distribution model for the frequency-magnitude relation (DeCrook et aI., 1998). In a Monte Carlo procedure Mmax was repeatedly estimated from a truncated (italics: MdL) exponential distribution assuming errors in the magnitude estimates (normal distribution) and the average number of events for a certain magnitude (Poisson distribution). The a priory constraint was that in the magnitude range 1.5 < ML < 2.7 the distribution fits log N = 2.16 ± 0.15 - 0.80 ± 0.08 M Eq.2 as obtained from the 1986-2003 observations. We thus obtained a mean, Mmax =3.7, and a mean plus one standard deviation Mmax = 3.9 estimate (Table 2) (MdL: dwz. 85% cumulatieve kans dat Mmax<3.9; met 95% cumultieve waarschijnlijkheid: Mmax=4.1). Comparison between 1998 (De Crook et aI., 1998) and 2004 in Table 2 shows that the estimate remained fairly stable. Cumulative frequenc>'.mllgnitllde rciations
OSl---+-~
~
0,--·----·
~
-l
-oSl----+----i---
-IS,
North Neth~rlands ' Dec 2Q03 1.5 2 I,umll l
2.5 Magnitude
3
3.5
4
MdL: Bij de berekening van Mmax heett hel KNMI een bij 3.5 afgekaple waarschijnlijkheidsverdeling gebruikt. Verder valt het op dal de gelrokken lijn over hel laalsle sluk van de curve een grote onzekerheidsmarge heett: de hoogste 8 schokken lijken tot een andere "familie" te behoren (klopt ook met de wat afwijkende geologische slructuur van de veld en waarin die voorkwamen). Reden om de lijn bij 3.5 loodrecht naar beneden door Ie trekken is statistisch niet erg evident.Verder valt op dat er twee lijnen voor het Groningen veld gegeven worden (?) Er lijkt gezegd te worden dat er tussen October 2003 en December 2003 een aantal schokken zijn opgetreden die er toe leiden dat de (empirische) grafiek naar rechts (=zwaardere schokken) opschuitt.
1
r....:
~3· Onderstaand:
gemeten grond versnelling Roswinkel (M=3.4) (KNMI)
~o~ .'-
,
.....
<~
.....
-,-.,
"
11k
20
t!'!-h
KNMI
'Wanneer de voorspelde pgv wordt uitgezet tegen de afstand tot het epicentrum van de beving (zie figuur 2a) blijkt dat de verwachtingswaarde voor de pgv op 15 km afstand van het epicentrum 2.5 mm/s bedraagt. Na vermenigvuldiging met de door de SBRrichtlijn vereiste veiligheidsfactor 1.6 ligt op deze afstand de pgv nog boven de SBRgrens van 3 mm/s voor CAT III gebouwen (monumenten/gebouwen in slechte staat)." MdL: Let weI, dit was een beving M=3.4. Mmax Bergermeer = ca. 4, dwz 8 x krachtiger.
2
": 2:
(~1994
ti.f1"1~
J,ro~1 ~,
11)..{fj.2::01
;k
1[J...10-i:!(l1
. 7. Or*T'iM,~rL!lo~~Wl~f wow jl\h~IH\.·ttti'.~1 1,,!il't:tW ~-wli'{\t~.rt*.\.'1)" ~~·
m~i.'P'(ri' ~J('''''~'I~.~J ......w;'.~f,
r;;~,.,
,'':\.1
tU!J.:itu: t.Vf1 (]If gV\I.'C.C:k,,' i~' t';y ,w"~'.;: w.}t~:,lXf""'}R~t.\:j tv'TI.~(~n·j;1 :1l"ltf~
Bovenstaand: ligging van het Bergermeerveld, met breuklijnen, tov. bebouwing Onderstaand: alternatieve gasvelden in groningen,freisland,drente
.---......... ..
-
~"'.,--. -~.,..~
_--
.
• 1l'¢1IQt> ... >\!1J.l;,\t-
e;~~~
!!
:;;-~~"""". ~fI.~
.... ......
f_)lJlJt
2.14
Pttk·.rt'.itJ,!~ ~¥~~ in ~ f;I;J!;.vukhm Lfm 'All'!:.
-.'-'" .... ---'...........
-.~-IP-- " , "','"' ..... Pf~1I; ,:""'1f'II.tt
~"V'W.lt
.~-::I~
~-..-~
~""
r.iilullt''2:1S
""'I.:"',
\~~~"~~? '.
~."'"
..'
'PtI.~.t~· fJnzr.4nn n Ir:Je~~'ddc:n1fjlS tfm "ZD!O
3
fI'!:i·6\iV:.I:i{]f(){I!·22],Cf]So.l
....
lillR.z.rer~
"ci!ll .. 5 wm)); ·'·f>l·ilir;'."''TIEr!i!')).~mVbl,,~·''i1ftll:;gcP.il ;:,:!h,~ pt,,,,f W'~f;;~;'!i.I~
~'I}!JqH.lf,;J)).~~~1RUI.~!t'JXU1];~~r:i~~J.{~1i(~£ii. ~,~,~,~~~,,; fH¥ft.~.(':i; r#lr~ J~I~:t i.lliJ.(I~i!.~;', '...",ud·~ 't"H ('m:r"I.l1:U! (D9!m, ~~n (',ke:~j ij£;ryJ 111:f:;~il-d!.~ ....Th....jtl(lIlC.;rr""'! ia;:u;u:?o
h{)".;'Zl de ,,'t.:ilhaaJfJ ...r~r<...s, (luI: JE'.tI!.&~ilt~IEln'k!Jliih ilierlfloMk,;r«!iir.:.-&!n rn lit ·~·jMg'i!r;dnili.~ I>.lfif(~llr'~.t(h . . , 'Vm£
"!'!MI~~[;~!"" ~,~~#¥;1;ij ~B ,40 ~~
.;ill
E: :m
g .211
,;:!tl·
~ Hi' t~)
5
V ()
23, .1IS' 6 7 81)101"1 1:2 l:l
""rri)
i~:¢jl~r2IK Vi~'1!Ij\·~y~~~··I"lL.g.t'i\-; fj.VJ,n;.'''I·:Jm~V1iJrr.).IJ.''n1-"y.""r}i! P'J\' (m-.r.vrj l'J,P'bi':,rfs: HiLa;] il~ n:~ldfi\~ v!'!I£mwib:''?1I~j~}!~~~7J Ifll:f:af!S1t~j·!·~SN1.MiMmreCi'l~~~'11·~rt,~r.I\I'{I.uLt:rtl1i1i?'t.tJIilli
Cil1.'Slt(Ii·f-.)..\..t~,'cc'J'(':rl'J~~ WllJ:'"~'f~~lm,,. iiI Qi~'lI"\q1IMr·
. . "'It•. Cmm~) vi:i!gql1!p,t)~~ {~I1):q}
\ii1if~·n:~~ir.m:;e.,i,mili(M,:::J:.+) .
9S.>OO
:! i ~
i
1 Ii
g.
~m+"'---~';-;--~;"':;;'0--"""'-...,........j
:2Si00 ~'iMi.l'
_. - - ,:~Fllil -,-'.._.-·'lll«LLCwIlA'I
(;I1$.}oo'
.....;
~ l(Mwjl
mB13R n
!;,l[il>
O!fJll, I} ! .2 :3 '4ili Iii
r
:& ';) 10'11 Ql! ·tJ.3il
;iii!i¢Jnd! r'~(IiI1;fl.tilj'ri'·I,kb\J
F~u.,.v lb,
t& X~~ 'HU.V ~~)/:-.:~r fltitl;(J
·~r.rtt'''gil'gnY'..':.l..
Bovenstaand: uit studie TNO over schade aa gebouwen tgv. bevingen
4
[1''';
~~
to... .'
CO
r..;
Uit: Engineering models of strong ground motion (K Campbell, CRC press LLC, 2003)
The mathematical relationships defined in Equation 5.3 are used to i.ncorporate the widely held belief that ground motion at short ver iod or h.igh frequency should become less dependent on magni tu de (or saturate) close to the causative fault Schnabel and Seed 0973] firsLmodeled this behavior usin'g simple geometrical considerations. Since then, similar results have been obtained using empirical models [Campbe.ll, 1981} and theoretiml fmite-source models [Andersoll, 2000). Now, most modelers consi.del: this an accepted behavior of near-fault ground motion.
De onderstaande grafiek geeft het bovenstaande grafisch weer. Op basis van door het KNMI gepubliceerde gegevens over de beving in Roswinkel (M=3.4) is ook voor M=3.4 een (geschatte) curve in de grafiek getekend (stippellijn) .
...............UncortectQd PGA -_ .... - Corrected PGA
1 ..--..,
0>
~
c:
.9. ...... ro ~
Q)
Q)
0 0
«
"
0,1
--
..
'C
0
N
"C
0
I
Strike Slip Fa.ults Holocene Soil 0.01
1
10
Distance to Seismogenic Rupture (km)
5
r...:
~~. In dezelfde publicatie worden de waarschijnlijkheids intervallen van de schattingen besproken (zie ~c' hieronder).
'"
(:;l r...:
Zonder verder commentaar is ook nog een grafiek uit een recente publicatie over bevingen opgenomen die een beeld geeft van de klaarblijkelijk grote errormargins van schattingen van bv. M.
11""': 11,1"1
Because the predicted value of ground motion li~ol11 Equation 5.2 is the logarithm of}" it represents Lhe mean of InY or equivalently the 50th perc€nt.ik or median VJ.iuc of Y. The median is the value of Y that is exceeded by 50% of the observations. The J OO(J - a)-pe.rcentile estimate of the mean of ,!I~ future, ob.~ervations of In Yis sl:atistically de!1ned by the expression [Draper and Smith, 1981J: 1.
InY
,=
I-Il
In Y +t
(a) (1'll1r +(I~r .. " ' \ no
)!
(5.14)
n
=
where t,{a) is the Student's (-statistic for it given exceedance probability a ~md v /1- P degrees of freedom (this statistic is widely available. in stati.stics hooks), and 0,..-, is the standard crror of the ,oJ mean vatu€. of In Y excluding random error (an :indicator of epistemlc uncert'linty). The 'WOO - a)percentile estimate: of a sing.le. future observation of In )~ the most common applic.ntion of Equation 5.14, is calculated by letting III) 1. It is conl111on to calculate the 100( L- a)-reTcentiJe estimate of 11 :single future "aluc of InYby setting (1'(I and replac:in'o", the t-statistic with the stnndard normal variable z. Tbese assumptions reduce I.,y Equation 5.14 to its more simplift0d and common form:
=
=
(5.15) where zuis the standard norma1 variable for an exceedance probabijil)' of a (this variable is widely unilable insiatistics books). Although statistically inwHeel" results using E~luation 5..1 5 are not significantly diA'erent from those llsing. Equation 5.14, except when tbe predicte.d value is ba.sed on un extrapolation of the regression equation or on \'ery few l'i:X:ordillgs. In the first case, the \'nlue of (l'""r should not be ignored, and in the. second, the z-statistic is inappropriate. The nlt}st common application of Equation 5.15 in DSHA is to estimate either the median vnlue of Y (a 0.5), b}, setting Za ::;; 0, or the 84th-percentile value of Y (a 0.16), by setting Zu I. The 84thpercentile value is often used as a conservnti\'<:1 estimate of ground motion to use in the design of critical fucilit.ic$, such as nuclear power plants and major clams. Equation 5.15 is assumed to be a continuous distribution of Y when used. in PSHA, although it is usually trunc.ated at Zo. 2 or 3 (i,e.. , at ±2 t'O 3
=
=
=
=
6
962 3. R.ESULTS According to the~sourceparamefers' (If these 20 le\'ents,tlit:' plof:s of logeM c) versus: i\ll~, ,'JogCi\>:~) versus 111,,> and::Nt,versus Illb ar~shown inFigs. 2 - 4; respectively. Obviously, a llnear :rda~ionship exists bel,\veen any 1\\'0 ,pararneters. JJence, the 10g(J\ifo) - .Ms, 'log(Mq) - m1H anc! :i\·:1,s - 111t, relalionshipsare evaluated rhrqugh the least- square method. The resulting fOHl1uhlS
are: log(r'.'lIJ
= (1.07 ± O.04)M~ + (18.72 ± 0.20)
lbg(M~)
== (J:7.3
,
(1)
± 0.09) lTIb + (lS:09'± 0.52),
(2)
1v1:.> = (:I.46.± 0;08) mb - (2.52 ±:O:43) .
(3)
The reJated regression'lines lnc depicted, with a solW line, JespectiveJy, in Figs. 2 - 4. The number nex~ to.eachcircle presents fhe'event l1umberJi,sted;in Thhl.e I, JI) ,Fig; 2, the M~ - Jv.l, i'elatiOi1: fit..:.: tl\e given-dam comparatively \velJi. In comparison ot Fig. 2'\vith:Fig. 3, itcanbe found: th~H ·forthe gi v~cildata, there is ,nlore scanei'in~jnlhe'pIN of N1'o versUs 1\.;1; than that of .\\1:0; versus 11111, eSpe(:ifLllyfor M5 s 5.6. This mig.hrbE~due, to tll£:;, fact tllm rl1c,mmibeJ' oi'read.ings llsed to e.o;timal.e fhe magnitude is usually smaller for Ivts than Jor Ill,,; thercfore, a highcr ullccr'" ta:in1y for ivlji than Ull!isunavoidablc,
lOLl-'- - - - - - - ' - - - - - ' - - - - - , ' - - 11!'~,~I.J.fm ;~J3f.jS..~~ (fhh''stuLt:'' .. '014 :'\'jcl.1I);\~ + n.;t,l (W:UH.¥ t~~;';'5J • - • •
li.'ln .\.I~icl.JJ ~t~ + n:~~h3,\~.rlr',~ 'J~ ..~)
_ . - I'!~ ,\I.,"'fJ.M., ,.'11\,1 (P-.I\, 1~;S.i
...-.
E u
•
Q)
c::: >u
Fig. 2. The plot oOog(M,j) versus M!; and related regrcssionlincs. Thenu'mt?er next to the dot denote.S the event numbe.r shpwn'in Table 1. The sol.id JiM i's deduced by,tliis study.
10'"
U')
C\J
0
-r-
X
~O~ ~
"'-"
0
2
The clashed line is given by Wang(1985). The doned line is,gi,venby NULtli (1985). The dofteo:-ocl
4
5
Ij.
(cJenoreabyF~HI. 978),
1
Ms
7
.,
'Q
;"\
u (,
e
"',::
~
.
PARTIJ VAN DE ARIi!lIEID
,; 1'1'
t/ :
'"...:. I
I"
\'
::
..
JoHZAA0049858 2500 EC 20101
A an Ministerie van Econo mische Za ken Direclie Energiemarkt Afdeling VROM I Ruimtelijke Ordening
Poslbus 20 I0 I 2500 EC Den Haag
25 februari 2009
BetTefr: Z ienswijze Milie ueffec trapport (MER) Ondergrondse Gasopslag Bergermeer (TAQA)
Geachte heer I mevrouw,
Bijgaand biedt de Partij van de Arbeid A fd eling Bergen NH u een aanLal addenda aan m.h.l. de zienswij ze met belTekking tot het voorgeno men besluit inzake
Milieueffec Lrapportage (MER) Ondergrondse GasopsJag Bergermeer. Ooze zienswijze is u 24 fe bruari jl. reeds toegezonden.
oog l1lend.
va
...... -~
=
e id Afdeling Bergen NH
Zienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer ..... . '-
Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen . PvdA afdeling Bergen Bergen, 25 februari 2009
Deze zienswijze geldt de MER, evenals de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen
Op grond van de met vele betrokkenen in Bergen gevoerde gesprekken in verband met het indienen van zienswijzen op het MER rapport gasopslag Bergermeer is nog de volgende aanvullende zienswijze tot stand gekomen: Schade ten gevolge van project Gasopslag Bergermeer Mogelijke schade tgv. de onzekerheid die ontstaat over het risico op schade door aardbevingen, en dor hinder tijdens de boringen. 1.
2.
De reele mogelijkheid bestaat dat, ongeacht het al dan niet optreden van schokken in komende paar jaar, door de onrust daaromtrend er een reactie zal zijn van de woningmarkt, die inhoudt dat de waarde bij verkoop van woningen direct boven het gasveld (bebouwde kom Bergen) significant daalt (tov. ijkpunt woningen in Schoorl (noord van klimduin)/Groet en Egmond aan Zee en Binnen). Indien -onverhoopt, gelet op eerder ingediende zienswijzen- tot bouw van de gasopslag zou worden besloten en er zou blijken dat zich dit in de praktijk voordoet, en dit uit gedegen statistisch onderzoek onomstotelijk vast staat, dient deze schade door de exploitant van de gasopslag aan de gedupeerden vergoed te worden (ongeacht feitelijke verkoop van de betreffende woningen). Een overeenkomstige situatie doet zich voor als zou blijken dat tijdens de bouwwerkzaamheden op de puttenlocatie (2 tot 3 jaar) de verkoopprijzen van woningen in het gebied dat ernstig wordt getroffen door overlast tijdeins de boringen significant dalen. Dit betreft woningen in de omgeving van de Bergerweg (deels ook in Alkmaar) en woningen aan de zuidrand van Bergen, en aileen daadwerkelijk in die periode verkochtte woningen. Ook een dergelijk effect is met wetenschappelijk verantwoord statistisch onderzoek vast te stellen. Ook in dit geval dient de geleden schade vergoed te worden.
Wij verzoeken de commissie MER om, mocht zij onverhoopt met de aanbeveling in de MER het project toe te staan instemmen, daaraan te verbinden dat in de vergunning een duidelijke voorwaarde wordt opgenomen met betrekking tot de bovenstaande schade vergoedingen.
Namens PvdA afdeling Bergen
NB: deze zienswijze is ingediend als aanvulling op eerder reeds alzonderlijk ingediende zienswijzen, dit als gevolg van de tijdsdruk die ontstaan is door de korte periode die beschkbaar is om dit complexe dossier te bestuderen, en voortschrijdend inzicht.
Hoogachtend,
1
0\';
-l
~.~
(J (J
~Q
-'-...
(J
0'' ':
'. .'"
Zienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen.
1/'''':
(rJ
Partij van de Arbeid afdeling Bergen NH. Bergen, 24 februari 2009
Deze zienswijze geldt de MER, evenals de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen indien daarin de aangevraagde locatie voor de activiteiten zou worden gewijzigd in "MOB complex Bergermeer"
Inleiding. In de MER behorend bij de vergunningaanvraag voor het inrichten en gebruiken van een ondergrondse gasopslag in het Bergermeer gasveld wordt geconcludeerd dat de voorkeurslocaties voor de activiteiten zijn: 1. Putten locatie: huidige putten terrein langs de Bergerweg 2. Industriele installaties: industrieterrein Boekelermeer zuid (midden). In de MER worden echter ook alternatieve locaties besproken en beoordeeld. Een daarvan is het zgn. Defensie terrein Bergermeer ("MOB complex"). Deze zienswijze gaat over de beoordeling in de MER van deze locatie. Hoewel de ingediende vergunning aanvragen niet deze locatie betreffen zou men zo'n zienswijze als voorbarig kunnen beschouwen. Naar de mening van onclergetekenden is dit echter niet het geval, om de volgende redenen: de commissie MER maakt een eigen afweging van de conclusies van de MER. Antwoorden van Taqa op bij een voorlichting in Ber~~en gestelde vragen bevatten tav. het defensie terrein Bergermeer de vermelding dat deze locatie (als gecombineerde locatie voor putten en industriele installaties) uit de MER als "goede tweede"naar voren komt. Dit ondersteept naar de mening van ondergetekenden de noodzaak bezwaar aan te tekenen tegen de onjuiste -veel te positieve- beoordeling in de MER van de milieueffecten van de "MOB locatie". Naar is gebleken hebben de gemeentes Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer een gezamenlijk advies over de MER uitgebracht waarin voor de puttenlocatie het MOB complex als voorkeur wordt genoemd, terwijl de som van de adviezen mbt. de industriele locatie tendeert naar negatievere beoordeling van de locatie Boekelermeer en positievere van het MOB complex. Hoewel in het advies van de gemeentes ook expliciet staat dat de gemeente Bergen het niet acceptabel vindt industriele installaties in de open ruimte van haar grondgebied te vestigen (zoals op het MOB complex in de Bergermeerpolder), blijkt toch uit informele navraag dat BenW van Bergen zich de potentiele implicaties mbt. de locatie van de industrie activiteiten niet hebben gerealiseerd. Alles optellend, en omdat voorkomen beter is dan genezen wordt in onderstaande zienswijze uiteengezet waarom vestiging van de industriele installatie op het MOB complex oi. volstrekt onaanvaardbaar is. 1. Natuurwaarde van de open ruimte langs de duinvoet (open gebied tussen randweg Alkmaar en duinen in de gemeente Alkmaar; Bergermeer polder en aangrenzende poldertjes). Deze open ruimte maakt dee I uit van de ecologische hoofd structuur van de provincie N.Holiand, maar meer dan die "ambtelijke" omschrijving is wat telt: Dit kleine poldergebied langs de duinen is het enig overgebleven dergelijk poldergebied in Nederland. Het is een schitterend gebied, en dat onherstelbaar te verminken door er een groot industrieterrein in te vestigen op het huidige defensie terrein, zou getuigen van een onthutsende
.1
..
' ,~
~
11\; (;)
(;)
....~o ,'" (;) 11'' ' : '~, 11''''':
(11
minachting v~~r het behoud van de in Nederland nog bestaande natuur. Dit is de oudste nog behouden droogmakerij van Nederland in oorspronkelijke staat, die bovendien door het toeval dat er in de tweede wereldoorlog een vliegveld was gevestigd grotendeels leeg is (en by. ook nauwlijks is aangetast door bollenteelt en nooit is herverkaveld). Het defensie terrein in zijn huidige staat is wei een vreemde eend in de bijt, maarstoort nauwlijks omdat er geen verlichting van betekenis is en geen activiteit plaatsvindt. (Ouderen herinneren zich nog dat dit in de jaren 1950 anders was, omdat het terrein toen intensief verlicht was en in de nacht een afschuwelijke negatieve invloed op de omgeving had). Het voorkeurs plan is om na volledige beeindiging van de defensie activiteiten het terrein weer geheel als natuurgebied in te richten. Het grenst direct aan het nationaal park duinen Bergen/Schoorl (waar de aangrenzende kleine Philisteiner polder ook toe hoort). Wij vinden een eventuele vestiging van de industriele installaties van het project midden in de open ruimte van de Bergermeer, op het huidige defensieterrein, volsterkt onacceptabel. Het idee dat er zo'n installatie zou komen op zeer korte afstand van de dorpskern van Bergen en van het nationaal park Bergen/schoolse duinen, en midden in de prachtige Bergermeerpolder is een nachtmerrie. Het zeer onnadenkende en onzorgvuldige ad vies dat de gemeentebesturen van Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer over de gasopslag/vergunningen impliciet mbt. deze deze locatie hebben ingediend wijzen we met afschuw af. Dat ad vies is naar ons idee mede het gevolg van de volkomen chaotisch manier waarop de MER is opgesteld en gepresenteerd, zonder enig onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken. Het gemeentelijk apparaat ziet kennelijk door de bomen het bos niet meer. Het recht van de overheden om een dergelijke beslissing te nemen zal tot in laatste instantie bij de onafhankelijke rechter worden aangevochten. 2. Negatief effect van een industrieterrein op het MOB complex op het omliggende gebied (aileen staande woningen in de Bergermeer, zuidrand van Bergen, gebied langs de Hereweg van de Fransman tim het Woud) 2.1 Geluid. Indien de industriele installatie van de ondergrondse gasopslag gevestigd zouden worden op het deferisie terrein in de Bergermeer heeft dit grote gevolgen voor de geluidsbelasting van de omliggende bebouwing, inclusief een groot deel van de zuidrand van Bergen en langs de Hereweg (duinvoet). Het gaat daarbij om het continu door dE3 installaties veroorzaakte geluid, mn. bij gasinjectie. In opdracht van de provincie Drente is een evaluatie gemaakt van de gebleken milieueffecten (2003, definitieve versie 2007). De installaties daar lijken erg op wat bij de gasopslag Bergermeer gerealiseerd zal worden (bv. qua opgesteld compressor vermogen). Het Drentse rapport schrijft (finale versie 2007): Geluid Evaluatieprogramma In het Evaluatieprogramma van het MER ( 1998) is opgenomen dat voor geluid een geluidsbeheersplan wordt opgesteld en dat controlemetingen worden uitgevoerd in het kader van de vergunning volgens de Wet Geluidhinder. Voor de installatie voor ondergrondse gasopslag is een geluidzone in het betreffende bestemmingsplan vastgelegd. Uitgevoerde evaluatie De in het MER voorspelde waarden zijn in de Wgh-vergunning van september 1995 verbijzonderd zodat voor de woningen aan de Willenkamp (controlepunten A en B) respectievelijk 56 en 53 dB(A) zijn vergund (tussen 07.00 en 19.00 uur), terwijl voor de woning aan de Westerweg 51 (controlepunt C) 51 dB(A) is vergund voor de betreffende tijdsperiode. Deze waarden zijn met toepassing van de gebruikelijke straffactoren in de Wgh-vergunning met telkens 5 dB(A) verlaagd voor respectievelijk de avond- en de nachtperiode. Bovendien zijn op de zonegrens enkele controlepunten vastgelegd, alwaar het equivalente geluidsniveau voor de dagperiode niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Naast deze geluidsvoorschriften zijn voorschriften gesteld ten aanzien van de situaties dat aileen sprake is van injectie (voor punten A, Ben C respectievelijk 50, 48 en 48 dB(A)) dan wei productie (voor punten A, Ben C respectievelijk 56,53 en 51 dB(A)), alsmede ten aanzien van piekniveaus. Meetpunten A en C zijn door amovatie van de woning niet meer relevant. Tijdens injectie zijn verschillende geluidsmetingen verricht. Daarbij is gebleken dat door het tonale karakter van het geluid (er is sprake van een bromtoon van ca 160 Hz) de vergunningeis voor
2
11''''':
'.
(:) (;) ~Q
.....
"
(;). It"": ",
Ir....: (Pl.
meetpunt B wordt overschreden; de overschrijding vindt plaats omdat er een straffactor van 5 dB(A) bij de gemeten waarden moet worden opgeteld omdat er sprake is van tonaal geluid. Over dit tonale geluid (bromtoon) zijn meerdere klachten neweest bij een meer zuidelijk, maar wei in de richting van controlepunt B gelegen woning aan de Noordseveldweg (hierna te noemen punt X, hetwelk overigens geen controlepunt van de vergunning is). Naar aanleiding hiervan heeft NAM onderzoek naar de oorzaak laten verrichten. Oaarbij is gebleken dat er verschillende oorzaken zijn waarvan trillende leidin!~en de voornaamste zou zijn. NAM heeft vervolgens in 2001/2002 uitgebreide geluidsisolatie om het leidingwerk na het compressorgebouw laten aanbrengen. Metingen wezen daarna echter uit, dat dit niet het gewenste en verwachte resultaat heeft opgeleverd; er was nog steeds sprake van tonaal geluid bij punt X. Oorzaak van de 160 Hz-toon is volgens NAM, na overleg met het ingenieursbureau dat de engineering destijds heeft verricht, gelegen in de leidingondersteuning. Oeze zouden resoneren in hun zogenaamde eigenfrequenties. Oat de bromtoon met name op grotere afstand is te horen zou kunnen worden verklaard omdat de toon op kortere afstand wordt overstemd door het overige geluid. Naar aanleiding van de bevindingen heeft de NAM in 200:3 de ondersteuningsconstructie van het leidingwerk verstevigd met frames; op grond van resonantieonderzoek bleek dit evenwel geen significant effect te hebben. Vervolgens zijn de leidingen zoveel mogelijk ontkoppeld van de ondersteuning, is een zogenaamde undergrouting (soort flexibele pleisterlaag) op de fundatie van de compressoren aangebracht en is een generator binnen het compressorgebouw omkast. Oit laatste vanwege een eveneens aan het licht gekomen toon van ca 125 Hz. Uiteindelijk bleek dat op basis van ALARA (BBT) het niet haalbaar was om aan het vergunde geluidsniveau te voldoen en is in de vergunning Wet Milieubeheer van 1 februari 2005 (kenmerk E/EP/UM/4073598) het toelaatbare geluidsniveau voor controlepunt B voor de nachtperiode verhoogd van 38 naar 42 dB(A) Conclusie
Het is in de praktijk lastig gebleken de installatie vrij van geluidsklachten te krijgen en binnen de vergunde geluidsniveaus te opereren. Met de bewoners van de woning bij punt X is een verhuisregeling getroffen en de woning is inmiddels gesloopt. De installatie is sinds juli 2004 klachtenvrij (mededeling NAM e-mail 22 augustus 2007). (NB door ondergetekenden: dit nadat de dichtsbijzijnde woningen gesloopt waren en de vergunning opgerekt)
Het is ondenkbaar dat het adviesburo DHV dat de MER Gasopsag Bergermeer heeft uitgevoerd niet op de hoogte was van dit evaluatie rapport. Niettemin wordt het nergens genoemd (niet in hoofdrapport, niet in bijlagen, nergens zelf in lijst met referenties). Hier is sprake van selectief gebruik van informatie. Hoe dit ook zei, in geval van vestiging van de industriele installaties op het defensie terrein in de Bergermeer moet dus verwacht worden dat zich eveneens een zeer onaangename constante geluidshinder zal voordoen. De situatie in het gebied, inciusief de zuidrand van Bergen en langs de Hereweg zal onherkenbaar veranderen tov. de huidige situatie, waarin het geluidsnivo in het gebied laag is (nu is het er 'snachts echt stil). Dit zal de woonkwaliteit van aile inwoners van dit gebied ernstig negatief beinvloeden. Dit is niet acceptabel. Ook voor de vele recreanten die het gebied nu doorkruisen zal dit trouwens het geval zijn, die zullen dan dus wei wegblijven (dwz. een waardevol recreatie gebied is om zeep geholpen).
2.2. Licht Uit een oogpunt van veiligheid zal het nodig zijn dat de industriele installatie permanent goed worden verlicht. Ten opzichte van de huidige situatie, waar het ter plekke in de nacht echt donker is, zal dit een zeer negatieve invloed hebben op de woonkwaliteit van aile bewoners van dit gebied (alleenstaande woningen, zuidrand Bergen, woningen langs de Hereweg). Dit is niet acceptabel. Het gebied langs de duinrand is hier nog echt mooi donker in de nacht, wat op nog maar weinig plekken het geval is. Ook deze prachtige plek ruineren omwille van een voor een buitenlandse partij commercieel interessant project zou getuigen van minachting voor het gebied en haar bewoners, en de resterende natuurwaarden in Nederland.
2.3. Waardevermindering van woningen De sterke aantasting van de -nu zeer hoge- woonkwaliteit van het door een eventuele industiele vestiging op het defensieterrein bedreigde gebied laat zich ook in geld vertalen. Het is absoluut niet de bedoeling van ondergetekenden om te bereiken dat schadevergoedingen zouden worden
3
,
,~
\,1''''';
CI (;:) ~o
.';.,..
'.
(;:) ~...; ..... .'-
11'' ' ;
(n
uitbetaald. In tegendeel, ons doel is dat de beslissers over de vergunningen hun verstand gebruiken en nooit de beslissing nemen dat in de Bergerme,er een industrieterrein komt. De gevoels-schade van de betrokkenen zou trouwens al helemaal niet te vergoeden zijn, maar wei buitengewoon groot! Nietemin is het goed om ook te laten zien wat een en ander in geld vertaald zou betekenen. De waarde van woningen in het betreffende gebied wordt in sterke mate bepaald door de prachtige locatie. Uit gesprekken met woningmarkt deskundigen blijkt dat dit waarschijnlijk 30 tot in sommige gevallen 50% van de waarde van de woningen uitmaakt. In het sterk negatief beinvloedde gebied staan zeker 1000 woningen, met en gezamenlijke waarde van ruim meer dan 1 miljard euro. De mogelijkerwijs met het project te behalen commerciele winsten zijn dus kleiner dan de "planschade" die deze locatie zou opleveren (gelet op de verwachtte investering van 800 miljoen euro en een redelijke 20% winst marge (gas opslag tarief)). De getroffenen zullen dan ook, mocht dit aan de orde komen -wat het gezond verstand van de betrokken beslissers verhoede- aile beschikbare juridische rniddelen gebruiken om deze schade te verhalen op de partij(en) die het project uitvoeren mochten die toch willen volharden in het uitvoeren ervan.
Samenvattend Wij verzoeken de commissie MER in hun beoordeling van de MER ondubbelzinnig uit te spreken dat vestiging van industriele projectactiviteiten op het defensie terrein Bergermeer (evenals op iedere overige locatie in de Bergermeerpolder ) volsterkt onacceptabel is, om bovenstaande redenen.
Bergen, 25 Februari 2009 PvdA afdeling Bergen
4
·.-~;
,"
. . PART!) VAN DE ARBEID
...... 1111111111111
-- ---.- ... - ...
uvn~nnUU~/~~O
'."
--- -- ----
~ouu
Cv
- ..... --.:
~UIUI
,,., ....... .
~-.
•" Ministerie van Economische zaken DG Energie Directie Energiemarkt Postblls 20 I 0 1 2500 Ee DEN HAAG Bergen (NH), 25 febrllari 2009
Onderwerp: MER Project Gasopslag Bergermeer
Geachte
Bijgaand bieden wij u een aanvulling aan op eerder reeds mede door ons ingediende zienswijzen. Afzonderlijk en op persoonlijke titel, omdat het een naar ons oordeel ernstig feit betrefi, dat niet onopgemerkt dient te blijven.
Hoogachtend,
Namens .. Ul_
oJ>
0= z
~
11'''':
(:1 "
~2) ....~r;l, C'J, ~...:
..... '-
Zienswijze m.lb.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen .
11'''':
0'1
Bergen, 25 februari 2009
Deze zienswijze geldt het MER, evenals de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen
Objectiviteit van de MER en de bij de ingediende vergunningaanvragen gegeven informatie Bij het bestuderen van de projectaanvraag voor ondergrondse gasopslag in het gasveld Bergermeer is ons gebleken dat op een essentieel onderdeel het adviesburo dat het MER heeft opgesteld (DHV) aanwijsbaar selectief gebruik heeft gemaakt van de beschikbare informatie. Dit is in strijd met de wettelijke voorschriften aangaande het IVIER, die eisen dat het onderzoek objectief wordt uitgevoerd en dat er in aile openheid gerapporteerd wordt ook over de eventueel te verwachten problemen en negatieve punten. Het punt waar het om gaat betreft geluidshinder van de industriele installaties, wanneer die in gebruik zijn. Een met de voorgestelde installatie in de Boekelermeer zeer vergelijkbare installatie staat in Langelo, Drenthe. In 2003/2007 heeft een evaluatie plaatsgevonden, in opdracht van de provincie Drenthe, van het daarvoor destijds opgestelde MER en het voldoen aan de vergunning voorwaarden. Hieruit blijkt dat zich op het punt van geluid tijdlens de gasinjectie ernstige problemen hebben voorgedaan die niet technisch konden worden verholpen, maar aileen door sloop van woningen buiten de oorspronkelijk berekende geluidscontour. Het is ondenkbaar, gelet op de expertise van het onderzoek buro, dat men met deze rapportage niet bekend is. Het op geen enkele manier ingaan op dit gegeven, noch aangeven hoe in het geval van het onderhavige project de risico's op een dergelijk probleem liggen en geminimaliseerd kunnen worden maakt dat van misleiding sprake is. Hierdoor worden ook ernstige twijfels opgeroepen over de vraag of dit ook op andere, minder eenvoudig door derden te controleren, onderdelen van het MER onderzoek het geval is.
Ondergetekenden verzoeken de commissie MER om op grond van het bovenstaande feit de (pijnlijke maar onvermijdelijke) conclusie te trekken dat: het MER niet objectief is en de gepresenteerde conclusies met niet te bepalen waarschijnlijkheid misleidend zijn; het MER derhalve niet voldoet aan de wettelijke eisen die aan een MER gesteld zijn; het MER wordt afgewezen, evenals de er door ondersteunde vergunningsaanvraag.
Hoogachtend,
NB: deze zienswijze is ingediend als aanvulling op eerder reeds door ondergetekenden ingediende zienswijzen, als gevolg van de tijdsdruk die ontstaan is door de korte periode die beschkbaar is om dit complexe dossier te bestuderen, en voortschrijdend inzicht.
1
,
.' ..
'
....
j~ML~AUla/~vo
~~ rfLS rR It
t/'ft'f4
ECoNo HI ScHe-
\)5 Eh~~ 1) ~V~~ ~~ YaS1gG\S
7.
V00Ak::t--
~ovv
C~
~U!VI
It"': (;:I,
(;1 "
~o "
'-
Cl Il'...;,
.,
"
Ministerie van Economische zaken DG Energie Directie Energiemarkt
Ir...:
en
Postbus 20101 2500 Ee DEN HAAG Bergen (NH), 25 februari 2009
Onderwerp: MER Project Gasopslag Bergermeer
Geachte
Bijgaand biedt ik u een aanvulling aan op eerder reeds mede door mij door de PvdA afcleling Bergen ingediende zienswijzen. Op persoonlijke titel, omdat door tijdsdruk een volledige consultatie ronde binnen de PvdA niet meer mogeIijk was. Aangezien het een op zich zelf staan punt betreft verzoek ik u het als zodanig, als op zich staand, te behandelen.
Met vriendelijke groet Bergen NH.
1
Zienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen.
Bergen, 25 februari 2009
Deze zienswijze geldt de MER, evenals de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen
Op grand van de met vele betrokkenen in Bergen gevoerde gesprekken in verband met het indienen van zienswijzen op het MER rapport gasopslag Ben~ermeer is nog de volgende aanvullende zienswijze tot stand gekomen:
Schade ten gevolge van project Gasopslag Bergermeer Mogelijke schade tgv. de onzekerheid die ontstaat over het risico op schade door aardbevingen, en door hinder tijdens de boringen. 1.
2.
De reele mogelijkheid bestaat dat, ongeacht het al dan niet optreden van schokken in komende paar jaar, door de onrust daaramtrend er een reactie zal zijn van de woningmarkt, die inhoudt dat de waarde bij verkoop van woningen direct boven het gasveld (bebouwde kom Bergen) significant daalt (tov. ijkpunt woningen in Schoorl (noord van klimduin)/Groet en Egmond aan Zee en Binnen). Indien -onverhoopt, gelet op eerder ingediende zienswijzen- tot bouw van de gasopslag zou worden besloten en er zou blijken dat zich dit in de praktijk voordoet, en dit uit gedegen statistisch onderzoek onomstotelijk vast staat, dient deze schade door de exploitant van de gasopslag aan de gedupeerden vergoed te worden (ongeacht feitelijke verkoop van de betreffende woningen). Een overeenkomstige situatie doet zich voor als zou blijken dat tijdens de bouwwerkzaamheden op de puttenlocatie (2 tot 3 jaar) de verkoopprijzen van woningen in het gebied dat ernstig wordt getroffen door overlast tijdens de boringen significant dalen. Dit betreft woningen in de omgeving van de Bergerweg (deels ook in Alkmaar) en woningen aan de zuidrand van Bergen, en aileen daadwerkelijfc in die periode verkochtte woningen. Ook een dergelijk effect is met wetenschappelijk verantwoord statistisch onderzoek vast te stellen. Ook in dit geval dient de geleden schade ver!goed te worden.
Wij verzoeken de commissie MER om, mocht zij onverhoopt met de aanbeveling in de MER het project toe te staan instemmen, daaraan te verbinden dat in de vergunning een duidelijke voorwaarde wordt opgenomen met betrekking tot de bovenstaande schade vergoedingen.
NB: deze zienswijze is ingediend als aanvulling op eerder reeds afzonderlijk ingediende zienswijzen, dit als gevolg van de tijdsdruk die ontstaan is door de korte periode die beschkbaar is om dit complexe dossier te bestuderen, en voortschrijdend inzicht.
2
Q.I.!:A.!II""-"
=~,
. . --- -_ . . -
I
vS
Eh~V1) 'Jv~~ el:uZ./1;~ ~OA ItYDSle,G\S "2 SoD
~ ~;-.
, ~,
,
J
1) ei\\
-H Af+cJ
.._------------------t·
.!. 8
-EC
20 lo \
.'/
.'
)
~
C) ~\.;,
Aan Ministe:rie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Afdeling VROM / Ruimtelijke Ordening Postbus 20101 2500 Ee Den Haag
1/\':
01, . ,'.
25 februari 2009 Betreft: Zienswijze Milieueffectrapport (MER) Ondergrondse Gasopslag Bergermeer (TAQA)
Geachte heer / mevrouw, Bijgaand bieden wij u een aanvulling aan op de eerder reeds ingediende zienswijze van de Partij van de Arbeid Afdeling Bergen NH, met betrekking tot het voorgenomen besluit inzake Milieueffectrapportage (MER) Ondergrondse Gasopslag Bergermeer. Deze aanvulling bereikt u afzonderlijk als gevolg van de tijdsdruk die is ontstaan door de korte peri ode die beschikbaar is om dit complexe dossier te bestuderen, en voortschrijdend inzicht. Aangezien het een afzonderlijk punt in het besluitvormings traject over het MER (Ide vergunning aanvraag) betreft is er geen noodzaak deze aanvulling te hechten aan onze eerder ingediende zienswijze, maar kan hij afzonderlijk worden behandeld.
Partij van de Arbeid Afdeling Bergen NH
Zienswijze m.b.t voorgenomen Ondergrondse Gasopslag Bergermeer Ingediend in reactie op de desbetreffende MER rapportage, januari 2009, en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen. Partij van de Arbeid afdeling Bergen NH. Bergen, 24 februari 2009
Deze zienswijze geldt de MER, evenals de gelijktijdig ingediende vergunningsaanvragen indien daarin de aangevraagde locatie voor de activiteiten zou worden gewijzigd in "MOIB complex Bergermeer"
Inleiding. In de MER behorend bij de vergunningaanvraag voor het inrichten en gebruiken van een ondergrondse gasopslag in het Bergermeer gasveld wordt geconcludeerd dat de voorkeurslocaties voor de activiteiten zijn: 1. Putten locatie: huidige putten terrein langs de Bergerweg 2. Industriele installaties: industrieterrein Boekelermeer zuid (midden). In de MER worden echter ook alternatieve locaties besproken en beoordeeld. Een daarvan is het zgn. Defensie terrein Bergermeer ("MOB complex"). Deze zienswijze gaat over de beoordeling in de MER van deze locatie. Hoewel de ingediende vergunning aanvragen niet deze locatie betreffen zou men zo'n zienswijze als voorbarig kunnen beschouwen. Naar de mening van ondergetekenden is dit echter niet het geval, om de volgende redenen: de commissie MER maakt een eigen afweging van de conclusies van de MER. Antwoorden van Taqa bij een voorlichtingbijeenkomst in Bergen gestelde vragen bevatten tav. het defensie terrein Bergermeer de vermelding dat deze locatie (als gecombineerde locatie voor putten en industriele installaties) uit de MER als "goede tweede" naar voren komt. Dit ondersteept naar de mening van ondergetekenden de noodzaak bezwaar aan te tekenen tegen de onjuiste -veel te positieve- beoordeling in de MER van de milieueffecten van de "MOB locatie". Naar is gebleken hebben de gemeentes Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer een gezamenlijk advies over de MER uitgebracht waarin voor de puttenlocatie het MOB complex als voorkeur wordt genoemd, terwijl de som van de adviezen mbt. de industriele locatie tendeert naar negatievere beoordeling van de locatie Boekelermeer en positievere van het MOB complex. Hoewel in het advies van de gemeentes ook expliciet staat dat de gemeente Bergen het niet acceptabel vindt industriele installaties in de open ruimte van haar grondgebied te vestigen (zoals op het MOB complex in de Bergermeerpolder), blijkt toch uit informele navraag dat BenW van Bergen zich de potentiele implicaties mbt. de locatie van de industrie activiteiten niet hebben gerealiseerd. Alles optellend, en omdat voorkomen beter is dan genezen wordt in onderstaande zienswijze uiteengezet waarom vestiging van de industriele installatie op het MOB complex oi. volstrekt onaanvaardbaar is. 1. Natuurwaarde van de open ruimte langs de duinvoet (open gebied tussen randweg Alkmaar en duinen in de gemeente Alkmaar; Bergermeer polder en aangrenzende poldertjes). Deze open ruimte maakt deel uit van de ecologische hoofd structuur van de provincie N.Holland, maar meer dan die "ambtelijke" omschrijving is wat telt: Dit kleine poldergebied langs de duinen is het enig overgebleven dergelijk poldergebied in Nederland. Het is een schitterend gebied, en dat onherstelbaar te verminken door er een groot
1
industrieterrein in te vestigen op het huidige defensie terrein, zou getuigen van een onthutsende minachting voor het behoud van de in Nederland nog bestaande natuur. Oit is de oudste nog behouden droogmakerij van Nederland in oorspronkelijke staat, die bovendien door het toeval dat er in de tweede wereldoorlog een vliegveld was gevestigd grotendeels leeg is (en by. ook nauwlijks is aangetast door bollenteelt en nooit is herverkaveld). Het defensieterrein in zijn huidige staat is wei een vreemde eend in de bijt, maar stoort nauwlijks omdat er geen verlichting van betekenis is en geen activiteit plaatsvindt. (Ouderen herinneren zich nog dat dit in de jaren 1950 anders was, omdat het terrein toen intensief verlicht was en in de nacht een afschuwelijke negatieve invloed op de omgeving had). Het voorkeurs plan is om na volledige beeindiging van de defensie activiteiten het terrein weer geheel als natuurgebied in te richten. Het grenst direct aan het nationaal park duinen Bergen/Schoorl (waar de aangrenzende kleine Philisteiner polder ook toe hoort). Wij vinden een eventuele vestiging van de industriele installaties van het project midden in de open ruimte van de Bergermeer, op het huidige defensieterrein, volsterkt onacceptabel. Het idee dat er zo'n installatie zou komen op zeer korte afstand van de dorpskern van Bergen en van het nationaal park Bergen/Schoorlse duinen, en midden in de prachtige Bergermeerpolder is een nachtmerrie. Het zeer onnadenkende en onzorgvuldige ad vies dat de gemeentebesturen van Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer over de gasopslag/vergunningen impliciet mbt. deze deze locatie hebben ingediend wijzen we met afschuw af. Oat advies is naar ons idee mede het gevolg van de volkomen chaotisch manier waarop de MER is opgesteld en gepresenteerd, zonder enig onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken. Het gemeentelijk apparaat ziet kennelijk door de bomen het bos niet meer. Het recht van de overheden om een dergelijke beslissing te nemen zal tot in laatste instantie bij de onafhankelijke rechter worden aangevochten.
2. Negatief effect van een industrieterrein op het MOB complex op het omliggende gebied (aileen staande woningen in de Bergermeer, zuidrand van Bergen, gebied langs de Hereweg van de Fransman tim het Woud) 2.1 Geluid. Indien de industriele installatie van de ondergrondse gasopslag gevestigd zouden worden op het defensie terrein in de Bergermeer heeft dit grote gevolgen voor de geluidsbelasting van de omliggende bebouwing, inclusief een groot deel van de zuidrand van Bergen en langs de Hereweg (duinvoet). Het gaat daarbij om het continu door de installaties veroorzaakte geluid, mn. bij gasinjectie. In opdracht van de provincie Orenthe is een evaluatie gemaakt van de gebleken milieueffecten van de gasopslag bij Langelo (2003, definitieve versie 2007). De installaties daar lijken erg op wat bij de gasopslag Bergermeer gerealiseerd zal worden (bv. qua opgesteld compressor vermogen). Het Orentse rapport schrijft (finale versie 2007): Geluid Evaluatieprogramma In het Evaluatieprogramma van het MER (1998) is opgenomen dat voor geluid een geluidsbeheersplan wordt opgesteld en dat controlemetingen worden uitgevoerd in het kader van de vergunning volgens de Wet Geluidhinder. V~~r de installatie voor ondergrondse gasopslag is een geluidzone in het betreffende bestemmingsplan vastgelegd. Uitgevoerde evaluatie De in het MER voorspelde waarden zijn in de Wgh-vergunning van september 1995 verbijzonderd zodat voor de woningen aan de Witlenkamp (controlepunten A en 8) respectievelijk 56 en 53 d8(A) zijn vergund (tussen 07.00 en 19.00 uur), terwijl voor de woning aan de Westerweg 51 (controlepunt C) 51 d8(A) is vergund voor de betreffende tijdsperiode. Deze waarden zijn met toepassing van de gebruikelijke straffactoren in de Wgh-vergunning met telkens 5 d8(A) verlaagd voor respectievelijk de avond- en de nachtperiode. 80vendien zijn op de zonegrens enkele controlepunten vastgelegd, alwaar het equivalente geluidsniveau voor de dagperiode niet meer mag bedragen dan 50 d8(A). Naast deze geluidsvoorschriften zijn voorschriften gesteld ten aanzien van de situaties dat aileen sprake is van injectie (voor punten A, 8 en C respectievelijk 50, 48 en 48 d8(A)) dan wei productie (voor punten A, 8 en C respectievelijk 56, 53 en 51 d8(A)), alsmede ten aanzien van piekniveaus. Meetpunten A en C zijn door amovatie van de woning niet meer relevant.
2
11\';
"
(;:1 (~ ~o !
,"
" '-
q U".: '1'''';
W ."
Tijdens injectie zijn verschillende geluidsmetingen verricht. Daarbij is gebleken dat door het tonale karakter van het geluid (er is sprake van een bromtoon van ca 160 Hz) de vergunningeis voor meetpunt B wordt overschreden; de overschrijding vindt plaats omdat er een straffactor van 5 dB(A) bij de gemeten waarden moet worden opgeteld omdat er sprake is van tonaal geluid. Over dit tonale geluid (bromtoon) zijn meerdere klachten gl3weest bij een meer zuidelijk, maar wei in de richting van controlepunt B gelegen woning aan de Noordseveldweg (hierna te noemen punt X, hetwelk overigens geen controlepunt van de vergunning is). Naar aanleiding hiervan heeft NAM onderzoek naar de oorzaak laten verrichten. Daarbij is gebleken dat er verschillende oorzaken zijn waarvan trillende leidingen de voornaamste zou zijn. NAM heeft vervolgens in 2001/2002 uitgebreide geluidsisolatie om het leidingwerk na het compressorgebouw laten aanbrengen. Metingen wezen d81arna echter uit, dat dit niet het gewenste en verwachte resultaat heeft opgeleverd; er was nog steeds sprake van tonaal geluid bij punt X. Oorzaak van de 160 Hz-toon is volgens NAM, na overleg met het ingenieursbureau dat de engineering destijds heeft verricht, gelegen in de leidingondersteuning. Deze zouden resoneren in hun zogenaamde eigenfrequenties. Oat de bromtoon met name op grotere afstand is te horen ;zou kunnen worden verklaard omdat de toon op kortere afstand wordt overstemd door het overige geluid. Naar aanleiding van de bevindingen heeft de NAM in 2003 de ondersteuningsconstructie van het leidingwerk verstevigd met frames; op grond van resonantieonderzoek bleek dit evenwel geen significant effect te hebben. Vervolgens zijn de leidingen zoveel mogelijk ontkoppeld van de ondersteuning, is een zogenaamde undergrouting (soort flexibele pleisterlaag) op de fundatie van de compressoren aangebracht en is een generator binnen het compressorgebouw omkast. Dit laatste vanwege een eveneens aan het licht gekomen toon van Cat 125 Hz. Uiteindelijk bleek dat op basis van ALARA (BBT) het niet haalbaar was om aan het vergunde geluidsniveau te voldoen en is in de vergunning Wet Milieubeheer van 1 februari 2005 (kenmerk E/EP/UM/4073598) het toelaatbare geluidsniveau voor controlepunt B voor de nachtperiode verhoogd van 38 naar 42 dB(A) Conc/usie Het is in de praktijk lastig gebleken de installatie vrij van geluidsklachten te krijgen en binnen de vergunde geluidsniveaus te opereren. Met de bewoners van de woning bij punt X is een verhuisregeling getroffen en de woning is inmiddels gesloopt. De installatie is sinds juli 2004 klachtenvrij (mededeling NAM e-mail 22 augustus 2007). (NB door ondergetekenden: dit nadat de dichtsbijzijnde woningen ges/oopt waren en de vergunning opgerekt) Het is ondenkbaar dat het adviesburo DHV dat de MER Gasopsag Bergermeer heeft uitgevoerd niet op de hoogte was van dit evaluatie rapport. Niettemin wordt het nergens genoemd (niet in hoofdrapport, niet in bijlagen, nergens zelf in lijst met referenties). Hier is sprake van selectief gebruik van informatie. Hoe dit ook zei, in geval van vestigin~1 van de industriele installaties op het defensie terrein in de Bergermeer moet dus verwacht worden dat zich eveneens een zeer onaangename constante geluidshinder zal voordoen. De situatie in het gebied, inciusief de zuidrand van Bergen en langs de Hereweg zal onherkenbaar veranderen tov. de huidige situatie, waarin het geluidsnivo in het gebied laag is (nu is het er 'snachts echt stil). Dit zal de woonkwaliteit van aile inwoners van dit gebied ernstig negatief beinvloeden. Oit is niet acceptabel. Ook voor de vele recreanten die het gebied nu doorkruisen zal dit trouwens het geval zijn, die zullen dan dus wei wegblijven (dwz. een waardevol recreatie gebied is om zeep geholpen).
2.2. Licht Uit een oogpunt van veiligheid zal het nodig zijn dat de industriele installatie permanent goed wordt verlicht. Ten opzichte van de huidige situatie, waar het ter plE!kke in de nacht echt donker is, zal dit een zeer negatieve invloed hebben op de woonkwaliteit van aile bewoners van dit gebied (alleenstaande woningen, zuidrand Bergen, woningen langs de Hereweg). Oit is niet acceptabel. Het gebied langs de duinrand is hier nog echt mooi donker in de nacht, wat op nog maar weinig plekken het geval is. Ook deze prachtige plek ruineren omwille van een voor een buitenlandse partij commercieel interessant project zou getuigen van minachtin~1 voor het gebied en haar bewoners, en de resterende natuurwaarden in Nederland.
3
2.3. Waardevermindering van woningen 11\';
~hl
De aantasting van de -nu zeer hoge- woonkwaliteit van het cloor een eventuele industiele vestiging op het defensieterrein bedreigde gebied, laat zich ook in geld! vertalen. Het is absoluut niet de bedoeling van ondergetekenden om te bereiken dat schadev,ergoedingen zouden worden uitbetaald. In tegendeel, ons doel is dat de beslissers over de vergunningen hun verstand gebruiken en nooit de beslissing nemen dat in de Bergermeer een industrieterrein komt. De gevoels-schade voor de betrokkenen zou trouwens al helemaal niet te vergoeden zijn, maar wei buitengewoon groot! Nietemin is het goed om ook te laten zien wat een en ander in geld vertaald zou betekenen. De waarde van woningen in het betreffende gebied wordt in sterke mate bepaald door de prachtige locatie. Uit gesprekken met woningmarkt deskundigen blijkt clat dit waarschijnlijk 30% tot in sommige gevallen 50% van de waarde van de woningen uitmaakt. In het sterk negatief beinvloedde gebied staan zeker 1000 woningen, met een gezamenlijke waarde groter dan 1 miljard euro. De mogelijkerwijs met het project te behalen commerciele winsten zijn dus kleiner dan de "planschade" die deze locatie zou opleveren (gelet op de venlVachtte investering van 800 miljoen euro en een redelijke 20% winstmarge (gasopslag tarief)). De getroffenen zullen dan ook, mocht dit aan de orde komen -wat het gezond verstand van de betrokken beslissers verhoede- aile beschikbare juridische rniddelen gebruiken om deze schade te verhalen op de partij(en) die het project uitvoeren, mochten die toch willen volharden in het uitvoeren ervan.
Samenvattend Wij verzoeken de commissie MER in hun beoordeling van de MER ondubbelzinnig uit te spreken dat vestiging van industriele projectactiviteiten op het defensie terrein Bergermeer (evenals op iedere overige locatie in de Bergermeerpolder ) volsterkt onacceptabel is, om bovenstaande redenen.
Bergen, 25 Februari 2009 PvdA afdeling Bergen
4
·
':~
j ~OHLUAUlal~Vo
~ouu
C~
~V!VI
j j j j j j j j j
j j j j j j j j
Het ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 2501 WB Den Haag Onderwerp: Gasopslag Bergenneer Betreffende: MER Gas Storage Bergermeerl Gasrotonde Europa Inzake: zienswijze/bezwaar Datum: 24 februari 2009
Geachte Hierbij maak ik bezwaar tegen de plannen om in het gasveld De Bergermeer in de gemeente Bergen NH een gasopslag te starten. Los van de initiele vraag (waarom is gasopslag op deze plek nodig, er zijn immrs vele lege gasvelden in minder kwestbare gebieden) acht ik de MER op veel punten onvoIIedig. De gasopslag levert in mijn ogen overlast en gevaar op voor de omwonenden en kan de natuur, de kustverdediging onherstelbare schade toebrengen. Mijn bezwaren gelden in het bijzonder de milieuoveriast zowel voor flora als voor fauna, geluidsoveriast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan gekoppelde verkeersveiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het algemeen. In deze opzichten maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren niet aan de orde zijn. Ik noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele triIIingen, zoals aardbevingen, maarook de mogelijke gevolgen voor de kustverdediging, met name voor het duin. Specifiek no em ik de boortechniek (onduidelijke passage), de overiast hierdoor, het risico op aardbevingen, want de gebruikte teclmiek om dit in kaart te brengen is verouderd en niet secuur en is in mijn ogen gevaarIijk omdat op basis van deze gegevens nooit een besluit kan en mag worden genomen 0111 gasopslag toe te staan. Dit is de kern van mijn bezwaar. Onduidelijkheid over aardschokken moet worden uitgesloten. De beste beschikbare technieken (via sateIliet, bijvoorbeeld) dienen alsnog te worden toegepast. Zonder een nieuw onderzoek op dit punt is het MER absoluut niet acceptabel. Duidelijkheid is de bottom line voor een project van deze omvang en met enorme risico's voor de omgeving.
• 00_
0-
:1>=== Z 0~
lk stel u dan hoe dan ook aansprakelijk voor aIle schades die ik direct en indirect kan dan weI zal oplopen door de activiteiten die worden ontplooid om deze Gasopslag te realiseren en in bedrijf te hebben. Ik hoop en vertrouw dat mijn zienswijze en de daarin vermelde bezwaren serieus zal worden behandeld en dat de Commissie MER kritisch de vragen zal beantwoorden in haar advies.
• Gedepuleerde Sialen
Datum 24 februari 2009
Onskenmefl<.
Provincie Noord-Holland
2009-10665
'.J
r... 0nGeIwerp Zienswijze Milieuefrectrapporl "Gasopslag Bergermeer" Bezoellad.es
r.
Iioulpim 33
'"
....'Iom
Ministerie van EconomischeZaken DC Energie Directie Energiemarkt
Postadres Postbus 3001 2001 DA Haarlem
Postbus 20101
2500 EC 's-C ravcnhage
Tel
(023)5143143
Fax (023) 514 3599
VERZONDEN 2 I FEB. 1009 Oirectle
Beleid
BijIage(n) geen
Telefoon
s.o.ndelCldoOr
Uw k~
ET/EM/9000729
E-fTIIII
Geachte Hierbij o ntva ngt U onze inhoudelijke reacl-ie op het rnilieueffectrapport "Gasopslag Bergermeer". Onze opmerkinge n z ijn gerichtop d e onde rwerpen die onze provinciaJe belangen raken. Door z iekte van m eV f O UW Siedsma, die zich voor de provincie voo ral met de c06rdina tie van dit project bezig hield, kan het zijn dat wij nog in een later stad ium enkele aanvullende opmerki ngen moeten maken. Wij vragen u hiervoor begrip laarro nd boren He t in stand houden va n de natuurwaarden (Weidevogelgebied en EHS) in het gebied is voor o ns van prov inciaal belang.
--
-~
Uit het achtergrondrapport voor de MER van Alterra is gebleken, dat hij jaarrond boren een puttenlocatie op he t voorkeu rsa lternatief van TAQA • de huidige gasw inningsoloactie op de Bergermeer - het meest nega tieve e ffect opleve rt. Er wordt ap bas is van e rvaring ingeschat, dat de populatie van de g rutto in de Loterijlanden na h.vee jaar lang cantinu boren (dus ook tijdens he t broedseizoen) verdwenen zaJ zijn. Uil de MER blijkt daarmee dat de effecten van de tijdelijke verstor ing voor de tange re te rmi;n desastreus kunnen z ijn. Bij heL onderbre ken van het baren tijdens het broedseizoen a p het voorkeursa lternatief zal het effect van het bo ren ap de populatie verwaa rloosbaa r zijn. Bij jaarrand boren a p het alternatief Bergerweg Noord zijn de e ffecten aanzienlijk minder en bij het MOB· complex zijn de eHecten ve rwaarloosbaa r. Wij vind en dit een belangrijk uitko mst
Internet _ Ema~
noord·hoIIand.nI
posl@noorO·hoIIaI'lO.nI
,a
(;)
<0
Pagll'182
Ons kermerk 2009·10665
Provincie Noord-Holland
0
,,VI
van het MER die duidelijk moet worden meegenomen bi; de afweging van de puUenlocaties en mag naa r onze mening niet onde rbeli chl blij ven. Daarnaast is het essentiee l, dal dit punt op bladzijde 6 va n de samenvatting he lder tot uitdrukking komt.
Compensatie In het MER o p bladzijde 239 geeft u aan dat compensa tie aileen ge ldt voor permanente ruimtelijke in g repen . Oat is niet correct. Van belang zijn de permanente eHecten van tijdelijke ve rstorin g op de weidevogelgebieden en de EHS door de aan leg va n de leidingen en de realisering van het puttenterrcin. Of de ruimte lijk c Hecten tijdelijk zijn, is daarbij nie t van belang. Die permanente cHecten en de gevolgen daarvan moeten dan ook in het MER wo rden meegenamen. Verder zijn de tijdelijke effecten a p d e natuur g root en langdu rig. Wi; vinden he t van belang dat ook daar aandacht vOQ r is bij de compensa tie. Oak de effecten van de afwijkingen van het MMA op de natuur moeten worden meegenomen bij de compensa tie zoa ls het jaarrond boren en d e wijze van aanleg van de leidingen. MOB Complex Oe optie om aileen de p utten locatie op MOB Bergen Ie plaatsen en de comp ress ie- en gasbehandelingsmstall atie op de Boekelermeer heeft u nie t in het MER opgenomen. Oe redenen die u daarvoor gee rt vinden wij niet zwaarwegend gcnoeg. Er moetcn ook le idingen bi; andere alternatieven worden aange legd en e Hicient ruimtegeb ruik speeJt ook op andere locaties. Verder geeft u aan bi; d e score va n de puttenlocaties dat de vestiging van een puttenloea tie op het MOBterrein strijdig is met de bestemming van het gebied en waardeert da! met drie minnen. Oat is o njuist want de bestemming van het gebied is nog in discussie. In de sa men va tting heeht u vee l waarde aan archeologische verstorin g van het MOB-complex. U gee ft aan dat d e cultuurhi storische verstori ng groot is op het MOB- complex. Oat is onjuist want de eultuurhisto rische betekenis van de gebouwen z ijn nie t erg g root. Verder zijn zoa ls u ze lf ook al aangeert de mogelijke areheologische waarden waarschijnlijk al ve rstoord door de aa nleg va n hel MOB-complex. Scores puttenlocatiel Referentiesituatie Hij het beoordelen van de effecten wordt naa r onze mening te vee l uitgegaan va n d e huidige situatie als re ferentiesi tuatie en niet van cen si tuatie waarbij de
Internet WNW.I'IOOfd-holand .I'll
E-mail [email protected]
roI
,. 0 0 ,0
,
Paglll1l3
Ons kenmerll 2009·10665
Provincie Noord-Holland
,.
Q
,. '"
bestaande puttenlocatie Op termijn is te ru ggeb racht naar de oorspronke lijke si luatie. Dat zou conform de richtlijnen van de MER wei moeten en in mer· termen als autonome o nhvikke ling dienen te worden beschouwd. Gevolg is dat alternatieve loca ties voor de puttcnlocaties als minde r milieu vriend elijk worden gewaardeerd. Wanneer bi; de beoordeling e n weging van de e ffecten e r va n word I uitgegaa n, dat de hUidige locatie weer weiland word I, ontstaateen gehee l ander bee ld . De alternatieve locaties zu llen dan op een aantal mJlieuaspecten be ter scoren dan de voorkeurslocatie. Wij vinden het van belang dat mel inachtname va n de bovenstaande punten de putten locaties opnieuw worden beoordeeld. Daarbij dient ook de ong unstige eHecten van de ge luidsemiss iel gel uidsbe lasting in de nachtpe riod e voor de voorkeurslocatie van TAQA in beschouwing worden geno men. Archeologie De archeologische paragraaf is gebasee rd op een effectenstudie van het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC). Hie rva n is al eerder aangegeven, dat deze onvold oende was om de eHecten die de verschillende opties hebben op het a rcheolog ische erfgoed te kunnen me ten. Oranjewoud hee ft in de MER geb ruik gc maakt van het rapport va n het AAC, en daar in cen o plegnotie nieuwe conclusies aan verbonden. Wij kunnen ons vinden in de conclusies en vind en dal de archeologie nu voldoende in de MER is onde rgeb racht. Als de uiteindelijke locaties en trace's zijn bepaald is e r nog we i vervolgonderzoek nodig. Ge meenten Het is ons bekend, dat de ge meenten Alkmaar, Bergen, Heil oo en Scherme r geza menlijk, zowel als mede Bevoegd Gezag als direct belanghebbenden, uitgebreide zienswijzen en ad viezen over het Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer TAQA hebben opgesteld . Ge let op de directe bctrokkenheid van de ge mcenten is die uitgeb re id e reactie alleszins begrijpbaar. Een aantal van die zienswijzen kunnen wij onde rschrij ven. Wij zullen daar ko rtheidshalve nu niet verder o p ingaan, o md al al deze in de z ienswijzen genoemde aspecten nu al bi; de beoord eling van he! MER aan de o rde zullen komen. Wei willen wij daa rbij nog wei o pme rken, dat wij de ziensw ijze ove r de uitleg van het reg io naal bedrijvente rre in Boekelmeer Zuid 2 niet delen. Wi; z ijn va n mening dat bedrijven met g ro tere risicocontouren zich hie r moeten kunnen vestige n. Eff icient en zuinig ruimtegeb ruik om risicocontour zo klein mogelijk te ho uden, is daarbij wei voorwaarde.
'nlerne! www_noord-hoIIInd.N E-mil posl@llOO!'d-hoBandN
r. 0 0
Pagll'l,4
OrIs kenmetlc
2009- t 0665
<0
Provincie Noord-Holland
C)
r, r, VI
Commissie voor de mer en ge luid Tot slot wijzen wij u e rop, dat het secretariaat van de Co mmissie voor de m.e.r. een aantal teko rtkomingen en vragen over het MER voo r de Berge rmeer Gas Storage (BGS) heeft geconstateerd. Het betreft O.a. het ontbre ken van essentie le informatie op het gebied van ge luid . De wcrkgroep voo r de Commissie voor d e m.e. r. geeft meer speci fiek aan dat, omda t de planloca tie in een gevoe lig gebied (sti ltegebied) ligt, de provinciale milieu ve ro rdening va n toe pass ing is. Derhalve client voldaan te wo rden aan de g renswaa rden die gelden voor een stiltegeb ied. Oo k constatee rt de werkgroep dat in het MER nie t is ingegaan op onde r mee r d e moge lijke maalregelen en de ge luid belasling van woningen na het treffen va n die maatrege len. Ook een beschollwing ontbree kt van de bestaande toestand van he l geluidmilieu op d e alternatieve locaties, aan d e hand waarva n zou kunne n worden aa ngegeven met welke maatregelen en totop welk ni vea u het geluid effectie r te mitigeren is. Over de geluidsaspecten is een overleg georganisee rd met de initiatie{ne mer en andere be tro kken pa rtijen. De uitkomst daarva n moct in d it me r-proces worden betro kken.
Hoogachtend, Gedep uteerde Staten van Noord-Holland, namens dezen,
Il'I18met WWW.llOOfd.flobnd n! E--maY [email protected]!
....... JI'' ' ; ,11,.11"\
Ministerie van Economiscche Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Bergen-nh, 24 februari 2009 Berteft:. zienswijze MER project gasopslag Bergenneer
L.S. De door TAQA geleverde informatie beoordeel ik, deel uitmakend van een algemeen publiek, als onvoldoende wegens het ontbreken van gekwantificeerde gegevens en de aanwezigheid van vaagheden. Voigt mijn zienswijze op de volgende door TAQA geleverde infonnatie: a) de Folder "Gaswinning en het risico van lichte aardschokken" b) de Folder "Milieueffectrapport Gasopslag Bergermeer Samenvatting" c) de informatiebijeenkomst op 4 februarie 2009 in hotel Marijke te Bergen. Toelichting Ad a) Een inschatting van het risico op enstige aardschokken ontbreekt. Het publiek wordt 'gerustgesteld en vertrouwd gemaakt met geringe schokken zonder aan te geven op welke. kans de geruststellende lichte schokkengebaseerd zijn. De slogan uit de financiele werel~t "Resultaten uit het verleden zijn geen garantie etc ... " is ook van toepassing op kunstl1:latig opgewekte bevingen. De zogenaamde kleine kans op zogenaamde kleine trillingen sluit ge~nszins de kans op een grote beving uit. Het antwoord op vraag hoe groot de kans is op een grote beving dient deel uit te maken van het MER. Ad b) Deze folder kan niet aangemerkt worden als serieuze informatie. De folder is misleidend. Wie de tekst niet leest kan door de daarin opgenomen foto's de indruk krijgen dat Taqa een fijn bedrijf is dat hart heeft voor het landschap. Natuurlijk treft het verwijt hier op de eerste plaats de kijker die niet leest maar van Taqa mag/moet geeist worden dat de grootste zorg en aandacht wordt besteed aan zowel correcte d.w.z. niet op misleiding gerichte vorm en inhoud van informatie-voorziening aan de bevolking. Als lezer van de folder kom ik tot de conclusie dat Taqa probeert zich van haar zogenaamde beste kant te laten zien maar wei heel vaak ten onrechte in het vage blijft. De volgende voorbeelden verduidelijken dit; de vragen in het tel kens aansluitende commentaar verdienen een antwoord ten einde bij te dragen tot een evenwichtige besluitvorming: Pag 6 ].] "Een deel van het gas gaat naar huishoudens en bedrijven in Nederland, een deel is voor export" Commentaar. hoe is deze verhouding? Welke consequentie heeft het als deze verhouding bijv. 10 % Nederland en 90 % buitenland is?
Pag 9 2.4 "Het gebied rond Alkmaar wordt intensief gebruikt" Commentaar:ja dat is waar maar de fietser uit AlkmaarlHeerhugowaard, die op dezelfde bladzijde staat afgebeeld, bedenkt zich weI tweemaal om op weg naar duin en bos te kiezen voor het pad langs het "Pernis aan de Groeneweg". Het nu intensieve fietsverkeer door dit prachtige natuurgebied wordt verjaagd door Taqa indien Taqa-Abi Dhubi 7Gazprom het voor het zeggen krijgt. Pag 103.1 "Taqa wil de boorinstallaties via het landelijke elektriciteitsnet van energie voorzien" Commentaar: Taqa kan weI iets willen maar wordt dit aansluiten ook daadwerkelijk gerealiseerd? Heeft het electriciteitsnet daarvoor de nodige capaciteit of de daarvoor nodige uitbreidingscapaciteit? Hoe zeker is het dat de lawaaiige dieselgeneratoren toch alsnog niet worden ingezet? Pag 11 3.2 "De geluidsproductie blijft binnen de.geluidsnormen van het industriegebied" Commentaar: dit klinkt bijzonder verontrustend. Hoe wordt "het industriegebied"gedefinieerd. Wat is de kans dat het MOB te Bergen tot "industriegebied wordt gebombardeerd? Is het de "artist" die zijn'impression op dezelfde bladzijde kleur heeft gegeven ontgaan dat er sprake is van een gigantisch pijpenlbuizenstelsel en is hij/Zij niet toegekomen aan de hoge schoorsteen voor het affakkelen met daaraan klevende geluids- en lichtstoring vanuit het fabrieksterrein? Pag 12 3.3 ''Na aanleg treden geen effecten meer op" Commentaar: bedoeld is hier de aanleg van leidingen in de grond. Vergeten wordt gemakshalve dat de stroming van het gas gepaard gaat met wrijving langs de binnenwand waardoor zich in de wand trillingen voordoen die zich voorzetten in de omliggende aarde. Het effect hiervan op de lokale vogelpopulatie is niet onderzocht; onderzoek naar het effect dient derhalve nog te geschieden. Het spectrum van deze trilling dient vooral in het laag-frekwentie gebied onderzocht te worden. Pag 18 5.3 Taqa wil met de voorgestelde plannen voor gasopslag bijdragen aan betrouwbare en duurzame energievoorziening. Commentaar: het woord "duurzaam" wordt tegenwoordig in allerlei konteksten toegepast van "duurzame bonbons" tot "duurzaam fietsen". Beter ware geweest dit ondertussen betekenisloze adjectief achterwege te laten. Op gasinjectie en gasdepletie is de termijn duurzaam hoe dan ook niet van toepassing. Ad c) Taqa straalde op de bewuste avond eennerveuze sfeer uit. De dames en heren Taqa probeerden het openbare deel tot een minimum te beperken met de kennelijke bedoeling het mogelijk nadelige effect van in het publiek levende vragen niet tot het grote publiek te laten doordringen. De poging om het opgekomen publiek "in te pakken" was weinig verheffend en geeft reden te vermoeden dat een en ander in het MER tekort schiet om tot een juiste besluitvorming te komen.
Ten aanzien van het voorliggende MER zij het volgende opgemerkt voor wat betreft de aspecten geluid, veiligheid, licht en leefbaar.~f
.
2
aandacht is geweest. Naar het schijnt is onlangs een vergunning voor 24 uurs operatie afgegeven maar dit gegeven is v~~r de Bergermeer-situatie niet relevant omdat de geplande injectie/depletie hier vele malen groter is. Op zoek naar het MMA wordt in het MER het negatieve effect van geluid op mens en dier zwaar onderschat. In geval van de gasopslag- en gasbehandelingsapparatuur betekent dit dat v~~r zo'n 50 jaar een ruim gebied rond het gasopslag- en gasverwerkingscentrum onbewoonbaar is geworden. In vergelijking met het onnodige geluidsleed dat het putten boren veroorzaakt is dit nog vele malen erger door de levenslange duur ervan .. Aspect: Veiligheid . In het MER baseeert Taga zich op TNO-onderzoek dat echter vooral gericht is op de eerste fase van injectie en depletie. Voor de langere duur waarschuwt dit rapport echter v~~r effecten die nog niet kunnen wordenoverzien. In het rapport wordt ingegaan op de orde van grootte van mogelijke aardbevingen maar logischerwijs niet op het effect daarvan omdat dit niet tot de vraagstelling behoorde. Dit facet wordt in het MER gebagatelliseerd. Het verdient aanbeveling om een worst case scenario* te beschrijven waarbij zowel mogelijk onherstelbare schade als de kosten voor de weI herstelbare schade zou moeten worden vermeld. Een argument dat zoiets niet in een MER thuishoort is onjuist omdat juist een gebied als Bergen en omstreken aan zijn landschappelijk-historische omgeving betekenis ontleent voor her toerisme. Het mag niet zo zijn dat de uitbreiding die Taqa zich wenst het einde inluidt van de toeristensector. • ruinekerk wordt een echte rui'ne, schade aan hotels, doden onder de toeristen, jaren nodig voor herbouw, einde toerisme.
..'\ r Aspect: Leetbaarheid Van Taqa zijde is medegedeeld dat er stille boortorens zijn en minder stille. Afgezien wat hier precies onder "stil"en "minder stil"moet worden verstaan gaat Taqa in haar berekeningen met betrekking tot geluidsniveau's en geluidseffecten uit van de meest stille boortoren die momenteel op de markt is. Taqa zegt niet te kunnen garanderen dat uiteindelijk de meest stille boortoren in stelling zal worden gebracht. "Dat hangt af van de momentane beschikbaarheid" zo werd op de voorlichtingsbijeenkomst d.d. 4. feb. 2009 door Taqa uitgesproken. Het hoeft geen betoog dat dergelijke geluidsberekeningen geen zin hebben. Ook ten aanzien van geluid dient een "worst case scenario" te worden uitgeplozen met als uitgangspunt de minst stille boortoren die tegenwoordig voor handen is. Een tweede punt van aandacht onder de noemer leefbaarheid is het probleem van licht. In de door de ED nagestreefde vermindering van 'light pollution' dient elke toename daarvan kritisch te wor~en bekeken op de noodzaak ervan. Nadelige effecten van geluid en licht op de volksgezondhejd zijn voldoende bekend om aan het lichtaspect van de gehele Taqa-activiteit achteloos voorbij te gaan.
E~n .an.tJer
.~.
punt van aandacht betreft de KENNISGEVING lnspraak met het oog op het milietiefTectrapport (MER) etc... De Minister van Economische Zaken maakt, mede namens Provincie Noord Holland, gemeenten Alkmaar, Bergen, etc ... Als Doel van de voorgenomen activiteit wordt in deze KENNISGEVING gesteld een bijdrage te leveren aan het landelijke aardgasnet en zo een hijdrage te leveren aan de gasleveringszekerheid in Nederland. Commentaar: Taqa dient zich tot deze doelstelling te beperken en geen eigen extra doelen toe te voegen zoals gasexport naar het buitenland.Wordt deze ujtbreiding niettemin als doe I gehandhaafd dan is geen sprake meer van gaswinning
maar van gashandel. Dit facet van handel wettigt niet de enorme inspanning van de plaatselijke bevolking om zowel de last van het boren van de putten als de last van de gasopslag en gasbewerking te dragen. Zoals nu verwoord enerzijds in de KENNrSGEVING en anderzijds in de Taqa MER-samenvatting is ef spfake van inconsistentie.
Conclusie uit bovenstaande Het MER levert een onvoldoende onderbouwing voor de activiteiten zoals Taqa zich voorstelt om te gaan ondernemen in de Bergermeer en andere in de MER genoemde locaties. Advies: Taqa beperkt zich tot het verzorgen van een buffer-functie v~~r gasleveringszekerheid in tijden van extra krapte ten behoeve van de Nederlandse huishoudens en bedrijven aileen. Mogelijk vervalt dan zelfs het bOfen van extra putten en de uitbreiding op het Boekelermeerbedrijventerrein. Met hoogachting,
4
j
•
(/
I .:'
_ -
.A.
Bergen NH, 23 februari 2009.
Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Geachte dames en heren, Betreft: zienswijze MER aanvraag TAQA B.V. locatie Bergermeer te Bergen NH Naar aanleiding van de voornemens om in de bod em van de Bergermeer gas op te slaan en verwijzend naar het desbetreffende MER rapport maak ik gebruik mijn zienswijze aan u kenbaar te maken. Allereerst merk ik het volgende op. Ten tijde van het intensieve overleg nu een dertig jaar geleden tussen enerzijds de toenmalige Gemeente Bergen en het Comite Gasalarm en anderzijds AMOCO is met betrekking tot de winninglocatie aan de Bergerweg tussen Alkmaar en Bergen afgesproken dat zodra de gaswinning zou zijn beeindigd het gebruik en de bestemming van de winninglocatie weer zou worden als die van v66r de gaswinning: hoofdbestemming agrarisch en subbestemming grasland/weidegrond. Zowel in de zeventiger jaren van de vorige eeuw als in de huidige tijd is de Bergermeer en dus ook het reservaat De Loterijlanden een belangrijk weidevogelgebied. Oat is dan ook de reden geweest om de bestemming en het gebruik na beeindiging van de gaswinning terug te brengen zoals die was voor het begin van de industriele activiteiten in dit waardevolle gebied. Tijdens de procedure voorafgaande aan het van kracht worden van het huidige bestemmingsplan is de gemaakte afspraak ter herinnering onder de aandacht van het Gemeente Bergen gebracht. Het lijkt mij niet juist om die afspraak, die door een bekwaam gemeentelijk bestuur ongetwijfeld schriftelijk zal zijn vastgelegd, te negeren. Van de zeer bedreigde Grutto bevindt zich een flinke broedpopulatie in de omliggende weilanden. Aileen al om die reden is het ongewenst om ter plaatse het jaar rond booractiviteiten te ontwikkelen omdat er dan sprake is van een permanente verstoring van de broedvogelpopulatie in De Loterijlanden. Ter bescherming van de bedreigde weidevogels zal gedurende de broedperiode (1 maart/1 juli) geen verstoring moeten plaatsvinden.
·.
(;:I ~\Ee'm
dezer dagen deelde TAQA B.V. via een krantenpublicatie mede dat het om "technische reden "··niet mogelijk is het werkproces gedurende de broedtijd te onderbreken". Dergelijke standpunten ~\heb ik echter in het verleden in vergelijkbare situaties al vele malen gehoord en met name ook ten ~~ijde van de start van de gaswinning in het Bergermeerveld in de jaren zeventig van de vorige eeuw. En even zo vele keren bleken die onmogelijkheden toch mogelijk te zijn. De "onmogelijkheid" bleek slechts gebaseerd te zijn op door de concessionaris meest gewenste (financiele) ontwikkeling. Om duidelijk te zijn: in die "technische onmogelijkheden" trapt men niet (meer) in: technisch niet mogelijk? Dan geen TAQA BV activiteiten. Daaruit moge u blijken dat een zoveel mogelijk ongestoord ecosysteem wordt geprefereerd boven een besparing in geld en tijd zoals door TAQA BV. wordt gesteld. Ook voor bestuurders moet het toch inmiddels vanzelfsprekend zijn dat financieel gewin niet, en zeker niet automatisch, wordt gesteld boven het algemeen belang van een goed functionerend ecosysteem dat op termijn van meer belang voor de mensheid is dan de winstgevendheid van een onderneming. Tenslotte is het ook nog zo dat de voorgenomen industriele activiteiten ook vanuit een andere (nieuwe) locatie kunnen gebeuren. Te denken valt dan onder meer aan een industrieterrein als de Boekelermeer te Alkmaar.
De voorgestelde verkeersregeling met een draaipunt ter hoogte van de Nesdijk verdient zeker geen voorkeur boven een afslag ter hoogte van de locatie zoals die al meer dan dertig jaar probleemloos functioneert. Het gebruik van de bestaande rotonde door TAQA BV vrachtverkeer zal ongetwijfeld leiden tot wijziging van de bestaande situatie. Afgezien van mogelijk toenemende verkeershinder komen de kosten van aanleg, wijziging en onderhoud voor rekening van de inwoners van de Gemeente Bergen. Daar ben ik er een van en ik voel er niets voor om financiele gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor mijn rekening te moeten nemen. Uit informatie blijkt dat tijdens de werkzaamheden een geluidsbelasting van 45 dB(a) wordt verwacht. Daaruit mag geconcludeerd worden dat er sprake is van grote geluidsoverlast voor de bewoners in de omgeving. Oat geldt met name tijdens de avond en nachtperiode. Het zal duidelijk zijn dat ook de broedpopulatie van weidevogels daaronder zal leiden en te verwachten is dat met name de Grutto zal verdwijnen als gevolg van de keuze "geld voor eieren". Wij prefereren echter" (grutto) eieren v66r geld" ook al omdat slechts een (klein) deel van de te vormen gasvoorraad wordt bestemd voor gebruik in Nederlandse huishoudens. Het grootste deel van het opgeslagen gas wordt geexporteerd. Lokaal aile milieu nadelen en internationaal aile financiele voordelen. Opvallend is dat geen informatie wordt verstrekt over het aantal activiteiten dat geluid- en trillinghinder veroorzaken. De kans is dus groot dat er meer geluid/trillinghinder ontstaat dan nu wordt aangenomen. Onbekend is wat de gevolgen kunnen zijn nadat het gevulde gasveld weer leeg is gehaald. Naar die gevolgen is in het kader van de MER geen onderzoek gedaan omdat TAQA BV aan geeft dat dergelijk onderzoek pas gedaan kan worden na de ingebruikname van het veld. Oat standpunt roept vraagtekens op: het zal op de wereld toch niet de eerste keer zijn dat gas wordt opgeslagen in oude lege gasputten.
~tn hoofdlijnen samenvattend: u.1I"I
•
Er zijn in het verleden afspraken gemaakt over het herstellen van (de oude) bestemming en gebruik nadat het gasveld Bergermeer leeg is. Niet duidelijk is waarom die afspraak niet kan worden nagekomen.
•
De voorgenomen industriele activiteiten in dit kwetsbare gebied hebben grote gevolgen voor de broedpopulatie van de sterk bedreigde Grutto. Deze gevolgen zijn niet zonder meer op te lossen door het nemen van zogenaamde compensatiemaatregelen.
•
De gedurende (meer dan?) een jaar dag-en nacht voortdurende booractiviteiten zorgen voor permanente verstoring van het leefmilieu van omwonenden.
•
Booractiviteiten dagrond tijdens de broedperiode (1 maart - 1 juli) zullen desastreuze gevolgen hebben voor de toch al bedreigde grutto.
•
Er is onvoldoende onderzocht waarom de gasopslag niet vanaf een andere locatie (industrieterrein Boekelermeer te Alkmaar) kan worden gerealiseerd.
•
Voorkeur voor een normale afslag boven gebruik van de bestaande rotonde nabij de Nesdijk.
•
Ontbrekende informatie over het aantal activiteiten dat geluid/trilhinder veroorzaakt.
•
Ontbrekende informatie over de situatie nadat het nu lege veld is gevuld en opnieuw is geleegd.
•
Het MER rapport is incompleet en maakt de indruk vooral voor eigen gerief van de samenstellers te dienen.
Uw reactie op mijn bedenkingen zie ik met belangstelling tegemoet.
Me.t-'ilriendelijke groet,
,I....: ,(;:I
q Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 Ee DEN HAAG
Bergen 20 Februari 2009, Betreft: zienswijze op MER Taqa, Gasopsiag Bergermeer
Ik heb een voorlichtingsavond bezocht en de samenvatting van MER gelezen, mijn bevinding hier onder. Ik (woon/werk) oftewel mijn agrarisch bedrijf, staat naast de boorlocatie. Mijn land ligt boven de (nog) lege gasbeL wie geeft mij de garantie dat door de injectie operatie mijn bedrijf ongeschonden de toekomst bereikt. Maken juJIie een nuimeting, voordat jullie beginnen in verband met calamiteiten aan landerijen en gebouwen. In het rapport wordt volgens mij erg veel aan de Natuur (met hoofdletter) gedacht. Denkenjullie ook aan de bewoners die er wonen. De mensen komen pas in Plan 2 en is mijn agrarisch bedrijf dan geen N atuur? Hoe te handelen met verzakkingsgevaar in het land. Bestaat er een kans dat er een gat komt,net als in Drenthe in 1966? De aanleg van de gaspijp wordt wei duur, als hij geboord wordt om de Natuur te sparen in de Loterijlanden. Is de Loterij weI Natuur ofverkapte cuItuur? Als je ziet wat ze eraan herstellen in Januari 2009, dan is dat volgens mij geen natuur. Is de aanleg weI verantwoord met deze krediet crisis? Vroeger +1- 1930 mocht er niet worden geYnvesteerd in nieuwe zaken,voordat de crisis voorbij was. Geldt dat nu ook of speelt geld geen rol bij de energievoorziening. Aldus een reactie van de laatste Bergense Bergermeerpolder boer.
. 00_
(")
l>== z
0= ~
In afwachting van uw antwoord,
r. . ;
(~
Cl ~C
4l~",~;M..~r.~J.k,~ .;. E(!l:·"'rn·"i.J~ ~~"'" c~r-. F.,..;z.;01~~rL:.:l~,t~ pp.~~9~ Ii()~ O~~ ~<5,y-;vIe..z.~. §~O~ i'lH r...:
v,
1'.,j'[ .~~"L :L .........+:0
),'-.2>[='-
T'i5'~ cU.- ~ p~~"~ "...-ra~,,- .~
().;J.-~r....;./l..VI< v~ c...",...W1;U'al~cI~.J~t);;jI~. .::r1c. a.i.j '~.fr Wle-i..+· iAi·cn.~.c.... er<5e,,";'-)d<'S'.,-"'.
d~t- k..~
:.L
~ .:l.1I~
:iQQr...:t-
ob"-
All-drit'
(Vl05~L ~\
I\~ .ee.~c.1~. '1~ .$U- d~ .... o~~~h-
.va;.. d;.:...
Oi"j Rf..~Ke..o::.d .vc...d.t
-t~.Jt~~ d.~--r
V\102.r-.J.e"'-
f~t-~! fi~r~-Jc.kc~ .,..=. 1=
:leu"
;;L..
O~l~~. ;,;;:f)Cl:Tl hoLT ~/~r~-l.....r........ c..k.
a~rd.J~k..k.-., r'\efj ;;:'\.oJ,:;)01.f"c,ie..~ c:b""
\/,;>\"1
"e.J <5~I~i;te..~. 4h ha- ge.,..J'~l
..u':rroleA v,,-e:r
Tr~i.UV\,~~u..h~ er;{~r~"6.u>. ~d.a. d",-
<J..3;..
C1Ju~e:.:.d 'YI"~C/ ",;.Q...t-
~,.., ~, e.~rn."'·v.eIe,,:.e:{ti'...-
o~fi~. . . . 02..c~ •.1:r-=dt-
:Y/.~-:Jr ~.J-t."""" ~ pt;l.~ (\/.a~ l~t-~, /. ....tj~ e.r ......yf·iS~ ?,vhIUl1e..
l"\.b.T ..
~dta.
cfe.ikiO&.d.:~~A'> c.-p[~~'"t. ~...de;- .;~fL
,
.he.rt...d't~· o.!..n/~ I/~-r ~lY'erc..~ .).~r- ~.~ rl>()\Wt;:;)~..,. b.~ff ol~ J~Q..:;d- WI.~. ~je.. ~
J> 'Z
11'1
nl.<.
,
(fl_
O-
,-.;ee(7:lJ d.:re.Lt-.:rr
~ g~;-ew .J,,:.dr~ci
br. . {Y5~ Jeici c1~ .tt ~. !~~'J6.. ~C!Vli
t,.zr iI,:J{~", v~ c.Jc:..t-
c1~ ~i~ w~ ;')j W!~",,:J'4t ~dciu.,., C'h&i')-n:l~--t:>lJ,~
i
'2.z(5~M~i- J~~rJ&r'iTf" m1.-'' ' ~oQ-l"i~r_
c/ ....
C.::..... M
I.J 6~1T,;J~r
B"'8"-'~~.r-t'....
d . . .-t ~~... J ~ r>~d...lt."f:·c-r~~ntd o:~
r~~treA- ,.~/J.: ~).n.de.", O~ ~}).'" j...a...J.:l.b~kl.' ~ ,
.~~~. ~~k~ r~V1d.u--( ~~ hef ·la~a. -JoJ~ v~
\"ci).r~i~
eM
d.-
~f~t ,J:,.e.l'h!r("r ~e. t.~ve>t>. io-t Ma)G~I'>1::l:;l..1
;Se.&oe-rol
.3 ,... ~.u~
Wl~
tv,~~ w-vrd~h. c,J.,.... ({~(~\.iJ~~l~. ~ ,;u-u,..
~ ~.,_T brO'?-d-u.:..~ . 4
d;;...
W;::1'\oa.<·,d.~. .2),v'<1~rcl.~ ~It-
f..t:-cp d~ U
W0'4'
d;...
)
~ ~{I~ +~ 'f
-here..R \.u.h~:'Ok.,,\ w.~
~'-(~~
Va.+--
.l,t ~
Q...<,.
w:rl,<1C!..J
d~ v.J~1, e.-t-r~~ c---
d~ d.c.. ~lv..!.:r~/~ "eJ~~ va~ ~a.
>
Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 Ee Den Haag Bergen, 22 februari 2009 Betreft: Gasopslag in de Bergermeer, NH door TAQA Geachte mevrouw, mijnheer, Hierbij willen wij U meedelen ernstige bezwaren te hebben tegen de plannen van TAQA om de lege aardgasvelden te gaan exploiteren als opslag. Wij wonen aan de rand van Bergen op de Meerweg, en hebben al twee keer een aardbeving meegemaakt. We verwachten dat door het steeds weer -door vullen en leegpompen- wisselen van de opwaartse druk op de aardkorst, het risico van bevingen gaat toenemen. Na de laatste aardbeving heeft een woordvoerder van het gasbedrijf laten weten dat er nog maar een beetje gas in het veld zat en dat het spoedig gesloten zou worden en nu blijkt dat niet zo te zijn. TAQA heeft op voorlichtingsavonden laten weten dat een mogelijke toekomstige aardbeving vergeleken kan worden met een voorbijrijdende vrachtauto. Er rijden regelmatig vrachtauto's langs onze woning, ik kan U zeggen dat de laatste beving van een gehee\ andere aard was, we hebben schade geleden aan onze woning, erkend door de verzekeraar. Inmiddels is onze woning hersteld, dat willen we graag zo houden Aanvankelijk werd gesproken over incidentele opslag om pieken op de vangen, inmiddels is gebleken dat het gaat om een gigantische reserve, bestemd voor mogelijk heel Europa. Is de MER eigenlijk weI daar op afgestemd? Men vraagt zich af wiens belang hier wordt gediend: dat van de plaatselijke streek of dat van een Saoedisch conglomeraat dat geen enkel belang heeft bij behoud van landelijke gebieden, behalve dan voor het binnenhalen van een vergunmng. De boringen gaan jarenlang plaatsvinden in een natuurgebied zonder weerga. Er heerst vaak een diepe stilte, het gebied heeft een grote waarde voor vogels, amfibieen, en kleine zoogdieren. De maatregelen die TAQA heeft aangekondigd om de overlast te verkleinen zijn volstrekt onvoldoende om de rust en continuYteit in het gebied te garanderen. Wijzelf verwachten ook overlast van de boringen: trillingen en geluid. De boringen gaan lange tijd dag en nacht door. 40 Db lijkt niet veel, maar voor een gebied waar diepe rust heerst is het weI degelijk goed waarneembaar en een verstoring waarvan wij verwachten dat het ons woongenot negatief zal be"invloeden. Ook zal het vrachtverkeer in het landel ij ke gebied toenemen en daarbij de rust verstoren. De exploitatie van de gasvelden verhoogt ook het risico van brand of explosies bij ongelukken, vandalisme ofterroristische activiteiten. Wij verzoeken U derhalve dringend het gebied met rust te laten en geen vergunning te verlenen voor de voorgestelde plannen.
I-
,M
Ministerie van Economisch Zakcn Direetic Energiemarict Postbus 20 101 2500 EC Den Haag Bergen. 23 februari 2009 Geacbte Ln aansluiting op de bezwaren die van verschillende zijden zijn geuit op het MER-rapport
«Gasopslag Bergermeer", in het bijzonder die van GemeentebeJangen BES en het Samenwerkingsverband Wijkverenigingen Bergen N-H, vrageo wij uw aandacht voor het volgende. AJspraak is aJspraak lo de aanloop oaar de exploitatie van de onderhavige gaslocatie in de jaren zeventig. is in onze gemeente eeo hardnekkige en door de bevolking breed gedragen protestcampagne gevoerd. waarin de beschenning van de unieke landschappeJijke en natuurlijke kwaliteiten van onze woonorngeving centraa l stond. Aao deze weerstand kon pas cen eind worden gemaakt door cen rormele overeenkomst tussen AMOCO en de gemeente Bergen waarin onder andere werd afgesproken dat de betreffende Jocatie, na afloop van de gaswinning weer in de oorspronkelijk staat zou worden opgeJeverd. Het is uiterst verontrustend dat TAQA. de rechtsopvolger van AMOCO zich de facto aan deze overeenkomst oottrekt. Niet aIleen omdat daardoor het milieu en de economische belangen van een recreatiefltoeristische regio worden bedreigd, maar zeker ook door de emstige aantasting van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van overheid en bedrijfsleven. Te meer daar in Bergen wijkgericht werken, in nauwe samenwerking met de bewoners, als speerpunt van het gemeentelijk beleid geldt. Oak in de landelijke politiek heeft men de mond vol over het belang van wederzijds vertrouwen tussen burgerij. overheid en politiek.
Exploitatie gaslocatie Bergermeer met "open einde" Het commentaar van de gemeente Bergen op het MER-rapport maakt onder andere gewag van «autonome" ontwikkelingen als vervolg op de gasopsJagexploitatie. met de eveneens omstreden ondergrondse berging van C02 als een mogelijkheid. Hiermee zou TAQA tot in lengte van jaren de handen vrij hebben voor verdere exploitatie van het Bergermeerveld als "opslabJtank" van aile mogelijke (afval}producten met ollvoorspelbare ri sico's voor het leefmilieu van toekomstige generaties .
.=
Op grond hiervan maken ondergetekenden die als bewoners van de Kruidenbuurt de gaslocatie in hun voortuin hebben, emstig bezwaar tegen de voorgenomen plaonen van
TAQA in het kader van het MER-rapport "Gasopslag Bergenneer".
0---, ~
-~
Wijkvereniging Kruidenbuurt bestuurslid Wijkvereoigiog Kruidenbuurt
t, Stichting Mr, Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
1
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
. Ministerie van Economische zakeu DGEnergie Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 Ee DEN HAAG Bergen (NH). 24 februari 2009
Ondemwp: MER Pr~iect Gasopslag Bergenneer
Geachte De Stichting Mr. Frits Zeiler wil u graag haar mening kenbaar maken omtrent het ter inzage liggende Milieueffectrappol1 (MER) voor het project GasopsJag Bergenneer. Onze stichting heeft (onder andere) ten doel "de ledbaarheid in en rond Bergen (Noorcl-Holbnd) als \Yoon- natllllf- en recreatiegebied te bevorderen. te streven naar het kenmerkencle natllllf- en clorpsschoon en mee te werken aan een hannonieuze ontwikkding van het gebied en voorts al ,,'at hiennede verband houdt. aHes iu cle rllimste zin van het woorcl'" Het is vanllit deze clodstelling clat wij het MER beoorclelen. Het is duiddijk dat ons conunentaar zich krachtens onze statllten client te concentreren op de geplande activiteiten op het grondgebied van de gemeente Bergen. in hoofdzaak het 'Voorkeursalternatief BGM' (en alternatieve locaties). alsook de leidingaanleg binnen ons statutaire werkgebiecl. Ons commentaar geven wij 1I pllntsgewijs en volgen daannee in hoofdlijnen cle volgorde als aangehoucleu in het l\1ER. Paragraaf 3.2.6: Fo.·a en Faunawet (FFw): Relevantie: Deze wet is '=eker' relevant (en met 'moge/Uk") w31Uleerjaarrond geboorcl gaat worden in verbancl met verstoring van de enige grote sbappbats direct naast de BGM locatie van steltlopers, waarollder Grlltto' s. Paragraaf 3.4.9: Pa.1:iele herziening streel{plan 'Noord-Holland Noord' en beleidsregel 'Compensatie natuu.· en recreatie Noord-HoUand': A/s een ingreep wordr roegestoon, /I1oefen de (porentie/ej notlll1l1l'00rden die ver/m'en goon op kosren von de iniriorieji1ell1er worden gecompenseerd '. Rdevantie: Omdat Alterra op biz. 10 van haar rapport inschat clat de populatie van de Grutto ua 2 jaar continu boren (dus ook in het broedseizoen) verdwenen zal zijn lijk1: het ons niet juist dat gesteld wOI'dt dat 'omdor her geen permonent mill/re/Uk effect betre/t' het initiatief 'vooro/snog b~i.ioorrond boren niet Vel1Jlichr tot cOlI/penmrie op grond von de=e beleidsregel·.
Dit los van het feit dat TAQA voomemens is om tot een investering in duurzame natuurontwikkeling voor het gebied te komen, Uiteraard wordt investering in duurzame natuurontwikkeling door ons van harte toegejuicht. Pa.'agraaf 3.5.4: Conceptstructuurplan Westrand Alkmaar, Voor de goede orde dient te worden vermeld dat zelfs nog geen sprake is van een concept structuurvisie voor de Alkmaarse Westrand. Nog op 20 februari jJ. kregen wij cell bericht van de gemeente Alkmaar dat nog aanzienlijkc wijzigingen zijn te verwachten in wat vorig jaar als concept naar buiten is gebracht. De Alkmaarse Westrand raakt aan ons statutaire werkgebied, zodat wij daarin zeer gClntcresseerd zijn.
i '
Stichting Mr. Frits Zeiler
I
voorheen Vereniging Nieuw Bergen
2
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Paragraaf 3.5.5: Concept gebiedsvisie van de gemeente Bergen. Ook in dit geval moet worden geconcludeerd dat het concept van de Gebiedsvisie niet als zodanig meer aan de orde is. Op 28 oktober 2008 heeft de gemeenteraad van Bergen dit stuk niet in de voorgestelde vonn aanvaard. Overgebleven is een "kaderbesluit" waaraan geen rechtskracht kan worden ontleend. Parag.·aaf 4.3.1.3 (en 4.4.1.5) Planning activiteiten. In beide paragrafen, maar ook elders in het MER, wordt uitgegaan van een broedseizoen lopend van begin maart tot begin juni. Dit is niet (geheel) juist. Zowel in de reacties van de Vereniging Natuurmonumenten als in de reactie van het Groen Platform Bcrgen, waarvan onze stichting deel uitmaakt, zal hierop uitgebreid worden ingegaan. Wij verzoeken de Commissie MER hiermee uitdmkkelijk rekening te willen houden bij de beoordeling van de diverse inspraakreacties. WeI willen wij ter zake opmerken, dat niet alleen voor 'het boren' rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen, maar oak voor het opstellen en weer ontmantelen van de boorinstallaties. Het gevolg hiervan is dat bij onderbreking van het boren tijdens het broedseizoen waarschijnlijk rekening dient te worden gehouden met viennaal opbouwen en afbreken in plaats van driemaal, waarvan in paragraaf 4.4.1.7 en 4.4.1.8 (en ook elders in het MER) wordt uitgegaan. Een en ander betekent dan tevens dat met hogere kosten voor mobilisatie/demobilisatie rekening dient te worden gehouden. Overigens dient ook bij de aanleg van leidingen rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Het is de uitgesproken wens van TAQA 'jaarrond' te boren (zie paragraaf 10.2 en 10.3). Bij de beoordeling van compenserende maatregelen dient met deze langer durende boorperiode rekening te worden gehouden. Tevens dient daarbij te worden bedacht dat reeds bij de aanleg van de locatie Bergermeer aanzienlijke verstoring van de toen aanwezige populatie broedvogels is opgetreden (in het verI eden was er zelfs een kemphanen kempplaats), waarvoor nimmcr compensatie is gcgeven. Het ligt in de rede dit nu weI, zelfs ruirnhartig, te doen. Daarbij dient tevens te worden bedacht dat het be lang van de bescherming van weidevogels in de loop van de sindsdien verstreken tijd sterk is toegenomen .. Paragraaf 4.3.4.1: Plaatsing puttenlocatie ten noorden van de Bergerweg (Alternatief Bergen Noord). In het MER is deze locatie verre van uitputtend behandeld. Voor- en nadelen zijn onvolledig beschreven; de meerkosten van dit altematiefworden te laconiek behandeld in de verschillende vergelijkingen en beschrijvingen. Ook de extra problematiek welke ontstaat als gevolg van de plaats van de boringen ten opzichte van de breukzone worden onderbelicht. Daarmee worden ook de risico's onderbelicht. Onze stichting wijst deze locatie overigens absoluut van de hand. Zij ligt aanzienlijk dichter bij de dorpsbebouwing van Bergen en zal derhalve tot meer overlast Iciden, zowel door de booractiviteiten als tijdens de exploitatie. Met name geluidhinder speelt hier een overheersende rol (zie ook ons commentaar bij paragraaf 6.1.2.4). Opgemerkt moet worden dat wanneer dit alternatief onverhoopt toch zou worden gekozen dat ook de locatie Bergermeer tot in lengte van jaren in stand dient te worden gehouden. In het MER wordt gesproken van tenminste 10 jaar (paragraaf 4.3.4, pagina 59). In de praktijk verwachten wij dat dit een veellangere peri ode zal zijn, gegeven de centrale plaats die deze locatie inneemt in het totale lcidingsysteem en de ver"vachte levensduur van de BGS van 40 tot 50 jaar (paragraaf2.2). Terugkeer tot de 'oorspronkelijke situatie', waarvan zonder gasopslag mocht worden uitgegaan, zal dan ook feitelijk niet optreden. Dit betekent een blijvende verstoring van de natuur en het landschap in de Loterijlanden.
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
..........
3
Behoud Dorpsschoon. Landschap en Leefbaarheid Bergen
Paragraaf 4.4.1.8: MiIieumaatregelen boringen. Onder het kopje 'Planning van de boringen en het gebruikte aantal rigs' wordt gesteld dat putten worden geboord in de loop van juni tot het begin van het broedseizoen (begin maart). Deze in het MER vermelde jaarlijkse periode voor de geplande uitvoering van de boringen is vee I te rooskleurig voorgesteld, omdat ook het opbouwen en afbreken van de boorinstallaties gepaard gaat met verstoring van zowel de broed- als de slaapplaats (o.a. door licht en geluid). Halffebruari dient de boorinstallatie te zijn afgebroken en afgevoerd. Aanvoer en opbouw kan pas vanaf eind juni plaatsvinden wil dat gebeuren zonder verstoring van de Grotto's en andere vogels. Zie onderstaande passages uit het rapport van Alterra dat aIs achtergronddocument deel uitmaakt van deze MER. Alterra stelt op bIz. 8 dat het broedseizoen van de Grutto loopt van haIffebroari tot eindjuni. 'Half februari komen de dieren aan uit de gebieden waar ze hebben overwinterd en beginnen ze met het uitkiezen van hun territorium. Ze zijn dan al zeer gevoelig voor verstoring omdat op dat moment wordt bepaald waar hun nest komt'. Voorts stelt Alterra op biz. 9: 'De directe omgeving van de puttenlocatie jimgeert in febroari als slaapplaats voor zowel vogels die daar gaan broeden als voor doortrekkende soorten '. Alterra concludeert op bIz. 27: 'Het belangrijkste negatieve effect van de gehele Bergermeer Gas Storage is de verstoring van weidevogels waaronder de Grotto door aanleg en ingebruikname van de boorlocatie in de Loterijlanden, het voorkeursalternatie! Dit effict kan aileen worden voorkomen indien de boorinstallatie tijdens het trek- en broedseizoen (febroari-juni) niet aanwezig is, een maatregel die deel ui tmaakt van het voorkeursalternatie!
Paragraaf 4.5.3.1: Plaats behandelings- en compressie-installaties, waarin de locatie 'MOB Bergen'. In dit geval gaat het niet aIleen om plaatsing van compressie en behandeling van het gas, maar tevens om het boren en het exploiteren van aIle putten. Ook deze locatie is, evenals de locatie Bergen Noord, verre van uitputtend behandeld in het MER. Aileen al om deze reden dient dit alternatief te worden afgewezen. Het feit dat het in feite om een 'lndustrieterrein' gaat wOl·dt niet met zoveel woorden besp.·oken. Voor onze stichting zijn de locatie en de daarop geplande activiteiten absoluut onacceptabel. De overlast voor de bewoners in het zuidwesten van het dorp Bergcn zal enorm zijn, in de eerste plaats als gevolg van geluid. Met name de compressie van in te brengen gas op deze locatie is absoluut in dit gebied niet acceptabel (NB: de totale omgeving is in het vigerend streekplan aangewezen aIs stiltegebied!). Daarnaast nemen de risico's aanzienlijk toe. Voorts vereist de aanleg en exploitatie de aanleg van nieuwe wegen in het tot nu toe redelijk ongerepte en rustige polderlandschap, waarvan grate delen deel uitmaken (of eerlang deel gaan uitmaken) van de EHS. Over dit verkeersaspect wordt in het MER zelfs met geen woord gerept! AJs oplossing hiervoor kan mogelijk worden gedacht aan toegang vallaf de Hoeverweg (N512). Wij vindcn dit echter geen acceptabele oplossing. Inuners, het is de bedoeling het zuidelijk deel van het voormaIige vliegveJd Bergen tot natuurgebied te ontwikkelen. Daarin past geen druk bereden weg. Ook hier geldt dat de locatie Bergermeer, overeenkomstig hetgeen werd opgemerkt bij bepsreking van paragraaf 4.3.4.1, nog tot in Iengte vanjaren in stand zal moeten blijven met blijvende verstoring van natuur en landschap. Tenslotte merken wij op dat de BKM wordt uitgerust met een 80 meter hoge afblaaspijp. Wij moeten er niet aan denken dat deze mogelijk ook in het open landschap op het MOB Bergen zou worden geplaatst als daar gasbehandeling en compressie 7.ouden g(\aIl plaatsvinden!
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
4
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Paragnlaf 4.5.1.6: Pijpleidingragers. In deze paragraafwordt aileen gesproken over lanceerinrichtingen op de BKM-Iocatie. Echter. ook op de BGM zijn/blijven tenminste twee van deze installaties aanwezig. De benodigde 'pig launchers and receivers' bevinden zich doorgaans bovengronds. Is het wei mogelijk deze installaties ondergronds (d.w.z. in kelders) aan te brengen? Deze vraag stel1en wij omdat het de bedoeling is op de voorkellfslocatie BGM aUe instaUaties ondergronds (in kelders) aan te brengen (zie paragraaf 4.3.3), hetgeen wij op zich wel toejuichen. Paragraaf 4.6.4.1 en 6.2.4: GestllUl'de boring onder Lotel·ijlanden. De aangelegde 1eidingen van en 11331' de BGM in de Loterijlanden zijn in diverse richtingen in open ontgraving uitgevoerd. Voor zover ons bekend heeft dit in de Loterijlanden geen onherstelbare schade aangericht. anders dan reeds als gevolg van de aanJeg van de locatie. de llitgevoerde werkzaamheden. etc. het geval is en was. Weliswaar zal de toepassing van een gestllurde boring in het geheel geen schade opleveren aan het te doorlopen trace. Daar staat echter tegenover dat in de nabijheid diepe bouwkuipen moeten worden gemaakt. waardoor naast het daanioor nodige materieel ook een bOllwkl.lipbelllaling met worden toegepast. \\-aardoor mogelijkjuist weer droogteschade aan de k\\,etsbare Loterijlanden kan ontstaan. De extra kosten van de gestuurde boring a € 800.000.00 kunnen dan ook beter voor compenserende Illaatregelen worden gebntikt. Paragraaf 4.6.2: Overzicht aanleglllethoden ondergrondse transportleidingen. In deze paragraaf (en ook elders in dit l\1ER) missen \yij een bescholl\ying van de mogelijkheid dat bemalingswater wordt opgepompt waarin zwavelwaterstof (H~S) voorkomt. alsook de wijze waarop hiermee wordt omgegaan, Dit geldt ook voor de te maken bOlJ\ykl.lipen voor de diverse borillgen. Panlgraaf 6.1.2.4: Gelllid en licht Ten aallzien van gelllid worden voor gasboringen gelllidsnonnen gehanteerd \"elke 15 tot 20 dB(A) hoger liggen dan de voor industrielawaai gebruikelijke grenswaarden. Een en ander neemt niet weg dat in een l\1J\1A (Meest Miliellvriendelijk Alternatief) aUes in het werk dient te worden gesteld geluidhinder om zo veelmogelijk te beperken. Op pagina 153 wordt aangegeven dat nog niet is aan te geven welke maatregelen haalbaar en effectief zijn. omdat de boorinstallaties nog nid gecontracteerd zijn. Dit is de olllgekeerde wel'eld! Bij de contractering dient naar onze mening absoluut te worden uitgegaan van die boorinstallatie(s) waannee ZO\\'el door toepassing van de BBT (Best Beschikbare Technieken) als door het treffen van de best mogelijke aanvlll1ende maatregelen tot een zo laag mogelijk geluidsniveau kan worden gekomen. Daarbij dient te worden gestreefd naar een geluidsniveau dat het 'norllla1e' niveau voor industrielawaai ten minste benadelt. Tevens dienen werkzaamheden waarbij de hoogste geluidsnlveaus worden geproduceerd niet gedllrende de nacht te wordenllitgevoerd. Paragraaf 6.1.2.5: Luchtelllissies. Wij zijn verhellgd over de stelling dat er van \"ordt lJitgegaan dat bij de puttesten nlet behoeft te .worden afgefakkeld (einde van deze paragraaf). Echter. er wordt eenuitzondering gemaakt v~~r "llitzonderlijke omstandigheden·. Deze worden echter niet nader gedefinieerd. \\-aardoor de rechtszekerheid geweld wordt aangedaan. Paragraaf 6.1.2.8 Natlllll·. Halverwege de eerste alinea van het MER staat: 'De belangrijkste conclusie is dat activiteiten op de BGM tijdens het broedseizoen ernstige effecten kunnen hebben op het broedSlicces van weidevogels".
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
5
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Gezien de inschatting van Alterra op bIz. 10 van hun rapport dat de populatie van de Grutto na 2 ja.:1.r continu boren (dus ook in het broedseizoen) verdwenen zal zijn is deze conclusie eenzijdig en ~e optimistisch. Wij juichen de inspanningen van TAQA om tot inrichting van tijdelijk compensatiegebied voor het broeden van weidevogels te komen van harte toe. In combinatie met het aankopen en inrichten van 30 ha ex.1ra natuurgebied grenzend aan de Loterijlanden, zoals door de verenigde natuurgrocpen is voorgesteld, is het wellicht mogelijk een positief resultaat voor de weidevogels te bewerkstelligen. Deze compensatie dient naar onze mening van tevoren schriftelijk als resultaatsverplichting te worden vastge1egd voordat met de boorwerkzaamheden wordt begonnen, evenals de inrichting van voldoende tijdelijk broedcompensatiegebied. Paragraaf7.3.1.1: Bevi niet van toepassing op mijnbouwinstallaties en .Paragraaf7.3.1.2: Hoe zijn de QRA's uitgevoerd? Het 'Besluit ex.1eme veiligheid inrichtingen' (Bevi) is op dit moment nog niet van toepassing op mijnbouwinstallaties. Verwacht wordt dat dit medio 2009 wei het geval zal zijn. Daarom zijn volgens het MER de QRA's (Quantitatieve Risico Analyses) uitgevoerd rekening houdend met het Bevi. Aan het eind van paragraaf 7.3.1.1 wordt evenwel aangegeven dat op mijnbouwinstallaties toegespitste rekenvoorschriften nog niet beschikbaar zijn. Hoe kan dan met het Bevi rekening worden gehouden? En: waarom zouden nu juist voor mijnbouwinstallaties weer aparte (kennelijk van het Bevi ahvijkende) rekenvoorschriften moeten worden gebezigd? De vra.:1.g is gewettigd of de uitgevoerde QRA's weI voldoende uitputtend genoemd mogen worden. Op pagina 194 wordt gesteld dat 'op een aantal punten een conservatieve rekenmethodiek wordt gebezigd'. Niet wordt aangegeven op welke punten weI en op welke punten niet van een dergelijke 'veilige' rekenmethodiek is uitgegaan. Wij achten dit een omissie, omdat daardoor de waarde van de uitgevoerde berekeningen niet go cd kan worden beoordeeld. In paragraaf 6.1.2 van het achtergrondrapport nummer 18 (DRV QRA BGM 2008) wordt voor 'Gasuitstroming' van een gemiddelde over de eerste 20 seconden uitgegaan. Is 20 seconden voldoende voor een afdoende risicoberekening? Ook na 20 seconden blijft gas uitstromen (bij een blowout zelfs tot de put weer onder controle is gebracht) en blijft dit gas zich dus verspreiden. Wij vinden geen bewijs vo~r de juistheid uit te gaan van de genoemde 20 seconden! Dit bewijs dient alsnog te worden geleverd. Dit klemt temeer omdat volgens de alinca in a1inca 7.3.2.1 op de overgang van pagina 194 en 195 van het Hoofdrapport de noodsystemen ESD (Emergency Shut Down) meerdere minuten nodig hebben om te sluiten. Met andere woorden gas blijft tenminste gedurende deze tijd uitstromen ook aI neemt de druk in het systeem af. Het risico wordt daardoor groter dan in dc QRA is berekend. Ook de kans op ontbranding van de gasuitstroom neemt toe bij verdergaande verspreiding. Paragraaf 7.3.2.2: Boringen in drie opeenvolgende jaren op het puttenterrein. ZoaJs hiervoor bij ons commentaar op paragraaf 4.3.].3 is aangegeven dient rekening te worden gehouden met vier in plaats van drie 'boorseizoenen'. Tijdens het boren kan volgens de onderhavige paragraaf ook gelnjecteerd worden. De frequentie daarvan zal bij langer durende booractiviteiten derhalve vaker kunnen optreden. Wij hebben niet kunnen ontdekken in hoeverre aandacht is besteed aan de risico's welke kunnen samenhangen met het gelijktijdig injecteren en borell. Dit geldt zowel voor het risico voor het optreden van aardbevingen als voor het optreden van een blowout.
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen. Vereniging Nieuw Bergen
6
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Enerzijds wordt in een dee! van het gasveld de druk verhoogd, terwijl in een ander dee I de druk (al dan niet plotseling) wordt verlaagd. Als het juist is dat daaraan in het MER geen aandacht is besteed, betekent dit een ernstige omissie die alsnog hersteld dient te worden. Wij doen een dringend beroep op de Commissie MER aan dit facet uitputtend aandacht te besteden. Paragraaf7.3.5: Maatregelen veiligheid en risicobeperking (met name paragraaf7.3.5.1) De paragraaf7.3.5.1 omvat een aantal aandachtspunten waarbij wij vraagtekens plaatsen: - 4e punt: dit slaat op leidingen en hoort thuis in paragraaf7.3.5.3. - 5e punt: wordt de veiligheid daadwerkelijk bevorderd door het aantal kleppen zo klein mogelijk te houden? - 6e punt: zoals al bij de bespreking van paragraaf7.3.1.1, 7.3.1.2 en 7.3.2.1 reeds is gebleken zijn de ESD 'traag'. Bieden zij voldoende veiligheid? - 7e punt: behoren deze veiligheidskleppen ('subsurface safety valves') niet tot de kleppen als bedoeld bij het 5c gedachtepunt? Het lijkt ons niet gewenst daarop te 'minderen'. Paragraaf 7.5.1: Blowout. Blowout is een van de me est gevreesde incidenten die zich bij de ontwikkeling van de puttenlocatie kan voordoen. Deze paragraaf beschrijft de milieueffecten. Zonder de ernst van een blowout te willen veronachtzamen merken wij toch op dat de voorlaatste paragraafva.n pagina 213 een merkwaardige indruk wekt waar het voorgesteld wordt dat CO 2 een gunstig effect zou hebben op het broeikaseffect. Uiteraard wordt bedoeld in vergelijking met een blow out waarbij het gas niet tot ontbra.llding komt. De paragraaf zou wei wat meer expliciet kunnen zijn over de gevaren die een blowout in ruime omtrek met zich mee kan brengen. Wij missen dit aspect. De mededeling dat 'slechts bij lop de 1660' geboorde putten een blowout optreedt, wekt geen enkel vertrouwen. De kans op een blowout wordt grater naarmate de deskundigheid van boormaatschappij en opdrachtgever kleiner is. Welke garanties bestaan er dat bij de onderhavige boringen (te allen tijde!) maximale deskl.lndigheid aanwezig is? Paragraaf 8.1: Achte.·grond en historie (NB: ter zake van Geomechanische aspecten) De tabel 8.1-2 (Schaal van Richter voor aardbevingen), hoewel op zich niet onjuist, geeft in het onderhavige geval, waar sprake is van geinduceerde bevingen geen goed beeld. Dit blijkt al duidelijk uit het feit dat de beving van 09-09-2001 met een magnitude van 3,5 op de schaal van Richter, waarbij volgens tabel 8.1-2 vrijwelnooit schade zou optreden weI degelijk aanzienlijke schade is opgetreden! Een nog hogere magnitude zal dan ook zeker met zeer aanzienlijke schade gepaard gaan. In deze sluiten wij ons volledig aan bij de zienswijze gegeven door de heer H.Beens. Paragraaf 8.2: Geomechanische verwachting. Deze paragraaf geeft aan dat aardbevi ngen met eell magnitude van 3,9 op de schaal van Richter kunnen optreden, hoewel ze 'onwaarschijnlijk' worden geacht. Onwaarschijnlijk of niet, ze zijn wel mogelijk! De vraag doemt op ofhet gezien de aanzienlijke schade die bij een dergelijke gei'nduceerde beving kan optreden voor de gasopslag wel wenselijk is gebruik te maken van het onderhavige veld. Zijn er in Nederland (ofnaaste omgeving) geen veiliger plaatsen te vinden? Dit klemt temeer omdat ook de temperatuur van het ingebrachte en gewonnen gas een belangrijke rol speelt bij de kans op het ontstaan van bevingen. Daarbij is ook de keuze van het type van de te gebruiken compressoren van belang. Het TNO-rapport is daar duidelijk over. Het MER belicht dit onvoldoende.
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
7
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Paragraaf 8.3: Conclusies en aanbevelingen geomechanica Het zal duidelijk zijn dat de Iaatste, tussen haakjes geplaatste , woorden (zeer licht) onjuist zijn ten aanzien van de onderhavige geInduceerde bevingen! Het is overigens zeer merkwaardig dat het MER op deze plaats geen melding maakt van de zeer belangrijke aanbevelingen van TNO. TNO benadrukt nog eens het grote belang van de breuk(en) in het gasveld. Met name de aanbevelingen 2 en 3 (injectie hoeveelheid ten opzichte van afstand tot breukvlak en vermoeidheidsverschijnselen) zijn hiervoor van belang. Ook de aanbevelingen 4 tim 6 (lange duur effecten, temperatuureffecten van waterinjectie en effecten injectie koud gas) vinden wij niet terug in het MER. Een uitgebreide bespreking hiervan zou toch logisch zijn! Wij vinden dit een ernstige omissies en dringen er bij de Commissie MER op aan nader onderzoek op te dragen. Hoofdstuk 9: Vel'gelijking van voornemens en alternatieven In het hiervoor gaande hebben wij een aantal ornissies en lacunes gesignaleerd. Op een aantal plaatsen kunnen deze de gemaakte vergelijkingen beInvloeden of zelfs ondergraven. De vraag is ook of aIle vergelijkingscriteria op gelijke waarde dienen te worden ingeschat. Ook zal niet iedereen aan dezelfde criteria een gelijk gewicht toekennen. Zo zijn voor ons Natuur, Geluid, Veiligheid en Geomechanica zwaarder wegende criteria dan bijvoorbeeld Planologie en bestuur. Een multicriteria-analyse, waarbij aan verschillende effecten varicrende gewichten kunnen worden toegekend, geeft een beter inzicht in de uiteindelijke keuze. De nu gemaakte vergelijkingen zijn onvoldoende inzichteIijk en nauwelijks onderbouwd. Daarom dringen wij aan -na aanvulling van lacunes en invulling van omissies- op meer inzichtelijke vergelijkingsmethoden. De nu gevolgde methode is weI erg simpel! Boofdstuk 10: Ontwikkeling MMA en vaststelling uitvoeringsalternatief. In hoofdstuk 9 is, met (dan weI ondanks!) aile gesignaleerde tekortkomingen, de keuze gemaakt voor een MMA. Het zal duideIijk zijn dat het Meest Milieuvriendelijke Alternatiefbestaat uit 'niets doen'! Dit a1tematief is nergens aan de orde geweest, zij het dat in hoofdstuk 9 wel gerefereerd wordt aan een 'referenticsituatie'. Dit is echter niet hetzelfde a1s 'niets doen'! 'Niets doen' betekent namelijk geen gasopslag, afbouwen van de exploitatie totdat het veld is uitgeput en herstel van de huidige BGM tot de oorspronkelijke situatie. Met andere woorden 'leegproduceren' van het veld. Is het in een MER niet gebruikelijk het a1tematief 'niets doen' a1s basis te gebruiken? De Commissie MER heeft in de startnotitie duidelijk aangegeven dat dit a1ternatief meegenomen dient te worden. Het MER wijkt hier dus in zoverre van af dat deze 'nuloptie' in feite niet wordt onderzocht met a1s I110tivering dat de puttenlocatie Bergermeer toch nog zeker 10 jaar zal worden gehandhaafd. Met deze motivering schiet het MER tekort. KJaarblijkelijk is deze termijn van zeker 10 jaar voldoende om de 'nuloptie' (ook aI zal die pas na 10 jaar worden bereikt) buiten beschouwing te laten. Bet is uitermate triest dit te moeten constateren. Paragraaf 10.3: Compensatie Zowel in deze paragraaf a1s in de 'Additionele notitie gemeente Bergen' wordt de naam van onze stichting genoemd als gesprekspartner omtrent eventuele compensatie. Op zich is dit niet onjuist. Wij willen echter benadrukken dat dit ovedeg nog niet tot een voor alle partijen 'bevredigend' resultaat heeft geleid. De betreffende passages kunnen maar aI te makkeIijk tot misverstanden lei den, hetgeen wij zouden betreuren.
,
..
,...; ~~
(~ ~c c~
Stichting Mr. Frits Zeiler, voorheen Vereniging Nieuw Bergen
8
Behoud Dorpsschoon, Landschap en Leefbaarheid Bergen
Cl
~;,.;
"'..... ~...;
1l!l"1
Hoofdstuk 11: Overzicht onzekerheden en leemten in kennis. Tn paragraaf 11.1 wordt aangegeven dat omtrent de uitvoeringswijze van boringen en putten nog niet alles bekend is. Op zich is dat niet onlogisch. Deze eonstatering betekent eehter teve115 dat met name een aantal aspeeten onvoldoende kan worden beoordeeld, doorgerekend en/of vergeleken. Dit geldt bijvoorbeeld voor 'Geluid (en lieht)', rekenvoorschriften, een aantal geomeehanisehe aspecten, etc. AIle onvolledig behandelde faeetten kunnen leiden tot andere milieueffeeten. Deze zijn volgens paragraaf 11.2 zo goed mogelijk ingeschat. Een dergclijke insehatting op onvolledige gronden kan niet het vertrouwen geven dat het MER zou moeten geven.
ODS
Paragraaf 11.7 tenslotte geeft aan dat omtrent het te hanteren Geluidsregime nog onduidelijkheden bestaan. Voor 0115 betekent dit dat dus de strengst mogelijke normering als uitgangspunt moet dienen!
Conclusie. Wij nemen aan dat wij in het hiervoor gaande voldoende duidelijk hebben gemaakt dat het MER nog op veel punten tekort sehiet. Dit neemt niet weg dat wij zeker ook waardering hebben voor hetgeen weI is gepresenteerd. Wij hopen met het voorgaande een duidelijke bijdrage te hebben geleverd aan de meningsvorming. Op een flink aantal plaatsen verzoeken wij de Commissic MER nadcre uitwerking te vragen. Wij wensen de Commissie daarbij veel wijsheid toe. Met de meeste hoogaehting, Namens de 'Stiehting Mr. Frits Zeiler,
VERL NDEN ,_
£8 '109
Datum: 18 februar; 2009
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt
Uw brief van: Uw kenmerit: Ons kenmerk
VROM/LB
a a1 9 8 "
Postbus 20101 2500 EC Den Haag
loliChUngen Oi]: Doo<1
Aantal bljlagen:
Zienswijzen legen Mer GasopsJag Bergerrneer
€len Geachte In de periode van 15 januari 2009 tot en met 26 februari 2009 ligl het MER Gasopslag Bergermeer ter inzage. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om binnen deze periode van zes weken schriftelijke zienswijzen in Ie dienen. Wij maken graag van deze gelegenheid gebruik en verwijzen u daarbij kortheidshalve naar de bij deze brief gevoegde bijlage . Voor de volledigheid merken wi; tenslotte op, dat de gemeenten Alkmaar, Bergen en Schermer eveneens overgaan tot het indienen van deze zienswijze . Met belangstelling wachten wij uw reactie af.
Hoogachtend , Burgemeester en Wethouders van Helloo, de secretans , d,e burgemeester,
~
--
f .)
C.C.H. van de Meent
Postadres Postbus 1 1850 AA Halloo
Bezoekadres Raadhuisplein 1 1651 JL Halloo
Tel. (072) 53S 66 68 Fax (072) 535 67 68 WebSite www.heiloo.nl E·mail lnfoOheiloo.nl
Poslbank 183052 BNG 28.50.03.658 ING 65.11.64.400
Will u bij beantwootding dalum en kenmerl<. van deze brief vermelden
GEMEENTE-
HEILO~
•
Zienswijzen en adviezen
Inzake:
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente
Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer TAQA
Alkmaar Bergen Heiloo Schermer
13 februari 2008
I.lnhoudsopgave I. Inhoudsopgave ................................................................................................................................... 2 II. Inleiding ............................ ,................................................................................................................. 4 III. Wettelijke kader ................................................................................................................................ 5 IV. Zienswijzen ....................................................................................................................................... 7 Zienswijze 1. Samenvatting .............................................................................................................. 7 Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming ..................................................................................................... 7 Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER ......................................... 7 Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen ........................................................................................................ 7 Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet.. ............................................................ 7 Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar ........................................................................................ 7 Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 ............................................................... 7 Zienswijze 3. Wettelijke kader .......................................................................................................... 7 Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven ....................................................... 7 Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode ...... 8 Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen .... 8 Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid ................................................................................................. 8 Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 ............................................................................................ 8 Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen ....................................................................................... 9 Zienswijze 4. Beschrijving en voornemen en alternatieven .......................................................... 9 Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze ................ 9 Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder .......................................................................................... 9 Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven .................................. 9 Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties ............................................................................................ 9 Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie .......................................................................................... 10 Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen ................................................................ 10 Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM ............................................................................................. 10 Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace ... 10 Zienswijze 5. Geluid ......................................................................................................................... 11 Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde ................................................................................................ 11 Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie ................................ 12 Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder ................... 12 Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder ....... 13 Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER ...................................... 14 Zienswijze 6. Archeologie ............................................................................................................... 14 Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld .................................................................... 14 Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader .................................................................................................................... 14 Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend ............................................... 14 Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist ................................................................................. 16 Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein ..................................................................................... 17 Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit.. ................................................... 17
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
2
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit ............................................................................................................ 17 Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen ................. 17 Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein ................................................................................... 19 Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressieinstallatie ............................................................................................................. 20 Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist .... 20 Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer ................................................ 20 Zienswijze 8. Natuurwaarden .......................................................................................................... 20 Zienswijze 8.1. Natuur .................................................................................................................. 20 Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie ............................................................................... 21 Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden ..................................................................................... 21 Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten ............................................................................................ 22 Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie ............................................................... 22 Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. ........................................................ 22 Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven ................................................ 22 Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven ................................................ 22 Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo ......................................................................................... 23 Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart ...................................................................................... 23 Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven ............................................... 23 Zienswijze 11. Externe veiligheid ................................................................................................... 24 Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode ......................................................................... 24 Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER. ...................................................... 24 Zienswijze 12. Geomechanische aspecten ................................................................................... 24 Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld ..................................................... 24 Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld ........................................................ 24 Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden ................................................................ 25 Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal .......................................................................... 25 Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven ................................................ 25 Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer ................................................... 25 Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein .................................................................. 25 Zienswijze 13.3. Referentiesituatie ............................................................................................. 25 Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria ................................................ 26 Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten ............................................. 26 Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen .............................................. 26 Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen .................................................. 26 Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief .............................................................................. 26 Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer ............................................ 26 . Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA .......................................... 27 Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis ............................................................................. 27 Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi. ......................................................................... 27 Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten .......................................... 27 Zienswijze 15.3. Herzieni ng Streekplan ..................................................................................... 27 Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer ................................................................................... 27 Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 .................................... 27 V. Conclusie ......................................................................................................................................... 28
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
3
II. Inleiding Het milieu-effectrapport (MER) Gasopslag Bergermeer ligt ter inzage van 15 januari tot en met 26 februari 2009 bij de gemeenten Bergen, Heiloo, Schermer en Alkmaar. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend door eenieder. Bovendien zijn de gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het MER die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grand van de Mijnbouwwet. Een milieu-effectrapport (MER) levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Het rapport vermeldt de milieugevolgen van een plan of project en de mogelijke (milieuvriendelijker) alternatieven. Het MER is door de gemeenten Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer gemeenschappelijk beoordeeld. In het hoofdrapport van het MER zijn een aantal keuzen gemaakt en conclusies getrokken waar de gemeenten niet achter staan. Dit is met name op het gebied van geluid, archeologie, beeldkwaliteit, natuur, externe veiligheid en de eventuele seismische effecten van het gasveld. Tevens zijn zienswijzen opgenomen met betrekking tot de interpretatie van de achtergronddocumenten en de afweging van de verschillende milieu- aspecten. AI deze aspecten zijn nader uitgewerkt in bijgaand zienswijzen document. Dit document kan tevens gelezen worden als advies inzake de wettelijke taak die de gemeenten hebben. Het zienswijzen document is zoveel mogelijk ingericht in volgorde van het MER.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
4
III. Wettelijke kader Ingevolge artikel 7:20 lid 4 van de Wet Milieubeheer kunnen de zienswijzen slechts betrekking hebben op de gestelde regels inzake de inhoud van het MER, zoals omschreven in artikel 7:10 van de Wet milieubeheer dan wei op onjuistheden die het rapport bevat. Daarbij moet rekening gehouden worden met de gegeven richtlijnen inzake de inhoud van het MER. Artikel 7:10 van de Wet milieubeheer bepaalt het volgend: 1. Een milieu-effectrapport bevat ten minste: a. b.
een beschrijving van hetgeen met de voorgenomen activiteit wordt beoogd; indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genom en alternatieven; 2°. een besluit: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de wijze waarop zij zal worden uitgevoerd, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genom en, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven;
c.
indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven; 2°. een besluit: een aanduiding van het besluit of de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport wordt gemaakt, en een overzicht van de eerder genomen beslissingen van bestuursorganen, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven.
d.
een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover de voorgenomen activiteit of de beschreven alternatieven daarvoor gevolgen kunnen hebben, alsmede van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien die activiteit noch de alternatieven worden ondernomen; een beschrijving van de gevolgen voor het milieu, die de voorgenomen activiteit, onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben, alsmede een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven; een vergelijking van de ingevolge onderdeel d beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu met de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit, alsmede met de beschreven gevolgen voor het milieu van elk der in beschouwing genom en alternatieven; een overzicht van de leemten in de onder d en e bedoelde beschrijvingen ten gevolge van het ontbreken van de benodigde gegevens; een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor de beoordeling van het milieu-effectrapport en van de daarin beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschreven alternatieven.
e.
f.
g. h.
2. Het milieu-effectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien het rapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag aan degene die de activiteit onderneemt, bij het geven van de in artikel 7.15 bedoelde richtlijnen toestemming verlenen het rapport in een daarbij aan te wijzen andere taal te stellen. De in het eerste lid, onder h, bedoelde samenvatting is steeds in de Nederlandse taal gesteld. Indien een activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben. 3. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit behoort tot de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven in ieder geval het alternatief waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen, dan wei, voor zover dat niet mogelijk is, deze met
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
5
gebruikmaking van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu, zoveel mogelijk worden beperkt. 4. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag bepalen dat, indien niet aile nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt, bij de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven tevens de mogelijkheden worden beschreven om door het treffen van voorzieningen of maatregelen elders de resterende nadelige gevolgen te compenseren. 5. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan: a. stemt het bevoegd gezag het rapport, waaronder het detailniveau daarvan, af op de mate van gedetailleerdheid van het plan en op de fase van het besluitvormingsproces waarin het plan zich bevindt, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hierarchie van plannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hierarchie; b. mag gebruik worden gemaakt van andere milieu-effectrapporten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald en beschreven. TAQA heeft er voor gekozen de project M.e.r.-procedure te doorlopen 1. Het MER moet en is toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r .. De commissie is in de gelegenheid om tot uiterlijk vijf weken na de ter inzagetermijn (5 weken na 26 februari 2009, dus tot 2 april 2009) in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Hiertoe is op 23 maart 2009 een eindgesprek toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. ingepland. De gemeenten zijn als wettelijke adviseur uitgenodigd voor dit gesprek. De Commissie voor de m.e.r. heeft een werkgroep ingesteld. Overeenkomstig artikel 7:26 van de Wet milieubeheer betrekt de Commissie m.e.r. in haar advies de uitgebrachte adviezen en de naar voren gebrachte zienswijzen. De adviezen en zienswijzen opgesteld door de gemeenten dienen dan ook zo snel mogelijk te worden toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r. Ditzelfde geldt uiteraard voor de overige ingediende adviezen en zienswijzen.
1 Het MER ziet op zowel besluitvorming (milieuvergunning en vergunning Mijnbouwwet), als planvorming (bestemmingsplannen van de gemeenten) zodat het project zowel de project m.e.r.-procedure als de plan m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Omdat de vereisten v~~r een project m.e.r.-procedure zwaarder zijn, is er voor gekozen die procedure te doorlopen en daarbij tevens invulling Ie geven aan de procedurele vereisten van een plan m.e.r.-procedure.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
6
(;:l il\.:
IV. Zienswijzen Zoals eerder vermeld zijn de gemeenten zowel wettelijke adviseur als belanghebbende. In onderhavig zienswijzengeschrift wordt hierin echter geen onderscheid gemaakt. Per deelonderwerp zijn zienswijzen ingediend, die zo nodig kunnen worden gelezen als adviezen van de gemeente in de rol van wettelijke adviseur. Waar zienswijze staat, kan eveneens advies worden gelezen.
Zienswijze 1. Samenvatting Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming Overeenkomstig artikel 7:10 lid 1 sub h. van de Wet milieubeheer moet het MER een samenvatting bevatten die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft op de volgende punten: - de beoordeling van het MER; - de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteiten; - de beschreven alternatieven. De samenvatting moet een document zijn, waardoor het publiek en de besluitvormers zich in hoge mate kunnen laten leiden. Zo is tevens bevestigd, in de door de Commissie voor de m.e.r., opgestelde richtlijnen. De samenvatting van het MER Bergermeer Gasopslag voldoet niet aan dit vereiste. Op de onderwerpen archeologie, geluid, natuur, geomechanica, landschap, cultuurhistorie en externe veiligheid is de samenvatting summier en biedt deze een onvoldoende objectieve weergave van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken. Bovendien wordt in de samenvatting toegeschreven naar bepaalde alternatieven en is er geen sprake van een vergelijking van feitelijkheden. Voor een objectieve bestuurlijke afweging en besluitvorming is de samenvatting onbruikbaar. Bovendien is de samenvatting niet in overeenstemming met de richtlijnen. Zienswijze 1.2. Onvo"edige beschrijving uitkomsten van het MER Op pagina 6 van de samenvatting zijn de belangrijkste gevolgen van het MER beschreven. Het belangrijkste natuureffect is echter achterwege gelaten, namelijk de blijvende verstoring van weidevogels in de Loterijlanden bij jaarrond boren. De samenvatting is om die reden incompleet.
Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet De figuur 1.2.1. op pagina 14 "Overzichtskaart met de plaats van de locaties en de leidingtraces" is niet compleet weergegeven, de alternatieven zijn niet in de kaart opgenomen. De kaart geeft daarom geen compleet overzicht van de locaties als onderzocht in het MER of het bijschrift beschrijft niet hetgeen in de kaart is weergegeven. Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar Bijlage 2 van het hoofdrapport van het MER waarin het processtroomdiagram en de plattegronden zijn opgenomen, is onleesbaar. Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 In het gehele MER wordt gesproken van industrieterrein Boekelermeer, terwijl dit een bedrijventerrein betreft.
Zienswijze 3. Wettelijke kader Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvo"edig beschreven Op pagina 33 van het MER in paragraaf 3.2.9. staat een onvolledige omschrijving van de Monumentenwet 1988. Er ontbreekt een toelichting op de wetswijziging van de Monumentenwet 1988, op grond waarvan, sinds 1 september 2007, de besluitvorming over bodemingrepen in archeologische verwachtingsgebieden wettelijk deel uitmaakt van procedures omtrent ruimtelijke ordening en van de toetsing van aanvragen van aanleg-, sloop-, bouw- en ontgrondingenvergunningen. Hierdoor zijn gemeenten veelal het aangewezen bevoegd gezag. Het toetsingskader is onvolledig weergegeven.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
7
Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode Het is juist dat voor mijnbouwinrichtingen nog geen volJedige rekenmethode is beschreven. Om die reden heeft T AQA een rekenmethodiek toegepast die op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gebaseerd. Echter, om een toekomstige saneringsverplichting te voorkomen is bedoelde methodiek 'conservatief' toegepast. Oat impliceert dat de resultaten (aanzienlijk) worden overschat. Enerzijds ontstaat hierdoor voor eenieder een verkeerd beeld van de toekomstige veiligheidssituatie op het onderhavige bedrijventerrein. Anderzijds wordt hierdoor ten onrechte (kostbare) ruimte geclaimd, die in een later stadium voor mogelijke uitbreidingen kan worden benut. Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen De beleidsregel natuur en recreatie Noord-HolJand, zoals vastgesteld op 17 december 2007, is ten onrechte niet genoemd en er is geen rekening met deze beleidsregel gehouden. Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid In het MER is ten onrechte geen rekening gehouden met de aanwijzing door de Provincie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 als een regionaal bedrijventerrein (in het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2). Het omvangrijke bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, heeft een volgens het beleid van de Provincie een regionale functie, onder meer vanwege het vestigingsalternatief voor randstadgeorienteerde bedrijven uit de regio, de bereikbaarheid en de bijdrage aan nieuwe werkgelegenheid. Dankzij concentratie van (groei in) bedrijvigheid op dit nieuwe en andere bestaande -geherstructureerde- bedrijventerreinen, zijn grote delen van de groene westrand bij Alkmaar, het unieke binnenduingebied en de oudste polders en droogmakerijen van de wereld rondom Alkmaar grotendeels ongeschonden te conserveren voor volgende generaties. Meer werkgelegenheid rondom Alkmaar moet ook een oplossing vormen voor de scheve woon-werkbalans tussen het noorden en zuiden van de provincie Noord-HolJand, waardoor momenteel dagelijks verkeersopstoppingen staan op de A9 richting Amsterdam, Schiphol en de IJmond. De relevantie van dit onderwerp is in het geheel niet aan bod gekomen. Ook in de additionele notitie d.d. 5 januari 2009, is dit onderwerp onderbelicht gebleven, nu daarin nog steeds wordt gesproken van een industrieterrein terwijl Boekelermeer Zuid 2. een bedrijventerrein is. Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 Gesteld wordt dat de gasbehandelings- en compressie-instalJatie op het industrieterrein Boekelermeer Zuid 2 ruimtelijk ingepast kan worden met een binnenplanse vrijstelling. Gezien de resultaten van de berekening risico-contour Externe Veiligheid elders in het MER is dit niet mogelijk. Er is een gewijzigd bestemmingsplan nodig. Houdbaarheid geldend bestemmingsplan Boekelermeer Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is vastgesteld op 31 oktober 2002. Huidige regelgeving omtrent externe veiligheid was toen nog niet voorhanden. Desalniettemin is in het bestemmingsplan al nagedacht over te vestigen (milieu)categorieen bedrijven. Zo is in de toelichting voor de ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygienische aspecten, gebruik gemaakt van milieuzonering. Op basis van die milieuzonering is voor het grootste gedeelte van de door TAQA gewenste gronden milieucategorie 5.1 toegestaan. Voor een kleiner gedeelte is voorzien in milieucategorie 2 Um 4. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is dan ook een bedrijventerrein. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt, dat vooral is voorzien in "Iawaaimakende bedrijven". Het is nog steeds mogelijk dat deze bedrijven zich binnen de milieuzonering en de overige regels van het bestemmingsplan, kunnen vestigen. In de toelichting wordt nog eens nadrukkelijk gesteld dat het niet de bedoeling is dat bedrijven met een groot invloedsgebied op het gebied van externe veiligheid zich hier vestigen. Vestiging van TAQA beslaat een groter gebied dan dat in het bestemmingsplan is aangeduid voor bedrijven tot milieucategorie 5.1. dat daardoor niet meer beschikbaar is voor hinderlijke bedrijven (bijvoorbeeld lawaaimakende bedrijven), nu nog elders in de regio gevestigd. Hiervoor zal een compenserend terrein beschikbaar moeten komen. Wij verwijzen naar zienswijze 16 met betrekking tot compensatie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2.
Vanuit de wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid heeft het Rijk de doelstelling bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige knelpunten te voorkomen. In het licht daarvan is het
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
8
verstandig bestemmingsplannen die niet Bevi-proof zijn, maar waar wei zware bedrijven zich kunnen vestigen, aan te passen. Zo worden saneringssituaties voorkomen en risico's verkleind. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 voorziet v~~r het bedrijventerrein Boekelermeer echter de ontwikkeling van bedrijven in de lagere milieucategorieen en voor een klein gedeelte in bedrijven met een zwaardere milieucategorie. Het vestigen van industrie met een zware milieucategorie en bovendien een grote veiligheidscontour is niet in dit bestemmingsplan voorzien. Het bestemmingsplan biedt echter legio mogelijkheden v~~r andere bedrijven zich op het terrein te vestigen. Kortom het bestemmingsplan is uitvoerbaar en biedt een actueel toetsingskader v~~r nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van bedrijven. V~~r de vestiging van een zwaar bedrijf (milieucategorie 5.1) als de gasbehandelings- en compressie-installatie TAQA met een omvang van 7,5 ha is het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 niet bedoeld geweest en dus ook niet als zodanig ingericht. De suggestie in het MER dat vestiging van de gasbehandelingsinstallatie op de Boekelermeer passend is en geen onvoorzien milieueffect (score 0) met zich meebrengt is derhalve niet correct. Tenslotte spreekt het MER steeds van industrieterrein Boekelermeer. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat sprake is van een bedrijventerrein. Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen In 2008 heeft de gemeente Bergen de Beleidsvisie externe veiligheid 2008-2011 vastgesteld. De ambitie van de gemeente Bergen op het gebied van Externe veiligheid is een gemeente te zijn waarin veilig wonen en recreeren de belangrijkste uitgangspunten zijn. Bij het maken van bestemmingsplannen v~~r nieuwe ontwikkelingen en in wijzigingsplannen onderzoekt de gemeente de Externe veiligheidssituatie. In een vroegtijdig stadium wordt, na overleg met de (regionale) brandweer, schriftelijk vastgelegd waar bedrijven en/of transporten die een risico kunnen veroorzaken worden gesitueerd en hoe wordt gewaarborgd dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten hiertegen worden beschermd. Gezien het recreatieve en woonkarakter wordt voorgesteld geen toename van Beviinrichtingen toe te staan.
Zienswijze 4. 8eschrijving en voornemen en alternatieven Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar richtlijnen expliciet aangegeven dat in het MER moet worden ingegaan op het voornemen en de alternatieven. In dit geval bestaan de alternatieven uit locatiealternatieven. Dit betekent dat de beschreven alternatieven duidelijk inzicht moet bieden voor een locatiekeuze. In het MER zijn de redelijkerwijs te beschouwen alternatieven onderbelicht gebleven. Er is toegeschreven naar de voorkeuren. Dit geldt zowel voor de putten- als de gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder Pagina 57 maakt melding van verlichting op de locatie. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft hiermee ervaring op zijn booreilanden nabij Ameland. De vraag is of het relevant is gezien de nabijheid van de stad Alkmaar en het dorp Bergen met de daarbij behorende lichtuitstraling. Niet duidelijk is aangegeven of het relevant is, gerelateerd aan het voornemen en alternatieven. Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven In de beschrijving van het voornemen en de alternatieven is het aspect geluid ondergeschikt gebleven. Het is niet duidelijk in hoeverre geluid onderdeel uitmaakt van het afwegingskader van de alternatieven. Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties Op pagina 57 en pagina 90 wordt het Moblisatiecomplex Bergen (Mob-terrein) behandeld. Op het Mob-terrein is op dit moment het "Natres" van het Ministerie van Defensie gevestigd. In de noot op pagina 57 is opgenomen dat gekozen is voor een combinatie van de puttenlocatie met het gasbehandelingsinstallatie op het voormalige Mob-terrein in Bergen. Een argument hiervoor is dat de rest van het terrein beperkt wordt in de ontwikkelingsmogelijkheden vanuit veiligheidsoverwegingen. De beperkingen die de vestiging van aileen de puttenlocatie op deze locatie zou opleveren zijn niet
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
9
verder opgenomen in het milieu-effectrapport. Voor de vestiging van de gasbehandelingsinstallatie in de Boekelermeer Zuid 2 zijn ook consequenties ten aanzien van het efficient ruimtegebruik. In deze discussie wordt vermeld dat er nog wei allerlei ontwikkelingen mogelijk zijn. Niet duidelijk is beschreven wat de verdere beperkingen aan het gebruik van het Mob-terrein als aileen puttenlocatie zijn of aileen als gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie Gezien de gewenste capaciteit van het aardgasveld is het gewenst dat het aantal nieuwe putten 20 is. Met het aantal bestaande putten betekent dit 26 putten voor injectie. In eerste instantie zullen 14 nieuwe putten worden geboord. Voor de andere 6 putten zullen wei voorzieningen worden getroffen. Waarom worden aile putten niet in een keer aangelegd? Op pagina 61 wordt de trechtering van het aantal putten behandeld. Er konden 2 nieuwe putten worden bespaard door gebruik te maken van de 6 oude putten. Op pagina 61 zijn de 6 putten die niet in eerste instantie worden geslagen reserveputten. Het MER is aldus onduidelijk ten aanzien van de (maximale) hoeveelheid putten die noodzakelijk zijn. In de rapport blijft onderbelicht dat als de putten niet naar behoren produceren extra putten geboord moeten worden, dit betekent extra boortijd, bewegingen etc. Dit zou een eventueel voordeel van het in gebruik nemen van de bestaande puttenlocatie te niet doen. Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen Op pagina 67 wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot de logistiek bij jaarrond boren. Mobilisatie en demobilisatie bij jaarrond 110 vrachtwagens per jaar, bij onderbroken boren 220 vrachtwagens per jaar .. Tijdens de boringen bij onderbroken boren zullen 15 vrachtwagens per dag rijden. Voor het aantal vrachtwagenbewegingen maakt jaarrond of onderbroken boren hoegenaamd niets uit. Op de Bergerweg hebben tellingen van de provincie uitgewezen dat er ruim 14.000 motorvoertuigen per dag (waarvan 1050 vrachtwagens) langs gaan. Overigens wordt in het achterliggende verkeersplan uitgegaan van zo'n 200 verkeersbewegingen per dag (100 vrachtwagens die af en aan rijden). Ais argument om jaarrond te gaan boren doen het aantal vrachtwagenbewegingen van en naar de boorlocatie derhalve niet ter zake. Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM Oranjewoud heeft in het kader van het project een rapport geschreven met betrekking tot de verkeersbewegingen bij het BGM. In het rapport wordt geconcludeerd dat het aanleggen van een rotonde, of het laten 'keren' van het vrachtverkeer ter hoogte van de rotonde te Bergen, een goede oplossing zou zijn. Deze conclusie wordt niet gedeeld. Rotondes zijn vooral voor vrachtwagenchauffeurs vervelend als er sprake is van fietsvoorzieningen. Dit in verband met het slechte uitzicht van (en op) de chauffeur op (en van) overstekend fietsverkeer. Ais er gesproken wordt over verkeersveiligheid is onze mening dat dit soort bewegingen vooral moeten worden voorkomen! Let wei: op de fietspaden zit een behoorlijk hoeveelheid fietsverkeer. In Bergen wordt daarbij veelvuldig door fietsers 'tegen de richting in' gefietst, wat het gevaar op ongevallen aileen maar verhoogd! Daarnaast is de variant 'keren' bij Bergen een slechte omdat vrachtwagenchauffeurs worden gedwongen om door te rijden. De verleiding is natuurlijk groot om dit te negeren en toch linksaf te slaan t.h.v. de bestemming. Een kwetsbare oplossing dus, zeker als er geen maatregelen worden getroffen om het linksaf slaan fysiek tegen te gaan. Het is niet wenselijk de situatie te handhaven zoals die nu is, gezien het risico op kop-staartbotsingen (met mogelijk ernstige afloop door de hoge rijsnelheid). De oplossing van een linksaffer lijkt het meest voor de handliggend. De doorstroming wordt hierdoor nauwelijks belemmerd en het zicht tussen vrachtwagenchauffeur en fietser is goed (fietsers komen de vrachtwagens tegemoet!). Ook zal het geen problem en opleveren tussen vrachtwagens en tegemoetkomend autoverkeer. Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace Onder 4.2 van de richtlijnen wordt gesteld dat onderzoek moet worden gedaan naar de verschillende tracealternatieven op basis van milieuoverwegingen. Dit onderzoek is in onderhavig MER niet uitgevoerd. Het MER is daarmee niet in overeenstemming met de richtlijnen opgesteld.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
10
Zienswijze 5. Geluid Het onderzoek naar de geluidemissie van de installaties in het project Bergermeer Gas Storage dat door DHV is verricht, is beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in DHV-rapport getiteld 'Geluidprognose Bergermeer ten behoeve van Bergermeer Gas Storage' met kenmerk A616705-001 versie 3 d.d. 28 augustus 2008. In een eerder schrijven is de onverenigbaarheid met een van de belangrijkste uitgangspunten in het onderzoek naar de geluidemissie tijdens het boren van de putten: de voorgestelde vergunningsvoorschriften met betrekking tot de geluiduitstraling naar de omgeving aangegeven. Daarnaast is aangegeven dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de te treffen maatregelen die de geluidbelasting rond de boorlocatie kunnen beperken. Door DHV is recent een tweede rapport uitgebracht met kenmerk A6167-05-001 versie 4 d.d. 28 oktober 2008, waarin is ingegaan op deze bezwaren. Ook gaat de additionele notitie van 5 januari 2009 uitgebreid in op het aspect geluid. Het MER vertoont echter ook na deze uitleg gebreken op de volgende onderdelen:
Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde DHV geeft in dit rapport aan dat "bij het vaststellen van geluidgrenswaarden voor een 'gebruikelijke' situatie" in eerste instantie de aanbevolen richtwaarden dienen te worden gehanteerd, die worden genoemd in de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (hierna: de Handreiking). DHV geeft aan dat, volgens de Handreiking, een overschrijding van deze richtwaarden toelaatbaar kan zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces. In de Handreiking is echter gesteld dat het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid daarbij een belangrijke rol speelt: "als maximum niveau geldt de 'etmaalwaarde' van 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsgeluid." Dit houdt in dat, als de omstandigheden dit toelaten, een ruimere grenswaarde kan worden vastgesteld tot een maximum van 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij het referentieniveau van het omgevingsgeluid lager Iigt en dit niveau maatgevend is. Gezien het feit dat de activiteiten enkele jaren zullen duren, is de oprichting van de onderhavige inrichting te beschouwen als een "gebruikelijke" situatie zoals omschreven in de Handreiking. Het vaststellen van grenswaarden in de nachtperiode die 20 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid liggen onacceptabel is, aangezien dit zalleiden tot onacceptabele geluidhinder in de omgeving. In de Handreiking zijn de volgende gegevens opgenomen met betrekking tot het aantal mensen dat ernstig gehinderd wordt in relatie tot de geluidbelasting:
Tabel 3: Percentages ernstig gehinderden door industrielal,',aai (Bran: 'Response functions for noise in residential areas', VROM, 1993)
Letroal in dB(A) 45-50 50-55 55-60 60-65
ernstig gehinderden in % 0-'\0 10-20 20-25 25-40
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
11
Berekend is dat de gemiddelde geluidbelasting ter plaatse van de woningen ten hoogste gelijk zal zijn aan 50 dB(A) in de nachtperiode. Het boorproces wordt gekenmerkt door sterke veranderingen in de geluidsproductie. Tijdens luidruchtige activiteiten en onder meewindcondities zal het geluidsniveau nabij de woningen hoger zijn dan 50 dB(A). De toename kan mogelijk meer dan 6 dB bedragen. Ais wordt bedacht dat omwonenden in een relatief stille omgeving niet gewend zijn aan dergelijke geluidsniveaus, mag duidelijk zijn dat het aantal ernstig gehinderden groot zal zijn bij een geluidbelasting van 50 a 56 dB(A). Het stellen van hogere grenswaarden is acceptabel tot een waarde van 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode. Deze waarde is weliswaar 10 dB hoger dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid, maar gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas in combinatie met de eindigheid van de boorwerkzaamheden op termijn, is het stellen van deze grenswaarden verdedigbaar. Conclusie: De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening geeft aan dat het stellen van grenswaarden mogelijk is tot een maximum van Letmaal=50 dB(A) indien het referentieniveau van het omgevingsgeluid dit toelaat. Deze maximale grenswaarde is, ondanks het feit dat deze waarde 10 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid ter plaatse ligt, verdedigbaar, gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas verdedigbaar. Een hogere waarde dan 50 dB(A) etmaalwaarde wordt, gelet op de te verwachten geluidhinder, onacceptabel geacht. Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie Door DHV is aangegeven dat de geluidemissie van een moderne boorinstallatie (BBT) groot is. Het beperken van de emissie is beperkt mogelijk. Het oprichten van een scherm rond de boorlocatie en het zo veel mogelijk omkasten en afschermen van lawaaiige apparatuur, kunnen een beoogde reductie van 20 dB niet bewerkstelligen. Het is niet mogelijk om de geluidemissie terug te brengen tot 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij radicale maatregelen getroffen worden zoals het plaatsen van een cocon om de gehele boortoren (in Los Angeles is de gehele rig in een gebouw geplaatst).
Dit pleit ervoor om de meest luidruchtige activiteiten in de (avond- en) nachtperiode niet te vergunnen. Het boorproces dient dan tijdelijk te worden stilgelegd. In hoofdstuk 2 paragraaf 1 is aangegeven dat het boorproces om veiligheidstechnische en boortechnische redenen een continu proces is. Het onderbreken van het boorproces tijdens de nachtelijke uren levert een instabiel boorgat op, waardoor de kans op verlenging van het proces wordt vergroot, zo geeft DHV aan. De (in beginsel14) boorputten zullen worden geboord in een batch-drilling proces. Hierbij worden de boorgaten niet in een keer geboord, maar wordt geboord tot een bepaalde diepte, waarna het proces wordt gestopt. De boorinstallatie wordt vervolgens verplaatst, waarna het boren wordt hervat in een volgende boorput. Het onderbreken van het boorproces is dus een wezenlijk onderdeel van het batch-drilling proces. Het is een raadsel waarom het stoppen van het boorproces op de beoogde locatie in de Bergermeerpolder onmogelijk zou zijn. Dat het onderbreken van het boorproces leidt tot een verlenging van het hele project is duidelijk. Dat dit hogere kosten met zich meebrengt is eveneens duidelijk. Deze zaken wegen niet op tegen de geluidhinder (slaapverstoring) die gedurende een periode van jaren zal worden ondervonden in de woonomgeving van de beoogde boorlocatie. Conclusie: De noodzaak om het boorproces 24 uur per dag plaats te laten vinden wordt in het rapport niet gerechtvaardigd. Het voorkomen van geluidhinder in de avond- en nachtperiode is belangrijker dan de verkorting van de boorperiode en financiele voordelen. Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder Na raadpleging van deskundigen op het gebied van het boren van putten t.b.v. aardgaswinning of opslag zijn enkele inzichten verkregen met betrekking tot de geluid- en trillinghinder in de directe
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
12
omgeving van boorlocaties. Het betreft hier bedrijfssituaties die in de rapportages van DHV niet worden genoemd. Bijzondere bedrijfssituaties die kunnen lei den tot extra hinder: heien ten behoeve van het slaan van mantelbuisbuis-segmenten door watervoerende lagen (in totaal 40m lang en diameter 80 cm): veel piekgeluiden (en bodemtrillingen); cementeren - buis vullen met cement, dan 2 a 3 uur onder hoge druk water in buis persen om cement er aan de onderkant uit te persen, die dan langs de buitenkant omhoog komt ; dit maakt veel herrie; mixen en roeren cement ter plaatse - cementpoeder met behulp van perslucht uit tank blazen (compressor op vrw Lw=115 dB(A)!); vastzitten boor: buis 10m (!) uitrekken en los laten schieten - hierdoor trillingen in de bodem die goed voelbaar zijn - ontwakingsreacties! (deze situatie komt vaker voor dan gewenst). Reguliere bedrijfssituaties die kunnen lei den tot extra hinder: jengelen: als de boorbuis langer wordt ontstaan, met name bij een hydraulische top drive (Synergy), fluctuerende geluiden als het toerental toe- en afneemt. Dit jengelende geluid wordt als extra hinderlijk omschreven. het geluid afkomstig van de hydraulische top drive en hydromotor op de rigvloer heeft een tonaal karakter; ook dit is extra hinderlijk. In de handreiking Industrielawaai en vergunningverlening wordt een toeslag van 5 dB op het gemeten geluidsniveau toegepast om deze toename van hinder te verdisconteren in het immissieniveau, indien een tonaal karakter duidelijk waarneembaar is ter plaatse van de woningen. De schudzeven trillen met een frequentie van circa 16 a 20 Hz. Dit heeft in een vergelijkbare situatie in Grijpskerk geleid tot laagfrequent geluidhinder in slaapkamers op een afstand van 600m. De woningen rond de puttenlocatie Bergermeer (voorkeur) liggen gemiddeld op een afstand van 300 m. Deze bedrijfssituaties dienen aileen overdag uitgevoerd te worden, omdat de verwachting is dat zij in de nachtperiode zullen leiden tot geluid- en/of trillinghinder. Conclusie: er zullen een aantal activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot geluid- en trilling hinder. Deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld. Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder Vergelijking van lacatie alternatieven vaar behandelings- en campressie-installatie In tabel 9.5-1 is aangegeven dat de vestiging van de behandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer op aile drie de onderzochte locaties een 'matig negatief effect -' heeft. In het bestemmingsplan is op de Boekelermeer- voorkeurslocatie reeds rekening gehouden met industriele activiteiten. Indien de installatie kan voldoen aan de beschikbare geluidsruimte die voor deze locatie is gereserveerd is de vestiging ervan neutraal ten opzichte van de referentiesituatie. Op de andere twee alternatieve locaties is op voorhand al onvoldoende geluidsruimte beschikbaar. De installatie is hier niet inpasbaar. Vestiging van de installatie kan niet zonder bestemmingsplanwijziging doorgevoerd worden en zal lei den tot meer geluidhinder ter plaatse van. de bestaande bebouwing. De effecten hiervan dienen ten minste met 'negatief --' of zelfs met 'belangrijk negatief ---' te worden bestempeld. Vergelijking van lacatie alternatieven vaar baringen In tabel 9.5-2 is aangegeven dat de boringen op aile drie de onderzochte locaties een 'negatief --' effect heeft. Dit lijkt ons niet juist. Het is zelfs onbegrijpelijk. Door DHV is een lijvig rapport geschreven, waarin heel duidelijk is aangegeven dat bij lange na niet kan worden voldaan aan de grenswaarden die onder dergelijke omstandigheden gelden, maar dat het boren nu eenmaal heel veel herrie maakt. Er wordt gesproken overeen geluidbelasting die 20 dB (!) boven het heersende achtergrondgeluidniveau. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de boringen gedurende een periode van 2 a 3 jaar lei den tot ernstige geluidhinder in de directe woonomgeving. Aile drie alternatieven dienen om die red en te worden bestempeJd met het predicaat 'beJangrijk negatief ---' .
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
13
Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER 1. De geluidbelasting ter plaatse van. de woningen rond de boorlocatie Bergermeerpolder hoger dan 45 en 40 dB(A) in de avond- en nachtperiode zijn onacceptabel op grond van het feit dat te veel mensen gedurende een te lange periode hinder zullen ondervinden van geluid en trillingen tijdens het boren en dat deze woningen staan in een relatief stil gebied. 2. een aantal activiteiten vinden plaats op de boorlocatie die kunnen leiden tot geluid- en trillinghinder; deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld 3. de classificatie van de verschillende locatiealternatieven voor zowel de boorlocatie en de compressie-installatie is niet juist bevonden.
Zienswijze 6. Archeologie Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld. Bij nalezing van het definitieve MER door de stadsarcheoloog blijkt men een belangrijk cultuurhistorisch landschapselement en tevens potentiele archeologische vindplaats geheel over het hoofd gezien te hebben. Daar was in een eerder stadium wei al op gewezen, maar de omissie is niet hersteld. Er is geen afdoende bureauonderzoek gedaan en veldonderzoek heeft men zelfs geheel achterwege gelaten. De selectieadviezen die in het MER zijn opgenomen zijn voor de oostkant van de Boekelermeer daardoor onjuist onderbouwd en verkeerd. Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader Door TAQA is het bureauonderzoek met betrekking tot archeologie uitbesteed aan Oranjewoud welke het onderzoek heeft uitgezet bij het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC). De daaruit resulterende AAC-notitie 63 (achtergronddocument 5) voldoet evenwel niet aan redelijke eisen van kwaliteit. Ook de provincie heeft dit geconstateerd en de op- en aanmerkingen vanuit de provincie waren de aanleiding tot een Oplegnotitie van Oranjewoud (achtergronddocument 6). In de oplegnotitie worden echter de gelijktijdig ingediende aanmerkingen van gemeente Alkmaar genegeerd. Ondanks een telefonisch contact van de Alkmaarse stadsarcheoloog met het AAC, die daarbij verbetering van het stuk beloofde, is er geen vervolg gegeven op de Alkmaarse opmerkingen. Slechts een enkele bijzin in een bijlage (op pagina 21 van de oplegnotitie Oranjewoud) verraadt, dat de opstellers de Alkmaarse reactie wei degelijk hebben ontvangen.
Oranjewoud omschrijft het samenstel van de AAC-notitie en hun oplegnotitie als een 'Bureaustudie' (Oplegnotitie paragraaf 1.3). Deze voldoet evenwel niet aan de landelijk geld en de archeologische kwaliteitseisen voor dergelijke archeologische rapporten (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: dit is 'de in de beroepsgroep gebruikelijke norm', waaraan volgens de Monumentenwet 1988 archeologische werkzaamheden en producten dienen te voldoen). Hier had een archeologisch Bureau Onderzoek conform de specificaties van de KNA op zijn plaats geweest. Dan had men tevens de Geologische Kaart, de Actuele Hoogtelijnen Nederland en natuurlijk de archeoloog van de gemeente Alkmaar moeten raadplegen. Merkwaardigerwijs vermeldt men in de AAC-notitie wei, dat o.a. de gemeente Alkmaar het bevoegd gezag is maar men heeft verzuimd om een conceptversie voor te leggen ter beoordeling. Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend Inhoudelijk zijn er op het archeologisch onderzoek de volgende bezwaarpunten: Kaartmateriaal Op verschillende kaarten staat de alternatieve locatie Boekelermeer Oost (BKM-Oost) niet op dezelfde plaats ingetekend (ofwel direct tegen de SchermerdijklNH kanaal aan, ofwe I een locatie westelijk van de Boekelerringvaart op 250 m meer naar het westen; vergelijk figuur 6.1-5 in het Hoofdrapport op pagina168 met de kaart op pagina 8 in de AAC-notitie). Oat maakt v~~r de archeologische gevolgen een groot verschil. Tegen de SchermerdijklNH Kanaal bevindt zich namelijk een strandwal. Strandwal Er is geen enkele rekening gehouden met het archeologisch belangrijke terrein van de strandwal van Boekel/Akersloot, ondanks dat er in de tekst van zowel de AAC-notitie als de Oplegnotitie van
Zienswijzen en ad vies milieu-€ffectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
14
r·; CI (~
~~
...... (J
~...: ......... ~...: 1\.11'1
Oranjewoud meermalen wordt verwezen naar de strandwal en naar de in archis geregistreerde vindplaatsen op deze strandwal. Vreemd genoeg lijkt de geologische kaart van het gebied ook niet geraadpleegd te zijn. Hierdoor wordt verzuimd om gepaste archeologische maatregelen te adviseren zowel bij de (indien tegen het NH kanaal gelegen) locatie BKM-Oost, als bij het leidingtrace richting Schermer dat de strandwal doorsnijdt. In het Hoofddocument en in bijlage 5 en 6 heeft men bij de inschatting van de effecten van locatiealternatief BKM-Oost en van de effecten van het leidingtrace BKM naar aansluitpunt-oostelijke-Hoofdgastransportleiding-Schermer structureel de strandwal van Akersloot over het hoofd gezien en deze terreinen ten onrechte beschouwd als een strandvlakte met lage of middelhoge verwachting. Het locatie-alternatief BKM Oost is veel ongunstiger voor de archeologische monumenten dan de locaties BKM Voorkeur en BKM West. Oit punt kan van wezenlijke invloed zijn op de argumentatie aangaande locatiekeuzes, zeker als BKM Voorkeur uiteindelijk onverhoopt zou vervallen. Het leidingtrace Boekelermeer-Schermer is in aile alternatieven noodzakelijk. Op dit probleem wordt weliswaar ingegaan in de brief met bijlage '090105 Mer additionele notitie', die op 5 januari 2009 als aanvullend onderdeel in het MER rapport is toegevoegd. Hierin wordt met nadruk gesteld dat bij graafwerkzaamheden in aile strandwallen inclusief die van Boekel-Akersloot rekening gehouden wordt met de hoge archeologische verwachting (door uitvoering van nader archeologisch onderzoek in het kader van de te doorlopen AMZcyclus), maar daarmee zijn de fouten dienaangaande in de rest van het rapport nog niet gecorrigeerd. In dit verband is er, kennelijk als last-minute toevoeging, ook een niet onderbouwde aanname over de mate van verstoring van de strandwal van Akersloot achterin de Oplegnotitie archeologie (MER bijlage 6 p.21). Ten onrechte wordt in een enkele losse bijzin verwoord dat de strandwal van Akersloot toch wei verstoord zal zijn omdat hij volgens de Hoogte Kaart een halve meter lijkt te zijn afgegraven. Zonder nader onderzoek is dit volstrekt niet te zeggen - de bovenste decimeters kunnen aileen de bouwvoor betreffen en dan is de ondergrond nog grotendeels onverstoord. Hier is nog steeds nader verkennend onderzoek nodig voorafgaand aan gepland grondverzet. Grondboringen Het verrichten van grondboringen om de mate van verstoring te bepalen (Mer-Hoofdrapport pagina 181, onder kop Fase 1), heeft een zeer gering nut. Men zal immers vaak niet kunnen bepalen hoeveel er van een oud oppervlak af is gegaan: 10 cm of 3 meter? Een beperkte erosie doet aileen de ondiepe grondsporen verdwijnen en bijvoorbeeld de paalsporen van hoofdconstructies van gebouwen, greppels en sloten, diepere kuilen en waterputten zouden aile nog aanwezig kunnen zijn. Grondboringen zijn aileen zinvol om geologische informatie te verwerven. Voor een archeologische waardebepaling zal, zeker op een strandwal, het trekken van proefsleuven onvermijdelijk zijn.
Achterin de Oplegnotitie van Oranjewoud verschijnt op pagina 21 de zinsnede dat 'de strandwal Akersloot-Alkmaar op basis van de gedetailleerde hoogtekaart duidelijk zichtbaar ... met circa 0,5 meter is afgegraven ... Oit deel van de strandwal heeft daarom een lage in plaats van een hoge verwachting.' De getrokken conclusie is evenwel onjuist. Een maaiveldverlaging met 0,5 m (indien dit al klopt) kan aileen de bouwvoor hebben doen verwijderen, waardoor direct onder de oppervlakte alsnog archeologische resten te verwachten kunnen zijn. Oeze conclusie is kennelijk als last-minute lapmiddel ingevoegd opdat er verder geen veranderingen in het rapport meer aangebracht hoefden worden. Amy/cyclus In het Hoofddocument op pagina180-181 wordt van de nog te nemen stappen van de Amz-cyclus een onjuiste samenvatting gegeven. In wezen moet de hele cyclus na bepaling van de definitieve locaties nog aanvang nemen. Oaarbij is de hele cyclus aan de orde, van Bureauonderzoek (het MER bijlagen 5 en 6 zijn nog onvoldoende) naar Inventariserend Veldonderzoek (Verkennend-KarterendWaarderend Booronderzoek en Proefsleuven). De stappen BureauOnderzoek en Verkennend booronderzoek worden in het betreffende hoofdstuk van het MER ten onrechte overgeslagen.
Voorts kan nu al worden vastgesteld dat de met doorgraving bedreigde delen van de strandwal van Boekel/Akersloot door TAQA nader moeten worden onderzocht met een gravend
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
15
proefsleuvenonderzoek. Bij aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en concrete plannen voor grondverzet voigt dan een selectiebesluit van het Bevoegd Gezag (i.c. de desbetreffende gemeente). Deze kan gaan over eventuele planaanpassingen of opgravingen voorafgaand aan verdere grondwerkzaam heden. Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist De conclusies over de BKM-Oost (indien deze zich inderdaad tegen het NH Kanaal bevindt) en over het leidingtrace richting Schermer dienen in aile paragrafen en tabellen gecorrigeerd te worden, o.a.: Het MER-rapport vertoont deze lacune op de volgende plaatsen: de
•
p.133 2 alinea derde regel: in plaats van 'strandwal Boekel-Uitgeest' heeft de toponym 'strandwal van Akersloot' de voorkeur omdat deze in Bijlagen 5 en 6 ook zo wordt genoemd.
•
p.133 5
•
p.133 laatste regel toevoeging: De alternatieve locatie BKM-Oost en het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer ligt op respectievelijk doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.134 Aan het einde van de tweede alinea over de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar zou nog een korte tekst over de strandwal van Akersloot toepasselijk zijn geweest, met verwijzing naar de hogere geologische ouderdom dan de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar en naar de bekende vindplaatsen uit archis.
•
p.134 laatste zin derde alinea: leidingtrace doorsnijdt ook de strandwal van Akersloot
•
p.135 1ste alinea paragraaf 5.4.3 corrigeren: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten. Het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.135 onder kopje Alternatief BKM-Oost, tekst vervangen door: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.136 tabel 5.4-1 in de kolom IJzlRom moet op de regel BKM Oost 'middelhoog' worden vervangen door 'zeer hoog'.
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel Voorkeursalternatief - Leidingen aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel BKM Oost - Locaties aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779 (eventueel AMK-nummer van strandwal Akersloot is niet bekend)
•
p.163 derde alinea wijzigen: Voor locatiealternatief BKM West geldt hetzelfde als voor het voorkeursalternatief BKM. Het locatiealternatief BKM Oost bevindt zich op een terrein van hoge archeologische verwachting, de strandwal van Akersloot.
•
p.178 paragraaf '3. Leidingtrace BKM naar aansluitpunt oostelijke hoofdgastransportleiding in de Schermer' tekst vervangen: Dit trace wordt voor aile alternatieven gebruikt. De verwachting voor dit trace is middelhoog in de gedeelten strandvlakte en hoog waar hij de strandwal van Akersloot doorsnijdt. Op de strandwal zijn diverse vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gedaan, terwijl oudere resten ook te verwachten zijn.
• •
p.179 tabel 6.1-5: berekening is niet te begrijpen, maar de score zal v~~r de regel BKM Oost hoger dienen te zijn. p.179 alinea direct onder tabel 6.1-5: aanpassen tekst ivm ligging BKM-Oost op strandwal
•
p.179 7
de
de
regel van onder: hier moet BKM-Oost geschrapt
regel van onder, aanvullen: De traces 2, 3 en 5 doorsnijden ...
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
16
~...;
CI ie;)
~o '. "\.
(;) ~...;
•
p.179 onderaan en p.180 bovenaan: De alternatieven BKM Voorkeur en BKM West zullen vergelijkbare effecten hebben voor de archeologie. De locatie BKM Oost bevindt zich echter op een terrein met hoge archeologische verwachting. De kans op de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats is bij een bouwproject van deze omvang zeer groot.
•
p.180 Advies voor archeologisch vervolgonderzoek: Het lijkt alsof men hier ervan uitgaat dat Bijlagen 5 en 6 tezamen mogen gelden als een Bureau Onderzoek, maar dat is gezien de onvolkomenheden zeker nog niet het geval. Ook is onduidelijk waarom in de volgende paragrafen aangaande boringen de gang bare stap Verkennende boringen is overgeslagen.
•
p.181 Het stuk over Fase 1 en Fase 2 dient herschreven te worden. In tegenstelling tot wat hier staat, is het slechts zeer beperkt mogelijk om uitspraken te doen over de mate van bodemverstoring op strandwallen door middel van booronderzoek. Bovendien is het bijkans onmogelijk om met boringen op een strandwal een vindplaats te ontdekken. De hier geschetste methodiek is dan ook verouderd (zie de KNA Leidraad IVO Karterend boordonderzoek, 2006). Op de strandwal dient dan ook in Fase 1 meteen middels een IVO proefsleuven gezocht te worden naar vindplaatsen. Het Bevoegd Gezag neemt zelfstandig een selectiebesluit aan de hand van (in haar ogen voldoende) voorinformatie uit waarderend onderzoek. Een selectieadvies van een onderzoeksbureau is daarin vrijblijvend.
•
p.185 paragraaf 6.2.2.2 onder de kop Milieueffecten: Archeologisch zijn er nadelen. Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.189 tabeI6.2-1 op de regel Archeologische waarden, in de kolom BKM-Oost, invoegen: Archeologisch waardevol gebied, hoge trefkans
•
p.226 Tabel 9.5-1 op de regel Archeologie en cultuurhistorie, in de kolom BKM-Oost, wijzigen van '- ' in '___
.........~
\1\.;
IlIl'1 .' "
I.
•
p.227 paragraaf Archeologie en cultuurhistorie: bevat onjuiste inschatting van de effecten van plaatsing van locatiaalternatief BKM-Oost. In de derde regel, de zin 'Bij de aanleg van het industrieterrein BKMZ-2 zijn eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden al onderzocht en waar nodig al zijn veiliggesteld.' berust bovendien niet op navraag bij de gemeentelijk archeoloog van Alkmaar of een juiste lezing van het bestemmingsplan maar is een onterechte aanname. In deze alinea moet genoteerd worden dat BKM-Oost archeologisch ongunstig is vanwege de ligging op de terrein met hoge archeologische verwachting.
•
p.228 onder de kop Discussie in deze zelfde paragraaf: de eerste alinea berust op dezelfde misvatting.
Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein Het Mob-terrein is door TAQA gekwalificeerd als van groot cultuurhistorische waarde. Deze kwalificatie wordt als te zwaar aangemerkt (zie eveneens 7.1. onder "Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden") Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit Voor de waardering van de cultuurhistorische waarden wordt eveneens verwezen naar de zienswijzen onder beeldkwaliteit.
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen In het rapport Bergermeer Gas Storage Beeldkwaliteit 2008 van bureau HzA worden de verschillende locatiealternatieven met elkaar vergeleken met betrekking tot landschappelijke effecten. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende locatiealternatieven voor een puttenlocatie tegen elkaar afgewogen. In de tabel op pagina 54 vindt een waardering plaats. Bij de vergelijking van de locatiealternatieven wordt
Zienswijzen en advies mitieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
17
vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op dezelfde locatie. Hierdoor ontstaan een vrij negatief beeld voor wat betreft de geschiktheid van het Mob-terrein. Wanneer een puttenlocatie op het Mob-terrein wordt beoordeeld met de gasbehandeling elders, ontstaat een geheel ander beeld en komt het Mob-terrein vanuit landschappelijk oogpunt juist als meest geschikt uit de waardering. In het MER wordt dit sterk onderbelicht omdat wordt vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein. Tevens blijkt bij een juiste waardering dat de locaties Loterijlanden en Bergerweg Noord vrijwel gelijkwaardig zijn aan elkaar. Het Mob-terrein voor putten en gasbehandeling- en compressie-instaliatie is vanuit beeldkwaliteitllandschap en cultuurhistorie te negatief weergegeven. Aansluiting op aanwezige kavelpatronen In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat op de locaties Bergerweg Noord en Mob-terrein minder goed kan worden aangesloten op aanwezige kavelpatronen dan op de voorkeurslocatie. Dit is onjuist. Zoals het schetsje op pagina 51 laat zien kan er juist wei goed worden aangesloten op het aanwezige kavelpatroon op de locatie Bergerweg Noord. Ook voor het Mob-terrein is dit geen enkel probleem. De drie locaties zijn met betrekking tot het punt aansluiting op aanwezige kavelpatronen daarom gelijkwaardig. Aansluiten op bebouwingspatronen In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op bebouwingspatronen' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen v~~r het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat (hierbij is discussie over wat wei en niet onder autonome ontwikkeling kan worden verstaan). De waardering zal in dat geval niet positiefworden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op instal/aties/massa's In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op installaties/massa's ' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet zeer positief worden (++) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven.
Op het Mob-terrein is reeds bebouwing aanwezig in de vorm van loodsen en bunkers. Er wordt hier dus wei degelijk aangesloten op aanwezige massa's, zodat de waardering met een + in de tabel aangeduid dient te worden. Ruimtelijk kwaliteitsbeeld Over de toekomstige inrichting van het Mob-terrein bestaan nog geen vastgestelde plannen. De toekomstige inrichting van het Mob-terrein is onderdeel van studie. De zeer negatieve waardering van de locatie op het Mob-terrein bij het onderdeel 'passend in ruimtelijke kwaliteit' is daarom onjuist. De locatie is voor wat betreft dit onderdeel gelijkwaardig aan de andere locaties. Aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven.
Een puttenlocatie op het Mob-terrein sluit goed aan op de huidige ruimtelijke samenhang in het gebied aangezien de locatie geheel aan het oog onttrokken zal zijn bij situering op het Mob-terrein. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
18
.......
Geen verstoring van de open ruimte Bij situering van een puttenlocatie op het Mob-terrein zal de locatie geheel aan het oog onttrokken zijn, zodat er in het geheel geen verstoring van de open ruimte plaatsvindt. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan onder Mob-terrein voor dit onderdeel. Mogelijkheden voor mitigerende maatregelen De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn volstrekt gelijkwaardig voor wat betreft het nemen van mitigerende maatregelen op landschappelijk niveau. In de tabel op pagina 54 dienen beide locaties een gelijkwaardige waardering te krijgen. Kansen v~~r structuurversterking landschap In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'structuurversterking landschap' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die v~~r de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden aansluit op aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit is onjuist. Een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden sluit op geen enkele wijze aan op aanwezige cultuurhistorische waarden. In tegendeel zelfs, er treedt namelijk versnippering op van de cultuurhistorische eenheid die de Loterijlanden vormen. De cultuurhistorische betekenis van het Mob-terrein is lager dan in het Beeldkwaliteitplan is aangegeven. De huidige bebouwing is pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen.
Versterken bestaande cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'versterken bestaande waarden' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering van de locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord is gelijkwaardig. Op geen van de twee locaties versterkt een puttenlocatie bestaande cultuurhistorische waarden. Afweging In de samenvatting van de afweging op pagina 55 wordt geconcludeerd dat op ruimtelijk/landschappelijk en cultuurhistorisch gebied het de voorkeur heeft om de puttenlocatie op de voorkeurslocatie BGM te vestigen. Dit is onjuist. Bij een juiste waardering, zoals hierboven weergegeven is het Mob-terrein de meest geschikte locatie. De puttenlocatie kan hier geheel uit het zicht worden gerealiseerd. Zienswijze 7.2. 8eoordeling Mob-terrein Het Mob-terrein is aileen beoordeeld als gecombineerde locatie v~~r putten en gasbehandeling encompressie. Voor een goed inzicht in de alternatieven dient deze locatie bekeken te worden vanuit aile 3 de mogelijkheden: dus als a. locatie v~~r de putten, b. als locatie voor de gasbehandeling en c. als locatie voor putten en gasbehandeling. Aile drie de mogelijkheden kunnen goed uit de bus komen wat betreft beeldkwaliteit en landschappelijke waarden. a. Ais puttenlocatie: Zeker als het betekent dat de huidige puttenlocatie bij de Loterijlanden (over 10 jaar) teruggegeven kan worden aan het open weidelandschap. b. Ais gasbehandelingslocatie: Maar ook het niet vestigen van de gasbehandeling op de Boekelermeer is voor de Boekelermeer qua beeldkwaliteit een grote plus. c. Ais gecombineerde locatie: Zelfs een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling/compressie op het Mob-terrein dient voor wat betreft beeldkwaliteit,
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schenner
19
landschap en cultuurhistorie minder negatief te worden beoordeeld dan nu het geval is in de MER. Zienswijze 7.3. 8eoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressie-installatie Voor aile locaties waar een gasbehandelings- en compressie-installatie wordt gevestigd geldt, dat het altijd een negatieve invloed zal hebben op de dynamiek van het landschap en het gebied.
Voor de locatie BKM voorkeur en BKM west geldt in beide gevallen dat niet kan worden voldaan aan het geldende beeldkwaliteitplan. De ruimtelijke eisen die gesteld worden aan de bebouwingspercentage en bebouwingsvorm kunnen niet gerealiseerd worden. Dit zijn belangrijke eisen voor het onderdeel "romp" in het Beeldkwaliteitsplan Boekelermeer Zuid 2. De onderdelen "bebouwingspercentage"en "bebouwingsvorm" zijn ten onrechte niet opgenomen in deze twee beschrijvingen onder ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Verder willen we hierbij opmerken dat de invloed van BKM voorkeur groter is op de beelkwaliteit van het bedrijventerrein, gezien de ligging ten opzichte van BKM west. In het MER wordt op een zeer positieve wijze gesuggereerd dat de bebouwingsvorm een interessante en gevarieerde invulling van de locatie van de gasbehandelingsinstallatie oplevert. Het hekwerk rondom dergelijke bebouwingsvormen hebben echter een afstotende werking en tasten de gewenste uitstraling van de Boekelermeer aan. Bij BKM voorkeur wordt gesuggereerd dat deze locatie wellicht kan aansluiten bij de noordelijker gelegen ecologische zone. Er is in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan voor de Boekelermeer echter bewust voor een opdeling gekozen waarbij karakteristieken herkenbaar zijn. Het mengen van karakteristieken leidt tot onduidelijkheid en onleesbaarheid van het bedrijventerrein en moet daarom negatief beoordeeld worden. Bij de beoordeling voor "passend in ruimtelijk kwaliteitsbeleid" dienen BKM voorkeur en BKM west dus beide minpunten te krijgen. BKM voorkeur, BKM west en Mob-terrein (zie par. 7.2) dienen objectief te worden meegenomen als alternatieve locaties bij de beoordeling omtrent beeldkwaliteit. Op bladzijde 63 staan overigens twee beelden teveel. Deze horen bij de volgende paragraaf. De beoordeling van de beeldkwaliteit voor de gasbehandelingsinstallatie dient aangepast te worden op bovenstaande punten. Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is de tekst in par. 6.1.1.3 over ruimtelijke en landschappelijke effecten evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op de locatie van het Mob-terrein de minste negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer Bovenstaande opmerkingen een aanpassingen van de scores dienen uiteraard ook overgenomen te worden in het hoofdrapport (omschrijvingen en scoretabellen) en in de samenvatting.
Zienswijze 8. Natuurwaarden Zienswijze 8.1. Natuur De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel natuur onjuist:
Niet meegenomen in de weging is het verdwijnen van de gruttopopulatie uit de Loterijlanden bij jaarrond boren. Jaarrond boren heeft de voorkeur van TAQA maar is desondanks niet meegenomen in het voorkeursalternatief. Het effect op de grutto's, te weten permanente verstoring en het verdwijnen van de broedvogelpopulatie uit de Loterijlanden wordt daarmee niet meegenomen in de weging. Pas in paragraaf 10.2 wordt aangegeven dat het de voorkeur van TAQA is om jaarrond te
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
20
r,i (;)
(0 ~Q
..
'\,
C1
N
gaan boren. Door het omzeilen van weging van het effect op de weidevogels wordt de voorkeurslocatie voor wat betreft het aspect natuur te positief gewaardeerd.
"' ......
r~ ~"
Bij situering van een puttenlocatie op de locatie Bergerweg of op de locatie van het Mob-terrein vindt bij jaarrond boren in veel mindere mate verstoring van weidevogels plaats. Op het Mob-terrein zijn de natuurwaarden zeer gering in vergelijking met de locatie BGM voorkeur. Verstoring van natuurwaarden treedt op deze locatie nauwelijks op. Het is daarom onjuist om deze locatie zeer negatief te waarderen met betrekking tot het onderdeel natuur. Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie De aanleg van extra boorputten op de locatie BGM Voorkeur is te beschouwen als een permanente ruimtelijke ingreep met, bij jaarrond boren, blijvende effecten op aanwezige natuurwaarden. Afstemming met de provincie Noord-Holland heeft duidelijk gemaakt dat in dit geval compensatie verplicht is. Dit is in tegenstelling met wat in paragraaf 10.3 wordt weergegeven. Hier wordt weergegeven dat er geen compensatieplicht van toepassing is. Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden Aigemene opmerking is dat de effecten op natuurwaarden zijn beschreven ten opzichte van de huidige situatie in plaats van de referentiesituatie. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in paragraaf 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht. In het MER worden slechts effecten beschreven op beschermde soorten. Effecten op niet beschermde planten- en diersoorten (waarvan er in het plangebied veel meer voorkomen dan beschermde soorten) komen niet aan de orde. •
Par. 2.1: In paragraaf 2.1 worden de voornaamste activiteiten genoemd die een verstorende werking hebben op natuurwaarden. Hier wordt niet genoemd de aanwezigheid van boortorens.
•
Par. 2.3: Een natuurwaarde die niet wordt genoemd is het feit dat de Loterijlanden als eenheid betekenis hebben v~~r flora en fauna, waaronder weidevogels. De aanwezigheid van een boorlocatie werkt versnipperend.
•
Op pagina 10, onder 0 wordt opgemerkt dat het niet bekend is of er beschermde groene kikkersoorten aanwezig zijn. Aile groene kikkersoorten genieten echter bescherming onder de Flora- en faunawet.
•
Pag. 11, onder mitigatie en compensatie. De oude BGM-puttenlocatie inrichten als leefgebied voor weidevogels, zoals hier wordt beschreven, is niet te zien als compenserende maatregel, aangezien het terugbrengen van de puttenlocatie naar de oorspronkelijke situatie te beschouwen is als autonome ontwikkeling. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt immers aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, Effectenmatrix. De effecten v~~r de BGM-voorkeur (boren buiten broedseizoen) zijn te positief gewaardeerd. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in par. 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, par. 2.5. In de laatste zin van de eerste alinea van 2.5 wordt aangegeven dat de operationele situatie van vergelijkbare of geringere invloed is op de natuurwaarden dan de huidige situatie op de bestaande BGM puttenlocatie. Conform de richtlijnen van het MER dient echter als referentie te worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
21
•
In par. 2.5 ontbreekt een effectenmatrix. Dient deze te zijn weergegeven op de blanco bladzijde 16?
Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie. In het MER wordt op verschillende plekken opgemerkt dat er 'iets' aan een mogelijke vervuiling van de locatie BGM Voorkeur gedaan zou moeten worden. Op pagina 54 wordt de bestaande vervuiling beschreven alsof bodem en grondwatersanering plaats gaat vinden. Op pagina 144, paragraaf 6.1.1. spreekt men van saneren van een locatie. In paragraaf 6.1.1.1 wordt gesproken over indien er verontreiniging wordt aangetroffen. Onduidelijk is wat wordt voorgesteld. Beoordeling is dus niet mogelijk. Hierop moet het MER nog worden aangevuld. Op dit moment wordt op de voorkeurslocatie van het MER een 'in situ' grondwatersanering uitgevoerd conform de door de provincie afgegeven bodemsaneringsbeschikking. Gebleken is dat voor de uitvoering van de in het MER beschreven boor- en andere werkzaamheden, in relatie tot de Wet bodembescherming, een aantal zaken aan de orde is. Allereerst moeten de voorgenomen activiteiten bij de provincie worden gemeld. Zij zal dan beoordelen of de voorgenomen werkzaamheden uitvoerbaar zijn, met behoud van de eerder vastgestelde saneringsdoelstelling. Zonodig kan TAQA een wijzigingsbeschikking Wet bodembescherming aanvragen.
Het is zinvol het door Oranjewoud opgestelde bodemrapport BGM 2008, waarin onder andere wordt voorgesteld de ernstig verontreinigde grond af te voeren en de grondwatersanering na gereedkomen van het boorwerk te continueren, nu reeds voor te leggen aan de provincie. Zodoende kan tijdig een inschatting worden gemaakt van kosten en tijdsplanning, in relatie tot de te voeren procedure in het kader van de Wet bodembescherming en de onderliggende uit te voeren technische maatregelen. Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. Wat betreft pagina 66: 'bij gebruik van oliehoudende spoeling (OBM) dient extra aandacht te worden be steed om verontreinigingen te voorkomen'. Bij aile putten die geboord worden zal OBM gebruikt worden. Hoe worden nieuwe verontreinigingen voorkomen?
Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven. Er is in het MER niet ingegaan op het provinciaal beleid ten aanzien van het bedrijventerrein Boekelermeer. Hoewel dit strikt gezien geen milieu-kwestie is, heeft de ontwikkeling van het bedrijventerrein wei degelijk een milieu-insteek gehad. Provinciaal is een ontwikkelingsbeeld opgesteld van het bedrijventerrein Boekelermeer, waarbij in de Boekelermeer sprake zou moeten zijn van een grote werkgelegenheid om forensenverkeer richting de Randstad te beperken.
Consequenties toepassen Bevi voor bedrijventerrein Boekelermeer Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het hanteren van een ruimtelijke scheiding tussen risicobronnen en te beschermen vormen van ruimtegebruik een basisregel. Het invloedsgebied van de berekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van de externe veiligheid van T AQA laten een grote impact zien op de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein Boekelermeer. Ais TAQA zich op deze locatie (voorkeurslocatie Boekelermeer) vestigt bedraagt het invloedsgebied externe veiligheid van de installaties van T AQA bruto 80 ha. Dit betekent dat: netto 30 ha niet meer of nog slechts beperkt uitgeefbaar is en dat binnen het invloedsgebied ruim netto 7 ha gronden die reeds zijn uitgegeven. Voor deze gronden geldt waarschijnlijk een saneringsplicht. In ogenschouw moet worden genom en dat de Boekelermeer een regionaal bedrijventerrein is met een bruto oppervlak van 205 ha en dat voorziet in de ontwikkeling van bedrijven uit de regio. Belangrijkste uitgangspunten voor de ontwikkeling van dit regionale bedrijventerrein zijn: grootschaligheid; hoge werkgelegenheidsdoelstelling (40 werknemers per hectare);
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
22
intensief ruimtegebruik; duurzaamheid. Er is in dit gedeelte van Noord-Holland geen ander bedrijventerrein beschikbaar waarop dergelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Tevens moet een onderscheid worden gemaakt tussen een bedrijventerrein en een industrieterrein, op welk laatste terrein TAQA eigenlijk thuis hoort. De realisatie van de installaties van TAQA op het bedrijventerrein doet geweld aan bovengenoemde uitgangspunten en leidt derhalve tot milieuschade (naast grote financiele en economische schade). En dat niet aileen v~~r de gemeente Alkmaar maar voor de gehele regio. De beperking van het regionale bedrijventerrein is niet in overeenstemming met eerder door het Rijk en de provincie vastgestelde gewenste intensieve gebruik en werkgelegenheidsdoelstelling ervan.
Aantasting werkgelegenheidsdoe/stelling De doelstelling van Alkmaar is zoveel mogelijk werkgelegenheid realiseren in Alkmaar en uiteraard ook op Boekelermeer, passend binnen de beleidsdoelstellingen van de Provincie en gemaakte afspraken met de regio. Voor de Boekelermeer is een streefcijfer van 40 werknemers per netto hectare in het bestemmingsplan genoemd. De vestiging van TAQA op zichzelf past niet in die doelstelling. Dat de vestiging van TAQA weliswaar een bijdrage levert aan innovatiebevordering en mogelijk anderszins 6 laat dat onverlet. Daarnaast zorgt de risicocontour 10- die TAQA met zich meebrengt ten aanzien van het groepsrisico ervoor dat de bijdrage van een groot deel van het bedrijventerrein Boekelermeer aan de werkgelegenheidsdoelstelling klein wordt.
Compensatie bedrijfsgrond: uitbreiding Boekelermeer Het verlies aan intensief uitgeefbaar bedrijventerrein betekent compensatie ervan elders in Alkmaar of de regio. Dit zal onvermijdelijk tot meer infrastructuur en meer verkeersbewegingen leiden en niet positief uitpakken v~~r het milieu. Het milieueffect hiervan is niet beschreven en niet beoordeeld als effect. Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo Op pagina 176-178 zijn de effecten van de werkzaamheden op de natuur in kwetsbare gebieden van Heiloo niet voldoende beschouwd, zo wordt wei ingegaan op de tijdelijke gevolgen. De permanente gevolgen zijn echter niet beschreven. Gewezen wordt op het landgoed Nijenburg en het Heilooerbos waar aile leidingen met gestuurde boringen worden aangelegd. Deze leidingen worden niet ge'isoleerd en de effecten daarvan zijn niet beschreven. Ook zijn de effecten op de bestaande bebouwing onvoldoende beschreven. Zo wordt de Kennemerstraatweg gepasseerd met een gestuurde boring nabij de aan deze weg gesitueerde woningen. De mogelijke effecten daarvan zijn niet onderzocht en beschreven. Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart In onderhavig geval is de inrichting milieuvergunningplichtig. De milieuaanvraag moet worden getoetst aan de vigerende wet- en regelgeving. Op dit moment is het Bevi nog niet van toepassing verklaard voor onderhavige mijnbouwinstallaties. Dit betekent dat er nog niet offici eel aan het Bevi kan worden getoetst. 6
TAQA geeft aan dat binnen de risicocontour (aangenomen wordt de zogenoemde 10- PR-contour) geprojecteerde kantoorgebouwen van derden vallen. Ais dit een kantoorgebouw is met een bruto 2 vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object, dan is er sprake van een kwetsbaar object. Dit zou kunnen betekenen dat de TAQA-installatie op grond van de huidige wet- en regelgeving kan worden vergund. Echter, als de installatie, bij wijziging van het Bevi, onder het Bevi komt te vallen, ontstaat er direct een saneringssituatie.
Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven TAQA geeft aan dat dit soort bedrijven restricties oplegt aan naburige bedrijven maar dat er wei zeker 6 andere bedrijven binnen de 10- PR contour mogen worden gevestigd. Milieuhygienisch gezien is deze opsteiling juist, er zijn echter kanttekeningen bij te plaatsen.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
23
\
Voor de situatie dat er een Bevi-bedrijf aanwezig is, gelden de volgende regels/richtlijnen: Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen 10-6 contour; Beperkt kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan, tenzij er v~~r de vestiging ter plaatse dwingende redenen zijn; Voor het groepsrisico geldt formeel geen grenswaarde, aileen een onderzoeks- en verantwoordingsplicht in de toelichting van het voor het gebied op te stellen bestemmingsplan Om het groepsrisico te reguleren dient dan ook het aantal personen in het invloedsgebied in de voorschriften te worden gereguleerd (bijvoorbeeld maximale bebouwingsoppervlakten, bouwhoogte enz). Binnen de 10-6 PR contour mogen inderdaad andere bedrijven worden gevestigd, maar met name bedrijven met hoge personendichtheden, zoals kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van 2 meer dan 1500 m per object, zijn hier uitgezonderd, maar ook bedrijven met veel werkgelegenheid (of potentiEHe groei tot veel werkgelegenheid) kunnen zich hier niet vestigen. Daarnaast is het eigen terrein van T AQA vrij omvangrijk en kent het bedrijf zelf een zeer lage personendichtheid. De vestiging van de TAQA-installaties betekent dat voor een groot deel van het bedrijventerrein de gewenste personendichtheid onmogelijk gehaald kan worden.
Zienswijze 11. Externe veiligheid Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode Zoals reeds eerder in zienswijze 3.3 is opgemerkt, heeft initiatiefnemer in dit kader een conservatieve methodiek toegepast en zijn de resultaten daardoor (aanzienlijk) overschat. Volgens de toegepaste rekenmethode ligt de PR-contour op circa 370 meter van de inrichtingsgrens. Deze afstand wijkt sterk af van de afstand, die tijdens een gehouden overleg is geopperd als zijnde de benodigde ruimte bij toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT). Ons inziens kan de werkelijke contour pas worden berekend nadat de definitieve plaats van de onderhavige installaties bekend is, dus de situatie zoals die in de vergunningaanvraag Wet milieubeheer en Woningwet zal worden opgegeven.
In het kader van het zogenoemde groepsrisico (GR) gaat men in de berekening uit van een (relatief) lage personendichtheid. Indirect wordt hierdoor een inbreuk gedaan op de toelatingsmogelijkheden van andere functies op het onderhavige bedrijventerrein en wordt de gronduitgifte onnodig beperkt. Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER In het MER is met BBT voor de gasbehandelingsinstallatie een veiligheidscontour van 370 m berekend. In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 wordt melding gemaakt van mogelijke verbetering van de installatie waardoor de contour teruggebracht kan worden tot 270 m. Dit doet bij ons de vraag rijzen of de best beschikbare techniek wei wordt beschreven in het MER.
Zienswijze 12. Geomechanische aspecten Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld In het uitgevoerde onderzoek is aileen gekeken naar de effecten van in gebruik name van de putten. Er is niet gekeken naar de lange termijneffecten. In het uitgevoerde onderzoek wordt aangegeven dat hier nader onderzoek naar zou moeten worden verricht dit is niet gedaan in het kader van het MER. In paragraaf 8.3 p. 220 worden de conclusies samengevat. De algemene tendens van deze conclusies is dat het allemaal wei meevalt. Terwijl een groot deel van de effecten niet bekend is; effect van productie op het veld. Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 naar aanleiding van het niet aanvaarden van het MER door Bergen wordt gezegd dat de lange termijn effecten op de stabiliteit van het gasveld niet kunnen worden onderzocht, omdat daarvoor de activiteit van het veld na ingebruikname moet worden
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
24
onderzocht. Deze gegevens zijn nu niet bekend. Dit antwoord maakt duidelijk waarom niet aan deze richtlijn is voldaan . .
"
Echter, vervolgens komt dan een uitleg van TAQA waarom zij het verdere onderzoek van TNO niet willen laten uitvoeren. TNO zegt dat op basis van de breukvlakken nooit een zwaardere beving zal plaatsvinden dan 3.9 op de schaal van Richter. Een volgens de overheid aanvaardbaar risico (hierbij is niet beschreven welke overheid dit aanvaard heeft en op basis van welke criteria dit is). De Bevingen in 1994 en 2001 hadden een kracht rond 3.5 op de schaal van Richter. Bij besprekingen wordt dit vergeleken met een grote vrachtwagen die langsrijdt. Dit is echter niet de beleving van de mensen die de beving hebben gevoeld. Onbekend is wat het effect van stress is op de stabiliteit van het veld. Dan kan de beving wei niet groter zijn dan 3.9, maar wat als het in zomer vullen en in de winter produceren een jaarlijkse beving kan opleveren? Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden In de toelichting wordt verwezen naar andere velden waar reeds sprake is van gasopslag en dat daar geen bevingen worden waargenomen. Dit betreft echter velden waar geen sprake is van een breukvlak. Bovendien zijn deze velden andere in omvang en is derhalve en vergelijking niet op zijn plaats. Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal De rapport met betrekking tot geomechanische effect en is in het Engels geschreven. Dit is in strijd met artikel 7: 10 lid 2 van de Wet milieubeheer. Er is geen toestemming verleend het rapport in het Engels op te stellen, noch is de legitimatie van de Engelse taal in de Richtlijnen gegeven.
Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer De negatieve invloeden van het project op werkgelegenheid en het milieu in relatie tot het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 heeft bij de afweging geen rol gespeeld. De vergelijkingen van de voornemens en de alternatieven is daarmee onvolledig. Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel ruimtelijke omgeving en landschap onjuist: Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is weging in de tabel van 9.5.2 met betrekking tot ruimtelijke omgeving en landschap evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op het Mob-terrein de minst negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 13.3. Referentiesituatie Door TAQA is aangevoerd dat wei wordt voldaan aan de richtlijnen doordat rekening is gehouden met de autonome ontwikkelingen (zijnde dat het veld ook bij beeindiging van de activiteiten op het Bergermeer veld nog ten minste tien jaar in gebruik zou zijn). TAQA stelt dat het uiteraard wei zo is dat ook het tijdstip van het terugbrengen in de oorspronkelijke staat invloed heeft op de vergelijking van het voornemen en de alternatieven Mob-terrein en Bergerweg Noord. Ook stellen zij dat de verschillen echter niet erg groot zijn omdat de alternatieve locaties Mob-terrein en Bergerweg Noord sowieso op een aantal punten slechter scoren, ongeacht of en wanneer de Bergermeer locatie wordt verlaten. De gemeenten verschillen hierbij nog steeds va,n inzicht met TAQA. Autonome ontwikkelingen zijn naast 'natuurlijke' ontwikkelingen ook ontwikkelingen op grond van vigerend overheidsbeleid. De BGS zal 40-50 jaar in bedrijf zijn. De ervaring is dat het wellicht nog langer duurt. Nu reeds wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor het opslaan van CO 2 . Dit kan ook worden geschaard onder autonome ontwikkelingen. Dit zou kunnen betekenen dat bij ontmanteling van de opslag van methaangas een andere toepassing van het veld zou kunnen plaatsvinden. Waarbij in gebruik name voor de winning van gas, nog gesproken werd over teruggave aan de natuur na einde productie, wordt
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
25
daar in dit traject niet over gesproken. Een autonome ontwikkeling zou kunnen zijn dat het veld ook na de opslag van gas, gebruikt zou kunnen gaan worden voor andere doeleinden. Nog steeds is de verkeerde referentie gebruikt bij de beoordeling van de verschillende aspecten. Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria In de beoordeling is ook planologie en bestuur en technische en economische aspecten {kosten} meegenomen. Dit zijn echter geen milieuaspecten en dienen niet bij de beoordeling te worden meegewogen. TAQA licht hierop toe dat op verscheidene plaatsen in het MER is vermeld dat alternatieven en maatregelen realistisch moeten zijn. Tevens zeggen zij dat deze aspecten niet zo zwaar meetellen als de overige aspecten. Het vervelende is echter dat de milieu-aspecten zijn uitgewerkt in het hoofdrapport en de achtergronddocumenten, waar dit niet geldt voor planologie en economische haalbaarheid. Alternatieven worden slechter beoordeelt, omdat ze duurder zijn, de vergunningverleningsprocedure langer zal duren of er treed om andere redenen een vertraging op. De reden waarom bepaalde onderdelen beter of slechter scoren is derhalve niet te achterhalen. Waarom deze aspecten in een milieu-effecten vergelijking meenemen? Ais ze uiteindelijk doorslaggevend zullen zijn bij de bestuurlijke keuzen en bedrijfs-economische keuzen die gemaakt moeten worden met 'neutrale' milieu-informatie als een van de beslissingscriteria. Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten Het opnemen van niet-milieugerelateerde vergelijkingscriteria heeft tot gevolg dat de beoordeling van de installaties in de verschillende scorekaarten {tabellen 9.5-1, -2 en -3} een vertekend beeld geeft. Ten eerste wordt verwezen naar hetgeen hierboven onder zienswijze 13.5. {planologie en bestuur} is overwogen. Daarnaast is heeft de het vergelijkingscriteria technische en economische haalbaarheid en milieuzorg zowel beleidsmatige- als milieuaspecten in zich. Doordat onderwerpen in de scoretabellen zijn opgenomen als een vergelijkingscriteria kan geen onderscheid worden gemaakt. Hieronder valt bijvoorbeeld de zeer relevante afweging met bestrekking tot de referentiesituatie. Ook spelen kosten een rol bij de afweging. Het op deze wijze afwegen van deze aspecten geeft een vertekend beeld in aile scorekaarten. Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen De vergelijkingscriteria worden gebruikt v~~r de vergelijking van het voornemen en de alternatieven. Verschillende onderwerpen zijn echter niet of onjuist gewogen. Deze verkeerde of onjuiste weging wordt beschreven in de zienswijzen per onderwerp. Wij willen daarom verwijzen naar de zienswijze met betrekking tot natuur, geluid, archeologie en beeldkwaliteit, waarbij per onderwerp steeds is ingegaan op de weging. De verschillende wegingen zijn derhalve niet juist opgenomen in de scorekaarten. Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen Ondanks de richtlijnen zijn de alternatieven van het leidingentrace op basis van milieuoverwegingen, niet plaatsgehad {zie zienswijze 4.8}. Ten onrechte is in het MER dan ook geen vergelijking van het voornemen en de alternatieven van dit onderwerp opgenomen.
Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer In paragraaf 10.1 wordt het meest milieu vriendelijke alternatief {MMA} beschreven. Hier wordt aangegeven dat de locatie BGM Voorkeur het MMA is voor wat betreft de puttenlocatie. Dit is onjuist. Bij een juiste effectbeschrijving en weging van de effecten en bij het loslaten van de combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein is situering van de puttenlocatie op het Mobterrein te beschouwen als MMA. Zienswijze 14.2. Jaarrond boren TAQA heeft in het uitvoeringsalternatief gekozen voor jaarrond boren. Deze keuze heeft grote gevolgen v~~r natuur {het verdwijnen van de grutto} en de omwonenden {permanente grote verstoring door geluidsoverlast}. TAQA streeft er naar jaarrond te boren in verband met de grote besparingen in geld en tijd die dit met zich meebrengt. Ook leidt jaarrond boren volgens TAQA tot een aanzienlijke kortere totale boortijd, minder hinder en een verlaging van een aantal milieuaspecten als geluid, licht en verkeer. Het niet jaarrond boren zou volgens ons geen effecten moeten hebben op de totale
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
26
boortijd, het geluid en het licht, want het aantal putten blijft gelijk. Er zal iets meer hinder zijn door het opbouwen en afbreken van de boorinstallaties en de hierbij behorende vrachtwagenbewegingen. Het extra aantal bewegingen staat echter niet in verhouding tot de normale drukte op de Bergerweg. Hier staat tevens tegenover dat het een deel van het jaar helemaal rustig zal zijn indien gekozen wordt v~~r niet jaarrond boren. Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA Samenstelling MMA en uitvoeringsalternatief kan niet op basis van onderhavig Mer. De best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu zijn in het rapport niet, niet objectief en bevooroordeeld opgeschreven en gewogen.
Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi De leemte met betrekking tot het niet van toepassing zijn van het Bevi, is ten onrechte niet opgenomen. Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten In het achtergrondrapport doet TNO een aanbeveling voor nader onderzoek bij ingebruikname. Dit is niet opgenomen in het hoofdrapport. Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan Op het moment van het uitkomen van het MER was het nog niet duidelijk of een Streekplanaanpassing moet plaatsvinden. Het MER gaat hier niet op in.
Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 De externe veiligheidscontour 10-6 beslaat een gebied van bruto 72 ha (excl. Taqa) waarvan 64 ha op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 (grootte bruto 205 ha). Oat is 31 % van het oppervlak van dit bedrijventerrein. Deze contour bepaalt het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein conform de ambities van het vigerend bestemmingsplan en regionale afspraken en zal voor de regio gecompenseerd moeten worden. Voor bedrijven die nu niet meer op Boekelermeer Zuid 2 terecht kunnen, zal een alternatieve locatie van vergelijkbare grootte gezocht moeten worden. Mede in het licht van de eis van de provincie dat aile bedrijfsgrond, die anders wordt gebruikt dan bedoeld in de bestemmingsplannen, gecompenseerd moet worden. Oat betekent dat ergens binnen de regio bedrijfsgrond v~~r hetzelfde type bedrijvigheid als nu mogelijk is op Boekelermeer Zuid 2 gevonden moet worden. Het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is bedoeld voor: opvang van groeiende regionale bedrijven zodat deze v~~r de regio behouden blijven; opvang van hinderlijke regionale bedrijven op locaties waar deze bedrijven andere ontwikkelingen verhinderen aantrekken van bedrijven uit het zuiden (zuidkant van de HAL-regio aan de A9) waardoor werkgelegenheid wordt aangetrokken en woon-werkbalans verbetert terwijl er geen onnodige milieubelasting en belasting van de infrastructuur de regio ontstaat spreiding van werkgelegenheid over de regio (naast Breekland en de Vork in het noorden). Compensatie zal dan ook aan de zuidkant van de HAL-regio gevonden moeten worden. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is een regionaal bedrijventerrein en is grootschalig van aard. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 3 is primair bestemd voor bedrijven uit Heiloo, Castricum, Limmen, Uitgeest en is klein en met relatief kleinschalige inrichting. Deze diversiteit is nodig voor de economie van de regio. Boekelermeer Zuid 3 kan daarom geen compensatie bieden v~~r het verlies aan werkgelegenheid op Boekelermeer Zuid 2 uitgaande van de nu aangegeven veiligheidscontour bij vestiging van de gasbehandelings- en compressie-installaties van TAQA.
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schenner
27
v.
Conclusie
In zeer korte tijd heeft TAQA een groot aantal onderzoeken laten verrichten, waarvan de meeste onderzoeken terdege verricht zijn. Op enkele onderdelen lijkt de vertaling van de achtergronddocumenten in het hoofdrapport echter tekort te schieten. Vaak moeten de achtergronddocumenten integraal worden beoordeeld om te komen tot de daadwerkelijke effecten van een ingreep. Her en der worden effecten in het hoofdrapport genuanceerd of zelfs gebagatelliseerd (zo erg is het allemaal niet). Door T AQA wordt steeds gezegd dat het MER de samenvatting, het hoofdrapport en de achtergronddocumenten betreft, maar waarom een hoofdrapport schrijven als men voor een aantal conclusies toch echt de achtergronddocumenten moet raadplegen. Ons inziens kan het hoofdrapport aangescherpt en verbeterd worden. Met name op de afwegingen van de verschillende locaties die in het rapport gebeuren kan op verschillende wijzen afgedongen worden, zoals uit de naar voren gebrachte zienswijzen blijkt. Echter ook achtergronddocumenten dienen te worden aangepast. Ons verontrust ten zeerste welke gevolgen de ingebruikname van de nagenoeg lege velden zullen hebben, zo wordt de geluidoverlast voor de omgeving die zal optreden bij het boren van de putten genoemd. Nu al wordt door TAQA aangegeven dat naar aile waarschijnlijkheid niet aan de normeringen zal kunnen worden voldaan. Bovendien weet men nog niet welke apparatuur voor de boringen beschikbaar zal zijn. Tevens is een groot punt het effect van productie, dus inpompen en produceren van aardgas, op de seismische activiteiten van het veld. Ook de effecten op de natuur baren ons grote zorgen. Tenslotte heeft het vestigen van de gasbehandelings- en compressieinstallatie grote gevolge voor het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, maar tevens voor de bedrijven in de nabije omgeving. Voorts dient ook de samenvatting verbeterd te worden tot een document waarop bestuurlijke besluitvorming mogelijk wordt. Oat daarvoor meer pagina's nodig zijn dan de richtlijn aangeeft is geen argument om de samenvatting onder te maat te houden. Er kunnen ook wei wat foto's en redactionele kaders vervallen om ruimte te creeren voor voor besluitvorming relevante informatie. Wij verzoeken T AQA en het onderzoeksbureau DHV aile rapporten, bijlagen en het MER nogmaals nauwkeurig te bestuderen in relatie met genoemde zienswijzen en adviezen om zo te komen tot een deugdelijk en inhoudelijk onberispelijk milieu-effectrapport, waarin conclusies worden gedragen door de inhoud ervan en waarin aandacht is besteed aan aile relevante milieuaspecten.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
28
!I\,;
a
t) ~o
....... (;;I ~.,,;
>...
r.,,; V'1
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt, Postbus 20101 2500 Ee DEN HAAG
Betreft: Inspraak MER en Vergunningaanvragen Project Gasopslag Bergermeer
Bergen nh, 21 februari 2009,
Geachte Naar aanleiding van de Kennisgeving 'Inspraak met het oog op het milieueffectrapport (MER) en de vergunningaanvragen inzake het project GasopsIag Bergermeer' betrekking hebbend op de activiteit waarvan de aard in de kennisgeving als voIgt is omschreven: "- Het geschikt maken van de bestaande puttenlocatie in de Bergermeer en het van daaruit boren van II 14 to 20 injectie- en productieputten naar het aardgasreservoir Bergermeer; II _ Het bouwen van een nieuwe behandelings- en compressie-installatie op het bedrijventerrein II Boekelermeer Zuid 2; " - Het leggen van Ieidingen tussen de puttenlocatie en de behandelings- en compressieinstallatie (ca II 8 km) en tussen behandelings- en compressie-installatie en de westelijke, respectievelijk oostelijke " leiding van het landelijk gastransportnet (ca 5, resp. 3 km) zend ik u hierbij mijn zienswijze met betTekking tot de desbetreffende Milieueffectrapportage (MER) van januari 2009 en de gelijktijdig ingediende vergunningaanvragen. Om de distributie te vergemakkelijken zal ik u het document ook in digitale vorm doen toekomen. Met gevoelens van hoogachting,
*
r.,; C)
C) ~c ',,-
C) it.,;
".
r.,; V1
Aan: Onderwerp: Datum:
de MER Commissie Zienswijze ten aanzien van het MER en de Vergunningaanvraag Inzake het project Gasopslag Bergermeer vanjanuari 2009 21 februari 2009
1. D.nleidiog Met belangstelling, heb ik eind januari 2008 kennis genomen van de inhoud van het 'Advies voor richtlijnen voor het milieuefJectrapport' ten behoeve van het project 'Bergermeer Gas Storage'\ waarin ik de in mijn zienswijze2 voorkomende aandachtspunten heb aangetroffen. Met waardering constateerde ik dat de later (maart 2008) door mij telefonisch bij TaQa BV (hiema te noemen TaQa) en schriftelijk3 bij Staatstoezicht op de Mijnen (Appendix 1) ingebrachte problematiek betreffende de temperatuursinvloed op het aardbevingsrisico, in april 2008 in het reeds lopende TNO onderzoek werd ingepast ~a:. Met teleurstelling heb ik evenwel kennisgenomen van het op 15 januari 2009 gepubliceerde rnilieueffectrapport Bergermeer Gasopslag5 met de onderliggende stukken en de bijlage9 , waarin ik, ondanks de grote hoeveelheid goede informatie, belangrijke onjuistheden, omissies en onvolledig onderzoek heb aangetroffen. De details zal ik hieronder nader toelichten. In dit document zal ik me vooral richten op de analyse van het aardbevingsrisico van het Bergermeerveld, zoals dat in het MERs en het TN 0 rapport4 is beschreven (paragraaf 2) maar ook zullen enkele andere punten aan de orde komen, zoals de problematiek optTedend bij de constructie van de gasopslag (paragraaf 3), waama een samenvatting voigt in termen van conclusie en aanbevelingen. Daarbij hebben de aanbevelingen ook ten doel tot een verbeterd MER te komen, die, n~ mijn opvatting opnieuw iritegraal voor publieke beoordeling in aanmerking zou komen. 2 Het aardbevingsrisico 2.1 De maximale magnitude van eeo aardbeving io het Bergermeer veld Voor de schatting van de maximale magnitude van een gelnduceerde aardbeving in het Bergermeerveld herhaalt TN0 4b min of meer de procedure die reeds in 1977 door Logan6 werd uitgevoerd. Daarbij wordt, op basis van de aardbevingshistorie van het veld, aangenomen dat de centrale, actieve8, breuk het meest risicovol is. De schatting van de magnitude berust in belangrijke mate op aannames met betrekking tot het mO,del en de geometrische p,arameters van de breuk en de materiaaleigenschappen van het reservoirgesteente, hetgeen op zichzelf al een mate van onzekerheid introduceert. Daaraan is tegemoetgekomen door in het model de numerieke waarden van deze parameters te varieren. Men moet echter ook bedenken dat de in de schatting gebruikte formule van Hanks en Kanamori constanten bevat die door' calibratie met gegevens van aardbevingen van hogere magnitude buiten Nederland zijn bepaald6. Ook de met deze calibratie gerntroduceerde onzekerheid dient kwantitatief in de discussie te worden betrokken en in het eindresultaat te worden aangegeven7. Een conservatiev'e schatting van deze onzekerheid is 0.1 magnitudeeenheid, zodat de door TNO aangegeven waarde voor het Bergermeerveld beter kan worden aangegeven als 3.9 ± 0.1 op de schaal van Richter. We zien overigens in de literatuur dat in de loop van de jaren de schattinp van de maximale magnitude voor de aardbevingen in N-Nederland stijgt (i.e. in 1993: 3.3 1 , in 1998: 3.8 11 , op dit moment 3.9). Toepassing van de vuistregel van het KNMIll dat de maximale magnitude ongeveer 0.5 eenheid groter is dan de maximaal waargenomen magnitude leidt in dit geval tot een waarde 4.0 op de schaal van Richter.
1
2.2 De maximale illtellSiteit van een aardbeving in het Be.·germeerveld. 2.2.1Inleiding Door de toenemende ervaring met de winning van aardgas is het duidelijk geworden dat men goed onderscheid moet maken tussen de bij deze activiteiten optredende gernduceerde aardbevingen en de lang bekende natuurlijke (tektonische) aardbevingen (in Nederland het meest bekend van de gebeurtenissen in 1992 bij Roermond). Het onderscheid tussen deze twee typen, hier van belang, is dat bij de zeljde magnitude op de schaal van Richter de schadelijke effecten van de door aardgaswinning gernduceerde bevingen in het aIgemeen aanzienlijk groter zijn dan die van de meestaI veel dieper in de aardkorst gegenereerde natuurlijke (tektonische) aardbevingen. Het is daarom dat het voor de karakterisering van een aardbeving tegenwoordig in Nederland aIgemeen gebruik is, naast de magnitude volgens Richter, de intensiteit volgens de Europese Macroseisrnische Schaal (zie Appendix 111)14 aIs een nog belangrijkere typering toe te voegen. Het belang van deze karal1"erisering kan heel concreet worden geIlIustreerd met een voorbeeld gegeven door Dost en Haak l2a :
'Intensity VI corresponds to induced quakes of roughly magnitude ML = 3.5 at depths of 2 to 3 km, as weB as to tectonic quakes at 15 km depth of roughly magnitude ML = 4.5.' Met andere woorden: het effect van een aardbeving in adrdgasvelden is gelijk aan die van een natuurliJke aardbeving die een volle punt op de schaal van Richter zwaarder is. In de hele MER rapportage; met uitzondering van ·het TNO expertiserapport4 , wordt stelselmatig dit onderscheid niet aileen genegeerd, ook de conclusies worden getrokken aIsof het bij de bevingen in het Bergermeerveld om natuurlijke, tectonische aardbevingen gaat. zo wordt in het onderschrift van Tabel 8.1-2 van het HoofdrapportSa het woord 'tektonische' weggelaten - terwijl de omschrijvingen daarop weI betrekking hebben -, hetgeen bij de conclusie op de volgende pagina, onderste regel, leidt tot de kwaIificatie 'zeer licht' bij een geinduceerde beving van magnitude 3.9 volgens Richter. Dit leidt, naar ik vermoed, in de aan het MER hoofdni.pport toegevoegde Bijlage93 tot de stelling (zonder dat overigens een bron wordt genoemd) dat 'deze verwachte maxima Ie sterkte van 3.9· op de schaal van Richter door de overheid als een acceptabel risico wordt beschouwd, aIsof de overheid geen rekening zou houden met de bij~ehorend intensiteitsklasse van vn (zie 2.2.2). 2.2.2 De berekening van de maxima Ie intensiteit. In het TNO rapport4C wordt voor de berekening van de intensiteit een formule gebruikt uit het werk van Crook, Haak en Dost [il], die met behulp van lineaire regressieanaIyse, uitgevoerd op de in 1997 bekende gelnduceerde aardbevingen in Noord-Nederland, was gevonden. Deze formule is geschikt om, gegeven de magnitude, een schatting van de intensiteit te maken voor een willekeurig gas veld in Noord-Nederland. Echter, wanneer men van te voren weet voor welk gasveld men de schatting wil uitvoeren dan kan men coef-ficienten voor de formule vinden die een meer nauwkeurige schatting voor dat gasveld geven. Deze procedure is Uitgevoerd in Appendix II en men vindt voor het Bergermeer veld een ma'(imale intensiteit (in Arabische cijfers) van 6.9. Men kan twisten over de vraag of 6.9 als intensiteitsklasse VIr of als VII moet worden aangegeven, zoveel is echter duidelijk: dit is een iritensiteit waarvan het VII karakter al duidelijk voelbaar is en in ieder geval zal zo'n aardbeving in een gebied van niet te verwaarlozen grootte de mensen schrik aanjagen en tot aanzienlijke, ook Structurele, schade leiden (zie Appendix mi4.
2
2.3. De positie van het epicentrum : De aardbeving van 9 september 2001 in het Bergermeerveld had een magnitude van ML=3.5 op de schaal van Richter en een maximale intensiteit van vt. De goede omstandigheid deed zich voor dat het epicentrum op een relatief gunstige plek was gelegen zodanig dat de maximale intensiteit buiten de bebouwde kom viel. Toch warer:t~r zo'n .150 schadem~ldingen. Het is recentelijk gebleken (2006)4h' dat de centrale,' actieve, breuk veel langer i's dan uit vroeger seismisch onderzoek bleek en zich tot onder .de dorpskern van Bergen uitstrekt. Ook van de grote breuk die recht onder de RuInekerk van Bergen ~oorloopt, - tot nu toe niet actiefis het geenszins uitgesloten dat: deze als gevolg van de geprojecteerde !lctiviteiten in de toekomst a1snog wordt geactiveerd. Dit alles benadruk-t nog eens dat toekomstige epicentra ook binnen de bebouwde kom van Bergen kunnen optreden: De ernst van zo'n situatie bleek bij de aardbeving in Roswinkel (ML=3.4,' intensiteitsklasse VI) in 1997, waarbij het epicentrum van de beving was gelegen in de dorpskern (zie 2.4.1). Daar leidde de beving tot een groter percentage besch~digde woningen en welis\Vaar schadeuitkeringen enerzijds maar ook gecompliceerde gerechtelijke procedures door '(zich) benadeeld(e) (voelende) bewoners ander~ijds19.
2.4 Wat nog ontbreekt aan het MER In de opdracht van de Richtlijnen MERla werd informatie over de volgende zaken als essen-
tieel voor. de besluityorming gekenmerkt: ' ... aardschokken en bodembewegingen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de (bebouwde) omgeving en de integriteit van het gasveld;' In bovenstaande paragrafen 2.1 - 2.3 is het bel~g van bovenstaande opdracht nog eens is onderstreept. Op basis daarvan zou,In ieder' geval het hiema beschreven onderzoek in het kader van het MER moeten worden uitgevoerd. 2.4.1. Het is inrniddels mogelijk een tamelijk nauwkeurige prognose te maken van het aantal schadegevallen en de grootte van de schade - Ook in termen van kosten - voor debebouwde omgeving die m~n kan verwachten als het gevolg van optredende aardschokken. In een .TNO rapport van 2004 16 werd 'post-mortem' al een dergelijke analyse ui tgevoerd voor een aardbeving in Roswinkel (aantal woningen: 240; aantal inwoners: 530) op' 19-2-1997 (magnitude 3.4, intensiteit VI, ~14 schademeldirigen, vergelijkbaar met de beving in het Bergermeerveld van 9 september 2001). Naar analogie van het Roswinkel onderzoek dient men voor potentiele aardbevingen behalve de intensiteit ook de te voorspellen pga's (peak ground accellerations) en pgv's (peak ground velocities) te beschouwen voor vergelijking met de SBR bouwnormen volgens bestaande methodes 13 , 16 waarbij de totale kans over de geprojecteerde levensduur van het project (40 jaar) wordt gelntegreerd. Overigens constateerde het KNMI al enige malen dat overschrijcling van de bouwnormen bij Roswinket'en de Bergermeer manifest is l3 . . Vanzelfsprekend client ·men een dergelijke prognose met name uit te voeren voor kritische posities van mogelijke epicentra, waarvan de ligging binnen de bebouwde kom niet kan worden uitgesloten (zie 2.3). , , .
3
2.4.2. Met betrekking tot de integriteit van het gasveld is geen informatie in het MER te vinden. Toch is het essentieel te weten (i) hoe de, re.latief'dunne, gasafsluitende lagen boven het gashoudend reservoirgesh:~ente zich gaan gedragen als gevolg van de vulling met kussengas en de gedurende 40 jaar, vermoedelijk twee maal per jaar herhaalde injectie en productie van het werkvolume gas. Onderzocht dient te worden in hoeverre de gas winning vanaf de 70-er jaren; vermoeidheidsverschijnselen als gevolg van de geplande activiteiten met zo'n 80 compressie-expansie 'cycIi; maar ook aardbevingen, die hebben plaatsgevonden en die nog gaan komen,de gasafsluitende eigenschappen van de toplaag hebben aangetast en/of zullen kunnen aantasten. Vermoeidheidsverschijnselen mogelijk optredende bij de in het gebied reeds aanwezige breuken verdienen speciale aandacht. Ook de invJoed op de verankering van de boorputten is een kwestie van beJang. (ii) hoe het reservoirgesteente zelf zich onder de vele expansie - compressie cycIi gedraagt. Aangezien inzicht hierin om vele redenen yah groot belang is dient dit (bijvoorbeeld door laboratorium experimenten onder zo realistisch mogelijke condities) te worden onderzocht en dienen de resultaten in de milieueffectrapportage te worden opgenomen. Het is niet onmogelijk dat op basis van de resultaten in (eventuele) vergunningen duidelijke limieten moeten worden gesteld aan de maximaal toe te passen drukken. Een onderwerp waarbij aardbevingsrisico's in de discussie hadden moeten worden ·betrokkeri. is bij de bespreking van de blow-out risico's bij het construeren van de putten. Nu al berekent men een totale blow-out risico van 2.5 % tijdens constructie5b . .
2.5 In vI oed Gas Storage activiteiten op bet aardbevingsrisico nade.· bekeken Waar in de door het TNO uitgevoerde studie4 de g'erapporteerde formules eenvoudig te controleren zijn en op hun waarde kunnen worden geschat (zie 2.2), moeilijker is het om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de resultaten die met in software verpakte modellen worden bereikt, waarvan de specificatie niet wordt gerapporteerd. Dit is een algemeen probleem: zelfs de gebruiker van de software is ruet altijd in staat alle formules en algoritmes die in de software zijn ingebracht te controleren en desgewenst aan te passen aan qe' specifieke eisen van eeh bepaalde studie. Het is daarom een lacune datniet wordt gerapporteerd hoe het model is gekalibreerd (aannemende dat dit gedaan is) en evenmin hoe het model is gevalideerd (bijvoorbeeld door er de schokken van 1994 en 2001 mee te 'voorspellen').
2.5.1 Het model/eren van de temperatuur invloed Voor zover kan worden nagegaan is een uniform cilindrisch grid model gebruikt om de plaatsafbankelijke temperatuurontwikkeling bij injectie met koud gas te berekenen. Het model heeft echter als beperking dat geen rekening wordt gehouden met minifracturen, zowel de van oorsprong aanwezige, als de fracturen als die ontstaan (zijn) bij de 'constructie van de putten of die. zijn gevormd tijdens de winning en die zullen ontstaan bij het op opnieuw op druk brengen van het reservoir (,gas-driven 'fracing")of door optredende temperatuurshock. Deze minicracks kunnen zich over grote afstanden uitstrekken, mogelijk met een zekere preferentie in de richting van de aanwezige (meso- en macro )breuken. Ook de in het Rotliegendes reservoirgesteente aanwezige kleilaagjes kunnen hier een rol spelen
4
De aanwezigheid van dergelijke !fracturen verstoort totaal .het beeld van de temperatuurontwikkeling in het reservoir bij injectie met kou~ gas, daar deze als preferentiele kanalen voor het transport van het gas zullen optreden. Bij het advies met betTekking tot de afstand die de putten moeten hebben tot de breuken is weliswaar een veiligheidsmarge van 50 m aangehouden, maar deze is bedoeld om te compenseren voor de onzekerheid in de positie van de breuk als gevolg van de beperkte resolutie van de seisrnische bepaling d aarv an. De grootte van de veiligheidsmarge zal in het licht van bovenstaande aanzienIijk moeten worden verhoogd. Hoeveel zal moeten blijken wt berekeningen aan een verbeterd, meer realistisch model Indien injectie van water, met zijn hoge soortelijke warmte, in of onder het reservoir wordt voorzien dan dient onderzoek naarde temperatuUfontwikkeling in het reservoir in het kader van deze MER te worden wtgevoerd.
2.5.2. Het modelleren van de invloed van de druk Hier moeten twee zaken worden onderscheiden: (i) het gedrag van het reservoir als gevolg van drukverandering van het hele reservoir tijdens vullen met kussengas en de injectie en productie van het werkvolume gas zodanig uitgevoerd dat geen locale drukverschillen in het reservoir optreden en . (ii) het gedrag wanneer, eventueel tijdelijk, weI drukverschillen tussen delen van het reservoir optreden. Het eerste punt (i) wordt besproken in 2.5.3., waar de geomechanische modelling exercitie van TNO wordt geanalyseerd. Het tweede punt (ii) is in het TNO rapport4 niet behandeld, hoewel het weI van. belang is bij . het analyseren van het seisrnisch risico. Daarbij moet men onderscheiden: .
2.5.2.1. Drukverschillen tussen de twee blokken van het Bergermeer veld In de door Horizon in 2006 uitgevoerde studie is gebleken dat de twee blokken van het Bergermeerveld aan weerszijden van de centrale breuk geen drukcommunicatie hebben4h , zodat de breuk dus 'gasdicht' is. Het is zeer aannemelijk dat verandering van het drukverschil tussen de twee blokken tot inductie van aardbevingen kan lei den. TaQa geeft in het Hoofdrapport MERsc aan dat 'drukverschillen tussen de twee, door een breuk gescheiden, blokken van het Bergermeerveld beperkt zullen worden gehouden om ontoelaatbare spanningen te voorkomen'. Het lijkt van belang binnen het kader van het MER rapport te onderzoeken welke drukverschiIIen toelaatbaar zijn . ·2.5.2.2. TijdeliJke drukverschillen (gradienten) die ontstaan als gevolg van de hoge snelheid van injectie en productie. . Ook dit risico wordt in het TNO rapport4 of het MER niet behandeld. Toch is het van het grootste belang dat een goede analyse wordt gemaak1: van het stTomingsgedrag van het gas in het reservoir, met name tijdens de snelle onttrekking, maar voor de zekerheid ook in de fase van vulling met kussengas en werkvolume, om vul- en productieregimes vast te stellen die (tijdelijk) optredende ontoelaatbare drukverschillen voorkomen . Het lijk1: van belang dat bovengenoemd onderzoek met spoed wordt uitgevoerd omdat de resultaten belangrijke consequenties kunnen hebben voor de keuze van de .locaties waar de putten worden aangebracht. Het gelijktijdig gebruik van twee locaties, het oude puttenterrein voor benadering van het ene reservoirblok en Bergerweg-Noord voor benadering van het andere blok zou mogelijk. beheersing van dit probleem kunnen vergemakkelijken. Mogelijk zou het ook gunstig kunnen zijn dat men dan niet door de centrale breuk behoeft te boren.
5
2.5.3 Het modelleren ten behoeve van de geomechanische analyse De problematiek van de grote onzekerheid met betrekking tot het in te voeren model komt vooral tot uiting bij de geomechanische analyse. Oit probleem wordt in het TNO rapport4 aangepakt door verschillende modellen te construeren, waarbij ieder model ('scenario' genoemd) is gekarakteriseerd door de waarde van een aantal parameters. Dezescenario's worden vervolgens via 'finite element modelling' doorgerekend, waarna men op grond van een set van criteria een· selectie maakt van 7 scenario's waarmee men de finale berekeningen uitvoert4d. De selectiecriteria worden ontleend aan de historie van het veld met betrekking, tot de opgetreden aardbevirigen en de gegevens over de in situ'spanningen verkregen uit minifrac testen die uit de in de loop van de exploitatie van het gas veld zijn uitgevoerd .. Het is jammer dat ons geen inzicht wordt gegund in de totale set van scenario's, het gedrag van de individuele scenario's in het selectieproces en de concrete werkwijze die bij de selectie is toegepast Gegevens verkregen met de 7 geselecteerde scenario's zijn vermeld in Tabel 7-1 in het hoofdstuk '7 Seismic hazard analysis,4c. Deze Tabel laat de berekening zien van de verschuiving ('slip') van de centrale breuk voor de 7 scenario's onder de aanname dat de hele lengte van de interne breuk (2.5 km) verschuift: Het zou het goed geweest zijn om, als een lichte vorm van validatie van de modelberekening, naast of in plaats van deze tabel ereen te laten zien van de met het model berekende magnitudes voor de historische aardbevingen (1994 en 2001). Nu dit niet is gebeurd moet de lezer dat doen. Opmerkelijk is dat uit de gegevens 4f dan blijkt dat de met het model berekende magnitudes en de waargenomen magnitudes tot- 0.7 magnitude eenheden kunnen verschillen, terwijl dit niet als 'aseismische slip' verklaard kan worden. Dit is teleurstellend aangezien de scenario's juist waren uitgezocht op basis van hun overeenstemming met de historische aardbevingsdata. Men moet daarom concluderen dat er onvoldoende basis is aan te nemen dat eenjuiste keuze van scenario's is gemaakt. Dat houdt ook in dat met de scenario's berekende aardbevingsmagnitudes beperkte betekenis hebben (Tabel 7_3 4). 4g Hoewel simulatie van de injectie met het kussengas wellijkt te zijn uitgevoerd ontbreken in het TNO rappori4 de gegevens met betrekking tot de seismische hazard. Aailgezienjuist deze fase een hoge kans op aardbevingen heeft, missen hier essentiele gegevens. Het is wenselijk, om, wanneer betere scenario's beschikbaar zouden komen, dit hiaat in te vullen Samenvattend kan men dus de gerechtvaardigde vraag stell en in hoeverre de gekozen scenario's representatief zijn voor de in werkelijkheid optredende processen. Gerechtvaardigd is in iedergeval de conclusie dat voor kwalitatief begrip de modelling exercitie interessant is geweest, maar dat men aan de kwantitatieve uitkomsten hiervan met betrekking tot de voorspelling van de te verwachten magnitudes van toekomstige aardbevingen geen kracht kan toekennen. Deze opvatting wordt nog versterkt door de door de onderzoekers terecht geconstateerde problematiek met betrekking tot locatie van de aardbevingshaarden en de bijdrage van de bovenlaag waarbij blijkt dat de sterkste aardbeving van 2001 in het Bergermeerveld eigeolijk niet begrepen wordt. 3. P."oblematiek optredende bij de constructie van de Gasopslag Bergermeer
De voorziene constructie van de 'gasopslag gaat gepaard met de dreiging van belangrijke negatieve consequenties voor de omgeving. Anderen zullen naar aanleiding hiervan ongetwijfeld met kennis van zaken van belang zijnde zienswijzen indienen om de belangen
6
van omwonenden en de natuUf te verdedigen. Ook zal een aantal zaken in het MER goed geregeld zijn Ik kan mij daaro!TI tot twee punten beperken, de geluidshinder tijdens de boringen en het blow-out risico tijdens de boringen. 3.1. Geluidshinde.· tijdens de boringen Het boren van een 20-tal nieuwe putten in het Bergermeerveld zal met een grote productie van geluid gepaard gaan. Er worden in de rapportage vele bronnen met hoge gemiddelde, vaak 100d8(A) overschrijdende bronsterktes aangegeven. Een aantal geluidscontouren worden aangegeven, die een ieder met een vuistregel (afname van 3 dB bij verdubbeling afstand plus kleine absorptiecorrectie') zelf kan berekenen, essentiele informatie met betrekking tot de constructie die afuame van de geluidssterkte tot 50 dB op ca 200 m om de bron zou verlagen ontbreekt echter. Frequentiespectra' van de geluidsbronnen zijn niet aanwezig. Over overdracht van geluid van lage frequentie door geleiding is geen informatie aanwezig. Wei aanwezig is het: intimiderend commentaar dat alle bezwaren van omwonenden kunnen worden overruled. Afgezien van het feit dat de laatste informatie ruet in een MER thuishoort, kennelijk vindt de opsteller van het rapport het daarom ook ruet de moeite waard om voldoende informatie te verschaffen. Zoveel is duidelijk: er kan niet worden voldaan aan de gewenste geluidsnormen. In zo'n geval dient men wei het uiterste te doen om de overlast te rninimaliseren. Een van de eisen mag daarom zijn dat de nachtrust van de omwonenden zo weinig mogelijk wordt aangetast. Dit kan gebeuren door de boringen te beperken tot de periode 07:00 uur tot 19:00 UUf. Er is beweerd dat dit technisch niet mogelijk iS 9b . Deze stelling is echter niet gel 00 fwaardig. Het instorten van de boorput is een risico dat op verschillende manieren gedurende de nachtperiode geluidsarm kan worden voorkomen. Deze altematieve procedures dienen ook in het MER te worden behandeld. 3.2. Het blow-out risico tijdens de boringen 5b Met behulp van de gegeven data kan men eenvoudig berekenen dat het risico dat gedurende de constructie van de 20 nieuwe putten 2.5 % bedraagt (kans van 1 :40). Dat is een zodanig hoog risico dat een 'worst-case' scenario in het MER had moeten worden opgenomen met bijbehorend hazard analyse en rampenplan. Aangezien de gevolgen van een blow-out hoger 7jjn naarmate de reservoirdruk hoger is, is het gewenst het aanbrengen van het kussengas niet te beginnen voordat alle putten zijn gecompleteerd.
4 Conclusies en Aanbevelingen Analyse van het Milieueffectrapport leidt tot de constatering dat het Bergermeer Gas Storage project een zeer groot aantal risico's en onzekerheden bevat. Voor een deel zijn dit onzekerheden, risico's en leemtes die door verder onderzoek of anderszins kunnen worden verminderd, voor een belangrijk dee I blijft een aantal onzekerheden bestaan die uitsluiten dat men het optreden van emstige complicaties voldoende nauwkeurig kan inschatten en aldus uit kan sluiten. Dat heeft vooral te maken met de gecompliceerdheid van het Bergermeerveld met gei"nduceerde aardbevingsrisico's, waarvan de grootte en de frequentie vanwege hun stochastische aard"s]echt voorspelbaar zijn maar waarvan duidelijk is dat zij tot aanzienlijke schade kunnen leiden.
7
In dit verband is ook een recente constatering door van Eck l3 gasvelden waar zich aardbevingen voordoen, relevant:
C.S.,
die algemeen geldt voor
'So far, however, we have not been able to find a general quantitative model predicting the occurrence of seismic events in a gas field, given specific physical conditions like reservoir pressure, pressure gradients, major faults, etc.' . Verder bezit het Bergermeerveld een geologische structuur die ook tot andere complicaties aanleiding kan geven. Dit alles maakt dat men zich moet afvragen of het wijs is het voomemen om in het Bergermeerveld een gasopslag te construeren door te zetten. De hoogte van de benodigde investeringen l8 van € 600-800.106 is zodanig dat, wanneer de constructie eenmaal voltooid is, het niet eenvoudig zal zijn ingeval van systematische calamiteiten de operaties te beeindigen Hieronder volgen enkele conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de inhoud van het MER
4.1. Het aardbevingsIisico Het aardbevingsrisico wordt in het hoofdrapport vanhet MER consequent Ie Zaag voorgesteld. Dit is een emstige tekortkoming. Deze onjuiste voorlichting leidt tot verke~rde conclusies en ondermijnt het inspraakproces (2.2). 4.2. Schade door aardbevingen Men moet er van uitgaan dat het niet onwaarschijnlijk is dat zich een of meerd~re aardbevingen zuBen voordoen waarvan de intensiteit het niveau VII kan benaderen, met aanzienlijk meer en meer emstige (ook structurele) schade dan bij de beving van 9 september 200], waarbij zich al ongeveer 150 schademeldingen voordeden (2.2.1). 4.3. Hiaten in de MilieuefTect.oapportage Er zijn grote hiaten in de Milieueffectrapportage ten aanzien van. een aantal onderwerpen. :
4.3.1 Er is geen bouwkundige prognose gemaakt van de materiele schade die men mag verwachten bij een aardbeving van de maximaal mogelijk ge').chte.optredende intensiteit, als functie van de locatie van mogelijke epicentra, t~rwijI dit weI goed mogeJijk is en een essentieel onderdeel is van de beschrijving van aardbevingsrisico's. Dit had bij uitstek goed kunnen worden uitgevoerd door de auteurs van het TNO expertise rapport4 . (2.4.1) 4.3.2 De in de Richtlijnen 1a als essentieel aangeduide informatie met betrekking tot de prognose over de integriteit van het veld ontbreekt, zow~l met betrekking tot de gasafsluitende . lagen als tot de integriteit van het reservoirgesteente zelf (2.4.2) 4.3.3 Het model dat is gebruikt voor prognose van de temperatuureffecten bij H1Jectie van koud gas is onvoldoende realistisch; er moet mogelijk een grotere afstand tussen putmonden en breuken worden aangehouden dan men nu concludeert (200 m). Veilige afstanden dienen . echter met nieuwe berekeningen te worden bepaald (2.5.1) . 4.3.4 De temperatuureffecten veroorzaakt door injectie van water onder en in het reservoir is nog niet gemodelleerd, terwijl het temperatuureffect hier juist zeer kritisch is. In dit stadium dient slechts injectie van op reservoirtemperatuur gebracht water te worden toegestaan (2.5.1)
8
4.3.5 Het aardbevingsrisico als gevolg van in het reservoir tijdens vullen en produceren optredende drukverschillen. dient te worden onderzocht. Daarbij dient met stromingsmodellen te worden vastgesteld welke drukverschillen als functie van de snelheid van vullen en gasonttrekking kunnen ontstaan en welke drukverschillen toelaatbaar zijn. Het voomemen van TaQa om ontoelaatbare drukversc~illen tussen de twee qua druk geIsoleerde blokken aan weerszijden van de centrale breuk te voorkomen is terecht. WeI dient op als boven aangegeven wijze te worden onderzocht welke drukken toelaatbaar zijn. Dit onderzoek heeft grote prioriteit omdat de uitkornst invloed kan hebben op het aantal en de locaties van de putten (2.5.2) 4.3.6 De modellen waarmee in het onderliggende TNO expertiserapport4 magnitudes van de te verwachten aardbevingen bij de voorgenomen operaties in het rapport zijn berekend werden niet gevalideerd. Met de gekozen scenario's verkregen resultaten worden de in 1994 en 2001 in het Bergermeerveld waargenomen aardbevingen niet goed beschreven. De geselecteerde scenario's en de daarmee bereikte voorspellingen zijn derhalve onvoldoende geloofwaardig. Aardbevingsrisico's tijdens het risicovolle vullen met kussengas worden in het rapport niet behandeld. Het verdient aanbeveling het werk in het rapport nog een kritisch te bezien, aan te vullen met noodzakelijk vervolgonderzoek en vervolgens het rapport door een onafhankelijke, gezaghebbende expert een 'peer-review' te laten uitvoeren (2.5.3) . 4.3.7 De blow-out risico's zijn onvoldoende behandeld; worst-case scenario's zijn niet besproken; bovendien lijkt het wenselijk deze risico's te beperken door het injecteren van kussengas uit te stellen tot na volledige completering van de rueuwe gasputten (3.2). 4.3.8 Met betrekking tot het voldoen aan de geluidsnormen is onvoldoende informatie en analyse van de problemen en mogelijke oplossingen verschaft. De voorgestelde procedure om de analyse van de problemen en de exacte ornschrijving van daarop gebaseerde oplossingen uit te stellen tot de fase van uitvoering van de booracti viteiten is in strijd met de eisen van een MER ('salarnitactiek'). Dat het techmsch niet mogelijk zou zijn om des nachts niet te boren lijkt onjuist en de mogelijkheden hoe dit weI te gerealiseerd kan worden zijn onterecht niet aangegeven (3.1) 4.4. Aanbeveling naar aanleiding van de onjuistheden en hiaten Het grote aantal onjuistheden en hiaten in het onderzoek maakt dat het wenselijk is dat de huidige milieueffectrapportage wordt herzien en aangevuld, waama een tweede versie opnieuw aan de samenleving ter beoordeling wordt voorgelegd. 4.5. Alternatieven met betrekking tot het P.·oject gasopslag Bergermee.· In de beschouwing van altematieven voor de gasopslag wordt slechts een vergelijking gemaakt tussen velden waar TaQa thans over kan beschikken. Wanneer men naar de Nederlandse situatie kijkt dan komt men tot de conclusie dat er in Nederland velden zijn die veel geschikter zijn dan het Bergermeer veld doordat ze in minder dicht bevolkte gebieden Iiggen en in een minder kwetsbare natuur maar vooral een veel kleiner aardbevingsrisico hebben.
5 Aanbevelingen ten aanzien van de te verstrekken ve.·guoningen Gezlen de grote hiaten in de op dit moment beschikbaar gemaakte informatie en de twijfel over de juistheid van een deel van de informatie lijkt het in ieder geval onwenselijk tot het geven van andere dan tijdelijke vergunningen over te gaan, met dien verstande dat de ver-
9
guriningen ingetrokken kunnen worden wanneer zich omstandigheden voordoen die afwijken van datgene wat in de (hopelijk) komende finale rapportage wordt aangegeven of anderszins blijl-t acceptabel te kunnen worden geacht. Aileen op deze wijze kan voorkomen worden dat, wanneer het op een bepaald moment wenselijk blijkt de operaties stil te laten leggen, de overheid / samenleving met aanzienlijke financiele claims te maken krijgt. Met betrekking tot de geluidshinder lijkt TaQa er nu al van uit te gaan vergunning te krijgen volgens welke de normen wei overschredenmogen worden. Oat is niet bevorderlijk voor het verkrijgen van een uiterste ins panning van hun kant om alle technische mogelijkheden voor het achterwege laten van boringen gedurende de nacht in ogenschouw te nemen.
6. Tenslotte Ik besef dat de MER Commissie voor een gigantische taakstaat bij het beoordelen van het MER en de ingebrachte zienswijzen. Ik wens haar daarbij veel wijsheid toe.
Bergen nh, 22 februari 2009
Bijlagen: Referenties 3 Appendices.
10
~..;
o
(~
~c
',,-
(~
Referenties
It..;
1. Bergermeer Gas Storage. Advies voor richtlijnen voor het milieuejJectrapporl, 24-01-200S a. Ibid., p.l 2. H. Beens, Zienswijze Richtlijnen MER Bergermeer Gas Storage, dd 27 december 2007, nr. 7160270 3. Appendix I. H. Beens, Briefaan de lnspecteur-Generaal der Mi.fnen dd ] 2 maart 2008 4. A.G. Muntendam-Bos, c.s. , Bergermeer Seismicity Study, TNO rapport 2008-U-RlO71fB a. Ibid., p.13 b. Ibid., p. ] 6 c. Ibid., p. 19 d. Ibid., p.5] e. Ibid., p. S4 f. Ibid., p. 84, Tabel 7-] , 6e en 7e kolom. Met behulp van de waargenomen momentmagnitudes kan men de totale verschuiving opsplitsen in de verschuivillgen van de individuele aardbevingen g. Ibid., p64 e.v. h. Ibid., p 22. Hier wordt veIWezen naar eell studie door Horizon uitgevoerd in 2006 5. TaQa, Milieuejjectrapporl Gasopslag Bergermeer, Hoojdrapport, november 2008 a. Ibid., p. 21S b. Ibid., p. 213. De totale kans tijdens het boren is 20 x (6.10-4 + 6.78.10 -4 ) c. Ibid., p. 221 6. I.M. Logan et al "Seismicity risk assessment of a possible gas storage project in the Bergenneer field, Bergen Concession" (1997), Appendix E 7 Formulc 5 van het TNO rapport4b bevat een fout: het + teken moet een - teken zijn. lndien deze fOffimle als een definitie opgevat wordt komt de onzekerheid van de calibratie terechl in de waarde van ML , de locale magnitude 8. De centrale breuk van het Bergenneerveld wordt, ondanks de ontkenning door TaQa 9a, in de literatuur algemeen als acticf beschouwd 1o 9. P.C. van Gelder, BijlagenMER, brief dd 5 januari 2009 aan het Ministerie van EZ a. Ibid., Bijlage 1, blad 7 van 22 b. Ibid., Bijlage 2, blad 14 van 22 10. H. W. Haak, c.s., Seismische Analyse van de Aardbevingen bij Alkmaar op 9 en 10 september en Bergen aan Zee op 10 oktober 2001, KNMI Technical Report TR-239, november 200 I a. Ibid., p. 10 1 J. Th. De Crook, H. W. Haak en B. Dost, 'Seismisch Risico in Noord-Nederland, KNMI rapport februari 1998 a. Ibid., p. 12 12. B. Dost en H.W. Haak, 'Natural and Induced Seismicity' in: 'Geology q(lhe Netherland5', Koninklijke Akademie van Wetenschappen 2007 a. Ibid, p. 229 13. T. van Eck, FH. Goutbeek, H.W. Haak en B. Dost, Engineering Geology 2006,50 -55 ] 4. G. Gliinthal, European Microseismic Scale 1998. De Nederlandse versie van 1992 is als Appendix III aan deze zienswijze toegevoegd 15. BOA (Begelcidingscommissie onderzoek aardbevingen) rapport 1993 16. B.B.T. Wassing, c.s., TNO-rapport NITG-04-233-C (1904) 17. BBT Wassing, 'Seismisch hazard van geillduceerde aardbevillgen', TNO Rapport NITG 03- lS5-C (2003) IS IS. P.C. van Gelder op de voorlichtingsbijeenkomst te Bergennh4 februari 2009 19. zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Rechtbank te Assen 06-11-2001 20 KNMI, 'Geinduceerde aardbevingen in Nederland. Database aanwezig htlp://www.KNMI.nl
:''-.. ~ ...: ~~
11
APPENDIX I
Brief
aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen dd 12 maart 2008
de Inspecteur-Generaal der Mijnen
Betreft: Bergermeer Gas Storage
Bergen nh, 12 maart 2008, Geachte Taqa Energie B.V. (TaQa) heeft het voomemen in de Bergermeer, locatie Bergen, een ondergrondse gaSopslag te ontwikkelen onder de naam 'Bergermeer Gas Storage'. Op basis van de uitgebrachte adviezen is op 17 juli 2007 door de Minister 'van Econornische Zaken besloten hiervoor vergunning te verlenen [Ref. 1]. Bij de bestudering van dit besluit en de onderliggende rapportage is rnij een ornstandigheid opgevallen welke rnijns inziens niet onbelangrijk is, maar waarvan uit de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in het besluit, op geen enkele wijze blijkt dat hieraan aandacht werd besteed. Hierbij doel ik op de resultaten van de uitvoerige studie door Prof. John W. Logan (Texas A&M) en medewerkers in 1997 voor het Bergermeer reservoir uitgevoerd [Ref. 2], waarbij bleek dat de temperatuur een cruciale rol speelt in het bereiken van condities waarbij breukbeweging in het reservoir optreedt, gepaard gaande met aardbevingen. Op basis van hun studies concluderen Logan et aI. dat, om het risico op aardbevingen teO verrninderen, injectie van gas in het veld isotherm dient te geschieden. Daartoe dient het te injecteren gas v66r injectie voldoende verwarmd te zijn (op dit ogenblik tot boven de reservoir temperatuur, aangezien bij de huidige reservoirdruk van ca 10 bar door expansie van het op hogere druk aangevoerde injectiegas temperatuurdaling optreedt). Natuurlijk kan men ook kiezen voor een quasi-isotherme wijze van injectie door het proces uiterst langzaam uit te voeren, aileen is onbekend wat het tempo dan zou moeten zijn. Mijn verwachting is dat dit als een theoretische oplossing afgedaan moet worden.
12
o il"".: '-. .....
Daarom dient m.i., gelet op de Mijnbouwwet [Ref. 3], aan Artikel 2 van de vergunning, per direct, de voorwaarde van isotherme injectie te worden verbonden. Nu dit niet is gebeurd, mag de vergunninghouder, zonder aan deze temperatuureis te voldoen, het reservoir tot een druk van 35 bar vullen, met het risico van gelnduceerde aardbevingen, waarvan de sterkte kan oplopen tot magnitude 3.9 [Ref. 4]. Ik verzoek u daarom aandacht aan dit acute probleem te willen schenken, leidend tot het alsnog opleggen van adequate aanwijzingen m.b.t. de wijze waarop reeds in het huidige stadium het gasveld wordt gevuld. Hiermee samenhangend, maar eerst optredend bij het volledig in werking' zijn van een dergeJijk opslag systeem, is de problematiek die zich voordoet bij de zeer snelle onttrekking van aardgas aan het gevulde' reservoir ten behoeve van teruglevering aan het net. Bij dit proces treedt ookeen aanzienlijke temperatuurdaling op in het reservoir. Prof. Logan heeft hiervoor, helaas, geen berekeningen uitgevoerd. Pogingen mijnerzijds om hem hierover te consulteren waren zonder succes daar hij reeds enige jaren gel eden met emeritaat bleek te zijn gegaan. Echter, zoveel is m.i. duidelijk: ook voor deze condities dienen berekeningen volgens het model van Ref [2] te worden uitgevoerd, op basis waarvan aanwijzingen aan TaQa kunnen worden gegeven m.b.t. maximaal toe te passen snelheden van gasonttrekking. Tenslotte, aangezien deze regio inmiddels bekend is met een aardbeving van magnitude 3.5, intensiteit VI (2001) bestaat er toenemende zorg over de huidige ontwikkelingen m.b.t. het Bergermeer gasveld. Een strikte regulering en zichtbare handhaving ervan door de overheid lOU daarom zeer welkom zijn. Hoogachtend,
Referenties: 1. ETrrMl7087235 2. lM. Logan et al "Seisn1icity risk assessment of a possible gas storage project in the Bergermeer field, Bergen Concession" (1997), Appendix D 3. Mijnbouwwet, Artikel 33 4. Diverse publikaties van het KNMl. Het getal is gebaseerd op een marge van een standaarddeviatie. Men kan er over twisten of bij risicoanalyses niet beter een marge van twee standaarddeviaties gehanteerd kan worden.
13
APPENDIX II. De berekening van de maximale intensiteit 4c
In het TNO rapport wordt voor de schatting van de intensiteit uit de magnitude de volgende . formule gebruikt:
10 =-0.51+1.70ML
(1)
waarbij 10 de intensiteit volgens de Europese Macroseismische schaal is en ML de (locale) magnitude volgens Richter. Deze formule is afkomstig uit een publicatie van het KNMI ll , waarin ook de foutengrenzen.van de in de forrn.llie voorkomende constanten zijn aangegeven. Wanneer men met behulp van deze formule de magnitude van de sterke 2001 BergeImeer beving (ML = 3.5) invult dan vindt men 10 = 5.44 ± 0.55 hetgeen aanzienlijk lager is dan en buiten het 84% waarschijnlijkheidsintervalligt van de door het KNMI bepaalde intensiteit van 6.25 (ook als intensiteitklasse VI+ aangegeyen lO ). Gebruikelijk is in de seismologie lla tenminste de veiligheidsmarge van eenmaal de stanrlaarddeviatie bij het gevonden getal op te tellen om te komen tot de waarde die men als maximum opgeeft. Aldus komt men tot de ' waarde 5.44 + 0.56 = 6.0. . TNO verzuimt overigens deze onzekerheden in haar rapportage te betrekken4 en rapg0rteert haar formule in de vorm (1) als boven aangegeven en niet in de vorm zoals het KNMI 1 die in haar publicatie aangeeft en in Tabel 1 consequent wordt toegepast. De oorzaak van de krappe overeenstemming is gelegen in het volgende: De KNMI auteurs de Crook, Haak en Dost verkregen de formule door lineaire re"gressieanalyse uit te voeren op de tot 1979 waargenomen magnitudes en intensiteiten van de door aardgaswinning gefnduceerde aardbevingen Noord-Nederland. Daarbij yond men voor de lineaire relatie (2)
de waarden voor a en b met de bijbehorende foutengrenzen als aangegeven in Tabel I. De gevonden correlatie-coeficient van 0.87, die voor volledige correlatie de theoretische waarde van 1 aan zou nemen, is matig. Dat wordt veroorzaakt door twee factoren: 1. de gasvelden hadden allen enigszins verschillende geologische eigenschappen en ook de diepte waarop de aardbevingshaarden zich bevonden was variabel 2. de datareeksen voor de verschillende velden zijn over het algemeen zeer beperkt in magnitude-omvang waardoor er een overmaat aan lage magnitudes en intensiteit waarden in de dataset aanwezig was ('inhomogene dataset'). Dit werd door de auteurs enigszins gecorrigeerd, n.l. door dataparen met intensiteiten < 2 weg te laten. Een zeker overwicht van de lage waarden blijft echter bestaan. Het gebruik van deze vergelijking voor het voorspellen van de intensiteit van een nieuwe beving, waarvan de waarde van ML door meting of door middel van een modelberekening is bepaald, is daarom voor'magnitudes > 3.5 tarnelijk hachelijk. Verder moet bedacht worden dat deze formule geschikt is om, gegeven de magnitude, een schatting van de intensiteit te maken voor een wil/ekeurig gasveld in Noord-Nederland. Gewenst is een formule met coefficienten die goede voorspellingen geeft voor een specifiek geval: het Bergermeerveld. Allereerst kan men de problematiek met de oververtegenwoordiging van kleine reeks en van aardbevingen in het lage magnitudegebied aanpakken. Daarbij doet zich de gelukkige omstandigheid voor dat, waar bij de meeste Nederlandse gasvelden slechts een gering aantal meetpunten bestaat, er voor een gas veld in Nederland een grote serie van 34 (ML, 10) paren voor de
14
in de loop der jaren opgetreden bevingen bekend is, namelijk voor het veld bij Roswinkel. Verwacht mag worden dat de correlatie tussen ML en 10 mer aanzienlijk beter zal zijn dan bij de door Dost en Haak gebruikte inhomogene dataset. Bovendien zijn het Bergermeerveld en dit Roswinkel veld, hoewel in geologisch opzicht verschillend, in seismisch opzicht vergelijkbaar 16,17 De resultaten van de regressie analyse zijn weergegeven in Tabel I. Voor de wijze van weergeven is hetzelfde format gebruikt als in de KNMI publicatie: bij iedere grootheid is de bijbehorende standaarddeviatie volgend uit de regressieanalyse tussen haakjes aangegeven. Vit Tabel I blijl,.1: dat de analyse voor de Roswinkel en de gecombineerde Roswinkel en Bergermeer gegevens, uitgevoerd zonder weglating van de lage intensiteit waarden, inderdaad Significant hogere correlatie-coefficienten, namelijk van resp. 0.953 en 0.963 gevonden worden. Ook is de standaarddeviatie van de waarde van de aldus bepaalde intensiteit beter: 0.46 nu tegenover 0.55 in de oorspronkelijke vergelijking. Deze factoren, maar vooral de wetenschap dat de Bergermeerwaarden hierin meedoen (en daarmee de correlatie coefficient nog verbetert) doen verwachten dat met de aldus verkregen regressievergelijking een meer betrouwbare voorspelling voor de optredende intensiteit van eventuele nieuwe bevingen in de Bergermeer gemaakt kan worden.
Tabel I. Rcsultaten regressieanalyse. Data voor Roswinkel en Bergermeer uit ref20 (n == aantal dataparen) Regressie vergelijking corr. coef. N Dataset gebruikt in II 36 10 (±0.55) == (-0.515 ± 0.39) + (1.708 ± 0.17)M L 0.87 *)
Aile Roswinkel data:l
U
Aile Roswinkel data en Bergermeer data20
*) 10 (±0.48) == (-1.00 ± 0.11) + (1.90 ± 0.22)M L
0.953
34
10 (±0.46) == (-1.01 ± 0.09) + (l.91 ± 0.20)M L
0.963
38
*) De hier gevonden parameters en standaarddeviaties stemmen goed overeen met de door de Crook c.s. gevonden waarden II
De formuIe die men voor bevingen in het Bergermeerveld bij voorkeur gebruil,.1: moet worden is dus 10 (±0.46) == (-1.01 ± 0.09) + (1.91 ± 0.20)M L
(3)
Gebruik makend van dezelfde rekenmethode als die het KNMI toepaste ll vindt men voor een magnitude van ML = 3.9 aldus 6.44 + 0.46 = 6.9. In de nomenclatuur van de Europese Macroseismische schaal (EMS) moet dit worden aangegeven als intensiteitsklasse VII (mogelijk VII)
Ben meer inzichtelijke, snellere en meer nauwkerige methode om tot de schatting van de intensiteit voor een magnitude van 3.9 in het Bergermeerveld te komen is de volgende: Vit vergeJijking (3) voigt dat verhoging van de magnitude M met 1 eenheid de intensiteit in EMS nomenclatuur laat toenemen met 1.9 eenheden. Toename van de magnitude van 3.5
15
(2001 beving) naar 3.9 ('maximale sterkte' Bergermeer) leidt dus tot een verhoging van de intensiteit met (3.9-3.5)x1.9 = 0.76 Gegeven de intensiteit in 2001 van 6.25 vindt men bij magnitude 3.9 dus een intensiteit van 6.25 + 0.76 = 7.01. In EMS nomenclatuur is dit een intensiteit van intensiteitsklasse VII.
Opmerking. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de intensiteitschaal, waarmee de schade veroorzaakt door een aardbeving wordt aangeduid, net als de magnitudeschaal van Richter een logaritmische ·schaal is.
16
APPEN DIX III
EUROPESE MACROSEISMISCHE SCHAAL EMS (1992) -"'.... W..: 11".,
De Europese Macroseismische Schaal 1992'is in beginsel een afgeleide versie van de uit 1964 daterende MsK-schaal.De beschrijving van de aardbevingsintensiteitsschaal EMs92 begint met een definiering van gebruikte terminologie, gevolgd door een omschrijving van de twaalf graden van intensiteit (weergegeven in Romeinse cijfers I tim XII). INDELING VAN BOUWCONSTRUCTIES NAAR, KWETSBAARHEID .
Kwetsbaarheid-klasse
, Type bouwconstructie
A
B
C
0
E
F
; Gemetselde bouw
0
diverse natuurstenen
-.~
-.
gedroogde 'klei/leem
0
eenvoudige steen
1---
. -.
-
massieve steen
...
.-..-.
,--"'"
'.'
..
-,
1---
. baksteen/betonblokken
0
0
1===
baksteen met gewapendbeton vloeren.
.
---I 1===
.....
~
---I
0
---I 0
1---
gewapende steen (beperkt metselwerk)
0
--- ---I
Gewapendbeton bouw
1--- ---
zonder aardbevingsbestendig ontwerp (ABO)
===1
0
....
1--- --0 1--- ---
minimaal ABO niveau matig ABO niveau hoog ABO niveau .-
.'------_.. - --
-
-" ..
. ..
._.
~
-- ---" "--
,
.'...
".
. _-
... ---'... " .
--.--- ..
-~
.. - ...• -
-
0
1===
0
.--- .._.-.-.... -
Houtbouw houten constructies
o I
===
-
...
.,.
--
1--- ---
..
meest adequate classificatie mogelijke spreiding eventuele spreiding, slechts in uitzonderingsgevallen
17
0
--- ===1
.
CLASSIFICATIE VAN SCHADE AAN BOUWCONSTRUCTIES
Gradatie 1: Verwaarloosbare tot lichte schade (geen constructieve schade) Klasse A-C: haarscheurtjes in een enkele muur; neervallen van slechts kleine stukjes pleisterwerk; in een enkeJ geval vallen Joszittende stenen van hogere delen van gebouwen. . Klasse D-F: k/eine scheurtjes in p/eisterwerk en in scheidingswanden. Gradatie 2: Matige schade (lichte constructieve schade, matige nietconstructieve schade) Klasse A-C: scheuren in veel muren; vallen van grotere stukken pleisterwek; delen van schoorstenen komen omlaag. Klasse D-F: haarscheurtjes in kolommen en balken; metselwerk valt uit voegen van wanden; scheuren in scheidingsmuren; vallen van stukken brosse afdeklagen en pleisterwerk. Gradatie 3: Aanzienlijke tot zware schade (matige constructieve schade, zware niet- constructieve schade) Klasse A-C: in de meeste muren grote en diepe scheuren; dakpannen of leien glijden weg; schoorstenen breken op de daklijn; breuk van enkele niet-constructieve onderdelen. Klasse D-F: scheuren in kolommen en losraken van stukken beton, scheuren in balken. Gradatie 4: Zeer zware schade (zware constructieve schade, zeer zware nietconstructieve schade) Klasse A-C: ernstige breuken in muren; gedeeltelijk bezwijken van constructieve delen. Klasse D-F: ernstige schade door ontwrichting van het bouwskelet met verwoesting van beton waarbij wapeningsstaal naar buiten kan komen; gedeeltelijke instorting; kolommen komen scheef te staan. Gradatie 5: Verwoesting (zeer zware constructieve schade) Klasse A-F: algehele of vrijwel totale ineenstorting. Verklaring van de termen 'enkele', 'vee" en 'meeste' in de beschrijvingen hierboven. De p'ercentages zijn percentages of schade/verwoesting. .
."
..
".
'.
.
.
"':' .. ::-,:', .. :' ,
... .
...• ,
..
,"'.'
mil;: ....
;
' .
,
\
....\.:: . . .
. Enkele
...........:.:.:.;:...:... .
Veel ·.Meeste·
...
i
I
1
0
10
20
i
.1
3'0
40
50
60
70
8'0 .... ".90 ...
i 00%
BESCHRIlVING VAN DE GRADEN VAN INTENSITEIT
INDELING NAAR CATEGORIE De EMS onderscheidt drie categorieen waarop aardbevingseffecten hun uitwerking hebben (weergegeven met a, b en c): a. uitwerking op mensen b. uitwerking op voorwerpen en op de natuur (m.u.v. schade aan gebouwen, uitwerking op de bodem) c. uitwerking op gebouwen (schade)
18
..
e -.....
r...: V"I
INTENSITEIT Opmerking: V~~r een bepaalde intensiteitsgraad kunnen tevens effecten van toepassing zijn van naast gelegen lagere intensiteitsgraden,ook wanneer deze niet als zodanig vermeld worden.
I Niet gevoeld a. Niet gevoeld, zelfs onder meest gunstige omstandigheden. b. Geen effect. c. Geen schade.
II Nauwelijks gevoeld a. De beving wordt slechts binnenshuis gevoeld door een enkeling (minder dan 1%) in rusttoestand of in een bijzonder ontvankelijke situatie. b. Geen effect. c. Geen schade.
III Zwak . a. De aardbeving wordt binnenshuis gevoeld door enkelen. Mensen in rusttoestand voelen een schommeling of lichte trilling. b. Opgehangen voorwerpen slingeren licht heen en weer. c. Geen schade.
IV Aigemeen waargenomen a. De aardbeving wordt binnenshuis door velen gevoeld en buitenshuis slechts door enkelen. Enkelen worden wakker. De sterkte van de trillingen is matig; niemand schrikt. Een Iicht trillen of zwaaien van het gebouw, kamer, bed of stoel enz. is waarneembaar. b. Rammelen van serviesgoed, glaswerk, ramen en deuren. Hangende voorwerpen slingeren. In een enkel geval begint Iicht huisraad zichtbaar te schudden en hoort men het houtwerk kraken. c. Geen schade.
V Sterk a. De aardbeving wordt binnenshuis door de meeste mensen gevoeld, buitenshuis door weinigen. Enkele mensen schrikken en rennen naar buiten. Veel slapende mensen worden wakker. Een sterk trillen of schudden van het he Ie gebouw, kamer of meubilair wordt waargenomen. b. Hangende voorwerpen slingeren aanzienlijk. Servies en glaswerk rinkelt. Kleine, topzware en/of wankele voorwerpen kunnen verschuiven of omvallen. Deuren en ramen zwaaien open en dicht. In enkele gevallen breken vensterruiten. Schommelingen in vloeistoffen waarbij volle vloeistofreservoirs kunnen overlopen. Dieren in huis kunnen onrustig worden. c. Schade met gradatie 1 aan enkele gebouwen.
VI Lichte schade veroorzakend a. Door de meeste mensen binnenshuis gevoeld, door velen buitenshuis. Enkele personen verliezen hun evenwicht. Veel mensen zijn geschrokken en rennen naar buiten. b. Kleine stabiele voorwerpen kunnen omvallen en meubilair kan gaan schuiven. In enkele gevallen kan serviesgoed en glaswerk breken. Het vee kan schrikachtig worden (ook buiten). c. Veel gebouwen ondergaan schade met gradatie 1; enkele lijden schade met gradatie 2.
19
VII Schade veroorzakend a. De meeste mensen zijn geschrokken en proberen naar buiten te rennen. Velen hebben moeite om zich staande te houden, met name op hoger gelegen verdiepingen. b. Meubilair verschuift en topzwaar meubilair kan omvallen. Voorwerpen vallen in grote aantallen van schappen. Water spoelt over uit vaten, tanks en zwembaden. c. Veel gebouwen van klasse B en enkele van klasse C lijden schade met gradatie 2. Veel gebouwen van klasse A en enkele van klasse B schade met gradatie 3; enkele gebouwen van klasse A lijden schade met gradatie 4. De schade treedt met name op in de hoger gelegen delen van gebouwen. VIII Zware schade veroorzakend a. Veel mensen hebben moeite om op de been te blijven, ook buitenshuis. b. Meubilair kan omver geworpen worden. Voorwerpen zoals tv's, typemachines enz. vallen op de grond. Hier en daar kunnen grafstenen wordenverschoven, gedraaid of omver geworpen. In erg slappe bodem kunnen golvingen worden waargenomen. c. Veel gebouwen van klasse C lijden schade met gradatie 2. Veel gebouwen van klasse B en enkele van klasse C lijden schade met gradatie 3. Veel gebouwen van ~Iasse A en enkele van klasse B lijden schade met gradatie 4; enkele gebouwen van klasse A lijden schade met gradatie 5. Enkele gebouwen in klasse 0 lijden schade met gradatie 2 IX Vernielend a. Aigehele paniek. Mensen kunnen zelfs met kracht tegen de grond geworpen worden. b. Veel standbeelden en gedenkzuilen vallen om of worden gedraaid. Golvingen zijn zichtbaar in slappe bodem. c. Veel gebouwen van klasse C lijden gradatie 3 schade. Veel gebouwen van klasse B en enkele van klasse C lijden schade met gradatie 4. Veel gebouwen van klasse A en enkele van klasse B lijden gradatie 5 schade. Veel gebouwen van klasse 0 lijden schade met gradatie 2; enkele met gradatie 3. Enkele gebouwen van klasse E lijden schade met gradatie 2. X Vernietigend c. Veel gebouwen van klasse C ondergaan gradatie 4 schade. Veel gebouwen van klasse Ben enkele van klasse C lijden schade met gradatie 5, evenals de meeste van klasse A. Veel gebouwen van klasse 0 lijden schade met gradatie 3; enkele met gradatie 4. Veel gebouwen van klasse E lijden schade met gradatie 2. Enkele gebouwen van klasse F lijden schade met gradatie 2. XI Verwoestend c. De meeste gebouwen van klasse C lijden schade met gradatie 4. De meeste gebouwen van klasse B en veel van klasse C lijden schade met gradatie 5. Veel gebouwen van klasse 0 lijden schade met gradatie 4; enkele met gradatie 5. Veel gebouwen van klasse E lijden schade met gradatie 3; enkele met gradatie 4. Veel gebouwen van klasse F lijden schade met gradatie 2; enkele met gradatie 3. XII Aigehele venivoesting c. Vrijwel aile onder- en bovengrondse bouwconstructies worden verwoest.
20
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V. door
verenigde belangengroeperingen in en rondom de Bergermeer
Versie Datum Auteur Organisatie
1.0 24 september 2008 Natuurmonumenten
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 3 Inleiding ..................................................................................................................................... 4 Partijen ....................................................................................................................................... 5 Doelstellingen............................................................................................................................. 6 Compensatieplan ........................................................................................................................ 7 1. Huidige locatie ten noorden van de Loterijlanden. ............................................................ 8 2. Alternatieve locatie te oosten van de Bergerweg ............................................................. 12
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
3
Inleiding TAQA Energy B.V. is voornemens het gasveld in de Bergermeer te gaan hergebruiken voor gasopslag. Hiertoe wordt met behulp van DHV BV een Milieu Effect Rapportage (MER) opgesteld. In de aanloop naar deze MER is door genoemde initiatiefnemers ( TAQA en DHV) contact gezocht met belanghebbenden in het gebied om gevoel te krijgen bij de effecten van de voorgenomen werkzaamheden en het gevoel dat hierover leeft in de gemeenschap. In de afgelopen periode zijn er enkele besprekingen geweest en is er telefonisch contact geweest tussen de initiatiefnemers en de belanghebbenden. Hierbij is compensatie een terugkerend thema geweest. Het gebied waar TAQA Energy BV haar activiteiten wil uitvoeren ligt namelijk in een kwetsbaar, waardevol en mooi natuurgebied. TAQA Energy B.V. heeft meerdere malen aangegeven dat zij willen laten zien dat zij de belangrijkheid van het gebied met haar hoge natuurwaarden en landschappelijke waarden inziet en dat zij ruimhartig wil compenseren indien hun voorgenomen activiteiten leiden tot verstoringen van deze natuur-en landschapswaarden. De belanghebbenden tekenen in beginsel dan ook protest aan tegen de voorgenomen activiteiten van TAQA Energy B.V. Gelijktijdig achten we het niet kansrijk, mede gezien het maatschappelijk belang van de voorgenomen activiteiten, onze protesten gehonoreerd te zien worden. Daarom hebben belanghebbenden besloten om in gezamenlijkheid en ondanks ons protest een compensatieplan op te stellen waarmee natuurwaarden en landschappelijke waarden die worden verstoord door de voorgenomen activiteiten van TAQA Energy B.V. kunnen worden gecompenseerd. Het onderhavige plan is dit compensatieplan. In de navolgende hoofdstukken wordt eerst toegelicht wie de belanghebbenden zijn en welke doelstellingen zij gemeenschappelijk hebben. Aansluitend wordt ingegaan op het concrete compensatieplan.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
4
Partijen Dit compensatieplan is opgesteld namens de volgende partijen: • Stichting Animo • Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Veldbiologie (KNVV) • Groen Platform Bergen • Buurman: • Vereniging Natuurmonumenten • Mr. Frits Zeilerstichting Deze partijen zijn hierna gezamenlijk te noemen als de natuurbewegingen.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
5
Doelstellingen De voorkeurlocatie van TAQA bevindt zich boven de Loterijlanden in de Bergermeer, een zeer waardevol natuurgebied. De vorige eigenaar van deze locatie (BP Oil) heeft haar activiteiten daar gestaakt en de verwachting was dat rond 2010 de locatie zou worden ontmanteld en worden ‘teruggegeven’ aan de natuur. Nu blijkt dat het voormalige gasveld onder de Bergermeer een tweede leven moet gaan krijgen als gasopslag. TAQA heeft aangegeven dat de huidige locatie duidelijk haar voorkeur heeft voor de voorgenomen activiteiten rondom gasopslag omdat vanaf deze locatie het ondergronds gelegen gasveld reeds benaderbaar is. Daarnaast is gesproken over een alternatieve locatie ten oosten van de Bergerweg. Dit zou technisch een haalbaar alternatief zijn maar om diverse redenen heeft deze locatie niet de voorkeur van TAQA. Gezien de ligging van de voorkeurlocatie en de alternatieve locatie met de daarbijbehorende tijdelijke en blijvende effecten op natuur en landschap zal er per definitie nagedacht moeten worden over mitigerende en of compenserende maatregelen voor natuur en landschap. In het compensatieplan worden voor beide locaties de mogelijke verstoringen in beeld gebracht. Vervolgens wordt per verstoring bekeken of de verstoring geminimaliseerd kan worden en of er doeltreffende en haalbare mitigerende maatregelen genomen kunnen worden. Tevens wordt per verstoring een compensatie voorstel gedaan. Onze doelstelling is: behoud en versterking van natuur-en landschapswaarden in het gebied rondom de boorlocaties.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
6
Compensatieplan TAQA heeft aangegeven dat er verschillende keuzes gemaakt kunnen worden als het bv gaat om het ‘jaarrond-boren’ of rekening houden met het broedseizoen. Ook is de locatiekeuze bepalend voor de gevolgen voor natuur en landschap. Het compensatieplan is zo opgebouwd dat alle relevante verstoringen in kaart zijn gebracht. Het is dan aan TAQA en de betreffende overheden om bij de keuzes die gemaakt worden rondom dit project de juiste verstoringen te bestuderen en zo, aan de hand van dit compensatieplan, tot een totaal van (compensatie) maatregelen te komen waar wij TAQA aan zullen houden. Op deze wijze mengen wij ons niet in het keuzeproces. Wij denken hier niet een rol van betekenis in te kunnen spelen anders dan de wetmatige rol waarin door ons bezwaren aangetekend kunnen worden. Daarom juist geven wij randvoorwaarden aan die zijn gekoppeld aan verstoringen die het gevolg zijn van de keuzes die door TAQA en de overheden gemaakt worden in dit proces. Om enige structuur aan te brengen in de opsomming van verstoringen zijn de verstoringen gerangschikt naar voorkeurlocatie en alternatieve locatie. Wij gaan er van uit dat aan de wettelijke verplichtingen zoals aanvraag ontheffing Flora-en Fauna wet e.d. wordt voldaan door de initiatiefnemers. Daarom zullen deze maatregelen niet steeds worden genoemd in het compensatieplan. Er wordt gebruik gemaakt van een kleurcodering in dit plan. • Rood geeft aan dat het zondermeer een verstoring betreft welke niet acceptabel is. • Oranje geeft aan dat de genoemde maatregelen wel helpen de verstoring te verzachten maar niet voldoende zijn. • Groen geeft aan dat uitvoer van genoemde maatregelen voldoende is. Indien er tweemaal groen staat bij één verstoring ( zie verstoring 2.1) dan zal uitvoer van één van de maatregelen afdoende zijn. Tweemaal is natuurlijk altijd beter ! Er wordt hieronder veelvuldig de engelse term ‘site’ gebruikt. Hiermee wordt de verharding met bijbehorende installaties, buizen, kleppen etc. bedoeld zoals die nu aanwezig zijn op de voorkeurslocatie of aanwezig zal kunnen zijn op de alternatieve locatie.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
7
1. Huidige locatie ten noorden van de Loterijlanden. 1.1 Verstoring Beschrijving Minimaliserende maatregelen natuur Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
Beschrijving Permanente verharding van TAQA perceel Tijdens en na booractiviteiten zal ruim 2,3 ha. van de site van TAQA boven de Loterijlanden permanent verhard blijven op een perceel dat in totaal ruim 5,5 ha groot is. Dit is een permanente onttrekking van natuur in een natuurgebied. Aandacht voor inrichting van de groenstrook rondom het terrein. Geen bomen om het terrein heen ivm plekken voor predatoren van weidevogels in de Loterijlanden. Aandacht voor de aanwezigheid van deze site in het landschap. Rondom site geen bomen maar het behouden van een open structuur. Dit i.v.m. weidevogels. Zelfs bijvoorbeeld de aanwezigheid van laagblijvende heesters zal mogelijk leiden tot een geschikte plek voor vossen die als predatoren van de weidevogel bekend staan. Nvt
De gedachte dat de huidige site zou worden teruggegeven leidt vanzelfsprekend tot een ontwikkeling van een gebied dat geschikt is voor weidevogels. De grootte hiervan is de site zelf, 5,5 ha dus. Daarnaast is het tussen de Bergerweg en de site ingeklemde EHS-gebied niet tot weidevogelgebied te ontwikkelen zolang de site zelf niet wordt ontmanteld. Deze gronden zijn bij elkaar een kleine 6 ha groot. Bij elkaar genomen leidt dit bij geen ontmanteling van de site tot een gebied van ruim 11 ha groot dat niet tot ontwikkeld kan worden tot weidevogelgebied. Dit dient gecompenseerd te worden. Concreet: • 11 ha buiten EHS verwerven en • inrichten en beheren met een weidevogeldoelstelling • overdracht van eigendom (en beheer) aan Natuurmonumenten • zoeklocatie rondom huidige loterijlanden Voorwaarden: • Indien verstoring 1.2 aan de orde is zullen weidevogels weinig kansrijk geacht worden. Hiermee vervalt niet de compensatie van 11 ha maar wel de weidevogeldoelstelling op de genoemde 11 ha.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
8
1.2 Verstoring Beschrijving
Minimaliserende maatregelen natuur Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur
Compenserende maatregelen natuur
beschrijving Boorwerkzaamheden tijdens broedseizoen TAQA heeft aangegeven dat er met 1 of 2 boortorens gewerkt kan worden. Ons inziens zal het werken met 2 torens wel meer verstoring opleveren maar of dat significant meer impact heeft op de natuur vragen wij ons af. Verstoring van 1 boortoren tijdens het broedseizoen is reeds maximaal. Hier maken we daarom geen onderscheid in. TAQA heeft aangegeven dat indien wordt doorgeboord tijdens het broedseizoen de verwachting is dat de boorwerkzaamheden twee jaar duren. • Geluidsarm werken • Werkzaamheden op grond aan zicht onttrekken door aanbrengen van ‘bouwdoek’ tot een effectieve hoogte •
Opruimen van verstorende elementen en alles zoveel mogelijk als een blok van doek in het landschap plaatsen
Het effect van twee jaar lang doorwerken in het broedseizoen wordt door weidevogelspecialisten als desastreus voor de weidevogelstand gezien. Het inrichten van in de buurt gelegen alternatieve locaties voor slaap-en broed aangelegenheden wordt als kanstrijk gezien. Echter, de factor tijd zal hier negatief in doorwerken. In de tijd is dit niet te realiseren. Er zal n.l. eerst moeten worden verworven en vervolgens ingericht worden waarna aansluitend het gebied gedurende minimaal 2 jaar ‘aangeboden dien te worden aan de weidevogels zodat zij gaan snappen dat ze daar terecht kunnen). Getuige de planning van TAQA scoren deze mitigerende maatregelen dus slecht en zijn ze weinig realistisch en kansrijk. Het gevolg van deze verstoring, ondanks de minimaliserende maatregelen voor natuur en landschap, is dat de weidevogels in de Loterijlanden zullen verdwijnen, zie opinie weidevogelspecialisten. De kans om deze weidevogelpopulaties elders in het gebied terug te krijgen wordt na twee jaar afwezigheid als zeer gering beschouwd. Ook compenserende maatregelen voor weidevogels zoals genoemd onder 1.1. zullen dan geen oplossing zijn (maar wel als compensatie blijven bestaan naast de hier genoemde compensatiemaatregel!) De waarde van het verlies van weidevogels in het gebied moet worden gecompenseerd . Dit is een lastige opgave. Loterijlanden als weidevogelgebied is ca 19 ha groot. Indien niet langer voor weidevogels gegaan kan worden vanwege verstoring 1.2 zal een ander, ambitieus natuurdoel moeten worden nagestreefd dat min of meer op gelijke voet staat met hebben van weidevogels, voor zover mogelijk! Wij wensen in dit geval een robuust natuurgebied dat te realiseren is door de aanleg van een zone die een natuurverbinding tussen het nog in te richten e Vliegveld Bergen (als gevolg van de Land Inrichting 3 module, realisatie van EHS ) en de Loterijlanden. Op de kaart in de bijlage staat deze zone aangeduid. Het gaat om een gebied van ca 30 ha groot. Concreet: • Ca 30 ha buiten EHS verwerven en • inrichten en beheren met botanische doelstellingen….bloemrijk grasland • Zoeklocatie tussen vliegveld Bergen en Loterijlanden…zie kaart Voorwaarden: • Indien de gewenste compensatie niet of deels kan worden gerealiseerd zal in overleg naar alternatieve compensatie moeten worden gekeken.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
9
1.3 Verstoring Beschrijving
beschrijving Boorwerkzaamheden buiten broedseizoen TAQA heeft aangegeven dat er met 1 of 2 boortorens gewerkt kan worden. Ons inziens zal het werken met 2 torens wel meer verstoring opleveren maar of dat significant meer impact heeft op de natuur vragen wij ons af. Hier maken we daarom geen onderscheid in. Deze activiteit neemt met zich mee dat elke boortoren voor het broedzeizoen moet worden afgebroken en na het broedseizoen weer moet worden opgebouwd. Dit gaat gepaard met aan-of afvoer van materiaal middels een transport van 20 diepladers. Werkzaamheden duren ongeveer 1 week.
Minimaliserende maatregelen natuur
Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
TAQA heeft aangegeven dat indien wordt rekening gehouden met het broedseizoen, de verwachting is dat de boorwerkzaamheden vier jaar duren. • verwijderen van boortoren(s) voor begin februari • Opbouwen van toren na broedseizoen (geen harde datum vastgelegd---in praktijk betekent dit half juli) • Geluidsarm werken bij boringen en bij op –en afbouwen van boortorens • Werkzaamheden op grond aan zicht onttrekken door aanbrengen van ‘bouwdoek’ tot een effectieve hoogte • Slimme logistiek van diepladers en overig materieel en materiaal om verstoringen te minimaliseren • Opruimen van verstorende elementen en alles zoveel mogelijk als een blok van doek in het landschap plaatsen n.v.t.
Het is evident dat ook het af-en opbouwen van 1 of zelfs 2 boortorens gedurende 4 jaar lang effect heeft op de omgeving. Een harde koppeling met natuur is hier echter moeilijk te maken. Van harde compensatie bij deze verstoring is dan ook geen sprake.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
10
1.4 Verstoring Beschrijving
beschrijving Aanleg van ondergrondse gasleidingen door natuurpercelen TAQA heeft aangegeven dat de aanleg van extra gasleidingen nodig is bij het gebruiken van de huidige site. Dit betekent dat er zowel aan de zuid-zijde als aan de noord-oost zijde van de site gasleidingen moeten worden aangelegd. Voor het aanleggen van gasleidingen bestaat een standaard compensatiemodel waarin eigenaren/gebruikers worden betaald voor de overlast die wordt bezorgd. Vergoedingen voor nutsvoorzieningen. Wij gaan ervan uit dat dit model of een vergelijkbaar model voor vergoedingen bij aanleg van nutsvoorzieningen reeds van toepassing is verklaard op de volledige route tussen de verwerkingseenheid in de Boekelermeer en de site op de Loterijlanden. De verstoring die hier aan de orde zou kunnen zijn (MER rapport moet daar uitsluitsel over geven) is dat de aanleg van een gasleiding door de Loterijlanden een blijvende verstoring in de waardevolle natuur van de Loterijlanden met zich mee brengt. Dit zou pleiten voor extra compensatie bovenop de hierboven genoemde regelingen.
Minimaliserende maatregelen natuur
•
•
•
Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
Wij pleiten voor gestuurde boringen voor dit deel van het tracé ivm de hoge natuurwaarden in de Loterijlanden en de kans op blijvende verstoringen bij graafwerkzaamheden. In de MER moet voor zowel boren als graven in kaart gebracht worden wat effecten van deze activiteiten zijn voor grond, stabiliteit ondergrond, waterhuishouding en eindeffecten hiervan op natuur Bij graafwerkzaamheden dient de uitgegraven grond als bodemprofiel wegzet te worden en teruggebracht worden in oorspronkelijke staat bij het dichten van de sleuven
n.v.t
Na uitvoer van de werkzaamheden dient het betreffende perceel in goede staat teruggebracht te worden met extra aandacht voor waterhuishouding en aanwezige gewassen (verwijderen pitrus bv indien aan de orde) In afwachting van het MER onderzoek kan hier nu niets over worden gezegd. Scenario’s zijn niet zo makkelijk vooraf in te schatten door ons dus willen we graag de ruimte krijgen om dit inhoudelijk met TAQA en DHV te kunnen bespreken nadat in de MER duidelijk is geworden wat de impact van de verschillende oplossingsrichtingen is.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
????? ?????
11
2. Alternatieve locatie te oosten van de Bergerweg 2.1 Verstoring Beschrijving Minimaliserende maatregelen natuur Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
beschrijving Permanente verharding van TAQA perceel Tijdens en na booractiviteiten zal ruim 2,3 ha. van de site van TAQA boven de Loterijlanden permanent verhard blijven op een perceel dat in totaal ruim 5,5 ha groot is. Dit is een permanente onttrekking van natuur in een natuurgebied. Aandacht voor inrichting van de groenstrook rondom het terrein. Geen bomen om het terrein heen ivm plekken voor predatoren van weidevogels in de Loterijlanden. Aandacht voor de aanwezigheid van deze site in het landschap. Rondom site geen bomen maar het behouden van een open structuur. Dit i.v.m. weidevogels. Zelfs bijvoorbeeld de aanwezigheid van laagblijvende heesters zal mogelijk leiden tot een geschikte plek voor vossen die als predatoren van de weidevogel bekend staan. Site ontmantelen en teruggeven aan natuur. Dit betekent inrichten en beheren voor weidevogels. Overdracht van de gronden aan Natuurmonumenten waarbij beheer in de toekomst is afgekocht. De gedachte dat de huidige site zou worden teruggegeven leidt vanzelfsprekend tot een ontwikkeling van een gebied dat geschikt is voor weidevogels. De grootte hiervan is de site zelf, 5,5 ha dus. Daarnaast is het tussen de Bergerweg en de site ingeklemde EHS-gebied niet tot weidevogelgebied te ontwikkelen zolang de site zelf niet wordt ontmanteld. Deze gronden zijn bij elkaar een kleine 6 ha groot. Bij elkaar genomen leidt dit bij geen ontmanteling van deze site tot een gebied van ruim 11 ha groot dat niet tot ontwikkeld kan worden tot weidevogelgebied. Dit dient gecompenseerd te worden. Concreet: • 11 ha buiten EHS verwerven en • inrichten en beheren met een weidevogeldoelstelling • overdracht van eigendom (en beheer) aan Natuurmonumenten • zoeklocatie rondom huidige Loterijlanden
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
12
2.2 Verstoring Beschrijving
beschrijving Verrichten van boorwerkzaamheden Op de alternatieve locatie zal een geheel nieuw platform moeten worden gebouwd, compleet met toegangswegen en al. Aansluitend zal moeten worden geboord gedurende enkele jaren, eea afhankelijk van aantal boortorens en ‘jaarrond-boren’ of niet. De nieuwe locatie is verder verwijderd van het weidevogelgebied in de Loterijlanden en verwacht wordt dat het daarop dan ook geringe verstoringseffecten zal hebben.
Minimaliserende maatregelen natuur Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
Daarentegen kent deze alternatieve locatie een verstoring in haar eigen groene omgeving. Het is weliswaar geen goed weidevogelgebied maar deze locatie die nu groen en landschappelijk is wordt met de aanleg van een nieuwe site omgebouwd tot een industriële locatie. Eea in afwachting van MER rapport
Eea in afwachting van MER rapport
Bouwen van nieuwe site en verrichten van boorwerkzaamheden buiten het broedseizoen. Aankoop gebieden rondom deze nieuwe locatie zodat deze kunnen worden zekergesteld voor de toekomst. Concreet: • 15 ha buiten EHS verwerven en • inrichten en beheren met een bloemrijk grasland doelstelling • overdracht van eigendom (en beheer) aan Natuurmonumenten • zoeklocatie rondom alternatieve boorlocatie
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
13
2.3 Verstoring Beschrijving
beschrijving Aanleg van ondergrondse gasleidingen door natuurpercelen TAQA heeft aangegeven dat de aanleg van extra gasleidingen nodig zal zijn bij het gebruiken van een alternatieve locatie. Voor het aanleggen van gasleidingen bestaat een standaard compensatiemodel waarin eigenaren/gebruikers worden betaald voor de overlast die wordt bezorgd. Vergoedingen voor nutsvoorzieningen. Wij gaan ervan uit dat dit model of een vergelijkbaar model voor vergoedingen bij aanleg van nutsvoorzieningen reeds van toepassing is verklaard op de volledige route tussen de verwerkingseenheid in de Boekelermeer en deze nieuwe site. De verstoring die hier aan de orde zou kunnen zijn (MER rapport moet daar uitsluitsel over geven) is dat de aanleg van een gasleiding door de Loterijlanden een blijvende verstoring in de waardevolle natuur van de Loterijlanden met zich mee brengt. Dit zou pleiten voor extra compensatie bovenop de hierboven genoemde regelingen.
Minimaliserende maatregelen natuur
•
•
•
Minimaliserende maatregelen landschap Mitigerende maatregelen natuur Compenserende maatregelen natuur
Wij pleiten voor gestuurde boringen voor dit deel van het tracé ivm de hoge natuurwaarden in de Loterijlanden en de kans op blijvende verstoringen bij graafwerkzaamheden. In de MER moet voor zowel boren als graven in kaart gebracht worden wat effecten van deze activiteiten zijn voor grond, stabiliteit ondergrond, waterhuishouding en eindeffecten hiervan op natuur Bij graafwerkzaamheden dient de uitgegraven grond als bodemprofiel wegzet te worden en teruggebracht worden in oorspronkelijke staat bij het dichten van de sleuven
n.v.t
Na uitvoer van de werkzaamheden dient het betreffende perceel in goede staat teruggebracht te worden met extra aandacht voor waterhuishouding en aanwezige gewassen (verwijderen pitrus bv indien aan de orde) In afwachting van het MER onderzoek kan hier nu niets over worden gezegd. Scenario’s zijn niet zo makkelijk vooraf in te schatten door ons dus willen we graag de ruimte krijgen om dit inhoudelijk met TAQA en DHV te kunnen bespreken nadat in de MER duidelijk is geworden wat de impact van de verschillende oplossingsrichtingen is.
Compensatieplan voor Bergermeer Gasopslag door TAQA Energy B.V.
24-09-2008
????? ?????
14
Noordereinde 60 Postbus 9955 1243 ZS 's-Graveland T (035) 655 99 33
..........
F (035) 656 31 74 www.natuurmonumenten.nl
Ministerie van Economische Zaken DO Energie Contactpersoon: Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Dnlulll
Postbank 32391 ING Bank 66.60.28.524 KvK nr. 40516730 Voor contributie of giften Postbank 9933
23 februari 2009 .
l3ehandeld door DoorkiesnulIllller NalulIrgcbied Onderwcrp
Loterijlanden en Heilooerbos op Gasopslag in de Bergermeer
Ziens~vijze
Oeachte
,
Een aantal weken geleden heeft Natuurmonumenten de Milieueffectrapportage over voornemen tot gasopslag in de Bergermeer mogen ontvangen. We hebben dit uitgebreide document samen met de voor ons relevante bijlagen aandachtig bestudeerd. Er is zichtbaar veel moeite en energie in gestoken en het leidt dan ook tot een veelomvattend document wat wordt gewaardeerd door Natuurmonumenten. Echter, Natuurmonumenten is op het op een aantal punten fundamenteel oneens met hetgeen gesteld is in dit MER-rapport. Ik wil u daarom graag infonneren over deze punten en overige op-en aanmerkingen. In het bijgevoegde document treft u onze zienswijze aan. Ik ga er vanuit dat deze zienswijze aandachtig wordt bestudeerd en ik hoop dat deze wordt meegenomen in de definitieve planvorming rondom de gasopslag in de Bergermeer.
Beheerder Noord-Holland Midden Natuurmonumenten
Natuurmonumenten. Als je van Nederland houdt.
'0'"
GOfDlOOtUH
0030
,o ,en
Zienswijze op Milieueffectrapport Gasopslag Bergermeer door Vereniging Natuurmonumenten
Datum: Auteur:
23·02-2009
0030
r.
•
o o
-0
o
r.
r. (11
Inleiding Natuurmonumenten heaft kennis genomen van het MER-rapport inzake gasopslag Bergermeer en dient graag de onderhavige zienswijze in . In het algemene deel wordt het belang van Natuurmonumenten toegelichl en vervolgens wordt een voorkeur van Natuurmonumenten beschreven met 4 opeenvoJgende alternatieven. Oit geeft aan hoe Natuurmonumenten tegenover het voornemen van TAQA Energy B.V. staat. Aansluitend volgen op-en aanmerkingen op het hoofddocument waarbij de indeling van document leidend is.
0030
r. (J
o
10
o
r.
Aigemeen Natuurmonumenten heeft in een groter plangebied, Damlanderpolder en Bergenneerpolder, meerdere percelen in eigendom . Met het voormalige vliegveld Bergen, dat nag overgedragen dien! ta worden door DLG, meegerekend gaat het om ca. 170 ha weiland. E~n van de belangrijkste perce len zijn de Loterijlanden die zich kenmerken door hoge naluurwaarden in de vorm van weidevogels. Het primalre belang van Natuurmonumenten is het behouden, beheren en verder ontwikkelen van zowel de Loterijlanden als het gratere gebied. De Loterijlanden zijn voor Natuurmonumenten dus van groat belang . Oaarom is
Natuurmonumenten tegen het in de MER genoemde voornemen van TAQA Energy B.V. Natuurmonumenten heaft op basis van de mogelijkheden die in de Milieueffectrapportage worden beschreven een eigen voorkeur beschreven (alternatief 1) welke gevolgd wordt door de drie atternatieven die in volgorde steeds minder wenselijk worden . Hierbij heeH alternatief 1 onze absolute voorkeur, gevolgd door alternatief 2, 3 etc. Alternatief 4 wordt hierbij als onwenselijk gezien.
1. niets doen 2. puttenlocalie op het MOB-complex en verwerkingsinslallatie conform MMA 3. puttenlocalie op voorkeurslocatie BGM zonder verstorlngen in het broedseizoen en verwerkingsinstallatie en pijpleidingen conform MMA 4. putteniocatie op voorkeurslocatie BGM met verstoringen in het broedseizoen en verwerkingsinstal1atie en pijpleidingen conform MMA + compensatie in lijn met ingediende Compensatieplan 1. niets doen Oit altematief spreekt voor zich. Natuurrnonumenlen heel! geen enkele direct belang bij het voomemen van TAQA Energy B.V. en is, gezien het feit dat elke invulling/uitvoering rondom dit voornemen negalieve resultaten voor de naluuf oplevert, tegen dit voornemen . Huidige puttenlocatie BGM zou overigens op termijn worden 1eruggegeven' aan de natuur en dat draagt bij aan de ontwikkeling van dil gabied. 2. putteniocatie op hel MOBooComplex en verwerklngsl nstallatle conform MMA Nieuwe toegang lot het Bergermeergasveld zou ons inziens optimaal verkregen kunnen worden vanaf de MOB-Iocalie. Optimaal beteken! voor Natuurmonumenlen, zo min mogelijk schade aan de naluur. Waarom op deze localie echler uilsluitend is gekozen voor de comb/natie van puttenlocatie en verwerkingsinstallaties zoals in het MER wordl besproken blijft onduidelijk. Hel enige argument dat hierbij wordt genoemd is dat het operationeel geen voordeel bled! indien uitsluitend ondergronds afgewerkte putten in het MOB-oomplex worden aangelegd terwijl de verwerkingsinstaJiaties worden gerealiseerd zoals gepland in het 'Uitvoeringsaltematief'. De vraag is of dil voldoende argumentatie is voor deze keuze. Het bledt op het vlak van natuur juist veel voordelen indien uitsluitend de puttenlocatie in het MOB-complex wordt gerealiseerd en Natuurrnonumenten zou graag deze variant nader ullgewerkt zien . Immers, de Loterijlanden worden zo volledig vermeden. Er vinden geen boringen in het broedseizoen plaats en de leidingen hoeven niet door de loterijlanden aangelegd Ie worden . Bovendien is het maar de vraag of dit planologlsch zo stecht uitpakt. Elm van de huidige denklijnen in het proces rondom de herbestemming van het MOBcomplex is het stimuleren van het open landschap In dit gebied. En dat toegepast op het
0030
I,
a a
'"a
r.
MOB·complex betekent de amovering van dit complex met haar hoogopgaande begroeiing en bebouwing. Deze gedachtegang gaat uitstekend gepaard met ondergrondse afwerking van een puttenlocatie waarmee openheid dus wordt gehandhaafd. Daarnaast dient nog opgemerkt te worden da! deze locatie jUts! goed te bereiken is via de zuidelijke toegan9 via de provinciale wag N512 van Alkmaar richting Egmond . Als laatste punt dien! opgemerkt ie worden dar hel gabied van hel voormalige vliegveld Bergen tegen het MOB·complex aanligt en dat dit de komende jaren word! ontwikkeld tot natuurgebied. Oil betakent dat het gebled al wordt verstoord door deze werkzaamheden en kan ef aangestuurd worden op simultane uitvoering van beida werken . Natuurmonumenten heaft weinig moaite met pijpleidingentrace onder het Heilooerbos door. Oat geldt voor dit altematief maar ook voor alternatieven 3 en 4.
3. puttenlocatie op voorkeurslocatie BGM zonder verstoringen in het broedseizoen en verwerkingslnstallatJe en pijpleidingen conform MMA Natuurmonumenten ziet in de loterijlanden een belangrijk weidevogelgebied en onderschrijft van harte het rapport 'Effecten op natuurwaarden van het project Bergemeer gas Storage' van Alterra, d .d. september 2008. Het belangrijkste wat hierin staat vermeld is dat kiezen veor jaarrond boren lunes! is voor de weidevogelstand in dit gabled. Oit komt bovenop de autonome ontwikkeling van de weidevogels in Nederland en voor de Loterijlanden specifiek. Oaarmee is het beschreven Uitvoeringsalternatief de doodsteek voor de weidevogels in dit gebiedl Bovendien is in hel verleden op z' minst de verwachling gewekl dat de boorlocatie zou worden teruggegeven aan de naluur wat uitbreiding van de op deze plek zo geschikte weidevogelbiotoop had kunnen betekenen. Door te kiezen voor het Uitvoeringsalternatief wordt nu de andere kant op gewerkt en heeft de weidevogel geen enkele toekomst in dit
gebied. Alterra geelt tevens duidelijk aan dat tijdelijke compensatie voor broedgevallen op zich al heellastig is maar ons inziens wei geprobeerd moet worden. Oil word! nag een extra lastige opgave gezien de slrakke planning die met hel voornemen gaat gepaard. Het is en blijlt de vraag of tijdelijke compenserende maatregelen effectief zijn .
4. puttenlocatie op voorkeurslocatie BGM met verstoringen in het broedseizoen en verwerkingslnstallatie en pijpleldingen conform MMA + compensatie in lijn met ingediende Compensatieplan Indien het bevoegd gezag akkoord gaat met het uitvoeringsalternatlef en er jaarrond geboord mag worden vindl Naluurmonumenten het volslrekt onacceptabel dat er opzettelijk gedurende het broedseizoen word! doorgewerkt. Oil is, met name gegeven het rapport van Alterra, in strijd met de zargplicht zoals beschreven in de Flora-en Faunawetgeving waarin o.a. werken buiten het broedseizaen wordt voorgeschreven. Natuurmonumenten betwijfel! dan ook af veor werken tijdens het broedseizoen een antheffing verkregen kan worden. Indien dlt alternatief word! gevalgd dien! dit gepaard te gaan met de compensatie zaals aangegeven in het Campensatieplan. Natuurmonumenten vindt dat bij dit alternatie1 sterke natuurwaarden verloren gaan en dat er sterke natuurwaarden voor terug moeten kamen (de compensatie) . TAQA Energy B.V. dien! hier als initlatiefnemer veor 20rg Ie dragen. Oeze
0030
r. C
o
,0
Cl
r. r. (n
'plicht' vergt een benadering waarbij de compensatiedoelen in zij" geheel gerealiseerd dianen t9 worden . Een budget-gedreven benadering waarbij mogelijk halverwege de uitvoering van de compensatieplannen wordt gastopt omdat het compensatiebudget is verbruikt is niet acceplabeL
Praces Door het banoemen van een voorkeursalternatief met a1ternatieven zoals in hooldstuk vier is toegelicht, worden in het hoofdrapport vrijwel aileen de effects" van deze altematieven uitgewerkt. Hierbij is het werken buiten het broedseizoen het uitgangspunt. Pas in hoofdstuk 10 wordt gesproken van het Uitvoeringsalternatief waarbij de aap uil de mouw komI, er word! algeweken van het MMA en er wordt gesproken van jaarrond bore" omdat dat financieel· economische voordelen biedt. Echler, de effecten die voortkomen uit dit uitvoeringsalternatief worden lang niet zo breed beschreven als de effectan van het voorkeursaltematief en de alternatieven. Immers deze effectbeschrijVingen en de vergelijkingen tussen de diverse attematieven Vinden plaats in hoofdsluk 6 en 9. Oat is vreemd want de MER zou juist bedoeld moeten zijn om de effecten van het alternatief dat de initiatiefnemer graag wit uitvoeren In kaart Ie brengen. Natuunnonumenten vlndt dat dit een sterk vertekenend beeld oplevert en dat dit geen recht doel aan de vernietiging van de weidevogels in de Loterijlanden. Overigens word! wei aangegeven dat TAQA dit uitvoeringsatternatiel alteen wit uitvoeren met de juiste compensatie maar juist in het rapport van Atterra wordt duidelijk dat dat een tastige opgave tijkt omdat de weidevogels in dit gevat gewoon verdwenen zullen zijn'
0030
.-aa III
o t_ (0
Op-en aanmerkingen op het hoofddocument van de Milieueffectrapportage 3.4.4
Het is nlet duidelljk wat hier wordt bedoeld . EHS is nog steeds een begrip van belang
voor de provincia aangezien zij voor EHS realisatie verantwoordelijk zijo. PEHS is echler wei vervallen . 4.3.1.3 In di1 hoofdstuk wordt beschreven wat het voomemen is en wat de alternatieven zijn . Zelfs in de planning wordt uitgegaan van boren bullen het broedseizoen. Oil Is dus niet reaJistisch gazien het feit dat TAQA Energy B. V. wei wi! doorboren, zie uitvoeringsalternatiefl 4 .3.4 Hier wordt beschreven waarom de putteniocatie BGM in lader geval10 jaar in gebruik zal blijven. Wat niet duidelijk Qverkomt , is hoe deze argumenten zich verhouden tot de nieuwe funelle van het gasreservoir Ie weten , gasopslag . Als leek kun j9 dus niet anders concluderen dat de ondergrondse situatie tegelijkertijd geschikt Is voor productie van gas, productiewater terugpompen en gasopslag. Klopt dat? Zo nee , wat dan als niet wordt gekozen v~~r BGM als puUenlocatie maar voor MOB 01 Bergerweg-noord? Dan wordt er dus gekozen voor gasopslag en vervallen die andere funcUes en daarmee ook de noodzaak voor het aanhouden van voorkeurslocatie BGM als verharding? Toch wordt op diverse plekken in de MER aangegeven dal in die gevallen de huidige puUenlocatie pas op termijn wordt teruggegeven aan de natuur en dat zou dan strijdig zijn . 4.5.3.1 MOB-complex Bergen. Zie atgemene opmerking over locatie MOB-complex. Toekomstige bestemming is nog niet vastgesteld. In overleg met provincie en gemeenle lijkl hel de moeile waard am uit Ie loeken 01 uitsluitend een puttenlocatie hier haalbaar is. E.e.a lijkt goed Ie combineren met de inrichtingsmaatregelen op het vliegveld Bergen ... aanleg van de leidingen bijvoorbeeld. In dil hoofdstuk wordt beschreven hoe men denkt de pijpleidingen aan Ie leggen. 4.6 Naluurmonumenten mist hier de beschrijving van de laatste handelingen bij deze werkzaamheden . Hierbij moet gedacht worden aan een beschrijving van de afwerking van het land. Alteen terugstorten van hel bodemprofiel is niet voldoende. De grond moet laagsgewijs tot de oorspronkelijke waarde verdicht worden . De percelen moeten in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht. Oat wordt wei genoemd in het stuk. Expliciet opnemen van het volgende zou het overtuigender en sterker maken. AancJacht voor de perce/en. trezen van greppe/s en graven van slaten, terugplaatsen van hekken en rasters indien van toepassing. Uiteraard meet de werkstrook weer worden ingezaaid met het geschikte zaadmengsef. 5.3.2.4 Het beeld dal Natuurmonumenten in het plangebied geen ptannen heeft voor het verwerven van meer land is niet langer correct. Natuurmonumenten heert ambities om lowel binnen als bullen de EHS natuur Ie verwerven om een robuuster aaneengesloten natuurgebied Ie verkrijgen in dit plangebied . 6.1.1.30nderaan biz. 145. (relalia met opmerking 4 .3.4. )hier dus een voorbeeld dal ook al word! een aUernatieve puttentocatie ingericht dan word! gesteld dat BGM voorkeur am andere redenen toch nog minstens 10 jaar in gebruik zal zijn. Oat is dus ech! zo ? .... omdat dit suggereert dat hel gasreselVoir dus tegelijkertijd meerdere functies kan hebben? 6. 1.2 Op basis van de informatie van het Alterra rapport lijkt het zinvol om duidelijkheid te bieden over wat werken buiten het broedseizoen betekent. Onderstaand een suggestie/ Jeidraad : boren buiten het broedseizoen zoals in het voorkeursaffernatief
0030
••a a
'a" ••
••en gastaki beteken!: dar de boorinstallatie voor half februarl moet zijn afgebroken en afgevoerd en dat eind juni weer aangevoerd en opgebouwd mag worden.
6.1.2 Het blijft in lowel het voorkeursalternatief. als in de altematieven, als in het MMA als in het uitvoeringsaltematief onduidelijk met heeveel rigs geboord gaat worden. In paragraaf 6.1.2.4 wordt de mogelijkheid van boren met 2 rigs wei genoemd m.b.t. geluidscontouren. Echler in de rest van het document worden averige effecten niet gerelateerd aan een specifieke verstori ng van 1 dan wei 2 rigs. Oil lijkt niet realistisch want juist het verSChil in aile effecten van boren met 1 of 2 installaties zou inzichtelijk gemaakt dienen Ie worden in de MEA en niet uitsluitend voor het geluid zoals nu is gedaan in het MER·rapport.
6.1.2.8Er wordl geen duidelijk onderscheid gemaakt in de diverse alinea's tussen werken binnen of bulten het broedeizoen. In de paragraaf geluld wordt wei een effect tav een verstoring als gevolg van werken in het broedseizoen gemeld. In paragraaf hoogopgaande elementen wordt er weer gemeld dat de effeclen gering zijn omdat er niet gewerkt wordt tijdens het broedseizoen. Op deze wijze wordt er dus ruimte gecreeerd om effecten wei of niet te benoemen. De weergave is op deze wijze niet 1· 1·duidig. Zie oak algemene opmerklngen onder proces. Het totaal geeft dus geen goede afwegingen en geen duidelijke opsomming weer wat de effecten van werken binnen en builen het broedseizoen zijn. 6.1 .6.7Er wordt bij de 28 bullet gesuggereerd dal gestuurde boringen beter zijn voor de archeologie. Oat wordt wei onderschreven door Natuurmonumenten, echler bij een gestuurde boring wordl een bepaalde volumedeel van het grondlichaam vervangen door de pijpleidingen. Hierbij is het niet ondenkbaar dat het boclemarchief wordt weggeboord. Oil effect wordt niet beschreven. 6.2.3 Volgens Natuurmonumenten is een belangrijke conclusie, na bestudering van tabel 6.2.1, dat voor wat bet.eft de puttenlocaties zowel de tijdelijke als de permanente effecten t.o.V. de referentie (= BGM voorkeurslocatie) voor de alternatieve locaties aUemaal gunstiger uitvallen m.b.t. de parameters flora en fauna, weidevogels en landschappelijke inpassing ... .Anders gezegd, natuur en landschap komen er bij de alternatieve locaties beter van at dan indien gekozen wordt voor het boren op BGM voorkeurslocatie. Oit gegeven doortrekken naar de hoofdstukken 9 en 10 waarbij wordt toegewerkt naar het MMA met toch de voorkeurslocatie BGM als pultenlocatie bevreemd Natuurmonumenten. Is het gehanteerde toetsingskader/model zoals beschreven in hoofdstuk 9 wei correct en of correct toegepast. 6.2.4 Moelen financieel·economische motieven wei een plek hebben in de MER zoals gebeurd is onderaan deze paragraaf? 9.5.2 De label geeft pijnlijk duidelijk aan dat hel voomemen, in welk alternatief dan ook, vrijwel aileen maar negatieve gevolgen heeft v~~r de omgeving. 9 .5.3 De tabel geeft pijnlijk duidelijk aan dat het voomemen, in welk alternatief dan ook, vrijwel aileen maar negatieve gevolgen heeft voor de omgeving. 9.6.1 Natuurmonumenten mist mitigerende maatregelen t.a.v. natuur. Eerder in de stukken wordt weergegeven dat Lh.k.v. de F&F wetgeving mitigerende
0030
f.
o o
'"o r.
r. (Il
maatregelen genomen dienen Ie worden. Deze kamen niet terug in deze lijst met mitigerende maatregelen. 9.6.2 Idem als bij 9.6.1 10.1 Herhaaldelijk wordt het argument aangehaald dat bij keuze voor een alternatieve tocatie voor de puttenlocaties, de voorkeurslocatie BGM nag wei 10 jaar operationeel is en dat er dientengevolge 2 puttenlocaties tegelijkertijd aanwezig zijn en dat wordt als negalief bestempeld. Dil argument wordt gebruikt om voorkeurslocatie BGM op Ie nemen in het MMA. Zo is het immers beter voor de naluur! Aansluitend wordt door de initiatiefnemer aangegeven dat ze hel MMA in grote lijnen volgen . Dat klinkt heel positief. Echter, door te kiezen in het Uitvoeringsalternatief voor het jaarrond boren worden de natuurwaarden vernietigd, zie rapport Alterra. Er wordt in grote lijnen gekozen voor het MMA maar er wordt iets van afgeweken met als resultaat een situatie voor de natuur die veel slechter is dan het MMA of aile andere altematievenl Kortom, deze wijze van presenteren van de effecten is sterk misleidend. Oaarnaast worden nog twee argumenten genoemd om Ie komen tot voorkeurslocatie BGM als puUenlocatie in het MMA. Deze argumenten zijn al eerder in deze zienswijze benoemd waarmee het maar de vraag is of deze argumenten stand houden. Kortom, Natuurmonumenten is het niet eens met de totstandkoming van het MMA. 10.2 bullet jaarrond boren: uit deze alinea voigt dat de compensatie er op is gericht dat het jaarrond boren de weidevogelstand nauwelijks aantast. Alterra geeft in haar rapport ondubbelzinnig aan ( paragraaf 2.4) dat er indien er jaarrond word! geboord er bijna niet gecompenseerd kan worden omdat de weidevogels weg zullen zijn en blijven. Het compensatieplan van de verenigde natuurgroepen beschrijft dit ook en zoekt derhalve compensatie van ver1ies van weidevogels in andere natuurwaarden te weten : de versterking van de ecologische zone tussen vliegveld Bergen en de Loterijlanden. In deze zin spreekt het Hoofddocument MEA met achterHggende documenten 2ich zeU legen want er kan dus eigenlijk niet mel garanties voor behoud van de weidevogelpopulatie tegen jaarrond boren gecompenseerd worden. En dus, zo voigt uil deze alinea zal TAQA terugvallen naar het voomemen om tijdens het broedseizoen niet te verstoren en zal hel uitvoeringsalternalief dus aangepasl dienen Ie worden volgens Natuurmonumenten. 12. Natuurmonumenten wil voorstellen om naast de genoemde evaluatie en moniloringsprogramma's ook een natuurevaJuatie van de uiteindelijke puttenlocatie en van het pijpleidingentrace op te nemen. Hiermee wordt vastgelegd wat de effecten zijn van de genomen (mitigerende) maatregelen op de natuur en dit geeft een lerende werking voor vergelijkbare initiatieven in de toekomst als ook een mogelijk bijsturende werking op het compensalieplan .
r. (J
r (
Alkmanr.24 februari 2009
Betreft: Bezwaar Gasopslag Bergenneer (TAQA) AANTEKENEN Ministerie van Economische laken DG Energie Direclie Encrgiemarkl
Poslbu5 20 I0 I 2500EC DEN HAAG
Gcachtc Hiennede teken ik bezwaar aan namens en legen de vergunning aanvraag en het MER(Milieueffectcnrapport) voor de vestiging van de gasopslag Bergcmlcer (Taqa Energy BY). Er stant in de planning da! er cell compressor station word! gebouwd in de Bockclermeer. Onzc gronden, woningen en ons bedrijf liggen in de Boekelermecr op korte afstand van de gcplande nicu\.,.c vesliging. Voor aile duidelijkheid berichl ik u da! wij staan ingckleurd als aitcmal'ieve ic)Calie aan het Noord-Hollands kanaa1. Voor de geplande vestiging van Taqa Energy BV hecft cr volgens het MER rapport een risico analyse plaalS gehad. Hienlit koml naar voren dal er in cen straal van 300 mtr. beperkte bedrijvigheid mag plaats hebbcn. Voorts hecft Taqa gepland om een pijpleiding door onze gronden aanleggen, dit houdt in dat er op en naas! deze grond niet gebouwd mag worden. De geplande vesliging van he! compressor station zal ten kosue gaan van ons woongenot Door dit niles zijn wij genoodzaakt om ecll planschade in te dienen. Zeer recent heeft Gemeenle Alkmaar de WVG erbij ons vanar gehaald, hierdoor is hel voor ons mogelijk am aan derden te verkopen. Daar wij geen rcstriclies wensen op ons nog Ie verkopen onroerende zaken. zaals o.a. hierboven zijn vemleld, tckenen wij bezwaar aan legen voomoemde plannen.
.=
Wij vcrtTOlIwcn op uw begrip voor Oil S standpunt en zijn in afwachling van uw rcactic.
~
o ,.~
z..,...,
-=
°
-
,=
0 = 0 = 0 = 0 = w=
hoogachtcnd,
u w C) C) U")
c--J
roo rroo
o
C!J N
0:: Cf) (')
J) (Vi.·l
•.'
'
Bergen(NH), 24 Februari 2009 Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt La.v. Betr. ]nspraak n.a.v. het door TAQA Energy B.V. ingediend MER ter verkrijging van vergllnningen ingevolge de Wet milieubeheer betreffende de inrichting van installaties en de aanleg van pijpleidingen ter mogelijke lIitvoering op en in percelen van de Gemeente Bergen van het Gasopslagplan Bergermeer van 17-07- 2007 (E.Z. ET/EMl7087235) . Geachte In vervolg op mijn zienswijzen op het Ontwerpbesluit opslagplan Bergermeer van 26-04-2007 en de opmerkingen die daarover in bovenvermeld Ministerieel Besluit opslagplan Bergermeer van 17-07-2007 werden vastgelegd dien ik bij deze mijn navolgende bedenkingen in tegen dit door TAQA Energie B.V. ingediend MER en de op grond van dat rapport ingevolge de Wet milieubeheer te verlenen van vergllnningen ter mogelijke uitvoering op en in altematieve percelen in de Gemeente Bergen van gasopslag naast het te behandelen Bergermeerveld .. De bedenkingen, die ik om te beginnen baseer op tekstdelen uit de brief van de Minister van E.Z. d.d.16-09-1971, kenmerk 371/65831EMG, gericht aan de Inspecteur R.O. te Amsterdam inzake het Bestemmingsplan Duingebied gemeente Schood, waarin werd vastgelegd, - dat bij Kon. besluit van 1 mei 1969, nr.14 aan Amoco Neth. Petr.Cy tezamenmet Dyas N.V., dochter van de S.H.V., en Gelsenberg A.G. concessie werd verleend voor ontginning van aardgas en aardolie in een deel van de provincie Noord-Holland, waarbij de Staat ingevolge een aan de concessie verbonden voorschrift v~~r 40% deelnam in de winning van het aardgas; - dat onderzoekingen binnen het concessiegebied tot dusverre drie aardgasaccumulaties werden aangetoond, die als het Groet-veld, het Bergen-veld en het Bergermeer-veld werden aangeduid; -dat v~~r het Groet-veld was, naast de v~~r gas winning te benutten Groet 1 exploratieboring, Groet 2 als centrale productielokatie nodig v~~r uitputting van dit aardgasveld ; - dat voor het Bergen-veld een centrale productielokatie (in het Pirolavlak) noodzakelijk was; - dat voor de aardgaswinning uit het Bergermeerveld twee productielokaties nodig waren; en - dat at het geproduceerde aardgas vandaar per pijpleiding naar een, mogelijk nog binnen de gemeente Bergen aan het Noord-Hollandskanaal op te richten, gasbehandelingsinstallatie getranspol1eerd werd, om daar geschikt gemaakt te worden v~~r aflevering aan de N.V. Ned. Gasllnie, die voor de verdere distributie zorg zou dragen. Met dit Ministieel schrijven werd verder vastgelegd dat het concessiegebied mede duingebied van landschappelijke waarde bevat, waarvoor de Kroon het wenselij k achtte te bepalen dat voor het inrichten van een boorlokatie , de aanleg van pijpleidingen en andere mijnwerken zoals de gasbehandelingsinstallatie het fiat moest worden verkregen van door de Minister van E.Z. ingestelde planologische werkcommissie, die eerst over haar voorgelegde werken op het gebied van de opsporing en winning van delfstoffen oordeelde, nadat de P.P.D. was gehoord, die op haar beurt andere instanties waaronder gemeentebesturen had inschakelt ter verkrijging van planologisch verantwoorde oplossing voor voormeld Bestemmingsplan Duingebied Schoorl. Aansluitend daarop treft u mijn als voigt onderbouwde bedenkingen aan tegen het door TAQA Energy B.Y. in haar MER als het Bergermeer"Reservoir", zie Fig. 21-2, betrekken van de door Amoco sinds 1971 als concessionaris conform de wensen van de Kroon uitputtend geexploiteerde gasvelden Groet, Bergen en Bergermeer ter verkrijging nu van een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer voor het uitoefenen van cornnlercieel gasopslagbedrijf met het leeg geproduceerde gasveld Bergermeer naast het al in gebruik zijnde gasveld Alkmaar.
-2Dit zijn de bronnen en gegevens waarop ik mijn voormelde bedenkingen baseer: Uijlage 1. Daarin treft u de door drs.G.C.Brouwer, Hoofd van de afdeling diepe ondergrond van de RGD en ir.J.W.de Korver van het Staatstoezicht van de Mijnen op 13-01-1971 verstrekte milieurelevante gegevens aan, voor zover die inzake de gaswinning door Amoco uit het Bergermeer veld vanllit de lokatie Bergermeer I (Bergerweg) genotuleerd staan op blad 1 en 2 van de notulen van een vergadering met de Gascommissies ad hoc van Bergen en Schoorl.
Bijlage 2. Dit is de door Amoco verstrekte kaart waarop de lokaties en leidingen voor productie en aflevering aan de Gasunie stonden aangegeven voor de door haar geplande gaswinning uit de gasvelden Bergermeer, Bergen en Groet op een vee! duidelij ker achtergrond van het natuur- en poldergebied dan TAQA ons in haar MER presenteert voor dit waar sti ltegebied. Uijlage 3. Daarin treft u een samenvatting aan van hetgeen op 19-02-1971 door voomoemde heren De Korver en Brouwer betreffende de exploitatie van de drie gasvelden Bergen-Schoorl aan planologische inforrnatie verstrekt werd betreffende de lokaties in Bergen en Schoorl van , -de twee toppen van het Bergermeer veld, ]) plaats van boring BM 1, 2) onder de RU"inekerk, de top van het Groet veld 3) plaats boring Groet 2 of Hargen a/Zee en de top van het Bergen veld 4) onder het Pirolavlak) ; -een centrale gasbehandeling installatie voor aflevering van het aardgas aan de Ned. Gasunie, en -de leidingen van de winningslokaties door polderland naar die centrale gasdrooginstallatie; en -de exploratielokaties Groet 1 en Bergen 1(Heerenweg) moeten met spoed worden opgeruimd. Bijlage 4. Laat u een schematische kaart zien van: in wit het deel van de indertijd aan Amoco c.s verleende concessie, waarbinnen de contouren staan aangegeven van de aardgasvelden Groet, Bergen en Bergermeer, die TAQA in haar MER in Fig. 2.1-2 en Tabel 2.1-1 met een contour weergeeft als zijnde het voor haar commerciele Gasrotonde geschikt Bergermeer "Reservoir", dat uiterst vaag, maar weI bij deze aangevochten, onjuist in beeld wordt gebracht. Met de kustlijn ter orientatie geeft deze schematische kaaJi de wijzigingen aan die Amoco op voorstel van Gascommissies ad hoc en met instemming van het Staatstoezicht aanbracht voor het op een centrale gasbehandelingsinstalatie via polderland aan de N.V. Ned. Gasunie kunnen afleveren van het uitputtend gewonnen aardgas uit deze drie gasvelden. Bet gas droogstation kwam aan het Noordhollands kanaal te staan; het uit het Groet veld gewonnen gas werd vanaf de boorlokatie Groet 2 via de lokatie Groet 1 door poldergebied afgevoerd; datzelfde ziet u voor het Bergen veld aangegeven, waarvan het aardgas vanuit een boorlokatie aan de noordgrens van Bergen a/Zee gewonnen werd ,terwijl het Bergermeerveld vanaf een, daarvoor uitgebreide, Bergermeer (Bergerweg) lokatie als voIgt werd uitgeput. Daarvoor moet u terug naar het voorblad van Bijlage 1 beginnend bij: -Vol gens dhr.De Korver -dat de begrenzing van de aan te boren (m.i. top van de) gas bel Bergermeer van boven af seismisch ] 97] moeilijk is te definieren; -dat afuankelijk van de struCtllur der aardlagen tot 60 graden gedevieerd kan worden geboord; -waar vervolgens staat dat het technisch noodzakelijk is het reservoir onder een bepaalde hoek te benaderen wegens een snelle overgang van zout-, zand-, anhydriet- en kalksteenlagen; en -dat (z.o.z) uit veiligheidsoverwegingen Amoco van het Mijnwezen geen toe stemming zal krijgen een afstand van 1500 m te overschrijden tussen boorplaats en het punt waar de gas bel moet worden bereikt. Wij als Gascommissie ad hoc van de gemeente Bergen hebben ons, zie Bijlage 3 en 4, met het aanwijzen van de plaats voor een boorlokatie in Bergen aan Zee daaraan gehouden. Amoco en later TAQA zelfhebben ongetwijfeld volgens die gestelde norm de gedevieerde gaswinningsverbuizingen vanuit de Bergermeer I lokatie tot stand moeten brengen, met naar een maar m.i. naar twee van elkaar gescheiden gelaagde Bergermeer gasbeldaken.
-3De wijze waarop TAQA-O dat haar vergunningaanvraag voor vergunning krachtens de Mijnwet met doorsneden over een ZO-NW lijn toelichtte roept bij mij de vraag op ofTAQA tocn al rekening hield met het bestaan van twee gescheiden BM 1 en BM 2 gasvelden. Daartoe kan in B2) Geologische beschrijving van voorkomen(s), deze -(s)- zijn toegevoegd , terwijl in de horizontale doorsnede de tot in het Rotliegend doorIopende boringen voor mij weI als acht witte cirkeltjes zichtbaar werden gemaakt met bijbehorende BGM nummers die in de donkere achtergrond voor mij niet meer te lezen waren. In B 2.1) Geologische doorsnede van voorkomen(s), staat een langsdoorsnede over die ZO-NW lijn, waarop het door het Mijnwezen vanaf de boorlokatie voorgeschreven verIoop van de verbuizingen kon, maar niet werd aangegeven. Het geheel aan boorputten 1-3 en 5-9, acht stuks ziin in de Z-O helft van het gasveld tot op de bodem geboord. Zou het mogelijk zijn dat er een breukvlak bestaat waarlangs een totale verschuiving in hoogte tot stand kwam tussen het weI en op de tekening niet van putten voorziene Rotliegend . Dat zou namelijk verklaren dat in de Mijnwet vergunningaanvraag onder B 4) Overzicht boringen in voorkomen(s), boring BGM 9, in 1991 als laatste geboord, het Rotliegend niet kon bereiken. Was dat wellicht omdat waar op diepte Rotliegend verwacht werd een ander (breukvlak) gesteente aangeboord bleef.?
Bijlage 5. Voor deze historische geomechanische aspecten was en is er volgens de TAQA MER op diezelfde ZO-NW lijn volgens Fig.8.1-1 nog een heel bestand aan Zechstein haliet relatief dichtbij, wat haar voortdurende bijdrage kan leveren voor glijvlakken van eenmaal gevormde nog actieve breuken, welke ondergrondse verschuivingen het KNMI met deze in Bijlage 5 weergegeven figuren markeerde met epicentra van bevingen, die zich in de tijd in hetzelfde gebied over een ZO-NW lijn als een actieve breuklijn richting RU"inekerk Bergen verplaatsten als TAQA gebruikte als basis voor haar geologische beschrijving van de voorkomen(s) voor haar aanvraag voor een Mijnwet vergunning voor gasopslag in het Bergermeer reservoir. Dat vraagt m.i om, gelet op het voortdurend wisselen qua druk en temperatuur bij het inbrengen en terugwinnen van gas in het opslag reservoir om eliminatie van de temperatuurfaktor door het voor opslag aangevoerde op gesteentetemperatuur in te brengen. Wat op zich weI een om niet verspillen van aardgas zou betekenen. Bijlage 6. Een belangrijk milieueffect rond gasmijnbouw installaties en boven de gasleidingen is een gaslek die een gaswolk tot gevolg heeft die met de zuurstof uit de lucht een gasexplosie en dus brand kan veroorzaken. Hierover verwijs ik u nu terug naar blad 4 van Bijlage 1 sub b. Dat gasbrand kort na het met de exploratieboring aanboren van gasveld Groet vanuit de boorlokatie Groet 1 in het duingebied bij Hargen a/Zee ontstond en veel bluswerk vergde toon ik u met deze drie foto's die eerst in 1972 in mijn bezit kwamen. Mijn zorgen voor brand preventie bij gasopslag gaan, als zich dat zich zou uitbreiden tot het formaat Bergermeer "Reservaat" als TAQA in haar MER in beeld brengt, in de eerste plaats uit naar de winningslokatie Bergen a/Zee, die Amoco toezegde binnen 25 jaar ondergronds met beton afte dichten en bovengronds volledig in de oude staat te zullen herstellen. . Een lokatie die in de bebouwingsgrens van Bergen a/Zee als leef- en recreatiegebied ligt in een bijzonder duingebied en die uit milieu overwegingen niet vermeld had mogen worden in de TAQA MER als een voor gasopslag geschikte lokatie. Datzelfde geldt m.i. voor Bargen a/Zee en Groet.
q 11\';
-4Bijlage 7. Betreft het milieuaspect geluidshinder waarvoor ik u opnieuw nu naar blad 2 van Bijlage 1 sub c verwijs waar de uitspraak van dhr.De Korver genotuleerd staat dat boren niet valt onder de eisen van een bouwvergunning, noch onder de hinderregeling. Toen bekend werd dat ook rond een lokatie voor de gasdrooginstallatie geluidshinder kon optreden besloot het Gemeentebestuur Bergen op advies van haar Gascommissie ad hoc het voor die installatie beschikbaar aan het Noordhollands kanaal gelegen perceel weiland in erfpacht aan Amoco uit te geven. Als Bijlage 7 zend ik u het blad uit die overeenkomst waarin u onder Bedingen 5 B sub a de geluidshindervoorwaarden acmtreft waaronder Amoco gerechtigd was de gasdrooginstallatie op dat terrein te bedrijven mits en zolang deze installatie daaraan voldoet. En waar het hart van het terrein lag op afstand waarvan het geluid werd gemeten ziet u bij gaand aangehechte terreintekening. En dat nu was bij gebrek toen aan een Milieuwet onze nonm voor begrenzing van geluidshinder in het Bergense leefgebied. Bnjlagen 8-1,-2 en -3. U krijgt die vrijblijvend aangereikt ter onderbouwing van mijn positieve bedenkingen tot slot over het tot stand komen van de drie of zelfs vier aardgasbellen in ons huidig Bergense kustgebied. Dit naar aanleiding van het onder historische geomechanische aspecten in de TAQA MER in de Fig.8.1-1 aantreffen van een weergegeven Zechstein bestand. Als Bijlage 8-1 toon ik u de kaart die dhr.H.M.Harsveldt, Zoutgeoloog A van de RGD mij in 1975 verstrekte om in overleg met hem zoutkoepels in Nederland te selecteren voor het daarin definitief opbergen van radioactief afval. Het Zechsteinbekken van waaruit diapirische structuren ontstonden reikte niet tot onder ons huidig kustgebied. In Bijlage 8-2 staat bovenaan de Zechsteinkaart van Brinkmann uit 1954, die aangeeft dat in ons huidig gebied aIleen halietwerd afgezet. Daaronder staat de kaart uit 1978 volgens Ziegler die wij in OECD verband Ellropees verband voor nucleaire afvalopberging geruikten. Als 8-3 geef ik een PTS tekst met een schematisch verloop van steenzouttektoniek. Haliet wijkt onder gesteentedruk breukloos llit naar plaatsen van geringere weerstand. Het is echter goed oplosbaar in water en de pekel helpt dan mee tot weerstandvermindering bij afschuiving zolang er ter plaatse ook nog haliet is. Mijn verwachting is het kosten-baten plaatje voor gasopslag zeker als het in te brengen gas van verre aangevoerd ook nog tot gesteentetemperatuur verwalmd moet worden niet goed uitpakt Liever zou ik met verwijzing naar Bijlage 8-1 uw Minister in overweging willen geven het initiatiefte nemen om in Europees verband een groot eiland in de Noordzee aan te leggen boven een van die zoutkoepels onder de Noordzee om daarin een non-retrievable opbergmijn in aan te leggen voor al het nucleair afval van de EU. In het archiefvan CORA ligt nog een het door van Hattum en Blankevoort uitgewerkt ECN plan dat in Europees verb and weer opgepakt kan worden. Dat kan kernenergie doorslaggevend een reee) altematief maken ter vervanging van Nederland als Gasrotonde voor Europa. Daarmee Sillit ik mijn bedenkingen over het TAQA MER af, en verblijf Met vriendelijke groet,
~'~~
NOTULEN
(:J.
=========== van de vergadering van de GASKOMMISSIES AD HOC VAN DE
~c
GEMEENTEN BERGEN N.H. EN SCHOORL, gehouden op woensdag, 13 januari 1971, in de raadzaal te Bergen N.H.
"
Cl
--------------------------------------------------------------------
11\.;
Inhoud:
I. Opening. II. Lokatie Bergermeer I. a. Boorlawaai. b. Lokatie nabij Paardemleide. c. Geluidsoverlast. III. Gasbehandelingsstation. a. Visionele hinder boorlokatie. IV. Lokatie Groet I. V. Lokatie Pirolavlak o a. Vegetatie boven de leidingen. b. Brandpreventie. c. Geluidsoverlast bij reduktie. d. Leidingtrace'so eo Liquidatie Groet I. f. Plaats gasbehandelingsstation. VI. Sluiting eerste gedeelte vergadering. VII. Nabespreking. VIII. Sluiting laatste gedeelte vergadering.
- - - -Aanwezig:
--
- - -- -- - - - - -
-
Schoorl: Bergen: Deskundigen: Technisch adviseur en sekretaris: Notulist:. Genodigden:
OPENING
LOKATIE BERGERMEER 10
hoofdafdeling diepe ondergrond van de Rijks Geologische' Dienst. , Staatstoezicht op de Mijnen.
I. De VOORZITTER opent de vergadering om 20.00 uur en heet allen welkom, in he t bi j zonder , waarvan hi j ver',Tach t, dat zij de nodige kennis van zaken zullen hebben. II.
krijgt van de voorzi tter het woord en vraagt of de veronderstelling bevestigd of ontkend kan vorden, dat de gaswinningsmogelijkheden vanuit een lokatie, gelegen op het punt 61725 - 5835 45 niet ver zal achterblijven bij die van de lokatie Bergermeer I. konstateert, dat de begrenzing van de gasbel zoals de Geologische Dienst deze zelf interpreteert niet belangrijk afWijkt van ~- .~e,inte~~retatie v~.Am9co.IVolgens is de begrenzing van d~.bel van bovenaf niet te definieren, daar de seismische gegevens zich moeilijk laten ui tleggen. ~!ij acht het zeer goed mogelij1< onder 0 0 een hoek van 45 te boren, terwijl bij uitzondering ook onder 60 ge_ boord kan worden, afhankelijk van de struktuur der aardlagen. Het Mijn0 ,.,rezen stel t als norm, dat 45 boren als veiligkan ,.,rorden beschoUYld. Het boren geschiedt voar de eerste 500 meter recht naar beneden, daar~o:_.kan ,.,rordengedevi,~erd. 'Het is technisch noodzakelij1<, dat onder een i bepaalde hoek het reservoir wordt benaderd ,.,regens snelle overgang van ~ zout-, zand-, anhydriet- en 1
* __
"
r,c:..
tisch een afstand van 1500 meter mogelijk tussen boorplaats en het punt \olaar de gasbel moet Horden bereikt, zulks in tegenstelling tot b de door de Amoco gehanteerde L;):~m van 1800 meter. Het Nijmlezen kan T di t laa!ste ui t 'yei~ighej.dsoven{egingen n i e ~,~ toe'staru:.t Een 10~atie gepland midden boven de'gasbel is het mooiste. Bij het bepalen van de boorlokaties dient steeds te \·rorden gelet op de maximaal bereikbare afstanden. De door de gaskommissies voorgestelde lokaties liggen te vel' van de mogelijk door de Amoco aan te boren ptmten. a. Boorla1·Jaai. Het boren duurt hoogui t + 2 maanden, \·!aarbij Hat geluid Hordt gemaakt. Volgens dhr e EJ:Si';U\.-produceert il.moco daarbij meer la\"aai dan bijvoorbeeld Petrola'1d in Julianadorp en v.caagt \o!at hier eventueel is aan te coen. suggereel't~ dat de gemeentei1 in overleg met het Staatstoezicht op 02 Hijnen bepaalde eisen aan over-last door geluidshinder kunnen stelleno vraagt hoe zelcer men is van de noord-\.res"':elijke begrenzing van de gasbelo Volgens geven de lcaarten geen 'v<--~~';~ • zekerheid. Hisschien gaat ~1et gasveld verder, maar 1n el,k geval, ' l.~.-!u., ~ niet terug. De kans moet groot 'do:-den geacht, dat de velden groter zijn. De noord-\·restelijkc ptmt dient te Horden ge~xploi teerd en moet derhalve be:'ei:!cbaa:::' Zij~1 ui teen boorlo}(atie. b. Lokatie nabi.i P~a::.'d§_:t:l.,;:!.~,t,9_~. Hil i·reten of er nog een bel is te vel'Hachten ten noo1'den van Bergen ell achter Schoorl. Vol gens loopt de koncessiegrens daarlangs en is in di t geval dus voor de gaskommis·sies niet belang:'ijk. voegt hieraan toe, dat een koncessiegrens geen exploi tatiegebied doorr.cuist. Een koncessie begrenst een bepaald afgesloten gebied. toont zich geJ:nteresseerd v~~r de vraag of er dan e2n lokatie kan \'lorden venracht tussen de twee velden tel' hoogte vcm. de zg. paardemreide, beanD'!Oordt dit met: :';'een. De slotkonklusie van luidt: Elk alternatief binnen het gebied van de Be~ge~meerbel is goed, mits de maximaal bereikbare afstand in het oog \·rordt gehouden. Een lokatie in het toekomstige nBerger Benedel1bos'; is in verband met de te grote afstand onmogelijlco c. Geluidsoverlast. toont 7.ich 110g niet erg gerust over de geluidsove~.'last en informeert \'Tat ~li(;;::::'2~~_'.ralt_ ~e, doen.1 zegt, dat boren niet val t ondcr de eisel1 van een bomNergunning, noch onder de hinderregeling. De gemeentel1 kurmen het Hijnuezen verzoeken via de -nlljnreglementel'l aan d~ kOi1<;:~~~s bepaalde eisen dienaangaande op te leggen. Ook de ~1%ft~lbcf@l1,'" die als ernstige laHaaiver\-Jekkers Horden beschoU1,.,rd, vallen niet or-del' de hinden·Jet of anderszins, daB.!' zij \Wrdell gec:.cht tijdelijl( tc zijn opgesteld. wil dan \-!eJ_ in konlcl'eto \'reten 'l'iellce eisen als reeel kunnen \-Jorden beschotl'!ld., noemt op: het inkapselen van de motoren en het aanbrc;;lgen vO.n geltridsdempe:cs. vraagt of er ook bepaalde geluidsl10rmen kunnen \o!Orden vastgesteld in decibels. Di t is naar de mening van vrij moeilijk. toont zich bereid op v~erzoel<mee te \-Jillen 1-1erken aan de eis tot . =rzLz- f1;;._ het 1nkapselen van de ~n6w:i?'en. vraagt of de gemeenten in de eisen tot vermindering van de geluidshinder ook kunnen \>!Orden gekend. zegt toe hieraan te \.,rillen mee·-werken. ,U-
T
~f\.SBEHANDE
LINGSSTATION
III.
resumeert en beaamt de opmerking van dat de Amoco tot dusver veel te summier is geweest met haar gegevens en dat met deze maatschappij tot dusver vrijvlel geen resul taat is geboekt behalve dan, dat er nu een gasbehandelingsstation komt in plai"+~ van meerdereo ... T:h"y'. -
#
-,
11\,;
Cl (:), ~C
>---
stel t daarop, de vraa~J tel' disleussie of het gasbehandelingsstation geplaatst lean 1;lorden op het terrein van een grootindustrie in de lJmond? in plaats van de tot nu toe gedachte plaats nabij/ op 'het vliegveld. vraagt op welke maximale afstand zoln station vanaf een boorlokatie kan \'lOrden geboU\'ld. : GeeE idee. \'Iil de mogelijkheid onder ogen zien een dergelijk station nabij een station vaYJ. de N.S. op te richten of nabij een aanlegplaats voor schepen, iov.m. het afvoeren van de na het drogen van het gas achterblijvende residuen o memoreert, oat Slochteren bij een produktie van 1.000.000 m3 per dag 1 ton afval produceert. De verYlachte produktie van de koncessie ;;Bergen:' bedraagt 3.000.000 m3 per dag 1 waarui t resul teert een afval van + 3 ton per dag. De i:moco heeft tot dusver al tijd gesteld i dat er + GO ton r'e sidu \11.'ijleomt? aldus zegt? dat -de Amoco dan foutief heeft gelnformeerd. Volgens hem is dit niet meer dim hooguit 1 vrachtauto vol per dag. is van mening, dat ,.,anneer de hoeveelheid afval zo gering is, ZlJn wens om de gasbehandelingsinstallatie nabij een spoorbaan of \.,ater\'leg te plaatsen· mindel' urgent is. a. Visionele hinder boorlokatie~ brengt het gesprek op de visionele hinder vall een boo:cloleatie en v-raagt \'laarOm er al tijd' lampen branden. Zou bijvoorbeeld inf'rarood licht ook hiervoor in aanmerleing kunnen komen':' ' antHoordt hierop i dat ingevolge de Mijmlet er s_teeds verlichting'moet branden. Inf'rarood komt hiervoor niet in aanmerleing. ook al niet l,.,egens, de veiligheidsvoorschriften. Hen dient steeds bedacht te zijn op diefstal en alle~lei leleine ongelukjes, die als gevolgvan onvoldoende verlichting blalijlee gevolgen kunnm hebben. Over de ui tvoering van de verlichting ](an ',varden gepraat en door de gemeenten kunnen daartoe via het Hijmlezen eisen Horden gesteld.
"
,'-...
'-..,.-'
LOKATlE GROET I
IV.
PiR~LA
T.
! OlCATlE VLAK
zegt mode namens de kommissies de indruk te hebben, dat de , boorlokatie Groet' I C'1ei\..7eg) geen produlctieput zou ,",orden, maar EJ..a4: .I~r erwc-~~~s.4"-v."lYC-(,> .-O/!u-;rrd at 'deze . weer \-lel ,_~l:-j-r..'-t-'Ce-~-:1:aal1, put nu plotselHg een produktieput gaat Horden. is van :nening;' dat de boorlokatie Groet I niet noodzakelijk is. Het aanHezige gas kan vanuit de boorlokatie Groet II (Harger,.,eg) "Jorden bereikt. De A:noco zal deze reeds geboorde put echtel' graag benutten l omdat <;e:i1 boring altijd nog + f 3.500.000.-·- koste Zijns inziens lean dus Graet I ,·!Orden opgeruimd, breyt de vlam tel' sprake en suggereert daarvoor een verbrandingskamer to bolli·len. stelt, dat er apparatuur voor bestaat bij vaste opstelling, maar dat de vlam hooguit tijdens nog een paar keel' testen te zien zal zijn. Ook hiertegen kunnen bezwaren ,.,rorden ingediend f desnoods door hem rechtstreeles te bellen. Het gesprek Hordt gebracht op de boorlokatie in het Pirolavlak. meent, dat de huidige plaats meer naar het zuiden kan ,,!orgeprojeleteerd, \"aarbij steed s de maximaal bereikbare afstand van 1500 meter in het oog moet 'v/Orden gehouden. Boren vanui t Bergen 1 a (Heerenweg) is in verband met de te grote afstand niet mogelijk. vraagt Hat er tegen is de lokatie te si tuerEm nabij bijvoorbeeld Het Zeehuis. De bezwaren zijn: aantasten duinvegetatie 1 landschapsschoon en de ligging nabij het dorp Bergen aan Zee. Bovendien geldt volgens tel' plaatse het Streekplan voor Noard-· Kennemerland. Vlaarin zg. voorstadsbeboUl.,ring is gepland. \olil ,.,reten well< belang er schuil gaat in het Pirolavlak voor de Neder-landse Staat. ziet niet in p \'laarVOor di t cijfe.r, zon dienen - te -
.,
•• f 4
'
4
te worden verstrekt. verduidelij1ct en zegt: 'vle ,·,illen graag weten ,·,aar we nee tegen zeggen en of \!aar \>las: .duingebied c.a. : Hat is er nu in fei te tegen een lokatie nabij Het Zeehuis. Is het de vegetatie v de relcreatie, de bebouwing. U zult dit toch moeten kunnen verdedigen op E1leI grasbegroeiing of helm kan Horden toegestaan. Daar de leidingen op een diepte van + 2~ - 3 meter in de grond worden gelegd kan geen boombeplantlng \>lorden toegepast in verbap.d met mogelijke aantasting van de leiding door het wortelgestel. suggereert boven de leidingen een betonplaat te leggen. Dat adviseer ik niet te doen, dan nog liever laag struikge,vas 1 hoe\·rel ik daar oole geen voorstander van ben, zulks met het oog op het snel 1cunnen opsporen van gaslekken. Het bestaan van dergelijke lekkenkan ol1Jniddellijk worden \vaargenomen bij het eindstation. b. Brandpreventi~. brengt de crandpreventie ter diskussie. Is er een kans aanuezig op een gasbrand. Volgeris is di t tijdens de 'exploratie \Vel mogelij1c, maar bij de produlctie kan de gastoevoer onmiddellijk Horden afgesloten door bottom-shoke onder de grond . of door het veiligheidsleidingsysteem. Over de door genoemde brandende gasstroom op Groet I is' hem niets be1cend en di t 'ofQrdt door hem voor niet mogelijk gehouden, mede als gevolg van het verzv,aarde boorprogramma na de brand bij Sleen. c. Geluidsoverlast bi'; reduktie. haa1ct in op de geluidsoverlast bij de reduktie. . deelt mede, dat de diameter van de pijp mede de redu1ctie bepaalt. Overigens is het \Vel zo, dat om technische redenen niet iedere \',illekeurige diameter Jean ,·rorden toegepast. De drulc in het buizennet bedraagt·+ 80 atmosfeer v ook van het onbehaJ.'ldelde gas, terwijl de druk beneden + 230 atmosfeer beloopt. d. ~eidingtrace's. toont zich voorstander van een leidingtrace door de . polder in plaats van. de duinen. licht toe, dat tij-· dens een bijeenlcomst .met diverse ~~iensten, de polder is afgewezen en de duinen de voorkeur verdlenden. Men dient derhalve relcening tc hauden met- onder meer bez1l.aren van de prc':rinciale 0
I x
- diensten ..
.
,
"-
I
11'-": (;;1.
(:)
van een gesprek op 19 februari 1971 om 14.00 uur in het raadhuis te Schoorl over d(~ gasboringen van Amoco in Bergen en Schoorl.
~o
..... . '-
(;):
~-..:
:- ... 11'-":
~n
Onder voorzitterschap van de heer A.vi. Stronkhorst, burgemeester van Schoorl, namen aan het gesprek deel : - de cornmissies ad hoc van de gemeenten Bergen en Schoorl ; - de leden van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, de heren ; - de R~ksgeologische Dienst en de Dienst van het ~nwezen ; het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord - Holland ; - een aantal ambtenaren van de provinciale griffie van NoordHolland ; - de secretaris en de notulist van de gasc·ornmissie -Bergen NIT.
De adviseurs van de Minister van· Economische Zaken, t.w. de heren van de R~sgeologische Dienst en de Dienst van het Mijnwezen, zetten de technische mogel~kheden en onmogelijkheden van grondformaties en boringen uiteen en benadrukten heel sterk de economische argumenten voor de exploitatie van de gpsvelden. De vertegenwoordigers der bestuurl~ke overheden op gemeentel~k en provinciaal niveau - dus met nadruk zo"rel gemeenten als provincie - uitten hun grote bezorgdheid over de mogel~kheid een en ander uit te voeren zonder het eigen ka rakter van Bergen en Schoorl te schaden. . L
cat i e s
0
De gasvelden Bergen-Schoorl bestaan ui t drie bell en , vTaarvan een met twee toppen. De toppen liggen in Bergen "-""
l. op de plaats van de boring Bergermeer 1 2. onder de Ruinekerk;
b~
Extasej
en in Schoorl :
3. op de plaats van de boring Groet 2 of Hargen aan Zee;
4. onder het Pirola vlak.
Om elk van deze bellen te kunnen draineren zijn 3 tot 6 boringen nodig per locatie. Tenminste 4 locaties z~n nodig. ad 1 De bel Bergermeer kan het beste vanuit de reeds bestaande loca tie geexploi teerd worden. '\oieliswaar zouden een aantal boringen vanuit een plaats op het voormalige vliegveld gemaakt kunnen worden, maar het is in iede~ geval nodig nog 3 a 4 boringen vanuit het bestaande platform (dat hiervoor vergroot moet worden) te doen. Het l~kt dan verstandiger aIle boringen vanuit het punt Bergermeer 1 te doen.
J
-2-
.E/~1&~~8 ;,:,
ad 2
/.
De bel onder de Ruinekerk moet vanuit de rand van het dorp bereikt "lorden. Hiervoor zijn 2 punten genoemd nl. de locatie Groeneweg (Amoco) en een punt aan de Oudtburgh..leg (alt. Gascommissie). Technisch gesproken zijn beide punten gClijhTaardig. Er moeten ten spoedigste hearings gehouden worden met belanghebbenden.
f
i
,
ad 3
De plaats van de boring Groet 2 is door de gemeente Schoorl als boorlocatie geaccepteerd. ad4 Een boring op het Pirolavlak is "Tegens de schending van het na tuur- en watervTingebied, hierdoor veroor zaa.1d, onaanvaardbaar voor de gemeenten. Een alternatieve plaats kon niet gevonden worden. De Gascommissies zien geen mogelijkhcden om de bel onder het Pirolavlak in ontginning te brengen.
N.B. Ter vcrgadering i'/erd door de advi seurs van de Ninister van Economische Zaken geYndiceerd, dat een dergelijke uitspraak van de gemeenten door de ~linister niet aanvaard zou ,varden. Ook werd medegedeeld, dat Amoco van de weigering van de bouwvergunning op het Pirolavlak bij de Kroon in beroep is gegaan. ~_~_~_E_~_~_~_~_~_~~!_~_~_~
Zoals bekend i-Til Amoco het ongereinigd gas van de boorlocaties mar een verzamelpunt brengen en het daar van "Tater en kool-"laterstoffen ontdoen en het op de juiste druk brengcn voor aflevering aan de Nederlandse Gasunie. De plaats van dit gas station is nog in discussie.
~-~-~-~-~-~-~-~-~ De leidingen die gaan verbinden de locaties Groet 2, Oudt burghweg (?) en Bergermeer 1 kunnen en moeten door de polder -"gelegd'worden~'Het is uitermate schadelijk voor het natuuren waterwingebied in de duinen de leidingen aan te brengen. Door het vervallen van de locatie Pirolavlak is hetook zinloos door de duinen te gaan. E x P lor a tie - b
0 r i n g e n -------------------------------------
De locatie Groet 1, die midden in het bestemmingsplan Campergeesten ligt, en Bergen 1 (Heerenweg) moeten zo spDed~g mogelijk ..lorden opgeruimd.
[\;
Cl
~J
~O "
(J 11''':
>. . . 11''':
(n \
/
~Alkm Schematische kaart van de aardgasvelden Groet, Bergen en Bergermeer in het concessiegebied Bergen naar Logan et al. ( mei 1977)
r.
o
o
10
o
r.
r. (n
Fig. I a. Localie epicentra van de aardbevingen van 1994 en 2001 (rood). Breuklijnen, ontleend aan KNMI rapport [8] in zwart aangegeven. Hel epicentrum van de beving
in oktober 200 I (inlensiteil I11)~ waarvan de locatie in de MER wordt aangeduid als 'Bergen' ligt in werkelijkheid eo 2.5 km ten NNO van Bergen aan Zee.
1: .....' ... 2';
21*''-
3 ' Of.OI.:lOOt
4 ' 10-0t-Z00t S' 10-1002001
Fig. Ih. Positie van de breuklijnen en gasreservoirs (grocn) in het concessiegebied en de locaties van de epicentta van de aardbcvingen van 1994 en 200 I (kaart ontleend aan een KNMll1lpport [8])
11'''':
G.~NCEP2
;:;=====
I
Heden, . de enz. zijn voor mij, , notaris tel' standplaats Bergen (Noord-Holland), verschenen: --------------------------------7"-1. de heel' , gemeente-ontvanger van- en vTonende te Bergen (Noord-Holland), ---.:..----------------------- . te dezen handelend als vertegenwoordiger van DE G~1EENTE BERGEN (NOORD-HOLLAND), daartoe krachtens artikel 78, lid 2, del' Gemeentewet aangewezen bij besluit van de Burgemeeste~ van de Gemeente Bergen van zeventien juni negentienhonderdeenenzeventig, handelend tel' uitvoering van het Besluit van' de: Raad' dier Gemeente genomen in haar openbare vergadering van •• ;, '... ~,' •••••••••••••.•••••• , goedgekeurd door Gedeputeerde State~, van ' Noord-Holland bij besl ui t van •••••••••••••••••.•••••••..•••• t 0..
no. . ..
0
••••••••
.,
••••••••
.,...
en-----------------------------
2. de heel' , directeur van na te noemen vennootschap, wonende te Bosch en Duin,------------------------te dezen handelend als Directeur van AIlmCO llETBERLANDS PETROLEUM COMPANY, gevestigd te Wilmington (Dela"Tare), Verenigde staten van Noord-Amerika" filiaal houdende te Utrecht aan het Jaarbeursplein 22, in welke hoedanigheid hij genoemde ven- . nootschap bij het aangaan van na te melden rechtshandelingen rechtens vertegenwoordigt.----------------------------------De comparant sub 1 genoemd, hand.elend als gemeld, verklaarde bij dezen vaor en namens de Gemeente Bergen (Noord-Holland), hierna te noemen "grondeigenaar ll , in erfpacht uit te geven aan de Amoco netherlands Petroleum Company, hierna te noemen "erfpachter",voor en namens wie de comparant sub 2 genoemd in zijn gemelde hoedanigheid verklaarde in erfpacht te aanvaarden :--------------------een perceel weiland, waarop zich op heden geen opstallen of beplantingen bevinden, gelegen te Bergen aan de Kanaaldijk kadastraal bekend Gemeente Bergen, sectie D, nummer 724, groot een hectare, dertig aren en zeventig centiaren, hierna te noemen Ilhet terrein",----------------------- ___________________ _ zulks:------------------------_________________________________ _ a. voor een tijd, ingaande heden en eindigende op eenendertig december negent ienhonderd zesenn.egentig ; _______________________ _ b. tegen een canon te voldoen voorvTat betreft een gedeel te ad Eenhonderdvijftigduizend gulden ,--) door betaling van een som ineens en voorwat betreft het resterende gedeelte door betaling van Driehonderd gulden -) per jaar, bij vooruitbetaling v66r of op de eenendertigste januari van elk jaar, voor· de eerste maal v66r of op eenendertig januari-~n~ gen':"-tienhonderd~feeenzeventig, zijnde'het tot laatstgemelde datUm vanaf de d'atum van ingangvan het erfpachtsrecht verschuldigde, evenals gemeld bedrag van, Eenhonderdvijftigduizend gulden door erfpachter valdaan, waarvoor kwijting bij _ ----------____________________________________ c. onder de navolgende------------_____________________________ _ --------------------------BEDINGEN----------------------------_ 1. Voormelde jaarlijkse canon is niet voor ~erziening v~tbaar~~-~ 2. AIle belastingen en lasten, welke geQur~nde ,de drilir 'van het erfpa9htsrecht terzake van d~ ~igendom,' zow'ei gron,d als daaro p te s.tichten opsta,llen'rV1orden 'geheveh, zijn voor rekening van de __ __ _________ _________ _ Zod:ta grondeigenaar belasting-en of lasten als in de vorige alinea bedoeld mocht hebben betaald, zal hij daarvan kennisgeven aan effpachter, die alsdan verplichtzal zijn deze betaalde bedragen ~innen een maand na datum van bedoelde kennisgeving a.a.n grondej.genaar te restitueren.--------------------------erfpachter~~~--------~~---
.:..~~----
~
~
3. AIle betalingen door erfpachter aan grondeigenaarte doen op
.,,:"
k;
grondvan de onderhavige overeenkomst zullen 9 zonder korting of schuldvergel:ijking 9 stipt moeten 'vorden voldaan op een daa toe door grondeigenaar aan te geven w:ijze.------------------4. Overmaat of ondermaat van het terrein zal geen aanleiding ge ven tot enige verrekening, hoe ook genaamd.----------------5. Erfpachter is gerechtigd op het terrein een gasdrooginstalla tie met alhetgeen daartoe pleegt te behoren te stichten, te hebben, te houden en te exploiteren:------------------------· A. mitp en zolang de daartoe vereiste vergunningen van over· heidswege door hem worden verkregen en behouden en aan al· le daaraan verbonden voorwaarden, evena1s aan alle even~u' eel in de toekomst aan de exploitatie van deze insta11atiE te stel1en voorwaarden, za1 worden voldaan;--------------en-------------------------------------------------------B. mi ts en zolang deze installa tie overigens vo1doet .voor'·Tat betreft:-------------------------------------------------a. geluidshinder: aan niet-overschr:ijding van de vo.1gemde normen, a1s gespecificeerd in de "ISO-Recommendation 1996 November 1969", gemeten op een afstand van driehonderd v'Jjftig meter van uit het hart van het terrein:--------------buitenshuis overdag veertig dB(A) en. buitenshuis' 's nachts dertig dB(A), met dien verstande, dat de dag geacht 'Hordt te duren van zeven uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds en de nacht van zeven uur 's avonds tot zeven uur 's ochtends;---------------------------------------------------b. veiligheid: aan de door het staatstoezicht op de Mijnen, de Dienst op het Stoomwezen en de Arbeidsinspectie te stel len eisen;-----------------------------------------------c. brandpreventie: aan de door de Inspectie van het Brandweerwezen te stellen eisen;------------------------------d. stankoverlast en luchtverantreiniging aan al1e eisen, welke door de overheid op grond van de Hinderwet nu of nader terzake gesteld kunnen worden benevens aan niet-overschr:ijding van de maximaal toelaatbare grenzen als bepaald in het Advies inzake grenswaarden zwaveldioxide van'de Gezondheidsraad de da to tvTee april negentienhonderdeenenz
... ~:.
"
", ':;::~ '~;(",
;;
~ ~,
!
.
' "
..."
,.~
.'f f
...
\ )
:
,.I>$IJ(/?UIf " .. r"",
',0 0 0 0
I~_ _100
'.'
f!
'"~
..
~, ,~.c¥,
~""~~
e
,".
...
O"'~;If.C'~L;"
r-,. o,.... c GCN"'VO
GITJoO Oa.., ~!J .. t4','u"'·U" 1C,",IrI..._____--'10 0000
'il
. ' J~<w,,~
"'ot:.e,.,
0
:! 0
~
"a ., "
,<
1f",~I1(
"~
0
r--:."" ..
0 0
4,.,.
OL'rC,OL.
000'0
I
1.!t~r"6ru"'E
10,0 !!!,
.,
'l;,
01
~(r ----...,0'"'1
I
0000
100 GASDROOGINSTALLAT IE ~ ----"0:'11 ; r(
;:..."
o o o ,,'I.:r,,'I..,I#,!Ftf" ,.-Ft< t,,,.,.~(
~_:_=-=_=_=_=_====_=----,.:::r::o=: ........
PI""
0,
,,5==::_====:=::=:=:1_______--.:_________________ . _. _.
II ..
I::======::===:J.,., . . . . ,. . ". .".".-C====J
Bie.SIAEA-CN-36/289
REVIEW OF NETHERLANDS PROGRAMME FOR GEOLOGICAL,.DJSP_OSAL OF RADIOACTIVE WASTE J. HAt. .fSTRA, B. VERKERK Netherlands Energy Research Foundation (EeN),
470
HAMSTRA and VERKERK
FIG. 1. Salt formations in the Netherlands and the North Sea.
Only the Schoonloo salt dome has been described in the open literature [2]. All the other diapiric structures were taken !:~rom existing seismic data 'and some drilling data, gathered dudng.. gas,.and oiLpr..ospecting work by an o~l company. By --..,. Butch ·l-aw-thes-e" data-have'-to-be' 'submitted t~ the State G eologic~ Survey (Rijks Geologische Dienst) on a confidential basis. The oil company allowed the Geological "Survey to use these 'data to:~. indicate a series of formations that, based on a number of selection criteria, might be suitable as locations for a waste repository.
8·1
"
, Zu ccwisscn Zeiten dcr Erdgeschichie herrschlC cine gilnstit,:e p:'.iaogcogr:1phischc
(:1
~;:;
IJiJeaIe B-2
Konstellation fur die EnlSlehung
m~chliger
Salziolgen gleichzeitig Juf mchreren Komi-
~Q nentcn. Zu diesen HauptsaJin
\
)
.j
Bi':-7'ld""-'2!C:-1.-::-PaC:-l~-ographie des Zechsleins in Mitteleuropa (R. BRI:-;h.~IA:-;:-; 1954) J ~alzirde RemozDne 2 nur Sleinsa)z abgc:'s.:hied..:n, \\~rbrdt:.:r.£ der J\.::iisi';lzrJ6zc St:J.Ofurl-S~rie 5 in dec Ldne-Scrie
I
: in dc; \\'err.l-Scrie
4 in d~r
I
OMVANG ZECHSTEIN STEENZOUT vol-gens P'~~,Ziegler (1978)
DENEMARKEN ,zout koepel s
'.
."
I
,11\.: d~D umgebenden Gesteinen stattfinden,
Auj SalzstOcken und Salzaufwolbungen in Nbrddeutschland und im Raum StaBfurt si'n'd die oberen Partien der Evaporitkorper teilweise aufgelost worden. Man spricht bei)einer annahernd horizontalen AusbildLing der Auslaugungsflache von einem ,,~i3lzspiegel", obgleich innerhalb desselbe'n erhebliche Niveau-Unterschiede vorkOri1men konnen. Bei Losungsmetamorpbosen im Salzspiegel-Bereich entstehen Glps- und Kainitbildungen; sie werden als "Gips- und Kainithut" bezeichnet. Bei den flach gelagerten Evaporitvorkommen, wie sie im Werra-Fulda-Gebiet zu finden sind, wird'"die ,Lagerstatte bevorzugt an den Randern 'an- und aufgelost. Es entsteht im Untergrund eine schrage Auslaugungsflache, welche als "Salzhang" bezeichnet wird. Hier finden ahn/iche Auf/osungs- und Losungsmetamorphose-Prozesse statt wie im Bereich der Salzspiegel. Die bei der Auflosung von Salzgesteinen (Subrosion) entstehenden Salzlosungen gelangen teilweise an die Erdoberflache und werden dort als Solquellen in Heilbadern genutzt.
Das geologische Profil der Umgebung des Salzstocks laBt sich anhand von reflexionsseismischen Profilen und Tiefbohrungen gewinnen. In der folgenden Abb. 4 ist die mogliche Entwicklung des Salzstocks Gorleben wiedergegeben','wie sie sich aus der gegenwartigen Situation rekonstruieren laBt. (Nach Jaritz, W: Z. dt. geol. Ges. 131, S. 387-408, Hannover 1980.) .
An dieser Stelle 'soli darauf hingewiesen werden, daB die im vorliegenden Abschnitt 'diskutierten Metamorphoseprozesse von grundsatzlicher Bedeutung sind fUr jede Planung einer Endlagerung radioaktiver Substanzen in Salzstocken Norddeutschlands .
. 'fP)~~ Ven©JtrmM:rrng ,
..
~®!f
tEwap@IrHte,'
, Halokinese und Salztektonik
,
.
1m Gegensatz zu den Silikatgesteinen (z. B. Granit, Basalt) konnen Evaporite bereits bei niedrigeren Druck- und Zugbeanspruchungen verformt werden, Bei der mechanischen B(:!anspruchung von Halit, Sylvin, Carnallit undanderen Salzmineralen kommt es zur Deformation der Kristalle, wobei Gitterpakete beliebiger Dicke parallel verschoben werden, Da die Deformierungen auch nach der Beanspruchung der Minerale erhalten bleiben, ist vor allem bei den Chloridmineralen der Fall einer bevorzugt plastischen Verformung gegeben,
Abb. 4: Entwicklungsschema des Salzstocks Gorleben
Ais Halokinese werden Vorgange bezeichnet, welche auf die Dichteunterschiede zwischen Evaporiten einerseits sowie,dem Deckgebirge und Nebengestein andererseits zurUckzufUhren sind, Unter der Einwirkung'des Gebirgsdruckes werden die Evaporite zu einem aktiven Medium. Beim Beginn der Halokinese lag die Basis der Zechsteinsalze in Nordwestdeutschland in einer Tiefe von mindestens 1500 rn. Voraussetzung fUr den Beginn einer Salzstrukturbildung ist ferner das Vorliegen von Differenzspanmingen, wie sie z. B. 'durch Machtigkeitsunterschiede in den Deckschichten hervorgerufen werden. In Norddeutschland entstanden seit der Trias und anhaltend bis zur geologischen Gegenwart folgende halokinetische Salzstrukturen: (s. Abb. 3).
Die verschiedenen Evaporitgesteine besitzen eine unterschiedliche Verformbarkeit und FlieBfahigkeit. Sie nimmt zu in der Reihenfolge Calcium-(Magnesium-)carbonate, Salzton, Anhydr,it, Steinsalz, Sylvinit, Carnallitit, Bischofit. Diese unterschiedliche Verformbarkeit der Evaporite erklart die Beobachtung, daB Anhydritschichten starker zur Kluftbildung neigen als Steinsalzhorizonte. Die Verformung der Evaporite kann durch zwei verschiedene Ursachen erfo/gen.
SaBzmauern. Wo im Untergrund besonders viel Salz vorhanden war, bil3 deten sich beim Salzaufstieg nicht mehr e
einzelne Salzstocke, sondern lange, z. T. Uber 100 km zusammenhangende Gebjlde, sogenannte Salzmauern. Die groBten unter Ihnen liegen im Unterelbegebiet und enthalten zusatzlich zu den Zechsteinsalzen noch Rotliegendsalze von ahnlicher Mach C tigkeit. Ihre Basis liegt z. T. in Tiefen von mehr als 6000 m. 1m Gegensatz zur Halokinese wird bei der das Salz als passives Medium verformt. Ais Beispiele fUr eine solche Sa/inartektonik werden die groBraumig flach gelagerten, aber in sich wellig gefalteten Evaporitserien der Lagerstattenbezirke Werra-Fulda und SUdharz angesehen. Sai2;te~~oni!(
Seizfdssen. Das sind relativ flache 1 kuppelfOrmige Salzaufwolbungen, welche das erste Stadium des Salzaufo
stiegs'darstellen. Aus den Salzkissen entwickeln sich bei starkerer Verformung die Salzstocke. ., Fortschreitende Entwicklung der Salzstrukturen
=e . .
Abb. 3: Sc.~ema!ische Dar3te!!t:r!b =nt:vfckf!.:ng '!er~ schiedener Salzstrukturen in Norddeutschland aus den Perm-Evaporiten. Die in halber Hijhe des.Blockbiides verlaufende horizontale Linie markiert die Miichtigkeit der urspriinglich flach gelagerten Evaporite, 1 = Salz!ds~Gn; 2 .:..:::1 3 = DjQpj;~:;:;!f::;;en; 2 = SDJZ:;tcc}{e: 3 = Salzmauern.
.... --.
- ..
.
- -- --
-
-- ---
,A. 0 1m weiteren Verlauf des Salzaufstiegs reiBt das Salz die es Uberlagernden Deckschichten auf, dringt in die sich bildenden Spaiten oder Schi'ote ein und erweitert . diese allmi:ihlich. Wah rend des Durcn.J' .brucns der nordwestdeutschen Sa!zstccKe 1 betruaen die Aufstieasr2ten zwischen wenig"er als 0,1 mm u~"d 0,5 mm pro Jahr.
-._-_._---
Impressum
SI:l~2$~cci{e (Salzdiapire, Salzdome).
Herausgeber: Physikalisch-Technische Bundesanstalt (PTB) Bundesailee iOO 3300 Braunschweig. Presse- und Offentlichkeitsarbeit SE: Dr. Eck:~,rt 'fleh!
-•.• ·-"'11 ......... .
. -- ~.'''lIIl1ll1il.''ill 1111
- IVI v,V 3 S i _ _ nvltl7366 2500 t'-
rn iNllI~h~ ~()w.. G:onO'f¥liScJe. ~k~ 1)(;
t.r.e,~~ie
~ O.t.,et.:.e... &'~8-,'vwtr»kt. ?o8f~~s J01of.
.26"00
£G
' ] ) (!JA
-1/df4a·
,-o (J
,0
Gemeente Schermer
o
,-
,(l1
Ministerie van Economische Zaken Poslbus 20101 , 2500 EC 'S-GRAVENHAGE
Uwkenmerk Uw bnefvan Ons kenmeri(
RWIR0f200900184
Behandeld door Doorl
Bljlage(n) Darum Darum V9rzsndmg
Indienen zienswijzen op Mer Bergermeer Gasopslag (TAQA)
'5
24 februari 2009
FfB lCO)
Geachte
,
Het Mer Bergermeer Gasopslag, de vergunningaanvragen en de andere relevante stukken (startnotitie, adviezen, inspraakreacties en richtlijnen) liggen vanaf 15-01-2009 ter inzage. Een ieder is in de gelegenheid zienswijzen in te dienen tot en met 26 februari 2009. Naast indiener van zienswijzen zijn gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het Mer die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de MijnbouWINet. Bijgaand ontvangt u, in samenwerking met de gemeenten Alkmaar, Bergen en Heiloo, de zienswijzen en adviezen met betrekking tot het milieu-effectrapport Bergermeer Gasopslag . De ingediende zienswijzen kunnen eveneens worden opgevat als adviezen.
-=
n= ,.= CJ)_
z l"""""""j
=
-
0 -
~
-~
,=
0=
~
Naast het Mer zijn tevens vergunningaanvragen ingediend voor: de Revisievergunningaanvraag Wet milieubeheer gasopslag en waterinjectie Bergermeer Vergunningaanvraag (oprichtingsvergunning) Wet milieubeheer gasbehandeling en gascompressie Boekelermeer Aanvraag vergunning pijpleiding op grond van artikel 94 Mijnbouwbesluit. Met betrekking tot de revisievergunning en de oprichtingsvergunning wordt het college van burgemeester en wethouders van Schermer op grond van artikel 8.7 Wmb lid 1 onder b. door het ministerie van Economische Zaken in de gelegenheid gesteJd advies uit te brengen over het ontwerp van de beschikking op de aanvraag van deze vergunningen. Wij willen u op het volgende wijzen. Blj de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimteJijke ordening op 1 juli 2008 is een nieuwe weigeringsgrond bij het verlenen van een milieuvergunning opgenomen. Overeenkomstig artikel 8: 10 lid 3 van de Wet milieubeheer kan een milieuvergunning worden geweigerd indien bij verlening ervan strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan. Voor beide bovengenoemde aanvragen Wet milieu-
Adras Noorderva art 99 Poslbus 2 1640 AA Slompeloren
Te/efoon 072-5037320 Fax 072-5037355
B7W-nurnmsr NL 0017.22 359.B02
E-mail
Bank
gemeente@schermernJ
BNG 26.50 07513
- 2 -
beheer geldt dat verlening ervan strijd oplevert met de geldende bestemmingsplannen. De bestemming van de huidige gasputtenlocatie is g8swinning. Oit is beoordeeld als zijnde niet hetzelfde als injectie en productie van gas. Voor de oprichtingsvergunning geldt, dat de benodigde ruimte op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, zoals aangegeven in het Mer niet overeenkomt met de milieucategorie 5.1 inrichtingen van het geldende bestemmingsplan. Oit betekent dat deze aanvragen moeten worden aangehouden in het kader van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening . In de procedure amtrent de benodigde milieuvergunningen zullen wij advies uitbrengen over het antwerp van de beschikking. Ten aanzien van de pijpleidingen zijn in het Mer geen alternatieven beschreven. Hierin heeft het Mer een tekortkoming die ons inziens nog zal moeten worden aangevuld, alvorens besloten kan worden over een te verlenen vergunning voor de benodigde pijpleidingen. In de procedure omtrent de benodigde vergunning voor de pijpleidingen zullen wij overeenkomstig de weUelijke bepalingen advies uitbrengen dan wei zienswijzen indienen. Wij verzoeken u ons te informeren over de voortgang van bovengenoemde vergunn;ngen. Naar ons oordeel is het ingediende Mer op dit moment nlet toereikend om te worden gebruikt bij de door initiatiefnemer aangevraagde en benodigde besluiten. Per gelijke post brengen wij de zienswijzen en adviezen ter kennis van de commissie m.e.r. Initiatiefnemer zullen wij eveneens informeren over onze bedenkingen op het Mer. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Schermer, De secretaris,
De burgemeester,
Dr4i¥~t4-
P.G. Moeijes
\ i.a.a. TAQA Energy SV., Alkmaar Commisssie voor de MER, Utrecht
~I - '.
I
,
__
--
~
gemeente BERGEN
GEMEENTE_. HEILOO
•
Zienswijzen en adviezen
~nzake:
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente
Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer T AQA
Alkmaar Bergen Heiloo Schermer
13 februari 2008
I.lnhoudsopgave I. Inhoudsopgave ................................................................................................................................... 2 II. Inleiding .............................................................................................................................................. 4 III. Wettelijke kader ................................................................................................................................ 5 IV. Zienswijzen ....................................................................................................................................... 7 Zienswijze 1. Samenvatting .............................................................................................................. 7 Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming ..................................................................................................... 7 Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER ......................................... 7 Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen ........................................................................................................ 7 Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet.. ............................................................ 7 Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar ........................................................................................ 7 Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 ............................................................... 7 ,
t: .
Zienswijze 3. Wettelijke kader .......................................................................................................... 7 Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven ....................................................... 7 Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode ...... 8 Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen .... 8 Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid ................................................................................................. 8 Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 ............................................................................................ 8 Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen ...................................................................................... 9 Zienswijze 4. Beschrijving en voornemen en alternatieven .......................................................... 9 Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze ................ 9 Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder .......................................................................................... 9 Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven .................................. 9 Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties ............................................................................................ 9 Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie .......................................................................................... 10 Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen ................................................................ 10 Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM ............................................................................................. 10 Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace ... 10 Zienswijze 5. Geluid ......................................................................................................................... 11 Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde ................................................................................................ 11 Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie ................................ 12 Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder ................... 12 Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder ....... 13 Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER ...................................... 14 Zienswijze 6. Archeologie ............................................................................................................... 14 Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld .................................................................... 14 Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader .................................................................................................................... 14 Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend ............................................... 14 Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist ................................................................................. 16 Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein ..................................................................................... 17 Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit.. ................................................... 17
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
2
(:3
r":;
~......
r....:
en
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit ............................................................................................................ 17 Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen ................. 17 Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein ................................................................................... 19 Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compress ieinstallatie ............................................................................................................. 20 Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist.. .. 20 Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer ................................................ 20 Zienswijze 8. Natuurwaarden .......................................................................................................... 20 Zienswijze 8.1. Natuur .................................................................................................................. 20 Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie ............................................................................... 21 Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden ..................................................................................... 21 Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten ............................................................................................ 22 Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie ............................................................... 22 Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. ........................................................ 22 Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven ................................................ 22 Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven ................................................ 22 Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo ......................................................................................... 23 Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart ...................................................................................... 23 Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven ............................................... 23 Zienswijze 11. Externe veiligheid ................................................................................................... 24 Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode ......................................................................... 24 Zienswijze 11.2. De BBT zijn niet opgenomen in het MER ....................................................... 24 Zienswijze 12. Geomechanische aspecten ................................................................................... 24 Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld ..................................................... 24 Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld ........................................................ 24 Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden ................................................................ 25 Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal .......................................................................... 25 Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven ................................................ 25 Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer ................................................... 25 Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein .................................................................. 25 Zienswijze 13.3. Referentiesituatie ............................................................................................. 25 Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria ................................................ 26 Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten ............................................. 26 Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen .............................................. 26 Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen .................................................. 26 Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief .............................................................................. 26 Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer ............................................ 26 Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA .......................................... 27 Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis ............................................................................. 27 Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi .......................................................................... 27 Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten .......................................... 27 Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan ..................................................................................... 27 Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer ................................................................................... 27 Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2.................................... 27 V. Conclusie ......................................................................................................................................... 28
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
3
II. Inleiding Het milieu-effectrapport (MER) Gasopslag Bergermeer ligt ter inzage van 15 januari tot en met 26 februari 2009 bij de gemeenten Bergen, Heiloo, Schermer en Alkmaar. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend door eenieder. Bovendien zijn de gemeenten wettelijke adviseur op die gedeeltes van het MER die zien op de milieuvergunning en de vergunningen op grond van de Mijnbouwwet. Een milieu-effectrapport (MER) levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Het rapport vermeldt de milieugevolgen van een plan of project en de mogelijke (milieuvriendelijker) alternatieven. Het MER is door de gemeenten Alkmaar, Bergen, Heiloo en Schermer gemeenschappelijk .beoordeeld. In het hoofdrapport van het MER zijn een aantal keuzen gemaakt en conclusies getrokken waar de gemeenten niet achter staan. Dit is met name op het gebied van geluid, archeologie, beeldkwaliteit, natuur, externe veiligheid en de eventuele seismische effecten van het gasveld. Tevens zijn zienswijzen opgenomen met betrekking tot de interpretatie van de achtergronddocumenten en de afweging van de verschillende milieu- aspecten. AI deze aspecten zijn nader uitgewerkt in bijgaand zienswijzen document. Dit document kan tevens gelezen worden als advies inzake de wettelijke taak die de gemeenten hebben. Het zienswijzen document is zoveel mogelijk ingericht in volgorde van het MER.
i.:
r I
,. I
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
4
III. Wettelijke kader Ingevolge artikel 7:20 lid 4 van de Wet Milieubeheer kunnen de zienswijzen slechts betrekking hebben op de gestelde regels inzake de inhoud van het MER, zoals omschreven in artikel7:10 van de Wet milieubeheer dan wei op onjuistheden die het rapport bevat. Daarbij moet rekening gehouden worden met de gegeven richtlijnen inzake de inhoud van het MER. Artikel 7: 10 van de Wet milieubeheer bepaalt het volgend: 1. Een milieu-effectrapport bevat ten minste: a.
een beschrijving van hetgeen met de voorgenomen activiteit wordt beoogd;
b.
indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een beschrijving van de voorgenomen activiteit, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genom en, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven; 2°. een besluit: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de wijze waarop zij zal worden uitgevoerd, alsmede van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genom en, en de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alterhatieven;
c.
indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op: 1°. een plan: een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven; 2°. een besluit: een aanduiding van het besluit of de besluiten bij de voorbereiding waarvan het milieu-effectrapport wordt gemaakt, en een overzicht van de eerder genomen beslissingen van bestuursorganen, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven.
d.
een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover de voorgenomen activiteit of de beschreven alternatieven daarvoor gevolgen kunnen hebben, alsmede van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien die activiteit noch de alternatieven worden ondernomen; . een beschrijving van de gevolgen voor het milieu, die de voorgenomen activiteit, onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben, alsmede een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven; een vergelijking van de ingevolge onderdeel d beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu met de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit, alsmede met de beschreven gevolgen voor het milieu van elk der in beschouwing genomen alternatieven; een overzicht van de leemten in de onder den e bedoelde beschrijvingen ten gevolge van het ontbreken van de benodigde gegevens; een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor de beoordeling van het milieu-effectrapport en van de daarin beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschreven alternatieven.
e.
f.
\
.
g. h.
2. Het milieu-effectrapport is gesteld in de Nederlandse taal. Indien het rapport betrekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag aan degene die de activiteit onderneemt, bij het geven van de in artikel 7.15 bedoelde richtlijnen toestemming verlenen het rapport in een daarbij aan te wijzen andere taal te stellen. De in het eerste lid, onder h, bedoelde samenvatting is steeds in de Nederlandse taal gesteld. Indien een activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, zendt degene die de activiteit onderneemt, op verzoek van het bevoegd gezag binnen een bij dat verzoek te bepalen termijn een vertaling van de samenvatting in de landstaal van het gebied in het andere land waar de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben. 3. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een besluit behoort tot de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven in ieder geval het alternatief waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen, dan wei, voor zover dat niet mogelijk is, deze met
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
5
gebruikmaking van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu, zoveel mogelijk worden beperkt. 4. Indien het milieu-effectrapport be trekking heeft op een besluit kan het bevoegd gezag be palen dat, indien niet aile nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt, bij de ingevolge het eerste lid, onder b, te beschrijven alternatieven tevens de mogelijkheden worden beschreven om door het treffen van voorzieningen of maatregelen elders de resterende nadelige gevolgen te compenseren. 5. Indien het milieu-effectrapport betrekking heeft op een plan: a. stemt het bevoegd gezag het rapport, waaronder het detailniveau daarvan, af op de mate van gedetailleerdheid van het plan en op de fase van het besluitvormingsproces waarin het plan zich bevindt, alsmede, indien het plan deel uitmaakt van een hierarchie van plannen, in het bijzonder op de plaats die het plan inneemt in die hierarchie; b. mag gebruik worden gemaakt van andere milieu-effectrapporten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens worden bepaald en beschreven. TAQA heeft er voor gekozen de project M.e.r.-procedure te doorlopen'. Het MER moet en is toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r .. De commissie is in de gelegenheid om tot uiterlijk vijf weken na de ter inzagetermijn (5 weken na 26 februari 2009, dus tot 2 april 2009) in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Hiertoe is op 23 maart 2009 een eindgesprek toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r. ingepland. De gemeenten zijn als wettelijke adviseur uitgenodigd voor dit gesprek. De Commissie voor de m.e.r. heeft een werkgroep ingesteld. Overeenkomstig artikel 7:26 van de Wet milieubeheer betrekt de Commissie m.e.r. in haar advies de uitgebrachte adviezen en de naar voren gebrachte zienswijzen. De adviezen en zienswijzen opgesteld door de gemeenten dienen dan ook zo snel mogelijk te worden toegezonden aan de Commissie voor de m.e.r. Ditzelfde geldt uiteraard voor de overige ingediende adviezen en zienswijzen.
, Het MER ziet op zowel besluitvorming (milieuvergunning en vergunning Mijnbouwwet), als planvorming (bestemmingsplannen van de gemeenten) zodat het project zowel de project m.e.r.-procedure als de plan m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Omdat de vereisten voor een project m.e.r.-procedure zwaarder zijn. is er voor gekozen die procedure te doorlopen en daarbij tevens invulling te geven aan de procedure Ie vereisten van een plan m.e.r.-procedure.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
6
IV. Zienswijzen
r...:
en
,
'
Zoals eerder vermeld zijn de gemeenten zowel wettelijke adviseur als belanghebbende, In onderhavig zienswijzengeschrift wordt hierin echter geen onderscheid gemaakt. Per deelonderwerp zijn zienswijzen ingediend, die zo nodig kunnen worden gelezen als adviezen van de gemeente in de rol van wettelijke adviseur. Waar zienswijze staat, kan eveneens advies worden gelezen.
Zienswijze 1. Samenvatting Zienswijze 1.1. De samenvatting is niet objectief en onvoldoende geschikt voor besluitvorming Overeenkomstig artikel7:10 lid 1 sub h, van de Wet milieubeheer moet het MER een samenvatting bevatten die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft op de volgende punten: - de beoordeling van het MER; - de beschreven gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteiten; - de beschreven alternatieven. De samenvatting moet een document zijn, waardoor het publiek en de besluitvormers zich in hoge mate kunnen laten leiden. Zo is tevens bevestigd, in de door de Commissie voor de m,e.r., opgestelde richtlijnen, De samenvatting van het MER Bergermeer Gasopslag voldoet niet aan dit vereiste, Op de onderwerpen archeologie, geluid, natuur, geomechanica, landschap, cultuurhistorie en externe veiligheid is de samenvatting summier en biedt deze een onvoldoende objectieve weergave van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken. Bovendien wordt in de samenvatting toegeschreven naar bepaalde alternatieven en is er geen sprake van een vergelijking van feitelijkheden. Voor een objectieve bestuurlijke afweging en besluitvorming is de samenvatting onbruikbaar, Bovendien is de samenvatting niet in overeenstemming met de richtlijnen, Zienswijze 1.2. Onvolledige beschrijving uitkomsten van het MER Op pagina 6 van de samenvatting zijn de belangrijkste gevolgen van het MER beschreven, Het belangrijkste natuureffect is echter achterwege gelaten, namelijk de blijvende verstoring van weidevogels in de Loterijlanden bij jaarrond boren. De samenvatting is om die reden incompleet.
Zienswijze 2. Inleiding/Bijlagen Zienswijze 2.1. Overzichtskaart 1.2.1. is niet compleet De figuur 1,2.1, op pagina 14 "Overzichtskaart met de plaats van de locaties en de leidingtraces" is niet compleet weergegeven, de alternatieven zijn niet in de kaart opgenomen. De kaart geeft daarom geen compleet overzicht van de locaties als onderzocht in het MER of het bijschrift beschrijft niet hetgeen in de kaart is weergegeven. Zienswijze 2.2. Bijlage 2 is onleesbaar Bijlage 2 van het hoofdrapport van het MER waarin het processtroomdiagram en de plattegronden zijn opgenomen, is onleesbaar. Zienswijze 2.3. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 In het gehele MER wordt gesproken van industrieterrein Boekelermeer, terwijl dit een bedrijventerrein betreft,
Zienswijze 3. Wettelijke kader Zienswijze 3.1. Monumentenwet is onvolledig beschreven Op pagina 33 van het MER in paragraaf 3,2,9, staat een onvolledige omschrijving van de Monumentenwet 1988, Er ontbreekt een toelichting op de wetswijziging van de Monumentenwet 1988, op grond waarvan, sinds 1 september 2007, de besluitvorming over bodemingrepen in archeologische verwachtingsgebieden wettelijk dee I uitmaakt van procedures omtrent ruimtelijke ordening en van de toetsing van aanvragen van aanleg-, sloop-, bouw- en ontgrondingenvergunningen, Hierdoor zijn gemeenten veelal het aangewezen bevoegd gezag, Het toetsingskader is onvolledig weergegeven.
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
7
Zienswijze 3.2. Besluit externe veiligheid inrichtingen en conservatieve rekenmethode Het is juist dat v~~r mijnbouwinrichtingen nog geen volledige rekenmethode is beschreven. Om die reden heeft T AQA een rekenmethodiek toegepast die op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gebaseerd. Echter, om een toekomstige saneringsverplichting te voorkomen is bedoelde methodiek 'conservatief' toegepast. Oat impliceert dat de resultaten (aanzienlijk) worden overschat. Enerzijds ontstaat hierdoor voor eenieder een verkeerd beeld van de toekomstige veiJigheidssituatie op het onderhavige bedrijventerrein. Anderzijds wordt hierdoor ten onrechte (kostbare) ruimte geclaimd, die in een later stadium voor mogelijke uitbreidingen kan worden benut. Zienswijze 3.3. Provinciale wetgeving en beleid: compensatienotitie is niet opgenomen De beleidsregel natuur en recreatie Noord-Holland, zoals vastgesteld op 17 december 2007, is ten onrechte niet genoemd en er is geen rekening met deze beleidsregel gehouden. Zienswijze 3.4. Provinciaal beleid/gemeentelijke wetgeving en beleid; onjuiste weergave Provinciaal beleid In het MER is ten onrechte geen rekening gehouden met de aanwijzing door de Provincie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 als een regionaal bedrijventerrein (in het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2). Het omvangrijke bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, heeft een volgens het beleid van de Provincie een regionale functie, onder meer vanwege het vestigingsalternatief voor randstadgeorienteerde bedrijven uit de regia, de bereikbaarheid en de bijdrage aan nieuwe . werkgelegenheid. Oankzij concentratie van (groei in) bedrijvigheid op dit nieuwe en andere bestaande -geherstructureerde- bedrijventerreinen, zijn grate delen van de groene westrand bij Alkmaar, het unieke binnenduingebied en de oudste polders en droogmakerijen van de wereld random Alkmaar grotendeels ongeschonden te conserveren voor volgende generaties. Meer werkgelegenheid random Alkmaar moet oak een oplossing vormen voor de scheve woon-werkbalans tussen het noorden en zuiden van de provincie Noord-Holland, waardoor momenteel dageJijks verkeersopstoppingen staan op de A9 richting Amsterdam, Schiphol en de IJmond. De relevantie van dit onderwerp is in het geheel niet aan bod gekomen. Oak in de additionele notitie d.d. 5 januari 2009, is dit onderwerp onderbelicht gebleven, nu daarin nag steeds wordt gesproken van een industrieterrein terwijl Boekelermeer Zuid 2. een bedrijventerrein is. Zienswijze 3.5.Gemeentelijke wetgeving en beleid; bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 Gesteld wordt dat de gasbehandelings- en compressie-installatie ophet industrieterrein Boekelermeer Zuid 2 ruimtelijk ingepast kan worden met een binnenplanse vrijstelling. Gezien de resultaten van de berekening risico-contour Externe Veiligheid elders in het MER is dit niet mogelijk. Er is een gewijzigd bestemmingsplan nodig. Houdbaarheid geldend bestemmingsplan Boekelermeer Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is vastgesteld op 31 oktober 2002. Huidige regelgeving omtrent externe veiligheid was toen nag niet voorhanden. Oesalniettemin is in het bestemmingsplan al nagedacht over te vestigen (milieu)categorieen bedrijven. Zo is in de toelichting voor de ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygienische aspecten, gebruik gemaakt van milieuzonering. Op basis van die milieuzonering is voor het grootste gedeelte van de door TAQA gewenste gronden milieucategorie 5.1 toegestaan. Voor een kleiner gedeelte is voorzien in milieucategorie 2 tim 4. Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 is dan oak een bedrijventerrein. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt, dat vooral is voorzien in "Iawaaimakende bedrijven". Het is nag steeds mogelijk dat deze bedrijven zich binnen de milieuzonering en de overige regels van het bestemmingsplan, kunnen vestigen. In de toelichting wordt nag eens nadrukkelijk gesteld dat het niet de bedoeling is dat bedrijven met een groat invloedsgebied op het gebied van externe veiligheid zich hier vestigen. Vestiging van TAQA beslaat een grater gebied dan dat in het bestemmingsplan is aangeduid voor bedrijven tot milieucategorie 5.1. dat daardoor niet meer beschikbaar is voor hinderlijke bedrijven (bijvoorbeeld lawaaimakende bedrijven), nu nag elders in de regia gevestigd. Hiervoor zal een compenserend terrein beschikbaar moeten komen. Wij verwijzen naar zienswijze 16 met betrekking tot compensatie van het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2. Vanuit de wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid heeft het Rijk de doelstelling bestaande knelpunten op te lassen en toekomstige knelpunten te voorkomen. In het licht daarvan is het
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
8
verstandig bestemmingsplannen die niet Bevi-proof zijn, maar waar wei zware bedrijven zich kunnen vestigen, aan te passen. Zo worden saneringssituaties voorkomen en risico's verkleind. i'~
(i;J
Het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 voorziet voor het bedrijventerrein Boekelermeer echter de ontwikkeling van bedrijven in de lagere milieucategorieen en voor een klein gedeelte in bedrijven met een zwaardere milieucategorie. Het vestigen van industrie met een zware milieucategorie en bovendien een grote veiligheidscontour is niet in dit bestemmingsplan voorzien. Het bestemmingsplan biedt echter legio mogelijkheden voor andere bedrijven zich op het terrein te vestigen. Kortom het bestemmingsplan is uitvoerbaar en biedt een actueel toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van bedrijven. V~~r de vestiging van €!en zwaar bedrijf (milieucategorie 5.1) als de gasbehandelings- en compressie-installatie TAQA met een omvang van 7,5 ha is het bestemmingsplan Boekelermeer Zuid 2 niet bedoeld geweest en dus ook niet als zodanig ingericht. De suggestie in het MER dat vestiging van de gasbehandelingsinstallatie op de Boekelermeer passend is en geen onvoorzien milieu effect (score 0) met zich meebrengt is derhalve niet correct. Tenslotte spreekt het MER steeds van industrieterrein Boekelermeer. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat sprake is van een bedrijventerrein. Zienswijze 3.6. Gemeentelijke wetgeving en beleid; beleid externe veiligheid gemeente Bergen niet opgenomen In 2008 heeft de gemeente Bergen de Beleidsvisie externe veiligheid 2008-2011 vastgesteld. De ambitie van de gemeente Bergen op het gebied van Externe veiligheid is eengemeente te zijn waarin veilig wonen en recreeren de belangrijkste uitgangspunten zijn. Bij het maken van bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen en in wijzigingsplannen onderzoekt de gemeente de Externe veiligheidssituatie. In een vroegtijdig stadium wordt, na overleg met de (regionale) brandweer, schriftelijk vastgelegd waar bedrijven en/of transporten die een risico kunnen veroorzaken worden gesitueerd en hoe wordt gewaarborgd dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten hiertegen worden beschermd. Gezien het recreatieve en woonkarakter wordt voorgesteld geen toename van Beviinrichtingen toe te staan.
Zienswijze 4. 8eschrijving en voornemen en alternatieven Zienswijze 4.1. Beschrijving van alternatieven is onvoldoende voor locatiekeuze De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar richtlijnen expliciet aangegeven dat in het MER moet worden ingegaan op het voornemen en de alternatieven. In dit geval bestaan de alternatieven uit locatiealternatieven. Dit betekent dat de beschreven alternatieven duidelijk inzicht moet bieden voor een locatiekeuze. In het MER zijn de redelijkerwijs te beschouwen alternatieven onderbelicht gebleven. Er is toegeschreven naar de voorkeuren. Dit geldt zowel voor de putten- als de gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.2. Relevantie lichthinder Pagina 57 maakt melding van verlichting op de locatie. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft hiermee ervaring op zijn booreilanden nabij Ameland. De vraag is of het relevant is gezien de nabijheid van de stad Alkmaar en het dorp Bergen met de daarbij behorende lichtuitstraling. Niet duidelijk is aangegeven of het relevant is, gerelateerd aan het voornemen en alternatieven. Zienswijze 4.3. Geluid als afwegingskader onvoldoende weergegeven In de beschrijving van het voornemen en de alternatieven is het aspect geluid ondergeschikt gebleven. Het is niet duidelijk in hoeverre geluid onderdeel uitmaakt van het afwegingskader van de alternatieven. Zienswijze 4.4. Alternatieve locaties Op pagina 57 en pagina 90 wordt het Moblisatiecomplex Bergen (Mob-terrein) behandeld. Op het Mob-terrein is op dit moment het "Natres" van het Ministerie van Defensie gevestigd. In de noot op pagina 57 is opgenomen dat gekozen is voor een combinatie van de puttenlocatie met het gasbehandelingsinstallatie op het voormalige Mob-terrein in Bergen. Een argument hiervoor is dat de rest van het terrein beperkt wordt in de ontwikkelingsmogelijkheden vanuit veiligheidsoverwegingen. De beperkingen die de vestiging van aileen de puttenlocatie op deze locatie zou opleveren zijn niet
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
9
verder opgenomen in het milieu-effectrapport. Voor de vestiging van de gasbehandelingsinstallatie in de Boekelermeer Zuid 2 zijn ook consequenties ten aanzien van het efficient ruimtegebruik. In deze discussie wordt vermeld dat er nog wei allerlei ontwikkelingen mogelijk zijn. Niet duidelijk is beschreven wat de verdere beperkingen aan het gebruik van het Mob-terrein als aileen pullenlocatie zijn of aileen als gasbehandelings- en compressielocatie. Zienswijze 4.5. Aanleg puttenlocatie . Gezien de gewenste capaciteit van het aardgasveld is het gewenst dat het aantal nieuwe putten 20 is. Met het aantal bestaande pullen betekent dit 26 pullen voor injectie. In eerste instantie zullen 14 nieuwe pullen worden geboord. V~~r de andere 6 pullen zullen wei voorzieningen worden getroffen. Waarom worden aile pullen niet in een keer aangelegd? Op pagina 61 wordt de trechtering van het aantal pullen behandeld. Er konden 2 nieuwe pullen worden bespaard door gebruik te maken van de 6 oude pullen. Op pagina 61 zijn de 6 pullen die niet in eerste instantie worden geslagen reservepullen. Het MER is aldus onduidelijk ten aanzien van de (maximale) hoeveelheid pullen die noodzakelijk zijn. In de rapport blijft onderbelicht dat als de pullen niet naar behoren produceren extra pullen geboord moeten worden, dit betekent extra boortijd, bewegingen etc. oit zou een eventueel voordeel van het in gebruik nemen van de bestaande pullenlocatie te niet doen. Zienswijze 4.6. Beschrijving logistieke bewegingen Op pagina 67 wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot de logistiek bij jaarrond boren. Mobilisatie en demobilisatie bij jaarrond 110 vrachtwagens per jaar, bij onderbroken boren 220 vrachtwagens per jaar. Tijdens de boringen bij onderbroken boren zullen 15 vrachtwagens per dag rijden. Voor het aantal vrachtwagenbewegingen maakt jaarrond of onderbroken boren hoegenaamd niets uit. Op de Bergerweg hebben tellingen van de provincie uitgewezen dat er ruim 14.000 motorvoertuigen per dag (waarvan 1050 vrachtwagens) langs gaan. Overigens wordt in het achterliggende verkeersplan uitgegaan van zo'n 200 verkeersbewegingen per dag (100 vrachtwagens die af en aan rijden). Ais argument om jaarrond te gaan boren doen het aantal vrachtwagenbewegingen van en naar de boorlocatie derhalve niet ter zake. Zienswijze 4.7. Verkeersplan BGM Oranjewoud heeft in het kader van het project een rapport geschreven met betrekking tot de verkeersbewegingen bij het BGM. In het rapport wordt geconcludeerd dat het aanleggen van een rotonde, of het laten 'keren' van het vrachtverkeer ter hoogte van de rotonde te Bergen, een goede oplossing zou zijn. oeze conclusie wordt niet gedeeld. Rotondes zijn vooral voor vrachtwagenchauffeurs verve lend als er sprake is van fietsvoorzieningen. oit in verband met het slechte uitzicht van (en op) de chauffeur op (en van) overstekend fietsverkeer. Ais er gesproken wordt over verkeersveiligheid is onze mening dat dit soort bewegingen vooral moeten worden voorkomen! Let wei: op de fietspaden zit een behoorlijk hoeveelheid fietsverkeer. In Bergen wordt daarbij veelvuldig door fietsers 'tegen de richting in' gefietst, wat het gevaar op ongevallen aileen maar verhoogd! oaarnaast is de variant 'keren' bij Bergen een slechte omdat vrachtwagenchauffeurs worden gedwongen om door te rijden. De verleiding is natuurlijk groot om dit te negeren en toch linksaf te slaan t.h.v. de bestemming. Een kwetsbare oplossing dus, zeker als er geen maatregelen worden getroffen om het linksaf slaan fysiek tegen te gaan. Het is niet wenselijk de situatie te handhaven zoals die nu is, gezien het risico op kop-staartbotsingen (met mogelijk ernstige afloop door de hoge rijsnelheid). De oplossing van een linksaffer lijkt het meest voor de handliggend. De doorstroming wordt hierdoor nauwelijks belemmerd en het zicht tussen vrachtwagenchauffeur en fietser is goed (fietsers komen de vrachtwagens tegemoet!). Ook zal het geen problem en opleveren tussen vrachtwagens en tegemoetkomend autoverkeer. Zienswijze 4.8. Het MER bevat geen alternatieven met betrekking tot het leidingentrace Onder 4.2 van de richtlijnen wordt gesteld dat onderzoek moet worden gedaan naar de verschillende tracealternatieven op basis van milieuoverwegingen. oit onderzoek is in onderhavig MER niet uitgevoerd. Het MER is daarmee niet in overeenstemming met de richtlijnen opgesteld.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
10
Zienswijze 5. Geluid Het onderzoek naar de geluidemissie van de installaties in het project Bergermeer Gas Storage dat door DHV is verricht, is beoordeeld. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in DHV-rapport getiteld 'Geluidprognose Bergermeer ten behoeve van Bergermeer Gas Storage' met kenmerk A616705-001 versie 3 d.d. 28 augustus 2008. In een eerder schrijven is de onverenigbaarheid met een van de belangrijkste uitgangspunten in het onderzoek naar de geluidemissie tijdens het boren van de putten: de voorgestelde vergunningsvoorschriften met betrekking tot de geluiduitstraling naar de omgeving aangegeven. Daarnaast is aangegeven dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de te treffen maatregelen die de geluidbelasting rond de boorlocatie kunnen beperken. Door DHV is recent een tweede rapport uitgebracht met kenmerk A6167-05-001 versie 4 d.d. 28 oktober 2008, waarin is ingegaan op deze bezwaren. Ook gaat de additionele notitie van 5 januari 2009 uitgebreid in op het aspect geluid. Het MER vertoont echter ook na deze uitleg gebreken op de volgende onderdelen: Zienswijze 5.1. Het geluidrapport geeft een vertekend beeld vanwege de verkeerde referentiewaarde DHV geeft in dit rapport aan dat "bij het vaststellen van geluidgrenswaarden voor een 'gebruikelijke' situatie" in eerste instantie de aanbevolen richtwaarden dienen te worden gehanteerd, die worden genoemd in de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (hierna: de Handreiking). DHV geeft aan dat, volgens de Handreiking, een overschrijding van deze richtwaarden toelaatbaar kan zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces. In de Handreiking is echter gesteld dat het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid daarbij een belangrijke rol speelt: "als maximum niveau geldt de 'etmaalwaarde' van 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsgeluid." Dit houdt in dat, als de omstandigheden dit toelaten, een ruimere grenswaarde kan worden vastgesteld tot een maximum van 40 dB(A) in de nachtperiode, tenzij het referentieniveau van het omgevingsgeluid lager ligt en dit niveau maatgevend is. Gezien het feit dat de activiteiten enkele jaren zullen duren, is de oprichting van de onderhavige inrichting te beschouwen als een "gebruikelijke" situatie zoals omschreven in de Handreiking. Het vaststellen van grenswaarden in de nachtperiode die 20 dB boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid liggen onacceptabel is, aangezien dit zalleiden tot onacceptabele geluidhinder in de omgeving. In de Handreiking zijn de volgende gegevens opgenomen met betrekking tot het aantal mensen dat ernstig gehinderd wordt in relatie tot de geluidbelasting:
TaDel 3: Percentages ernstig gehinderden door industrielmvaai (Bron: 'Response functions for noise in residential areas', VROM, '1993)
L~tn"a' in c1B(A)
ernstig gehinderden in %
45-50 50-55 55-130 60-65
0-'10 '10-20 20-25 25-40
Zienswijzen en advies milieu-effeClrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
11
8erekend is dat de gemiddelde geluidbelasting ter plaatse van de woningen ten hoogste gelijk zal zijn aan 50 d8(A) in de nachtperiode. Het boorproces wordt gekenmerkt door sterke veranderingen in de geluidsproductie. Tijdens luidruchtige activiteiten en onder meewindcondities zal het geluidsniveau nabij de woningen hoger zijn dan 50 d8(A). De toename kan mogelijk meer dan 6 d8 bedragen. Ais wordt bedacht dat omwonenden in een relatief stille omgeving niet gewend zijn aan dergelijke geluidsniveaus, mag duidelijk zijn dat het aantal ernstig gehinderden groot zal zijn bij een geluidbelasting van 50 a 56 d8(A). Het stellen van hogere grenswaarden is acceptabel tot een waarde van 45 d8(A) in de avondperiode en 40 d8(A) in de nachtperiode. Deze waarde is weliswaar 10 d8 hoger dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid, maar gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas in combinatie met de eindigheid van de boorwerkzaamheden op termijn, is het stellen van deze grenswaarden verdedigbaar. Conclusie: De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening geeft aan dat het stellen van grenswaarden mogelijk is tot een maximum van Letmaal=50 d8(A) indien het referentieniveau van het omgevingsgeluid dit toelaat. Deze maximale grenswaarde is, ondanks het feit dat deze waarde 10 d8 boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid ter plaatse ligt, verdedigbaar, gezien het maatschappelijke belang van het opslaan van aardgas verdedigbaar. Een hogere waarde dan 50 d8(A) etmaalwaarde wordt, gelet op de te verwachten geluidhinder, onacceptabel geacht. Zienswijze 5.2. Maatregelen met betrekking tot reductie geluidemissie Door DHV is aangegeven dat de geluidemissie van een moderne boorinstallatie (88T) groot is. Het beperken van de emissie is beperkt mogelijk. Het oprichten van een scherm rond de boorlocatie en het zo veel mogelijk omkasten en afschermen van lawaaiige apparatuur, kunnen een beoogde reductie van 20 d8 niet bewerkstelligen. Het is niet mogelijk om de geluidemissie terug te brengen tot 40 d8(A) in de nachtperiode, tenzij radicale maatregelen getroffen worden zoals het plaatsen van een cocon om de gehele boortoren (in Los Angeles is de gehele rig in een gebouw geplaatst). Dit pleit ervoor om de meest luidruchtige activiteiten in de (avond- en) nachtperiode niet te vergunnen. Het boorproces dient dan tijdelijk te worden stilgelegd. In hoofdstuk 2 paragraaf 1 is aangegeven dat het boorproces om veiligheidstechnische en boortechnische redenen een continu proces is. Het onderbreken van het boorproces tijdens de nachtelijke uren levert een instabiel boorgat op, waardoor de kans op verlenging van het proces wordt vergroot, zo geeft DHV aan.
,,;
De (in beginsel14) boorputten zullen worden geboord in een batch-drilling proces. Hierbij worden de boorgaten niet in een keer geboord, maar wordt geboord tot een bepaalde diepte, waarna het proces wordt gestopt. De boorinstallatie wordt vervolgens verplaatst, waarna het boren wordt hervat in een volgende boorput. Het onderbreken van het boorproces is dus een wezenlijk onderdeel van het batch-drilling proces. Het is een raadsel waarom het stoppen van het boorproces op de beoogde locatie in de 8ergermeerpolder onmogelijk zou zijn. Oat het onderbreken van het boorproces leidt tot een verlenging van het he Ie project is duidelijk. Oat dit hogere kosten met zich meebrengt is eveneens duidelijk. Deze zaken wegen niet op tegen de geluidhinder (slaapverstoring) die gedurende een periode van jaren zal worden ondervonden in de woonomgeving van de beoogde boorlocatie. Conclusie: De noodzaak om het boorproces 24 uur per dag plaats te laten vinden wordt in het rapport niet gerechtvaardigd. Het voorkomen van geluidhinder in de avond- en nachtperiode is belangrijker dan de verkorting van de boorperiode en financiele voordelen. Zienswijze 5.3. Aanvullende informatie: oorzaken van geluid- en trillinghinder Na raadpleging van deskundigen op het gebied van het boren van putten t.b.v. aardgaswinning ofopslag zijn enkele inzichten verkregen met betrekking tot de geluid- en trillinghinder in de directe
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
12
Ii\,; (J
(J,
~O'
..........
0'' ':
omgeving van boorlocaties. Het betreft hier bedrijfssituaties die in de rapportages van DHV niet worden genoemd,
,...:
Bijzondere bedrijfssituaties die kunnen leiden tot extra hinder:
(J
(i'l
heien ten behoeve van het slaan van mantelbuisbuis-segmenten door watervoerende lagen (in totaal 40m lang en diameter 80 cm): veel piekgeluiden (en bodemtrillingen); cementeren - buis vullen met cement, dan 2 3 uur onder hoge druk water in buis persen om cement er aan de onderkant uit te persen, die dan langs de buitenkant omhoog komt ; dit maakt veel herrie; mixen en roeren cement ter plaatse - cementpoeder met behulp van perslucht uit tank blazen (compressor op vrw Lw=115 dB(A)!);
a
vastzitten boor: buis 10m (!) uitrekken en los laten schieten - hierdoor trillingen in de bodem die goed voelbaar zijn - ontwakingsreacties! (deze situatie komt vaker voor dan gewenst). Reguliere bedrijfssituaties die kunnen lei den tot extra hinder: jengelen: als de boorbuis langer wordt ontstaan, met name bij een hydraulische top drive (Synergy), fluctuerende geluiden als het toerental toe- en afneemt. Dit jengelende geluid wordt als extra hinderlijk omschreven. het geluid afkomstig van de hydraulische top drive en hydromotor op de rigvloer heeft een tonaal karakter; ook dit is extra hinderlijk. In de handreiking Industrielawaai en vergunningverlening wordt een toeslag van 5 dB op het gemeten geluidsniveau toegepast om deze toename van hinder te verdisconteren in het immissieniveau, indien een tonaal karakter . duidelijk waarneembaar is ter plaatse van de woningen. De schudzeven trillen met een frequentie van circa 16 20 Hz. Dit heeft in een vergelijkbare situatie in Grijpskerk geleid tot laagfrequent geluidhinder in slaapkamers op een afstand van 600m. De woningen rond de puttenlocatie Bergermeer (voorkeur) liggen gemiddeld op een afstand van 300 m.
a
Deze bedrijfssituaties dienen aileen overdag uitgevoerd te worden, omdat de verwachting is dat zij in de nachtperiode zullen lei den tot geluid- en/of trillinghinder. Conclusie: er zullen een aantal activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot geluid- en trilling hinder. Deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld. Zienswijze 5.4. Vergelijking van locatie alternatieven met betrekking tot geluidhinder Vergelijking van locatie alternatieven voor behandelings- en compressie-instal/atie In tabel 9.5-1 is aangegeven dat de vestiging van de behandelings- en compressie-installatie op het industrieterrein Boekelermeer op aile drie de onderzochte locaties een 'matig negatief effect -' heeft. In het bestemmingsplan is op de Boekelermeer- voorkeurslocatie reeds rekening gehouden met industriele activiteiten. Indien de installatie kan voldoen aan de beschikbare geluidsruimte die voor deze locatie is gereserveerd is de vestiging ervan neutraal ten opzichte van de referentiesituatie.
Op de andere twee alternatieve locaties is op voorhand al onvoldoende geluidsruimte beschikbaar. De installatie is hier niet inpasbaar. Vestiging van de installatie kan niet zonder bestemmingsplanwijziging doorgevoerd worden en zal leiden tot meer geluidhinder ter plaatse van. de bestaande bebouwing. De effecten hiervan dienen ten minste met 'negatief --' of zelfs met 'belangrijk negatief ---' te worden bestempeld. Vergelijking van locatie alternatieven voor boringen In tabel 9.5-2 is aangegeven dat de boringen op aile drie de onderzochte locaties een 'negatief-' effect heeft. Dit lijkt ons niet juist. Het is zelfs onbegrijpelijk. Door DHV is een lijvig rapport geschreven, waarin heel duidelijk is aangegeven dat bij lange na niet kan worden voldaan aan de grenswaarden die onder dergelijke omstandigheden gelden, maar dat het boren nu eenmaal heel veel herrie maakt. Er wordt gesproken over een geluidbelasting die 20 dB (!) boven het heersende achtergrondgeluidniveau. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de boringen gedurende een periode van 2 a 3 jaar leiden tot ernstige geluidhinder in de directe woonomgeving. Aile drie alternatieven dienen om die reden te worden bestempeld met het predicaat 'belangrijk negatief ---' .
Zienswijzen en advies milieu-effeclrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
13
CJ. 0-...;
>.... r...; ~n
Zienswijze 5.5. Aigemene conclusie geluidsonderzoek bij het MER 1. De geluidbelasting ter plaatse van. de woningen rond de boorlocatie Bergermeerpolder hoger dan 45 en 40 dB(A) in de avond- en nachtperiode zijn onacceptabel op grond van het feit dat te veel mensen gedurende een te lange periode hinder zullen ondervinden van geluid en trillingen tijdens het boren en dat deze woningen staan in een relatief stil gebied. 2. een aantal activiteiten vinden plaats op de boorlocatie die kunnen lei den tot geluid- en trillinghinder; deze activiteiten zijn in het onderzoek niet genoemd en/of beoordeeld 3. de classificatie van de verschillende locatiealternatieven v~~r zowel de boorlocatie en de compressie-instaliatie is niet juist bevonden.
Zienswijze 6. Archeologie Zienswijze 6.1. Het MER is niet in overeenstemming met de richtlijnen die betrekking hebben op archeologie opgesteld. Bij nalezing van het definitieve MER door de stadsarcheoloog blijkt men een belangrijk cultuurhistorisch landschapselement en tevens potentiele archeologische vindplaats geheel over het hoofd gezien te hebben. Daar was in een eerder stadium wei al op gewezen, maar de omissie is niet hersteld. Er is geen afdoende bureauonderzoek gedaan en veldonderzoek heeft men zelfs geheel achterwege gelaten. De selectieadviezen die in het MER zijn opgenomen zijn voor de oostkant van de Boekelermeer daardoor onjuist onderbouwd en verkeerd. Zienswijze 6.2. De archeologische rapport is niet in overeenstemming met het wettelijke kader Door TAQA is het bureauonderzoek met betrekking tot archeologie uitbesteed aan Oranjewoud welke het onderzoek heeft uitgezet bij het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC). De daaruit resulterende AAC-notitie 63 (achtergronddocument 5) voldoet evenwel niet aan redelijke eisen van kwaliteit. Ook de provincie heeft dit geconstateerd en de op- en aanmerkingen vanuit de provincie waren de aanleiding tot een Oplegnotitie van Oranjewoud (achtergronddocument 6). In de oplegnotitie worden echter de gelijktijdig ingediende aanmerkingen van gemeente Alkmaar genegeerd. Ondanks een telefonisch contact van de Alkmaarse stadsarcheoloog met het AAC, die daarbij verbetering van het stuk beloofde, is er geen vervolg gegeven op de Alkmaarse opmerkingen. Slechts een enkele bijzin in een bijlage (op pagina 21 van de oplegnotitie Oranjewoud) verraadt, dat de opstellers de Alkmaarse reactie wei degelijk hebben ontvangen. Oranjewoud omschrijft het samenstel van de AAC-notitie en hun oplegnotitie als een 'Bureaustudie' (Oplegnotitie paragraaf 1.3). Deze voldoet evenwel niet aan de landelijk geldende archeologische kwaliteitseisen v~~r dergelijke archeologische rapporten (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: dit is 'de in de beroepsgroep gebruikelijke norm', waaraan volgens de Monumentenwet 1988 archeologische werkzaamheden en producten dienen te voldoen). Hier had een archeologisch Bureau Onderzoek conform de specificaties van de KNA op zijn plaats geweest. Dan had men tevens de Geologische Kaart, de Actuele Hoogtelijnen Nederland en natuurlijk de archeoloog van de gemeente Alkmaar moeten raadplegen. Merkwaardigerwijs vermeldt men in de AAC-notitie wei, dat o.a. de gemeente Alkmaar het bevoegd gezag is maar men heeft verzuimd om een conceptversie voor te leggen ter beoordeling. Zienswijze 6.3. Het archeologisch onderzoek is ontoereikend Inhoudelijk zijn er op het archeologisch onderzoek de volgende bezwaarpunten:
Kaartmateriaa/ Op verschillende kaarten staat de alternatieve locatie Boekelermeer Oost (BKM-Oost) niet op dezelfde plaats ingetekend (ofwel direct tegen de Schermerdijk/NH kanaal aan, of wei een locatie westelijk van de Boekelerringvaart op 250 m meer naar het westen; vergelijk figuur 6.1-5 in het Hoofdrapport op pagina168 met de kaart op pagina 8 in de AAC-notitie). Oat maakt voor de archeologische gevolgen een groot verschil. Tegen de Schermerdijk/NH Kanaal bevindt zich namelijk een strandwal. Strandwa/ Er is geen enkele rekening gehouden met het archeologisch belangrijke terrein van de strandwal van Boekel/Akersloot, ondanks dat er in de tekst van zowel de AAC-notitie als de Opl~gnotitie van
Zienswijzen en ad vies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
14
Oranjewoud meermalen wordt verwezen naar de strandwal en naar de in archis geregistreerde vindplaatsen op deze strandwal. Vreemd genoeg lijkt de geologische kaart van het gebied ook niet geraadpleegd te zijn. Hierdoor wordt verzuimd om gepaste archeologische maatregelen te adviseren zowel bij de (indien tegen het NH kanaal gelegen) locatie BKM-Oost, als bij het Jeidingtrace richting Schermer dat de strandwal doorsnijdt. In het Hoofddocument en in bijlage 5 en 6 heeft men bij de inschatting van de effecten van locatiealternatief BKM-Oost en van de effect en van het leidingtrace BKM naar aansluitpunt-oostelijke-Hoofdgastransportleiding-Schermer structureel de strandwal van Akersloot over het hoofd gezien en deze terreinen ten onrechte beschouwd als een strandvlakte met lage of middelhoge verwachting. Het locatie-alternatief BKM Oost is veel ongunstiger voor de archeologische monumenten dan de locaties BKM Voorkeur en BKM West. Oit punt kan van wezenlijke invloed zijn op de argumentatie aangaande locatiekeuzes, zeker als BKM Voorkeur uiteindelijk onverhoopt zou vervallen. Het leidingtrace Boekelermeer-Schermer is in aile alternatieven noodzakelijk. Op dit probleem wordt weliswaar ingegaan in de brief met bijlage '090105 Mer additionele notitie', die op 5 januari 2009 als aanvullend onderdeel in het MER rapport is toegevoegd. Hierin wordt met nadruk gesteld dat bij graafwerkzaamheden in aile strandwallen inclusief die van Boekel-Akersloot rekening gehouden wordt met de hoge archeologische verwachting (door uitvoering van nader archeologisch onderzoek in het kader van de te doorlopen AMZcyclus), maar daarmee zijn de fouten dienaangaande in de rest van het rapport nog niet gecorrigeerd. In dit verband is er, kennelijk als last-minute toevoeging, ook een niet onderbouwde aanname over de mate van verstoring van de strandwal van Akersloot achterin de Oplegnotitie archeologie (MER bijlage 6 p.21). Ten onrechte wordt in een enkele losse bijzin verwoord dat de strandwal van Akersloot toch wei verstoord zal zijn omdat hij volgens de Hoogte Kaart een halve meter lijkt te zijn afgegraven. Zonder nader onderzoek is dit volstrekt niet te zeggen - de bovenste decimeters kunnen aileen de bouwvoor betreffen en dan is de ondergrond nog grotendeels onverstoord. Hier is nog steeds nader verkennend onderzoek nodig voorafgaand aan gepland grondverzet. Grondboringen Het verrichten van grondboringen om de mate van verstoring te bepalen (Mer-Hoofdrapport pagina 181, onder kop Fase 1), heeft een zeer gering nut. Men zal immers vaak niet kunnen bepalen hoeveel er van een oud oppervlak af is gegaan: 10 cm of 3 meter? Een beperkte erosie doet aileen de ondiepe grondsporen verdwijnen en bijvoorbeeld de paalsporen van hoofdconstructies van gebouwen, greppels en sloten, diepere kuilen en waterputten zouden aile nog aanwezig kunnen zijn. Grondboringen zijn aileen zinvol om geologische informatie te verwerven. V~~r een archeologische waardebepaling zal, zeker op een strandwal, het trekken van proefsleuven onvermijdelijk zijn.
· .'
~
Achterin de Oplegnotitie van Oranjewoud verschijnt op pagina 21 de zinsnede dat 'de strandwal Akersloot-Alkmaar op basis van de gedetailleerde hoogtekaart duidelijk zichtbaar ... met circa 0,5 meter is afgegraven ... Oit deel van de strandwal heeft daarom een lage in plaats van een hoge verwachting.' De getrokken conclusie is evenwel onjuist. Een maaiveldverlaging met 0,5 m (indien dit al klopt) kan aileen de bouwvoor hebben doen verwijderen, waardoor direct onder de oppervlakte alsnog archeologische resten te verwachten kunnen zijn. Oeze conclusie is kennelijk als last-minute lapmiddel ingevoegd opdat er verder geen veranderingen in het rapport meer aangebracht hoefden worden. Amy/eye/us
In het Hoofddocument op pagina180-181 wordt van de nog te nemen stappen van de Amz-cyclus een onjuiste samenvatting gegeven. In wezen moet de hele cyclus na bepaling van de definitieve locaties nog aanvang nemen. Oaarbij is de he Ie cyclus aan de orde, van Bureauonderzoek (het MER bijlagen 5 en 6 zijn nog onvoldoende) naar Inventariserend Veldonderzoek (Verkennend-KarterendWaarderend Booronderzoek en Proefsleuven). De stappen BureauOnderzoek en Verkennend booronderzoek worden in het betreffende hoofdstuk van het MER ten onrechte overgeslagen. Voorts kan nu al worden vastgesteld dat de met doorgraving bedreigde delen van de strandwal van BoekellAkersloot door T AQA nader moeten worden onderzocht met een gravend
Zienswijzen en advies miJieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
15
q. i!\.;
:-.. 0'''':
en
proefsleuvenonderzoek. Bij aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en concrete plannen voor grondverzet voigt dan een selectiebesluit van het Bevoegd Gezag (i.c. de desbetreffende gemeente). Deze kan gaan over eventuele planaanpassingen of opgravingen voorafgaand aan verdere grondwerkzaamheden.
Zienswijze 6.4. De conclusies zijn onjuist De conclusies over de BKM-Oost (indien deze zich inderdaad tegen het NH Kanaal bevindt) en over het leidingtrace richting Schermer dienen in aile paragrafen en tabellen gecorrigeerd te worden, o.a.: Het MER-rapport vertoont deze lacune op de volgende plaatsen: de
•
p.133 2 alinea derde regel: in plaats van 'strandwal Boekel-Uitgeest' heeft de toponym 'strandwal van Akersloot' de voorkeur omdat deze in Bijlagen 5 en 6 ook zo wordt genoemd.
•
p.133 5
•
p.133 laatste regel toevoeging: De alternatieve locatie BKM-Oost en het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer ligt op respectievelijk doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.134 Aan het einde van de tweede alinea over de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar zou nog een korte tekst over de strandwal van Akersloot toepasselijk zijn geweest, met verwijzing naar de hogere geologische ouderdom dan de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar en naar de bekende vindplaatsen uit archis.
•
p.134 laatste zin derde alinea: leidingtrace doorsnijdt ook de strandwal van Akersloot
•
p.135 1sle alinea paragraaf 5.4.3 corrigeren: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten. Het leidingtrace tussen de Boekelermeer en Schermer doorsnijdt de strandwal van Akersloot.
•
p.135 onder kopje Alternatief BKM-Oost, tekst vervangen door: Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.136 tabel 5.4-1 in de kolom IJz/Rom moet op de regel BKM Oost 'middelhoog' worden vervangen door 'zeer hoog'.
•
p.137 tabel 5.4-2 Regel Voorkeursalternatief - Leidingen aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778,17779
o
p.137 tabel 5.4-2 Regel BKM Oost - Locaties aanvullen in kolom Waarnemingen met: 17778, 17779 (eventueel AMK-nummer van strandwal Akersloot is niet bekend)
o
p.163 derde alinea wijzigen: V~~r locatiealternatief BKM West geldt hetzelfde als voor het voorkeursalternatief BKM. Het locatiealternatief BKM Oost bevindt zich op een terrein van hoge archeologische verwachting, de strandwal van Akersloot.
o
p.178 paragraaf '3. Leidingtrace BKM naar aansluitpunt oostelijke hoofdgastransportleiding in de Schermer' tekst vervangen: Dit trace wordt voor aile alternatieven gebruikt. De verwachting voor dit trace is middelhoog in de gedeelten strandvlakte en hoog waar hij de strandwal van Akersloot doorsnijdt. Op de strandwal zijn diverse vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gedaan, terwijl oudere resten ook te verwachten zijn.
• •
p.179 tabel 6.1-5: berekening is niet te begrijpen, maar de score zal voor de regel BKM Oost hoger dienen te zijn. p.179 alinea direct onder tabel 6.1-5: aanpassen tekst ivm ligging BKM-Oost op strandwal
•
p.179 7
de
de
regel van onder: hier moet BKM-Oost geschrapt
regel van onder, aanvullen: De traces 2, 3 en 5 doorsnijden... .
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
16
r..; C.1
~~
~g .....
C) ~..;
:-....
,
•
p.179 onderaan en p.180 bovenaan: De alternatieven BKM Voorkeur en BKM West zulien vergelijkbare effecten hebben voor de archeologie. De locatie BKM Oost bevindt zich echter op een terrein met hoge archeologische verwachting. De kans op de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats is bij een bouwproject van deze omvang zeer groot.
•
p.180 Advies voor archeologisch vervolgonderzoek: Het lijkt alsof men hier ervan uitgaat dat Bijlagen 5 en 6 tezamen mogen gelden als een Bureau Onderzoek, maar dat is gezien de onvolkomenheden zeker nog niet het geval. Ook is onduidelijk waarom in de volgende paragrafen aangaande boringen de gang bare stap Verkennende boringen is overgeslagen.
•
p.181 Het stuk over Fase 1 en Fase 2 dient herschreven te worden. In tegenstelling tot wat hier staat, is het slechts zeer beperkt mogelijk om uitspraken te doen over de mate van bodemverstoring op strandwallen door middel van booronderzoek. Bovendien is het bijkans onmogelijk om met boringen op een strandwal een vindplaats te ontdekken. De hier geschetste methodiek is dan ook verouderd (zie de KNA Leidraad IVO Karterend boordonderzoek, 2006). Op de strandwal dient dan ook in Fase 1 meteen middels een IVO proefsleuven gezocht te worden naar vindplaatsen. Het Bevoegd Gezag neemt zelfstandig een selectiebesluit aan de hand van (in haar ogen voldoende) voorinformatie uit waarderend onderzoek. Een selectieadvies van een onderzoeksbureau is daarin vrijblijvend.
•
p.185 paragraaf 6.2.2.2 onder de kop Milieueffecten: Archeologisch zijn er nadelen. Alternatief BKM-Oost ligt op de strandwal van Akersloot en dit is een gebied met hoge archeologische verwachting, mede vanwege de al eerder gedane vondsten.
•
p.189 tabeI6.2-1 op de regel Archeologische waarden, in de kolom BKM-Oost, invoegen: Archeologisch waardevol gebied, hoge trefkans
•
p.226 Tabel 9.5-1 op de regel Archeologie en cultuurhistorie, in de kolom BKM-Oost, wijzigen van in '___ '.
....,;
(n
'_
I
•
p.227 paragraaf Archeologie en cultuurhistorie: bevat onjuiste inschatting van de effecten van plaatsing van locatiaalternatief BKM-Oost. In de derde regel, de zin 'Bij de aanleg van het industrieterrein BKMZ-2 zijn eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden al onderzocht en waar nodig al zijn veiliggesteld.' berust bovendien niet op navraag bij de gemeentelijk archeoloog van Alkmaar of een juiste lezing van het bestemmingsplan maar is een onterechte aanname. In deze alinea moet genoteerd worden dat BKM-Oost archeologisch ongunstig is vanwege de ligging op de terrein met hoge archeologische verwachting.
o
p.228 onder de kop Discussie in deze zelfde paragraaf: de eerste alinea berust op dezelfde misvatting.
Zienswijze 6.5. Kwalificatie Mob-terrein Het Mob-terrein is door TAQA gekwalificeerd als van groot cultuurhistorische waarde. Deze kwalificatie wordt als te zwaar aangemerkt (zie eveneens 7.1. onder "Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden") Zienswijze 6.6. Cultuurhistorie in relatie tot beeldkwaliteit V~~r de waardering van de cultuurhistorische waarden wordt eveneens verwezen naar de zienswijzen onder beeldkwaliteit.
Zienswijze 7. Beeldkwaliteit Zienswijze 7.1. Beeldkwaliteitsplan is onvolledig op de volgende onderwerpen In het rapport Bergermeer Gas Storage Beeldkwaliteit 2008 van bureau HzA worden de verschillende locatiealternatieven met elkaar vergeleken met betrekking tot landschappelijke effecten. In hoofdstuk 3 zijn de verschillende locatiealternatieven voor een puttenlocatie tegen elkaar afgewogen. In de tabel op pagina 54 vindt een waardering plaats. Bij de vergelijking van de locatiealternatieven wordt
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
17
Cl
i'': >..:. It"':
en
vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op dezelfde locatie. Hierdoor ontstaan een vrij negatief beeld voor wat betreft de geschiktheid van het Mob-terrein. Wanneer een puttenlocatie op het Mob-terrein wordt beoordeeld met de gasbehandeling elders, ontstaat een geheel ander beeld en komt het Mob-terrein vanuit landschappelijk oogpunt juist als meest geschikt uit de waardering. In het MER wordt dit sterk onderbelicht omdat wordt vastgehouden aan een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein. Tevens blijkt bij een juiste waardering dat de locaties Loterijlanden en 8ergerweg Noord vrijwel gelijkwaardig zijn aan elkaar. Het Mob-terrein voor putten en gasbehandeling- en compressie-installatie is vanuit beeldkwaliteiUlandschap en cultuurhistorie te negatief weergegeven. Aansluiting op aanwezige kavelpatronen In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat op de locaties 8ergerweg Noord en Mob-terrein minder goed kan worden aangesloten op aanwezige kavelpatronen dan op de voorkeurslocatie. Dit is onjuist. Zoals het schetsje op pagina 51 laat zien kan er juist wei goed worden aangesloten op het aanwezige kavelpatroon op de locatie 8ergerweg Noord. Ook voor het Mob-terrein is dit geen enkel probleem. De drie locaties zijn met betrekking tot het punt aansluiting op aanwezige kavelpatronen daarom gelijkwaardig. Aansluiten op bebouwingspatronen In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op bebouwingspatronen' bij 8GM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat (hierbij is discussie over wat wei en niet onder autonome ontwikkeling kan worden verstaan). De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie 8ergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op instal/atieslmassa's In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluiten op installaties/massa's ' bij 8GM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet zeer positief worden (++) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie 8ergerweg Noord is weergegeven.
Op het Mob-terrein is reeds bebouwing aanwezig in de vorm van loodsen en bunkers. Er wordt hier dus wei degelijk aangesloten op aanwezige massa's, zodat de waardering met een + in de tabel aangeduid dient te worden. Ruimtelijk kwaliteitsbeeld Over de toekomstige inrichting van het Mob-terrein bestaan nog geen vastgestelde plannen. De toekomstige inrichting van het Mob-terrein is onderdeel van studie. De zeer negatieve waardering van de locatie op het Mob-terrein bij het onderdeel 'passend in ruimtelijke kwaliteit' is daarom onjuist. De locatie is voor wat betreft dit onderdeel gelijkwaardig aan de andere locaties.
r
I
Aansluitend op ruimtelijke samenhang in het gebied In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'aansluitend op ruimtelijke sam en hang in het gebied' bij 8GM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Dit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie 8ergerweg Noord is weergegeven.
Een puttenlocatie op het Mob-terrein sluit goed aan op de huidige ruimtelijke samenhang in het gebied aangezien de locatie geheel aan het oog onttrokken zal zijn bij situering op het Mob-terrein. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
18
rj.
,
. j
b'\.; (n
Geen verstoring van de open ruimte Bij situering van een puttenlocatie op het Mob-terrein zal de locatie geheel aan het oog onttrokken zijn, zodat er in het geheel geen verstoring van de open ruimte plaatsvindt. In de tabel dient daarom een zeer positieve waardering (++) te staan onder Mob-terrein voor dit onderdeel. Mogelijkheden voor mitigerende maatregelen De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn volstrekt gelijkwaardig voor wat betreft het nemen van mitigerende maatregelen op landschappelijk niveau. In de tabel op pagina 54 dienen beide locaties een gelijkwaardige waardering te krijgen. Kansen voor structuurversterking landschap In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'structuurversterking landschap' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Oit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering zal in dat geval niet positief worden (+) zoals nu in de tabel is weergegeven, maar zeer negatief (--), gelijkwaardig aan de waardering zoals die voor de locatie Bergerweg Noord is weergegeven. Aansluiten op aanwezige cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 wordt aangegeven dat een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden aansluit op aanwezige cultuurhistorische waarden. Oit is onjuist. Een puttenlocatie op de locatie Bergermeer Loterijlanden sluit op geen enkele wijze aan op aanwezige cultuurhistorische waarden. In tegendeel zelfs, er treedt namelijk versnippering op van de cultuurhistorische eenheid die de Loterijlanden vormen. De cultuurhistorische betekenis van het Mob-terrein is lager dan in het Beeldkwaliteitplan is aangegeven. De huidige bebouwing is pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen.
Versterken bestaande cultuurhistorische waarden In de tabel op pagina 54 is bij het onderdeel 'versterken bestaande waarden' bij BGM Voorkeur uitgegaan van een vergelijking met de huidige situatie. Oit is onjuist, aangezien in de richtlijnen voor het MER wordt aangegeven dat er vergeleken moet worden met een situatie waarbij de puttenlocatie weer is teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De waardering van de locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord is gelijkwaardig. Op geen van de !wee locaties versterkt een puttenlocatie bestaande cultuurhistorische waarden. Afweging In de samenvatting van de afweging op pagina 55 wordt geconcludeerd dat op ruimtelijk/landschappelijk en cultuurhistorisch gebied het de voorkeur heeft om de puttenlocatie op de voorkeurslocatie BGM te vestigen. Oit is onjuist. Bij een juiste waardering, zoals hierboven weergegeven is het Mob-terrein de meest geschikte locatie. De puttenlocatie kan hier geheel uit het zicht worden gerealiseerd. Zienswijze 7.2. Beoordeling Mob-terrein Het Mob-terrein is aileen beoordeeld als gecombineerde locatie voor putten en gasbehandeling en compressie. V~~r een goed inzicht in de alternatieven dient deze locatie bekeken te worden vanuit aile 3 de mogelijkheden: dus als a. locatie voor de putten, b. als locatie voor de gasbehandeling en c. als locatie voor putten en gasbehandeling. Aile drie de mogelijkheden kunnen goed uit de bus komen wat betreft beeldkwaliteit en landschappelijke waarden. a. Ais puttenlocatie: Zeker als het betekent dat de huidige puttenlocatie bij de Loterijlanden (over 10 jaar) teruggegeven kan worden aan het open weidelandschap. b. Ais gasbehandelingslocatie: Maar ook het niet vestigen van de gasbehandeling op de Boekelermeer is voor de Boekelermeer qua beeldkwaliteit een grote plus. c. Ais gecombineerde locatie: Zelfs een combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling/compressie op het Mob-terrein dient voor wat betreft beeldkwaliteit,
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
19
landschap en cultuurhistorie minder negatief te worden beoordeeld dan nu het geval is in de MER. ".....;:
en
Zienswijze 7.3. Beoordeling beeldkwaliteit m.b.t. de gasbehandelings- en compressie-installatie Voor aile locaties waar een gasbehandelings- en compressie-installatie wordt gevestigd geldt, dat het altijd een negatieve invloed zal hebben op de dynamiek van het landschap en het gebied. V~~r
de locatie BKM voorkeur en BKM west geldt in beide gevallen dat niet kan worden voldaan aan het geldende beeldkwaliteitplan. De ruimtelijke eisen die gesteld worden aan de bebouwingspercentage en bebouwingsvorm kunnen niet gerealiseerd worden. Dit zijn belangrijke eisen voor het onderdeel "romp" in het Beeldkwaliteitsplan Boekelermeer Zuid 2. De onderdelen "bebouwingspercentage"en "bebouwingsvorm" zijn ten onrechte niet opgenomen in deze twee beschrijvingen onder ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Verder willen we hierbij opmerken dat de invloed van BKM voorkeur groter is op de beelkwaliteit van het bedrijventerrein, gezien de ligging ten opzichte van BKM west.
·
In het MER wordt op een zeer positieve wijze gesuggereerd dat de bebouwingsvorm een interessante en gevarieerde invulling van de locatie van de gasbehandelingsinstallatie oplevert. Het hekwerk rondom dergelijke bebouwingsvormen hebben echter een afstotende werking en tasten de gewenste uitstraling van de Boekelermeer aan. ."
Bij BKM voorkeur wordt gesuggereerd dat deze locatie wellicht kan aansluiten bij de noordelijker gelegen ecologische zone. Er is in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan voor de Boekelermeer echter bewust voor een opdeling gekozen waarbij karakteristieken herkenbaar zijn. Het mengen van karakteristieken leidt tot onduidelijkheid en onleesbaarheid van het bedrijventerrein en moet daarom negatief beoordeeld worden. Bij de beoordeling voor "passend in ruimtelijk kwaliteitsbeleid" dienen BKM voorkeur en BKM west dus beide minpunten te krijgen. BKM voorkeur, BKM west en Mob-terrein (zie par. 7.2) dienen objectief te worden meegenomen als alternatieve locaties bij de beoordeling omtrent beeldkwaliteit. Op bladzijde 63 staan overigens twee beelden tevee!. Deze horen bij de volgende paragraaf. De beoordeling van de beeldkwaliteit voor de gasbehandelingsinstallatie dient aangepast te worden op bovenstaande punten. Zienswijze 7.4. Effecten op ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap onjuist Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is de tekst in par. 6.1.1.3 over ruimtelijke en landschappelijke effecten evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op de locatie van het Mob-terrein de minste negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 7.5. Opmerkingen beeldkwaliteit opnemen in Mer Bovenstaande opmerkingen een aanpassingen van de scores dienen uiteraard ook overgenomen te worden in het hoofdrapport (omschrijvingen en scoretabellen) en in de samenvatting.
Zienswijze 8. Natuurwaarden Zienswijze 8.1. Natuur De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel natuur onjuist: Niet meegenomen in de weging is het verdwijnen van de gruttopopulatie uit de Loterijlanden bij jaarrond boren. Jaarrond boren heeft de voorkeur van TAQA maar is desondanks niet meegenomen in het voorkeursalternatief. Het effect op de grutto's, te weten permanente verstoring en het verdwijnen van de broedvogelpopulatie uit de Loterijlanden wordt daarmee niet meegenomen in de weging. Pas in paragraaf 10.2 wordt aangegeven dat het de voorkeur van TAQA is om jaarrond te
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
20
11\';
(J tJ ..... ~o
~<
gaan boren. Door het omzeilen van weging van het effect op de weidevogels wordt de voorkeurslocatie voor wat betreft het aspect natuur te positief gewaardeerd.
1/'' ':
en
Bij situering van een puttenlocatie op de locatie Bergerweg of op de locatie van het Mob-terrein vindt bij jaarrond boren in veel mindere mate verstoring van weidevogels plaats. Op het Mob-terrein zijn de natuurwaarden zeer gering in vergelijking met de locatie BGM voorkeur. Verstoring van natuurwaarden treedt op deze locatie nauwelijks op. Het is daarom onjuist om deze locatie zeer negatief te waarderen met betrekking tot het onderdeel natuur. Zienswijze 8.2. Compensatie Puttenlocatie De aanleg van extra boorputten op de locatie BGM Voorkeur is te beschouwen als een permanente ruimtelijke ingreep met, bij jaarrond boren, blijvende effecten op aanwezige natuurwaarden. Afstemming met de provincie Noord-Holland heeft duidelijk gemaakt dat in dit geval compensatie verplicht is. Dit is in tegenstelling met wat in paragraaf 10.3 wordt weergegeven. Hier wordt weergegeven dat er geen compensatieplicht van toepassing is. Zienswijze 8.3. Rapport natuurwaarden Aigemene opmerking is dat de effecten op natuurwaarden zijn beschreven ten opzichte van de huidige situatie in plaats van de referentiesituatie. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. word! in paragraaf 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht. In het MER worden slechts effecten beschreven op beschermde soorten. Effecten op niet beschermde planten- en diersoorten (waarvan er in het plangebied veel meer voorkomen dan beschermde soorten) komen niet aan de orde. •
Par. 2.1: In paragraaf 2.1 worden de voornaamste activiteiten genoemd die een verstorende werking hebben op natuurwaarden. Hier wordt niet genoemd de aanwezigheid van boortorens.
•
Par. 2.3: Een natuurwaarde die niet wordt genoemd is het feit dat de Loterijlanden als eenheid betekenis hebben voor flora en fauna, waaronder weidevogels. De aanwezigheid van een boorlocatie werkt versnipperend.
•
Op pagina 10, onder 0 wordt opgemerkt dat het niet bekend is of er beschermde groene kikkersoorten aanwezig zijn. Aile groene kikkersoorten genieten echter bescherming onder de Flora- en faunawet.
•
Pag. 11, onder mitigatie en compensatie. De oude BGM-puttenlocatie inrichten als leefgebied voor weidevogels, zoals hier wordt beschreven, is niet te zien als compenserende maatregel, aangezien het terugbrengen van de puttenlocatie naar de oorspronkelijke situatie te beschouwen is als autonome ontwikkeling. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt immers aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, Effectenmatrix. De effecten voor de BGM-voorkeur (boren buiten broedseizoen) zijn te positief gewaardeerd. In de richtlijnen van de Commissie voor de m.e.r. wordt in par. 4.3 de referentiesituatie beschreven. Hierbij wordt aangegeven dat als nuloptie moet worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
•
Pag. 14, par. 2.5. In de laatste zin van de eerste alinea van 2.5 wordt aangegeven dat de operationele situatie van vergelijkbare of geringere invloed is op de natuurwaarden dan de huidige situatie op de bestaande BGM puttenlocatie. Conform de richtlijnen van het MER dient echter als referentie te worden aangehouden de situatie waarbij de puttenlocatie in zijn oorspronkelijke staat is teruggebracht.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
21
• ~\.;
(I)
In par. 2.5 ontbreekt een effectenmatrix. Dient deze te zijn weergegeven op de blanco bladzijde 167
Zienswijze 9. Bodem/booractiviteiten Zienswijze 9.1. Bodemverontreiniging puttenlocatie. In het MER wordt op verschillende plekken opgemerkt dat er 'iets' aan een mogelijke vervuiling van de locatie BGM Voorkeur gedaan zou moeten worden. Op pagina 54 wordt de bestaande vervuiling beschreven alsof bod em en grondwatersanering plaats gaat vinden. Op pagina 144, paragraaf 6.1.1. spreekt men van saneren van een locatie. In paragraaf 6.1.1.1 wordt gesproken over indien er verontreiniging wordt aangetroffen. Onduidelijk is wat wordt voorgesteld. Beoordeling is dus niet mogelijk. Hierop moet het MER nog worden aangevuld. Op dit moment wordt op de voorkeurslocatie van het MER een 'in situ' grondwatersanering uitgevoerd conform de door de provincie afgegeven bodemsaneringsbeschikking. Gebleken is dat voor de uitvoering van de in het MER beschreven boor- en andere werkzaamheden, in relatie tot de Wet bodembescherming, een aantal zaken aan de orde is. Allereerst moeten de voorgenomen activiteiten bij de provincie worden gemeld. Zij zal dan beoordelen of de voorgenomen . werkzaamheden uitvoerbaar zijn, met behoud van de eerder vastgestelde saneringsdoelstelling. Zonodig kan TAQA een wijzigingsbeschikking Wet bodembescherming aanvragen. Het is zinvol het door Oranjewoud opgestelde bodemrapport BGM 2008, waarin onder andere wordt voorgesteld de ernstig verontreinigde grond af te voeren en de grondwatersanering na gereedkomen van het boorwerk te continueren, nu reeds voor te leggen aan de provincie. Zodoende kan tijdig een inschatting worden gemaakt van kosten en tijdsplanning, in relatie tot de te voeren procedure in het kader van de Wet bodembescherming en de onderliggende uit te voeren technische maatregelen. Zienswijze 9.2. Booractiviteiten onvoldoende aandacht. Wat betreft pagina 66: 'bij gebruik van oliehoudende spoeling (OBM) dient extra aandacht te worden besteed om verontreinigingen te voorkomen'. Bij aile putten die geboord worden zal OBM gebruikt worden. Hoe worden nieuwe verontreinigingen voorkomen7
Zienswijze 10. Effecten van het voornemen en de alternatieven Zienswijze 10.1. De effecten van de realisatie van de compressie installatie op de Boekelermeer zijn onvoldoende omschreven. Er is in het MER niet ingegaan op het provinciaal beleid ten aanzien van het bedrijventerrein Boekelermeer. Hoewel dit strikt gezien geen milieu-kwestie is, heeft de ontwikkeling van het bedrijventerrein wei degelijk een milieu-insteek gehad. Provinciaal is een ontwikkelingsbeeld opgesteld van het bedrijventerrein Boekelermeer, waarbij in de Boekelermeer sprake zou moeten zijn van een grote werkgelegenheid om forensenverkeer richting de Randstad te beperken. Consequenties toepassen Bevi voor bedrijventerrein Boekelermeer Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het hanteren van een ruimtelijke scheiding tussen risicobronnen en te beschermen vormen van ruimtegebruik een basisregel. Het invloedsgebied van de berekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van de externe veiligheid van TAQA laten een grote impact zien op de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein Boekelermeer. Ais TAQA zich op deze locatie (voorkeurslocatie Boekelermeer) vestigt bedraagt het invloedsgebied externe veiligheid van de installaties van TAQA bruto 80 ha. Oit betekent da!: netto 30 ha niet meer of nog slechts beperkt uitgeefbaar is en dat binnen het invloedsgebied ruim netto 7 ha gronden die reeds zijn uitgegeven. V~~r deze gronden geldt waarschijnlijk een saneringsplicht. In ogenschouw moet worden genom en dat de Boekelermeer een regionaal bedrijventerrein is met een bruto oppervlak van 205 ha en dat voorziet in de ontwikkeling van bedrijven uit de regio. Belangrijkste uitgangspunten voor de ontwikkeling van dit regionale bedrijventerrein zijn: grootschaligheid; hoge werkgelegenheidsdoelstelling (40 werknemers per hectare);
Zienswijzen en advies milieu-effectrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
22
(~
r..:
>...
~..:
en
intensief ruimtegebruik; duurzaamheid. Er is in dit gedeelte van Noord-Holland geen ander bedrijventerrein beschikbaar waarop dergelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Tevens moet een onderscheid worden gemaakt tussen een bedrijventerrein en een industrieterrein, op welk laatste terrein TAQA eigenlijk thuis hoort. De realisatie van de installaties van TAQA op het bedrijventerrein doet geweld aan bovengenoemde uitgangspunten en leidt derhalve tot milieuschade (naast grote financiele en economische schade). En dat niet aileen voor de gemeente Alkmaar maar voor de gehele regio. De beperking van het regionale bedrijventerrein is niet in overeenstemming met eerder door het Rijk en de provincie vastgestelde gewenste intensieve gebruik en werkgelegenheidsdoelstelling ervan. Aantasting werkgelegenheidsdoelstelling De doelstelling van Alkmaar is zoveel mogelijk werkgelegenheid realiseren in Alkmaar en uiteraard ook op Boekelermeer, pass end binnen de beleidsdoelstellingen van de Provincie en gemaakte afspraken met de regio. Voor de Boekelermeer is een streefcijfer van 40 werknemers per netto hectare in het bestemmingsplan genoemd. De vestiging van TAQA op zichzelf past niet in die doelstelling. Oat de vestiging van T AQA weliswaar een bijdrage levert aan innovatiebevordering en mogelijk anderszins laat dat onverlet. Daarnaast zorgt de risicocontour 10-6 die TAQA met zich meebrengt ten aanzien van het groepsrisico ervoor dat de bijdrage van een groot dee I van het bedrijventerrein Boekelermeer aan de werkgelegenheidsdoelstelling klein wordt. Compensatie bedrijfsgrond: uitbreiding Boekelermeer Het verlies aan intensief uitgeefbaar bedrijventerrein betekent compensatie ervan elders in Alkmaar of de regio. Dit zal onvermijdelijk tot meer infrastructuur en meer verkeersbewegingen leiden en niet positief uitpakken voor het milieu. Het milieueffect hiervan is niet beschreven en niet beoordeeld als effect. Zienswijze 10.2. Effect natuur Heiloo Op pagina 176-178 zijn de effecten van de werkzaamheden op de natuur in kwetsbare gebieden van Heiloo niet voldoende beschouwd, zo wordt wei ingegaan op de tijdelijke gevolgen. De permanente gevolgen zijn echter niet beschreven. Gewezen wordt op het landgoed Nijenburg en het Heilooerbos waar aile leidingen met gestuurde boringen worden aangelegd. Deze leidingen worden niet ge'fsoleerd en de effecten daarvan zijn niet beschreven. Ook zijn de effecten op de bestaande bebouwing onvoldoende beschreven. Zo wordt de Kennemerstraatweg gepasseerd met een gestuurde boring nabij de aan deze weg gesitueerde woningen. De mogelijke effecten daarvan zijn niet onderzocht en beschreven. Zienswijze 10.3. Ontbreken detailkaart In onderhavig geval is de inrichting milieuvergunningplichtig. De milieuaanvraag moet worden getoetst aan de vigerende wet- en regelgeving. Op dit moment is het Bevi nog niet van toe passing verklaard voor onderhavige mijnbouwinstallaties. Dit betekent dat er nog niet officieel aan het Bevi kan worden getoetst. TAQA geeft aan dat binnen de risicocontour (aangenomen wordt de zogenoemde 10-6 PR-contour) geprojecteerde kantoorgebouwen van derden vallen. Ais dit een kantoorgebouw is met een bruto 2 vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object, dan is er sprake van een kwetsbaar object. Dit zou kunnen betekenen dat de TAQA-installatie op grond van de huidige wet- en regelgeving kan worden vergund. Echter, als de installatie, bij wijziging van het Bevi, onder het Bevi komt te vallen, ontstaat er direct een saneringssituatie. Zienswijze 10.4. Personen dichtheid onvolledig weergegeven TAQA geeft aan dat dit soort bedrijven restricties oplegt aan naburige bedrijven maar dat er wei zeker andere bedrijven binnen de 10-6 PR contour mogen worden gevestigd. Milieuhygienisch gezien is deze opstelling juist, er zijn echter kanttekeningen bij te plaatsen.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
23
(~
r...;·
Voor de situatie dat er een Sevi-bedrijf aanwezig is, gelden de volgende regels/richtlijnen: Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen 10-6 contour; Seperkt kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan, tenzij er voor de vestiging ter plaatse dwingende redenen zijn; V~~r het groepsrisico geldt formeel geen grenswaarde, aileen een onderzoeks- en verantwoordingsplicht in de toelichting van het voor het gebied op te stellen bestemmingsplan Om het groepsrisico te reguleren dient dan ook het aantal personen in het invloedsgebied in de voorschriften te worden gereguleerd (bijvoorbeeld maximale bebouwingsoppervlakten, bouwhoogte enz). Sinnen de 10-6 PR contour mogen inderdaad andere bedrijven worden gevestigd, maar met name bedrijven met hoge personendichtheden, zoals kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van 2 meer dan 1500 m per object, zijn hier uitgezonderd, maar ook bedrijven met veel werkgelegenheid (of potentiele groei tot vee I werkgelegenheid) kunnen zich hier niet vestigen. Daarnaast is het eigen terrein van T AQA vrij omvangrijk en kent het bedrijf zelf een zeer lage personendichtheid. De vestiging van de TAQA-installaties betekent dat voor een groot deel van het bedrijventerrein de gewenste personendichtheid onmogelijk gehaald kan worden.
Zienswijze 11. Externe veiligheid Zienswijze 11.1. Overschatting rekenmethode Zoals reeds eerder in zienswijze 3.3 is opgemerkt, heeft initiatiefnemer in dit kader een conservatieve methodiek toegepast en zijn de resultaten daardoor (aanzienlijk) overschat. Volgens de toegepaste rekenmethode ligt de PR-contour op circa 370 meter van de inrichtingsgrens. Deze afstand wijkt sterk af van de afstand, die tijdens een gehouden overleg is geopperd als zijnde de benodigde ruimte bij toepassing van de beste beschikbare technieken (SST). Ons inziens kan de werkelijke contour pas worden berekend nadat de definitieve plaats van de onderhavige installaties bekend is, dus de situatie zoals die in de vergunningaanvraag Wet milieubeheer en Woningwet zal worden opgegeven. In het kader van het zogenoemde groepsrisico (GR) gaat men in de berekening uit van een (relatief) lage personendichtheid. Indirect wordt hierdoor een inbreuk gedaan op de toelatingsmogelijkheden van andere functies op het onderhavige bedrijventerrein en wordt de gronduitgifte onnodig beperkt. Zienswijze 11.2. De SST zijn niet opgenomen in het MER In het MER is met SST voor de gasbehandelingsinstallatie een veiligheidscontour van 370 m berekend. In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 wordt melding gemaakt van mogelijke verbetering van de installatie waardoor de contour teruggebracht kan worden tot 270 m. Dit doet bij ons de vraag rijzen of de best beschikbare techniek wei wordt beschreven in het MER.
Zienswijze 12. Geomechanische aspecten Zienswijze 12.1. Effecten van ingebruikname van het veld In het uitgevoerde onderzoek is aileen gekeken naar de effecten van in gebruik name van de putten. Er is niet gekeken naar de lange termijneffecten. In het uitgevoerde onderzoek wordt aangegeven dat hier nader onderzoek naar zou moeten worden verricht dit is niet gedaan in het kader van het MER. In paragraaf 8.3 p. 220 worden de conclusies samengevat. De algemene tendens van deze conclusies is dat het allemaal wei meevalt. Terwijl een groot deel van de effecten niet bekend is; effect van productie op het veld. Zienswijze 12.2. Lange termijn effecten gebruik gasveld In de additionele notitie d.d. 5 januari 2009 naar aanleiding van het niet aanvaarden van het MER door Sergen wordt gezegd dat de lange termijn effecten op de stabiliteit van het gasveld niet kunnen worden onderzocht, omdat daarvoor de activiteit van het veld na ingebruikname moet worden
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
24
onderzocht. Deze gegevens zijn nu niet bekend. Dit antwoord maakt duidelijk waarom niet aan deze richtlijn is voldaan. Echter, vervolgens komt dan een uitleg van TAQA waarom zij het verdere onderzoek van TNO niet willen laten uitvoeren. TNO zegt dat op basis van de breukvlakken nooit een zwaardere beving zal plaatsvinden dan 3.9 op de schaal van Richter. Een volgens de overheid aanvaardbaar risico (hierbij is niet beschreven welke overheid dit aanvaard heeft en op basis van welke criteria dit is). De Bevingen in 1994 en 2001 hadden een kracht rond 3.5 op de schaal van Richter. Bij besprekingen wordt dit vergeleken met een grote vrachtwagen die langsrijdt. Dit is echter niet de beleving van de mensen die de beving hebben gevoeld. Onbekend is wat het effect van stress is op de stabiliteit van het veld. Dan kan de beving wei niet groter zijn dan 3.9, maar wat als het in zomer vullen en in de winter produceren een jaarlijkse beving kan opleveren? Zienswijze 12.3. Onjuiste vergelijking ander velden In de toelichting wordt verwezen naar andere veld en waar reeds sprake is van gasopslag en dat daar geen bevingen worden waargenomen. Dit betreft echter veld en waar geen sprake is van een breukvlak. Bovendien zijn deze velden andere in omvang en is derhalve en vergelijking niet op zijn plaats. Zienswijze 12.4. Rapport TNO in Engelse taal De rapport met betrekking tot geomechanische effecten is in het Engels geschreven. Dit is in strijd met artikel 7: 10 lid 2 van de Wet milieubeheer. Er is geen toestemm ing verleend het rapport in het Engels op te stellen, noch is de legitimatie van de Engelse taal in de Richtlijnen gegeven.
Zienswijze 13. Vergelijking van voornemen en de alternatieven Zienswijze 13.1. Invloed op milieu inperking Boekelermeer De negatieve invloeden van het project op werkgelegenheid en het milieu in relatie tot het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 heeft bij de afweging geen rol gespeeld. De vergelijkingen van de voornemens en de alternatieven is daarmee onvolledig. Zienswijze 13.2. Beoordeling locatie puttenterrein De waardering van de alternatieven voor de puttenlocatie is voor wat betreft het onderdeel ruimtelijke omgeving en landschap onjuist: Aangezien de conclusies in het beeldkwaliteitsplan met betrekking tot landschappelijke en ruimtelijke effecten onjuist zijn (zie bespreking Beeldkwaliteitsplan) is weging in de tabel van 9.5.2 met betrekking tot ruimtelijke omgeving en landschap evenmin juist. De conclusie dient hier te zijn dat vestiging van een puttenlocatie op het Mob-terrein de minst negatieve landschappelijke en ruimtelijke effecten met zich mee brengt. De locaties BGM Voorkeur en Bergerweg Noord zijn hierin vrijwel gelijkwaardig. Zienswijze 13.3. Referentiesituatie Door TAQA is aangevoerd dat wei wordt voldaan aan de richtlijnen doordat rekening is gehouden met de autonome ontwikkelingen (zijnde dat het veld oak bij beeindiging van de activiteiten op het Bergermeer veld nag ten minste tien jaar in gebruik zou zijn). TAQA stelt dat het uiteraard wei zo is dat ook het tijdstip van het terugbrengen in de oorspronkelijke staat invloed heeft op de vergelijking van het voornemen en de alternatieven Mob-terrein en Bergerweg Noord. Ook stellen zij dat de verschillen echter niet erg groot zijn omdat de alternatieve locaties Mob-terrein en Bergerweg Noord sowieso op een aantal punten slechter scoren, ongeacht of en wanneer de Bergermeer locatie wordt verlaten. De gemeenten verschillen hierbij nog steeds van inzicht met TAQA. Autonome ontwikkelingen zijn naast 'natuurlijke' ontwikkelingen ook ontwikkelingen op grond van vigerend overheidsbeleid. De BGS zal 40-50 jaar in bedrijf zijn. De ervaring is dat het wellicht nog langer duurt. Nu reeds wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor het opslaan van CO 2 . Dit kan ook worden geschaard onder autonome ontwikkelingen. Dit zou kunnen betekenen dat bij ontmanteling van de opslag van methaangas een andere toe passing van het veld zou kunnen plaatsvinden. Waarbij in gebruik name voor de winning van gas, nog gesproken werd over teruggave aan de natuur na einde productie, wordt
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar. Bergen Heiloo en Schermer
25
daar in dit traject niet over gesproken. Een autonome ontwikkeling zou kunnen zijn dat het veld ook na de opslag van gas, gebruikt zou kunnen gaan worden voor andere doeleinden. Nog steeds is de verkeerde referentie gebruikt bij de beoordeling van de verschillende aspecten. Zienswijze 13.4. Niet milieugerelateerde vergelijkingscriteria In de beoordeling is ook planologie en bestuur en technische en economische aspecten (kosten) meegenomen. Dit zijn echter geen milieuaspecten en dienen niet bij de beoordeling te worden meegewogen. TAOA licht hierop toe dat op verscheidene plaatsen in het MER is vermeld dat alternatieven en maatregelen realistisch moeten zijn. Tevens zeggen zij dat deze aspecten niet zo zwaar meetellen als de overige aspecten. Het vervelende is echter dat de milieu-aspecten zijn uitgewerkt in het hoofdrapport en de achtergronddocumenten, waar dit niet geldt voor planologie en economische haalbaarheid. Alternatieven worden slechter beoordeelt, omdat ze duurder zijn, de vergunningverleningsprocedure langer zal duren of er treed om andere redenen een vertraging op. De reden waarom bepaalde onderdelen beter of slechter scoren is derhalve niet te achterhalen. Waarom deze aspecten in een milieu-effecten vergelijking meenemen? Ais ze uiteindelijk doorslaggevend zullen zijn bij de bestuurlijke keuzen en bedrijfs-economische keuzen die gemaakt moeten worden met 'neutrale' milieu-informatie als een van de beslissingscriteria. Zienswijze 13.6. Onjuiste beoordelingsweging in scorekaarten Het opnemen van niet-milieugerelateerde vergelijkingscriteria heeft tot gevolg dat de beoordeling van de installaties in de verschillende scorekaarten (tabellen 9.5-1, -2 en -3) een vertekend beeld geeft. Ten eerste wordt verwezen naar hetgeen hierboven onder zienswijze 13.5. (planologie en bestuur) is overwogen. Daarnaast is heeft de het vergelijkingscriteria technische en economische haalbaarheid en milieuzorg zowel beleidsmatige- als milieuaspecten in zich. Doordat onderwerpen in de scoretabellen zijn opgenomen als een vergelijkingscriteria kan geen onderscheid worden gemaakt. Hieronder valt bijvoorbeeld de zeer relevante afweging met bestrekking tot de referentiesituatie. Ook spelen kosten een rol bij de afweging. Het op deze wijze afwegen van deze aspecten geeft een vertekend beeld in aile scorekaarten. Zienswijze 13.7. Onjuiste inhoudelijke beoordelingswegingen De vergelijkingscriteria worden gebruikt voor de vergelijking van het voornemen en de alternatieven. Verschillende onderwerpen zijn echter niet of onjuist gewogen. Deze verkeerde of onjuiste weging wordt beschreven in de zienswijzen per onderwerp. Wij willen daarom verwijzen naar de zienswijze met betrekking tot natuur, geluid, archeologie en beeldkwaliteit, waarbij per onderwerp steeds is ingegaan op de weging. De verschillende wegingen zijn derhalve niet juist opgenomen in de scorekaarten. Zienswijze 13.8. Milieueffecten leidingentrace niet gewogen Ondanks de richtlijnen zijn de alternatieven van het leidingentrace op basis van milieuoverwegingen, niet plaatsgehad (zie zienswijze 4.8). Ten onrechte is in het MER dan ook geen vergelijking van het voornemen en de alternatieven van dit onderwerp opgenomen.
Zienswijze 14. MMA en uitvoeringsalternatief Zienswijze 14.1. Meest Milieuvriendelijk Alternatief Bergermeer In paragraaf 10.1 wordt het meest milieu vriendelijke alternatief (MMA) beschreven. Hier wordt aangegeven dat de locatie BGM Voorkeur het MMA is voor wat betreft de puttenlocatie. Dit is onjuist. Bij een juiste effectbeschrijving en weging van de effecten en bij het loslaten van de combinatie van puttenlocatie en gasbehandeling op het Mob-terrein is situering van de puttenlocatie op het Mobterrein te beschouwen als MMA. Zienswijze 14.2. Jaarrond boren TAOA heeft in het uitvoeringsalternatief gekozen voor jaarrond boren. Deze keuze heeft grote gevolgen voor natuur (het verdwijnen van de grutto) en de omwonenden (permanente grote verstoring door geluidsoverlast). TAOA streeft er naar jaarrond te boren in verband met de grote besparingen in geld en tijd die dit met zich meebrengt. Ook leidt jaarrond boren volgens T AOA tot een aanzienlijke kortere totale boortijd, minder hinder en een verlaging van een aantal milieuaspecten als geluid, licht en verkeer. Het niet jaarrond boren zou volgens ons geen effecten moeten hebben op de totale
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
26
,. I'
r...; (J (~
~9 >, (J
r...;
--..... 1/\,: (1'1
boortijd, het geluid en het licht, want het aantal putten blijft gelijk. Er zal iets meer hinder zijn door het opbouwen en afbreken van de boorinstallaties en de hierbij behorende vrachtwagenbewegingen. Het extra aantal bewegingen staat echter niet in verhouding tot de normale drukte op de Bergerweg. Hier staat tevens tegenover dat het een deel van het jaar helemaal rustig zal zijn indien gekozen wordt voor niet jaarrond boren. Zienswijze 14.3. Het MER is onvoldoende om te komen tot MMA Samenstelling MMA en uitvoeringsalternatief kan niet op basis van onderhavig Mer. De best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu zijn in het rapport niet, niet objectief en bevooroordeeld opgeschreven en gewogen.
Zienswijze 15. Overzicht in leemten en kennis Zienswijze 15.1. Niet opgenomen leemte Bevi De leemte met betrekking tot het niet van toepassing zijn van het Bevi, is ten onrechte niet opgenomen. Zienswijze 15.2. Niet opnemen leemte geomechanisch aspecten In het achtergrondrapport doet TNO een aanbeveling voor nader onderzoek bij ingebruikname. Oit is niet opgenomen in het hoofdrapport. Zienswijze 15.3. Herziening Streekplan Op het moment van het uitkomen van het MER was het nog niet duidelijk of een Streekplanaanpassing moet plaatsvinden. Het MER gaat hier niet op in.
Zienswijze 16 Compensatie Boekelermeer Zienswijze 16.1. Compensatie bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 De externe veiligheidscontour 10-6 beslaat een gebied van bruto 72 ha (excl. Taqa) waarvan 64 ha op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 (grootte bruto 205 ha). Oat is 31 % van het oppervlak van dit bedrijventerrein. Oeze contour bepaalt het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein conform de ambities van het vigerend bestemmingsplan en regionale afspraken en zal voor de regio gecompenseerd moeten worden. Voor bedrijven die nu niet meer op Boekelermeer Zuid 2 terecht kunnen, zal een alternatieve locatie van vergelijkbare grootte gezocht moeten worden. Mede in het licht van de eis van de provincie dat aile bedrijfsgrond, die anders wordt gebruikt dan bedoeld in de bestemmingsplannen, gecompenseerd moet worden. Oat betekent dat ergens binnen de regio bedrijfsgrond voor hetzelfde type bedrijvigheid als nu mogelijk is op Boekelermeer Zuid 2 gevonden moet worden. Het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is bedoeld voor: opvang van groeiende regionale bedrijven zodat deze voor de regio behouden blijven; opvang van hinderlijke regionale bedrijven op locaties waar deze bedrijven andere ontwikkelingen verhinderen aantrekken van bedrijven uit het zuiden (zuidkant van de HAL-regio aan de A9) waardoor werkgelegenheid wordt aangetrokken en woon-werkbalans verbetert terwijl er geen onnodige milieubelasting en belasting van de infrastructuur de regio ontstaat spreiding van werkgelegenheid over de regio (naast Breekland en de Vork in het noorden). Compensatie zal dan ook aan de zuidkant van de HAL-regio gevonden moeten worden. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2 is een regionaal bedrijventerrein en is grootschalig van aard. Bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 3 is primair bestemd voor bedrijven uit Heiloo, Castricum, Limmen, Uitgeest en is klein en met relatief kleinschalige inrichting. Oeze diversiteit is nodig voor de economie van de regio. Boekelermeer Zuid 3 kan daarom geen compensatie bieden voor het verlies aan werkgelegenheid op Boekelermeer Zuid 2 uitgaande van de nu aangegeven veiligheidscontour bij vestiging van de gasbehandelings- en compressie-installaties van TAQA.
Zienswijzen en advies rnilieu-effectrapport gasopslag Bergerrneer 130209 Gerneente Alkrnaar, Bergen Heiloo en Scherrner
27
(;)
v. Conclusie In zeer korte tijd heeft TAQA een groot aantal onderzoeken laten verrichten, waarvan de meeste onderzoeken terdege verricht zijn. Op enkele onderdelen lijkt de vertaling van de achtergronddocumenten in het hoofdrapport echter tekort te schieten. Vaak moeten de achtergronddocumenten integraal worden beoordeeld om te komen tot de daadwerkelijke effecten van een ingreep. Her en der worden effecten in het hoofdrapport genuanceerd of zelfs gebagatelliseerd (zo erg is het allemaal niet). Door TAQA wordt steeds gezegd dat het MER de samenvatting, het hoofdrapport en de achtergronddocumenten betreft, maar waarom een hoofdrapport schrijven als men voor een aantal conclusies toch echt de achtergronddocumenten moet raadplegen. Ons inziens kan het hoofdrapport aangescherpt en verbeterd worden. Met name op de afwegingen van de verschillende locaties die in het rapport gebeuren kan op verschillende wijzen afgedongen worden, zoals uit de naar voren gebrachte zienswijzen blijkt. Echter ook achtergronddocumenten dienen te worden aangepast. Ons verontrust ten zeerste welke gevolgen de ingebruikname van de nagenoeg lege velden zullen hebben, zo wordt de geluidoverlast voor de omgeving die zal optreden bij het boren van de putten genoemd. Nu al wordt door TAQA aangegeven dat naar aile waarschijnlijkheid niet aan de normeringen zal kunnen worden voldaan. Bovendien weet men nog niet welke apparatuur voor de boringen beschikbaar zal zijn. Tevens is een groot punt het effect van productie, dus inpompen en produceren van aardgas, op de seismische activiteiten van het veld. Ook de effecten op de natuur baren ons grote zorgen. Tenslotte heeft het vestigen van de gasbehandelings- en compressieinstallatie grote gevolge voor het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid 2, maar tevens voor de bedrijven in de nabije omgeving. Voorts dient ook de samenvatting verbeterd te worden tot een document waarop bestuurlijke besluitvorming mogelijk wordt. Oat daarvoor meer pagina's nodig zijn dan de richtlijn aangeeft is geen argument om de samenvatting onder te maat te houden. Er kunnen ook wei wat foto's en redactionele kaders vervallen om ruimte te creeren v~~r voor besluitvorming relevante informatie. Wij verzoeken TAQA en het onderzoeksbureau DHV aile rapporten, bijlagen en het MER nogmaals nauwkeurig te bestuderen in relatie met genoemde zienswijzen en adviezen om zo te komen tot een deugdelijk en inhoudelijk onberispelijk milieu-effectrapport, waarin conclusies worden gedragen door de inhoud ervan en waarin aandacht is besteed aan aile relevante milieuaspecten.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapport gasopslag Bergenneer 130209 Gemeente Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
28
,
,.
'.
'{'ERZONDEN OP' 2 5 FEB 2009
hooQh •• mr •• dlch.p
Hollands Noorderkwartler
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt
Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Ollum
Uw k.nmerk
2S februari 2009
ET/EM 19001091
Ond,rw,rp
RIglnr.tlenumm.r
Reactie M ER gasopstag Bergermeer
09.5489
CO!'lt~ctp.noon
Ooorkl.,num"'lr
Geachte
Graag maken wij van de gelegenheid gebruik te reageren op de Milieu Effect Rapportage (MER) Gasopstag Bergermeer (T AQA). Onderstaand hebben wij onze opmerkingen per paragraaf gesorteerd. Hoofdstuk J, paragraa( 3.2.4 Wvo en Wwh (biz. 31)
Met het DOg op de voorkeursvolgorde voor het beheer van afvalwater zien wij in het stuk ovef Wve graag een afweging voor de keuze van de lozingsroute. Lozen op of in de bodem heeh over het algemeen de voorkeur hoven lazing op het oppervlaktewater, omdat hierbij de minste verstoring van het milieu plaatsvindt. Indien lozen op of in de bodem nlet mogelijk is, zien wij dit ook graag uitgewerkt in het rapport. Hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 Provinciale welgev;ng en be/eid (bIz. 39)
In dit hoofdstuk missen wij het beleid van het hoogheemraadschap. De volgende stukken zijn relevant:
.=
•
Waterbeheersplan 2007·2009 (WBP3) Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in 2006 het derde waterbeheersplan (WBP3) vastgesteld. Het plan beschrijft de uitgangspunten en strategische doelen voor het waterbeheer voor de periode van 1 janua,; 2007 tot en met 31 december 2009. De volgende thema's komen in het WBP3 aan de orde: het beheer van het watersysteem, de aanpak van lozingen (bronaanpak) en ruimte voor water nu en in de toekomst.
•
Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2005) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijlc:, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toe name van verhard oppervlak. Dit noemen we de wateropgave en deze is erop gericht de watersystemen in 2015 op orde te hebben en daama op orda te houden. In het (aamplan is de opgave voor wateroverlast uitgewerkt HN plan is vastgesteld op 6 jul; 2005.
Hoogneemrllad$chap Holland$ NoorderkWlIrtier P05tbus 130, 1135 ZK Edam 5chepenmakersdljk 16, 1135 AG Edam
T 0299-66 30 00 F 0299·66 33 33 infoOhhnk.nl www.hnnk.nl
Waterschapsb.nk 63.67.53.778 ING 1258851
R.ginrali.numm.r
09.5489 O.tum
25 februari 2009
Met betrekking tot het plangebied van de gasopslag Bergermeer en het leidingtrace is in het raamplan aangegeven dat extra waterberg dient te worden gerealiseerd in Bergermeer nabij de bestaande boorlocatie en in de Oosterzijpolder langs de rings loot. •
$amenwerken aan schoon water, maatregelenpakket 2009-2015 (2008) Het rapport "$amenwerken aan schoon water" is een gebiedsplan 2015 voor de oppervlaktewaterkwaliteit in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Oit gebiedsplan is de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In 2007 hebben de betrokken overheden en maatschappelijke organisaties hun verantwoordelijkheid opgepakt en samen gewerkt aan het opstellen van een maatregelenpakket voor 2015. Met betrekking tot het plangebied van de gasopslag Bergermeer en het leidingtrace is in het gebiedsplan aangegeven dat natuurvriendelijke oevers gerealiseerd dienen te worden in de Bergermeer nabij de bestaande boorlocatie en in de Oosterzijpofder langs de rings loot.
Paragraa( 4.6.3.3 Aan/egmethoden in het voorkeursalternatie( (biz. 98) In deze paragraaf wordt een viertal locaties weergegeven waar een sleufvrije aanleg gewenst is. Dit zou erop kunnen duiden dat voor overige locaties wordt uitgegaan van een open ontgraving "in den droge". Nadere uitwerking wordt gevonden in het rapport OW leidingen. De hier opgenomen Iljst is weliswaar uitgebreider, maar naar ons oordeel bevinden zich meer belangrijke passages in het voorkeurstrace. Het gaat dan om de volgende passages: • • • • • •
Bergerringsloot + waterkeringen aan weerszijden; Egmondermeer: een drietal passages van hoofdwaterlopen, naast de Middentocht langs de Hoeverweg; Hoevervaart + waterkeringen aan weerszijden; Boezemwaterloop Zanderssloot (passage Heilooer bos / Kennemerstraatweg; Oosterzijpolder: een drietal passages van hoofdwaterlopen; Boekelermeer: een drietal passages van hoofdwaterlopen + passage van de polderkering tussen de Oosterzijpolder e n de Boekelermeer.
Het beleid van het hoogheemraadschap schrijft bij passage van aile boezemwaterkeringen een gestuurde boring v~~r. Aile passages dienen confo rm NE N 3650 en 3651 te worden uitgevoerd. Graag zouden wij verne men welke afweging er voor de bovenstaande passages is gemaakt. langs het trace is op een aantal plaatsen sprake van een ligging parallel aan en in de directe nabijheid van een hoofdwaterloop. Gelet op mogelijk uitbreiding van het watersysteem in de toekomst, zijn aan werken parallel aan (hoofd)waterlopen voorwaarden verbonden. Belangrijkste daarvan is dat rekening gehouden dient te worden met een toekomstige verbreding van 25% van het normprofiel indusief (aan te leggen) natuurvriendelijke oevers. Deze ruimte dient vrij te worden gehouden van werken. Oit lijkt met name kritisch op het trace BGM·PKI en het oostelijke deel van het trace GU-A West-BKM langs de eerder genoemde ringsloot. en langs de nog aan te leggen groene oost-westverbinding aan de zuidzijde van Boekelermeer 2. Ook het trace BKM-GU·A Oost langs de Westertocht zou nog kritisch kunnen zijn. Desgewenst kunnen wij u digitale ligginggegevens van de waterlopen en waterkeringen in het gebied toezenden. Paragras( 5.3 Warmte (b ijlage 16 OW Leidingen)
In deze paragraaf wordt aangegeven dat teneinde opwarming van de aarde door c:onductie te voorkomen, bij de voorgenomen gronddekking van 1 ,25m de maximale temperatuur aan de buitenkant van de leiding +15 graden mag zijn. Bij de 30" leidingen wordt isolatie aangebracht die ervoor zorgt dat
(.
Reglu.,tienummer
09.5489 Datum
25 februari 2009
de buitentemperatuur van de leiding niet hoger wordt dan 15 graden. Het effect van op de opwarming van het oppervlaktewater wordt niet beschouwd. Evenmin wordt het effect van njet gelsoleerde leidingen beschouwd. Oit laatste is met name relevant bij boringen onder waterlopen, daar deze blijkens de MER niet kunnen worden ge'isoleerd.
Gronddekking In de bijlage OW leidingen wordt uitgegaan van een minimale gronddekking van 1.2Sm. Over de gronddekking ter plaatse van passages met waterlopen worden geen opmerkingen gemaakt. Naar oordeel van het hoogheemraadschap zal ter plaatse van passages met waterlopen de hoogteligging zodanig dianen te worden aangepast dat er geen thermisch effect op het water optreedt. Uitgangspunt van het hoogheemraadschap voor de ligging van teidingen in zijn algemeenheid is minimaal 1 meter onder de vasta bodem van de watedoop. Daarbij is uitgegaan van koude leidingen. Getet op het bovenstaande kan een diepere Ilgging ten opzichte van de slootbodem dus vereist zijn. Omdat er in het gebied verschillende slootdassificaties voorkomen met verschillende afmetingen kan de hoogteligging ten opzichte van maaiveld dus per waterloop verschillen. Voor gronddekkingen bij waterkeringen zie de bovenstaande opmerkingen bij paragraaf 4.6.3.3. Wij vertrouwen erop u hiermee votdoende te hebben ge·informeerd. V~~r eventuete wagen kunt u op bovenstaand tetefoonnummer contact opnemen met van onze afdeling Planvorming. Wilt u zo vriendetijk zijn om toekomstige correspondentie inzake dit project te rich ten aan de genoemde contactpersoon? Hoogachtend, Namens het college van dijkgraaf en hoogheemraden, Hoofd van de afdeting Planvorming, Voor deze, Hoofd van het duster Planadvies, Voor deze,
Coordinator van het duste r Planadvies
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Regio Alkmaar W\.:
en email: [email protected] www.knnv.nl/alkmaar
> Z Z
~
vereniging voor veldbiologie
Ministerie van Economische zaken, Directie Energiemarkt Postbus 20101, 2500 EC Den Haag Datum: 22-2-2009 Onderwerp: Zienswijze MER Gasopslag Bergermeer Taqa.
Geachte heer/mevrouw, De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging afdeling Regio Alkmaar geeft hierbij haar zienswijze op de Milieueffectrapportage Gasopslag Bergermeer van Taqa: Zo'n dertig jaar geleden is met betrekking tot de winninglocatie aan de Bergerweg tussen Alkmaar en Bergen afgesproken dat zodra de gaswinning zou zijn beeindigd, het gebruik en de bestemming van de winninglocatie weer zou worden als die van v66r de gaswinning: hoofdbestemming agrarisch en subbestemming grasland/weidegrond. Zowel in de zeventiger jaren van de vorige eeuw als in de huidige tijd is het natuurgebied De Loterijlanden een belangrijk weidevogelgebied. Oat is dan ook de reden geweest om de bestemming en het gebruik na beeindiging van de gaswinning terug te brengen zoals die was voor het begin van de industriele activiteiten in dit waardevolle gebied. Wij vinden het daarom onjuist dat de huidige boorlocatie door Taqa als voorkeurslocatie wordt aangehouden. In de MER wordt de bestaande boorlocatie zelfs als meest milieuvriendelijke alternatief gepresenteerd. Dit is geheel onterecht aangezien er goede alternatieven zijn waar het boren voor minder verstoring zorgt. In de MER wordt het onderdeel Natuur onderbelicht. Taqa wi! graag jaarrond gaan boren. In het bijlagenrapport van de MER dat over de effecten op natuurwaarden gaat, wordt aangegeven dat hierdoor een ingrijpend effect ontstaat op de weidevogelpopulatie van de Loterijlanden. De grutto's worden zodanig verstoord dat ze definitief wegblijven uit de Loterijlanden. In het hoofdrapport wordt dit belangrijke effect weggeschreven. Het verdwijnen van de grutto's wordt niet meegenomen bij het beschrijven van het voorkeursalternatief, terwijl Taqa juist inzet op jaarrond boren. De weergave in de MER als zou het gebruik van de huidige puttenlocatie het meest milieuvriendelijke alternatief zijn is, zoals al eerder aangegeven, ons inziens onjuist. Overigens wordt in de MER slechts aandacht besteed aan effecten op beschermde soorten. Beschermde soorten maken slechts een zeer bescheiden onderdeel uit van de totale biodiversiteit in en om de planlocaties van Taqa. Het is onterecht dat aan onbeschermde soorten geen aandacht wordt besteed. Bijvoorbeeld bij de aanleg van de benodigde leidingen ontstaat grote verstoring van Flora en Fauna.
Bijlage: Cc:
.
'.
r...: (Iil.
Taqa heeft in het overleg met de lokale natuurgroeperingen aangegeven effecten op natuurwaarden ruimhartig te compenseren. Taqa wil echter geen afspraken vastleggen over een definitieve compensatie, zodat dit vooralsnog blijft bij het uitspreken van intenties. KNNV afd. Regio Alkmaar
Bijlage: Cc:
~
It": /
0 (J ~p ':''-
(J
r..: ~'-
U'..:
en
Bergen, 24 februari 2009 Ministerie van Econornische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Zienswijze MER gasopslag Bergermeer In de inleiding op het MER Gasopslag Bergenneer, wordt de ondergrondse opslag van aardgas gemotiveerd als zijnde een middel ter waarborging van de leveringszekerheid van aardgas door Nederland (pg. 5). Het MER gaat er hierbij kennelijk van uit, dat de leveringszekerheid van aardgas een zaak van landelijk belang is. Dit zou moeten impliceren, dat ook op landelijke schaal gekeken zou moeten worden, welke plekken geschikt zijn voor ondergrondse gasopslag. De ingrijpendheid van ondergrondse gasopslag en de onzekerheid omtrent de mogelijkheid van verdere gasbevingen en bodemdaling in een aan de kust grenzend gebied, met daarin o.m. de nucleaire installatie in Petten, rechtvaardigen een zorgvuldig onderzoek naar altematieve ondergrondse opslaglpcaties. Op basis van een dergelijk l~delijk onderzoek zou dan een vergelijking kunnen worden gemaakt, om vast te stellen op welke plekken ondergrondse gasopslag het minst belastend zou zijn voor mensen en milieu in de ruimste zin des woords. Op deze wijze zou het -landelijk gezien - Meest Milieuvriendelijke (locatie) Altematief kunnen worden aangewezen. Mijn bezwaar betreft het feit, dat TAQA, met het voomemen een ondergrondse gasopslag aan te leggen, als enige motivatie voor de locatie Bergenneer stelt, dat het bijna lege gasveld aldaar "daar geschikt voor is". Kennelijk is niet onderzocht, of er qua milieueffecten elders in het land locaties zijn die in aanmerking komen voor de kwalificatie "meest geschikt". Vergunningverlening aan TAQA voor de realisering van gasopslag in de Bergemeer, miskent de consequenties van het landelijk belang van leveringszekerheid, doordat niet onderzocht is wat het Meest Milieuvriendelijk (locatie) Altematief is voor ondergrondse gasopslag. Vergunningverlening aan TAQA zonder landelijk onderzoek naar het Meest Milieuvriendelijk (locatie) Altematief, komt neer op een onevenwichtige belangenafweging, waarbij in een zaak van kennelijke landelijke importantie, de belangen van mensen en milieu rond de locatie Bergenneer onvoldoende zijn afgewogen tegen de private belangen van TAQA bij de keuze voor de locatie Bergenneer. Alvorens over te gaan tot vergunningverlening aan TAQA voor gasopslag in de Bergenneer, dient eerst een onderzoek plaats te vinden naar het Meest Milieuvriendelijk (locatie) Atematief op landelijke schaal.
1
C) 11"":.
....
'-
\1\';
(n
2
t_
o o to
Aan het ministerie van economische Zaken Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG Inzake: Milieu-effectrapport gasopslag Bergermeer TAQA Ik maak bezwaar tegen de gasopslag en de gasdistributie op grond van het rapport van uit Bergen n-h. Mijn zienswijze is dat er gezocht moet worden naar een meer geschikte lokatie in Nederland waar minder mensen gedupeerd worden en het milieu minder schade lijdt. Hoogachtend ,
--= w
,
-
.
,
A .-
W
~ ~
U\,: (;:i,
(;) ,
~o
>".
(;:i
r...: >... r...: ,'.
(n
Aan: Het ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Antwoordnwnmer 10609 2501 WB Den Haag Onderwerp: Gasopslag Bergelmeer Betreffende: MER Gas Storage Bergermeer/ Gasrotonde Europa lnzake: zienswijzelbezwaar Datum: 20 februari 2009
Geacht College, Hierbij stel ik bezwaar te maken tegen de plmmen om in het uitgeputte gasveld De Bergermeer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeld kunnen worden aan het gasveld, een zogenamnde 'Gasrotonde Europa' te maken. Mijn bezwaren gelden de milieuoverlast met alle gevolgen van dien zowel voor flora als voor fauna, getuidsoverlast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan gekoppelde verkeersveiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het algemeen. In deze opzichten maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren in de ruimste des woords niet aan de orde zijn. Ik noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele tri1lingen, zoals aardbevingen, maar ook de mogelijke gevo]gen voor de kustverdedigirig, met name voor het duin. Ik stet u dan ook hierbij en voor alsdan aansprakelijIc voor aIle schades die ik direct en indirect kan dan wei zal oplopen door de activiteiten die worden ontplooid om deze Gasrotonde Europa te verwerkelijken. In zoverre dat nodig is, verzoek ik u mijn bezwaren tevens aan te merken als zieriswijze in die zin, dat ik van mening ben dat de gasopslag niet nodig en niet wenselijk is., ofWel: niet doen! Hoogachtend; Namn: StTaat en huisnummer: ~ostc?de en plaats: E-mmladres: Telefoon:
Handtekening:
Aan: Het ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 2501 WB Den Haag Onderwerp: Gasopslag Bergermeer Betreffende: MER Gas Storage Bergermeer/ Gasrotonde Europa Inzake: zi enswij ze/bezwaar Datum: 20 februari 2009
Geacht College, Hierbij stel ik bezwaar te maken tegen de plannen om in het uitgeputte gasveld De Bergermeer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeld kunnen worden aan het gasveld, een zogenaamde 'Gasrotonde Europa' te maken. Mijn bezwaren gelden de milieuoverlast met aIle gevolgen van dien zowel voor flora als voor fauna, geluidsoverlast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan gekoppelde verkeersveiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het algemeen alsmede de overlast die kan worden veroorzaakt door het uitlichten van de (boor)torens. Tevens maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren in de ruimste des woords niet aan de orde zijn. Ik noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele trillingen, zoals aardbevingen, maar ook de mogelijke gevolgen voor de kustverdediging, met name voor het duin. Mijn bezwaren zijn eveneens gericht tegen het feit dat geen uitvoering is gegeven aan de opdracht om in het MER altematieve locaties te onderzoeken. Ik doel hierbij op altematieve locatie in het land. Ik stel u dan ook hierbij en voor alsdan aansprakelijk voor aIle schades die ik direct en indirect zal oplopen door de activiteiten die worden ontplooid om deze Gasrotonde Europa te verwerkel ij ken. In zoverre dat nodig is, verzoek ik u mijn bezwaren tevens aan te merken als zienswijze in die zin, dat ik van mening ben dat de gasopslag niet nodig en niet wenselijk is., ofweI: niet doen!
..
Cl
~
o Aan: Het ministerie van Economische Zaken '" OG Energie Directie Energiemarld ~ Antwoordnummer 10609 " 2501 WB Den Haag
Onderwerp: Gasopslog Bergermeer Betreffende: MER Gas Starage Bergermeer/ Gasrotonde Europa Inzake: zienswijze/bezwaor 23 februari 2009 Geacht College, Gasopslagplaats Bergermeer? NIET DOEN!
Is dif de Iceatie die u met de hand op het hart geschikt acht veor megagasopslagplaats? Oit stipje in fraaie notuur, op de drempel van bewoning. op de drempel van de duinen die ons land moeten beschermen tegen een wellicht weldro verhogend zeeniveau? Zander rekening fe houden met schade die aangericht wordt aon de bebouwing. het milieu. de velllgheid van mens en dier en landschap? Met gevaar vaor aardbevingen (ik heb de vorige tijdens de gaswinning meegemoakt en pas veel later gerealiseerd dot de verzakking van de schoorsteen in ons oude familiehuis daar vlakbij door hoogsfwaarschijnlijk debet aon is geweestJ. Ik voorspel u: als u dit door loot goon wordt het de volgende bestuurlijke flaterbeslissing waarvan je als nuchter denkend mens weet: dif klopt niet. en waar wanneer de brokken zich aandienen weer met heel veel tijd. geld en energie teruggebHkt moet worden hoe het nou allemaal zo fout had kunnen goon en wie de schuldigen tach eigenlijk waren. DOE HET NIET! Deze locatie is volstrekt ongeschik:f en onverontwoord. Zo u het onverhoopf door loot goon stel ik u don oak hierbij en voer olsdan oonsprokelijk voor aile schodes die ik direct en indirect kan dan wei 201 oplopen door de octiviteiten die worden ontplooid om deze Gasrotonde Europa fe verwerkelijken. In zoverre dot nodi . verzoek ik u mijn bezwaren tevens aan fe merken als zienswijze in die zin. do il< von ening ben dot de gasopslag niet nodig en niet
-= =
w=
...........
..-;......
telefoon 072 - 58 94 033 /06 - 53 78 5479 e-mail: [email protected]
Bergen, 25 februari 2009
Het Mirnsterie van Economische Zakeri DG Energie Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 . 2501 WB Den Haag.
Betreft : Milieueffectrapport Gasopslag Bergerrneer
Geachte Mevrouw / Heer, Bij dezen maak ik bezwaar tegen het MER Gasopslag Bergerrneer en weI op de volgende gronden.
Formeel
·==
00=
0l>
z
0= = ~=
1. Op 16 december 2008 heeft de Raad van de Gemeente Bergen NH het MER afgewezen, zijnde deze in strijd met de wettelijke richtlijnen. Op 20 januari 2009 voIgt, onder kenmerk 0900454, een brief, ondertekend door de Burgemeester en de gemeentesecretaris, waarin wordt gesteld dat het MER door de Gemeente is aanvaard. Hieraan.ligt niet een traceerbaar collegebesluit ten grondslag. 2. Op basis van een daarop volgend en daardoor misleidend memo van 10 februari aan de Gemeenteraad wordt een Raadscommissievergadering gehouden op diezelfde dag, waarin wordt besloten niets te doen; het MER zou hierdoor kunnen worden behandeld. De Raadscommissie heeft slechts een adviserende taak en kan niet ( een dee! van) de bevoegdheden van de Raad waamemen.
Inhoudelijk
1. Waar het hier in de woorden van Taqa gaat om "Europa's grootste seizoenopslag " dient op zijn minst te worden voldaan aan de wettelijke richtlijn tot het omschrijven van een landelijke trechtering. Hieraan is niet of nauwelijks voldaan. 2 .. In het groene hart tussen Alkmaar en Bergen, zullen gedurende de installatie van de boorlocatie, een vijftal jaren lang, industriele activiteiten plaatsvinden. Het MER is onvoldoende ingegaan op de verwoestende werking van geluid- en lichtoverlast voor mens en dier, niet alleen in de onmiddellijke nabijheid maar tot in de verre omtrek. 3. Seismische bewegingen zijn gemetep met verouderde, ingewikkelde en niet continue methoden. Deze zouden moeten worden vervangen door satellietmetingen. 4. Het is bekend dat er zich een breuk bevindt in het reservoir. Nader zal moeten worden vastgesteld of de drukfluctuaties van naar berekening tenrninste 30 Bar. hierop niet van invloed zijn in de vorm van bevingen en doorbraken. Ook de kustverdediging dient hierbij betrokken te worden.
Resumerend ben ik van oordeel dat de MER een veel te oppervlakkig oordeel geeft over de problematiek van het aanleggen van een internationaal bedoelde gasopslag in een dichtbevolkt gebied met uiterst waardevolle en kwetsbare natuurgebieden. In.de hoop dat de noodzakelijke aandacht aan deze bezwaren zal worden verstrekt, teken' ik met gevoelens van de meeste hoogachting,
Aan: Het ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 2501 WB Den Haag Onderwerp: Gasopslag Bergermeer Betreffende: MER Gas Storage Bergermeer/ Gasrotonde Europa lnzake: zienswijzelbezwaar Datum: 20 februari 2009
Geacht College, Hierbij stel ik bezwaar te maken tegen de plannen om in het uitgeputte gasveld De Bergemleer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeld kunnen worden aan het gasveld, een zogenaanlde 'Gasrotonde Europa' te maken. Mijn bezwaren gelden de milieuoverlast met aile gevolgen van dien zowel voor flora als voor fauna, geluidsoverlast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan gekoppelde verkeersveiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het algemeen alsmede de overlast die kan worden veroorzaakt door het uitlichten van de (boor)torens. Tevens maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren in de ruimste des woords niet aan de orde zijn. lk noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele trillingen, zoals aardbevingen, maar ook de mogelijke gevolgen voor de kustverdediging, met name voor het duin. Mijn bezwaren zijn eveneens gericht tegen het feit dat geen uitvoering is gegeven aan de opdracht om in het MER altematieve locaties te onderzoeken. Ik doel hierbij op altematieve locatie in het land. Daarbij zou in een landelijke MER bekeken dienen te worden welke gebieden in Nederland het meest geschikt zijn. Het druk bevolkte westen van Nederland levert een verhoogde kans op reeds ondervonden risico's op (aardschokken). Ik stel u dan ook hierbij en voor alsdan aansprakelijk voor aile schades die ik direct cn indirect zal oplopen door de activiteiten die worden ontplooid om deze Gasrotonde Europa te vcrwcrkelijken. In zoverre dat nodig is, verzoek ik u mijn bezwaren tevens aan te merken als zienswijze in die zin, dat ik van mening ben dat de gasopslag niet wenselijk is in dit gebied van Nederland, ofweI: niet doen! Hoogachtend,
Naam: Straat en huisnummer: Postcode en plaats: E-mailadres: Telefoon:
Handtekening:
•
:' ~~"(~
~~,
__
~r.~
________________
11\';
)
W{4
~~~~~
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _
kinhem organization advisors network
Ministerie van Economische Zaken
DGET La.v. de heer Postbus 20101 2500 Ee DEN HAAG
Bergen, 26 februari 2009 Ons kenmerk: JW /bf - 09/0297
BetreJt: Bezwaar GasopsJag Bergermeer, MER Gas Storage BergermeerlGasrotollde Europa
Beste Hierbij maak ik bezwaar tegen de plannen om in het uitgeputte gasveld De Bergermeer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeld kunnen worden aan het gasveld, een zogenaamde 'Gasrotonde Europa' te maken. Mijn bezwaren gelden de milieuoverlast met alle gevolgen van dien zowel voor flora als voor fauna, geluidsoverlast ge-
•
durende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de
=
00= (")
gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus de daar aan
»
gekoppelde verkeers-veiligheidsaspecten, maar ook de vei-
z
0= =
ligheidsituatie in het algemeen.
-= In deze opzichten maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren in de ruimste des woords niet aan de orde zijn. Tk noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele trillingen, zoals aardbevingen, maar ook de mogelijke gevolgen voor de kustverdediging, met name voor het duin.
KOAN BV
KOAN coordinator
Westerweg 30 1862 CE Bergen N.H. The Netherlands Phone 31-(0)72-5896743 Te/efax 31-(0)72-5897353
PO Box 44 1860 AA Bergen N.H. The Netherlands E-mail [email protected]
Fortis Bank 899923313 KvK 37047156
Tn zoverre dat nodig is, verzoek ik je mijn bezwaren tevens aan te merken als zienswijze in die zin, dat ik van mening ben dat de gasopslag niet nodig en niet wenselijk is, ofwel: niet doen!
Hartelijke groet,
KOAN BV Westerweg 30 1862 CE Bergen N.H. PO Box 44 1860 AA Bergen N.H. The Netherlands Phone 31-(0)72-5896743 Telefax 31-(0)72-5897353 E-mai/ [email protected] Internet www.koankoan.com
II\,;
~.,j
V. Conclusie In zeer korte tijd heeft TAOA een grootaantal onderzoeken laten verrichten, waarvan de meeste onderzoeken terdege verricht zijn. Op enkele onderdelen lijkt de vertaling van de achtergronddocumenten in het hoofdrapport echter tekort te schieten. Vaak moeten de achtergronddocumenten integraal worden beoordeeld om te komen tot de daadwerkelijke effecten van een ingreep. Her en. der worden effecten in het hoofdrapport genuanceerd of zelfs gebagatelliseerd (zo erg is het allemaal niet). Door TAOA wordt steeds gezegd dat het MER de samenvatting, het hoofdrapporten de achtergronddocumenten betreft, maar waarom een hoofdrapport schrijven als men voor een aantal conclusies toch echt de achtergronddocumenten moet raadplegen. Ons inziens kan het hoofdrapport aangescherpt en verbeterd worden. Met name op de afwegingen van de verschillende locaties die in het rapport gebeuren kan op verschillende wijzen afgedongen worden, zoals uit de naar voren gebrachte zienswijzen blijkt. Echter. ook achtergronddocumenten dienen te worden aangepast. Ons verontrust ten zeerste welke gevolgen de ingebruikname van de nagenoeg lege velden zullen hebben, zo wordt de geluidoverlast voor de omgeving die zal optreden bij het boren van de putten genoemd. Nu 'al wordt door TAOA aangegeven dat naar aile waarschijnlijkheid niet aan de normeringen ~al kunnen worden voldaan. Bovendien weet men nog niet welke apparatuur voor de boringen beschikbaar zal zijn. Tevens is een groot punt het effect van productie, dus inpompen en produceren van aardgas, op de seismische activiteiten van het veld. Ook de effecten op de natuur baren ons grote zorgen. Tenslotte heeft het vestigen van de gasbehandelings- en compressieinstallatie grote gevolge voor het bedtijventerrein Boekelermeer Zuid 2, maar tevens voor de bedrijven in de nabije omgeving. Voorts dient ook de samenvatting verbeterd te worden tot een document waarop bestuurlijke besluitvorming mogelijk wordt. Dat- daarvoor meer pagina's nodig zijn dan de richtlijn aangeeft is geen argument om de samenvatting onder te maaUe houden. Er kunnen ook wei wat foto's en redactionele kaders vervallen om ruimte te creeren voor voor besluitvorming relevante informatie. Wij verzoeken TAQA. en hetonderzoeksbureau DHV aile rapporten, bijlagen en het MER nogmaals nauwkeurig tebestuderen in relatie met genoemde zienswijten en adviezen om zo te komen tot een deugdelijk en inhoudelijk onberispelijk milieu-effectrapport, waarin conclusies worden gedragEm door de inhoud ervanen waarin aandacht isbesteed aan aile relevante milieuaspecten.
Zienswijzen en advies milieu-effectrapporl gasopslag Bergermeer 130209 Gemeenle Alkmaar, Bergen Heiloo en Schermer
28
Ministerie van Economische zaken DG Energie Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 Ee Den Haag
Schoorl, 25-02-2009
Onderwerp Zienswijze Groen Platform Bergen op MER Gasopslag Bergermeer
L.S., Namens het Groen Platform Bergen dien ik hierbij onze zienswijze in op het milieueffectrapport (MER) inzake het project Gasopslag Bergermeer. Het Groen Platform Bergen is een samenwerkingsverband van ruim 20 organisaties en heeft als doel behoud en versterking van landschap, natuur, milieu en cultuurhistorie in Bergen en omgeving. Onze zienswijze richt zicht, vanuit onze doelstellingen, op de geplande activiteiten m.b.t. het voorkeursalternatiefBGM en gaat met name in op de gevolgen van de geplande activiteiten voor natuur en landschap. Op pag. 59 van het hoofdrapport MER wordt vermeld dat diverse organisaties in reactie op de startnotitie hebben aangegeven dat Amoco (de voorganger van TAQA) indertijd de toezegging heeft gedaan na 30 jaar het terrein in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dat er echter geen sprake is van een harde wettelijke overeenkomst. Het moge duidelijk zijn dat het Groen Platform Bergen sterk voorstander is van het amoveren van de installaties van de huidige puttenlocatie Bergermeer en het gebied weer terug te geven aan de natuur.Het niet nakomen van de afspraak om het terrein in de oorspronkelijke staat terug te brengen is voor ons een extra argument om forse compensatie te eisen bij het realiseren gasopslag Bergermeer. Het voorkeursalternatief BGM is gepland in een prachtig gebied (Bergermeer) met hoge natuurlijke, landschappelijke- en cultuurhistorische waarde. Het maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur, is Belvedere en stiltegebied. Verder is het gebied ook toeristischrecreatiefvan groot belang. Gasopslag in dit gebied doet ernstig afureuk aan de hierboven geschetste waarden. Deze negatieve effecten worden onder meer veroorzaakt door geluidsoverlast, licht, emissies, hoog opgaande elementenlvisuele aantasting,boren-, bouw- en graafwerkzaamhedenlbedrijvigheid, aan- en afvoer van materialen en grondstoffen, verkeersbewegingen en dergelijke gedurende een aantal jaren. Vanafpag. 50 wordt het voorkeursalternatiefBGM beschreven (gebruik maken van de huidige puttenlocatie Bergermeer). :. Daarbij zijn twee opties; stoppen met~oren tijdens broedseizoen (alternatief 2) en jaarrond boren (alternatief 3) Over alternatief 2 het volgende. Op pag. 53 (4.3.1.3) staat een planning van activiteiten.
'.~.'\,
Het boren loopt steeds van j uni - maart. In het Alterra rapport: "Effecten op natuurwaarden van het project Bergermeer Gas Storage" staat op pag.9 het volgende over grutto's (een belangrijke broedvogel in de Loterijlanden): "Maar de vogels zijn ook honkvast. Jonge vogels keren vanaf halffebruari terug naar het gebied waar ze zijn grootgebracht en zoeken daar en plek om te broeden". Bovenstaande planning moet ons inziens dan ook gewijzigd worden. Voor halffebruari moeten de boorinstallaties zijn afgebroken en afgevoerd. Alternatief 3 behelst het jaarrond boren. In het Alterra rapport wordt op rag. 10 staat: "Daar de hoogste concentratie weidevogels nabij de locatie van het voorkeursalternatief zit, treedt hier het grootste verstorende effect op. Dit effect komt bovenop de autonome neergaande trend van de populatie. Er wordt dan ook ingeschat dat de populatie van de grutto in de loterijlanden na twee jaar lang continu boren (dus ook tijdens het broedseizoen) verdwenen zal zijn". Dit aspect wordt in het MER rapport sterk onderbelicht. Op pag. 68 van het MER rapport staat: "Bij jaarrond boren bestaat weI een gerede kans dat broedvogels worden verstoord. Op basis van het Alterra rapport gaan wij er van uit dat jaarrond boren leidt tot een drastische afname van weidevogels in de Loterijlanden. Bet Groen Platform Bergen is in beginsel dan ook tegen het jaarrond boren. Mocht er toch besloten worden totjaarrond boren (met bijbehorende vergunningen/ontheffingen) dan is zeer forse compensatie nodig en wenselijk. Samen met andere natuur- en milieuorganisaties zijn we in overleg met TAQA om te bekijken welke tijdelijke en pennanente compensatiemaatregelen nodig zijn om de te verwachten negatieve gevolgen van jaarrond boren voor de natuur (met name v~~r de weidevogels) zoveel mogelijk te kunnen ondervangen. In het kader van de tijdelijke compensatie heeft TAQA plannen om een aantal nabijgelegen percelen geschikt te maken als broedgebied voor weidevogels. Het gaat dan om aangepast maaibeheer (na 15 juni, bemesten met ruige mest, plas dras situaties, schrikdraad tegen vossen. Daarnaast zijn er plannen, in het kader van permanente compensatie, gronden aan te kopen en in te richten als weidevogelgebied. Wij denken aan een permanente compensatie van minstens 30 hectare aaneengesloten natuurgebied (een robuuste verbindingszone) tussen de Loterijlanden en het voormalige vliegveld Bergen. Verder is het belangrijk om vanaf2009 te gaan monitoren (tellingen van het aantal weidevogels in het gebied) om effecten van tijdelijke en permanente compensatie goed in beeld te kunnen brengen. In hoeverre het lukt om middels tijdelijk en permanente compensatie de grutto en andere weidevogels als broedvogel voor het gebied te behouden is niet met zekerheid te zeggen. Volgens het Alterra rapport zijn grutto's honkvast en kan de functie van de Loterijlanden als broedgebied voor grutto's niet zomaar elders gecreeerd worden. Het duurt enige jaren voordat een gebied geschikt is qua leefgebied en voordat grutto's het ontdekt hebben. TAQA heeft in de overleggen met de natuur- en milieuorganisaties gesteld dat zij vanuit duurzaam en verantwoord ondernemerschap ruimhartig wil compenseren. Wij pleiten er voor dat als tot jaarrond boren besloten wordt, aard en omvang van de tijdelijke- en permanente compensatiemaatregelen helder en concreet beschreven worden qua aard en omvang en als resultaatverplichting worden vastgelegd voordat met de werkzaamheden gestart wordt.
2
".''-. .......
Op een aantal specifieke aspecten zullen wij nu ingaan. 3.4.9 Compensatie natuur en recreatie Noord-Holland, pag. 41 Aangegeven wordt dat de Beleidsregel compensatie natuur en recreatie van de provincie Noord-Holland compensatie uitsluitend verplicht voor permanente ruimteIijke effecten. "Het initiatief lijkt vooralsnog niet verplicht tot compensatie op grond van deze beleidsregel". Volgens ons is echter compensatie weI verplicht. Het gaat om de aanieg van extra boorputten op de Iocatie BOM Voorkeur en is dientengevolge een permanente ruimtelijke ingreep en dus vallend onder de beIeidsregel compensatie. 5.2.4.l Weidevogels, pag. 117 In de Loterijianden, in de buurt van de putteniocatie, is een slaappIaats voor vogels. De geplande werkzaamheden zullen er toe leiden dat deze slaapplaats verloren gaat. Compensatie is dan ook nodig. 6.1.2.3 Afvalwater, pag. 150 Mogelijk verontreinigd water wordt in opvangbakken bemonsterd en afhankelijk van de kwaliteit wordt het water dan weI op het oppervlaktewater geloosd dan wei ter verwerking afgevoerd. Met eventuele lozingen (ook van grondwater) op het oppervlaktewater moet zeer voorzichtig omgegaan worden. In de Bergermeer komen de kleine modderkruiper en bittervoorn VOOL Dit zijn kwetsbare (hebben goede waterkwaliteit nodig) soorten die op de Rode Lij st staan. 6.1.2.7 Ruimtelijke omgeving, cultuurhistorie en landschap, pag. 155 "Ook' s nachts zijn de installaties zichtbaar omdat ze dan verlicht zijn voor de veilige uitvoering van het werk". Op pag. 13 van het Altena rapport staat: "Om negatieve invloeden te vermijden wordt algemeen aanbevolen om met verlichting zo ver mogelijk van de vogels weg te blijven, 's nachts niet te verlichten. De verlichting van de boorinstallaties zal een verstorende invloed hebben op de weidevogels. Dit is van belang in het kader van compenserende maatregelen. Met belangstelling zie ik uw reactie op onze zienswijze tegemoet.
Hoogachtend,
3
", . ,'~ '. i..
:.' ,"
J,,' ,
.',
,
"
,
.
, J.
-z, ,)- -,l. -
20 0
7
'-',
~~
~'~,'
:.~
11' ,
.
.. >~.:'
",
.---~. t:J~-_ .
-~-
-~-
___.___
~
.,;..
. '. ~ :., ~./
.. "
,-, ,
I ,\"
.,
I
, . 'r ir
,.
o
~
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord
KQNINltUJI:JI
"!.GUH..ENI!. VUlLI!NIGINC VOO It
o
BW£MIkJLLEN(;ULTUUIt
Vestlging Haarlem
....
KAVB
Ministerie van Economische laken DG Energie Poslbus 20101 2500 EC DEN HAAG
Datum:
Telefoonnummec Faxnummer.
088·8886666 088·8886636
8etreft:
MER gasopslag Bergermeer
Geachte
.
23 februari 2009
Referentie:
NHIMUMvD/09.022
De LTC Noord afdeling Kennemerland en KAVa kring Kennemerland hebben met interesse kennis genomen van de 'Milieu Effect Rapportage Gasopslag Bergermeer'. Naar aanleiding van deze MER willen LTO Noord en KAVa de volgende reactie geven. In de 'Verantwoording behandeling rtchtlijnen MER' (Bijlage 1, paragraaf 5.4 Sodem en water) staat aangegeven: ·Onderzoek de gevolgen voorde grondwaterstand, kwelvorming , de risico's van zetting van gebouwen en infrastructuur en de risica's voor landschap, natuur en landbouw, tijdens de aanlegfase. Onderzoek daamaast de eventuele lange termijn effecten van de verwachte bodembewegingen op grondwater en kwelpatronen:
Naar onze mening zijn de effecten op de landbouw onvoldoende onderzocht. Oaarom willen we uw aandacht vestigen op de or.derstaande punten.
~I
z
--0-=
0--, 0-
"
-= o
o
0--, w
Aan leg gas leidingen • De aanleg en jigging van leidingen door agrarische percelen hebben grote gevolgen voor het huidige en toekomstige landbouwkundig gebruik. De gevolgen van deze belemmerende strock, zoals beper1tingen in bebouwing, grondbewerking, aanleg van drainage en teelten worden niet uitgewerkt. Ook in het onderliggende rapport van Oranjewoud word! hieraan geen aandacht besteed. • De aanleg vinclt plaats in open onlgraving (paragraaf 6.1.6.1). Oit houdt in dat de open sleuf tijdens aanleg wordt droog gehouden door middel van bronbemaling. Oit heeft inv10ed op de watertmishouding van het omringende gebled waardoor verdroging en inklinking van de omliggende lar.dbouwpercelen kan optreden. Deze gevolgen zijn onvoldoende uitgewerkt • Oak het lozen van dit grondwater met afwijkende water1twaliteit, namelijk hogere ooncentraties van ijzer- en zwavelverbindingen, op het oppervlaktewater heeft gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewaler in de desbetreffende boezem. De afwijkende walerkwaliteit in de boezem heeft gevolgen voor de kwaliteit van landbouwproducten bij beregenen en voor diergezondheid/dierwelzijn bij het drenken van vee. • l TO Nederland maakt jaarlijks afspraken met Gasunie over de aanleg van gasleidingen door agrarische percelen. LTO Noord dringt erop aan dat het volkldige pakket van afspraken door TAQA Energy BV wordt overgenomen, inclusief de standaardbepaling en uitbetaling van naschade over een periode van 2 jaar na aanleg en uitbetaJing van aantoonbare schade op aangeven van de grondeigenaar/grondgebruiker na deze 2 jaar.
LTO Noord - Fonteinlaan 5 - 2012 JG Haar1em - Postbus 649·2003 RP Haarlem T 088 - 888 66 66 - F 088 - 888 66 36 - E info@!\onoord.nl - I www.ltonoord.nl Hel hoofdkantoor is gevestigd in Devanler - KvK 08 13 06 50
H'.~
Geluidsoverlast ~I.,j. In paragraaf 6.1.2.4 wordt aangegeven dat de 'gebruikelijke' grenswaarden voor industrielawaai in het landelijk gebied zullen worden overschreden. LTO Noord en KA VB dringen erop aan duidelijkheid te scheppen in de te verwachten geluidsoverlast en het invloedsgebied waarop dit betrekking heeft. • Er wordt vooral aandacht besteed aan maatregelen voor het beperken van geluidoverlast op de boorlocatie zelf. Er wordt geen aandacht be steed aan het beperken van de geluidsoverlast door aanpassingen aan de desbetreffende woningen en gebouwen. De mogelijkheden voor geluidsisolatie van de betreffende woningen en gebouwen moet nader uitgewerkt worden. Bodemdaling/-stijging LTO Noord en KAVB dringen erop aan om voor de start van de werkzaamheden een nulmeting/schouw uit te voeren van aile gebouwen die liggen binnen een straal van 1 km van de puttenlocatie. Op deze manier kan schade veroorzaakt door trillingen door aanleg of gebruik van de gasopslag duidelijk in beeld worden gebracht en de geleden schade worden vergoed (hoofdstuk 8). De schade in de verdere omgeving moet via een schaderegeling worden vergoed. Duidelijke informatie over het bestaan en functioneren van deze schaderegeling moet breed bekend worden gemaakt. Emissie/depositie van schadelijke stoffen Er wordt geen aandacht besteed aan de mogelijke emissie van schadelijke stoffen (via bodem, water en lucht) naar de omgeving en de invloed daarvan op landbouwgewassen en vee (hoofdstuk 7). LTO Noord en KA VB pleiten voor het opstellen van een schadeovereenkomst en een vergoedingenstelsel voor landbouwschade. Effecten op weidevogelbeheer Uit paragraaf 5.3.2.3 'Natuurgebiedsplannen' blijkt dat het gehele gebied is benoemd als ruime jas voor zowel weidevogel- als botanisch beheer. Agrarische ondernemers hebben beheerspakketten afgesloten voor het weidevogelbeheer. Wanneer door geluidsoverlast de doelstellingen van dit beheer niet kunnen worden gehaald, worden de ondernemers gekort op hun vergoeding. TAQA moet de betrokken ondernemers vergoeden voor de gederfde inkomsten. Natuurcompensatie De natuurcompensatie wordt vooral ingezet om het verstoren van weidevogels door jaarrond boren te compenseren. LTO Noord en KA VB dringen erop aan dat de natuurcompensatie zoals beschreven staat in hoofdstuk 10.3, dan ook ten goede komt aan het weidevogelbeheer en niet wordt ingezet voor andere diersoorten, botanisch beheer of landschappelijke inpassing van gebouwen buiten de regio. Weidevogelbeheer is afhankelijk van gangbaar agrarisch landbouwgebruik en daarom pleiten LTO Noord en KAVB ervoor dat compenserend weidevogelbeheer wordt ingericht in samenwerking met agrarische ondernemers in de omgeving. LTO Noord en KA VB dringen erop aan dat er geen gronden voor deze natuurcompensatie worden onttrokken aan de landbouw (geen planologische functiewijziging) en dat er geen negatieve gevolgen zijn op het gebied van water, onkruiddruk, (planologische) schaduwwerking, etc. vanuit dit compensatiegebied voor de omringende landbouw.
Voorzitter LTO Noord afdeling Kennemerland Contactpersoon:
2
.
o o
III
...o Op de valreep 26 feb ruari 2009, Bergen L.s Net in de regionale krant de precieze omvang van het gasopslagplan in de Bergenneer gelezen. Ik protesteer met klem tegen dit plan. De natuurbelasting zal gigantisch zijn, de koslen een veelfout van de geschetste. AI jaren zijn wij bezig dit prachtige culluurhistorisch landschap te beschermen, het is een absolute vervuiling om in dit landschap dit soort plannen ten uitvoer te brengen. De belasting va n het lokale wegennet zal drastisch toenemen , de geluidshinder zal enorm zijn. Vele weidevogels (beschermde soorten, rode lij st zullen verdwijnen uit het landschap. Voorts ben ik bezorgd met betrekking tot evt bodemdalinglaardschokken. Hoe vaak moeten we achterafni et constateren dat grote projecten die ons door de overheid en belanghebbende ondernemers door de strot werden gedu wd uitliepen op (fin anciele) blunders .. De Betuwelijn, de HSL, de Noord-Zuid lijn in A'dam, de Afrikahaven enz . . Hoe vaak is gebleken dat er onder de noemer algemeen belang (staatsbelang) grate missers zij n begaan.
Willen we mindel' afhankelijk zij n va n energie leverende instabiele landen dan zull en we ons geld moeten investeren in projecten die echt duurzaam zij n.. Met hoogachtende groeten
Ministerie van Economische Zaken Directoraat-generaal voor Energie en Telecom Directie Energiemarkt Postbus 2010 I 2500 Ee Den Haag
betreft: datum:
zienswijze m.b.t. milieueffectrapport Bergermeer Gasopslag
2 Y(02- /0\.
Geachte De informatie, die mij heeft bereikt over het voornemen van Taqa Energy B.V. een gasopslag in het nu vrijwel lege gasveld onder de Bergermeer te willen realiseren, verontrllst mij in hoge mate. In het sinds 15 janllari 2009 ter visie liggende milieueffectrapport wordt ingegaan op de effecten van de aanleg en het gebruik van de noodzakelijke voorzieningen voor de omgeving en de ondergrond. Diverse plaatsen passeren de revue, de puttenlocatie aan de Bergerweg noord-oost- en zuid-westzijde en het MOB-terrein aan de Groeneweg, de gasbehandelingsinstallaties vooral op het bedrijventerrein Boekelermeer Zuid-2. Het blijkt dat zowel tijdens de aanleg en bouw (2 tot 3 jaar), als tijdens de exploitatieperiode daarna (50 jaar) aanzienlijke overlast zal optreden voor mens en milieu. Het gaat dan om zeer veel onregelmatig lawaai en kunstlicht, zeker de eerste jaren dag en nacht, met misschien een onderbreking gedurende het broedseizoen. De geluids- en milieubelasting zijn onaanvaardbaar hoog. Gevreesd wordt voor het verdwijnen van de grutto-populatie in de Loterijlanden, bij de.huidige en in het MER gekozen toekomstige plaats van de boorplltten. Wanneer om wat voor reden onverhoopt zou worden gekozen voor het MOB-terrein voor zowel de boorplltten als de gasbehandelingsinstallaties dan is de schade aan landschap en bebouwing zo mogelijk nog groter. Het MOB-terrein ligt immers midden in een van de laatste vrijwel onaangetaste polders achter de duinen, behorend tot de ecologische hoofdstrllctllur en zeer gewaardeerd als stiltegebied. Een industrie van deze omvang te midden van nog redelijk omvangrijke natuurgebieden is daar naar mijn mening volstrekt misplaatst. Buitengewoon zorgelijk vind ik verder de mededeling dat er door het heen en weer pompen van gas in het 'voonnalige' gasveld in de Bergenneer een blijvende kans is op aardbevingen, tot een waarde van 3,9 op de Schaal van Richter. Ik vind het een risico dat de overheid zijn burgers niet mag laten lopen. M ijn conclllsie is dat het plan van Taqa een slecht plan is en dat er geen vergllnning voor mag worden afgegeven. Met vriendelijke groeten
c.
.. -=
Ministerie van Economische Zaken DG Energie Directie Energiemarkt Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Datum
Uw contactpersoon
25 februari 2009 Onderwerp
Zienswijze MER Gasopslag Bergermeer en daaraan verbonden vergunningaanvragen
L.S., Graag wil ik hierbij mijn zienswijzen met betrekking tot de door Taqa Energy BV uitgevoerde MER Gasopslag Bergermeer en verschillende daaraan verbonden vergunningaanvragen omtrent de voorgenomen activiteit 'realisatie van een ondergrondse gasopslag in een ondergronds veld tussen Alkmaar en Bergen' aan u en de betrokken bevoegde gezagen voorleggen. Eerste opmerking is dat mijn eerdere reactie op de startnotitie d.d. 1 januari 2008 geleid heeft tot implementatie van delen hiervan in de door u opgestelde Richtlijnen voor de MER, waar ik erkentelijk v~~r ben. Hieronder volgen mijn zienswijzen, welke deels zijn terug te leiden op genoemde reactie op de startnotitie van deze MER-studie. Het beperken van de scope tot het in deze studie zeer beperkte zoekgebied aangaande locatiealternatieven gaat voorbij aan de mondiale gemeenschap waartoe wij behoren. Het gas zit tenslotte elders al adequaat in een opslag, om gelijk 'des pudels kern' te benoemen: Rusland heeft een fantastisch gasreservoir. Technisch gesproken kan levering rechtstreeks geen probleem zijn, behoudens piekleveringen waarvoor inmiddels piekopslagen (PGI) door Nederland verspreid gerealiseerd zijn (doel: om transportnetten voldoende 'slank' te houden, en toch bij piekvraag voldoende te kunnen leveren). Het inmiddels door Taqa erkende hoofddoel van de opslag is echter inkoop in de goedkope zomerperiode, en verkoop in de dure winterperiode. Een PGI vestigen in het regionaal belang op de locatie Loterijlanden 1 is daarmee een gekunstelde vertoning geweest: doel is, naast genoemd commercieel belang, een grootschalige strategische reserve op Europees niveau te hebben. De handicap van rechtstreekse levering uit Rusland is de 'onbetrouwbaarheid' waar Taqa op hamert, laatstelijk met referte aan de 'crisissituatie' enkele maanden terug toen transitoland Oekra"ine blokkering van gaslevering werd verweten. Deze 'zie-je-wel' houding is volstrekt ten onrechte. Handelspartijen moeten in het mondiaal den ken niet beschouwd worden als partijen die veroordeeld zijn tot elkaar, maar als partners die samenwerking als een deugd zien. Afspraken daarover kunnen afdoende geborgd worden in overeenkomsten, contracten en wat dies meer zij. 1
'Loterijlanden' als benaming voor het bovengronds deel van de locatie waaronder het huidig puttenveld zich bevind
geeft eenduidig de plaats weer.
Kenmerk
Pagina
2 van 2 Datum
25 februari 2009
De stabiliserende werking die een PGI beoogd, heeft een technisch karakter en is een verdedigbare keuze. De stabiliserende werking die de Storage voor levering en mogelijk ook voor het prijsniveau heeft2 hebben in het licht van bovenstaande een contra-productief effect. Is het trouwens niet zonde zoveel energie te spenderen aan het achtereenvolgens conditioneren 3 , comprimeren en inbrengen in de opslag, en dit proces bij het 'terugwinnen' te reverseren met beide keren inzet van veel energie? Het uberhaupt creeren van een Storage is vanwege deze nutteloze inzet van energie, gezien het bovengenoemd alternatief 'in opslag houden op de winplaats tot nuttig gebruik zich voordoet', geen BBT zoals de Wet milieubeheer en IPPC richtlijnen dit verplicht stellen. Ook is dit een argument om als MMA te kiezen voor het leegproduceren van het huidig veld, en daarna 'teruggeven aan de natuur'. Dat mag geen abandonneren zijn, de term die Taqa gebruikt: Deze term wordt gebruikt v~~r het verlaten van een zinkend schip, en dit terrein achterlaten dient met inachtneming van good housekeeping te geschieden. De rommel opruimen is het devies. Verondersteld echter dat deze redenatie niet als valide wordt beschouwd gezien het Nederlands beleid (is dat overigens aan MER onderworpen geweest?) Nederland tot Gasrotonde te bombarderen. In dat geval zou eerst scoping binnen geheel Nederland plaats moeten vinden. En in dat gevallijkt me, dat het nu gekozen zoekgebied c.q. het voorkeursveld ten minste 4 grote nadelen heeft. Eerstens is dat het Bergermeergasveld een handicap in de vorm van een breukzone heeft, er zullen allicht alternatieve reservoirs zijn zonder zo'n breukzone. Ten tweede kan 'falen', of hoe je het maar wilt noemen, van een gasveld in deze regio, waaronder het onderhavige - waarbij bedacht moet worden dat ook terroristische acties niet zijn uitgesloten - leiden tot bodembeweging die risico's heeft voor de kustzone, dit in verband met de zeewering. Nederland is momenteel krampachting in de weer de Zwakke Schakels in de kust op orde te brengen, met ingebruikname van het Bergermeergasveld als opslagveld wordt de veiligheid vervolgens letterlijk opnieuw ondermijnd. Be"lnvloeding van effecten van dit project op kustversterkingsprojecten - wordt daar gekozen voor constructies c.q. voorzieningen die de ge"lndiceerde aardschokken aankunnen?- is van groot belang. Ais derde geld en de natuur- en landschapswaarden. Het open gebied is als bijzonder te kenschetsen, tot op West-Europees niveau, waarbij nu juist de Loterijlanden een groot potentieel hebben. Onder meer aanwijzing als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Belvederegebied geven de benodigde bescherming. Ook heeft het gebied toeristisch-recreatief grote waarde, terwijl de agrarische stand ook waarde toekomt in het beleid. Ten vierde dient er bij de keuze van een vestigingsplaats gelet te worden op de beschikbaarheid van koelwater - selectie koelsysteem: voorgenomen is te koelen met lucht, maar dat is een lawaaiige aangelegenheid (dit aspect is niet gesignaleerd in de studie), waarbij ook nevelvorming (denk aan verkeersrisico's) optreedt -, aanlandingsmogelijkheden van leidingen overzee, en aanlegmogelijkheden voor schepen die gas aanleveren. Deze mogelijkheden zullen elders zeker beter zijn. In § 4.2.1.4 van BREF reference document 'Industrial cooling systems' wordt de benaderingswijze van dit issue geschetst. De IPPC compliance studie van DHV gaat hieraan voorbij. Op macro-schaal verdient een andere beleidsmatige keuze (die op zich ook MER-plichtig kan zijn) 66k voorrang aleer onderhavige MER-studie in beeld had moeten komen. Het ooit nuttig te gebruiken gas - dw.z., het gas wat overblijft na aile inspanningsverliezen om het in- en uit de grond te jassen - heeft
2
Waarvan de revenuen onmiskenbaar bij Taqa terecht zullen komen, en niet bij de afnemer!
3
Conditioneren: verhitten, koelen, stoffen toevoegen, stoffen er uithalen.
(;)
o
«.l'
Kenmerk
Pagina
3 van 3 '-'......
Datum
1\";
25 februari 2009
~.
een hoogwaardige energie-inhoud. Het is toch zonde dat kostelijke gas, met een verbrandingstemperatuur van honderden graden, maar te blijven gebruiken om bv. woonhuizen te verwarmen tot zo'n luttele graad of 20? Oat gas verstoken moet op termijn voorbehouden blijven v~~r hoogwaardige toepassingen, bv. om staal te smelten. Laagwaardige warmte winnen voor woonhuisverwarming kent voldoende 4 alternatieven . Ook daarom voldoet de Storage niet aan de BBT en IPPC. Tussensprong: Evenals het opslaan van C02 in het als zodanig te abandonneren gaswinreservoir kan ook het gebruik van deze locatie als bran v~~r de winning van aardwarmte worden aangewend. Beiden kunnen als voorziene, en dus als aanvullende autonome ontwikkelingsmogelijkheden worden beschouwd voor de locatie. De IPPC compliance studie is blijkens bovenstaande een slap aftreksel van de referentiedocumenten. Gezien de gebreken die ik een bij globale scan constateer, heb ik er geen vertrauwen in dat de studie overigens wei resulteert in een rapport dat de relevante issues naar voren brengt. Oat idee wordt gesterkt doordat op verschillende punten (bv. tabel 0, 2, 5) aangegeven wordt dat niet voldaan wordt, terwijl de motivering voor de afwijking niet wordt gegeven. Een onderdeel van de IPPC studie is uit het rapport gelicht, en als energie efficiency scan gepresenteerd. Daarmee scoort de compliance studie relatief hoog in de weging, terwijl de energie efficiency scan laat zien, dat er nogal wat keuzes niet-BBT worden genomen. In het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer (Wm) dient echter conform BBT gehandeld te worden, het niet implementeren van BBT maatregelen is op grand van de Wm niet mogelijk. Door gaswinning de laatste decennia is de bodem zo'n 20 cm gedaald door compactering van het gesteente. Nu wordt gerapporteerd dat vullen van het Bergermeerveld de bodem plaatselijk weer 10 cm omhoog zal brengen. Hoe kan dat toch, eenmaal gecompacteerd gesteente kan je toch niet opblazen? Het lijkt me dat de ondergrond op deze locatie geen doedelzak iss. Ik lees in het hoofdrapport van de MER-studie dat aileen is gekeken naar maar een keer volpompen, en dat voornoemd doedelzakeffect optredend op de langere termijn niet is beoordeeld. Ik kan me voorstellen dat er na verloop van tijd door het heen- en-weer gepomp een vorm van materiaalmoeheid zal optreden in het nu nog resterende poreuze gesteente, en er eens een buitengewone harde klap komt (een soort klapband). Ofwel het effect wordt - zo mogelijk - nader onderzocht, ofwel als leemte in kennis zichtbaar gemaakt. Gezien de recente nadere uitleg van Taqa (na voltooiing van de studie, op in dit kader belegde informatiebijeenkomsten) heeft zij echter gewoon geen zin in een dergelijk nader onderzoek. De stelling dat het wei zal meevallen en dat de gevolgen aanvaardbaar zijn is kennelijk het laatste woord van Taqa, waarmee men zich in feite laat kennen. Er is immers een onderbouwing nodig. Daar staat tegenover dat TNO in haar rapport (pag. 82, aanbeveling 1) kennelijk aangeeft dat verdere 'gesteente-reacties' bij de injectie- en praductie cycli voorspeld kunnen worden door ex ante analyse.
4
Ditzelfde gasveld zou gebruikt kunnen worden voor de winning van aardwarmte, winputten zijn er immers al. Daarbij
is het mogelijk dit 'drukneutraal' uit te voeren, zodat doh risico in elk geval is uitgesloten. 5 Verdere complicaties kunnen schuilen in het gegeven dat naast de regelmaat van het in- en uitpompen er ook nog eens gedurende de boorfase ge'I'njecteerd zal worden. Welk effect is hiervan te verwachten?
Kenmerk
Pagina
4 van 4 Datum
25 februari 2009
In de aanbevelingen op pag. 87 staan overigens ook leemten in kennis benoemd, zoals aantasting van de stabiliteit van de bod em bij injectie onder lage temperatuur. In § 8.2 van het hoofddocument wordt aangegeven dat aardbevingen met een magnitude grater dan M =3,9 onwaarschijnlijk zijn, hetgeen inhoudt dat een magnitude die gelijk is aan 3,9 waarschijnlijk wordt geacht. Oat houdt in dat zo'n aardbeving tegen de benedengrens van een lichte aardbeving aanzit!! Ais deze conclusie wordt gerelateerd aan de onzekerheden die er zijn, de aannames die gemaakt worden, en het niet betreft dan een verwachting die wordt uitgesproken, is Taqa wei aan het spelen met mens en omgeving. Bijkomende handicap is dat het relevant achtergrond document (aangeleverd door een Nederlands adviseur!) in het Engels is geschreven. Gezien het feit dat Engels mijn moedertaal niet is, en de toegankelijkheid van het rapport verder bemoeilijkt wordt door de onvermijdelijke vakinhoudelijke termen, kan ik dit rapport niet voldoende doorgranden. Omdat de wetgever gebruik van de Nederlandse taal in principe verplicht stelt, verwacht ik dat (ook) op dit punt een 'onaanvaardbaar' wordt uitgesproken. De betrouwbaarheid van de exploitant acht ik gering. De oude belofte van de rechtsvoorganger van Taqa het Bergermeerveld te sluiten en daarbij de installaties c.a. op de locatie Loterijlanden te amoveren blijkt nu van nul en generlei waarde te zijn. Ook voor wat betreft schade-uitkeringen in het verleden, ik heb er niets van gemerkt. Na de bevingen in de jaren '90 heeft men na mijn melding van schade niet eens de moeite genomen te reageren. Daardoor heb ik mijzelf de moeite bespaard om in 2001 opnieuw in touw te komen, bij de beving die 'niet door omwonenden is gevoeld'. Ik heb echter zeker wei 'iets gevoeld'! En: noch daarvoor (de andere klappen van de gaswinlocatie niet meegerekend) noch daarna, heb ik een vrachtwagen langs voelen komen, die een dergelijke impact heeft gehad op mijn woonbeleving! Ook omdat het nieuwbouw na amovering betreft, versluierd door de gehele ontmanteling niet af te wachten, maar daar dwars doorheen alvast het nieuwe project te beginnen had de MER gebaseerd dienen te worden op 'teruggeven aan de natuur an no nu'. Omdat Taqa de huidige situatie in strijd met de uitgangspunten t6ch als referentie gebruikt, zoekt zij ten onrechte aansluiting bij de bestaande installatie en de aanwezige massa's, onder meer op het ruimtelijk vlak en in het beeldkwaliteitsplan (BKP). Daarmee krijgt de locatie Loterijlanden ten onrechte een te hoge scoring in het klassement. Op ditzelfde issue wordt in feite in het BKP meerdere keren 6 gescoord, nl. als ruimtelijk kwaliteitsbeeld , als zijnde bevorderend voor de ruimtelijke samenhang, als kans om de structuur van het landschap te versterken, en als aansluitmogelijkheid op bestaande installaties en massa's. Etcetera, zie de tabel op pag. 54 van het BKP. Er wordt (middels de +) zelfs nog beweerd dat het aansluiten op de aanwezige cultuurhistorische waarden betekenis heeft! Deze laatste implicatie is volslagen uit de lucht gegrepen. In de studie behoren de gevolgen v~~r het milieu als aspect v~~r de besluitvorming beschreven te worden, en wei op zo objectief mogelijke wijze. Omdat op verschillende vindplaatsen andere aspecten dan milieuaspecten meewegen - zoals mogelijke planologische medewerking, hetgeen een 7 discretionaire bestuurlijke bevoegdheid betreft , maar ook economische aspecten en risico's op lange doorlooptijden van procedures spelen een ral - resulteert het rapport niet in ordentelijke
6
MOB Bergen scoort immers een derde min.
7
Bij uitstek dus ook nog eens een niet-objectief criterium, het gaat om een bestuurlijk-politieke keuze!
Kenmerk
Pagina
5 van 5
~ 1/'>"; '-.-.....
Datum
r-..;
25 februari 2009
""-I
'beslisinformatie' v~~r de beslissers: de plussen en minnen geven niet weer wat zij waard zijn op milieugebied. Op dezelfde leest is de MOB-Iocatie een te zware ruimtelijke kwaliteit toebedeeld. Anderzijds biedt de MOB-Iocatie kansen om de open ruimte elders te beschermen (waarbij een 15 m. hoge afblaasinstallatie natuurlijk wei schade aanricht), daar de MOB-Iocatie een planologisch geaccepteerde verstoring van de openheid betreft. Door daarenboven de plussen en minnen te presenteren zoals gedaan is, zullen beslissers de suggestie moeilijk kunnen weerstaan de plussen en minnen eenvoudigweg maar op te tellen. Ten eerste is toekenning van (aantallen) plussen en minnen afhankelijk van het waardeoordeel van degene die dit doet. Ten tweede zijn de plussen en minnen in de rijen toegekend aan andere waarden, en hebben dus weinig betekenis voor een vergelijking. Met sommeren van plussen en minnen worden dus wei appels en peren opgeteld! Aan de uiteindelijke beslisser moet duidelijk worden gemaakt hoe interpretatie dient te geschieden. In tegenstelling tot wat verwacht mag worden is adequaat beslissen op basis van de samenvattingen zelfs op basis van het hoofddocument niet mogelijk. Na bestudering van de achtergronddocumenten blikt dat de vlag de lading niet dekt: de inhoud van achtergronddocumenten (als deze al correct zou zijn, hetgeen niet altijd het geval is) is niet naar essentie overgenomen. De beslissers kunnen daarom geen ordentelijk oordeel geven op basis van de huidige stukken. De inventarisatie van natuurwaarden (rapport BGS-UR-5014) betreft deels verouderde informatie. Hierin staan bv. gegevens opgenomen (figuur 2) die dateren uit de eerste helft van de jaren '90. Daarna omgegronde graslanden (nu dus permanente bollenteelt op zand, waar eerst gras op klei lag) zijn daardoor nu beschouwd als 'vogelwaardig'! Dat geldt evenzo v~~r figuur 3 Um 7, de figuren 8 Um 10 zijn niet gedateerd. Figuur 11 dateert zelfs van 1979! Deze verouderde informatie had dienen te leiden tot actualisatie hiervan. Het relateren van de effectenbeoordeling aan de huidige situatie is in strijd met de Startnotitie, waarin is aangegeven dat uitgangspunt de oorspronkelijke situatie - botanische graslanden ter plaatse van de huidige installatie - dient te zijn. Overigens is er een verschil in focus tussen inventarisatie en effectbeoordeling. De effectbeoordeling beperkt zich ten onrechte tot de beschermde planten- en diersoorten. Ook is het zo - uit de aard der inventarisatie - dat de waarden zijn gerelateerd aan de bedrijfssituatie van de plant zoals die nu eenmaal in functie is. Ook de effectbeoordeling is toegespitst op het functioneren van de installatie, hetgeen zich onder meer uit in de effectenmatrix 'boren van putten' op pag. 14 en de vergelijking die op pag. 14 wordt getrokken in de laatste zin van de eerste alinea. Een effectenmatrix 'natuurwaarden tijdens normaal bedrijf mankeert. Bij de beoordeling van een 'schone referentiesituatie', gecombineerd met een effectbeoordeling waarin ook de niet beschermde soorten worden gewogen zal een geheel ander beeld ontstaan dan het nu geschetste. Daarbij dienen ook leemten in kennis, als de mogelijke aanwezigheid van groene kikkersoorten (pag. 10 van de effectbeschrijving) aangevuld te worden. Verder: Een opmerking als 'het gebruik van akkerland of grasland kan van jaar tot jaar verschillen (pag. 9) geeft weer dat onderzoeker een beperkte gebiedskennis heeft. 'Akkerland' in dit gebied is welhaast per definitie in gebruik voor permanente bollenteelt, en grasland is nagenoeg altijd intensief als weidegrond bij veehouders in gebruik. Enkele graslanden bij enkele paardenliefhebbers zijn (min of meer) extensief in gebruik, maar ook deze landjes hebben weinig botanisch perspectief (de paarden laten aileen de boterbloemen staan). Botanisch interessante gronden bevinden zich in dit gebied aileen achter de hekken van Natuurbeschermingsorganisaties! Overige landerijen zijn door de gebruikers 'onherstelbaar verbeterd',
Kenmerk
Pagina
6 van 6 Datum
25 februari 2009
'teruggeven aan de natuur' is daar nauwelijks een optie. Gezien de potenties is behoud en daarnaast versterking van de natuurwaarden in de Loterijlanden in het plangebied en verdere omgeving een optie die ver boven andere verbeteropties voor natuurwaarden uitsteekt. De mits is echter onmiskenbaar dat Taqa het veld ruimt! Uit oogpunt van efficient ruimtegebruik is het noodzaak de Loterijlanden te ontdoen van de huidige installaties c.a., en vervolgens 'terug te geven aan de natuur,8 Onder meer het verdwijnen van de gruttopopulatie, een internationaal belang, wordt daarmee voorkomen. Dit verlies komt overigens niet tot uitdrukking in de scoring. Zonder meer beklagenswaardig is het lef van Taqa om t6ch jaarrond het aanleggen van het leidingtrace alsmede de aanleg van de verdere installaties op de Loterijlanden te willen forceren. Hiermee worden de conciusies en aanbevelingen in de toetsing Flora- en faunawet (achtergronddocument 3) van tafel geveegd. Dit voornemen dient geweigerd te worden. Paragraaf 3.4.5 inzake het streekplan geeft geen tussenkopje 'Relevantie' weer, tabel 1.3-1 geeft wei een visie van Taqa hierover: Taqa stelt dat een streekplanherziening niet nodig wordt geacht. Het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord 2004 geeft voor de locatie Loterijlanden echter noch ontwikkelingsruimte, noch uitbreidingsruimte. Het ontwikkelen van een opslagplaats, waar sequentieel gasinjectie en -winning zijn toegestaan, waarbij het aanleggen van nieuwe putten plaatsvindt, zijn onder het vigerend streekplan niet toelaatbaar. Voor de andere voorkeurslocatie, het regionaal bedrijventerrein Boekelermeer, geldt dat dit indachtig het streekplan een bepaalde omvang, in hectares, bebouwingsdichtheid en dichtheid heeft v~~r wat betreft arbeidsplaatsen. De behandelings- en compressie-installatie is zo'n specifieke bedrijfsvorm dat het maar de vraag is of dit an sich toelaatbaar is binnen bovengenoemde normen uit het huidig streekplanbeleid. Verder is de beperking die vestiging van de installatie op de naburige terreinen oplegt een zo'n belangrijke ondergraving van het streekplan dat dit aanpassing vereist. Bovendien ontstijgt vestiging van een schakel in de internationale Gasrotonde alhier het beleid op dit bedrijventerrein aileen regionale bedrijven te vestigen. Omdat in het rapport de Boekelermeer consequent de titel 'industrieterrein' krijgt toegedicht terwijl het om een bedrijventerrein gaat wordt versluierd dat er in hoofdzaak 'lichte' bedrijfsvoeringen in de huidige planologische opzet plaatsvindt (waarbij in een bedrijfszwaarte als die van Taqa niet is voorzien). Naast het streekplan laat ook het bestemmingsplan vestiging van Taqa dus niet toe. Zware handicaps zijn bovendien dat het ter plaatse vigerend bestemmingsplan bedrijfsvestiging op naburige kavels toelaat, hetgeen bij vestiging van Taqa onmogelijk gemaakt dient te worden in verband met de risico-contouren, en de mogelijkheid dat vanwege de verwachte geluidsemissie een zone in het kader van de Wet geluidhinder moet worden vastgesteld. De alternatief door Taqa bestudeerde locaties liggen aile in het buitengebied, dat daarnaast ook nog eens deels als stiltegebied is aangewezen. Vestiging van een industrieel complex zoals benodigd is wordt niet als dusdanig benoemd. Op het vlak van de benodigde bestemmingswijziging, waarbij ook geluidscontouren waarschijnlijk tot een zone-vaststelling zullen nopen hebben deze alternatieven meer wind tegen dan gerapporteerd. V~~r de ontsluiting van de alternatieve locaties is geen redelijke oplossing beschikbaar. Het betreft ofwel smalle en kronkelende wegen met een cultuurhistorische waarde waaraan het bezwaarlijk
B
Het effect van de huidige installatie behelst een sterke algehele waardevermindering voor de Loterijlanden als
geheel.
if1.,.;
(;J
C'J «J
Kenmerk
Pagina
7 van 7 ~..
Datum
to..;
25 februari 2009
9
reconstrueren is , ofwel de Kolonel Sneepweg die geen openbaar gebruik kent. Mede gezien de ligging in stiltegebied, met voor de Kolonel Sneepweg bovendien de kanttekening dat deze door potentieel natuurgebied leidt is de infrastructuur niet geschikt c.q. geschikt te maken. De provinciale beleidsregel compensatie (aangedragen in paragraaf 3.4.9), waarin het beschermingsen compensatieregime is neergelegd wordt door Taqa terzijde gelegd, waarbij zij vervolgens aangeeft wei het een en ander te willen compenseren, maar dan op vrijwillige basis. Behalve dat deze intentie mogelijk tot niets kan leiden, is het ook niet waar. Er is wei degelijk een compensatieplicht. ook in het geval er geen permanente effecten zouden zijn zoals Taqa op deze vindplaats in het hoofddocument suggereert. De geboden compensatie in het natuureffectenrapport (achtergronddocument 2) is echter een sigaar uit eigen doos. 'Teruggeven aan de natuur' is immers de nuloptie conform de Richtlijnen. In het achtergronddocument 'effecten op natuurwaarden' geeft Alterra echter aan dat er wei degelijk permanente effecten zijn, nl. het definitief verdwijnen van de gruttopopulatie van de locatie. Omdat zoals hiervoor genoemd de effectbeoordeling ten onrechte is gefocust op beschermde planten- en dierensoorten is het effect waarschijnlijk groter, en op dit moment als een leemte in kennis te duiden. Gezien de specifieke broedperiode van de grutto - zie kader op pag. 8 ev. van het rapport van Alterra - is er beduidend wat meer 'eten aan dit ei': Bij het niet-jaarrond werken dient deze specifieke periode gehanteerd te worden, zie ook verder in deze zienswijze onder de uitwerking van de planning. De conclusie in het hoofdrapport (§ 6.1.2.8, regel 5) dat 'activiteiten ernstige effecten kunnen hebben' bagatelliseert het Alterra-rapport ernstig. In wording is een provincia Ie structuurvisie, die gezien kan worden als opvolger van het Ontwikkelingsbeeld, die door intrekking van de WRO status heeft verloren. Nu er (nog) geen Structuurvisie conform de Wro is vastgesteld is er een 'interimperiode'. Voor deze periode is door provinciale staten (PS) van provincie Noord-Holland een overgangsdocument vastgesteld, 'Tussen Streekplan en Structuurvisie'. Essentie van bedoeld overgangsrecht is, dat de provincie in de interimperiode 'beleidsneutraal', conform het Streekplan en flankerend beleid, business as usual blijft voeren. Deze Provincia Ie Structuurvisie 2040 zal in ontwerp juni 2009 worden vastgesteld. Deze ontwikkeling alsmede het interimbeleid zijn niet gesignaleerd in de MER-studie. Gemeente Bergen heeft een Beeldkwaliteitsplan (BKP). Dit plan is niet genoemd in de inventarisatie, logischerwijze lijkt dan dat er dan ook geen rekening mee is gehouden. In het betreffend achtergronddocument komt het bestaan van het BKP daarentegen wei v~~r. Bijzonder jammer is dat de wens tot behoud van openheid in dit BKP wordt vertaald in het creeren van een goede landschappelijke inpassing. Het verstoppen van de dominante terreinverharding op de locatie Bergermeer achter een halve meter hoog grondtalud brengt een ter plaatse gebiedsvreemd element letterlijk 'in het vizier'. Een alternatief als het op camouflagekleur brengen van de verharding lijkt beter. Omdat de essentie van dit achtergronddocument niet is overgenomen in het hoofdrapport is de status ervan onduidelijk. De Monumentenverordening van gemeente Bergen komt niet voor in de stud ie, waarmee ook de relevantie niet bekend is. Omdat zowel implementatie van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in de Monumentenwet als implementatie van bv. sloop- en bouwvergunning in de Wro niet zijn onderkend heeft Taqa ook de gevolgen hiervan niet in het vizier gekregen.
9
Deze wegen hebben allen een functie toegekend gekregen als erftoegangsweg (ETW).
Kenmerk
Pagina
8 van 8 Datum
25 februari 2009
Een andere door de rapporteur gemiste regeling is de Bergense Beleidsvisie aangaande externe veiligheid. Juist omdat Taqa het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) op zichzelf van toepassing heeft verklaart - evenals andere regelgeving overigens - had ook de gemeentelijke visie betrokken moeten worden 10. Vestiging van de Storage in de gemeente, nota bene kort nabij een drukke gebiedsontsluitingsweg (GOW), is hiermee in strijd. In geval van calamiteiten op de locatie Loterijlanden is er een reele kans dat de gebiedsontsluitingsweg afgesloten moet worden, waardoor het achterliggende gebied als het ware 'op slot' zou komen te zitten. De risico analyses (QRA) hebben evenals het Bevi een te grote mate van vrijblijvendheid. Duidelijk is dat systematiek en toetsingskader niet passend zijn voor onderhavig project, juist omdat uit de aard der zaak beiden niet toe zijn gesneden op mijnbouwinstallaties. De juiste weg is, om onder supervisie van de overheid een door partijen erkende autoriteit beide kaders te laten formuleren, waarna de overheid dit kan vaststellen. Nu bestaat er aile kans om ofwel de kaders zo in te vullen dat bagatellisatie het gevolg is, ofwel anderzijds overschatting. Dit laatst heeft ruime contouren tot gevolg, resulterend in een slecht effectief ruimtegebruik. Duidelijk voorbeeld is het extreme ruimtebeslag hetgeen op bedrijventerrein Boekelermeer wordt gelegd. Gezien de schrijfdatum van het hoofdrapport, anderzijds de aanvullingen, had het voor de hand gelegen de leemten in kennis aan te vullen middels een update. Deze update was in zijn algemeenheid bij ter inzage legging relevant geweest. Ten tijde van de ter inzage legging had de gemeente bv. een aantal Kaderstellende uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de Bergense gebiedsvisie. Ook had Taqa invulling kunnen geven aan keuzes die voor haar nog openstaan, zoals een nadere bepaling van welke technieken bij boren en leidingaanleg ingezet zullen worden. Ongetwijfeld zal in een parallel spoor aan de MER-studie tenslotte 66k een projectmatig uitvoeringstraject voor de realisatie van het plan worden gevolgd: er zal dus inmiddels het een en ander aan concrete informatie uitgekristalliseerd zijn. Hierbij speelt het aanbestedingstraject een apart te benoemen rol. Daar waar nu in het midden gelaten wordt hoe een en ander wordt uitgevoerd, daarbij suggererend dat dit aan de aannemer is, dient Taqa pro-actief met deze materie om te gaan. Bij het opvragen van offertes dienen verplichtende voorwaarden aan implementatie van zowel BBT, gedragsmaatregelen en andere aanvullende eisen gesteld te worden aan de later te contracteren aannemers c.q. leveranciers. Daartoe behoort ook de deskundigheid van externe inhuur (Ik mag er toch vanuit gaan dat Taqa op de site adequate deskundigheid van eigen personeel beschikbaar heeft?), hetgeen in de contractstukken geborgd dient te worden. In hoofdstuk 3.6 had dit issue een plaats kunnen vinden. En, daar waar de trein wei verder is gereden, is het resultaat niet ge"fmplementeerd: De keuze van Taqa jaarrond te gaan boren heeft kennelijk geen doorwerking gehad in de MER-studie. Zo is er een manco ontstaan in paragraaf 3.2.6, waar de relevantie van de Flora- en faunawet wordt beoordeeld. De constatering dat de wet 'mogelijk' relevant is op ontheffingengebied behoeft aanpassing naar 'zeker' relevant. Het met de Verenigde Natuurgroepen lopend overleg inzake ('vrijwillige') compensatie, mogelijk resulterend in een resultaatverplichting, behoort ook een plaats te krijgen in paragraaf 3.6. Eerst na vastlegging in een overeenkomst komt zo'n verplichting overigens waarde toe, waarbij aandacht
10
Dit roept ook de vraag op, waarom Taqa niet in vooroverleg met de bevoegde gezagen is getreden om met hen
over de toepasselijkheid van wet- en regelgeving tot een modus te komen, bekrachtigd door een besluit van het bevoegd gezag?
I\~
0 C~ (j:l
Kenmerk
e 810";
"'... r-...;
Pagina
9 van 9
'~.~
Datum
25 februari 2009
''''~
gegeven dient te worden aan de status van de ondertekenaars, maar waarin ook sancties worden vastgelegd indien verplichtingen niet worden nagekomen. De rapporteur is echter ook te vroeg geweest met het aanhalen van relevante stukken. Het structuurplan van gemeente Alkmaar v~~r de Westrand is momenteel niets meer dan een 'praatstuk', waarbij de gemeente ook nog eens heeft aangegeven dat er nog aanzienlijke wijzigingen zijn te verwachten. Mede gezien de algemene doelstellingen van de structuurvisie - denk aan efficient ruimtegebruik - die in de MER-studie zijn aangehaald bestaat er een reele mogelijkheid dat de gemeente het gebied zou willen vrijwaren van leidingtraces. De inventarisatie van wet- en regelgeving gaat voorbij aan de Provincia Ie Milieuverordening (PMV) en Aigemene Plaatselijke Verordeningen (APV). Gezien de aanwijzing van het gebied waarin onder meer de Loterijlanden liggen als milieubeschermings- c.q. stiltegebied is de PMV relevant. Een ontheffing door GS verleend kan worden - deze is niet imperatief - is daardoor noodzakelijk. Gezien het benodigd tijdstraject voor de aanleg van het leidingtrace geldt dat mogelijk niet aileen voor de nu als (Wm)vergunningplichtig onderkende installaties vergunningplicht geldt, maar ook voor het trace. Dit betekent dat in die situatie het geheel van sites en trace als een inrichting geldt, en bovengenoemde ontheffing via de milieuvergunning wordt ge"lmplementeerd. Voor het geval van aanleg van delen van het trace die niet binnen het stiltegebied liggen zoveel geluidhinder te duchten valt dat de aanleg conflicteert met (hinder)bepalingen uit de per gemeente onderscheidene APV's, dient ontheffing gevraagd zou moeten worden. 11 Eerder heb ik aangegeven dat gebruik van het wegdeel waaraan mijn woning ligt tot veiligheidsproblemen en geluidsoverlast leidt. Via maar liefst drie gevels van mijn woning wordt het binnenklimaat belast met de emissies van de dreunende diesels die letterlijk de weg rond mijn huis ronden. Het rapport besteedt hier geen aandacht aan. Gezien de specifieke ligging van mijn woning ten opzichte van de weg zal er zoveel (Iaagfrequent) geluid- en trilling hinder in de woning optreden dat bove.nbedoelde ontheffing op grond van de APV niet mogelijk zal zijn. Bij de te nemen maatregelen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen wordt er kennelijk van uit gegaan dat het regime van de Wet bodembescherming op een bepaalde diepte ophoudt, hetgeen niet het geval is. Het gebruik van oliehoudende boorspoeling kan ik niet rijmen met het voorkomen van verontreiniging. Het gebruik van risicostoffen bij het boren (de oliehoudende boorspoeling) en de opslag dient derhalve 66k in beschouwing genomen te worden. Aileen het 'pure gas' in de vorm zoals dat ooit in de BGS 'van nature' heeft gezeten is als niet zijnde bodemvreemd op te vatten. Stoffen die als conditioneringsmiddel aan het gas worden toegevoegd dienen dus ook op hun merites beoordeeld te worden. In paragraaf 3.2.8 wordt gezegd dat maatregelen ter bescherming van grond en grondwater worden toegepast, uit bovenstaande blijkt juist dat de bodem belast wordt met mogelijk verontreinigende stoffen. Uit de studie kan ik niet afleiden hoe er omgegaan wordt met de huidige bodemverontreiniging. Welke oplossingsniveau wordt nu concreet gekozen? Ook kan ik niet doorgronden of Taqa nu reeds in gebreke is voor wat betreft Wbb art 27 lid 1, en art 28 lid 1, betreffende resp. de verplichting verontreiniging te meld en c.q. een sanering uit te voeren. De studie laat dit 'zweven'.
11
Bochtig, onoverzichtelijk en over delen 2.80 m breed, met de status erftoegangsweg, gezoneerd als 30 km/h gebied
Kenmerk
Pagina
10 van 10 Datum
25 februari 2009
Ten aanzien van afvalwater in de aanlegfase worden de Wvo en Wwh genoemd in paragraaf 3.2.4. Onder het kopje Relevantie mankeert nog dat er een meldplicht is bij hoeveelheden boven 50, resp. 10m 3 . In paragraaf 3.1.3 wordt de Kaderrichtlijn Water (KRW) benoemd. Er is een spanning tussen de KRW en genoemde vergunningen. De vergunningen zijn op (individuele) lozingen gericht, waarbij de situatie zal zijn (denk bv. aan boor- en ontvangstkuipen bij gestuurde boringen, en het verdere leidingtrace) dat er een reeks van lozingspunten zal zijn. Hoe Taqa dit aanpakt is niet duidelijk. De mogelijkheid om per lozingspunt een 'Iicentie 12, te verwerven leidt tot het risico dat het oppervlaktewater in de gehele omgeving bovenmatig belast kan worden. Overigens is in de ogen van het bevoegd gezag in deze lozing op oppervlaktewater geen automatisme, ander lozingsopties dienen overwogen te worden. Het MER-rapport geeft geen informatie over overleg met het bevoegd gezag in deze. Waarschijnlijk heeft dergelijk overleg ook (nog) niet plaatsgevonden. Alsdan zou immers gebleken zijn dat in deze regio regelmatig stankoverlast optreedt bij bemaling, daar het grondwater op veel plaatsen zwavel bevat. Ook hieraan dienen overwegingen gewijd te worden. Het afvalwater in de exploitatiefase wordt geheel buiten beschouwing gelaten. Ais 'geautoriseerd verwerker' wordt vaak gekozen voor de communale zuivering, in het geval van de installatie in de Boekelermeer zal dit RWZI Heiloo zijn. Uit oogpunt van transport (via het openbaar riool, anders ligt transport per as voor de hand) lijkt dat ook het meest efficient, maar daarbij doet de vraag zich voor of deze zuivering voldoende verwerkingsmogelijkheden heeft om het afvalwater te verwerken. Ais dit niet het geval blijkt te zijn - hetgeen mijn inschatting is - zal er gesleep over lange afstanden ontstaan teneinde het afvalwater naar een erkend verwerker te transporteren. Anderzijds zal mogelijk de 'oplossing' geforceerd worden om dit afvalwater (mogelijk deels, mogelijk na voorzuivering in situ) ook maar te lozen op het oppervlaktewater. Het MER-rapport gaat ook hieraan voorbij. De planning, paragraaf 4 .. 3.1.4, hinkt op twee benen, namelijk het jaarrond versus intermitterend werken: stoppen in het broedseizoen. Dit gezien de aanvullende opmerkingen. De planning maakt duidelijk wat in de verdere studie versluierd is, namelijk dat het broedseizoen aileen voor het boren een issue is. De algehele activiteiten dienen echter onderbroken te worden tijdens het broedseizoen, gezien de verstoring die deze met zich brengen. Jaarrond werken is geen optie, zowel voor de aanlegals beheerfase. Deze werkzaamheden dienen in brede zin benaderd te worden 13, dus hierbij behoren ook de opbouw- en afbouw van installaties, alsmede de aan- en afvoer van het benodigde materiaal en materieel. Omdat het processtroomdiagram en de plattegronden zo klein zijn afgedrukt dat zij niet leesbaar zijn is het niet mogelijk deze te matchen met de MER-studie. Onduidelijk is nu of er wei een match is. Ook bemoeilijkt dit een idee te krijgen over het al dan niet mogelijk zijn van het inpassen van een puttenlocatie op alternatieve locaties, met behoud van de daar aanwezige kavelpatronen. Ook de aansluitingsmogelijkheden bij bestaande bebouwingspatronen op alternatieve locaties is eerst mogelijk als inzicht in de lay-out van de beoogde installatie mogelijk is. Taqa had bij de lay-out aansluitend op bedoelde mogelijkhedenverkenning deze alternatieven·ook pro-actief dienen voor te leggen.
12
Er is een scala aan 'startlicenties'; vergunning, melding, ontheffing, er zijn situaties dat aileen registratie verplicht is.
In de ruimtelijke ordening betreft het meer documenten in de toestemmingssfeer, men spreekt dan over 'planologische medewerking'. 13
De essentie is immers de geluidsemissie aanvaardbaar te krijgen.
Kenmerk
Pagina
11 van 11
............
Datum
...... ",-,'
25 februari 2009
AFSLUITEND In deze zienswijze heb ik aangegeven dat ik verschillende zienswijzen heb tegen de MER-studie en aanpalende vergunningaanvragen voor de Taqa plannen. Ook zijn verschillende issues niet in het plan betrokken dan wei voldoende duidelijk uitgewerkt. Door het vermengen van milieugevolgen met niet-milieu'verwachtingen', by. de inschattingen over planologische en economische haalbaarheid, wordt niet aan de doelstelling van een milieueffectrapport voldaan. Graag zie ik dat het een en ander uit de rapportage wordt 'overgedaan'. In die tijd dienen de vergunningaanvragen buiten behandeling te worden gelaten. Niet duidelijk is, langs welke route de 'overige vergunningen' zullen worden verworven die met de studie zijn ge'lnventariseerd. Gezien het risico van weigering van (delen van) dergelijke documenten, dan wei dat deze trajecten mogelijk leiden tot aanpassingen in de uitvoering van het project kan dit invloed hebben op de nu aangevraagde vergunningen. Deze be'lnvloeding is niet meer dan impliciet voorzien in de studie. Aileen integrale aanvraag van het geheel aan 'startlicensies', te coordineren door een centraal te bepalen bevoegd gezag (vgl. met Wabo en Waterwee 4 ) kan resulteren in een alomvattend licentiepakket waarbij dit risico is uitgesloten. Dit traject dient derhalve verplicht te worden aan Taqa. Resteert nog de opmerking dat de voorgenomen uitkomst in deze studie er wei erg dik bovenop ligt, hetgeen het instrument MER tekort doet. Hoogachtend,
14 Het initiatief hiertoe kan 66k door Taqa worden genomen. Ais overgangssituatie is de 'Interimwet Stad en milieu' benadering mogelijk voor het bevoegd gezag om -na vaststelling van de keuze hiervoor - vergunningen gecoordineerd te verlenen. (Opm.: AI sinds 1993 is coordinatie tussen milieu- en lozingsvergunning alsmede de bouwvergunning verplicht). Ook is er een 'Wet samenhangende besluiten' Awb, een algemene regeling die bevordert dat verschillende bestuursorganen in situaties waarvoor nog geen coordinatieregeling bestaat besluiten en procedures op elkaar afstemt.
Alkmaar I Paarde nma,kt
I Postbus 171 I 18ooADAlkmoar I t (071) 514 46 661 f(0 71) 514 46 00 I lLIww.schcnhlltldodllOCorcn.nl Hoom I Von Dcdcmstroot 5 I Po5lbu$ 2300 1,610 EH Hoorn [ I (022g) 2 1 18 '5 I ((ong) II 7610 I www.schtnktutldoduocatcn.nl I
AANGETEKEND MET BERICHT VAN ONTVAN G5T 5POED Ministerie van Economische Zaken DC Energie Directie Ene rgiemarkt
Postbus 20101 2500 EC 5 GRAVENHAGE Teve ns per fax: 070-379 63 58 Tevens per e- mail: Rt
Al kmaar. 26 fe brua rl 2009
Inzake:
; We$ tvle ugel f Mlnlsltrit va.n E2
Dossle.
Uw f cf.
7471 l f 1Pf MA
: MER en vc rg unnl ngOlanvragcn Inu ke proJcct Casopslag Bergc rmCtf
ZIENSWUZE Geachte
,
De Wijkvereniging Westvleugel , statutair gevestigd te Alkmaar aan de en : • •
,.
•
z_
•
,
•
0-....; = ~
0 _
• • •
--
"~
•
-~ , j
•
~
~ _~ N V. q ~., M lIHdrIstqi'IUI"' "'''''''' J1'41~S·lij" """"" o,dtodIuwIM .... Ilk ~ o,*-~ ........
~1M""""
. .......... --.n ..
S.~AduoaH .. N V" '~""~ii.trifI'i<_·""""'''~'''JP_
>o08 ..... _'.'lloo8.H"""Q,..~_...,.MlikllN....-..O' . . . _ _.. .",u .......... ~-..I .. - - . ... tmI . ......... 1OIIf1Dlldm.
sm......odoI ......OI.. NV II 'f9.lWrd ""'~ IIw 1""'" 1t'lI'"",.".. .... ~ J7'4'~S. Shr """ ",,,"- """tGmIIQ jIIO/IjI"' mpt
."*' """'bt,
8rl11r un ; MlnlSlllrl1l viln Econo misc hll Zilklln
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
d.d.: 26- 2- 2009
- 1-
Brief un: h4 lnistede Vol n Econornlsche Zolken
d.d .. 26- 2- 2oo9
-J-
hebben zich tot mij gewend met het verzaek hun belangen in de navalgende kwestie te behartigen. Deze zienswijze richt zich tegen de navalgende stukken : een aanvraag vaar de vergunning ap grand van de Wet Milieubeheer betreffende de inrichting gasapslag en waterinJecrie-insraliatie Bergermeer, gelegen aan de Bergerweg tegenaver nummer 141, ap de percelen kadastraal bekend gemeente Bergen, sectie e, nrs. 163 en 172; een aanvraag vaar een vergunning ingevalge de wet Milieubeheer betreffende de inrichting gasbehande ling en gascampressie-installatie Boekelermeer, gelegen ap het industrieterrein Baekelermeer Zuid -2, nabij de Fluarietweg en de Maansteenweg, ap de percelen kadastraal bekend gemeente Alkmaar, sectie f, nrs. 6928, 6935, 6965 , 6966, 6967, 6968, 6988, 6992 en 6993: een aanvraag vaor een ver9unning ex artikel 94 van het Mjjnbauwbesluit voor Pjjpleidingen ; het milieueffectrapport (MER: ~Gasops l ag Bergermeer"). Deze zienswijze omvat de volgende onderwerpen : • De samenvatting van het MER • Inpassing in geldende (bestemmings)plannen • • •
milieu: schade en aansprakelijkheid ; toekomstverwachtingen.
De samenyatting van her MER Op grond van artikel 7:10 lid 1 van de Wet Milieubeheer dlent de samenvatting aan een algemeen publiek voldoende inzicht te geven. Dit inzicht dienr gericht te zijn ap de beaorde ling van het MER, de daarin beschreven gevolgen voor her milieu van de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven. Naar het oordee l van cHenren voldaet de samenvatting daar niet aan. De samenvatting is niet objectief en geeft geen objectieve weergave van de uitgevoerde onderzoeken . Ten opzichte van de onderwerpen Natuur, Archeologle, Gebruik en het landschap wordr niet ingegaan op de effecten van de voorge nomen activiteit op deze onderwerpen. Daarnaast merken clienten op dat de samenvatting niet te kwalifice ren is als een samenvatting die voldoende inzicht geeft in het onderlJggende MER. Over de
Srle:f aan ; Mlnlsle:rle: van fconomlsclll! Zake:n
d.d .. 26- 2- 2009
-, .
specifieke riSiCo's die kunnen optreden bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt niet gesproken. Ook wordt ten aanzien van (mogelijke) trillingen enkel summie r in gegaan op aardbevingen. Laagfrequente of continutrillingen die door het boren kunnen worden veroorzaakt zijn geenszins verwerkt In de same nvatting. Ook op het veiligheidsaspect van het gehele project en dat in relatie tot de omwonenden en de natuur wordt in het geheel niet ingegaan. Reeds op grond hiervan voldoet het MER nlet aan de daarvoor geldende wettelijke eisen. Inpassing in bestaande (bestemmings)plannen Allereerst geldt dat het gebied waar de gasopslag wordt beoogd, de Bergermeer, op grond van het Streekplan als uitsluitingsgebied is aangewezen. Oit betekent dat een herziening van het Streekplan noodzakelijk zal zijn om de voorgenomen activiteit te realiseren. Ten aanzien van de realisatie van de inrichting Gasbehandeling en gascompressieinstallatie Boekelermeer geldt het navolgende. De door TAQA beoogde vestiging beslaat een groter gebied dan wat mogeJijk is op grond van het bestemmingsplan. Slechts een bepaald deel van het gebied is aangewezen als vestigingsplaats voor bedrijven met ee n milieuzonering categorie 5.1. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van bedrijven met een Jagere milieucategorie. Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van ee n bedrijf met een zware milieucategorie en een grote veiligheidsconrour. AJs de voorgenomen plannen gerealiseerd zullen worden. betekent dit dat de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven drastisch wordt ingeperkt. De ste lling in het MER dat de reali satie plaats zou kunnen vinden door middel van een binnenplanse vrijsteliing. vindt naar het oordeel van clienten geen steun in her bestemmingsplan .
In het MER is opgenomen, dat de realisatie van de gasopslag milieueffecten met zich mee zal brengen. Ten aanzien van het aanpassen van de bestaande puttenlocatie op de Bergermeer geldt, dat het vrijkomende afval voor een belangrljk deel zal bestaan uit bouw- en sloopafval. Aangegeven wordt ook. dat dit verontreinigd kan zijn als gevolg van de eerdere activiteiten op de Bergermeer. Ook wordt aangegeven dar nog 15 te kwantificeren. welke hoeveelheid van
Br ief u n. Mlnls terle Vi n Eco nomlsche Ziken
-
,.
bedrijfsafval en gevaarlijk afval zal vrijkomen. Uit het MER blijkt njet, hoe gemonitort gaat worden, hoeveel afval er bij het aanpassen van de bestaande putten vrijkomt. Ook blijkt nlet hoe schadelijk dit afval voor het milieu is. Voorts is niet aangegeven, welke risico's het aanpassen van de bestaande puttenlocatie met zich meebrengt. 1 Voor het aanpassen van de bestaande puttenlocatie geldt. dat er diverse machines zullen worden gebruikt, waaronder kranen , generatoren, grondverzetmachines en vrachtauto's . Het gebruik van deze machines zal zeker leiden tot uitstraling van licht en geluid. Daarnaast geldt, dat de Cdiese1)motoren van de machines uitlaatgassen uitstoten. Aangegeven wordt in het MER dat de effecten momenteel nog niet zijn te kwantificeren . Er dient echter wei duldelijkheid over deze effecten te bestaan. De planning van de activiteiten is dat vanaf eind 2013 gas zou kunnen worden geleverd vanuit de gasopslag . Aangenomen wordt, dat de benodigde vergun ningen in de loop van 2009 worden verleend .2 Ais gekeken wordt naar de tabel waarin de planning visueel is weergegeven , blijkr dar omwonenden vanaf begin 2009 tot aan minimaal 2013 last kunnen hebben van de werkzaamheden . De werkzaamheden omvatten de herlnrichting van de Bergermeer. het boren van de putten , het leggen van leidlngen, de bouw van de installatie op de Boekelermeer en uiteindelijk de afronding. Hoewel in het MER wordt aangegeven dat er een logistiek plan wordt opgesteld. is daarmee niet de garantie gegeven dat er geen overlastgevende activiteiten zullen plaatsvinden. Aangeven wordt, dat een logistrek plan moet worden opgesteld om het bouwverkeer in goede ban en te leiden. Dit betekent echter nlet dat er geen overlast zal worden veroorzaakt. 3 Van belang is met name dat de overlast die uiteindelijk door het gehele project zal worden veroorzaakt, onvoldoende in kaart is gebracht. Noch uit het MER noch uit de overige stukken die ter inzage liggen. blijkt dat met het overlastaspect rekening is gehouden . In het algemeen kan gesteld worden dat grate projecten, waaronder gasopslag in de Bergermeer, veel tijd vergen . De voorgestelde planning wordt bij veel projecten bij lange na niet gehaald. Ook geldt dat niet duidelijk is aangegeven hoe lang daadwerkelijk het uiteindelijke project gaat duren. De omwonenden zullen lange tijd In onzekerheid verkeren, nu nog lang niet duidelijk is wanneer dit project zal eindigen. Ook indien de vergunningen uiteindelijk aan TAQA Energy B.V. worden verleend , betekent dit niet dat omwonenden in het geheel geen overlast zullen ervaren. 1 Pag. 143 e.v. MER. Pag. 26 van het MER. I Pag. 1 57 van net MER.
J
Brief Uri Mirlislerie V,lrl E(orlol1lls(he Z" kerl
d.d.: Z6- 2- 2009
Terzijde merken cHenten daarbij op dat het enkele feit dat aan TAQA een vergunning wordt verleend, niet betekent dat er geen sprake kan zijn van (onrechtmatige) hinder. Ten aanzien van geluidsoverlast wordt in het MER opgemerkt dat getracht wordt om door middel van geluidsbeperkende maatregelen en het werken met geluidsarme apparatuur de geluidsoverlast zoveel mogelijk wordt beperkt. In het MER staat opgenomen, dat het aantal vrijstaande woningen in het kantoorgebied vanaf een kaart is geteld." Oit betekent, dat het aantal vrijstaande woningen waarvan in het MER wordt uitgegaan slechts indicatief is. Hieruit blijkt dat niet aile woningen bij de beoordeling zijn meegenomen . Reeds hieruit blijkt dat het MER althans dit gedeelte op onjuiste informatie is gebaseerd. Oit geldt ook ten aanzien van de verwachte trillingen. In opdracht van TAQA heeft TNO een studie uitgevoerd naar de geomechanische geschiktheid van het Bergermeerve ld voor de ondergrondse gasopslag. Uit het MER blijkt dat er effecten zullen optreden, maar dat deze niet ontoe laatbaar zullen zijn. In het MER is niet opgenomen welke effecten er dan zullen optreden. Oaarnaast wordt aangegeven, dat het reservoir zich in een geheel mechanisch, instablel gebied betreft, wat mogefijk zou kunnen felden tot het optreden van nieuwe trillingen. Volgens de berekeningen van TNO zouden de breuken in en grenzend aan het reservoir grotendeels stabiliseren door de injectie van het gas. De kans op verschuiving zou daardoor afnemen. Oaarnaast wordt nlet verwacht dat de wisselende druk in het werkgebied trillingen zal veroorzaken. Eventuele nieuwe trillingen zullen maxi maal 3.9 op de schaal van Richter bedragen. Uit dit gedeelte van het MER blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar andere trillingen, dan trillingen In de zin van bevingen. Niet is aangegeven, of omwonenden trillingshinder kunnen ondervinden van de uit te voeren werkzaam heden. Ook ten aanzien van de trillingen geldt, dat de gevolgen voor de omwonenden door middel van het MER onvoldoende in kaart zijn gebracht.
Ten aanzien van verlichting wordt in het MER gesteld, dat de verlichting wordt geminimaliseerd en aileen brandt als er tijdens de nachtelijke uren person eel op de locatie aanwezig is. Daarnaast zou gebruik worden gemaakt van lampen met een roodarm spectrum. s Verderop in het MER staat echter opgenomen, dat waar mogelijk lampen met een roodarm spectrum worden gebrulkt. Er wordt hierbij
4
1
Pag. 169 van het MER. Pag . SS van het MER .
8rlef un: Mlnlslerle vOln E(onomls(he ZOlken
d.d.: 26- 2- 2009
- 7·
enkel verwezen naar de mogelijke verstorlng van de flora en fauna. Ten aanzien van de overlast van omwonenden geldt, dat daarover niets is opgenomen in het
MER . Schade en aansprakelijkheld Hoewel in het MER wordt aangegeven, dat de mogelijke bevingen niet boven een bepaalde grens van de schaal van Richter uit zullen komen, geldt dat er wei degelJjk trillingen zullen worden veroorzaakt door de werkzaamheden. Zoals het er nu voorstaat, zullen omwonenden lange tijd, gedurende meerdere jaren, hinder ervaren van de geplande werkzaamheden. Aangezien na aile werkzaamheden de gasopslag gedurende veertig jaar zal worden gebruikt. dient ten aanzien van omwonenden duidelijk te ziJn waar zij bij (eventuele) schade terecht kunnen. Op dit moment Is onduidelijk of er trillingen zullen optreden, wat die trillingen te weeg kunnen brengen en wat de mogelijke schade daarvan is. De stelling dat er geen bevingen boven 3.9 op de schaal van Richter plaats zullen vinden, betekent niet dat er in het geheel geen trillingen plaats zullen vinden. Ook is het mogelljk dat er verzakkingen in het veld ontstaan. Gedurende die periode moet v~~r omwonenden gegarandeerd zijn dar zij hun schade. ten gevolge van de gasopslag, kunnen verhalen. Bovendien zal eventue le schade een belangrijk effect hebben op het leefmilieu van de omwonenden. Het is van belang dat TAQA in samenspraak met de provincie. de diverse gemeenten en het Rijk een convenant opstelt ten aanzien van de omwonenden. Door middel van dit coovenant kan een regeling worden bewerkstelligd bij de (eventuele) schade. De toekomst Op basis van het voorliggende MER en de vergunningsaanvragen is het voor cliente onduidelijk wat uiteindelijk de gevolgen zullen zijn van de voorgenomen activiteiten. Worden zij in hun bouwmogelijkheden beperkt, is er sprake van gevaar? Wat niet in het MER is meegewogen, is dat de huldige omwonenden van het Bergermeerveld , in hun leefmilieu en woongenot zullen worden aangetast. Mensen die thans in de directie nabiJheid van de voorgenomen gasopslag wonen, wonen daar veelal vrijstaand. Doordat in hun voor- dan wei achtertuin een gasopslag wordt gerealiseerd, wat gepaard gaat met veer geluids -, stank-, en lichtoverlast, zal hun woongenot drastisch worden aangetast. Kortom , er zUn veel nadelige effecten voor het milieu. Reeds om deze redenen kunnen de vergunningen oiet verleend worden. Ook geldt dat lodien een dergellJke project in
Brief aan; MlnlSlerle van Economlsche Z.ken
d.d .. 26- 2- 2009
-.-
de nabijheid van een woning wordt gerealiseerd, de verkoopwaarde van de waning daalt. Op generlei wijze worden de omwonenden daarin gecompenseerd. Ten aanzien van het MER wordt aangegeven, dat dit ook dient ter onderbouwing van het nog vast te stellen bestemmingsplan . Op dit moment geldt ten aanzien van de Bergermeer, waar de gasopslag zal worden gerealiseerd, dat dit een uitsluitinggebied betreft. De gemeente Bergen heeft inmiddels aangegeven nlet akkoord te gaan met het MER. Dit betekent dat het MER als zodanig niet gebruikt kan worden als ruimtelijke onderbouwing vaor het nog op te stellen bestem mingsplan. Ook daarover bestaan heel vee I onzekerheden. De be ste mming sp lan procedure is omslachtlg en duurt lang. Zoals gezegd kan het MER nlet dienen ter onderbouwing van een wijziging van het bestemmingspla n. Oak geldt dat een goede ruimtelijke onderbouwing van het gehele project tot op heden nog niet is gegeven. Conclusie Gelet op het voargaande kan het MER niet dienen als basis v~~r de voorliggende vergunningsaanvragen. Ook de vergunningsaanvragen zijn naar het oardeel van clienten onvoldoende om tot verlening van de vergunning over te gaan. Cllenten verzoeken u dan ook deze zlenswijze ontvankelijk en gegrond te verklaren en te komen tot een deugdelijk en een inhoudelijk op juiste gronden gebaseerd MER. Hoogac~.
.
--,.,;'
_________________
r- - ; . , - - - - - - - -
~
v
~
_ _~,
m®@)®1 post
, I
I \
I
Binnenland
r... I' f
i
Keuze I
roD ttl1ftm@iT®"!TDumatlSitflt1i¢{·,m .. , arantiePost me~ Handtekening Retour
Keuze 2
Verzekerd vervoer
D
~
D' c
1 « '"«oo
00
I'
'(
D Gewicht in grammen
---------------~--
.....---- .... '-11
.. _- ........ .
__ .. _! -
I
I
I"
j'..
...
". ',' ,~
-~
2.089/82./2.7
-- --- ..-~--~---~.....-.-,
,
D',IESFELDT CI
Mr. ,,*,,1
(:olll.lm-D1C~rddl·
Mr. E.M DICdddl
Dn. ~ LA COIllJIl'. mcdm:h ,uhlscur •
~""'~""\''''''''P_,""l .....1 ko.t-~.n_
1
-(!!J'" v...
n
"'l'''I' .. n ....t--.'I'1I .... 'I .. ' ,.,!...
p.,,_
.od.
ADVOCATEN Srmomweg 361MtS CC Aikman Tel. 072-51 171)5<) Fu:U72-5111:ms ww ..... ,dic,fc ItIt -ad\'oulcn _nl e-mail- lI1iola;dl .. ~(cldt -adyocau~n _nl
(1,
Ministerie van Economiscbe laken Direetie Encrgiemarkt Postbus 20 I 0 I 2500 EC DEN HAAG
Per gewone post en lelefax: 070-3796358
Datum: 26 februari 2009; Lnzake: ZlenswIJze gasopsJag Bergenneer; Geachte
-
In het kader van een mogelijke gasopslag in de Bergermeer, heeft de finna TAQA B. V. een milieu effect rapportage op laten stellen. Mel betTekking tot deze rapportage. nader san te duiden als "MER", wens ik mijn zienswijze in de dienen. [k woon met mijn gezin aan te Bergen en de mogelijke werkzaamheden zullen op korte afstand van mijn woning plaatsvinden. Ik ben derhalve belanghebbende.
CI)_
0=
,.= z=
= 0-, = =
-~
Uit de rapportage komI vasl te staan dat er in ieder geval ernstige geluidsoverlast z.al worden veroorzaal't, we lke overl ast de wettelijke toegestane normen z.al overschrijden. Ook zal er sprake zijn van emstige overlast in de vonn van toename van zwaar vrachtverkeer, omploegen van natuurgebied en trillingsoverlast. Indien toestemming zou worden verleend. dan za1 verwezenlijking van dil project betekenen dat er boortorens zullen worden geplaatsl van grote hoogte, hetgeen in het landelijk en uniek stukje grond, horizonvervuiling zal opleveren. De fauna en vegetatie zullen ernstig worden verstoord. TAQA dan wei de opsteller van bet MER beeft verzuimd onderzoek te doen naar de risico van aardschokken . Vaststaat dat dit risico bestaat en grOle gevolgen kan hebben voor de veiligheid van de omgeving. Aileen at om deze reden is het ondenkbaar dat uw ministerie goedkeuring lOU verlenen voor een dergelijk toekomstig project, nu op voorhand al vaslStaat dal wetteLijke regels zuBen worden overschreden en schade za1 worden toegebracht aan de bewoners in de omgeving.
...o CJ
1,('
C'1 Resurnerend siel ik dan ook dat de Commissie MER de plannen van TAQA. voor welk doel (I,
~'
het MER is geschreven, afte wijzen.
p.
Çl
Cl ii) Çl
Cl y^ Nederland Telefoon
Mobiel
; 072-5899987 : 06-22746865
E-mail
•. wim.are©planet.n
Ministerie wan Economische Zaken D6 Energie Directie Energiemarkt Antwoordnummer 10609 2501Wß Den Haag Bergen, 27 februari 2009 B e t r e f t ; Gasopslag Bergermeer MER Gas Storage Bergermeer/ Gasrotonde Europa Inzake: zienswijze/bezwaar
(/)Q^=
Mijnheer, Hierbij stel ik bezwaar te maken tegen de plannen om in het uitgeputte gasveld be Bergermeer in de gemeente Bergen NH en de eventuele verlopen die gekoppeld kunnen worden aan het gasveld, een zogenaamde 'Gasrotonde Europa' te maken. Mijn bezworen gelden de milieuoverlast met alle gevolgen van dien zowel voor flora als voor fauna, geluidsoverlast gedurende de boorperiode maar mogelijk tevens gedurende de gehele gebruiksperiode, de verkeersoverlast plus dc daar aan gekoppelde verkeer- en veiligheidsaspecten, maar ook de veiligheidsituatie in het algemeen evenals de overlast die kan worden veroorzaakt door het uitlichten van de (boor)torens.
>ï
O; Oj Oj
Tevens maak ik bezwaar tegen het opgemaakte MER waarin onvoldoende is aangetoond dat gevaren in de ruimste zin des woords niet aan de orde zijn. I k noem hierbij ook de gevaren en gevolgen van eventuele trillingen, zoals aardbevingen zoals een paar jaar geleden al heeft plaatsgevonden, maar ook de mogelijke gevolgen voor de kustverdediging, met name voor het duin. Mijn bezwaren zijn eveneens gericht tegen het feit dat geen uitvoering is gegeven aan de opdracht om in het MER alternatieve locaties te onderzoeken. I k doel hierbij op alternatieve locatie in het land.
oä I k stel u dan ook hierbij en voor alsdan aansprakelijk voor alle schades die ik direct en indirect zal oplopen door de activiteiten die worden ontplooid om deze Gasrotonde Europa te verwerkelijken. I n zoverre dat nodig is, verzoek ik u mijn bezwaren tevens aan te merken als zienswijze in die zin, dat ik van mening ben dat de gasopslag niet nodig en niet wenselijk is,, ofwel: niet doen
Hoogachtend,